belgae

56
BELGAE GREETJE MINNEN CHARNI EKANGAMENE JASPER STUYVEN BELGAE IN BERLIJN

Upload: thomas-more-journalistiek

Post on 22-Jul-2016

215 views

Category:

Documents


1 download

DESCRIPTION

Horum omnium fortissimi sunt Belgae. De Belgen zijn de dappersten aller Galliërs. Wijzere woorden werden zelden gesproken. Ruim 2000 jaar geleden had Julius Caesar al door dat hij te maken had met een speciaal volkje en hij had overschot van gelijk. In die 2000 jaar is de wereld onherkenbaar hard veranderd, maar sommige dingen krijg je er gewoonweg nooit meer uit. Romeinse arena’s hebben plaatsgemaakt voor grootse sportstadia, maar de mensen staan nog steeds op de banken voor moderne gladiatoren. Die gladiatoren luisteren tegenwoordig naar namen als Charni Ekangamene, Greetje Minnen en Jasper Stuyven. Belgen zijn vechters, strijders, ware helden. Talrijk zijn we niet, maar dapper des te meer. Sport is strijd, passie, Belgisch. De artikels in dit blad zijn geschreven in het kader van een onderwijsactiviteit voor de bacheloropleiding Journalistiek aan de hogeschool Thomas More te Mechelen.

TRANSCRIPT

Page 1: Belgae

BELGAE

GREETJE MINNEN CHARNI EKANGAMENE JASPER STUYVEN

BELGAE IN BERLIJN

Page 2: Belgae

B

Page 3: Belgae

3

EDITO

Shenzi Boom Sybren Lacroix Jana Van Pee

Horum omnium fortissimi sunt Belgae.

De Belgen zijn de dappersten aller Galliërs. Wijzere woorden wer-den zelden gesproken. Ruim 2000 jaar geleden had Julius Caesar al door dat hij te maken had met een speciaal volkje en hij had over-schot van gelijk. In die 2000 jaar is de wereld onherkenbaar hard veranderd, maar sommige dingen krijg je er gewoonweg nooit meer uit.

Romeinse arena’s hebben plaatsgemaakt voor grootse sportstadia, maar de mensen staan nog steeds op de banken voor moderne gla-diatoren. Die gladiatoren luisteren tegenwoordig naar namen als Charni Ekangamene, Greetje Minnen en Jasper Stuyven. Belgen zijn vechters, strijders, ware helden. Talrijk zijn we niet, maar dap-per des te meer. Sport is strijd, passie, Belgisch.

Page 4: Belgae

06 16 26

12 20 32

CHARNI EKANGAMENE

Ekangamene trok als zestienja-rige naar het grote Manchester United, maar keerde afgelopen zomer terug. Van Linkeroever naar Old Trafford en van Old

Trafford naar de Gaverbeek.

JASPER STUYVEN

Jasper Stuyven maakt bij Trek al twee jaar lang veel progres-sie en dat vertaalt zich in een

tevreden, maar ambitieus man. Met beide voeten op de grond,

maar met de wind in de rug.

BELGIAN HOMELESS CUP

Voetbal, gewoon voetbal. In de BHC spelen daklozen de hoofd-rol en mogen wij de bank warm houden. Want voetbal is overal

en bestaat zelfs voor God en klein Pierke.

GREETJE MINNEN

De zeventienjarige Greetje Min-nen bevindt zich op een lange weg naar de wereldtop in het

tennis. Ze geniet duidelijk van haar vak, vastberaden om ooit

een grand slam te winnen.

ER ZIJN GEEN BELGEN MEER

We zijn rotverwend in het wiel-rennen en wanneer het iets

minder gaat, schieten we in pa-niek. Volledig onterecht uiter-aard, want Belgen zijn er zeker

nog genoeg.

GELD VOOR TALENT

Ouderdomsdekens als Timmy Simons worden een zeldzaam-heid in ons Belgische voetbal. Talent wordt jong gekweekt en is al snel het niveau van onze

competitie ontgroeid.

Page 5: Belgae

38 50

46

OLYMPIADE 1936

Fotoreportage over de meest omstreden Olympische Spelen vonden plaats in Nazi-Duits-land. De ceremoniemeester heette Adolf Hitler, de grote

ster was Jesse Owens.

BIERCAFÉ HERMAN

Een klein, moeilijk te vinden rijhuis. Dat is waar Bart Nei-rynck onze Belgische bieren

in de Duitse hoofdstad Berlijn promoot. Klein, maar fijn. En

vooral heel lekker. Schol!

VCO BERLIN

Het Berlijnse sportforum VCO Berlin levert jonge volleybal-

talenten aan de lopende band. Gedisciplineerd, ambitieus en met power. Enkel zo zullen de meisjes hoge toppen scheren.

Page 6: Belgae

Charni Ekangamene / 6

Van Old Trafford naar de Gaverbeek

INTERVIEW

We hebben met Charni Ekan-gamene (21) afgesproken op de Antwerpse Sint-Andriesplaats. Achter de beenharde, potige voetballer zit een meer dan vlot-te spreker, zo blijkt, maar hele-maal loskomen doet hij pas op het pleintje op zijn Linkeroever. Geloof en doorzettingsvermo-gen hebben Ekangamene ge-bracht waar hij vandaag staat, maar het had al heel vroeg an-ders kunnen lopen.Ik ben eigenlijk per toeval voet-baller geworden. Als kind wilde ik altijd doelman worden, maar die droom moest ik al snel op-geven na een zware botsing. Ik wou iedereen altijd laten zien dat ik nooit bang was en ner-gens voor terugdeinsde. Op een gegeven moment waren we aan het voetballen en er kwam ie-

mand recht op me afgelopen. Ik wilde ingrijpen, want ik moest die bal koste wat het kost heb-ben. Net dan liep hij tegen mij aan en knalde ik hard met mijn hoofd tegen de boarding. Sinds-dien wilde ik echt niet meer in doel staan, ik was gewoon bang.

Gebeurde dat op de bekende Antwerpse pleintjes, waar ver-schillende Rode Duivels hun eerste voetbalpassen hebben gezet?

Nee, dat was bij ons op Linker-oever in het park. Dat is ook waar ik heb leren voetballen, gewoon met mijn oudere broers en vrienden in het park. We speelden wat wedstrijdjes, we hielden de bal in de lucht, het was allemaal heel ongedwon-

gen. Ook in de tuin oefende ik zelf een beetje en zo werd ik stilaan beter.

Van welke voetballers hingen er toen posters in je kamer?

Die had ik eigenlijk niet. Voetbal was ook niet per se mijn ding. Ik speelde enkel voor het plezier, ik had nooit durven denken dat ik ooit zover zou raken.

Had je al van kleins af aan door dat je beter was dan je vrien-den?

Nee, dat niet. Op mijn tiende sloot ik me aan bij Sparta Lin-keroever en daar speelde ik in het begin gewoon met mijn leef-tijdsgenoten. Na een tijdje be-sefte ik steeds meer dat ik iets verder zat dan de anderen. Bij

Charni Ekangamene

tekst en foto door Sybren Lacroix

Charni Ekangamene was 16 toen hij Antwerp inruilde voor het grote Manchester United. In de jaren na zijn ovestap volgden vele jongeren in zijn voetsporen en belandden ook zij bij Europese topclubs. Dat je carrière na zo’n droomtransfer niet altijd van een leien dakje loopt, weet Ekan-gamene als geen ander. Hij keerde terug naar Zulte Waregem en kijkt nu op zijn 21ste uit naar wat nog komen moet.

Page 7: Belgae

7

Page 8: Belgae

INTERVIEW

Charni Ekangamene / 8

de preminiemen werd ik naar de miniemen gehaald en bij de miniemen mocht ik met de ka-detten meedoen. Uiteindelijk heb ik nooit meer in mijn eigen leeftijdscategorie gespeeld.

Is het daardoor dat Antwerp je toen heeft opgemerkt?

Ja, toen ik een jaar of twee bij Linkeroever speelde, vroegen ze me een eerste keer. Ik was toen gevleid door de interesse, want dat wilde zeggen dat ik echt iets in mij had. In die tijd had Antwerp een van de beste jeugdopleidingen in België en stonden ze dicht bij een te-rugkeer naar eerste klasse. Ik ben toen bij Antwerp op stage gegaan, maar heb uiteindelijk toch geweigerd. Mijn transfer was al helemaal in orde, maar twee weken later zei ik dat ik

niet meer wilde. Ik was er nog niet klaar voor. Een nieuwe omgeving, nieuwe mensen: dat wilde ik niet. We moesten terug naar de voetbalbond om de dossiers te laten vernieti-gen, nieuwe papieren in orde te brengen, noem maar op. Ik heb een stap terug gezet naar Linkeroever, maar toen Ant-werp een jaar later terug kwam aankloppen, heb ik de beslis-sing genomen om alsnog te vertrekken.

Waarom besloot je uiteindelijk toch naar Antwerp te gaan?

Ik moet zeggen dat het deels dankzij mijn broer is. Hij zei: “Je speelt hier met je vrienden, maar als Barcelona hier mor-gen staat voor een van hen, zullen ze ook niet aan jou den-ken. Zij zullen ook kiezen voor

hun eigen toekomst.” Toen heb ik tegen mezelf gezegd dat ik de knop moest omdraaien. Daarvoor wilde ik altijd bij mijn vrienden blijven spelen, maar iedereen moet soms kie-zen voor zichzelf en niet ieder-een krijgt de kans om aan de top te raken.

Wist je toen al van het samen-werkingsverband tussen Ant-werp en Manchester United?

Ja, maar voor mij heeft het nooit een rol gespeeld. Ik wist wel dat de twee clubs samen-werkten, maar als je jong bent, probeer je gewoon je best te doen. In het begin had ik het niet makkelijk bij Antwerp, maar na een tijdje begon ik mijn draai te vinden en voel-de ik me steeds beter in mijn vel. Ik doorliep alle jeugdreek-

BIO

NAAMCLUB#LANDGEBORENLEEFTIJDPOSITIE

VOET

CHARNI EKANGAMENESV ZULTE WAREGEM43BELGIËANTWERPEN21LINKSACHTER, VERD. MIDDENVELDERLINKS

©Zu

lte

War

egem

Page 9: Belgae

9

sen en bij de beloften kwam ik Warren Joyce tegen, toen de trainer van de beloften van Manchester United.

De man die je bij Manchester United binnenloodste?

Ja, ik moet zeggen dat ik veel te danken heb aan Joyce. Op een zaterdagochtend speelden we met de U15 tegen Lierse, maar tijdens de opwarming kreeg ik te horen dat ik niet met U15, maar met de U16 moest mee-spelen. Ik zag er echt tegenop, want ik moest weer met nieu-we, oudere jongens spelen. Ik speelde toen heel de wedstrijd en achteraf kwam Joyce naar me toe en zei hij dat ik naar Manchester United kon gaan. Niemand die rond me stond, kon zijn oren geloven, we dach-ten allemaal dat het een grap was. Het was in onze ogen onmogelijk om van het kleine Antwerp naar het wereldse Manchester United te gaan.

Kan je als veertienjarige dan weerstaan aan de lokroep van een wereldclub?

Als jongere niet. Als je heel je jeugd in België hebt gespeeld en Manchester United van de ene dag op de andere vraagt of je wil komen testen, is het moeilijk om daar nee tegen te

zeggen. Als jong gastje weet je natuurlijk niet wat de voor- en nadelen zijn, op dat moment hoor je alleen die wereldbe-roemde naam. Ik kon echt niet wachten om te vertrekken, ik zou terechtkomen tussen mensen die ik daarvoor enkel kende van op televisie.

Hoe lang duurde de stage?Vanaf mijn veertiende bracht ik elke schoolvakantie door in Engeland. Dat duurde tot mijn zestiende en toen heb ik ook meteen een contract getekend. In die periode kreeg Antwerp aanbiedingen van verschillen-de clubs: Standard, Club Brug-ge, PSV. Op de duur weet je het zelf niet meer. Net daarom liet Manchester United me van in het begin al zo vaak op stage komen. Ze wilden me een goed gevoel geven en me overtuigen dat ik daar thuishoorde.

Is het als tiener belangrijk dat je op zulke momenten mensen rond je hebt die met beide voe-ten op de grond staan?

De mening van mijn ouders vond ik heel belangrijk. Het is moeilijk om je zoon alleen op buitenlands kamp te laten gaan. We hebben wekenlang nagedacht of Manchester Uni-ted de juiste beslissing zou zijn

of niet. Mocht ik geen jongere broers gehad hebben, zou heel het gezin misschien zijn mee-gekomen, maar nu moest ik alleen gaan. Ze hebben me dan in een pleeggezin geplaatst, maar dat was in het begin echt een ramp.

Vertel.Ten eerste verstond ik de taal al niet, ik kon ze nooit volgen. Je hoort mensen spreken en soms hoor je je naam vallen, maar je weet niet eens waar het over gaat. Ik voelde me niet goed in mijn vel en zat altijd op mijn kamer. Ik dacht echt dat ik het niet zou volhouden. In het begin trainde ik nog samen met Ritchie De Laet en kon hij me nog een beetje helpen. In de staf had ik opnieuw een grote hulp aan Warren Joyce, maar eens ik de club verliet, zat ik weer eenzaam op mijn kamer.

Ben je dan van pleeggezin ver-anderd?

Nee, ik ben bij dat pleeggezin gebleven. Hetzelfde pleegge-zin als dat van Gerard Piqué en Darren Fletcher, als ik me niet vergis. De dochter van die mensen sprak nog een beetje Frans, dus dat hielp me nog wel, maar toen heb ik beslist dat ik zo snel mogelijk de taal

Page 10: Belgae

INTERVIEW

Charni Ekangamene / 10

moest leren. Op school, extra lessen, noem maar op. En zo werd het altijd maar beter.

Heb je toen ooit overwogen om terug naar België te komen?

In het begin heb ik zeker ge-twijfeld, maar dankzij de moti-vatie van mijn ouders en mijn goede vrienden heb ik volge-houden. Ik was naar Manches-ter gegaan met een reden en een doel. Als ik een stap terug zou zetten, zou het gewoon vreemd zijn. Iedereen zou zich vragen stellen en dat heeft me gemotiveerd om te blijven gaan.

Was het op het veld even moei-lijk om je aan te passen?

Ja, ook dat ging in het begin niet zo vlot. Toen ik in Man-chester aankwam, was ik fy-siek nog niet helemaal in orde. Ik kampte vaak met blessures en had soms twee trainingen op een dag. Ik had fysieke

klachten omdat ik gewoonweg niet kon volgen. Ik heb toen op een paar maanden tijd veel vooruitgang geboekt. Ik werd sterker, kon meer aan, ik werd echt klaargestoomd. Elke keer wanneer iemand van Antwerp me bezocht, zeiden ze me dat ik een echte atleet was gewor-den. Dat zag ik ook zelf: elke ochtend voelde ik me beter in mijn vel.

Waarom ben je bij Manchester United zo snel omgevormd tot verdedigende middenvelder?

In het begin startte ik vaak als linksback, waar ik altijd gespeeld had. De trainers za-gen in mij een echte duelspeler en daarom probeerden ze mij toen eens uit als verdedigende middenvelder. Ik speelde een aantal goede wedstrijden en zo ben ik op die positie blijven staan. Ze noemden mij de bre-ker van de ploeg. Voordat de tegenstander in onze zestien-meter kwam, had ik meestal al iets gedaan. Of de tegenstan-der kwam voorbij mij, maar de bal niet, of de bal ging me voorbij, maar de tegenstander niet. Mijn taak was puur ver-dedigen: ballen afpakken en er staan als een muur. Mijn stijl werd toen vaak vergeleken met die van Claude Makélélé.

Was er een carrièreplanning voor jou opgemaakt?

Nee, je komt er toe en je doet gewoon je ding. Ze proberen je elke dag beter en beter te maken. De eerste twee jaren speelde ik bij de U18 en daarna twee jaar bij de beloften. In dat laatste jaar stond ik heel dicht bij de eerste ploeg. Ik heb met de grote jongens meegetraind en zat zelfs in de selectie te-gen Aston Villa. Maar we zaten toen in een mindere periode en dan wordt de portefeuille snel-ler opengetrokken voor nieuwe spelers dan dat er naar de ei-gen jeugd wordt gekeken. Toen Herrera en Di María werden gehaald, heb ik dan ook mijn conclusies getrokken. Mil-joenen komen voor de jeugd. Speel maar eens iemand uit de ploeg die door de trainer werd gehaald, net de Champions Le-ague had gewonnen en de fina-le van het WK had gespeeld.

Is de grootste ontgoocheling uit je periode bij Manchester United dat je nooit bij de eerste ploeg hebt gespeeld?

Dat kan ik niet echt een ont-goocheling noemen. Als speler blijf je altijd alles geven en je blijft hopen op die ene kans. Maar net wanneer je er bijna bent, komen er mensen terug

“Miljoenen komen voor de jeugd. Speel maar eens iemand uit de ploeg die net de finale van het WK heeft gespeeld.”

Page 11: Belgae

11

uit blessure en schuif je weer een aantal plaatsen achteruit. Niet iedereen krijgt de kansen die een ander eerder wel kreeg.

Was is dan het grote verschil tussen jou en een Adnan Janu-zaj, die wel kon doorbreken? Is dat enkel geluk?

Nee, geluk is het zeker niet. Wat Adnan nu al heeft bereikt is meer dan verdiend. Hij zat bij ons bij de U18 en was altijd een van de uitblinkers. Zijn seizoen bij de beloften was zijn echte doorbraak. Hij was de speler die op zijn eentje punten kon pakken en hij stak er altijd bovenuit. Hij is een aanvallen-de speler en die zijn enorm be-langrijk. Ze kunnen een ploeg op sleeptouw nemen en het verschil maken. Adnan heeft meer dan genoeg bewezen dat hij daar op zijn plaats zit. Hij heeft zijn kansen gekregen en ze ook met beide handen ge-grepen.

Hoe kwam je uiteindelijk bij Zulte Waregem terecht? Had je nog andere opties?

Ik had aanbiedingen uit België, uit Engeland…

Uit de Premier League?Ja, uit de Premier League. Maar ik ben op een leeftijd ge-komen waar ik ervaring moet

opdoen. Ik moet minuten op-doen en spelen met de echte mannen. Ik denk dat als ik voor de Premier League had gekozen, ik nu wel met betere spelers zou trainen, maar of ik dan ook nog effectief zou spe-len, is zeer de vraag. Ik had op voorhand gezegd dat als ik zou terugkeren naar België, het niet zou zijn voor een club la-ger dan de top zes. Als dat niet zou lukken, bleef ik liever in Engeland.

Dury heeft altijd voor de jeugd gekozen. Speelde dat een gro-te rol?

Ja, dat denk ik toch wel. Mijn keuze voor Zulte Waregem was een heel bewuste: ze hebben twee jaar op rij goed gepres-teerd en ze geven veel kansen aan de jeugd. Met Junior Ma-landa speelde er ook een hele goeie vriend. Bij de nationale ploeg spraken we soms over Zulte Waregem en daardoor wist ik dat zowel hij als ande-

re jongeren vaak hun kansen kregen.

Bij Zulte speel je met num-mer 43, het nummer dat je bij Manchester United ook droeg. Heeft dat nummer een speciale betekenis?

Nee, ik heb gewoon mijn num-mer behouden. Daarvoor had ik er ook altijd mee gespeeld, maar het is vooral iets per-soonlijk. Ik moet mezelf eerst bewijzen en daarom wilde ik niet van nummer veranderen.

Wat wil je nog bereiken als voetballer? Wanneer is je car-rière geslaagd?

(denkt na) Als ik bij een grote ploeg terechtkom en daar ook effectief aan spelen toekom. Dan heb ik bereikt waar ik ja-ren voor gewerkt heb. Bij Man-chester United stond ik heel dicht bij de eerste ploeg, maar uiteindelijk is het mij net niet gelukt. Ik heb nu met Zulte Waregem een stap terug gezet, maar ik geef de moed niet op. Ik moet gewoon blijven wer-ken. Als ik op een dag bij een grote ploeg terechtkom, kan ik echt zeggen: “Dit is wat ik al die tijd wilde.”

“Voor minder dan een ploeg uit de top zes was ik niet terug naar België gekomen. Dan bleef ik liever nog in Engeland.”

Page 12: Belgae

INTERVIEW

Greetje Minnen / 12

“Top 100 is het doel, nummer 1 de droom”

Greetje Minnen wil tennistoppers het vuur aan de schenen leggen

tekst en foto door Shenzi Boom

België staat bekend als een kweekvijver voor tennistalent, de jeugdopleidingen zijn tot ver over onze landsgrenzen bekend en geroemd. Die kweekvijver bracht al enkele grote namen voort met als uitschieters Justine Henin en Kim Clijs-ters die een jarenlange strijd aan de absolute we-reldtop uitvochten.

Na het pensioen van Kim Clijsters en Justine He-nin blijft de opvolging door een absolute topper in het Belgische tennis een beetje uit. Bij de man-nen gooit David Goffin dan wel steeds hogere ogen, bij de vrouwen blijven Yanina Wickmayer en Kirsten Flipkens een beetje in de subtop han-gen. Toch zit er wel degelijk nog een pak aanstor-mend talent in die Belgische kweekvijver.

Wanneer ben je begonnen met tennissen?“Mijn papa is toen ik twee à drie jaar oud was thuis met mij en mijn broer op onze oprit be-

ginnen te tennissen. Ik was twee jaar jonger dan mijn broer, maar toch tenniste ik beter dan mijn broer. Hij sloeg vaak naast de bal, waar ik toch wel geregeld de bal kon raken. Wat later heeft mijn papa me aangesloten bij een tennisclub waar we ook nog veel gespeeld hebben.”

Wanneer had je door dat je echt wel goed was?“Toen ik eens met mijn papa aan het tennissen was, is er een vrouw naar ons toegekomen die zei dat ik echt wel talent had. Ze raadde ons aan om me eens aan een detectiedag voor jonge talenten van de Vlaamse Tennisvereniging (VTV) te laten deelnemen. Ik werd geselecteerd en mocht deel-nemen aan de gewesttrainingen.”

Heb je ooit getwijfeld om volop voor het tennis te kiezen?

“Nee, eigenlijk niet. Ik speelde van in het begin al graag tennis en doe het nog steeds heel graag.”

De 17-jarige tennisster Greetje Minnen haalde in januari de halve finale in het enkelspel op het juniorentornooi van de Australian Open 2015. Maar haar ambitie reikt verder. Ze wil Wimble-don winnen en nummer één van de wereld worden. Voor ze naar Egypte trekt om er vier 10.000 dollartornooien op evenveel weken af te werken, bereidt ze zich voor in het Tennis Vlaanderen topsportcentrum in Wilrijk.

Page 13: Belgae

13

Page 14: Belgae

Greetje Minnen / 14

INTERVIEW

Australian Open

Hoe was het om in januari tot in de halve finale te geraken van de Australian Open?

“Heel tof natuurlijk, maar wanneer je op het tor-nooi bezig bent, let je weinig op welke ronde je aan het spelen bent. Je speelt wedstrijd per wed-strijd en achteraf kan je dan wel nagenieten van het goede tornooi. De eerste wedstrijden brengt het natuurlijk wel stress mee om op zo een groot tornooi te spelen, maar dat is normaal. Iedereen heeft er last van waardoor het uiteindelijk wei-nig verschil geeft.”

Overheerst na de verloren halve finale dan een gevoel van teleurstelling of van voldoening?

“De eerste twee uur na de wedstrijd teleurstel-ling, zeker omdat het een spannende wedstrijd was. Maar de dag erna besef je dan wel dat je een goed tornooi gespeeld hebt en dat je jezelf niet mag afrekenen op één wedstrijd.”

Welke wedstrijd is je het meest bijgebleven?“Mijn eerste finale van een juniorentornooi in India twee jaar geleden. Ik sloeg toen een dui-delijke winner op matchpunt, maar de scheids-rechter riep die bal buiten. Uiteindelijk heb ik die wedstrijd heel moeilijk kunnen winnen, maar het was natuurlijk heel frustrerend. Mijn coach heeft toen zelfs uit frustratie een stoel kapot ge-smeten, Zó kwaad was hij op de scheidsrechter.”

Krijg je dan ook de kans om enkele professionele spelers te ontmoeten?

“Ja, zo ben ik al met Roger Federer op de foto kunnen gaan. Speelsters zoals Sharapova en Williams kom je soms tegen, maar daar durf ik niet zomaar tegen te beginnen praten. Je kan ze ook zien trainen, wat wel heel leuk is.”

Hoe is de relatie tussen profs en junioren?“De meeste profs maken niet echt tijd vrij om bij-voorbeeld een babbeltje te slaan, wat wel spijtig is. Ik begrijp het wel aangezien ze het heel druk hebben. Yanina Wickmayer en Kirsten Flipkens zijn wel al naar mijn wedstrijden komen kijken, maar spelers zoals Federer of Nadal kom je niet echt tegen op onze wedstrijden.”

Wie is je idool?“Roger Federer. Bij de vrouwen was Kim Clijsters vroeger mijn idool, maar nu heb ik niet echt een idool meer bij de vrouwen. Samen met Justine Henin was Kim Clijsters vroeger de beste ten-nisster die er was.

Met wie kan je jouw speelstijl vergelijken?“Dat is moeilijk, Hantuchova misschien. Ze is nu geen topper meer, maar vroeger was ze wel echt goed. Ik ben niet iemand die echt constant zit te boenken, want ik ben niet zo krachtig. Ik probeer wel agressief te spelen, maar wel met ge-noeg controle erin.”

Beste van de wereld

Het is nu je laatste seizoen bij de junioren, wat hoop je nog te bereiken dit seizoen?

“Mijn coach was zo kwaad op de scheidsrechter dat hij een stoel kapot heeft

gesmeten.”

Page 15: Belgae

15

“Ik hoop toch nog een finale van een Grand Slam te spelen en te winnen om dan uiteindelijk in de top tien van de juniores te eindigen.”

Wat verwacht je van je overstap naar het WTA circuit, wat zijn de doelstellingen voor de ko-mende jaren?

“Het eerste jaar wil ik ongeveer rond plaats 500 à 600 geraken om dan de overstap naar de grote-re 25.000 en 50.000 dollartornooien te maken. Het is moeilijk om te zeggen hoe het dan gaat uitdraaien, maar de bedoeling is om uiteindelijk in de WTA top 100 te geraken. Ik hoop hierin toch binnen de twee à drie jaar te slagen.”

Wat is je droom in de tenniswereld?“Een Grand Slam winnen of nummer één van de wereld worden, dat is mijn grootste droom. En als ik dan mag kiezen wil ik liefst van al Wimb-ledon winnen. Gras is mijn favoriete ondergrond en het is zo mooi dat iedereen in het wit speelt.”

Hoe valt de topsport te combineren met school?“Ik studeer nu moderne talen en tot nu toe is al-les goed meegevallen, enkel het laatste jaar nu is wel heel zwaar. Zeker omdat ik een eindwerk moet maken en veel meer reis dan andere jaren. Onze klas is dan wel volledig topsport, toch zijn enkel de tennissers en snowboarders vaak in het buitenland.”

Ga je nog verder studeren na het middelbaar?“Dat is wel de bedoeling, ik zou graag rechten of iets met talen studeren. Een jaar zou dan wel gespreid worden over twee jaar om voldoende tijd aan het tennis te kunnen besteden. Tennis blijft voor mij het belangrijkste, maar ik wil er-naast wel iets blijven doen om me niet alleen op

het tennis te moeten concentreren. Als ik dan bijvoorbeeld in een mindere periode zit, heb ik tenminste iets om me bezig te houden. Wanneer je uitgeschakeld bent in een tornooi heb je nog veel tijd om dingen te doen voor school, het gaat dus wel als je de discipline kan opbrengen om het dan ook écht te doen.”

Is er dan soms nog tijd voor vakantie?

“Dit jaar heb ik op een volledig jaar maar tien dagen vakantie, waarin we dan meestal naar Te-nerife gaan. In die tien dagen doe ik dan even helemaal niet aan sport.”

Is de tenniswereld hard of is er ook tijd om nieu-we vrienden te maken?

“Bij de juniors wordt alles samen gedaan met de jongens en meisjes, wat wel altijd heel tof is. Zeker omdat we elkaar nog niet echt als concur-rentie zien. De profs daarentegen zijn niet echt bevriend met elkaar. Ze doen alles apart en gaan bijvoorbeeld nooit samen iets eten. Dat vind ik wel jammer, later ga ik zeker proberen om dat op een andere manier te doen.”

“School en topsport combineren kan enkel als je genoeg discipline hebt.”

Page 16: Belgae

Jasper Stuyven / 16

“Niemand wil een eendagsvlieg zijn”

INTERVIEW

Jasper Stuyven, geen opvolger van, maar hongerig om eigen naam neer te zetten in de wielerwereld

door Jana Van Pee

Een bijzonder relaxte Jasper zit tegenover me “Momenteel voel ik me goed, de trainingen ver-lopen vlot en als dit zich dan ook eens vertaalt in de wedstrijden, wordt dat goede gevoel be-vestigd. De voorbije wedstrijden gingen beter dan ik zelf had verwacht en ik heb mooie resul-taten neergezet. De hoofddoelen voor nu zijn de Vlaamse klassiekers en Parijs-Roubaix. Ik heb het gevoel dat ik me kan meten met de anderen en dat brengt veel zelfvertrouwen met zich mee voor wat komen zal. De resultaten die ik nu heb behaald zijn mooi maar aan het einde van de rit is het enige wat je onthoudt of je nu gewonnen hebt of niet.”

Trek

Zijn eerste jaar bij Trek was er dan ook meteen eentje waarin de toon werd gezet. Met hoogte-punten als een onverwacht zeer goed gereden Vuelta (driemaal vierde geëindigd) en een mooie

Ronde van Californië. “Ik heb een goed seizoen gereden maar dat valt achteraf gezien dan ook weer te relativeren. Je hoopt altijd beter te rij-den, voor jezelf wil je altijd meer. Niemand wil een eendagsvlieg zijn, ook ik niet. De media kan de progressie die ik vorig jaar gemaakt heb wel eens opblazen maar vanuit Trek komt er geen druk. Ze hebben veel vertrouwen in mij, maar dat wil niet zeggen dat ze verwachten dat ik dit seizoen nog eens zo’n grote stap vooruit zet als ik vorig seizoen heb gedaan. Ze geven me de kans en de tijd om te groeien.”

Twee werelden

Studeren en wielrennen op topniveau combine-ren is niet eenvoudig. Men zou het een fulltime job kunnen noemen. “Ik studeer op hotelkamers en in vliegtuigen.” Wat niet altijd simpel is, zo klinkt het. “De helft van mijn ploegmaten zijn midden in de dertig, zij hebben een vrouw en

Jasper Stuyven (23) is bezig aan zijn tweede seizoen als vaste waarde bij Trek. Na een verrassend goed eerste seizoen als profwielrenner lijken de vooruitzichten rooskleurig en de drang om ho-gerop de geraken groot. In de tijd dat hij lustig door het Belgisch wielerlandschap rijdt, terwijl de media hem bombardeert met speculaties, blijft hij nuchter. Jasper Stuyven, groots op de fiets maar als persoonlijkheid bescheiden in zijn vak.

Page 17: Belgae

17

©Mathieu Stuyven

Page 18: Belgae

Jasper Stuyven / 18

INTERVIEW

kinderen en voor hen is dit hun beroep. Wij zijn enkel collega’s om het zo te zeggen. Voor hen is dit hun kostwinning. Bij mijn overstap tot prof heb ik dat wel stevig gevoeld. Het gevoel van een hechte vriendschap op te bouwen met je ploeg is er nauwelijks. Hetgeen ik wel had als junior of belofte. Daar hoor je mij niet uitdrukkelijk over klagen. Ik heb het heel hard naar mijn zin bij Trek maar voor mij blijft ‘thuis komen’ bij mijn ouders en vrienden zijn.”

De vloek van de regenboogtrui

Jasper is net begonnen aan zijn tweede seizoen als prof maar dit is reeds het werk van lange adem. “Het was vanaf het moment dat ik we-reldkampioen werd in 2009 dat ik besefte dat dit onmogelijk nog een hobby kon blijven. De media die erbij komen kijken, er komt meer en meer druk op je schouders. Zeker bij de junioren kan het dragen van de regenboogtrui een enor-me stempel op je zetten. Je bent dan namelijk de beste op elk mogelijk parcours. Die periode werd er van mij dan ook verwacht dat ik elke wedstrijd zou winnen, en dan is het aan jezelf om daarmee om te gaan. Bij de profs is dit heel anders. Om een voorbeeld te geven, verwachtte men niet dat Tom Boonen de Tour de France zou winnen gewoonweg omdat hij de wereldkampi-oen was.”

“Natuurlijk is wereldkampioen worden een on-gelofelijke ervaring, ik weet nu hoe het voelt om de trui te dragen (cf junioren). Eens je dat gevoel van die trui te pakken hebt laat het je niet meer los en is het verlangen om dit de komende jaren nog eens te verwezenlijken groot. Hetzelfde geldt voor Parijs-Roubaix (cf junioren). Momen-

teel blijf ik wel realistisch en zou ik voor zover ik het nu bekijk al heel blij zijn om ‘een keer’ te winnen.”

“Een goede wedstrijd rijden is dan ook een heel dubbel gegeven voor mij. Als ik zelf ver in het peloton eindig maar door één actie mijn kopman wel naar de overwinning heb kunnen sturen, is dat voor mij een héél goede wedstrijd. Al is het wel mijn doel voor het seizoen om zelf wat fina-les mee te rijden.”

“Opener over doping”

“Dopingaffaires zijn van alle tijden, maar in mijn opzicht gaat de jongere generatie er bewuster en eerlijker mee om. Er wordt ook veel opener ge-praat over hierover. Je zou kunnen zeggen dat ik moeilijk die vergelijking kan maken omdat ik nog maar 2 jaar in deze wereld zit, maar de feed-back van oudere renners bevestigen mijn gevoel wel. Zelf zal ik dat spul nooit aanraken maar valsspelers zullen er altijd blijven en de manier waarop zal altijd evolueren, maar zo zal dat ook zijn met de wetenschap om het op te sporen.”

Handen in het vuur

Er wordt veel gespeculeerd over zijn toekomst en de vraag voor een miljoen euro loopt dan ook keer op keer af op een sisser: word jij de nieuwe toprenner, de Cancellara van jouw generatie? “Mijn naam is Jasper, en niet Fabian”. En daar eindigt de discussie. “Ik kijk naar niemand op, want aan het einde van de rit zal die renner ook een concurrent zijn.” De drang om Cancellara twee of Boonen Junior te worden is ver te be-speuren. “De media willen die uitspraak graag in

Page 19: Belgae

19

mijn mond leggen maar ik zal mijn eigen naam wel maken op termijn.”

Enkele weken geleden gaf Cancellara ons zelf nog eens het antwoord: ‘Jasper is heel goed, maar hij wordt nooit de nieuwe Cancellara.’ “Hij heeft daar gelijk in, er is niemand die zoveel tijdritten, wereld- en Olympische titels heeft binnengehaald als hij. Op basis van wat ik nu heb laten zien, kan je onmogelijk de assumptie maken dat ik zijn ‘opvolger’ ben.” Eddy Merckx daarentegen gelooft wel dat Jasper het nieuw opkomend talent is. ‘Voor Jasper steek ik mijn twee handen in het vuur’, klonk het van zijn

kant. “Die uitspraak mag met een korrel zout genomen worden. Ik ken zijn zoon Axel van bij de beloftenploeg Bontrager, dus ik ken Eddy ook redelijk goed. Ik kwam vaak bij hen over de vloer en we komen goed overeen. Als ze hem vragen naar een naam van een opkomend talent, we-tende dat hij mij vaak aan het werk geeft gezien, dan is de kans dat mijn naam valt natuurlijk gro-ter. Maar al bij al kan ik niet zeggen dat zo’n uit-spraak me onbewogen laat, zeker niet als hij van hem komt, natuurlijk ben ik daar enorm door gecharmeerd. Moest de pers dit zeggen dan zou dat een heel ander verhaal zijn, want dat krijg ik in bijna elk artikel te horen.”

© jasperstuyven.be

Page 20: Belgae

REPORTAGE

Sire, er zijn geen Belgen meer / 20

Sire, er zijn geen Belgen meer

tekst en illustraties door Sybren Lacroix

We schrijven 13 april 2015, één dag na Parijs-Roubaix. De vlag-gen hangen halfstok als stille getuigen van een land in rouw. Op de straten is geen levende ziel te bespeuren en de enkelingen die zich vandaag alsnog naar buiten begeven, staren de grond bijna van onder hun voeten. Deels uit schaamte, deels uit droefenis. Net op dat moment, net wanneer de bodem van de diepste put is bereikt, richt men de hoop op de vader aller Belgen: “Help Sire, er zijn geen Belgen meer!”

Page 21: Belgae

21

Elk uur en elke seconde, elke mijl en elke meter. De Belgen monopoliseerden het beeldscherm in de Hel van het Noorden. Bijna elke seconde en elke meter, verbeter ik mezelf. Want in de enige seconden die er echt toe doen, waren we plots nergens meer. Op ons eigen parcours in de laat-ste meters geklopt door een Duitser. Een week voordien verslagen door een Noor en de week daarvoor overklast door een Italiaan. En in het Vlaamse openingsweekend gingen twee Britten met de eer lopen. Maar dat de koers van ons is, dat staat vast, want dat was ons beloofd.

Een loze belofte, zo blijkt nu. Al sinds de jaren ’80 zijn we in ons kleine Belgenlandje op zoek naar de nieuwe Eddy Merckx of Roger De Vlae-minck, maar die zoektocht blijkt totnogtoe tevergeefs. Bovendien zouden zelfs deze twee kampioenen dezer dagen lang niet zo dominant zijn als in hun tijd. Het wielrennen is veranderd, het wielrennen is gemoderniseerd. Het wielren-nen is niet langer van iemand, het wielrennen is meer dan ooit van iedereen.

De UCI zorgt al jaren voor haar sport als een moeder voor haar kind. Of eerder als een beursmakelaar voor zijn geld, want de hoge pie-fen hebben er alle baat bij om het wielrennen

om te toveren in een sterk gecommercialiseerd product. Maar of de drijfveer voor de mondiali-sering het aantal nullen op een bankrekening is, of toch eerder de liefde voor de sport, maakt in dit geval niet erg veel uit. Het wielrennen wordt steeds internationaler en dat komt de sport al-leen maar ten goede.

In 1989 probeerde de UCI de grenzen van de wielerwereld al te verleggen. Uit het niets werd in Canada de Grand Prix des Amériques georgani-seerd en de eendagswedstrijd stond meteen op de kalender van de wereldbeker, het allerhoog-ste niveau. Dat je interesse in een bepaalde sport niet vanuit het niets kan creëren, werd enkele jaren later duidelijk. Na slechts vijf edities werd de Grand Prix des Amériques afgevoerd. Canada was nog niet klaar voor de koers.

In Japan daarentegen had het wielrennen wel een en ander losgemaakt. In 1990 kreeg het Ja-panse Utsunomiya de wereldkampioenschappen wielrennen toegewezen en twee jaar later ver-trok in diezelfde stad de allereerste Japan Cup. De eendagswedstrijd werd de tweede niet-Eu-ropese wedstrijd in de wereldbeker toen het in 1996 voor één seizoen werd gepromoveerd en in tegenstelling tot de Grand Prix des Amériques staat de Japan Cup nog steeds op de internatio-nale wielerkalender.

Page 22: Belgae

REPORTAGE

Sire, er zijn geen Belgen meer / 22

De opmars van de buitenlandse wedstrijden is alleen maar aan te moedigen, maar daar zitten de organisatoren van de Europese koersen niet op te wachten. Om de theorie van mondialise-ring daadwerkelijk om te zetten in de praktijk, moeten er namelijk buiten Europa meer wed-strijden komen op het hoogste niveau. Dat dit onvermijdelijk zal botsen met een al overvolle Europese kalender, zou volgens UCI-voorzitter Brian Cookson geen al te grote problemen ople-veren.

“Het is verkeerd om het Europese professionele wielercircuit overal ter wereld te willen toepassen omdat dat gewoonweg onhaalbaar is. De Europese kalender zal wel licht gewijzigd moeten worden. Er wordt ook teveel gekibbeld over wie er nu een groter stukje van de taart moet krijgen, terwijl we eigenlijk zouden moeten proberen de hele taart te vergroten en dat kunnen we samen verwezenlijken. Niet door het erfgoed van de sport te negeren, maar door er net op verder te bouwen.” 1

Het geld komt steeds vaker van buiten Europa en dat is een trend die verder gaat dan enkel en alleen de organisatie van wielerwedstrijden. Zo vinden steeds meer wielerploegen uit andere continenten de weg naar het professionele wiel-rennen. In 2001 kwamen slechts 5 van de 64 profteams uit niet-Europese landen, terwijl dat aantal inmiddels al is gestegen naar 10 van de in totaal 37.

Dat de mondialisering van die wielersport in-tussen is doorgevoerd, kunnen we dus nog moei-lijk tegenspreken. Een sport kan zich trouwens pas met recht en rede internationaal noemen als haar winnaars dat ook zijn en dat zijn ze in het

wielrennen zeker. Voor aanvang van de Ronde van Italië waren er al 47 UCI-wedstrijden gere-den, klassiekers en etappes samengeteld. Die 47 koersdagen werden gewonnen door 35 verschil-lende renners, uit 16 verschillende landen uit 4 continenten. Internationaler kan haast niet.

De renners komen meer dan ooit tevoren uit alle mogelijke windstreken, maar ook dat kan weer niet iedereen bekoren. Om het op z’n Cook-siaans te zeggen: als steeds meer mensen een stukje willen van dezelfde taart, krijgt iedereen een kleiner stukje. En niemand geeft graag taart af, laten we eerlijk zijn.

Dat de Belgen heel wat spreekwoordelijke taart hebben moeten inleveren in vergelijking met de gouden jaren ‘70, is een open deur. Het eerder vernoemde duo Merckx-De Vlaeminck was op veertien jaar tijd goed voor tien zeges in Mi-laan-Sanremo en zeven overwinningen in Pa-rijs-Roubaix. Daarbovenop won Eddy Merckx de Rondes van Italië en van Frankrijk elk vijf maal en werd Roger De Vlaeminck vijf maal eindwin-naar van de Tirreno-Adriatico. Dan is een gou-den generatie wel heel licht uitgedrukt.

Overwinningen vertellen echter niet het hele verhaal. We moeten even aandachtig kijken naar wat er zich allemaal achter de grote kam-pioenen afspeelt, want in dit verhaal zijn sub-toppers even belangrijk als de toppers. Als Slo-vakijke zonder Sagan valt, is het verloren, maar wanneer wij Gilbert of Boonen moeten missen, hebben we nog genoeg andere Belgen achter de hand die onze kleuren kunnen verdedigen. Dus Sire, maakt u zich maar geen zorgen, Belgen zijn er nog genoeg.

1 uit een interview op wielerwebsite road.cc

Page 23: Belgae

23

En genoeg, dat zijn er precies 98. Het huidige wielerseizoen begon met maar liefst 98 professi-onele Belgische wielrenners die uitkomen in de World Tour of op het Pro Continentale niveau. Met 98 renners is België het derde best verte-genwoordigde land in het professionele wielren-nen. Enkel Italië (128) en Frankrijk (115) doen beter. Een van de belangrijkste redenen waar-om we hoog scoren is omdat de Belgen verliefd zijn op de koers. De belangstelling in ons kleine landje is immens en dat zet de sponsors ertoe aan om te investeren in tal van wielerploegen en -evenementen. En als sponsor wil je uiteraard dat er landgenoten rijden voor de ploeg waar je in investeert. Van de 98 profs rijden er maar liefst 68 voor een Belgische sponsor.

De situatie kan wel riskant worden als alle of bijna alle renners van een nationaliteit voor één bepaalde ploeg rijden. Er is maar één sponsor nodig die moet afhaken door financiële proble-men om zo de meeste profrenners uit dat land op de keien te zetten. Een spijtige zaak, dat zeker, maar het kan nog altijd erger. Spanje heeft zwaar geleden onder de financiële crisis en dat zien we jammer genoeg terug in de cijfers.In 2006 kende het Spaanse wielrennen haar hoogdagen. Span-je was ‘s werelds best vertegenwoordigde land in het profpeloton met precies 200 renners, of 19,6% van alle profs. Maar dat zou snel verande-ren. Jaar na jaar verminderde het aantal Spaan-se profrenners en elk jaar waarin men dacht dat het dieptepunt bereikt was, werd het nog erger.

WIELRENNERS PLOEGLEIDERS ANDERE STAFLEDEN

MINIMUMVEREISTEN WORLD TOUR

MINIMUM JAARLOON PER RENNER: €36.300

MINIMUMVEREISTEN PRO CONTINENTAL TOUR

MINIMUM JAARLOON PER RENNER: €30.250

Page 24: Belgae

Sire, er zijn geen Belgen meer / 24

REPORTAGE

Anno 2015 telt Spanje nog 39 beroepsrenners, goed voor 4,5% van het peloton.

Dan vergaat het België toch een pak beter. De laatste vijftien jaar is het aantal Belgische ren-ners nooit onder 89 gezakt en in de ranglijst van het grootste aantal renners, hebben we altijd derde of vierde gestaan. Akkoord, 68 van de 98 profs rijdt voor een Belgische ploeg, maar een Spaans scenario zit er niet aan te komen. Alle renners van eenzelfde nationaliteit in één team verzamelen is dus een risico, maar heeft zo ook zijn voordelen als de situatie stabiel is. In die zo-genaamde ‘nationale teams’ krijgen veel jonge renners namelijk de mogelijkheid om zich rus-tig en in ideale omstandigheden te ontwikkelen en uit te groeien tot subtoppers of zelfs toppers. Dat zijn kansen die vele Spaanse jongeren mis-lopen terwijl de jonge Belgen die dan weer wel krijgen door het ruime aanbod aan plaatsen in Belgische ploegen.

Nationale teams ontstaan nooit zomaar vanzelf. Er is altijd een geldschieter nodig om de ploeg financieel te ondersteunen en die vind je niet overal even snel. Maar wanneer een sponsor ziet dat een aantal wielrenners uit zijn land meer dan behoorlijk presteert, begint het wellicht al wat te kriebelen. In de afgelopen jaren hebben al heel wat sportieve successen geleid tot de oprichting van zogenaamde nationale teams. Zo hebben er bijvoorbeeld altijd al Australiërs rondgefietst in het peloton en dat deden ze zeker niet onaardig. Met Drapac had Australië al een team dat tus-sen het Pro Continentale en het Continentale niveau hing. Het duurde uiteindelijk tot 2012 tot er eindelijk een Australisch team in de Wor-ld Tour vertegenwoordigd was. Orica-GreenEdge

mocht al meteen na de oprichting meedoen met de grote jongens en dat doen ze intussen al vier seizoenen lang. Het team telt 13 van de in totaal 50 Australische profrenners, dus zou het einde van de ploeg zeker niet het einde van het Austra-lische wielrennen betekenen.

Dat ligt helemaal anders in Kazachstan, waar Astana de plak zwaait. De successen van Andrei Kashechkin en voornamelijk Aleksandr Vinokour-ov deden de emoties in het thuisland blijkbaar zo hoog oplopen dat het Spaanse Liberty Seg-uros-Würth in 2006 werd overgenomen door As-tana, gefinancierd door de Kazachse overheid. De ploeg telde toen drie van de vijf Kazachse profs, maar daar zou snel verandering inkomen. In het volgende seizoen vond een heuse volks-verhuizing plaats: 21 renners verlieten het team, 21 nieuwe renners namen hun plek in, met als gevolg dat het vernieuwde Astana plots tien Ka-zachen telde. In 2012 richtte het team zelfs een opleidingsploeg aan om jonge Kazachse renners klaar te stomen voor het grote werk. Dit seizoen telde Astana negen Kazachse profs op negen. Mocht deze ploeg ter ziele gaan, zou het wielren-nen in Kazachstan misschien het zelfde kennen.

Nationale teams kunnen ook opgericht worden in de hoop de interesse in de sport aan te wakke-ren. Maar zoals al gebleken is bij het oprichten van wielerwedstrijden in landen zonder wieler-cultuur, is het ook bijzonder moeilijk om in die-zelfde landen uit het niets een interesse en en-thousiasme los te weken. Zo heeft Brazilië sinds 2001 bijna altijd één of twee profrenners gehad. Bijna altijd, want in 2010 werd Scott-Marcondes César Sao José dos Campos opgericht. Nog voor je de ploegnaam ook maar een beetje geloofwaar-

Page 25: Belgae

25

dig kon uitspreken, was ze alweer verdwenen. Op 20 augustus 2010, na nog geen acht maan-den competitie werd het team door de UCI ge-schorst wegens financiële problemen. Het team had het aantal Braziliaanse profrenners wel van één naar dertien gebracht, maar een jaar later waren ze al terug herleid naar twee.

Het Colombiaanse wielrennen kende in de ja-ren ‘80 en ‘90 haar hoogdagen met als grootste exponent de eindoverwinning in de Ronde van Spanje van Luis ‘Lucho’ Herrera. Ook de laatste jaren kennen de Colombianen heel wat succes-sen met goudhaantjes als Rigoberto Urán, Ser-gio Henao, Carlos Betancur en dan vooral Nairo Quintana die vorig jaar nog de Ronde van Italië op zijn palmares zette. Maar in de jaren daartus-sen was het niet veel soeps op enkele uitschie-ters na, zoals de wereldtitel tijdrijden voor San-tiago Botero in 2002.

In 2001 investeerde de Colombiaanse staat in een wielerploeg en werd zo hoofdsponsor van Colombia-Selle Italia. In de jaren daarop namen de Venezolanen het over van de Colombianen tot de regering uiteindelijk in 2006 stopte met de sponsoring van de wielerploeg. Amper een jaar later stampt de Colombiaanse overheid een nieuw project uit de grond, ditmaal 100% Colom-biaans. Het nieuwe team maakt lang deel uit van het Continentale circuit, maar maakt in 2011 de sprong naar het Pro Continentale niveau, waar de ploeg nu al voor het vijfde seizoen op rij jonge Colombiaanse renners in alle rust kan opleiden. Een aanpak die blijkbaar loont, want de laatste jaren vinden heel wat Colombiaanse renners vlot de weg naar de World Tourploegen

en zo blijkt de Colombiaanse formatie de ideale springplank voor een beloftevolle generatie.

Een beloftevolle generatie hebben is één ding, ze kunnen laten ontbolsteren is dan weer iets he-lemaal anders. In België hebben we de luxe om die jonge renners ook een degelijke opleiding te kunnen aanbieden. En zelfs als een beloftevolle renner het niet schopt tot absolute wereldtop-per, is er niets verloren. Bij afwezigheid van Tom Boonen in de laatste editie van Parijs-Roubaix, was het bang afwachten welke van onze Belgen zijn rol zou kunnen overnemen en tot ieders blijdschap namen Greg Van Avermaet, Jens Keukeleire, Yves Lampaert en Jens Debusschere de handschoen op. Zonder absolute wereldtop-pers kleurden we de koers. Als we zo’n spekta-kel kunnen verzorgen met renners uit de zoge-naamde tweede rij, is het vol ongeduld uitkijken naar onze volgende echte topper, want die komt er ongetwijfeld.

Een wereldkampioen kan je niet kneden of kwe-ken, maar op de dag dat hij plots naar voren treedt, zal hij vereerd worden als een ware god. België leeft koers, droomt koers, eet koers en drinkt koers en daarmee is onze toekomst me-teen verzekerd. Sire, zolang de Belg nog houdt van koers, kan u op beide oren slapen. De koers is van ons, dat kan ik u beloven.

Page 26: Belgae

Belgian Homeless Cup / 26

REPORTAGE

Wanneer voetbal het enige is wat nog telt

Belgian Homeless Cup met de kracht van voetbal en vertrouwen in de mens

tekst en foto’s door Jana Van Pee

“Ik ben vijf jaar geleden dakloos geworden. Het overkwam me gewoon opeens. Nu speel ik al enkele jaren met den homeless, en ik mag mijn beide pollekes kussen dat ik die heb gevonden. Want wanneer je het even niet meer ziet zit-ten, heb je altijd nog je voetbalkameraden.”

Het stationsplein in Aalst ziet er kleurrijk uit. En daar is vandaag niet alleen het zonnetje mee gemoeid. Het krioelt er van de kleine groepjes spelers. Aan het brullen aan de kant van het veld of uitrustend in de blakende zon. Op het eerste gezicht is dit een doodnormaal voetbaltornooi. Twee afgebakende velden zijn continu in gebruik, de vlaggen van de deelnemende ploegen hangen te wapperen en de drankstand heeft veel succes. Maar wanneer je wat dichter komt merk je dat er iets niet helemaal strookt.

Scheenbeschermers worden aan elkaar gegespt met rekkers, de dranklucht overvalt me bij het kruisen van een van de spelers en het steekt al bij al niet zo nauw of je nu twee dezelfde schoenen draagt of niet. Twee spelers liepen me lachend voorbij. Ik kijk nog eens over mijn schouder en ik vang de blik van een van de twee mannen. Een brede glimlach verschijnt op zijn gezicht en ik zie dat hij een voortand mist.

De meeste teams bestaan uit mannen. Er is slechts één vrouwenteam aanwezig. De meeste van hen zijn toch wel stevige dames en ze laten niet van zich afbijten. “De dames kennen elkaar al jaren. Hoewel ze niet samen trainen, spelen ze toch telkens samen op dagen zoals deze,” zegt de supporter naast me

Nee, hoe je erbij loopt is wel het laatste van ie-mands zorgen hier. Zolang de zon schijnt en je enthousiasme de bovenhand neemt, blijft de bal rollen.

Hoogdag

De spelers van de verschillende ploegen omhel-zen elkaar bij het opkomen van het veld. Ze slaan een praatje, hier en daar een vriendelijke schou-derklop en vooral breed glimlachende gezichten. De spelers worden joelend aangemoedigd en er valt geen glimp van vijandigheid te bespeuren, integendeel. “Ik heb veel kameraden gemaakt bij den Hattrick ( de Mechelse afdeling van de Bel-gian Homeless Cup).” Zegt Rudy die zelf speler is. ‘Telkens we elkaar zien, voelt het alsof we al jaren goed bevriend zijn. We vliegen elkaar in de armen, en je weet gewoon dat het gemeend is. We begrijpen als geen ander hoe het is om in elkaars

Page 27: Belgae

27

schoenen te staan. Een blik is soms genoeg om te weten hoe het met hen gaat.”

“Voor velen zijn deze nationale tornooien van de Belgian Homeless Cup niet alleen het hoog-tepunt van het jaar, maar bovenal een fijn weer-zien.” Zegt Pia Plasmans, stafmedewerker van BHC. “Dit is de dag waar ze allemaal naartoe werken. En zo zijn er maar enkele per jaar. Van-daag is Aalst aan de beurt.”

Een sociaal-sportief project

Belgian Homeless Cup is er niet alleen voor dak-lozen. Om alle clichés meteen mee de wereld uit te helpen zien de spelers er niet altijd uit als de stereotiepe oude bedelaar. Nee, BHC heeft een veel breder doel. Het wil niet alleen mensen helpen die letterlijk geen dak boven het hoofd hebben, maar ook diegenen die thuisloos zijn.

M.a.w. mensen zonder papieren, die in opvang-tehuizen verblijven, mensen in een tijdelijke wo-ning en zelfs alcohol- en drugsverslaafden.

Over heel het land zijn er negentien teams die actief zijn bij de Homeless Cup. Ongeveer 300 dak- en trainen wekelijks bij een van de ploegen. Daarbij komen nog eens veertien clubs die zich in de hoofdstad bevinden, de zogenaamde BXLR (spreek uit Brusseleir) Cup. Zeg maar het kleine lokale broertje van de Homeless Cup. Zij spelen elke maand een tornooi.

Deze BXLR club werkt nauw samen met BX Brussels, de club waaronder Rode Duivel Vin-cent Kompany zijn schouders enkele jaren ge-leden zette om naar eigen zeggen de Brusselse ketjes kansen de bieden, om hen te begeleiden in hun vaak complexe leven.

Page 28: Belgae

Belgian Homeless Cup / 28

REPORTAGE

Hoe te werk gaan?

BHC gebruikt voetbal om een re-integratiepro-ces in gang te zetten. Afhankelijk van persoon tot persoon vraagt dat een eigen tempo. Som-mige mensen hebben op sociaal vlak een duwtje in de rug nodig om naar hulpverlening of ver-der verenigingsleven te zoeken. Anderzijds kan BHC een opstapje zijn om terug een plaatsje op de arbeidsmarkt te veroveren. Het voetbal werkt hier als een elastiek om de doelgroep samen te houden. Er wordt gepraat tussen spelers en be-geleiders, je bouwt een vertrouwensband op met je trainer of coach. Dit niet alleen op het veld maar ook daarnaast. Je merkt als speler dat je niet de enige bent die het moeilijk heeft.

Ze proberen een vertrouwensband op te bou-wen. Je leert voor een gemeenschappelijk doel te gaan door je eigen kwaliteiten als voetballer te gebruiken. Als lid van het team dat op jou rekent moet je leren omgaan met de verantwoordelijk-heid die het met zich meebrengt. Het gevoel er-gens nodig te zijn, een vaste waarde waarmee niet zonder gegaan kan worden. Dit soort kleine vanzelfsprekendheden proberen de dagdage-lijkse routine of beter nog een gezonde werk-vloersfeer te weerspiegelen. Zo probeert BHC te balans de zoeken tussen sport, hulpverlening en armoedebestrijding.

Lage drempel

“Bij dit soort publiek moet je laagdrempelig te werk gaan.” Zegt Pia. “Als speler voeg je je vrij-willig bij de Homeless Cup, dus zij moeten zien dat wij wel degelijk iets te bieden hebben. Het is niet aan ons om op zoek gaan naar dak- en

thuisloze mensen om zich bij ons team te voe-gen. Dat zou te gek zijn. Natuurlijk sporen we aan om mee te spelen, maar we moeten geen mensen gaan ‘redden’ door hen bij ons engage-ment te betrekken. Als zij voelen dat BHC hen kan helpen, is dat reden genoeg om deel te ne-men.”

“Ik ben er van overtuigd dat voetbal de ideale sport is voor dit soort engagementen. Voetbal zie je overal en is de populairste sport ter wereld. Voetbal is toegankelijk, je moet het niet aanle-ren en je hebt er amper materiaal voor nodig. En zelfs daar kan je in verschillende kringwinkels of tweedehands aan komen. De wedstrijdkledij krijgen ze van ons en zo ben je al snel vertrok-ken.”

Sociaal kapitaal

“Zo’n initiatief stamp je niet zomaar uit de grond.” Zegt Pia. “Overal is nu eenmaal geld mee gemoeid. De huur van de zaal, het uitbetalen van (niet-vrijwillige) medewerkers, outfits, de mogelijkheid om spelers een drankje aan te bie-den na hun training,… Gelukkig krijgen we hier subsidies voor van de overheid en de Vlaamse- en Franstalige gemeenschap. Daarnaast wordt BHC in elke stad waar ze actief is gesponsord door de professionele clubs. Zo sponsort twee-deklasser OH Leuven de BHC-ploeg die in Leu-ven actief is. Ten derde zitten organisaties zoals het OCMW of straathoekwerk ook in het samen-werkingsverband. En daarbij komt nog sponso-ring van verschillende bedrijven.”

Page 29: Belgae

29

Page 30: Belgae

Belgian Homeless Cup / 30

REPORTAGE

Waar ben je dan terecht gekomen eens je thuis-loos geworden bent?Ik ben in een sociale woning terecht gekomen met behulp van Mechelse burgemeester Bart Somers op aandringen van de Amerikaanse ambassadeur Gutman. Dat is in een stroomver-snelling geraakt en met veel moeite heb ik dan uiteindelijk recht hierop gekregen.

Hoe ben je de Belgian Homeless Cup in contact gekomen?Voor ik BHC kende zat ik in een vereniging zon-der winstkering waar armen het woord nemen. Ik deed er vrij veel naar het beleid toe. Wij had-den daar een mannengroep en Henk Van Nieu-wenhove en Peter Liekens die het BHC-project mee hebben opgestart kwamen dit voorstellen. Het stond mij wel aan. Maar voor mij was het oorspronkelijk de bedoeling om achter de scher-men te werken. Ik zag het niet zitten om terug te voetballen na 30 jaar niets gedaan te hebben.

Maar je bent dan toch beginnen spelen?Ik was er van de eerste training bij. Toen heb ik wat afgetast, een beetje rond gekeken en de tweede training ben ik zelf het veld opgegaan. Toegegeven, dat was heel moeilijk, maar het was nu of nooit dacht ik. Wie niet waagt kan niet winnen.

Welke betekenis heeft de BHC voor jou?De Homeless Cup heeft een heel speciale beteke-nis. Ik stond in de periode dat ik begon te spelen voor een zware operatie. Na 30 jaar bijna geen sport te doen had ik hele stugge spieren gekre-gen. Achteraf is gebleken dat mijn revalidatie

Ik had Rudy al eerder ontmoet op een van de BHC-trainingen in Mechelen. We hadden een gesprek en het ging toen een pak minder goed met hem. Vandaag in Aalst zag ik niet alleen hem maar ook zijn vriendin stralen in de geel met groene Hattrick-tenue. Toen ik aan de zij-lijn stond bij hun wedstrijd flitste ons gesprek weer door mijn hoofd. En ik besefte hoe de kleine dingen een eens gebroken man zo veel geluk kunnen opleveren.

Op welk moment ben je je thuis kwijtgeraakt?Ik ben dakloos geworden omdat ik in een on-bewoonbare woning zat, zonder dat ik het zelf besefte. Het bleek achteraf pas dat het gebouw onbewoonbaar was, en dan moest ik er van de ene dag op de ander uit. Natuurlijk weigerde ik maar ik had een gezin met zes kinderen, en ik kon onmogelijk met mijn kinderen op straat terecht komen. Dus heb ik besloten om daar te blijven wonen. Ik ben dus nooit dakloos geweest maar eerder thuisloos geworden.

Had je toen een job?Nee, ik was werkloos.

Vond je het geen gevaar voor je kinderen om bij je te blijven wonen?

Mijn kinderen zijn altijd bij mij geweest. Vaak worden kinderen in deze situatie geplaatst in een tehuis maar ik ging daar tegen in omdat ik niet vond dat dat de juiste beslissing was. Kinde-ren horen bij hun ouders, in een vertrouwde om-geving. Dat heeft een instelling niet te bieden. Ik wou mijn kinderen kost wat kost bij me houden, en dat is me ook gelukt.

Page 31: Belgae

31

veel makkelijker ging door te voetballen. Nu ben ik heel blij dat ik die stap toen genomen heb.

Is er sinds dat je bij de BHC zit veel verandering gekomen in je thuissituatie?

Jazeker. Ondanks de medische problematiek die ik overwonnen heb door te spelen met de Homeless Cup, is achteraf alles veel beter ge-gaan. Ik voelde me fysiek sterker en ik ben zelfs aan werk geraakt. Mijn zwaar medisch verleden is door te voetballen op de achtergrond geraakt. Ik kan veel meer, ik voelde me na die operatie praktisch 20jaar jonger. Had de Homeless Cup niet bestaan, dan zou ik nu niet veel meer waard geweest zijn, dat kan met zekerheid zeggen. Het is een verschil van hemel en aarde.

Heb je nog altijd even veel aan de BHC dan dat je er vroeger aan had?

Ik ben nu 54 jaar, of ik nog lang ga voetballen weet ik niet. Wat ik wel weet is dat ik enorm trots ben op mezelf als ik vijf jaar terugkijk en ik zie mezelf nu staan. Het geeft me voldoening om nog te spelen. Maar vooral de teamgenoten liggen me heel nauw aan het hart vooral omwille van hun doorzettingsvermogen. Niet iedereen is een grote voetballer, ook ik zeker niet. Maar we doen het toch maar. Over sommige mensen kan ik alleen maar zeggen: chapeau!

Het sociaal contact neemt dus de bovenhand?Beide! Door te voetballen heb ik veel vrienden gemaakt, echte kameraden. Niet alleen in mijn eigen team. We spelen tegen ploegen uit heel België. Sommige mensen ken je helemaal niet maar je hebt er ergens wel een sterke band mee. Anderen ken je al jaren, en dan is precies alsof je

een oud familielid tegenkomt, anders kan ik het niet uitleggen.

Welk moment herinner je je nog levendig?Ik was zo gelukkig als een klein kind toen ik mijn eerste goal maakte. Ik heb er wel drie jaar op moeten wachten (lacht). Je kan daar mee la-chen maar daar trek ik me totaal niets van aan, ik heb wel andere zorgen aan mijn hoofd.

Hoe zie je je toekomst tegemoet?Ik geloof dat iedere mens zijn toekomst zo roos-kleurig mogelijk wil inzien, maar ik heb geen glazen bol. Ik weet niet hoe ik over mijn toe-komst moet denken. Ik kan het niet laten om te balanceren tussen een negatieve en positieve instelling. Het hangt van dag tot dag af.

Wil je blijven spelen bij BHC?Als ik dat fysiek aankan, zou ik niets liever doen. Van mij mogen de trainingen zelfs in plaats van een keer per week wel twee of drie keer per week zijn. Misschien kan ik spelen tot ik gepensioneerd ben, en dan zal ik waarschijn-lijk ook de eerste zijn die dat doet (lacht). Spijtig genoeg geloof ik niet dat dat er nog zal inzitten. Ik blijf spelen tot ik er bij neerval want de voet-bal is voor mij begonnen met een doel: je mag niet opgeven, wat er ook gebeurt. Ziekte, onge-val, geldproblemen, dakloos worden, thuisloos worden, noem maar op. In de loop der jaren ben ik zelf proberen wat positiever in de schoenen te gaan staan, wat niet altijd simpel is. Ik probeer de mensen duidelijk te maken: haak niet af, ook al heb ik zelf dikwijls willen afhaken, omdat ik het niet meer zag zitten.

Rudy, die je nooit forfait zal zien geven.

Page 32: Belgae

Belgische jongeren in het voetbal / 32

REPORTAGE

Onze kinderen brengen miljoenen op

De trend van de talentvolle verjonging in de Bel-gische sportwereld is al een hele tijd merkbaar. Vroeger keken we wel eens met afgunst naar onze Noorderburen die de successen aan elkaar regen in verschillende sportdisciplines. Ook in het voetbal kan Nederland, dat niet veel groter is dan België, aardig zijn mannetje staan. De jeugdopleiding van voetbalclub Ajax Amsterdam wordt geregeld als één van de beste ter wereld ge-noemd, wat alleen maar positief kan uitdraaien voor hun eerste elftal.

Investeren in de toekomst

Succes komt er natuurlijk nooit zomaar. Hard werk van spelers, trainers en clubs is een belang-rijke factor erin, maar het is niet de enige. Geld is een andere, zeer belangrijke factor. Een onder-zoek van de Youth Task Force van de European Club Association (ECA) naar de kwaliteit van Eu-

ropese voetbalopleidingen wijst uit dat Barcelo-na 20 miljoen euro per jaar (4% van het jaarbud-get) in de jeugd pompt. Hun doel bestaat er dan ook uit om een eerste elftal uit te bouwen met zoveel mogelijk spelers uit ‘La Masia’, de eigen jeugdopleiding. In de laatste gewonnen Cham-pions League-finale in 2011 stonden en zaten er maar liefst negen spelers uit de eigen jeugdoplei-ding op het veld of de bank, de kaart van de eigen jeugd trekken lijkt hier alvast een goede keuze.

Sandro Rosell, voorzitter van FC Barcelona van 2010 tot 2014 verwoordde het belang ‘La Masia’ zo: “Onze natuur heeft ons een geschenk gege-ven, namelijk evolutie door te leren. Als mensen ontwikkelen we ons door te leren uit onze fou-ten en het is belangrijk om die fouten te maken wanneer we nog steeds aan het leren zijn. FC Bar-celona is voor ons geen zakenwereld, het is een gevoel.”

Waarom we in het Belgische voetbal massaal de kaart van de jeugd trekken

tekst door Shenzi Boom, foto door Sybren Lacroix

Het is dinsdagavond 16 september 2014, het einde van de eerste Champions League-avond in het voetbalseizoen 2014/2015. Een avond die voor de Belgische supporters met de nodige frus-traties is afgelopen. Het Turkse Galatasaray ontving RSC Anderlecht, een moeilijke opdracht. Met een punt zou Anderlecht namelijk al een bescheiden feestje mogen bouwen. Na 90 minuten voetbal is dat punt een feit, toch is van een feestje geen sprake. Na Galatasaray in eigen huis een hele wedstrijd te domineren, krijgt Anderlecht in de toegevoegde tijd toch nog de gelijkmaker binnen, 1-1. Weg drie punten, weg stunt. Merkwaardig: Anderlecht behaalde dit punt met het jongste elftal dat het ooit aan de aftrap bracht op het kampioenenbal.

Page 33: Belgae

33

Ook Standard komt in het onderzoek van de ECA aan bod. Zij spenderen jaarlijks anderhalf miljoen euro in hun Académie Robert Lou-is-Dreyfus. Een peulschil van FC Barcelona, maar wel goed voor 5% van het jaarbudget van de Rouches, ze doen het dus lang niet onaar-dig. Het belangrijkste doel van de Académie is in het komende decennium acht à negen spelers te laten doorstromen naar de eerste ploeg. Deze spelers worden opgeleid door enkele van de der-tig trainers die Standard tewerkstelt, met uit-zondering van de trainers van het eerste elftal. Die trainers moeten volgens de filosofie van de club ex-voetballers zijn met veel ervaring op het hoogste niveau.

Transfers

Door zelf opgeleide spelers in te zetten in de eer-ste ploeg wordt er enorm veel geld uitgespaard aan inkomende transfers. Men kan namelijk in de eigen rangen op zoek gaan naar spelers die in het team passen en waar dus geen transfersom voor betaald moet worden. Zo’n spelers sparen clubs eerst veel geld uit, maar kunnen hen ook veel geld opbrengen. Inter Milaan ontving in de periode 2007-2012 70 miljoen euro aan de verkoop van spelers die uit de eigen jeugdoplei-ding komen. Uitschieter was Mario Balotelli die de overstap maakte naar Manchester City voor ongeveer 24 miljoen euro. Mooie prestatie van Internazionale als je weet dat hun jaarbudget 6 miljoen euro bedraagt.

Deze transferbedragen worden natuurlijk niet teruggevonden in België, toch ontvangen onze clubs ook een aardige duit met de verkoop van eigen spelers. Anderlecht is misschien wel de club die in België erom bekendstaat de meeste kansen aan de jeugd te bieden. Wanneer een jon-gere het niveau van de eerste ploeg haalt krijgt

hij gegarandeerd speelkansen. Is het niet bij An-derlecht, dan is het op uitleenbasis. Deze spelers hebben een enorm potentieel dat de interesse wekt van topclubs. Anderlecht overwinterde dit jaar in Europa via de Champions League en deed dat met youngsters als Dennis Praet, Youri Tie-lemans en Leander Dendoncker. Dat ze niet lang meer in het shirt van Anderlecht zullen spelen, staat vast, door de grote interesse van Europese subtoppers én toppers. De bedragen die worden genoemd voor deze jonge jongens zijn soms om van te duizelen.

Zij zijn niet de eersten in het rijtje, er zijn hen al tal van andere grote talenten voorafgegaan. Anderlecht verkocht bijvoorbeeld in 2006 Vin-cent Kompany voor ruim 10 miljoen euro aan Hamburg SV. Voor Romelu Lukaku ontving Anderlecht in 2011 tussen de 12 miljoen en 20 miljoen euro van Chelsea, het bedrag werd nooit officieel bekend gemaakt. Ook Standard ontving al heel wat transfergeld. In 2008 telde Everton 18,5 miljoen euro voor Marouane Fellaini neer. Drie jaar later is het de beurt aan Axel Witsel om te verkassen, hij zou naar Benfica trekken voor 8 miljoen euro. Al deze spelers werden opgeleid door Belgische clubs en later doorverkocht in miljoenentransfers. Beter bewijs dat onze jeugd-werking goed bezig is, is er niet. Benieuwd wat dat nog gaat brengen voor de toekomst.

Jeugdtornooien

Sinds de uitbouw van de jeugdwerking in België zijn we steeds present op prestigieuze internati-onale tornooien. Onlangs haalden de nationale U17 nog de halve finale van het Europees Kam-pioenschap. Daar moesten ze pas na strafschop-pen de duimen leggen voor Frankrijk. Zij moch-ten uiteindelijk de beker mee naar huis nemen, na Duitsland overtuigend met 4-1 te verslaan.

Page 34: Belgae

Belgische jongeren in het voetbal / 34

REPORTAGE

Door deze halve finale zijn onze Jonge Duivels ook meteen geplaats voor het Wereldkampioen-schap in Chili later dit jaar.

Ook de U18 behaalden al een mooi resultaat dit jaar. Zij wonnen onder leiding van coach Gert Verheyen de JS-Suwon Cup in Zuid-Korea. Zeg-gen dat onze Rode Duivels het goed doen inter-nationaal is een open deur intrappen, maar we doen het dus ook in de jeugdafdelingen goed. De toekomst lijkt dus verzekerd, al blijft Gert Ver-heyen daar voorzichtig in: “Niet in elk geboor-tejaar zul je 5 à 6 toekomstige A-internationals hebben. Dat is gewoon niet zo. Maar als je er elk jaar 1 à 2 kunt hebben, zoals nu Origi en Denayer uit de generatie ‘95, dan is dat heel goed.”

Niet enkel de nationale ploegen gooien hogen ogen, ook op clubniveau laten Belgische ploegen van zich spreken. De U19 van Anderlecht haal-den dit seizoen zelfs de halve finale van de UEFA Youth League, de Champions League voor de jeugd zeg maar. Op hun weg naar de halve fina-les versloegen ze onder meer de winnaar van vo-rig jaar FC Barcelona (1-0) en in de kwartfinale werd Porto met maar liefst 5-0 over de knie ge-legd. Clubmanager Herman Van Holsbeeck kon dan ook niet anders dan tevreden zijn: “Dit is de beloning voor de politiek die enkele jaren gele-den is ingezet en ook voor al die mensen die dag in dag uit met die jonge gasten bezig zijn. Door het resultaat en de manier waarop zijn het de perfecte ambassadeurs geweest van onze club.”

Jong naar het buitenland

Veel van deze jonge talenten zien we echter nooit aan het werk in onze Belgische eerste klas-

se. Zij worden op jonge leeftijd weggeplukt door Europese topclubs. Ouders en spelers worden met beloftes meegelokt en zo verkassen ze soms met hun hele hebben en houden naar het buiten-land. Zo vertrok vorig jaar nog Pietro Tomaselli op negenjarige leeftijd samen met zijn ouders van Anderlecht naar AS Roma. En hij is lang niet de enige. Eén van de bekendste voorbeelden is waarschijnlijk Adnan Januzaj die nu bij Man-chester United speelt. Die is nu een slordige tien miljoen euro waard, maar vier jaar geleden werd hij al op 16-jarige leeftijd weggeplukt bij Ander-lecht. Dat ontving amper 500.000 euro aan op-leidingsvergoeding.

De FIFA besloot vorig jaar zelfs om de oplei-dingsvergoedingen opnieuw te laten zakken, waardoor de Belgische jeugdopleidingen zich toch vragen beginnen stellen. “Tegenwoordig doen we bij Anderlecht en bij de andere Belgi-sche clubs keihard ons best om de jeugdoplei-dingen te verbeteren. We hebben geen enkele garantie dat onze jongeren ook effectief een contract zullen tekenen bij de club. Het zou goed zijn als we naar een regelgeving streven die zegt dat jeugdspelers hun eerste contract bij hun jeugdclub moeten tekenen. Of dat ze niet kun-nen getransfereerd worden voor hun achttien-de.” Zoekt Jean Kindermans, de verantwoor-delijke bij de jeugdopleidingen van Anderlecht, naar oplossingen.

Ook de Pro League, de verzameling van de Belgi-sche eersteklassers, zoekt naar oplossingen. Zij willen de Belgische jeugdopleidingen wettelijk beschermen en spelers vanaf 14 jaar er zich toe laten verbinden om een profcontract aan te gaan bij de club waar ze spelen zodra de speler 16 jaar

Page 35: Belgae

35

is. “Onze uitstekende jeugdopleidingen verdie-nen deze bescherming. Zo krijgen de supporters de mogelijkheid om de grootste talenten te zien ontbolsteren op onze velden.” Klinkt het daar.

Opleidingscompetitie

De gemiddelde leeftijd van de vijf grootste ploe-gen in de Jupiler Pro League (Club Brugge, Gent, Genk, Anderlecht, Standard) ligt dit jaar op 22,5 jaar. Tien jaar geleden lag dit één jaar hoger en twintig jaar geleden twee jaar. Het valt dus niet

te ontkennen dat onze eerste klasse steeds meer een opleidingscompetitie is geworden. Is dit een spijtige zaak? Ja. Maar het bewijst wel dat we goed bezig zijn met de jeugd. Dat ze hier vroeg weggekocht worden door buitenlandse clubs is spijtig, maar misschien leren ze daar nog meer bij en zien we hen later terug bij de Rode Dui-vels. Dat zien we nu ook al, velen van onze Rode Duivels verlieten de Belgische competitie al snel en groeiden uit tot echte wereldtoppers. De toe-komst van de Rode Duivels lijkt verzekerd, maar is de toekomst van onze eerste klasse dat ook?

Page 36: Belgae

Atletiekrecords / 36

Op uw plaatsen, klaar, start!

INFOGRAFIEK

In deze race lopen onze mannelijke en vrouwelijke Belgische recordhouders hun recordtijd nog eens opnieuw. Maar ook de wereldrecordhouders lopen mee en doen hun beste tijd ooit nog eens over. Hoe ver liggen onze Belgen dan achter wanneer de beste van de wereld de finishlijn overschrijdt?

Als de Belgische recordhouders tegen de Wereldrecordhouders

lopen, wat is dan onze achterstand?

tekst en infografiek door Shenzi Boom

Page 37: Belgae

37

Page 38: Belgae

Owens, Owens über alles

Olympiade 1936 / 38

BELGAE IN BERLIJN

Fotoreportage Olympiade 1936

tekst en foto’s door Sybren Lacroix

De Olympische Spelen van 1936 zouden de Spelen van Hitler moeten worden. De Spelen moesten bewijzen dat het arische ras het sterkste aller rassen is en de Duitsers het zuiverste volk aller volkeren. Dat de grootste ster van de elfde Olympiade een zwarte Amerikaan was, was dan ook een doorn in het oog van Hitler. Jesse Owens werd Olympisch kampioen op de honderd en tweehonderd meter, op de honderd meter estafette en in het verspringen. Dat Owens door zijn wereldprestaties zelfs door het Duitse publiek op handen werd gedragen, maakte alles des te pijnlijker voor Hitler. En de Belgen? Die waren ook in Berlijn, maar hun prestaties waren wat magertjes.

Page 39: Belgae

39

Page 40: Belgae

Olympiade 1936 / 40

BELGAE IN BERLIJN

Op 1 augustus 1936 wordt de Olympische vlam ontstoken. Adolf Hitler verklaart de elfde Olympische Spelen voor geopend en dat wordt meer dan enthousiast onthaald door een uitzinnige menigte. De elfde Spelen zullen later bekend staan als de eerste inmenging van politiek in de sport. De Olympiade moest over de hele wereld een beeld verspreiden van een sterk en gezond Duitsland dat haar status van wereldmacht had terugverdiend na de Eerste Wereld-oorlog. Hiervoor moest alles wijken, zelfs de Jodenvervolgingen werden tijdelijk stopgezet. Hitler slaagde met verve in zijn opzet en toonde Duitsland als glorierijk land: een visie die hij drie jaar later hardhandig zou willen bevestigen.

Page 41: Belgae

41

Dat de Belgische vlag niet al te veel heeft gewapperd in het Olym-piastadion is geen al te grote verrassing als je weet dat ene Jesse Owens al met vier medailles ging lopen. We mochten ons al geluk-kig prijzen als er Belgen überhaupt de halve finales haalden. En dat gebeurde ook, ook al waren het maar twee. Jean Verhaert werd der-de in de reeksen van de 800 meter, maar eindigde wel als laatste in zijn halve finale. Juul Bosmans verging het niet iets beter. Na zijn tweede plek in de reeksen van de 400 meter horden kwam Bosmans als vierde over de streep in zijn halve finale, een tiende van een seconde verwijderd van een Olympische finale.

Page 42: Belgae

BELGAE IN BERLIJN

Olympiade 1936 / 42

Het Haus des Deutschen Sports kleurde groen, wit en rood in 1936. De Italianen en de Hongaren domineerden het schermen, de eni-ge sport die er werd georganiseerd. Voor de Belgen werd het geen onverdeeld succes. In de vier individuele competities behaalden we zes toptienplaatsen en in de landencompetities werden we tweemaal vijfde. Ons grootste succes in de schermarena lieten we echter optekenen in de moderne vijfkamp, waar Édouard Écuyer de le Court de gedeelde winnaar was in het schermen. Deze over-winning leverde hem een 17de plek op in het eindklassement.

Page 43: Belgae

43

De AVUS is de oudste autoweg in Europa en was naast het snel-wandelen en de marathon ook het toneel voor het wegwielrennen op de elfde Olympiade. In de ploegentijdrit gingen alle landen te-gelijk van start met hun vier renners en aan de finish werden de drie snelse tijden per land opgeteld. Na bijna acht uur lang rondjes draaien op de AVUS kwamen de Belgen als derde over de streep met slechts vijf seconden achterstand op Olympisch kampioen Frankrijk, dat met Guy Lapébie de beste wielrenner van de Spelen in zijn rangen had. Lapébies broer, Roger, zou een jaar later de Ronde van Frankrijk winnen.

Page 44: Belgae

BELGAE IN BERLIJN

Olympiade 1936 / 44

In het Olympiapark Schwimmstadion verging het ons ook vrij goed. Zwemmers of schoonduikers hadden we niet mee, maar onze ne-gen waterpolospelers verdedigden als enigen de Belgische kleuren in het water en dat deden ze met verve. We wonnen onze kwalifi-catiegroep en in de tweede groepsfase moesten we enkel Honga-rije laten voorgaan, waardoor we als tweede doorstootten naar de finale. Daarin verloren we van Olympisch kampioen Hongarije en gastland Duitsland, maar versloegen we de Fransen met 3-1, goed voor onze tweede bronzen medaille

Page 45: Belgae

45

Net buiten Berlijn werden de kano- en roeiwedstrijden gehouden. In het Langermeer lieten we niet meteen een onuitwisbare indruk achter, misschien eerder het tegendeel. We haalden enkel finales als er gewoonweg geen kwalificaties waren en daarin kwamen we elke keer pijnlijk tekort. Armand Pagnoulle en Charles Pasquier kwamen nog het dichtst bij een medaille. Op de 10.000 meter ein-digde het Belgische tweetal in hun vouwkajak op de achtste plek, op meer dan vier minuten achterstand van de Zweedse Olympi-sche kampioenen Sven Johansson en Erik Bladström.

Page 46: Belgae

VCO Berlin / 46

BELGAE IN BERLIJN

Jawel, u zult het maken in de volleybalwereld

VCO Berlin staat bekend als leverancier van groots volleybal-talent in Duitsland. Het harde werken en de discipline zal hen vormen van jonge deernen tot statige dames. Dat is waar deze unieke sportopleiding zich garant voor stelt. Jij moet en zal vol-leybalgodin worden. En voor minder gaan we niet.

De buitenwijk Lichtenberg van Berlijn kan men enkel flatge-bouwen bewonderen. De uitgestrektheid van de wijk doet bijna denken aan een industrieterrein. De Plattenbauten zijn nog een souvenir zijn van Oost-Duitse regime. De oude Sovjet-Unie laat hier zijn sporen na met zijn brede straten, hoge blokken gebou-wen en maar een enkele tramlijn die je er naartoe leidt.

Maar tussen deze grijze jungle bevindt zich wel een heel speciale sportvereniging. VCO Berlin is een sportforum dat enkel jonge jongens en meisjes onder de 21 met buitengewoon volleybalta-lent selecteert over heel Duitsland om bij hen hun studies verder te zetten. Studies mag hier dan ook in de ruime betekenis van het woord gezien worden. Want eens je je voor dit team inzet, wordt je toekomst je voor de komende tien jaar verzekerd: Jij moet en zal volleybalgodin worden.

Volleyballen in een gouden kooi

tekst en foto door Jana Van Pee

Page 47: Belgae
Page 48: Belgae

VCO Berlin / 48

BELGAE IN BERLIJN

Tot tweemaal toe ben ik de verkeerde weg in-geslagen op het sportforum. Tot tweemaal toe moest ik de weg vragen aan toevallige voorbij-gangers in trainingspak. De kronkelende paad-jes leiden me doorheen de atletiekpisten en imposante sportcomplexen door. En zover mijn oog kan reiken zie ik enkel meer van dit. Het lijkt wel alsof er een gehele stad aangelegd is al-leen voor de atleten.

De indoor beachvolleybalterreinen zijn belegd met een laagje fris zand, de krachtzalen uitge-rust met verschillende fitnesstoestellen en ik zie sportzalen met glimmende houten vloeren. Dit zijn hallen waarvan ik nog maar droom om ooit zelf in te spelen, ik die minstens evenveel vol-leybal ervaring achter de hand heb als de dames waarnaar ik onderweg ben om te ontmoeten.

Ik kom aan op de namiddagtraining. Normaal zou deze in de avond gepland zijn maar de lessen waren vroeger afgelopen. In de sporthal waar de meisjes trainen heerst een gelaten sfeer. De trai-ning verloopt losjes en er mag af en toe gelachen worden. Het is duidelijk dat de trainer van van-daag Wojciech Pałeszniak en de meisjes een goe-de verstandhouding met elkaar hebben en dat ze al een tijdje ingespeeld zijn op elkaar. Maar toch, fouten worden niet getolereerd.

De oefeningen die ze doen zijn heel routineus. Tien, twintig keer na elkaar dezelfde recep-tie waarop dezelfde pas volgt die perfect in de handen van de coach moet vallen. Opslagen die steeds op hetzelfde vierkante meter in het veld moeten vallen. Perfectie is de norm en daar wordt niet van afgezien. Dit niet alleen door de coach maar ook de meisjes zelf corrigeren elkaar

constant, maar eerder op een aanmoedigende manier. Ze peppen elkaar op en leggen de lat hoog.

Ambitieus

‘Eens je op het Sportforum Berlin binnengeraakt bent, mag je jezelf gelukkig prijzen. Je bent hier omringd door alleen de beste Duitse spelers van je leeftijd.’ Zegt Jörg Papenheim. Jörg is ploeg-verantwoordelijke van VCO Berlin en zit zelf in een rolstoel. Zonder schroom vertelt hij over de kwaliteiten van VCO. En hij is er zich van be-wust dat hij dit zegt. ‘Voor buitenstaanders kan ik begrijpen dat dit enorm uit de hoogte klinkt, maar men moet kat een kat noemen. Het is een feit dat we wel degelijk goede speelsters doorstu-ren naar bekende -meestal Duitse- ploegen. We stomen ze

als het ware klaar. VCO is in zijn categorie dan ook bijna uniek. In Duitsland vind je geen an-dere sportschool die op dit niveau haar studen-ten/leden opleidt. De meisjes spelen als ‘school’ tegen leeftijdsgenoten die in eerste Bundesliga spelen.’

Hij leidt me rond in het wat niet minder dan een Olympisch dorp lijkt te zijn. ‘Het Sportforum Berlin is zodanig uitgestrekt dat het voorziet in bijna in elke sport. Op vlak van volleybal word je om hier te mogen spelen geselecteerd op leeftijd van veertien à vijftien jaar. Ze krijgen hier hun schoolopleiding, ze verblijven vaak in een van onze flats op het sportforum en krijgen twee-maal daags training van gewaardeerde trainers. Hier vind je praktisch alles om jezelf een goed verblijf te gunnen.’

Page 49: Belgae

49

Discipline

‘Ze moeten elke dag hard trainen. Hard en met discipline, en daar sta ik ook achter want ik wéét dat het zijn vruchten afwerpt.’ Zegt Wojciech. ‘Ik wil dat de meisjes echt iets bereiken met wat ik hen aanleer. Niet voor niets staan er speel-sters die wij hebben getraind nu in de nationale ploeg van de U16, U18 en U21.’

‘Volleybal is een fysiek en mentaal spel. Een goede speelster moet in mijn ogen de bal perfect kunnen controleren en een gevarieerd spel kun-nen spelen. Ze moet een groot uithoudingsver-mogen hebben en veel trainen op sprongkracht. Maar boven dat alles moet ze vooral technisch en tactisch goed zijn en het spel als het ware kunnen lezen. Ze moet er staan en zichzelf en haar team recht kunnen houden, mentaal niet breekbaar zijn, anders heb je aan die andere voordelen niets.’

Aan het einde van de training zegt de coach te-gen me: ‘Ik hoop dat je het wat aangenaam om kijken vond. Het is de laatste training voor hun weekje vakantie, die is altijd wat losser.’ Achzo…

De volgende stap

‘De meeste meisjes die hier beginnen spelen al volleybal vanaf hun tien jaar’, zegt Luisa Syd-lik, spelverdeelster van het team. ‘School com-bineren met de uren volleybal is lang niet altijd simpel. Maar het is part of the deal en daar hoor je ons uiteindelijk niet over klagen. We hebben twee uur training in de ochtend, dan moeten we vier à vijf uur op de schoolbanken zitten om

vervolgens naar de avondtraining te gaan. Dat is veel, maar het is het waard.’

‘Momenteel is dit ons leven.’ Zegt Luisa. ‘En het zou een ware eer en vooral een bevestiging van het harde werk zijn moesten we terechtkomen waarvan we al die jaren dromen, namelijk een plekje in een van de eerste ploegen in binnen- of buitenland kunnen versieren. Dat staat op de bucketlist van elk van ons.’

‘Ik ben er van overtuigd dat een deel van ons team het zal maken maar er een fulltime job aan overhouden, dat is iets wat ik persoonlijk niet wil. Ik zou na verloop van tijd snakken naar af-wisseling. Ik weet hoe het is om dagen aan een stuk niets anders dan volleyballen te zien, en ik denk dat ik voor velen onder ons spreek als ik zeg dat ik zeker nog een degelijk hoger diploma achter de hand wil hebben eens ik beslis om en-kel recreatief te spelen, wat ik hopelijk nog lan-ge tijd kan uitstellen. Maar let’s face it, er staat een vervaldatum op elke topsporter. Laat mij nu maar eerst hier volleyballen en ervaring op doen. Met steeds een oogje op de toekomst.’

‘Tot nu toe ben ik redelijk optimistisch.’ Zegt Wojciech. ‘Voor deze dertien meisjes schat ik dat er zeker zeven van hen na hun opleiding in een van de Duitse eerste ploegen terecht gaan ko-men. Maar dit kan nog enorm veranderen. Bin-nen twee à drie jaar zijn ze hier “afgestudeerd” en hebben we ze zes jaar lang kunnen volgen en begeleiden. Tegen dan hebben we er een goed oog in wie geschikt is.

Page 50: Belgae

Biercafé Herman / 50

BELGAE IN BERLIJN

“Als we de Hollanders op hun muil geven,

dat is fantastisch, hé!”

Er hangt sneeuw in de lucht wanneer ik met Bart Neirynck afspreek in zijn bar Herman. De vriendelijke West-Vlaming laat me binnen en biedt me meteen iets te drinken aan. We ne-men plaats aan de toog en ik vraag me luidop af hoe iemand uit Waregem nu precies in Ber-lijn belandt.

Berlijn blijkt echter niet de eerste stop te zijn. ‘In 2001 leerde ik in Rome op school mijn hui-dige vriendin kennen. Na nog anderhalf jaar in Rome te wonen ben ik tot het besluit gekomen om naar Duitsland te komen. Dat was nog niet meteen Berlijn, maar Lüneburg in de buurt van Hamburg.’ Daar werkte Bart een tiental jaar in de horeca, maar zijn ambitie reikte verder dan dat. ‘Ik dacht waarom niet zelf iets beginnen en waar-om niets met Belgisch bier? Ik kom uit België, ik ken het goed, je kan altijd de mensen beter iets aanbieden dat je zelf goed kent.’

Geen Duitsers

Bart wist van in het begin dat de kritische Duit-sers moeilijk te overtuigen zijn van de kwalitei-ten van het Belgische bier. Dat uitte zich ook in de Duitse opkomst. ‘In het begin was het echt catastrofaal, als er al eens een Duitser voorbij kwam, was het om de vooroordelen die ze tegen-

over het Belgisch bier hadden bevestigd te zien. Ze kwamen hier een beetje ironisch binnen om te kijken wat die Belg hier in Berlijn verkoopt.’

Na enkele maanden begonnen de Duitsers dan toch nieuwsgierig te worden door het succes van het Belgisch biercafé Herman. ‘Waar er in het begin ongeveer 2% van de aanwezigen Duitsers waren en 98% buitenlanders is dit ondertussen veranderd naar 40% Duitsers en 60% buiten-landers. Dat zijn dan wel jonge Duitsers die zich niets aantrekken van de principes van de oudere Duitsers.’

Koning voetbal

Het is natuurlijk niet enkel bier dat de klok slaat in de Schönhauser Allee, nummer 173. Bart heeft namelijk een zwak voor voetbal. Geboren en ge-togen als supporter van het toenmalige KSV Wa-regem was hij als tienjarige jongen apetrots toen drie spelers van die ploeg de Rode Duivels naar een halve finale op het WK in Mexico in 1986 stuwden. ‘Met drie spelers van KSV Waregem waren we natuurlijk zeer grote fans van de Rode Duivels. Ik weet nog dat ik samen met mijn vader midden in de nacht naar de legendarische match tegen Rusland zat te kijken die we met 4-3 won-nen. Dat zijn momenten die ik nooit zal vergeten.’

Bart Neirynck, eigenaar van Belgisch biercafé ‘Herman’ en Rode Duivelssupporter in hart en nieren

tekst en foto’s door Shenzi Boom

Page 51: Belgae
Page 52: Belgae

Biercafé Herman / 52

BELGAE IN BERLIJN

Een ander Rode Duivelsmoment dat Bart altijd zal bijblijven zijn de barragewedstrijden tegen Nederland voor het WK in Mexico. ‘In de aller-laatste minuten van de terugwedstrijd kopte Georges Grün ons richting Mexico. En dat te-gen de Nederlanders, dat is het mooiste wat je als Belg kan meemaken. We mogen van ieder-een verliezen, maar als we de Hollanders op hun muil geven, das fantastisch, hé! Daarom de Rode Duivels, de Rode Duivels zijn voor mij fan-tastisch.’

Het is duidelijk dat de sympathieke Belg bezeten is door sport, maar toch wil hij het bier centraal houden in zijn café. ‘We willen geen echte sport-bar worden. We concentreren ons vooral op het bier en op de bar, het moet een café blijven. Als je te veel sport begint te tonen en die enkel Bel-gisch getint is, is dat ook niet goed.’

Spelbreker Heineken

Herman heeft onlangs een nieuwe kaart gekre-gen waar nu 150 verschillende soorten bier op-staan. De bekendste bieren hebben het meeste succes, toch reageren sommigen verrast wan-neer ze horen dat dat bier uit ons land afkom-stig is. ‘Duvel, Westmalle en Leffe verkopen het beste. Ook Chimay gaat vlot over de toog, de Duitsers kennen dat meestal van één of andere reis naar Frankrijk en denken vaak dat het ook van daar afkomstig is. Affligem was ook redelijk succesvol, maar dat verkopen we niet meer om-dat dat nu in handen is van Heineken.’ (lacht)

Het is duidelijk dat Bart een succesvol café uit de grond gestampt heeft, maar toch blijkt hij nog niet helemaal tevreden te zijn en koestert hij nog verdere ambities. ‘Ik ben half tevreden,

in het begin zat er hier geen kat. Nu zijn we twee jaar en drie maanden verder en ik denk dat we echt wel goed bezig zijn, maar een West-Vlaming is nooit tevreden. We hebben zeker al fouten ge-maakt, maar je moet fouten maken en je moet ze kunnen erkennen. Dat is het belangrijkste. Dan moet je kunnen groeien en beter worden. Maar waar het gaat eindigen? Ik heb wel al ideeën in mijn hoofd, maar ik denk dat het beter is om daar niet over te praten zolang ik er niet ben. Ik ben nu 38 jaar, ik voel me nog jong en de ambitie is er nog steeds.’

O dierbaar België

Op het WK was het onze droomfinale geweest, Duitsland tegen België. Spijtig genoeg strand-den we in de kwartfinale tegen Argentinië. Maar wat als die droomfinale er ooit komt? Voor wie supporter je dan als je al jaren in Duitsland woont? Voor Bart is het echter een vraag waar hij als Belg in hart en nieren meteen op kan ant-woorden.

‘Ik supporter sowieso voor België. Duitsland heeft mijn sympathie, maar België is mijn ploeg. Van Duitsland ben ik nooit echt supporter ge-weest, maar dat is wel wat gegroeid met de jaren. Ik ben geboren als Belg en ik blijf een Belg, ik word geen Duitser omdat ik hier woon en mijn boterham verdien. Ik betaal hier belastingen en daarmee is voor mij de kous af.

We praten nadien nog een hele tijd voort over voetbal, Belgische sport, bier en nog vele ande-re dingen om met één conclusie in mijn hoofd buiten te stappen: Als er één iemand ons moet vertegenwoordigen in Berlijn, dan is het Bart Neirynck.

Page 53: Belgae

53

Page 54: Belgae

COLOFON

REDACTIE

Shenzi Boom

Sybren Lacroix

Jana Van Pee

EINDREDACTIE

Sybren Lacroix

Jana Van Pee

Shenzi Boom

MET DANK AAN

Renaat Bogaert

Annick De Pauw

Werner Goossens

Erik Roosens

Luuk Sengers

DRUKWERK

Drukkerij Michiels

Eindeke 1

2221 Booischot

Page 55: Belgae

55

B

Page 56: Belgae

€4,50 jaargang 1, editie 0