cd&v | home - schenken...respons door bart ooghe julie ryngaert een kind, een geschenk? over het...

112
Christen-Democratische Reflecties - jg.5 - nr. 3 - december 2017 Met bijdragen van Toon Vandevelde, Katrien Schaubroeck, Erika Racquet & Ludwig Forrest, Stijn Baert & Jens Detollenaere, Koen Magerman, Julie Ryngaert, Charlotte Declerck. Schenken Schenken Schenken

Upload: others

Post on 09-Aug-2020

4 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Christen-Democratische Reflecties - jg.5 - nr. 3 - december 2017

Met bijdragen van Toon Vandevelde, Katrien Schaubroeck, Erika Racquet & Ludwig Forrest, Stijn Baert & Jens Detollenaere, Koen Magerman, Julie Ryngaert, Charlotte Declerck.

SchenkenSchenkenSchenken

Page 2: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

CDR – Christen-Democratische Reflectiesjg.5, nr.3, december 2017

RedactieraadWouter BekeCornelis BosBenjamin DalleJan De MaeyerNiko GobbinGeert JanssensFrank JudoMaxime PenenJan SmetsIngrid Vanden BergheMieke Van Hecke

AbonnementJaarabonnement (3 nummers): leden CD&V: € 20, niet-leden: € 30Apart nummer: leden CD&V: € 10, niet-leden: € 20

Websitewww.cdenv.be/ceder

ISSN2034-6964

Verantwoordelijke uitgeverBenjamin Dalle, Directeur CEDER, Wetstraat 89, 1040 Brussel

Gedrukt op papier met FSC-label.

Page 3: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Inhoud

Boekbesprekingen

Trias | Inleefreis Tanzania

Editoriaal

Erika Racquet & Ludwig ForrestFilantropie 2.0: moderne methoden, maar menselijke betrokkenheid blijft centraal.Respons door Niels de Kort

Katrien SchaubroeckVrijwilligerswerk: waarom tijd geven goed is.Respons door Helga Pletzers

Stijn Baert & Jens DetollenaereDenk aan jezelf, engageer je als vrijwilliger.Respons door Ellen Van Grunderbeek

Koen MagermanArbeidsrelaties en schenkingen: twee elkaar afstotende begrippen?Respons door Bart Ooghe

Julie RyngaertEen kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie.Respons door Emilie Noë

Charlotte DeclerckDe Erfwet 2017 in het licht van het na te streven evenwicht tussen de langstlevende echtgenoot en de kinderen.Respons door Katrien Schryvers

p. 5

p. 37

p. 17

p. 45

p.59

p. 71

p. 89

p. 103

p. 109

Toon VandeveldeInleidende bijdrage: Geven en geluk.

p. 9

Inhoud

Page 4: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck
Page 5: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Beste lezer,

De komende periode gaan de meesten op zoek naar mooie geschenken voor onder

de kerstboom of op nieuwjaarsfeestjes. De eindejaarperiode is het uitgelezen moment om

stil te staan bij de betekenis van ‘schenken’ voor onze samenleving.

“La vie ne fait pas de cadeau”, zong Jacques Brel in zijn bekende chanson “Orly”.

Onderzoek toont echter aan dat de Belgen vrijgevig zijn. En niet enkel voor hun familie en

vrienden, maar ook voor goede doelen of ten aanzien van mensen die het moeilijk hebben.

Uit de in de lente van 2017 door de Koning Boudewijnstichting en Itinera uitgebrachte

Barometer Filantropie bleek dat de bereidheid van de Belg om goede doelen te steunen

sinds 2011 nooit zo groot is geweest als nu. In 2016 deden twee op de drie Belgen minstens

één gift en gaven ze gemiddeld 165 euro. Hoopgevend is dat met voorsprong de jongeren

(18 tot 44 jaar) vrijgeviger zijn en de toekomst positief inschatten.

Het valt op dat ons land, ondanks het bestaan van een sterk geïnstitutionaliseerde

solidariteit via de sociale zekerheid en sociale bijstand, ook internationaal vrij goed scoort

op het vlak van schenken en vrijwilligheid. In de ‘World Giving Index 2017’ van de Charities

Aid Foundation (CAF) bijvoorbeeld, komt België op de 42ste plaats voor schenken en op de

39ste plaats voor vrijwilligerswerk (op 139 landen).

Schenken kan inderdaad gaan over het schenken van geld, maar gaat veel breder

dan dat. Een bijzondere plaats verdient het schenken van tijd door vrijwilligerswerk.

De maatschappelijke en morele waarde hiervan kan moeilijk worden overschat. Het

is een van de meest concrete uitingen van sociaal engagement en betrokkenheid. Een

essentieel kenmerk van schenken, is dat de idee van rechtstreekse wederkerigheid

(‘do ut des’) afwezig is. We schenken geld of tijd omdat we ergens belang aan hechten,

omdat we willen bijdragen aan een maatschappelijk doel. Schenken verschilt sterk van

de geïnstitutionaliseerde vormen van solidariteit, zoals de sociale zekerheid. Het is geen

verhaal van rechten en plichten, maar wel een van vrijwilligheid, verantwoordelijkheid en

engagement. De oude woorden ‘naastenliefde’ en ‘barmhartigheid’ typeren dit goed: we

willen iets doen voor de ander, maar hoeven geen tegenprestatie te verwachten.

Voor christendemocraten zijn alle vormen van vrijwillig engagement zeer

belangrijk. Ze versterken het maatschappelijk weefsel tussen overheid en individu,

bevorderen de maatschappelijke samenhang, geven uiting aan betrokkenheid en ledigen

maatschappelijke noden waar overheden niet altijd een antwoord op kunnen geven. Het

is de beste uiting van een betrokken samenleving, waarin mensen zich kunnen tonen als

sociale wezens die geven om hun naaste. Het gaat over engagement waarbij men zich goed

kan voelen door bij te dragen aan het belang van de ander of van de gemeenschap. Een beter

Editoriaal

5Editoriaal

Page 6: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

voorbeeld van #IkBenWij is moeilijk denkbaar. Het is de perfecte aanvulling op de door de

overheid georganiseerde solidariteit.

Christendemocraten voegen ook de daad bij het woord. Veel van onze leden en

sympathisanten zijn actief als vrijwilliger of zetten zich in voor de goede zaak. CD&V

is ook structurele partner van Trias, een internationale ontwikkelingsorganisatie die

ondernemende mensen in het Zuiden steunt. Eind november trok een delegatie van

CD&V naar Tanzania om ter plaatse kennis te maken met de werking en projecten van

Trias. U leert er meer over achteraan dit nummer.

Vrijgevigheid en giften hebben ook een belangrijke economische betekenis.

Volgens cijfers van Giving USA ontvingen alleen al in de Verenigde Staten

liefdadigheidsinstellingen 390 miljard dollar aan giften in 2016. In eigen land worden

jaarlijks meer dan 200 miljoen euro giften gedaan die in aanmerking komen voor een

belastingsvermindering. En dan hebben we het nog niet gehad over de internationale

giften binnen families (de zogenaamde ‘remittances’). Volgens cijfers van de Wereldbank

waren er in 2016 wereldwijd 575 miljard dollar ‘remittances’, waarvan 429 miljard dollar

naar de ontwikkelingslanden. Ter vergelijking: de officiële ontwikkelingshulp bedroeg in

datzelfde jaar 143 miljard dollar.

Volgens de enquête naar de arbeidskrachten (EAK) van 2014 vertegenwoordigt het

vrijwilligerswerk in België bijna 130.000 voltijdse equivalenten (VTE). Samen presteren

deze vrijwilligers meer dan 220 miljoen uren onbetaalde arbeid. Dit ligt bijvoorbeeld ver

boven het volume van de financiële sector (176,3 miljoen uren) en het ligt niet zover van

de bouw (308,8 miljoen uren) of de gezondheidszorg (310,8 miljoen uren).

De overheid doet heel wat ter ondersteuning van schenken en vrijwillige inzet,

onder meer door voordelige fiscale bepalingen, door het creëren van een aangepast

wettelijk kader en door het ondersteunen van verenigingen en organisaties die werken met

vrijwilligers. Het beleid moet er blijvend op gericht zijn om vrijwillige inzet te waarderen

en te ondersteunen. Er moet op worden toegezien dat nieuwe arbeidsvormen zoals het

verenigingswerk, de diensten van burger tot burger en de deeleconomie, hieraan geen

af breuk doen.

In dit nummer van CDR wordt schenken zeer breed behandeld door academici

en ervaringsdeskundigen. De bijdragen gaan onder meer over het schenken van geld en

filantropie, over het schenken van tijd via vrijwilligerswerk, schenken in de arbeidsrelatie,

het ‘schenken’ van een kind, en de laatste ‘schenking’ bij overlijden.

Antoon Vandevelde, econoom en filosoof aan het Hoger Instituut voor

Wijsbegeerte van de KULeuven, leidt dit nummer in met een brede bijdrage over ‘geven

en geluk’. Hij wijst erop dat wij door en door sociale wezens zijn die gewaardeerd willen

6 Editoriaal

Page 7: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

worden door de ander en verwijst naar het werk ‘Essai sur le don’ van de Franse antropoloog

Marcel Maus. Deze stelde dat alle menselijke samenlevingen worden gestuurd door een

drievoudige verplichting, namelijk om te geven, om te ontvangen en om terug te geven.

In alle verhoudingen heerst er een zekere wederkerigheid, meestal informeel en soms

formeel. Belangrijk is dat er voldoende vertrouwen is binnen een samenleving, ook ten

aanzien van de instellingen. Vandaar dat er voor wordt gepleit om de prestaties van onze

overheidsdiensten te verbeteren om zo het vertrouwen van de burger te versterken.

Katrien Schaubroeck, docente aan het Departement Wijsbegeerte van de

Universiteit Antwerpen en auteur van het boek ‘Gewone Helden. Een kleine ethiek van het

vrijwilligerswerk ’, gaat in haar bijdrage in op het geven van tijd door vrijwilligerswerk.

Haar centrale stelling is dat vrijwilligerswerk goed is in de morele zin van het woord, goed

voor de samenleving en goed voor het individu. Ze verzet zich tegen de beweging van

het ‘effectief altruïsme’ dat vanuit een utilitaristische filosofie stelt dat altruïsme, in het

bijzonder via giften, vooral efficiënt moet zijn. Ze ziet een viertal bezwaren tegen deze

beweging die voorbij gaat aan de intrinsieke waarde van vrijwilligerswerk. Die waarde zit

niet in waar vrijwilligerswerk toe leidt, maar in wat het uitdrukt: het geven van tijd via

vrijwilligerswerk drukt zorgzaamheid uit.

De bijdrage van Ludwig Forrest en Erika Racquet, beiden verbonden aan de

Koning Boudewijnstichting, behandelt filantropie en het schenken van geldsommen.

De ‘Filantropie 2.0’ hanteert nieuwe methoden, zoals ‘venture philantropy’, sociaal

investeren of crowdfunding, maar de persoonlijke betrokkenheid van de donor blijft

cruciaal. Zij willen maatschappelijke impact en willen hun middelen efficiënt inzetten.

De auteurs gaan ook nader in op de eerder vermelde Barometer Filantropie en besluiten dat

de filantropische sector groeit en een steeds grotere economische betekenis krijgt.

Stijn Baert, professor Arbeidseconomie aan de Universiteit Gent en de Universiteit

Antwerpen, en Jens Detollenaere, onderzoeker aan de Universiteit Gent, bespreken de

voordelen van vrijwilligerswerk voor de vrijwilliger zelf. 27% van de Belgen doet frequent

aan vrijwilligerswerk en dat blijkt een groot voordeel te zijn op de arbeidsmarkt. Uit hun

veldonderzoek blijkt dat wie vrijwilligerswerk vermeldt op zijn cv substantieel meer kans

heeft op een positieve reactie bij een sollicitatie. Bij personen met een buitenlandse naam

was het positief effect nog veel groter, hetgeen de auteurs doet besluiten dat

vrijwilligerswerk een krachtig wapen is tegen arbeidsdiscriminatie. Vrijwilligers

blijken ook gezonder te zijn. Op basis van deze bevindingen doen de onderzoekers

drie beleidsaanbevelingen: (1) de overheid moet haar inwoners stimuleren om aan

vrijwilligerswerk te doen, (2) onderwijsinstellingen moeten schoolverlaters aanmoedigen

om sociaal engagement op het cv te vermelden, en (3) etnische minderheden verdienen

extra stimulansen tot vrijwilligerswerk als deel van inburgerings-, activerings- of

naturalisatietrajecten.

7Editoriaal

Page 8: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Koen Magerman, zaakvoerder van Magerman Raad & Advies en plaatsvervangend

raadsheer in sociale zaken bij het arbeidshof te Antwerpen, onderzoekt in zijn bijdrage

de verbanden tussen schenken en de arbeidsmarkt. Hij legt uit dat, om de werknemer

te beschermen in de ongelijke verhouding met de werkgever, alle betalingen van een

werkgever aan zijn werknemer als loon worden beschouwd. In de arbeidsrelatie is de gift

dan ook zeer uitzonderlijk. Een werknemer kan verder geen afstand doen van zijn rechten

ten voordele van de werkgever. De laatste tijd rijst echter de vraag of werknemers niet aan

elkaar kunnen schenken. Dit is niet vanzelfsprekend omdat elke werknemer individuele

rechten heeft ten opzichte van zijn werkgever. De auteur verkent de mogelijkheden om

bepaalde extralegale voordelen, zoals extra verlofdagen, te schenken aan een collega.

De bijdrage van Julie Ryngaert, beleidsadviseur van het Kinderrechten-

commissariaat, gaat over ‘schenken’ van een kind door middel van zaad- en eiceldonatie,

draagmoederschap, draagmoedertransplantatie, anoniem bevallen en adoptie. De

focus ligt daarbij op het belang van het recht van het kind om te beschikken over

afstammingsinformatie. Artikel 7 van het Kinderrechtverdrag bepaalt dat elk kind het

recht heeft om in de mate van het mogelijke zijn of haar ouders te kennen. Dit staat haaks

op de geldende Belgische wetgeving die uitgaat van de anonimiteit van de donorgegevens.

Belangrijke stappen werden reeds gezet, onder meer met de voorbereidingen voor de

oprichting van een Vlaams afstammingscentrum, maar de wetgeving moet grondig

worden aangepast om ervoor te zorgen dat het kind toegang krijgt tot de gegevens

van hun biologische ouder(s). Tot slot wordt er gepleit voor verder onderzoek over

afstammingsvragen.

Anders dan de voorgaande bijdragen die over schenkingen tijdens het leven gaan,

behandelt de laatste bijdrage de mogelijkheden om te ‘schenken’ aan het levenseinde.

Deze mogelijkheden worden sterk bepaald door het erfrecht. De bijdrage van Charlotte

Declerck, hoofddocent familie- en erfrecht aan de Universiteit Hasselt, analyseert de

recente hervorming van het erfrecht. Deze hervorming bevat grondige wijzigingen in de

mogelijkheden voor de erflater om delen van zijn of haar vermogen weg te schenken. De

bijdrage gaat nader in op het wettelijk erfrecht, de erfrechtelijke reserve en de mogelijkheid

tot het sluiten van een globale erfovereenkomst. Er wordt geargumenteerd dat de

hervorming het evenwicht tussen de langstlevende echtgenoot en de kinderen vrijwaart.

De replieken op de bijdragen zijn van de hand van Helga Pletzers, Niels de Kort,

Ellen Van Grunderbeek, Bart Ooghe, Emilie Noë en Katrien Schryvers.

We wensen u een gulle leeservaring.

Jan Smets, hoofdredacteur CDR

Benjamin Dalle, directeur CEDER

8 Editoriaal

Page 9: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Toon Vandevelde

Inleidende bijdrage

Geven en geluk

Geven maakt gelukkig. Dat is een van de bevindingen van Layard, Veenhoven en andere geluksonderzoekers. Het is een beetje paradoxaal. Iemand die overwegend bekommerd is om het geluk van anderen is gelukkiger dan iemand die meer met zijn eigen geluk bezig is. Het is een clash tussen twee wereldbeelden. De ‘homo economicus’ vraagt zich af: “wat zit erin voor mij?” De ‘homo donator’ vraagt: “wat kan ik betekenen voor anderen?” De eerste gaat eerder monologisch te werk: hij overziet de alternatieven die voor hem open staan en kiest datgene uit dat hem het beste lijkt. Het tweede mensbeeld lijkt me realistischer. Wij zijn door en door sociale wezens. Dat wil zeggen: in alles wat we doen anticiperen we altijd al op de reacties van anderen, op hun goed- of afkeuring. De ander zit in ons hoofd. We voeren een constante dialoog met hem. We willen immers gewaardeerd worden. Zonder de appreciatie van minstens enkele andere mensen kunnen we niet gelukkig worden. En daarom gaan we geven: dingen, tijd, aandacht, onszelf. Dat lijkt heel eenvoudig, maar bij nader toezien is geven en helpen een delicate materie.

Drie verplichtingen

In 1925 publiceerde de Franse antropoloog Marcel Mauss zijn ‘Essai sur le don’, sinds

kort door uitgeverij Boom ook in Nederlandse vertaling bezorgd. Mauss legt er uit dat

alle menselijke samenlevingen worden gestuurd door een drievoudige verplichting,

namelijk om te geven, om te ontvangen en om terug te geven. Samen geven die drie

verplichtingen wederkerigheid en dat is volgens sociologen inderdaad de belangrijkste

norm in het sociale leven. De verplichting om terug te geven is het meest evident. Als

iemand u een geschenk geeft, dan is dat leuk: de gever en de ontvanger glimlachen. Maar

tegelijk en zonder dat dat per se de bedoeling is, opent die gift ook een verplichting in

hoofde van de ontvanger. Hij of zij zal op een of andere manier moeten teruggeven.

9Geven en geluk

Page 10: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

De verplichting om terug te geven is allicht het meest evident. Ondankbaarheid

is de zwartste van alle ondeugden zegde Adam Smith ooit in zijn ‘Theory of Moral

Sentiments’. Wellicht zijn mensen evolutionair geprogrammeerd tot wederkerigheid.

Dat is althans wat Frans de Waal, de bekende specialist van dierengedrag, met heel veel

voorbeelden probeert aan te tonen in zijn boeken. Reciprociteit is zo fundamenteel dat

het zelfs in het gedrag van hogere diersoorten na te trekken valt.

De verplichting om te ontvangen is ook goed invoelbaar. Iemand die een gift

weigert, negligent naast zich neerlegt, weggooit of op 2 januari op een speciaal daarvoor

ontworpen website te koop aanbiedt, beledigt de gever en toont dat hij niet veel geeft om

de relatie. Daartegenover: het bijhouden en koesteren van objecten die men bij een of

andere gelegenheid als gift heeft ontvangen, drukt op symbolische wijze de gehechtheid

van de ontvanger aan zijn relatie met de gever aan.

Maar waar komt de verplichting om te geven vandaan? Als je een relatie met

iemand wil aanknopen, probeer je iets te geven en hoop je op wederkerigheid. Maar dat

is geen verplichting. Om die te begrijpen moet je teruggaan naar de existentiële situatie

van een mens. We zijn niet als paddenstoelen uit de grond opgeschoten. We hebben ook

niet om het leven gevraagd. Wij hebben geen contract met onze ouders afgesloten. We

hebben het leven ontvangen en we hebben nog veel meer gekregen: een opvoeding, taal,

kansen… Nu is dat notoir ongelijk verdeeld. Vandaar dat we van de maatschappij een

gelijkekansenbeleid verwachten.

Maar het punt blijft. We hebben altijd al ontvangen voor we zelf beginnen te

geven. Er is altijd al een gift die aan ons geven voorafgaat. Zelfs in de wiskunde. Als

we een meetkundige stelling willen bewijzen, mogen we vertrekken van een gegeven:

gegeven dát… moeten we dit of dat aantonen. Ons geven is dus altijd een teruggeven.

In de meeste maatschappijen wordt dit gedacht in religieuze termen. We hebben het

leven ontvangen: van God of van onze ouders. We kunnen het niet teruggeven, maar we

kunnen het wel doorgeven. Nogmaals onder de vorm van welwillendheid naar anderen

toe. Door kansen te creëren voor onze eigen kinderen, voor onze medewerkers, voor

onze studenten. Door giften aan armen en aan sociale projecten.

Men kan in dit verband twee soorten mensen onderscheiden: mensen die wél en

anderen die níet gevoelig zijn voor de giftdimensie van het leven. De laatste categorie

omvat mensen die menen dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor hun successen: door

hun eigen harde werk, inspanning en talent. De eersten zijn meer bescheiden en wellicht

ook meer realistisch. Ze weten dat al wat ze bereikt hebben in het leven te danken is

aan de goodwill van anderen. Hoe hoger mensen opklimmen in de maatschappelijke

hiërarchie, hoe meer ze ontvangen hebben. Maar ook, hoe meer ze geneigd zijn te denken

10 Geven en geluk

Page 11: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

dat ze ‘selfmade men’ zijn. Individualisme bestaat in het ontkennen van de giftdimensie

van het leven.

Formele en informele wederkerigheid

Op markten en in juridische contracten wordt de reciprociteit nauwkeurig vastgelegd.

Er staat een prijs op elk contract. En vaak zijn er bladzijden schikkingen in kleine

lettertjes die de rechten en plichten van beide partijen exact proberen te specifiëren. De

relatie tussen de partijen van het contract is op elk moment in evenwicht. Wie zich niet

aan zijn verbintenissen houdt of kan houden, heeft een ernstig probleem. Wie niet kan

(terug)betalen gaat failliet en wordt vernietigd als economisch subject. Dat is een van de

figuren van ‘het geweld van geld’.

Het is echter ondenkbaar dat al onze interacties volgens dit juridisch-economisch

model zouden worden georganiseerd. Het leven is zo veelvormig dat het zich niet in

formele afspraken laat inklemmen. Contracten zijn noodzakelijkerwijze onvolledig.

Als ik aan de universiteit een wetenschappelijke medewerker inhuur, worden loon-en

arbeidsvoorwaarden geregeld door de personeelsdienst. Als direct leidinggevende heb

ik daar niet veel mee te maken. Essentieel voor mij is dat de medewerker creatief is, dat

hij/zij geboeid raakt door het onderzoek, dat hij/zij zich inzet, dat hij/zij er de kantjes

niet van afloopt, dat hij/zij intrinsiek gemotiveerd wordt. Dat zijn allemaal zaken die je

niet echt in het contract kan vastleggen. Ze behoren tot de orde van de gift.

Hoe bekom je dan wel intrinsieke motivatie? Een goede manager probeert op

de eerste plaats goed gemotiveerde mensen aan te trekken en hen op de juiste plaats te

zetten: op een positie met voldoende uitdaging om het werk interessant te maken, maar

ook niet zodanig dat de medewerker overvraagd wordt en op een burn-out afstevent.

Maar hoe kan je er als leidinggevende voor zorgen dat die intrinsieke motivatie waarmee

mensen hun werk aanvatten niet al snel ondergesneeuwd raakt door bureaucratische

routine en andere vormen van demotivatie? Meestal doet men precies hiervoor beroep

op wat ik de logica van de gift noem. Door meer te betalen dan de ‘market clearing

equilibrium wage’, het loon waaraan vraag en aanbod aan elkaar gelijk worden, geeft het

bedrijf of de dienst een extra gift aan zijn werknemers waarvan men kan hopen dat hij

‘terugbetaald’ wordt in de vorm van inzet en betrokkenheid. Ook bedrijfsfeesten en door

de dienst betaalde bijscholing hebben deze functie. Maar het belangrijkste is wellicht

het goede voorbeeld dat de leidinggevende zelf geeft. Dat is een van de belangrijke

argumenten tegen te hoge vergoedingen voor CEO’s. Wie door zijn eigen gedrag toont

dat hij extrinsiek gemotiveerd is, is slecht geplaatst om intrinsieke motivatie bij zijn

medewerkers op gang te brengen en in stand te houden.

11Geven en geluk

Page 12: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

In de meeste sferen van ons leven heerst inderdaad een veel meer informele

reciprociteit. Als ik mijn buurman vraag om even op mijn kinderen te komen passen, wil

hij daar niet voor betaald worden, maar sta ik wel ‘in schuld’. Ik wil in de buurt zeker niet

de reputatie krijgen dat ik een profiteur ben. Ik wil dus teruggeven. Groenten uit mijn

tuin bijvoorbeeld. Of in de vorm van een bezoekje als hij ziek is. Hoe, waar of wanneer

ik teruggeef, is onbepaald. Meestal geef ik zelfs iets meer terug dan ik ontvangen had,

al zijn dienst en wederdienst vaak niet goed vergelijkbaar. Zo gaan we dan van het

ene onevenwicht naar het andere. Volgens dit tweede model worden sociale relaties

gekenmerkt door onevenwicht. Wie niet kan accepteren dat hij momentaan in schuld

staat is een individualist. Je kent hem wel. Misschien herken je het bij jezelf. “Ik sleur nog

liever mijn kinderen mee van hot naar her, dan mijn buurvrouw te vragen om even op hen

te passen.” En dat alles om te vermijden dat ik in schuld kom te staan.

Een fatsoenlijke maatschappij

In goede sociale relaties zit er een dynamiek in dit spel. Nu eens is het de ene die meer

gegeven heeft, dan weer de andere die het overwicht heeft. En uiteindelijk wordt

er helemaal niet meer gerekend. Als mensen nauwkeurig de balans van hun relatie

beginnen te berekenen – wat investeer ik erin en wat haal ik eruit? –wil dat zeggen dat

de klad erin zit.

Problematisch wordt de zaak wel als er een permanent onevenwicht ontstaat,

als de begunstigde partij helemaal niet kan teruggeven. Het belangrijkste voorbeeld

in de maatschappelijke context is jeugdwerkloosheid. In Brussel is bijna 30% van de

jongeren werkloos en tot voor kort werden ze ook nauwelijks geactiveerd. Wat zeggen

we aan deze mensen? “Je bent niet goed geschoold, je talenkennis is niet ok, je bent niet echt

handig. Eigenlijk hebben we je niet nodig, maar we zijn een rijke maatschappij en geven je

een uitkering.” Het moet duidelijk zijn: dit is vernietigend voor het zelfrespect van deze

jonge mensen.

Giften die niet kunnen teruggegeven worden, zelfs als ze verpakt worden als een

recht, worden als vernederend ervaren. Zo wordt hiërarchie ingesteld. Zo’n giften leiden

niet tot dankbaarheid, maar tot huizenhoge rancune. Een fatsoenlijke maatschappij

is niet vernederend. Zij geeft niet alleen rechten, maar laat ook toe, stimuleert zelfs,

om terug te geven. Dat is een van de belangrijkste bestaansredenen van de sociale

economiesector: mensen die op de reguliere arbeidsmarkt niet aan de bak komen toch

de kans geven om zich te geven, om iets waardevols te doen voor de maatschappij.

12 Geven en geluk

Page 13: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Een analoog probleem stelt zich aan de andere kant van de leeftijdspiramide.

De vooruitgang van de geneeskunde heeft ertoe geleid dat mensen veel langer gezond

blijven, ook nadat ze op pensioen gegaan zijn. Slechts een kleine minderheid van deze

mensen vertrekt dan naar Benidorm. De meesten zetten zich dan met nieuwe energie

in voor de opvang van hun kleinkinderen of voor allerlei vormen van vrijwilligerswerk.

Het verenigingsleven draait op dit soort giften.

Hoe belangrijk dit is wordt duidelijk als we kijken naar de situatie van

hoogbejaarden. De vooruitgang van de geneeskunde heeft er immers ook voor

gezorgd dat de tijd waarin mensen volstrekt hulpbehoevend zijn drastisch verlengd is:

gemiddeld vaak tot 5 à 6 jaar. Volgens mijn model van losse reciprociteit hoeft dit niet

per se problematisch te zijn. Dit zijn mensen die een heel leven lang gegeven hebben en

nu lukt het niet meer.

Maar toch vinden vele mensen die situatie waarin ze zich tot last van hun

omgeving voelen verschrikkelijk. De helft van hen heeft zogenaamd existentiële

problemen. Ze vragen zich af waarom ze er nog zijn. Als het leven bestaat uit deelname

aan die netwerken waarin gegeven, ontvangen en teruggegeven wordt, betekent zélf

niet meer kunnen geven, zich niet meer nuttig kunnen maken, noch min noch meer dan

de sociale dood. Het probleem in onze rust- en verzorgingshuizen is niet dat er niet goed

voor deze hoogbejaarden wordt gezorgd, maar dat er zo goed voor hen wordt gezorgd dat

alle initiatief hen uit handen wordt genomen.

Vertrouwen

De informele reciprociteit van de gift die ik hier uiteenzet vind je bij uitstek terug in

de logica van het vertrouwen. In alle dimensies van ons leven hebben we vertrouwen

nodig: in ons persoonlijk leven, even goed als op de werkvloer en in handelsrelaties.

Vertrouwen kan men definiëren als de verwachting dat anderen wiens handelen voor

mij van belang is hun engagementen nakomen, ook in situaties van onzekerheid. Dat

wil zeggen: wanneer ik geen controle over hen heb. De taal zegt het reeds: we schenken

al dan niet vertrouwen aan iemand. Meestal zal dat vertrouwen niet worden beschaamd.

Doorgaans krijgen we immers wat we geven. Maar af en toe loopt het fout en worden we

ontgoocheld of voelen we ons bedrogen. Vaak reageren mensen dan met het idee dat ze

voortaan geen dupe meer willen zijn en zo rijst de verleiding om te gaan controleren.

‘Vertrouwen is goed, controle is beter.’ We kennen het adagium.

13Geven en geluk

Page 14: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Juristen en economen hebben dan al hun spitsvondigheid gebruikt om ‘slimme’

contracten en beloningssystemen – bonussen voor managers of vergoedingen naar

prestatie bijvoorbeeld – te bedenken waarmee ze die weerbarstige partners onder

controle zouden kunnen krijgen. En toch is dit een slecht idee. Zoals ik hierboven al

heb aangegeven: contracten zijn altijd onvolledig. Mensen zijn nu eenmaal vrij en dus

nooit volledig te controleren. Zelfs slaven kun je niet voortdurend in het oog houden.

En die slaven kun je zeker en vast nooit dwingen tot creativiteit of klantvriendelijkheid

bijvoorbeeld. Bovendien is het formaliseren van alle interacties heel duur. Alleen

advocatenkantoren worden hier beter van. Vertrouwen is heel efficiënt, want het

spaart transactiekosten uit. En het kan ook niet worden geëlimineerd. Men kan mensen

vervangen door machines, maar die kunnen stuk gaan. En als men sociale relaties gaat

contractualiseren, dan verlegt men alleen maar het vertrouwen. Het interpersoonlijke

vertrouwen wordt dan vervangen door vertrouwen in de efficiëntie van instituties die de

contracten afdwingbaar maken. En in een land als België met een heel trage rechtsgang

is dat niet direct aanbevelingswaardig.

Vertrouwen is een vrije gift, maar dat wil niet zeggen dat beleidsmakers er geen

invloed op hebben. Uit sociologisch onderzoek kennen we bijvoorbeeld het belang van

het verenigingsleven als leerschool voor onderling vertrouwen tussen mensen. In plaats

van het middenveld te wantrouwen als een restant van vroegere verzuiling dienen we

het te stimuleren en te revitaliseren.

Vertrouwen verwijst bovendien naar betrouwbaarheid. We weten dat het

vertrouwen in instituties in België – en ook in Vlaanderen – vrij laag is in vergelijking

met andere landen. Dat is alleen al om economische redenen erg, want de competitiviteit

van een land hangt voor een goed deel af van het sociaal kapitaal dat er leeft (en niet

alleen van de hoogte van lonen of van het overheidsbeslag op het bbp). Het plaatje is niet

helemaal zwart. Er zijn immers twee uitzonderingen: het vertrouwen in het Vlaamse

onderwijssysteem en dat in het Belgische systeem van gezondheidszorg is hoger dan in

de buurlanden.

De agenda voor politici is dus duidelijk. We moeten op de eerste plaats

ondoordachte hervormingen vermijden die het vertrouwen in de gezondheidszorg

en het onderwijssysteem zouden ondermijnen. Dat is niet zo makkelijk, want de

realiteiten evolueren snel in het begin van de eenentwintigste eeuw. We mogen dus niet

in een conservatieve kramp schieten en alles houden zoals het is. En op de tweede plaats

moeten we dringend de prestaties van onze overheidsdiensten verbeteren. En dan

hopen op de logica van de gift: dat de verhoogde betrouwbaarheid wordt teruggegeven

in de vorm van verhoogd vertrouwen vanuit de bevolking.

14 Geven en geluk

Page 15: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Er zijn in de wereld twee soorten landen. Er zijn er met hoge belastingen, waarmee

uitgebreide overheidsvoorzieningen van uitstekende kwaliteit worden gefinancierd.

De Scandinavische landen gelden hier als voorbeeld. En er zijn landen als Griekenland,

waar de belastingvoet laag is en overheidsdiensten heel slecht werken. Dat laatste maakt

dat mensen nog minder geneigd zijn om belastingen te betalen, wat de problemen

nog verergert. Burgers zijn gelukkiger in een ‘high trust society’ dan in een ‘low trust

society’. Laten we ervoor zorgen dat we bij het eerste type maatschappij aansluiten en

niet vervallen in het tweede type.

[Antoon (Toon) Vandevelde werkt als econoom en filosoof aan het Hoger Instituut voor

Wijsbegeerte van de KU Leuven. Hij publiceerde recent het boek ‘Het geweld van geld’ bij

uitgeverij Lannoo.]

Contact: [email protected]

15Geven en geluk

Page 16: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

16 Geven en geluk

Page 17: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Katrien Schaubroeck

Volgens het recente rapport ‘Het vrijwilligerswerk in België. Kerncijfers’ doen 1.166.000 Belgen of 12,5% van de bevolking van 15 jaar en ouder vrijwilligerswerk.1 Op een jaar tijd hebben vrijwilligers in België meer dan 2,2 miljoen onbetaalde activiteiten in georganiseerd verband verricht. Hun tijdsinvestering schommelt van enkele uren tot meerdere honderden uren per jaar, met een gemiddelde dat uitkomt op bijna vier uur per week. Alle leeftijden, geslachten en sociale klassen zijn vertegenwoordigd in het vrijwilligersveld. De sectoren waarin ze zich inzetten bestrijken een breed veld: sport, cultuur, dienstverlening, onderwijs en onderzoek, jeugdwerk, organisaties die rechten en belangen verdedigen, enz. Met andere woorden, er wordt heel wat ‘gevrijwilligd’ in onze samenleving.

En dat is iets waar we blij om mogen zijn, want vrijwilligerswerk is waardevol en wel in verschillende opzichten. Vrijwilligerswerk is goed in de morele zin van het woord, goed voor de samenleving en goed voor het individu. Als moraalfilosofe verdiep ik me in de vraag wat een handeling moreel of intrinsiek goed maakt. Handelingen zoals een belofte houden of mensen in nood helpen noemen we moreel goed. Dat wil zeggen dat de waarde ervan niet instrumenteel is of afhangt van een doel dat ermee bereikt wordt. Toegepast op vrijwilligerswerk komt de bevraging van wat moreel goed is echter snel uit bij reflecties over de goede samenleving en het goede leven.

Deze bijdrage is gebaseerd op het boek ‘Gewone helden. Een kleine ethiek

van het vrijwilligerswerk’. Het is te koop bij Acco.

Referentie: Katrien Schaubroeck, Gewone helden. Een kleine ethiek van het vrijwilligerswerk, Acco, Leuven, 2016, 160p.Website: https://www.acco.be/nl-be/items/9789462927667/Gewone-helden

Vrijwilligerswerk: waarom tijd geven goed is

1 Dit rapport is te raadplegen op de website van de Koning Boudewijnstichting. .

17Vrijwilligerswerk: waarom tijd geven goed is

Page 18: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

In wat volgt wil ik tonen hoe die drie waarden op elkaar inhaken in een evaluatie van het vrijwilligerswerk en hoe die benadering vraagtekens plaatst bij een moreel activisme dat wereldwijd opgang maakt en sinds 2016 ook in Vlaanderen formeel is ingebed: de beweging van het effectief altruïsme2.

Vrijwilligerswerk en het effectief altruïsme

Het lijkt misschien gek dat ik in een pleidooi voor vrijwilligerswerk vraagtekens

plaats bij een beweging die effectief altruïsme heet. Is vrijwilligerswerk niet bij uitstek

altruïstisch? Om deze paradox op te helderen is het belangrijk om weten dat het effectief

altruïsme zijn wortels heeft in de morele theorie die het utilitarisme heet en die stelt

dat een handeling moreel verplicht is als ze het welzijn in de wereld maximaliseert. De

Australische filosoof Peter Singer, ook bekend om zijn verdediging van dierenwelzijn,

maakte de implicaties van het utilitarisme heel tastbaar en duidelijk voor een breed

publiek met voorbeelden zoals het volgende.

Als je bijvoorbeeld meer welzijn in de wereld produceert door 200 euro aan een

vluchtelingenorganisatie te geven dan door een nieuwe winterjas voor jezelf te kopen

– die van vorig jaar is wat uit de mode maar verder in perfecte staat – dan ben je volgens

het utilitarisme moreel verplicht om je geld te doneren. Bij uitbreiding zijn we volgens

de utilitaristische logica moreel verplicht om ons bij al onze bezittingen af te vragen of

ze meer waard zijn dan een mensenleven en om ze op te geven wanneer het antwoord

negatief is. Het utilitarisme is met andere woorden een veeleisende moraalfilosofie: bijna

niemand van ons doet wat zijn morele plicht is. We dragen dus allemaal voortdurend

een morele schuld met ons mee. Zaak is om die zo klein mogelijk te maken. Geld geven

aan goede doelen is een manier, maar uiteraard is vrijwilligerswerk ook een manier.

Vrijwilligers doen in elk geval al meer hun duit in het zakje dan niet-vrijwilligers: door

hun eigenbelang een beetje opzij te zetten vergroten zij het totale geluk in de wereld.

Dus waarom zou het utilitarisme niet de perfecte theorie zijn om uit te

leggen waarin de morele waarde van vrijwilligerswerk gelegen is? Omdat in de

maximalisatiedrang van het utilitarisme een efficiëntielogica zit: met de plicht tot

altruïsme bedoelt de utilitarist de plicht tot effectief altruïsme. Dat heeft Singer met

zijn recentste boek ‘The Most Good You Can Do. How Effective Altruism Changes

Ideas About Living Ethically’ verduidelijkt (Singer 2015). In het boek vraagt Singer

zich ernstig af waarom mensen toch geld geven aan een culturele organisatie, een

kerk of een dierenasiel, terwijl ze met hetzelfde geld mensenlevens kunnen redden.

2 Dit is de website van Effectief Altruïsme Vlaanderen: http://eavlaanderen.org.

18 Vrijwilligerswerk: waarom tijd geven goed is

Page 19: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Singer herinnert ons eraan dat er dagelijks 19.000 kinderen sterven aan uitroeibare,

voorkombare ziektes zoals malaria. Het uitroeien van een ziekte zoals malaria hoeft

niet eens zo veel geld te kosten. Je hoeft geen miljonair te zijn om duizenden levens te

kunnen redden door donaties aan bijvoorbeeld ngo’s die malarianetten uitdelen.

In zijn TED-talk ‘The why and how of effective altruism’ (uit 2013) noemt

Singer enkele effectieve altruïsten bij naam en voornaam. Een bekende is Toby Ord,

geen miljonair maar een universitair docent in Oxford die berekende dat hij niet meer

dan 18.000 pond per jaar nodig had om goed te kunnen leven (hij is gehuwd en heeft

een hypotheek), alles wat hij meer verdient geeft hij weg. Op die manier zou hij op het

einde van zijn leven één miljoen pond hebben weggegeven. Dat is een hele som, en hij

wilde die dan ook goed besteden. Goed betekende voor hem efficiënt. Hij bestudeerde

tientallen ngo’s en hulpverleningsorganisaties in het Zuiden en kwam tot de conclusie

dat sommige tot duizend keer meer efficiënt zijn. Efficiëntie berekent hij door een

kosten-batenanalyse: hoeveel levens worden gered of verbeterd met hoeveel geld? Je

hoeft overigens geen wiskundig genie te zijn om te beseffen dat het trainen van één

blindengeleide hond vele malen duurder is dan het maken en uitdelen van één malarianet.

De strenge, maar volgens Ord en Singer rechtvaardige conclusie, is dat we, zolang er

kinderen sterven aan malaria, geld moeten geven aan malariapreventieprojecten in

plaats van aan trainingen van blindengeleidehonden. Om mensen te helpen efficiënt

altruïstisch te zijn maakte Ord de website ‘Giving What We Can’. Op die website kan

je nagaan hoe efficiënt een liefdadigheidsorganisatie is. Je kan je ook registreren als lid

van de ‘Giving What We Can’- beweging, wat inhoudt dat je je ertoe verbindt 10% van

je inkomen weg te geven.

De verhalen die Singer vertelt zijn inspirerend en indrukwekkend. Ze hebben

de bedoeling de toehoorder te overhalen tot een (volgens Singer) lastige maar moreel

goede, zelfs verplichte levenswandel. Effectief altruïsme is een moeilijk te bekritiseren

ideaal. Hoe kan je nu tegen altruïsme zijn? En toch zijn er een aantal problemen met het

ideaal van Singer dat door duizenden enthousiaste (vooral jonge) mensen in praktijk

wordt gebracht. Ik overloop hieronder vier bezwaren en laat zien waarom we niet te snel

overtuigd moeten zijn van Singers argumenten. Uiteraard ben ik ook voorstander van

doneren aan goede doelen. Maar ik twijfel of de waarde ervan wel schuilt in de redenen

die Singer noemt. De vergelijking tussen geld geven en tijd geven zal daarbij een

behulpzaam instrument zijn: is Singers pleidooi voor effectief altruïsme verzoenbaar

met de waarde van vrijwilligerswerk? Kan hij uitleggen waarom het waardevol is om

tijd ‘weg te geven’?

19Vrijwilligerswerk: waarom tijd geven goed is

Page 20: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Is vrijwilligerswerk goed omdat het levens redt?

Ten eerste gaat Singer er nogal snel vanuit dat bepaalde waarden hoger staan dan andere.

Hij geeft het voorbeeld van een Amerikaanse miljonair die miljoenen dollars doneerde

voor de renovatie van een concertzaal, en stelt de volgens hem retorische vraag of er

niets nuttiger en beter kon gerealiseerd worden met dat geld. Voor Singer staat het vast

dat men meer goed doet door bijvoorbeeld het geld aan een malariapreventieproject te

geven. Omdat we spreken over een reuzegroot bedrag van een schatrijke zakenman,

zijn we geneigd om Singer te volgen in zijn kritiek op dit ene concrete voorbeeld. Maar

wat is het onderliggende algemene principe? En kunnen we het daar ook mee eens zijn?

Is het altijd zo dat gezondheidsdoelen op een morele schaal zwaarder doorwegen dan

culturele doeleinden?

Singer vindt het vanzelfsprekend dat de maximalisatie van geluk (begrepen als

de balans van aangename ervaringen min de onaangename) het enige is waar moraal om

draait. Maar is loyauteit aan een bepaalde organisatie (zoals een museum waar je graag

komt, of een jeugdbeweging) niet ook moreel waardevol? Het vrijwilligerswerk kent

vele vormen en finaliteiten. Zouden we op basis van Singers criterium moeten besluiten

dat het werk van een Rode Kruisvrijwilliger vele malen waardevoller is dan het werk

van een vrijwilliger bij Natuurpunt? Soorten vrijwilligerswerk op deze simpele

(misschien zelfs simplistische) manier met elkaar vergelijken heeft iets ongemakkelijks.

In alle vrijwilligerswerk schuilt een morele waarde en de vele hoedanigheden ervan

rangschikken op een morele schaal creëert een vals soort competitiegevoel tussen

vrijwilligers en hun organisaties

Is vrijwilligerswerk goed omdat het goede resultaten heeft?

Ten tweede is er een probleem met het meten van hoe effectief een altruïstische daad is.

Op zich lijkt het een principe van het gezond verstand: als je iets kostbaars weggeeft, wil

je dat het wat oplevert. Daarom, zegt Singer, moeten we niet alleen redeneren over de

doelen die we willen steunen of helpen bereiken, maar ook over hoe we die zo efficiënt

mogelijk bereiken. Het doel van onze giften moet, voor utilitaristen, steeds zijn: het

geluk vergroten van het grootste aantal mensen (of correcter: van het grootste aantal

pijn en plezier ervarende wezens, inclusief dieren dus).

Je eigen rijkdom wegschenken is nog niet voldoende om dat doel te bereiken. Wat

je weggeeft moet immers ook bij de ander geluk creëren, zodat een ander wint bij jouw

verlies. Je wil je geld met andere woorden niet weggooien. In het Engels klinkt dit als:

20 Vrijwilligerswerk: waarom tijd geven goed is

Page 21: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

“you not only want to give, but to give well”. Zoals gezegd: dit klinkt redelijk. Maar hoe

zet je dit efficiëntie-denken in praktijk om? Hoe meet je efficiëntie van altruïsme?

Efficiëntie is een eigenschap van de relatie tussen middelen en doel, maar zowel

middelen als doel zijn soms moeilijk meetbaar. Dat is zeker het geval wanneer we eens

een ander voorbeeld van altruïsme nemen dan het doneren van geld. Denk aan het

‘doneren’ van uren door vrijwilligerswerk te doen. In het vrijwilligerswerk kan het

doel van de interventie te maken hebben met het verhogen van zelfvertrouwen, van

sociale cohesie, opvoedingsbekwaamheid, empowerment, talentontwikkeling, noem

maar op… Maar hoe meet je iets als zelfvertrouwen of talentontwikkeling? Ik denk

in het bijzonder aan een vrijwilligersorganisatie die ik goed ken, en die langdurige

opvoedingsondersteuning aan huis biedt door een vaste vrijwilliger gedurende enkele

uren per week in één gezin met opvoedingsproblemen te laten meedraaien.3 Hoe kan

je zwart op wit bewijzen dat de hulp van deze vrijwilliger bijdraagt tot een groter

zelfvertrouwen van de ouders of talentontwikkeling bij de kinderen? En aan de kant

van de middelen: welk middel zet deze vrijwilliger in? Enkele uren tijd per week, dat

is een objectieve en meetbare variabele, maar natuurlijk is ‘tijd geven’ hier slechts een

metafoor voor ‘aandacht schenken’, present zijn in die diepere zin van het woord. Hoe

kwantificeer je de aangewende creativiteit, humor en empathie van een vrijwilliger?

Hoe meet je die ingezette ‘middelen’ en de effecten ervan?

Uiteraard heeft de psychologie al manieren bedacht om creativiteit en empathie

en gevoel voor humor te operationaliseren in een controlestudie. En in de sociale

wetenschappen zijn reeds langetermijnstudies gedaan die een verband leggen tussen

opvoedingsondersteuning en de ontwikkeling van kinderen.4 Maar je hoeft de studies

niet in detail te analyseren om te beseffen dat dit complexe onderzoeksmaterie is en dat

de wetenschappelijke resultaten onvermijdelijk gecontesteerd zijn. Belangrijker voor

het punt dat ik wil maken, is dat deze studies enkel relevant zijn voor de moraalfilosofie

als men aanneemt dat de morele waarde van een handeling te herleiden valt tot wat ze

opbrengt. Maar dat is een extreme en in mijn ogen verkeerde aanname.

De manier waarop vrijwilligerswerk de wereld beter maakt ligt niet uitsluitend

in de resultaten die het kan voorleggen maar ook in de activiteit van het vrijwilligen

zelf. De vrijwilliger die enkele uren per week meedraait in een gezin dat het moeilijk

heeft, drukt met zijn of haar aanwezigheid de boodschap uit: “ jij mag er zijn, jij kunt

deze problemen te boven komen, ik trek het me aan dat jij het momenteel zwaar hebt en wil

helpen”. Het vrijwilligerswerk is niet enkel een instrument ten dienste van een betere

3 www.domovlaanderen.org. 4 Het onderzoek van de econoom James Heckman moet in deze context zeker vermeld worden. Ik bespreek het in Schaubroeck 2016, p. 54-55. Referentie bovenaan deze bijdrage.

21Vrijwilligerswerk: waarom tijd geven goed is

Page 22: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

wereld, het vrijwilligerswerk is op zichzelf uitdrukking van iets dat moreel waardevol

is: de betrokkenheid van mensen op elkaar. Zelfs al zou onderzoek aantonen dat de

opvoedingsondersteuning geboden door vrijwilligers een positief effect heeft op het

welzijn van een gezin (betere schoolresultaten van de kinderen, meer structuur en orde

thuis, betere relatie tussen ouders en kinderen, betere gezondheid van de kinderen

enz.), dan nog kan de waarde van het contact tussen een vrijwilliger en het gezin niet

gereduceerd worden tot de positieve effecten ervan. Het zou zelfs pervers zijn wanneer

de waarde van dit vrijwilligerswerk wordt afgemeten aan de effecten ervan, omdat

buitenstaanders én betrokken partijen de zin van hun engagement dan gaan zoeken in

iets dat erbuiten ligt.

Het is een cruciaal aspect van de ervaring van de vrijwilliger uit ons voorbeeld

dat zij haar aanwezigheid in het gezin op zich als zinvol ervaart, onafhankelijk van

welke effecten het op lange termijn heeft. Het is cruciaal voor de motivatie van elke

vrijwilliger dat de waarde van zijn of haar inzet toegankelijk is vanuit het standpunt

van de vrijwilliger zelf, en niet enkel af te lezen valt uit studieresultaten van empirische

wetenschappers. Maar niet enkel de motivatie hangt af van de zinvolheidservaring, ook

de morele waarde van het vrijwilligerswerk.

Dit laatste is controversieel, want eigenlijk poneer ik dat als een vrijwilliger zijn

of haar werk niet zinvol zou vinden, het vrijwilligerswerk ook geen morele waarde meer

heeft. Dat lijkt een boude stelling, die bovendien, als men ze omdraait, een egoïstische

benadering van het vrijwilligerswerk lijkt te impliceren: alsof de morele waarde van

vrijwilligerswerk staat of valt met het plezier dat de vrijwilligers erbij voelen. De relatie

tussen moraliteit en welbevinden is echter complex. Sommige moraalfilosofen, onder

wie Singer, schrikken ervoor terug om een verband te suggereren tussen moreel goed

handelen en gelukkig zijn omdat ze moraliteit verbinden met belangeloos en onpartijdig

redeneren. Maar dat het stellen van moreel goede daad een positief effect heeft op

het welbevinden van mensen doet volgens mij niets af aan de morele waarde ervan

vrijwilligers en hun organisaties

Is vrijwilligerswerk goed omdat het gelukkig maakt?

Empirische studies die aantonen dat er een verband is tussen vrijwilligerswerk doen

en zich goed voelen, suggereren helemaal niet dat vrijwilligerswerk goed is omdat het

gelukkig maakt. Dit soort reductionisme doet onrecht aan de oprechte, altruïstische

motieven van vrijwilligers. Dat goed handelen gelukkig maakt impliceert immers niet

dat mensen enkel goede daden stellen op voorwaarde dat ze zich er beter door zullen

22 Vrijwilligerswerk: waarom tijd geven goed is

Page 23: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

voelen, of met de bedoeling om zich er beter door te gaan voelen. Jon Elster zei het al lang

voor mij: geluk, als een subjectief gevoel van tevredenheid, is een essentieel bijproduct,

iets dat je in de schoot valt, en waar je geluk mee moet hebben. Maar dat mensen

gelukkig worden van vrijwilligerswerk te doen, is nu ook weer geen compleet toeval,

wil ik daaraan toevoegen.

Als we een gelukkig leven opvatten als een betekenisvol leven (waarin er

ook ruimte is voor momenten van verdriet en frustratie en pijn, maar waarin deze

ervaringen zich aftekenen tegen een achtergrond van als zinvol ervaren projecten of

relaties of studies enz.), dan kunnen we betekenisvolle levens nader bepalen als levens

die in het teken staan van dingen waar mensen om geven. Als mensen kunnen doen wat

ze belangrijk vinden, ervaren ze hun leven als zinvol. Het welzijn van andere mensen

is nu eenmaal iets waar heel veel mensen om geven en daarom is het geen wonder dat

vrijwilligerswerk gelukkig maakt. Weten waar men om geeft, is trouwens geen simpele

opdracht. Soms moeten we het uitzoeken. En alleen daarom al is vrijwilligerswerk iets

dat we allemaal op zijn minst een keertje zouden moeten proberen. Om ons te realiseren

hoezeer we blijkbaar geven om het welzijn van anderen. Door aan hun welzijn bij te

dragen, ervaren wij ons leven als betekenisvol, en dat verhoogt dan weer ons eigen

welzijn.

Deze verbinding tussen weldaden stellen en een gelukkig leven leiden, vermijdt

enerzijds een verdachtmaking van moreel handelen als een instrument om het

eigenbelang te dienen, maar geeft anderzijds toch een realistisch beeld van hoe mensen

in elkaar zitten. We zijn evolutionair zo uitgerust dat andere mensen helpen ons

gelukkig kan maken. Er duiken meer en meer psychologische studies op die het causale

verband tussen moreel goed handelen (op een of andere manier geconcretiseerd, bv. in

vrijwilligerswerk of door iemand in nood te helpen) en welzijn (op een of andere manier

gedefinieerd als subjectief welbevinden of levenstevredenheid) bewijzen (Weinstein

en Ryan 2010). Een voor de hand liggende verklaring is dat mensen als sociale wezens

bepaalde basale noden hebben waar moreel goed handelen aan tegemoetkomt, zoals

een nood aan sociaal contact, samenzijn met anderen, participeren aan groepsprojecten

(Baumeister and Leary 1995). Er zijn ook neigingen en mechanismes in de mens die

het moreel goed handelen in de weg zitten, maar dat moet ons niet blind maken voor de

natuurlijkheid waarmee velen hun medemensen wel helpen. Uitleggen dat moreel goed

handelen gelukkig maakt, behoeft geen omweg via zelffelicitaties of andere vormen

van egoïsme. Dat moraliteit een natuurlijke oorsprong heeft in de aanleg van sociale,

afhankelijke wezens als wij, volstaat om het verband tussen het goede, betekenisvolle

leven en morele goedheid zoals dat zich manifesteert in vrijwilligerswerk te duiden

23Vrijwilligerswerk: waarom tijd geven goed is

Page 24: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Is vrijwilligerswerk goed omdat het onze kapitalistische welvaart ten goede aanwendt?

Het is niet alleen gebruikelijk maar ook moreel goed dat vrijwilligers niet overmatig

gefocust zijn op de resultaten van hun werk. Het zou hen, zoals ik stelde, vervreemden

van de waarde van het ‘hier-en-nu-iets-zinvols-doen’. Het zou bovendien leiden tot een

economische logica in een sector die net bloeit door een dwarse manier van denken. In

de vrijwilligerswereld moeten geen targets gehaald of winstmarges geboekt worden.

Het adagium ‘time is money’ geldt hier niet. Vrijwilligers hebben tijd, of beter, maken

tijd, om binnen die afgebakende vrije zone iets te doen dat niet moet. Een huishoudelijke

taak, een professionele verplichting, een doktersafspraak en kappersbezoek komen toch

altijd met een soort dwang op ons af: ook als we het niet leuk of zinvol vinden, doen we

het toch. Omdat het moet. Van het ‘vrijwilligen’ kunnen we werkelijk stellen dat we het

helemaal uit vrije wil doen, anders was het die naam niet waardig.

Dat vrijwilligerswerk ons ontslaat van de bekommernis om winstbejag of een

ander concreet doeleinde moeten we koesteren en meenemen in een evaluatie van het

belang ervan. Het effectief altruïsme toepassen op vrijwilligerswerk zou de marktlogica

binnenbrengen waar die niet thuishoort. Hoewel misschien niet alle vrijwilligers

het zo zouden expliciteren, zoeken velen in het vrijwilligerswerk een andere manier

van (samen)leven dan diegene die de markteconomie voorschrijft. Het is geen toeval

dat mensen die niet (meer) op de professionele arbeidsvloer terecht kunnen, vaak zin

en betekenis zoeken in het vrijwilligerswerk. Daar heerst een andere logica, die door

mensen expliciet of impliciet gewaardeerd wordt als alternatief voor de steeds meer om

zich heen grijpende logica van het marktdenken.

Deze positie van vrijwilligerswerk in en tegenover een kapitalistische

economie dreigt verloren te gaan, wanneer men vrijwilligersorganisaties onderling

laat concurreren en hen gaat vergelijken in termen van input en output. Een bijzondere

waarde van het vrijwilligerswerk bestaat erin dat ze op een andere dan de economische

manier bijdraagt aan het welzijn in de samenleving. Peter Singers bewondering voor

de excentrieke bankier Matt Wage geeft in dit verband te denken (Singer 2015). Matt

Wage is een oud-student van Singer die een carrière op Wall Street verkoos boven een

academische, filosofische loopbaan. Zijn reden voor deze keuze is dat hij als bankier veel

meer geld kan verdienen dan als academicus en dus veel grotere bedragen kan weggeven

aan liefdadigheid. Singer beseft allicht wel dat hij met dit voorbeeld provoceert, maar feit

blijft dat hij Wage naar voren schuift als een excellent moreel goed iemand, een voorbeeld

voor anderen. Wage brengt ‘effective altruïsm’ zo goed als mogelijk in de praktijk. Hij

redt duizenden mensenlevens door zijn bankiersloon weg te geven. Men vraagt het zich

onvermijdelijk af: weet Singer dan niet dat het in stand houden en actief bijdragen aan

24 Vrijwilligerswerk: waarom tijd geven goed is

Page 25: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

een bancair systeem met zijn voedselspeculaties en bedrieglijke hypotheken ook vele

mensenlevens kost? Singer doet alsof de huidige organisatie van de Amerikaanse (of bij

uitbreiding westerse) samenleving een vaststaand gegeven is, iets wat we niet kunnen

veranderen maar enkel ten goede aanwenden. Maar dat is zelf bedrog.

Vele vrijwilligers willen met hun belangeloze inzet net getuigen van de

mogelijkheid van zo’n alternatieve manier van samenleven. Die sociale betekenis van

het vrijwilligerswerk is, naast de individuele betekenisvolheid ervan, nauw verweven

met de morele waarde van vrijwilligerswerk. Het effectief altruïsme, met zijn eenzijdige

nadruk op resultaten, ziet deze verbanden over het hoofd. Nochtans lijken ze mij

essentieel om de waarde van vrijwilligerswerk te duiden.

Tot besluit

Dat altruïsme een moreel goede zaak is, staat vast. Dat effectief altruïsme een bijzondere

morele waarde heeft, betwijfel ik. De efficiëntie voegt voor mij niets toe aan de morele

betekenis van het altruïstisch handelen. De focus op het geven van geld laat ons

makkelijk afdwalen naar economische berekeningen. Het geven van tijd is daarom

misschien een beter voorbeeld om te zien waar het in de moraal om gaat. De morele

waarde van het vrijwilligerswerk vind ik niet in iets dat buiten het vrijwilligerswerk

zelf valt. De waarde van vrijwilligerswerk zit niet in waar het toe leidt, maar in wat

het uitdrukt. Vrijwilligerswerk drukt zorgzaamheid uit: zorg voor elkaar, zorg om hoe

onze samenleving eruitziet, zorg om hoe we de wereld achterlaten voor toekomstige

generaties.

[Katrien Schaubroeck is docent Filosofie aan de Universiteit Antwerpen. Haar onderzoek

situeert zich binnen de meta-ethiek en de morele psychologie.]

Contact: [email protected] | Twitter: @KatrienSchaubr

Literatuur

• Baumeister, Roy en Leary, Mark R., “The Need to Belong: Desire for Interpersonal

Attachments as a Fundamental Human Motivation”, Psychological Bulletin

117: 3 (1995), p. 497-529.

• Singer, Peter, The Most Good You Can Do: How Effective Altruism Is Changing

Ideas about Living Ethically, Yale, Yale University Press, 2015.

• Schaubroeck, Katrien, Gewone Helden. Een kleine ethiek van het

vrijwilligerswerk, Leuven, Acco, 2016.

25Vrijwilligerswerk: waarom tijd geven goed is

Page 26: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

• Weinstein, Netta en Ryan, Richard M., “When Helping Helps: Autonomous

Motivation for Prosocial Behavior and Its Influence on Well-Being for the

Helper and Recipient”, Journal of Personality and Social Psychology 98:2

(2010), p. 222-244.

Vrijwilligerswerk: waarom tijd geven goed is26

Page 27: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

CD&V hecht dan ook enorm veel belang en waarde aan de vrijwillige inzet van

de vrijwilligers in onze samenleving. Uit de publicatie ‘Het vrijwilligerswerk in

Vlaanderen. Kerncijfers’ van de Koning Boudewijnstichting uit 2015 blijkt dat ongeveer

1.166.000 personen, ofwel 12,5% van de bevolking van 15 jaar en ouder, zich inzetten

binnen organisaties. In Vlaanderen zijn dit ca. 750.000 personen, ofwel 13,9%. Een

vrijwilliger presteert gemiddeld zo’n 190 uur per jaar, ofwel ongeveer 4 uur onbetaald

werk per week. Het totaal van de gratis prestaties loopt op tot 221,2 miljoen uur per jaar,

ofwel 4,1% van het jaarlijkse volume betaald werk.

Vrijwilligers zijn vooral actief in vier sectoren: sport (24,5%), cultuur en socio-

culturele activiteiten (19,9%), maatschappelijke dienstverlening (19,7%), onderwijs

en vorming (16,8%). Jeugd- en sportverenigingen, culturele en maatschappelijke

organisaties, maar ook scholen en andere private en publieke initiatieven zouden vaak

niet mogelijk zijn zonder deze vrijwillige inzet.

Vrijwilligerswerk vervult meerdere functies, al dan niet tegelijkertijd, met

wisselende verhoudingen tussen het gewicht van de diverse functies:

• Signaalfunctie: Vrijwilligerswerk ontstaat daar waar een behoefte of een tekort

aangevoeld wordt, het is een reactie op tekorten en/of wantoestanden;

• Aanvullende functie: Vrijwilligerswerk overstijgt de ‘functionele’ contacten, maar

Respons: Helga Pletzers

Vrijwilligerswerk, quo vadis?

Elke mens is uniek en moet in zijn individueel vermogen tot denken en handelen gerespecteerd worden. Tegelijkertijd worden we pas mens in relatie met anderen. We kunnen ons pas ontplooien omdat we ingebed zijn in een gezin, in verenigingen en in een brede samenleving die voor ons zorgt en waarvoor wij op onze beurt zorg dragen. Zoals mevrouw Schaubroeck aanhaalt is vrijwilligerswerk waardevol, en wel in verschillende opzichten. Vrijwilligerswerk is goed in de morele zin van het woord, goed voor de samenleving en goed voor het individu. De waarde van vrijwilligerswerk zit niet in waar het toe leidt, maar in wat het uitdrukt. Vrijwilligerswerk drukt zorgzaamheid uit: zorg voor elkaar, zorg om hoe onze samenleving eruitziet, zorg om hoe we de wereld achterlaten voor toekomstige generaties.

27Vrijwilligerswerk, quo vadis?

Page 28: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

brengt persoonlijke contacten in relaties. Vrijwilligerswerk humaniseert;

• Sociaal-integratieve functie: Vrijwilligerswerk biedt heel wat mogelijkheden tot

ontplooiing, participatie, het opdoen van ervaring…;

• Maatschappelijke opvang- en reservoirfunctie: Vrijwilligerswerk biedt een kader

om bepaalde groepen (bv. risicogroepen) op te vangen. Vrijwilligerswerk kan een

alternatieve bezigheid voorzien, een zinvolle tijdsbesteding die toelaat aan mensen

om hun capaciteiten te ontwikkelen;

• Economische functie: Door vrijwilligerswerk worden werkzaamheden uitgevoerd

die binnen een gewone marktsetting niet interessant zijn omdat er bijvoorbeeld geen

of weinig winst mogelijk is. Door vrijwilligerswerk blijft bepaalde dienstverlening

betaalbaar, zodat vele groepen in de samenleving ervan kunnen genieten.

Vrijwilligerswerk draagt ook bij tot de groei van het bruto nationaal product (bnp)1.

• Democratiserende functie: Vrijwilligerswerk is een forum voor participatief

burgerschap. Enerzijds vervult het vrijwilligerswerk als ‘maatschappelijk

middenveld’ een intermediaire rol tussen het individu en de overheid, kanaliseert het

democratische processen en oefent invloed uit. Anderzijds gaat er een invloed uit van

de deelname aan het vrijwilligerswerk op het individu, dat geactiveerd wordt en een

actief burgerschap op zich neemt.

Definitie van vrijwilligerswerk

De wet betreffende de rechten van vrijwilligers van 2005 definieert vrijwilligerswerk

als volgt: “elke activiteit:

a) die onbezoldigd en onverplicht wordt verricht;

b) die verricht wordt ten behoeve van één of meer personen, andere dan degene die de

activiteit verricht, van een groep of organisatie of van de samenleving als geheel;

c) die ingericht wordt door een organisatie anders dan het familie- of privé-verband

van degene die de activiteit verricht; d) en die niet door dezelfde persoon en voor

dezelfde organisatie wordt verricht in het kader van een arbeidsovereenkomst, een

dienstencontract of een statutaire aanstelling.”

Vrijwilligerswerk omvat altijd vier componenten: het is het geheel van activiteiten

die op vrijwillige basis worden uitgevoerd, zonder financiële vergoeding (buiten

eventuele kostenvergoedingen), in georganiseerd verband en met een maatschappelijk

doel en voor anderen, hetzij individuen, groepen of de samenleving als geheel (maar

zonder familieband, zie hiervoor mantelzorg).

1 http://ccss.jhu.edu/wp-content/uploads/downloads/2013/04/JHU_Global-Civil-Society-Volunteering_FINAL_3.2013.pdf .

28 Vrijwilligerswerk, quo vadis?

Page 29: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Het woord belangeloos komt niet voor in deze definitie. Het is al langer

geaccepteerd en erkend, zoals ook blijkt uit de bijdragen in deze CDR, dat een vrijwilliger

zich niet enkel voor een ander inzet, maar ook zelf iets uit vrijwilligerswerk wil en

kan halen. Er zijn tal van redenen en motivaties, die op een breed continuüm tussen

altruïsme aan de ene kant en eigenbelang aan de andere kant gezet kunnen worden.

In de literatuur onderscheidt men de motieven van vrijwilligers meestal in drie grote

groepen:

• de sociale motieven: voor het sociaal contact, om goed te doen voor de ander, om het

eigen netwerk te behouden, te vergroten, eenzaamheid tegen te gaan…;

• de individualistische motieven: omdat men er als individu bepaalde opportuniteiten

aan kan koppelen of uithalen, zoals talenten ontdekken, experimenteren, ervaring

om op het cv te zetten…;

• de ideologische motieven: vanuit een maatschappijbeeld, om te ageren, bepaalde

toestanden te verbeteren of aan te klagen…

Beleid inzake vrijwilligerswerk

Alle beleidsniveaus erkennen het belang van vrijwilligerswerk. Federaal werd in 2015

– naar aanleiding van het tienjarig bestaan van de vrijwilligerswet – aan de Hoge Raad

voor Vrijwilligers (HRV) gevraagd om deze wet te evalueren. In een persbericht dd.

1.3.20172 geven minister De Block en vicepremier Peeters aan in te zullen gaan op de

door de HRV geformuleerde aanbevelingen en zetten ze de federale krijtlijnen voor een

hervorming uit. Minister Peeters werkt momenteel aan een update van het kader (nvdr:

deze tekst werd afgesloten op 5 december 2017).

De Vlaamse Regering heeft op 18 november 2016 het ‘Traject voor een

gecoördineerd Vlaams vrijwilligersbeleid’ goedgekeurd. Het traject bevat tal van

geplande acties om het vrijwilligerswerk te vergemakkelijken en het statuut van de

vrijwilligers te verbeteren, door te voorzien in een beter wetgevend kader en statuut,

betere informatie en ondersteuning en minder regels.

Het in 2017 goedgekeurde decreet lokaal sociaal beleid stelt dat het lokale niveau

het niveau is dat het dichtst op de mensen is betrokken en nauw aansluit bij de leefwereld

van elke Vlaming. Het is bijgevolg aan het lokale bestuur om burgerinitiatieven,

vrijwilligers en informele zorg te ondersteunen. De Vlaamse overheid voorziet een

ondersteuningsbeleid ten aanzien van de lokale besturen om deze ambities waar te

maken. Een mooi palmares.

2 http://www.deblock.belgium.be/nl/een-miljoen-vrijwilligers-belgi%C3%AB-krijgen-een-duidelijker-en-sterker-statuut .

29Vrijwilligerswerk, quo vadis?

Page 30: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Verenigingswerk, occasionele diensten tussen burgers en deeleconomie

Vooropgestelde hervorming

Intussen werd, in uitvoering van het Zomerakkoord, een voorontwerp van wet “op

economische relance en versterking sociale cohesie” goedgekeurd. Het ontwerp roept

onder andere voor het verenigingswerk en voor occasionele diensten tussen burgers een

nieuw statuut in het leven waarbinnen particulieren binnen bepaalde grenzen fiscaal

onbelast kunnen bijverdienen.

Het ontwerp, op 27 oktober 2017 in eerste lezing goedgekeurd door de

ministerraad, voorziet dat vanaf 1 januari 2018 werknemers die minstens 4/5 werken,

zelfstandigen die bijdragen betalen (zoals) in hoofdberoep en gepensioneerden, tot

1.000 euro per maand en max 6.000 euro per jaar onbelast (fiscaal en sociaal) zullen

kunnen bijverdienen met bepaalde activiteiten in het verenigingsleven, taken bij

particulieren en in de deeleconomie. Verenigingswerk betreft activiteiten die het

midden houden tussen vrijwilligerswerk en betaald werk. De maatregel wil een kader

creëren voor werk dat nu niet of in het zwart plaatsvindt. Het statuut van de verrichter

van verenigingswerk zal zo veel als mogelijk sporen met het statuut van de vrijwilliger.

De activiteiten voor verenigingsleven en taken zijn vastgelegd in twee lijsten.3 De

registratie van de activiteiten zal gebeuren via een elektronische applicatie.

Deze maatregel komt niet helemaal uit de lucht vallen. In het Vlaams

regeerakkoord 2014-2019 staat: “Er komt een overleg over de uitwerking van een nieuw

statuut voor de sportbegeleider.” In het voorjaar 2017 keurde de Vlaamse regering een

visietekst goed over de contouren van een “statuut vrijetijdswerk/semi-agorale arbeid

voor de sportbegeleider”. Deze visienota werd overgemaakt aan de federale regering. Het

binnen de schoot van de federale regering bereikte akkoord bouwt hier op voort, maar

gaat een stuk verder.

Reacties en bezorgdheden

Vanuit diverse hoeken (middenveld, sociale partners, academische wereld) werd hierop

ongerust gereageerd. De Nationale Arbeidsraad (NAR) wijst (er) in zijn advies van

29.11.20174 op:

• Het risico van oneerlijke concurrentie en de verschuiving van

3 http://www.krispeeters.be/portfolio/tot-6000-euro-jaar-onbelast-bijverdienen-met-verenigingswerk-klussen-en-deeleconomie 4 Advies 2065 van 29.11.2017. Verenigingswerk, occasionele diensten van burger tot burger en deeleconomie via erkend platform - Ontwerp van wet en koninklijk besluit - Gevolg rapport nr. 107 over digitalisering en deeleconomie

30 Vrijwilligerswerk, quo vadis?

Page 31: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

beroepsactiviteiten van reguliere tewerkstelling naar vrijgestelde verdiensten;

• Dat de activiteiten nauwelijks te controleren zijn;

• Het risico voor deprofessionalisering, zeker wanneer het activiteiten betreft die

zijn onderworpen aan kwalificatievereisten, kwaliteitsnormen, erkenningen,

veiligheidsregels en regels inzake bescherming van werknemers, consumenten,

milieu en cliënten. Dit zowel voor de commerciële sector als voor de social profit

en de openbare diensten. Zeker wanneer het de zorg aan huis betreft van kwetsbare

personen;

• Een gebrek aan effectieve controlemogelijkheden op prestaties die in de privésfeer

worden geregeld, onder meer door het wegvallen van de fiscale heffing;

• Dat bestaande evenwichten worden doorkruist: overheidsfinanciering, financiering

van de sociale zekerheid, collectieve afspraken, arbeidsbescherming, oneerlijke

concurrentie…

Ook de Raad van State had ernstige bedenkingen. De Raad wees erop dat de

regeling mogelijk tweemaal discriminerend is. De fiscaal- en sociale zekerheidsrechtelijke

behandeling van de vergoeding voor eenzelfde activiteit is verschillend naargelang die

activiteit wordt uitgeoefend als vrijwilliger, als werknemer/zelfstandige/ambtenaar of

als verenigingswerker. De ontworpen regeling heeft ook een verschillende behandeling

tot gevolg naargelang de persoon die het verenigingswerk verricht. De regeling staat

immers enkel open voor wie al een andere – professionele – hoofdactiviteit heeft als

werknemer, zelfstandige of ambtenaar en voor gepensioneerden. Als gevolg van die

vereiste zijn met name uitgesloten: (1) de gerechtigden op een loonvervangingsinkomen

(in het kader van de verzekeringen tegen werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en

invaliditeit, arbeidsongevallen en beroepsziekten), (2) de gerechtigden op een sociale

bijstandsuitkering, (3) de personen met een professionele activiteit die niet voltijds (of

gelijkgesteld) is en (4) personen buiten de arbeidsmarkt, zoals studenten en huismannen

en -vrouwen. Daarnaast wordt voor wie reeds een professionele hoofdactiviteit heeft,

een onderscheid ingevoerd naargelang de betrokken activiteit wordt verricht als

bijberoep (als werknemer of zelfstandige) dan wel als verenigingswerk.

Christendemocratisch perspectief

Vanuit een christendemocratisch perspectief is het belangrijk dat de invoering van het

verenigingswerk het vrijwilligerswerk niet in het gedrang brengt. Daarbij moet onder

meer rekening worden gehouden met de volgende elementen:

31Vrijwilligerswerk, quo vadis?

Page 32: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

De lokroep van het geld

De onkostenvergoeding in het kader van het vrijwilligerswerk bedraagt vandaag

maximum 33,36 euro per dag en 1.334 euro per jaar. De maximumgrens voor het

verenigingswerk zal maximum 1.000 euro per maand (nvdr.: zoals voorzien in vermeld

voorontwerp van 27 oktober 2017) en 6.000 euro per jaar bedragen.

Door de beslissing om het verenigingswerk zo nauw mogelijk te laten aansluiten

bij het vrijetijdswerk, ontstaat er een grote overlap inzake gebruikers/ontvangers en

toegelaten activiteiten. Veel vrijwilligers zullen in de toekomst bij hun huidige vereniging

eenzelfde activiteit kunnen blijven uitvoeren, maar dan als verenigingswerker tegen

een hogere vergoeding. Tenminste indien de vereniging dit kan betalen.

Organisaties die aangewezen zijn op echt vrijwilligerswerk dreigen vrijwilligers

te verliezen omdat ze niet in staat zijn om (meer) te vergoeden. Vandaag ontvangt één

op vijf vrijwilligers een onkostenvergoeding. Nu bestaat er al concurrentie tussen

verenigingen die een onkostenvergoeding toekennen en deze die dit niet doen. In de

vacaturebank vrijwilligers.be wordt ‘vergoeding’ bewust niet als zoekfilter gebruikt.

De druk op vrijwilligersorganisaties om minstens een onkostenvergoeding toe te

kennen, zal groter zal worden. De perceptie zal groeien dat een onkostenvergoeding een

prestatievergoeding is. Maatschappelijk engagement zal van belang blijven, maar als

men eenzelfde engagement kan opnemen tegen een (betere) vergoeding…

Vrijwilligerswerk enkel nog voor de ‘sukkelaars’, de achterblijvers

Er dreigt er een selectieve leegloop. Het statuut van de vrijetijdswerker staat in

tegenstelling tot het vrijwilligerswerk niet open voor iedereen. Zowat iedereen kan

vrijwilligerswerk doen, maar men moet 4/5 tewerkstelling of pensioen kunnen

bewijzen om vrijetijdswerker te kunnen zijn. Mensen die wellicht op zoek zijn naar een

aanvulling van hun (vervangings)inkomen zullen slechts in uitzonderlijke gevallen

in het nieuwe stelsel kunnen stappen. Gepensioneerden en werkenden vormen een

belangrijk aandeel van de Belgische bevolking dat aan vrijwilligerswerk doet.

32 Vrijwilligerswerk, quo vadis?

Page 33: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Bron: Het Vrijwilligerswerk in België. Kerncijfers, Koning Boudewijnstichting , oktober 2015.https://www.kbs-frb.be/~/media/Files/Bib/Publications/PUB_3366_vrijwilligerswerk.pdf

Bovendien blijken deze twee groepen sterker te zijn vertegenwoordigd in

specifieke sectoren van vrijwilligersactiviteiten. De dreiging van het verlies van

vrijwilligers zal voor deze sectoren dus groter zijn.

Bron: Het Vrijwilligerswerk in België. Kerncijfers, Koning Boudewijnstichting , oktober 2015.https://www.kbs-frb.be/~/media/Files/Bib/Publications/PUB_3366_vrijwilligerswerk.pdf

33Vrijwilligerswerk, quo vadis?

Page 34: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Maatschappelijk verlies

Vrijwilligerswerk houdt heel wat diensten en activiteiten betaalbaar. Dat maakt

vrijwilligerswerk sterk. Het zorgt ervoor dat zorg, warmte en solidariteit ook binnen

handbereik komen van mensen die niet of onvoldoende middelen hebben om diensten

en hulp in te kopen. De vrijetijdswerker kan immers vragen zijn prestaties te vergoeden,

waardoor het zich vooral richt op de meer koopkrachtige vraag.

De inzet van iemand die vrijwilligerswerk doet, kan moeilijk als louter

belangeloos worden beschouwd. Ook al bestaat er juridisch geen arbeidsrelatie,

de kans is groot dat dit in de perceptie wel zo zal zijn. Men zal meer verwachten van

iemand die verenigingswerk doet, bv. inzake ‘accountability’, kwalificaties… Er

dreigt een ‘ondergeschikte’ relatie te ontstaan. De sociaal-integratieve functie van

vrijwilligerswerk komt hierdoor onder druk te staan.

Risico op verdringing vrijwilligerswerk

Een blik op de vrijwilligersvacatures in diverse databanken leert dat veel vacatures voor

vrijwilligerswerk heel wat specifieke competenties vragen én veel engagement vergen,

waardoor ze haast lijken op vacatures voor betaalde jobs. Wat nu door vrijwilligers

gebeurt, gaat in de toekomst mogelijk door nog meer betaalde arbeid vervangen worden,

bijvoorbeeld door freelancers die tevreden zijn met deze vergoeding. Dit leidt tot

professionalisering van de sectoren. Een deel van de maatschappelijke meerwaarde van

vrijwilligerswerk dreigt hierdoor verloren te gaan.

Verenigingswerk aan 0 euro?

Doel van het verenigingswerk is de grijze zone tussen vrijwilligerswerk en reguliere

arbeid in te vullen. Verenigingswerk zou dus complementair moeten zijn aan

vrijwilligerswerk. De memorie van toelichting bij het wetsontwerp stelt echter dat de

verrichter van verenigingswerk en de organisatie de vergoeding van het verenigingswerk

grotendeels vrij kunnen bepalen. Het wetsontwerp legt geen verplichting op tot het

betalen van een vergoeding of een minimumvergoeding. Indien men verenigingswerk

kan doen aan 0 euro, waar bevind zich dan nog het verschil met vrijwilligerswerk?

We moeten er in die context over waken dat het vrijwilligerswerk een even goede

bescherming geniet als het verenigingswerk.

34 Vrijwilligerswerk, quo vadis?

Page 35: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Verdere aanpak

Het is op zich een goede zaak dat er werk wordt gemaakt van het verenigingswerk als

derde kader, naast het (zuivere) vrijwilligerswerk en de reguliere (professionele)

arbeid. Heel wat mensen verrichten vandaag prestaties voor een sportclub of

in de amateurkunsten waar meer dan een onkostenvergoeding tegenover mag

staan. CD&V was daarom voorstander van de uitwerking van een statuut ‘semi-

agorale’ arbeid. Het statuut verenigingswerk biedt een antwoord op de suboptimale

vergoedingsmechanismen die vandaag in de verschillende sectoren worden gehanteerd

en de daardoor gecreëerde grijze zone.

Vandaag (nvdr: deze tekst is afgesloten op 6 december 2017) wordt het dossier

opnieuw besproken binnen de federale regering. Volgens CD&V worden de volgende

elementen daarbij best meegenomen:

• Bijwerking van de lijst met activiteiten. De lijst met activiteiten die als verenigingswerk

in aanmerking kunnen komen, is zeer ruim en soms onduidelijk;

• Gefaseerde invoering. Gelet op de diversiteit van de gevatte (sub)sectoren, de (deel)

activiteiten en de impact op de reguliere werkgelegenheid en het vrijwilligerswerk,

dient de impact sector per sector grondig te worden onderzocht. De online

registratie-applicatie moet operationeel zijn vooraleer de regelgeving in werking

kan treden. Implementatie lijkt het snelst haalbaar voor de sector van de sport en de

amateurkunsten. Hier is een groot deel van het voorbereidend werk reeds gedaan in

het kader van de oefening ‘semi-agoraal statuut’. In andere sectoren bestaat er echter

nog veel verwarring. Het is niet altijd duidelijk welke vrijwilligers vergoed kunnen

worden en welke niet.

• In overleg met de gemeenschappen en gewesten. De ontworpen regeling inzake

het verenigingswerk heeft een aanzienlijke weerslag op sectoren waarin het

verenigingsleven een belangrijk gegeven is, zoals bijvoorbeeld de sport-, de zorg-

en de sociaal-culturele sector. En die ressorteren onder de bevoegdheden van de

gemeenschappen en de gewesten. Bij de uitoefening van de thans aan de orde zijnde

federale bevoegdheden zal de federale overheid het evenredigheidsbeginsel in acht

moeten nemen en moet zij erover waken dat zij de bevoegdheidsuitoefening van de

gemeenschappen en gewesten niet onmogelijk of overdreven moeilijk maakt, meer

bepaald wat betreft het georganiseerd vrijwilligerswerk in een aantal sectoren;

De invoering van het verenigingswerk is tot slot een goede aanleiding voor een

evaluatie en rationalisering van verschillende bestaande sociale zekerheidsstatuten.

Ook de vraag of er geen absoluut plafond voor de (inkomsten uit) activiteiten die in de

verschillende, vandaag bestaande (en in de toekomst in te voeren), bijzondere sociale

35Vrijwilligerswerk, quo vadis?

Page 36: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

statuten kunnen worden uitgeoefend (o.a. de deeleconomie, verenigingswerk, kleine

kunstenaarsvergoeding (KVR) en vrijwillige brandweer), wordt best meegenomen.

Teneinde het vrijwilligerswerk te helpen om aan deze uitdagingen het hoofd te

bieden, dienen de aangegane engagementen om het vrijwilligerswerk te versterken zo

snel en optimaal mogelijk te worden nagekomen en ingevuld

[Helga Pletzers is adviseur Gezondheidszorg en Welzijn bij Ceder, studiedienst van CD&V.]

Contact: [email protected]

36 Vrijwilligerswerk, quo vadis?

Page 37: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Mocht men u vragen een portret te schetsen van een filantroop, welk beeld komt u dan

voor ogen? Een oudere man, netjes in het krijtstreeppak? Een dame op leeftijd, tot in de

puntjes gecoiffeerd, lang niet onbemiddeld? Of houdt u het gewoon bij Bill Gates, iets

jonger maar nog veel gefortuneerder?

Uw beeld kan kloppen voor sommige filantropen, maar het is veel en veel te

beperkt. Filantropie is niet het speelterrein van de superrijken, niet de 0,001-‘procenters’

of de 1-‘procenters’. Ja, filantropie gaat verder dan een jaarlijkse gift, ook al gaat het

misschien om honderden euro’s, aan een goed doel. Maar het gaat niet zozeer verder

in de zin dat het om enorme bedragen zou moeten gaan, maar wel dat de schenker

persoonlijker betrokken is en de inzet van de geschonken middelen meer gestructureerd

wordt aangepakt, met de bedoeling een impact te hebben op lange termijn.

Waarom schenken mensen? Hun motivatie is steeds geworteld in een

persoonlijke ervaring, gelukkig of minder gelukkig. Ze schenken uit dankbaarheid om

de kansen die de maatschappij hen heeft gegeven, dank voor het geluk dat ze putten

uit kunst of natuur, dank voor de medische vooruitgang waaraan anderen voor hen

hebben bijgedragen. Ze geven terug, vanuit de drang een spoor na te laten, iemands

nagedachtenis te eren, een steen te verleggen. Ze schenken uit pure medemenselijkheid

en generositeit.

Geen twee filantropen zijn gelijk. En toch zit er een dwingende rode draad in al

hun verhalen en drijfveren: filantropie vertrekt vanuit het hart. Zonder uitzondering

Erika Racquet & Ludwig Forrest

Filantropie 2.0: moderne methoden, maar persoonlijke betrokkenheid blijft centraal

Filantropie duf en bestoft? Anno 2017 is het levendiger dan ooit, gedreven door persoonlijk engagement en passie, uitgevoerd met innovatieve methodes, en een complementaire kracht voor het lenigen van zoveel maatschappelijke noden.

37Filantropie 2.0: moderne methoden, maar persoonlijke betrokkenheid blijft centraal

Page 38: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

richten filantropen zich op projecten die aansluiten bij hun eigen levensverhaal of dat

van hun naasten, bij hun maatschappelijk engagement of expertise, bij hun passie. De

persoonlijke betrokkenheid is een constante, hoe divers ook de uitingen daarvan. De

ene wil een kunstcollectie, een waardevol pand of een natuurgebied vrijwaren waarmee

hij een levenslange band heeft. Een andere wil iets teruggeven aan het dorp of de streek

waar hij opgroeide. Kinderen willen het levenswerk en maatschappelijk engagement van

hun vader voor kwetsbare mensen niet verloren laten gaan, ouders steunen onderzoek

naar de ziekte die hun dochter trof.

Sommigen zijn nog jong en vol temperament, ideeën en energie om daadwerkelijk

de wereld te verbeteren, stap voor stap maar resultaatgericht. Anderen hebben succes

geboekt met hun onderneming en willen de kansen van anderen vergroten. Niet later,

maar nú. Alleenstaanden in de herfst van hun leven denken erover na hoe ze via hun

nalatenschap hun steentje zullen bijdragen. Families willen via een filantropisch

project dan weer hun waarden van solidariteit, (terug)geven en respect, doorgeven aan

de jongere generaties.

Laat er geen misverstand rijzen: je hoeft niet de laatste erfgenaam te zijn van een

eeuwenoud familiefortuin, ook wie heel zijn leven een doorsneebaan heeft gehad en

wat spaargeld bijeen heeft gebracht, kan een reële impact hebben. In de filantropie is

een plaats te vinden voor elkeen die zich openstelt voor de vragen van de maatschappij.

Er zijn legio voorbeelden van lokale projecten waar de relatief bescheiden inbreng

van een filantroop op korte termijn tot opvallende resultaten leidt en vaak zelfs een

hef boomeffect teweegbrengt. Een klein fonds kan even doeltreffend zijn als eentje

dat miljoenen ter beschikking kan stellen, als het maar vertrekt van de vraag wat men

wil en kan veranderen met zijn inbreng, in welke sector en op welke schaal. Met een

bescheiden som kan soms net dát kunstobject worden verworven dat een leemte vult

in een collectie, of kan snel en soepel worden ingespeeld op acute behoeften in medisch

onderzoek – een terrein waar filantropie overigens een sleutelrol heeft gespeeld bij

belangrijke ontdekkingen en nog steeds een onmisbare aanvulling is op de publieke

investeringen in onderzoek en innovatie. Het is een kwestie van het filantropische

parcours goed uit te stippelen, om niet enkel de aanpak te kiezen waar de schenker zich

honderd procent goed bij voelt, maar zeker ook tot een zo hoog mogelijke efficiëntie van

de ingezette middelen te komen.

Filantropen zijn gevoelig voor de maatschappelijke noden waar overheden niet

altijd een antwoord op kunnen geven, in de meeste gevallen om de eenvoudige reden dat

hun middelen eindig zijn. Ze helpen de gaten dicht te rijden, de mazen van het vangnet

te herstellen. In onze Rijnlandse traditie – die daarin verschilt van de Angelsaksische

– hebben ze echter noch de ambitie, noch de filosofie in de plaats te treden van de

38 Filantropie 2.0: moderne methoden, maar persoonlijke betrokkenheid blijft centraal

Page 39: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

overheden. Integendeel, er wordt vaak pragmatisch en effectief samengewerkt met

overheden, zij het op lokaal, regionaal, federaal of Europees niveau.

De filantropie is intussen ook met fikse tred tijdperk 2.0 ingestapt. Nieuwe tijden,

nieuwe aanpak. De methodes zijn de jongste jaren aangevuld met moderne technieken

en modellen. De fase van de eerste experimenten is voorbij, al behoudt het leerproces

steeds een open einde en is men ook in de filantropiewereld nooit volleerd. Zo wordt

stelselmatig meer ervaring opgebouwd met ‘venture philantropy’, sociaal investeren

of ‘impact investing’, crowdfunding,… ja zelfs de mogelijkheden die ‘blockchain’ zou

kunnen bieden, worden opgevolgd. Organisaties die steun krijgen van het Venture

Philantropy Fund, beheerd door de Koning Boudewijnstichting, bijvoorbeeld,

ontvangen geen financiële steun om een afgebakend project te financieren, maar vooral

om hun werking, bestuur en leiderschap kritisch onder de loep te nemen en te versterken.

Met gespecialiseerde consultants wordt het verbeteringstraject doorlopen, bijvoorbeeld

nadat een organisatie door haar eigen succes buiten haar voegen is gegroeid.

Maar de vernieuwing zit ook in het ruimere gamma aan financieringsmodellen.

Filantropie anno 2017 gaat instrumenten als leningen of winstdeling niet uit de weg.

Benamingen zoals sociaal investeren of ‘impact investing’ tonen aan dat de nieuwe

vormen weg evolueren van veeleer charitatief, puur schenken, weliswaar met evaluatie

van het resultaat, naar een hybride vorm. Op de as tussen het schenken met als enige

doel sociale waarde te creëren, en aan het andere eind het pure financieel investeren met

winst als oogpunt, liggen heel wat varianten die steeds meer geëxploreerd worden.

Maatschappelijke impact boeken én daarenboven een financiële meerwaarde,

wordt niet langer als een ‘contradictio in terminis’ aanzien. Neem investeringen,

onder meer door filantropen, in sociale ondernemingen. Het eerste doel van zulke

ondernemingen is een maatschappelijke impact, zoals de duurzame tewerkstelling

van sociaal kwetsbare mensen, maar ze willen die halen met een activiteit waarvoor

wel degelijk een onderbouwd en doordacht businessmodel is uitgewerkt, inclusief de

financiële haalbaarheid op termijn – denk aan een product of dienst waarmee de sociale

onderneming de markt betreedt. Het financiële rendement is echter niet gegarandeerd –

net als bij risicokapitaal in de ‘gewone’ economie overigens – en als het al gehaald wordt,

wordt het rendement voor de investeerder doorgaans beperkt omdat een deel van de

winst wordt geherinvesteerd in de uitbouw van meer activiteiten. Van de investeerder

wordt een relatief langdurig engagement verwacht van vijf à tien jaar.

De sector van de sociale economie is in volle evolutie in België. Deels door

initiatieven die starten vanuit ondernemerschap en een businessidee, maar tegelijk

expliciet een sociale impact nastreven. Deels door innovatie vanuit vzw’s die delen van

hun werking omvormen tot sociale ondernemingen.

39Filantropie 2.0: moderne methoden, maar persoonlijke betrokkenheid blijft centraal

Page 40: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Crowdfunding beslaat dan weer in zijn vele vormen zowat de hele as. Het kan

worden ingezet als een hedendaagse manier om aan fondsenwerving te doen, waarbij

de schenker soms een kleine beloning ontvangt, maar in andere gevallen niet meer in

ruil krijgt dan een welgemeende dank of een naamsvermelding. Aan het andere eind

van het spectrum worden crowdfundingplatformen ingeschakeld om risicokapitaal te

vergaren. Ergens tussenin zijn ook hier weer hybride modellen te bedenken die nauw

aansluiten bij sociaal investeren.

Een mooi neveneffect van al deze innovatie in de filantropie is dat de nieuwe

vormen volop jonge mensen aanspreken, zeker wanneer blijkt dat filantropie ook het

delen van expertise of het schenken van tijd kan omvatten.

Bij de Koning Boudewijnstichting ervaren we de drive van filantropen van allerlei

slag, de nood aan maatwerk en de innovatieve tendensen. Onze rol is het gesprek aan te

gaan en mensen te begeleiden, om samen tot betere filantropie te komen. We stellen

daarbij ons wijdvertakte netwerk en onze ervaring ter beschikking.

Groot maatschappelijk draagvlak

Ook in ons land neemt het belang van filantropie al jaren toe, tegen de soms bestaande

perceptie in dat “het iets is voor rijke Amerikanen”. Driejaarlijks onderzoekt de Koning

Boudewijnstichting samen met denktank Itinera hoe de filantropische sector in België

evolueert en hoe het staat met de vrijgevigheid van onze landgenoten. Bij de recentste

update, gepresenteerd in de lente van 2017, stond de Filantropiebarometer op ‘zonnig’:

2016 was ronduit een ‘grand cru’ jaar.

Het zit goed met het bewustzijn en het sentiment omtrent filantropie, zo blijkt uit

de Filantropiebarometer, waarvoor onder meer een ruime enquête bij het grote publiek

wordt gevoerd. 80% van de Belgen erkent het maatschappelijk belang van filantropie en

eveneens 80% gelooft ook dat een gift bijdraagt tot een betere wereld. 54% ervaart het

zelfs als een morele plicht zijn steentje bij te dragen met (een) gift(en). In 2016 zagen

de non-profitinstellingen en filantropische stichtingen in België hun inkomsten uit

schenkingen en legaten stijgen. Het bewustzijn neemt toe dat het een optie kan zijn een

deel van een nalatenschap aan een goed doel te laten toekomen. Ongeveer één op de

tien Belgen overweegt een goed doel op te nemen in zijn/haar testament. Bovendien

geven steeds meer mensen een gift aan een goed doel. In 2016 deden twee op de drie

Belgen minstens één gift, en gaven ze gemiddeld 165 euro. De impact van de financiële

crisis op de bereidheid van mensen om goede doelen te steunen, ebt daarmee weg. Ook

de toekomst ziet er positief uit: het zijn met voorsprong de jongeren (18 tot 44 jaar) die

vrijgeviger zijn.

40 Filantropie 2.0: moderne methoden, maar persoonlijke betrokkenheid blijft centraal

Page 41: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Giften gaan in de eerste plaats naar goede doelen voor gezondheid en medisch

onderzoek, gevolgd door humanitaire acties en ontwikkelingshulp, en ten slotte

armoedebestrijding en sociale rechtvaardigheid. Dit zijn ook domeinen waar overheden

de hand op de knip houden. Mensen zien leemtes ontstaan en willen zelf een bijdrage

leveren, op voorwaarde dat hun geld efficiënt wordt besteed.

De cijfers kunnen als een vanzelfsprekendheid overkomen, maar de vergelijking

met de voorgaande edities van de Filantropiebarometer toont dat ze in stijgende lijn

gaan en nooit eerder zo hoog lagen. Besluit van de studie in samenwerking met Itinera:

de filantropische sector groeit en krijgt een steeds grotere economische betekenis. Ook

ander onderzoek, op vraag van de Belgische Federatie van Filantropische stichtingen,

wijst in die richting. Er werden 2.275 filantropische stichtingen geteld: dat zijn de

stichtingen van openbaar nut, de private stichtingen met een doelstelling van algemeen

belang en de fondsen beheerd door de Koning Boudewijnstichting – private stichtingen

met een particulier doel zoals het beheer van een familiepatrimonium of -bedrijf of

de continuïteit van zorg voor een kind met een beperking, zijn in dat cijfer dus buiten

beschouwing gelaten.

Nog een aanwijzing van de dynamiek: uit die recente studie naar de Belgische

stichtingen blijkt dat steeds meer stichtingen worden opgericht door meerdere

personen, dat de trekkers vaak veertigers zijn – en dus jonger dan verwacht – en dat

steeds meer stichtingen partnerschappen aangaan met andere organisaties. Het komt de

professionalisering van de stichtingen enkel ten goede.

Mogen we concluderen dat we er zijn en dat we op onze lauweren kunnen rusten?

Toch niet: de filantropie mag dan groeien, hetzelfde geldt jammer genoeg ook voor de

vele noden in onze samenleving.

[Ludwig Forrest is Filantropieadviseur bij de Koning Boudewijnstichting. Erika Racquet is

er Communicatieverantwoordelijke Persrelaties.]

Contact: [email protected] | Twitter: @KBS-FRB |

Facebook: @Koning.Boudewijnstichting

Websites: www.kbs-frb.be | www.goededoelen.be |

www.venturephilanthropyfund.be

41Filantropie 2.0: moderne methoden, maar persoonlijke betrokkenheid blijft centraal

Page 42: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Het fiscaal attest

Zoals geschetst in de voorafgaande bijdrage heeft elke schenker zijn persoonlijke motieven

voor het ondersteunen van een bepaald initiatief. Elke mens is anders en elke mens heeft

ook zijn eigen motieven om een goed doel te ondersteunen. Naast de waardevolle motieven

waarom men kan schenken, is het fiscaal attest geen onbekende in de informatiebrochures

van goede doelen. Zonder afbreuk te doen aan de persoonlijke betrokkenheid van de schenker

wordt ook elke burger financieel geprikkeld om te schenken aan een goed doel.

Elke gift in geld geeft recht op een belastingvermindering van 45%. Aan deze riante

belastingvermindering zijn echter wel een aantal voorwaarden gekoppeld. Zo moet een gift

minstens 40 EUR per instelling bedragen. Ook het maximaal bedrag dat in aanmerking komt

voor een belastingvermindering is beperkt. Per individu is dit vastgelegd op 376.350 EUR.

De belangrijkste beperking voor een fiscaal attest is de begunstigde van de gift. Enkel giften

aan een erkende instelling geven recht op een belastingvermindering. Enkele instellingen

zijn nominatief ingeschreven in de wet. Zo werden recent nog alle hogescholen die door

de gemeenschappen zijn erkend, toegevoegd als erkende instellingen. Daarnaast gaat dit

bijvoorbeeld ook over het Rode Kruis of het Nationaal Orkest van België.

Respons: Niels de Kort

En wat doet de overheid?

De overheid is een gulle schenker en ondersteunt de initiatieven van goede doelen in de samenleving. De meeste eenvoudige manier om een goed doel te ondersteunen is om een eenmalige financiële bijdrage te leveren. Vele overheden doen dit dan ook regelmatig. Voor een politicus is het interessant om een cheque te overhandigen aan een goed doel.

Een eenmalige financiële ondersteuning is zeker een nuttig instrument. Het geld van de overheid kan werken als een katalysator. De inzet van burgers voor een goed doel wordt vergroot door de ondersteuning van de overheid. Wat minder zichtbaar is maar veel belangrijker op het terrein, is de gunstige fiscale behandeling van giften. Hiermee ondersteunt de overheid op een structurele manier goede doelen.

42 En wat doet de overheid?

Page 43: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

De meeste instellingen die fiscaal voordelige giften mogen ontvangen, moeten daarvoor

een speciale erkenning hebben. In de wetgeving is bepaald welk type van instellingen of

verenigingen hiervoor in aanmerking kunnen komen. Het gaat over culturele instellingen,

beschutte werkplaatsen, instellingen die zicht inzetten voor natuurbehoud of erfgoed,

organisaties uit de welzijnssector, ontwikkelingssamenwerking en het onderwijs.

Een dergelijke erkenning geldt voor zes jaar en wordt beslist bij koninklijk besluit. Doorheen

de jaren hebben vele instellingen een erkenning verkregen. De FOD Financiën houdt een

overzicht bij van alle erkende instellingen. De lijst van erkende instellingen bevat ondertussen

ongeveer 2.200 namen van organisaties uit al deze diverse sectoren. Via de procedure bij

de FOD Financiën kunnen erkende instellingen fiscaal vriendelijke giften ontvangen.

Als minister van Financiën vereenvoudigde Koen Geens de procedure tot erkenning voor

socio-culturele instellingen. Er werd een verkorting van zes maanden gerealiseerd voor de

erkenningsprocedure. Toch is de aanvraag tot erkenning is een grote stap en niet geschikt voor

elke vereniging of initiatief.

Kleine organisaties kunnen werken via een projectrekening van de Koning

Boudewijnstichting. Een projectrekening helpt de organisatie of vereniging om geld in te

zamelen en wordt beheerd door de Koning Boudewijnstichting. Hierdoor kunnen ook giften

aan kleinere organisaties een fiscaal attest opleveren. De projectrekening is van nature van

beperkte duur en kan niet gebruikt worden voor de financiering van de reguliere werking. Wel

is dit een uitermate nuttig instrument voor eenmalige investeringen of activiteiten van een

organisatie: de bouw van een nieuw lokaal, renovatie van religieus erfgoed….

De rol van de overheid

De belastingvermindering in de personenbelasting is niet de enige fiscale

ondersteuning die de overheid aanbiedt. Er gelden ook verlaagde tarieven in de

successierechten bij erfenissen aan goede doelen, er is een vrijstelling van btw voor

giften van voedsel aan sociale kruideniers en voedselbanken, het schenken van kunst

aan musea geniet een belastingvermindering… Met al deze instrumenten ondersteunt

de overheid filantropie op een structurele wijze.

Doet de overheid daarmee het goede en geeft ze een juiste ondersteuning? Bij elke

belastingvermindering speelt natuurlijk een mattheüseffect. Fiscale uitgaven verminderen

de bestaande progressiviteit van de personenbelasting, al is het effect daarvan beperkt. Er zijn

andere goede redenen om de belastingvermindering te behouden.

43En wat doet de overheid?

Page 44: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Er kunnen vragen worden gesteld bij de lijst van erkende instellingen die recht geven

op een belastingvermindering. Sommige instellingen die ingeschreven zijn in de wet of die

op de lijst van de FOD Financiën zijn opgenomen, hebben een nuttig doel maar behoeven

zij ook extra ondersteuning? De lijst van erkende instellingen is lang en er is geen verschil in

behandeling. Er is geen prioritering gemaakt tussen de instellingen. Elke gift aan een erkende

instelling geeft recht op eenzelfde belastingvermindering.

Naast deze kleinere bemerkingen en de administratieve procedure is het wel duidelijk

dat de overheid de juiste rol opneemt met haar fiscale maatregelen. De overheid ondersteunt

het initiatief dat opkomt uit de samenleving. Ze versterkt en beloont filantropisch gedrag en

engagement. Deze werkwijze past goed de christendemocratische visie op de samenleving.

De overheid versterkt het maatschappelijk middenveld en laat ruimte voor initiatief tussen

markt en staat.

[Niels de Kort is adviseur Fiscaliteit bij Ceder, studiedienst van CD&V .]

Contact: [email protected] | Twitter : @Niels_deKort

44 En wat doet de overheid?

Page 45: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Meer dan één op vier

Haast ontelbaar zijn de mogelijkheden om je in Vlaanderen en België te engageren als

vrijwilliger. Onze landgenoten maken er dan ook gretig gebruik van. Figuur 1 geeft een

beeld omtrent het vrijwilligerswerk in België op basis van de ‘European Social Survey’.

Deze brengt tweejaarlijks de overtuigingen, de voorkeuren en het gedrag van meer

dan 40.000 inwoners van 29 Europese landen, waaronder ons land, in kaart. In de

bevraging van 2012-2013 nam men daarbij een vraag op die peilde naar het engagement

als vrijwilliger onder de Europeanen. Deze vraag luidde: “Hoe vaak werkte u voor

vrijwilligersorganisaties of goede doelen gedurende de afgelopen 12 maanden?” Van de

1.869 Belgen die opgenomen werden in de bevraging, gaf meer dan één op vier – 27%

om precies te zijn – aan minstens halfjaarlijks de handen uit de mouwen te steken als

vrijwilliger. 7% onder hen bleek zelfs één keer per week of meer ‘goed werk’ te doen.

Naast deze 27% met een frequent engagement als vrijwilliger, gaf nog eens 10% van de

bevraagde Belgen aan minder vaak dan halfjaarlijks als vrijwilliger aan de slag te zijn.

Stijn Baert & Jens Detollenaere

Denk aan jezelf, engageer je als vrijwilliger

Velen onder ons zetten zich op frequente basis in als vrijwilliger. Om er te zijn voor anderen. Om het sociaal-maatschappelijk weefsel ‘hands-on’ te versterken. Om ons geloof in een warmere samenleving niet enkel te laten blijken uit woorden maar ook uit daden. Of gewoon omdat het sterker is dan onszelf. Recent Vlaams onderzoek toont echter aan dat we met vrijwilligerswerk niet enkel goed doen voor anderen en de maatschappij, maar ook, op een heel directe manier, aan onszelf.

45Denk aan jezelf, engageer je als vrijwilliger

Page 46: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

7% 7%6%

7%10%

63%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

Minstens eenmaal per week

Minstens eenmaal per maand

Minstens eenmaal per drie maanden

Minstens eenmaal per half jaar

Minder dan eenmaal per half jaar

Nooit

Figuur 1 – Fractie individuen die in België in 2012-2013 aangaven te werken voor vrijwilligersorganisaties of goede doelen

Bron: eigen berekeningen op basis van European Social Survey, ronde 6.

Figuur 2 zet deze statistieken voor België af tegenover die voor de ons omringende

landen. Het aantal personen dat zich in ons land minstens halfjaarlijks inzet voor

vrijwilligersorganisaties of goede doelen bevindt zich, op basis van de ‘European

Social Survey‘ van 2012-2013, in de buurt van Frankrijk. In het Verenigd Koninkrijk,

Nederland en Duitsland wordt evenwel nog meer de handen uit de mouwen gestoken

als vrijwilliger. Een verdere vergelijking met andere landen leert trouwens dat nergens

in Europa zoveel aan vrijwilligerswerk wordt gedaan als bij onze noorderburen.

Figuur 2 suggereert ook een evolutie richting een warmere samenleving. Op

Frankrijk na, steeg het aantal vrijwilligers (licht) sinds 2006-2007, wanneer eenzelfde

vraag omtrent vrijwilligerswerk werd opgenomen in de ‘European Social Survey‘.

In België gaf bij die eerdere bevraging in 2006-2007 25% van de respondenten aan

minstens eenmaal per half jaar gewerkt te hebben als vrijwilliger gedurende het

afgelopen jaar.

46 Denk aan jezelf, engageer je als vrijwilliger

Page 47: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

27%

26%

41%

44%

32%

25%

28%

36%

38%

29%

0% 10% 20% 30% 40% 50%

België

Frankrijk

Duitsland

Nederland

Verenigd Koningkrijk

2006/2007 2012/2013

Figuur 2 – Fractie individuen die minstens eenmaal om het half jaar werken voor vrijwilligersorganisaties of goede doelen

Bron: eigen berekeningen op basis van European Social Survey, ronde 3 en ronde 6.

Sterk punt op cv

Zes wetenschappelijke studies, uitgevoerd in Frankrijk, Oostenrijk, Canada (twee

studies), het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, relateerden de afgelopen

jaren vrijwilligerswerk aan een hoger inkomen. Zij analyseerden daartoe bevragingen

omtrent engagement als vrijwilligers, loonhoogte en andere persoonskenmerken

uitgevoerd bij honderden tot duizenden personen. Personen die aan vrijwilligerswerk

deden, bleken 2% tot 20% meer te verdienen dan gelijkaardige niet-vrijwilligers.

Deze bevindingen kunnen door drie grote mechanismen verklaard worden. Ten

eerste levert vrijwilligerswerk wat economisten ‘menselijk kapitaal’ noemen. Concreet:

vrijwilligerswerk biedt een alternatieve manier om kennis, vaardigheden en ervaring op

te doen en deze verhogen de productiviteit van vrijwilligers op de arbeidsmarkt, wat zich

kan vertalen in betere aanwervingskansen, betere verloning en betere promotiekansen.

Ten tweede levert vrijwilligerswerk ‘sociaal kapitaal’: de contacten die men opdoet als

vrijwilliger, kunnen helpen om sneller een (betere) baan te vinden of promotie te maken.

Ten derde is het mogelijk dat vrijwilligerswerk tot gunstiger arbeidsmarktuitkomsten

leidt omdat werkgevers het appreciëren (ook zonder dat het tot meer menselijk of sociaal

kapitaal leidt). Zo is het mogelijk dat werkgevers, collega’s en klanten er de voorkeur aan

47Denk aan jezelf, engageer je als vrijwilliger

Page 48: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

geven om met ‘prosociale’ mensen samen te werken, wat aanzet tot het aantrekken of

promoveren van vrijwilligers. Daarnaast kunnen werkgevers vrijwilligerswerk ook zien

als een signaal van zaken die zij niet via het curriculum vitae (cv) kunnen observeren.

Wat dat betreft, relateert de wetenschappelijke literatuur zaken als ambitie, stabiliteit,

extraversie en openheid aan vrijwilligerswerk.

Aangezien voorgaande studies geen inzicht boden in welk van deze drie

mechanismen echt van tel zijn in de eerder beschreven positieve relatie tussen

vrijwilligerswerk en inkomen, zetten we tussen december 2014 en april 2015 een

veldexperiment op in de Vlaamse arbeidsmarkt. Daarbij werd voor 288 bestaande

vacatures gesolliciteerd met telkens twee fictieve jobkandidaten. Het betrof sollicitaties

met paren van kandidaten met een Vlaamse naam die hetzij (beide) het diploma TSO

Handel hetzij (beide) het diploma Bachelor Bedrijfsmanagement op zak hadden en

over twee jaar relevante werkervaring beschikten. Op basis van deze diploma’s werd

gesolliciteerd voor een waaier aan beroepen en in uiteenlopende sectoren. De helft

van de paren waren telkens mannen, de andere helft vrouwen. De opgestuurde cv’s en

motivatiebrieven verschilden in details en lay-out maar waren volstrekt gelijkaardig in

termen van productiviteitsbeïnvloedende kenmerken. Wat wezenlijk verschilde, was

het sociale engagement van de kandidaten. Dit kenmerk werd, vacature per vacature, op

een lukrake manier toegevoegd aan één van de twee kandidaturen. Het engagement van

de sociaal actieve kandidaat kon daarbij bestaan uit één of meerdere van de volgende drie

zaken: (1) bereiding en bedeling van maaltijden bij Poverello, (2) fondsenwerving en

ondersteuning van lokale activiteiten bij Stichting tegen Kanker en (3) ondersteuning

als materiaalvrouw/materiaalman bij een plaatselijke korf balclub.

We vergeleken de kansen op positieve reacties vanuit de werkgeverszijde na

deze schriftelijke sollicitaties. 16% van de kandidaten die geen vrijwilligerswerk

vermeldden in hun cv kregen een positieve reactie. Voor degenen die wel een sociaal

engagement opnamen, steeg de kans op een jobgesprek met bijna de helft, tot 23%. De

kans om meteen op een jobgesprek uitgenodigd te worden steeg door het vermelden van

vrijwilligerswerk van 8% tot 11%, met meer dan een derde dus. Deze effecten zijn hoger

dan wat in eerder gelijkaardig veldonderzoek naar ongelijke behandeling in de Vlaamse

arbeidsmarkt op basis van geslacht, seksuele geaardheid, eventuele eerdere depressie of

werkloosheidsduur werd gevonden.

48 Denk aan jezelf, engageer je als vrijwilliger

Page 49: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Figuur 3 – Schematische voorstelling van het veldonderzoek naar het effect van vrijwilligerswerk op het cv.

11%

23%

8%

16%

0%

5%

10%

15%

20%

25%

Kans op uitnodiging Kans op om het even welke positieve reactie

Kandidaten met vrijwilligerswerk Kandidaten zonder vrijwilligerswerk

Figuur 4 – Belangrijkste resultaten veldonderzoek.

49Denk aan jezelf, engageer je als vrijwilliger

Page 50: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Opgedeeld naar soort engagement, deden cv’s waarin (minstens) Poverello

of Stichting tegen Kanker was opgenomen het aantal positieve reacties stijgen met

meer dan de helft terwijl degene waarin (minstens) engagement als materiaalvrouw/

materiaalman was opgenomen tot een kwart meer positieve reacties leidde. Het verschil

tussen deze effecten is indicatief voor de relatieve waardering voor deze engagementen

maar bleek statistisch niet significant. Meer engagement blijkt niet noodzakelijk beter:

de winst in positieve reacties op sollicitaties steeg niet met het aantal engagementen.

Interessant is verder dat de winst in jobkansen bij het vermelden van

vrijwilligerswerk duidelijk hoger is voor vrouwen. Vrouwelijke jobkandidaten die

sociaal engagement vermelden hadden in het onderzoek 70% meer kans op een

positieve reactie en 63% meer kans op een jobgesprek dan kandidaten die geen dergelijk

engagement vermelden.

Terwijl uit eerder onderzoek blijkt dat sociaal geëngageerde personen

bovengemiddeld vaak terechtkomen in de publieke en non-profitsector, blijkt uit het

onderzoek geen onderscheid in de beloning voor sociaal engagement in het cv naar

sector.

Wapen tegen arbeidsmarktdiscriminatie

Parallel werd eenzelfde veldonderzoek uitgevoerd met paren kandidaten met een typisch

Turkse naam. Wat bleek, was dat het aantal positieve reacties op Turkse sollicitanten

nog steeds sterk onder die van kandidaten met een Vlaamse naam liggen wanneer zij

geen vrijwilligerswerk opnemen in hun cv. Bij opname van vrijwilligerswerk zagen de

kandidaten met een migratieachtergrond echter hun aantal positieve reacties naderen

tot die van hun autochtone tegenhangers.

Concreet kregen jobkandidaten met een Turkse naam die geen sociaal engagement

opnamen slechts in 10% van hun sollicitaties een positieve reactie. Dit is duidelijker

lager dan de eerder vermeldde 16% bij degenen met een Vlaamse naam. Gelijkaardig

onderzoek dat eerder en nadien werd uitgevoerd aan de Universiteit Gent toont wat dat

betreft altijd dezelfde tendens: een vreemd klinkende naam verlaagt substantieel de

aanwervingskansen.

Echter, Turkse jobkandidaten die aangaven bij Poverello, Stichting voor Kanker

en/of de plaatselijke korf balclub actief te zijn als vrijwilliger, zagen hun kansen op een

gunstige reactie stijgen tot 21%. Meer dan een verdubbeling dus! Deze 21% kans op een

positieve reactie is niet significant verschillend van de voornoemde 23% kans onder

kandidaten met een Vlaamse naam.

50 Denk aan jezelf, engageer je als vrijwilliger

Page 51: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Het is duidelijk dat het opnemen van prosociale activiteiten in het cv een

uitgelezen kans is voor personen met een migratieachtergrond om te ontkomen

aan aanwervingsdiscriminatie. Een mogelijke verklaring voor deze bevinding is dat

vrijwilligerswerk bij een ‘mainstream’ een hoge mate van sociaal-culturele integratie

signaleert, wat werkgevers volgens internationaal onderzoek als een wenselijke

eigenschap zien.

Vrijwilligers blijken gezonder

Uit het voorgaande blijkt dus dat vrijwilligerswerk samengaat met een hoger inkomen,

via onder meer betere aanwervingskansen. Een hoger inkomen is dan weer geassocieerd

met een betere gezondheid. Zodoende lijkt ook een gunstig gevolg van vrijwilligerswerk

voor de gezondheid niet ondenkbaar.

Ook meer directe redenen voor een theoretische samenhang tussen

vrijwilligerswerk en gezondheid komen voor in wetenschappelijke literatuur. Ten

eerste werd reeds aangetoond dat vrijwilligerswerk een positief effect kan hebben

op psychologische factoren zoals zelfvertrouwen en zelfwerkzaamheid enerzijds

en de kwantiteit en kwaliteit van iemands sociaal netwerk anderzijds. Ten tweede

zorgt vrijwilligerswerk voor fysieke en psychische activiteiten die een bescherming

bieden tegen een functionele achteruitgang en dementie bij ouderen. Ten slotte toont

neurologisch onderzoek dat vrijwilligerswerk zorggerelateerde hormonen oxytocine

en progesteron kan vrijgeven die helpen om weerstand te bieden tegen stress en

ontstekingen.

In eigen empirisch onderzoek namen we de proef op de som. Hierbij baseerden

we ons op de voornoemde, in 2012 en 2013 afgenomen, bevraging in het kader van

de ‘European Social Survey‘. Deze data werden met een zogenaamd ‘mediatiemodel’

geanalyseerd om na te gaan in welke mate vrijwilligerswerk geassocieerd is met betere

zelf-gerapporteerde gezondheid en in welke mate inkomen daarbij een tussenliggende

factor is. In deze analyses werd gecontroleerd voor andere gezondheidsgerelateerde

factoren in dewelke vrijwilligers en niet-vrijwilligers mogelijk verschillen, zoals

geslacht, leeftijd, scholingsniveau, migratiestatus en religiositeit.

Wat bleek? Wie in Europa aan vrijwilligerswerk doet, is gemiddeld in duidelijk

betere gezondheid dan een vergelijkbare niet-vrijwilliger. De sterkte van deze associatie

is vergelijkbaar met de gezondheidswinst die je hebt als je een man bent (in vergelijking

met een vrouw), vijf jaar jonger bent of autochtoon bent (in vergelijking met een

51Denk aan jezelf, engageer je als vrijwilliger

Page 52: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

persoon met een migratieachtergrond). Bijkomende analyses tonen dat een deel van

deze associatie inderdaad loopt via inkomen. Vrijwilligers hebben, na controle voor

de voornoemde persoonskenmerken, een hoger inkomen en dit hogere inkomen is

op zijn beurt geassocieerd met een betere gezondheid. Deze laatste bevinding hoeft

vanzelfsprekend niet te verbazen na wat eerder aan bod kwam in dit artikel.

Beleidsperspectief

Op basis van recent wetenschappelijk onderzoek vinden we dus evidentie voor een

gunstige samenhang tussen vrijwilligerswerk enerzijds en succes op de arbeidsmarkt en

gezondheid anderzijds. Zeker voor wat betreft het arbeidsmarktperspectief is er sprake

van een causale relatie: vrijwilligerswerk veroorzaakt hogere aanwervingskansen, met

een extra hoge winst bij personen met een migratieachtergrond. Op basis van deze

bevindingen, doen we drie beleidsaanbevelingen.

Vooreerst denken we dat een overheid die hogere tewerkstelling, betere

gezondheid en een sterker sociaal-maatschappelijk weefsel nastreeft, er alle belang bij

heeft om vrijwilligerswerk aan te moedigen bij haar bevolking. Meer inwoners stimuleren

tot engagement als vrijwilliger is vanzelfsprekend geen wondermiddel om te komen

tot volledige tewerkstelling, maar kan zeker een actie met grote ‘return on investment’

zijn. Het kan daarbij nuttig zijn om de gunstige effecten van vrijwilligerswerk voor het

individu, zoals degene besproken in dit artikel, continu en diepgaand in de kijker te

plaatsen. Eerder onderzoek suggereert immers dat een belangrijk deel van de bevolking

gevoelig is aan het zogenaamde ‘investeringsmotief ’ onderliggend aan vrijwilligerswerk

(i.e. aan vrijwilligerswerk doen omdat het later economische voordelen oplevert) – dit

motief is de tegenhanger van het klassieke ‘consumptiemotief ’ (i.e. aan vrijwilligerswerk

doen omdat men er direct genot aan beleeft).

Ten tweede is het duidelijk dat wie haar/zijn handen uit de mouwen steekt als

vrijwilliger er alle baat bij heeft dit te vermelden op haar/zijn curriculum vitae bij het

studeren. Het gunstige effect van activiteiten als vrijwilliger bij het solliciteren, strookt

met de algemene observatie dat werkgevers op zoek gaan naar kandidaten met ‘iets extra’

en niet naar een geurloos, smaakloos en kleurloos profiel. Een steeds groter wordend

percentage van de bevolking kan een hogeronderwijsdiploma voorleggen zodat zich

duidelijk onderscheiden, op basis van curriculaire en extra-curriculaire activiteiten en

verwezenlijkingen, quasi noodzakelijk wordt. Vrijwilligerswerk is wat dat betreft een

uitgelezen mogelijkheid. Onderwijsinstellingen (en andere spelers die scholieren en

studenten naar de arbeidsmarkt begeleiden) zouden schoolverlaters dan ook idealiter

aanmoedigen om sociaal engagement op het cv te vermelden.

52 Denk aan jezelf, engageer je als vrijwilliger

Page 53: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Ten derde kan overwogen worden om etnische minderheden extra te stimuleren

tot vrijwilligerswerk als deel van inburgerings-, activerings- of naturalisatietrajecten.

Het valt immers te vermoeden zij niet alleen op de arbeidsmarkt een dubbele winst uit

vrijwilligerswerk halen, maar ook in andere aspecten van het leven die samenhangen

met sociale integratie. In het Verenigd Koninkrijk kunnen kandidaten voor naturalisatie

hun procedure versnellen door bewijzen van vrijwilligerswerk. In Denemarken zijn dan

weer 100 punten nodig om een permanente verblijfsvergunning te verkrijgen. 15 van

deze 100 punten kunnen verdiend worden via vrijwilligerswerk. Deze inspirerende

voorbeelden tonen aan dat deze laatste aanbeveling meer is dan een theoretische

beschouwing vanuit de ivoren toren

[Stijn Baert is professor Arbeidseconomie aan de Universiteit Gent en de Universiteit

Antwerpen. Jens Detollenaere is onderzoeker aan de Universiteit Gent.]

Contact: [email protected] | Twitter: @Stijn_Baert |

Website: http://www.stijnbaert.be

Contact: [email protected]

Literatuur

• Baert, S. en Vujić, S., “Does it Pay to Care? Volunteering and Employment

Opportunities”, Journal of Population Economics, in druk.

• Baert, S. en Vujić, S., “Immigrant Volunteering: A Way Out of Labour Market

Discrimination?”, Economics Letters, 2016, 146, 95-98.

• Detollenaere, J., Willems, S. en Baert, S., “Volunteering, income and health”, PLOS

ONE, 2017, 12, e0173139

53Denk aan jezelf, engageer je als vrijwilliger

Page 54: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Wat met de arbeidsmarktuitkomst van ouderen?

Arbeidsmarktdiscriminatie, zijnde het nadelig behandelen van personen omdat

zij behoren tot een bepaalde groepering, is een oud zeer. Sollicitanten met een

Respons: Ellen Van Grunderbeek

Vrijwillig engagement en de arbeidsmarkt in drie vragen

Vrijwilligerswerk is onbetaalbaar, het draagt bij aan de sociale samenhang en tot een warme samenleving. Zo’n 1,8 miljoen Belgen zetten zich, hoofdzakelijk onbezoldigd1, op een of andere manier belangeloos in voor anderen en de maatschappij.2 Die inzet is in verschillende sectoren terug te vinden, met de socio-culturele en sportsector en belangenbehartiging in de top drie.3

De conclusie van wetenschappelijk onderzoek rond vrijwilligerswerk aan de Universiteit Gent luidt dat vrijwilligerswerk, naast de maatschappelijke meerwaarde, ook individueel loont. Omdat vrijwilligerswerk de vaardigheden en persoonlijke ontwikkeling van mensen bevordert, heeft vrijwillig engagement een positief effect op onze arbeidsmarktpositie. Het opnemen van een sociaal engagement is positief gecorreleerd aan de kans uitgenodigd te worden voor een jobgesprek. Dat is te meer zo voor vrijwilligers van allochtone afkomst, besluit de studie. Prosociale activiteiten dragen positief bij aan de preventie van aanwervingsdiscriminatie en werkgevers appreciëren soft skills die niet per se deel uitmaken van het onderwijscurriculum. Kortom, sociaal engagement leidt tot gunstigere arbeidsmarktuitkomsten. Vrijwillige inzet vormt zo een belangrijk wapen tegen arbeidsmarktdiscriminatie.

Laat ons even verder denken over die arbeidsmarktuitkomsten aan de hand van drie vragen.

1 De Vrijwilligerswet van 2005 voorziet in de mogelijkheid tot het toekennen van een kostenvergoeding .2 Dat cijfer vertegenwoordigt zowel het vrijwilligerswerk in georganiseerd verband als de vrijwillige inzet ten aanzien van derden.3 Koning Boudewijnstichting, Het vrijwilligerswerk in België. Kerncijfers, oktober 2015.

54 Vrijwillig engagement en de arbeidsmarkt in drie vragen

Page 55: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

migratieachtergrond zien niet zelden op tegen verlaagde aanwervingskansen, zoals uit

de universitaire studie blijkt.

Ook leeftijd is een belangrijke reden om een sollicitant al dan niet aan te werven.

Hoewel leeftijd een beschermd criterium is in de antidiscriminatiewetgeving4, blijkt

dat in de praktijk niet steeds het geval te zijn. Zo tekende Unia in 2016 104 dossiers op

m.b.t. leeftijdsdiscriminatie op het werk, waar het er in 2015 nog 45 waren. 21% van

deze dossiers betrof de leeftijdscategorie 45 tot 55 jaar, de 55- tot 65-jarigen maakten

het voorwerp uit van 33% van de dossiers.5

Deze oudere werknemers hebben al een moeilijkere arbeidsmarktpositie. Zo ligt

de werkzaamheidsgraad van oudere werknemers lager. De werkzaamheidgraad van de

50- tot 64-jarigen bedroeg in 2016 45,4%, waarmee we onder het EU28-gemiddelde

van 55,3% zitten.6 Op basis van cijfers van het Steunpunt Werk is een onderscheid te

maken tussen de groep 50-64-jarigen en de groep 55-64-jarigen. De groep 50-64-

jarigen kende in 2016 een werkzaamheidsgraad van 56,6%, voor mannen 62,5%, voor

vrouwen 50,8%. In de groep 55-64-jarigen daalt de werkzaamheidsgraad algemeen

naar 45,4% met 50,7% voor mannen en 40,2% voor vrouwen.7

Voorts was in de periode 2007-2015 het aandeel werkloze 50-plussers

stijgende.8 Uit cijfers van het Steunpunt Werk9 blijkt dat de werkloosheidsgraad voor

de 50-64-jarigen in 2016 5,5% bedraagt (4,5% in 2011) en voor de 55-64-jarigen 5,7%

(4% in 2011). Er is eveneens een genderverschil. 5,5% van de mannen tussen 50 en 64

is werkloos, 5,6% vrouwen. Voor de 55-64-jarigen: 5,4% mannen en 6% vrouwen.

Tot slot ligt de kans dat 50-plussers opnieuw een job vinden beduidend lager. In het

Vlaams Gewest is de jobkans evenwel gestegen van 2,1% in 2010 naar 3,8% in 2017. In

de context van een aantrekkende economie en de daarmee gepaard gaande toenemende

krapte op de arbeidsmarkt, verwacht het Steunpunt wel dat het gemakkelijker wordt

voor werklozen om een job te vinden.10

Tegelijk blijken uit de kerncijfers over het vrijwilligerswerk in België die de

Koning Boudewijnstichting in 2015 uitbracht verschillende vaststellingen.11 Zo is het

leeftijdsprofiel tekenend: een piek in het engagement in de groep 40-49-jarigen met een

dalend aantal nadien, zeker vanaf 60 jaar en dat voornamelijk in Vlaanderen. Ongeveer

één op vier vrijwilligers is ouder dan 60 jaar.

4 Wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie, BS 30 mei 2007.5 Unia, Cijferrapport 2016, juni 2017, http://unia.be/files/Documenten/Jaarrapport/Cijferverslag_2016_def_(2).pdf.6 Eurostat, 2017.7 http://www.steunpuntwerk.be/node/2748. 8 RVA-jaarverslag 2016.9 http://www.steunpuntwerk.be/node/2907.10 Steunpunt Werk, Kwartaalbericht Vlaamse arbeidsmarkt. Juli 2017.11 Koning Boudewijnstichting, Het vrijwilligerswerk in België. Kerncijfers, oktober 2015.

55Vrijwillig engagement en de arbeidsmarkt in drie vragen

Page 56: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Aangezien vrijwilligerswerk een positieve impact heeft op de

gezondheidstoestand kan vrijwilligerswerk bij ouderen positief bijdragen aan de

arbeidsongeschiktheidscijfers bij oudere werkenden en daaraan gekoppelde budgettaire

kost. Uit RIZIV-cijfers die rekening houden met de situatie op 31 december 2014 blijkt

dat de meeste invaliden (te weten langer dan één jaar arbeidsongeschikt) zich in de

leeftijdscategorie 50 tot 64 jaar situeren.12

Kan het meer promoten van en aansporen tot vrijwilligerswerk in de

leeftijdscategorie vanaf 50 jaar bijdragen aan het versterken van de arbeidsmarktpositie

van deze werkenden en werkzoekenden? Zullen de bewezen ‘soft skills’ van oudere

sollicitanten mee leiden tot stijgende jobkansen van deze groep?

Wat met de arbeidsmarktuitkomst van laaggeschoolden?

Onze samenleving stelt vandaag alsmaar hogere eisen aan de beroepsbevolking.

De evolutie naar een diensten- en kenniseconomie, toenemende globalisering en

technologische ontwikkeling vragen meer en meer hoger opgeleiden. Laaggeschoolden

hebben het steeds moeilijker een job te vinden enerzijds en lopen een hoger

werkloosheidsrisico, sterk verhoogd zelf voor jongeren, anderzijds.

Ook binnen de vrijwilligerspopulatie zijn hooggeschoolden over-

vertegenwoordigd. Hoe hoger het behaalde diploma, hoe significant groter de deelname

aan het vrijwilligerswerk: 9% met een diploma lager secundair onderwijs, 19,3% met

een bachelordiploma en 23,4% met een diploma universitair onderwijs. Hetgeen meteen

ook mee verklaard waarom vrijwilligerswerk aan een hoger inkomen wordt gerelateerd.

Hoe zorgen we ervoor dat vrijwilligerswerk ook voor laaggeschoolden tot

gunstigere arbeidsmarktuitkomsten leidt?

Het is daarbij van belang dat maatschappelijk kwetsbare, incl. laaggeschoolde,

kinderen en jongeren van jongsaf versterkt worden in de sociale en professionele

vaardigheden. Het jeugdwerk (in de brede zin van het woord) heeft een belangrijke

sleutel in handen om kinderen en jongeren samen te brengen en in te spelen op de

diversiteit van de samenleving. Dat moet ook beleidsmatig verder worden ondersteund.

Zo kunnen bruggenbouwers en sleutelfiguren bijdragen om kinderen en jongeren in hun

brede diversiteit te bereiken en kunnen ze inzetten op de inclusie van maatschappelijk

kwetsbare groepen.

12 RIZIV, Statistieken over invaliditeit van werknemers en werklozen in 2014.

56 Vrijwillig engagement en de arbeidsmarkt in drie vragen

Page 57: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Op wat oudere leeftijd, we spreken dan van de leeftijdscategorie 18 tot 25 jaar, kan

ook de vrijwillige burgerdienst of samenlevingsdienst13 bijdragen aan de burgerzin, het

wederzijds respect en verantwoordelijkheidszin van jongeren en jongeren stimuleren

om nadien als vrijwilliger actief te zijn. Daarbij moet rekening worden gehouden

met het sociale kader opdat deze burgerdienst een doorsnee van de samenleving

vertegenwoordigt en maatschappelijk kwetsbare groepen blijvend betrekt. Dit heeft

in de eerste plaats een positief effect op de vertegenwoordiging van de verschillende

opleidingsniveaus in het vrijwilligerslandschap. Voorts zal dit, al dan niet werkloze,

jongeren vaardigheden aanleren die de kans op werk verhogen.

Het Platform voor de Samenlevingsdienst biedt vandaag al projecten van

collectief nut aan met het oog op de persoonlijke ontwikkeling, ‘soft skills’ en het

samenlevingsgevoel. Uit gegevens van het platform samenlevingsdienst blijkt

diversiteit in het opleidingsniveau. De hoogst behaalde diploma’s blijken: 35,3% van

de deelnemende jongeren volgde hoger middelbaaronderwijs, 22,5% een opleiding tot

alternerend leren en 16,5% lager middelbaar.14

Gunstige arbeidsmarktuitkomsten van verenigingswerk en occasionele diensten van burger tot burger?

Met de in het Zomerakkoord besliste regeling tot uitwerking van een statuut voor

verenigingswerk enerzijds en occasionele diensten van burger tot burger anderzijds15

wordt een regeling uitgewerkt tot het leveren van prestaties, ofwel ten aanzien van een

vzw of feitelijke vereniging, ofwel ten aanzien van een medeburger.

De terechte vrees leeft dat deze systemen potentieel disruptief kunnen zijn

voor de organisatie van het vrijwilligerswerk. Vrijwilligers kunnen hun rekening gaan

maken en op zoek gaan naar de vereniging die hen het best vergoed voor de prestaties

die ze leveren. Organisaties die aangewezen zijn op echt vrijwilligerswerk dreigen

vrijwilligers te verliezen omdat ze niet in staat zijn om meer te vergoeden dan onkosten

en dus niet kunnen meestappen in de vergoedingslogica tot 6.000 euro per jaar.

13 CD&V gelooft dat burgerzin, wederzijds respect en verantwoordelijkheid waarden zijn die jongeren zich pas echt eigen maken door ze daadwerkelijk te beleven samen met andere jongeren. Daarom wil CD&V tegen 2020 jaarlijks 10.000 jongeren laten deelnemen aan een nieuw uit te werken vrijwillige burgerdienst. Zie hierover: Nieuwe Wij-congrestekst, nr. 1766-1768 en de conceptnota voor nieuwe regelgeving van Peter Van Rompuy ea. betreffende de invoering van een gegarandeerd aanbod van vrijwillige burgerdienst aan elke jongere tussen 18 en 25 jaar (nr. 1078), ingediend in het Vlaams Parlement.14 Resultaten na afloop van de Samenlevingsdienst voor het jaar 2016 - Brusselse Regio.15 Beide regelingen worden bij het afsluiten van deze bijdrage op 4 december 2017 in de schoot van de regering verder besproken.

57Vrijwillig engagement en de arbeidsmarkt in drie vragen

Page 58: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Wat zal het effect zijn van deze nieuwe statuten op de aanwervingskansen van

zij die deze activiteiten uitoefenen? Zal deze beweging in het vrijwilligerslandschap en

vrijwillige inzet t.a.v. derden leiden tot een verlies aan de opbouw van ‘soft skills’ die

eigen zijn aan het vrijwilligerswerk? De vriendendienst komt op de tocht te staan.

Gaat het aandeel sollicitanten die zich nog onbaatzuchtig inzetten voor

derden niet teruglopen? Zullen profielen met een sterkte verankering in het echte

vrijwilligerswerk dé gegeerde profielen worden? Hoe gaan werkgevers omgaan met de

‘skills’ en het menselijk kapitaal die blijken uit het verrichten van verenigingswerk en

occasionele diensten van burger tot burger?

Behoort het verrichten van occasionele diensten, zoals het meedelen van een

bijberoep, tot de noodzakelijke gegevens in een sollicitatiegesprek? Aangezien deze

occasionele dienstverrichter-sollicitant geen daden van oneerlijke concurrentie mag

verrichten of eraan meewerken ten opzichte van de werkgever, is het niet ondenkbaar

dat een werkgever wel eens twee keer zou kunnen nadenken vooraleer over te gaan tot

aanwerving

[Ellen Van Grunderbeek is adviseur Pensioenen, Sociale Zaken & Arbeidsrecht bij Ceder,

studiedienst van CD&V.]

Contact: [email protected]

58 Vrijwillig engagement en de arbeidsmarkt in drie vragen

Page 59: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Koen Magerman

Arbeidsrelaties en schenkingen: twee elkaar afstotende begrippen?

‘Schenken’ is in onze publieke cultuur een beetje een archaïsch begrip geworden. Het voelt wat onwennig aan, want schenken is een gift doen en daarbij duikt dan in ons hoofd gemakkelijk het beeld op van de hand die opgehouden wordt. De wereld van de liefdadigheid dus. Recent echter doet het begrip terug opgeld, en dan nog in een context waar we het niet direct zouden verwachten, namelijk de arbeidsrelatie. Om de mogelijkheden daarvan wat in beeld te krijgen is het nodig om een stapje terug te zetten zodat we wat beter kunnen kijken naar beide concepten: de schenking en de arbeidsrelatie. En ik doe dat met mijn juridische bril op.

Het is pas sinds de Franse Revolutie dat het idee dat mensen individuen zijn, dragers

van rechten en plichten (burgers), in staat om op voet van gelijkheid bindende

overeenkomsten met elkaar te sluiten, in het recht ingang vond. Het contractprincipe

ontwikkelde zich in de daaropvolgende twee eeuwen als de overheersende onderstroom

in de maatschappij. Het ‘do et des’, of vrij vertaald ‘ik geef iets om iets terug te krijgen’,

is expliciet, en veelal impliciet, een overheersende motivatie voor ons handelen. De dag

van vandaag vertaalt – of ontspoort – zich dat in het marktdenken en dat marktdenken

dringt in onze neoliberale maatschappij tot in de kleinste kieren door. Het idee om iets

te geven, te schenken, zonder daar een tegenprestatie voor te verwachten, ‘om niet’, ‘zo

maar’… staat haaks op die onderstroom, op het idee dat al ons handelen en onze hele

maatschappij en cultuur in sterke mate drijven op het idee van de wederkerigheid.

Het concept van de vrijblijvende schenking is verdrongen naar de privésfeer,

het gezin, de privérelaties… De aanwezigheid van een emotionele band wordt als

een aanvaardbaar motief beschouwd om een schenking acceptabel en aanvaardbaar

te maken. En zelfs hier kleurt het paradigma van de tegenprestatie dat concept, want

men gaat er van uit dat een schenking dient om een emotionele respons te ontvangen,

of als invulling van een natuurlijke verbintenis. Dus zelfs in de privésfeer krijgen

onbaatzuchtige handelingen een psychologisch etiket en worden ze gejuridiseerd.

59Arbeidsrelaties en schenkingen: twee elkaar afstotende begrippen?

Page 60: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Buiten de privésfeer wordt het concept van de schenking met wantrouwen

benaderd. Er kan maar van een schenking sprake zijn als de wil om te schenken – dus

zonder enige tegenprestatie te verwachten – effectief en formeel bewezen is. De

zogenaamde ‘animus donandi ’ kan nooit vermoed aanwezig te zijn. Als die formele wil

niet kan aangetoond worden kan er ook geen sprake zijn van een schenking. Daarenboven

moeten er ook nog eens aan een aantal geldigheidsvoorwaarden voldaan worden om van

een schenking te kunnen spreken, waardoor de juridische inkapseling compleet is.

In de arbeidsrelatie is de schenking nog een veel moeilijker fenomeen. Het

heeft erg lang geduurd – meer dan een eeuw – voordat het vernieuwende idee van

individuele en gelijkwaardige rechten zich ook in de arbeidsrelatie kon waar maken. De

arbeidsrelatie is trouwens een moeilijke omgeving voor dat idee. In een arbeidsrelatie

staat de persoon die het werk ontvangt – mag uitvoeren – in een ongelijke economische

positie ten overstaan van de persoon die het werk geeft. Het bijzondere daarvan is

dat die ongelijkheid ook nog eens vertaald wordt in een juridische ongelijkheid: de

werknemer is juridisch ondergeschikt aan zijn werkgever. Die dubbele ongelijkheid

was economisch bijzonder voordelig voor de werkgever. De werknemer werd herleid

tot een uitgebuite onderklasse. Om die dubbele ongelijkheid terug in balans te brengen

met de grondrechten van de werknemers, werd door de overheid een uitgebreid arsenaal

van rechten voor de werknemer tot stand gebracht en dit vanaf het einde van de 19de

eeuw tot ongeveer de jaren 60 van de 20ste eeuw. Die rechten zijn gebundeld in wat we

nu het Arbeidsrecht en de Sociale Zekerheid noemen. In wezen hebben werkgever en

werknemer nog de vrijheid om een contract met elkaar aan te gaan en om dat contract

te beëindigen. Al wat zich daar tussenin bevindt is ‘geregeld’ in tal van rechtsbronnen

(wetten, cao’s van allerlei niveau, typische rechtsbronnen zoals het arbeidsreglement).

En zelfs dat aangaan en beëindigen van de overeenkomst moet beantwoorden aan tal

van geldigheids- en vormvoorwaarden.

Het wezen zelf van de arbeidsovereenkomst stoelt op de fundamentele en zelfs

absolute wederkerigheid van de arbeid in ondergeschikt verband met het loon als

tegenprestatie. Beide elementen zijn noodzakelijk om van een arbeidsovereenkomst

te kunnen spreken. Een werknemer die bijvoorbeeld ‘om niet’ zou werken, gratis,

zonder loon, kan niet geacht worden een arbeidsovereenkomst te hebben. Volgens onze

hoogste gerechtsinstantie, het Hof van Cassatie, kan een arbeidsovereenkomst zonder

loon gewoon niet bestaan. Als er geen loon is, is er dus ook geen arbeidsovereenkomst.

En het omgekeerde geldt ook, zonder arbeid in ondergeschikt verband is er geen

recht op loon. En hier komen we al direct bij de kern van het probleem. Het recht staat

zeer wantrouwend ten aanzien van werkgevers die schenkingen of giften zouden doen

aan hun werknemers. Weeral volgens het Hof van Cassatie wordt elke verschuiving van

geld of voordelen van de werkgever richting de werknemer, geacht zijn oorzaak te vinden

60 Arbeidsrelaties en schenkingen: twee elkaar afstotende begrippen?

Page 61: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

in de arbeid. Als beloning voor gepresteerde arbeid, of als motivatie voor de toekomstige

arbeid, om dat de werknemer in de toekomst nog beter zou werken. De rechtspraak heeft

daar een wettelijk vermoeden van gemaakt. Alles is loon, punt.

Die discussie lijkt wat theoretisch, maar dat is ze echt niet. Want op loon rusten

zware sociale lasten, zowel de werknemer als de werkgever moeten er sociale bijdragen

op betalen. En nadien moet er nog een flink deel afgedragen worden aan de fiscus. De

zogenaamde spanning tussen het brutoloon en het nettoloon is in ons land een van de

hoogste in de wereld. Op een loon van 100 zal de werkgever gemakkelijk nog eens 50

procent extra moeten betalen via allerhande bijdragen en premies, maar de werknemer

houdt er dikwijls maar een goeie 50 procent aan over.

Dat is dus het lot van het loon. Maar als men een geldbedrag of voordeel kan

geven vanuit de ‘animus donandi’, dus als gift, zonder dat het een tegenprestatie voor

arbeid zou zijn, dan gaat het niet meer om het loonbegrip, waardoor al die bijdragen

en heffingen vervallen. De 100 die de werkgever betaalt zal hem enerzijds niet meer

kosten en zal anderzijds aan de werknemer een stuk meer opbrengen dan de 50 die

de werknemer als loon zou krijgen. Beiden winnen eraan, maar de sociale zekerheid

verliest erbij. De jaren 1960-1970 toonden om die reden dan ook een flinke juridische

armworsteling tussen de werkgevers en de RSZ, tot Cassatie uiteindelijk oordeelde dat

alle betalingen van een werkgever aan zijn werknemers loon zijn.

Men is echter wel niet zo ver gegaan om de schenking of de gift volledig weg

te gommen uit het arbeidsrecht. De rechtspraak aanvaardt nog – als principe – dat een

werkgever een gift of een schenking kan doen aan een werknemer áls hij kan aantonen

dat die schenking louter uit sympathie voor de persoon van de werknemer gebeurt en

niets te maken heeft met zijn arbeid en dat het motief van de werkgever op geen enkele

manier kan opgevat worden als een of andere tegenprestatie voor arbeid. De geleverde

arbeid, maar ook de nog te verwachten arbeid. Zo een bewijs aandragen is dan ook een

harde dobber. De RSZ is zelfs nog strenger en enkel voor een beperkt aantal situaties

aanvaardt die nog een gift.

De facto is de gift in de arbeidsrelatie dan ook een eerder excentrieke

uitzondering. Dat is niet louter een juridisch gegeven, er is ook een morele dimensie.

Werknemers hebben rechten, rechten op een loon, voordelen, arbeidsvoorwaarden,

voorgeschreven behandelingen… Giften behoren tot de wereld van de vrijblijvendheid,

van het gegeven dat het net geen rechten zijn. En dat wordt dan ook direct geassocieerd

met liefdadigheid. En dat concept hoort niet meer thuis in deze tijd. Werknemers zijn

dus omringd en ondersteund door een heel bouwwerk van rechten. En de achterliggende

filosofie daarvan is dat ze de bescherming van die werknemers tot doel hebben.

61Arbeidsrelaties en schenkingen: twee elkaar afstotende begrippen?

Page 62: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Die doelstelling is radicaal en heeft dan ook bepaalde ingrijpende consequenties.

Zo is het verboden dat een werknemer eenzijdig ‘afstand’ doet van zijn rechten ten

voordele van de werkgever. Bijvoorbeeld: een werknemer heeft recht op een bepaald

minimumloon, of een indexering van zijn loon of een eindejaarspremie… en zegt

tegen zijn werkgever: “Bedankt, maar ik heb die niet nodig, hou die eindejaarspremie

maar”, of, “ik moet die indexering en dat loon niet hebben, ik ben content met minder.”

De afstand van rechten kan je dus beschouwen als de schenking van de werknemer

aan de werkgever. Het Hof van Cassatie besliste dat zo een afstand van een recht niet

alleen onwettig is, maar ook nietig. Dat ze dus geacht wordt niet te bestaan. En dat de

werkgever nadien – normaal als de werknemer uit dienst is – toch nog gedwongen zou

kunnen worden om die bedragen te betalen waar de werknemer eerder afstand van heeft

gedaan, geschonken heeft. We komen zo tot de wat merkwaardige vaststelling dat de

werknemer, anno 2017, nog tegen zichzelf beschermd moet worden, waardoor hij dus

eigenlijk gedeeltelijk wilsonbekwaam is binnen zijn arbeidsrelatie.

De nietigheid van zo een afstand van recht heeft wel logica. De werknemer staat

niet alleen onder het uitdrukkelijk gezag van de werkgever, maar is er ook economisch

en psychologisch afhankelijk van. Via de zogenaamde functioneringsgesprekken,

beoordelingen, evaluaties… die aan de lopende band gebeuren, wordt over zijn inkomen

(loonevolutie) en toekomst (carrière) beslist. Die psychologische druk is permanent

aanwezig. Binnen zo een afhankelijke context kan dan ook terecht de vraag gesteld

worden of een werknemer nog wel over een echte vrije wil beschikt.

Daar komt nog een dimensie bij. De werkgever wordt ook door de wet verplicht

om de rechten van de werknemers te respecteren. Doet hij dat niet, dan hangen er

strafsancties voor hem in de lucht. Dat brengt ons dan bij de voorlopige vaststelling dat

het idee van schenkingen en giften binnen de arbeidsrelatie een zeldzaam fenomeen

zijn, als ze al niet als nietig en illegaal moeten beschouwd worden. Schenkingen gedijen

in een sfeer van vrijheid en vrijblijvendheid. En die twee begrippen zijn gewoon

wezensvreemd aan de arbeidsrelatie. En laten we wel wezen, dat is maar goed ook.

Het idee dat de laatste tijd echter opduikt, is de vraag of werknemers niet aan

elkaar kunnen schenken. Tot nog was vooral de verticale schenking – van werkgever

naar werknemer en omgekeerd – het voorwerp van discussie en regeling. Maar nu duikt

ook de horizontale schenking als idee op. De schenking van werknemer aan werknemer,

tussen de gelijken.

Het is een aantrekkelijk idee, maar worstelt toch met de fundamenten van het

arbeidsrecht. Elke werknemer heeft namelijk eigen individuele rechten, die gaan van de

62 Arbeidsrelaties en schenkingen: twee elkaar afstotende begrippen?

Page 63: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

werkgever naar de werknemer en zijn juridisch gebetonneerd, zoals ik hoger uiteengezet

heb. Een schenking van een van die rechten aan een collega-werknemer houdt in dat hij

daarvoor verplicht langs zijn werkgever moet passeren. Het komt er op neer dat hij dan

eigenlijk tegen zijn werkgever zegt: “Ik moet die premie, dat verlof, dat overloon… niet

hebben, maar geef het aan mijn collega, want die kan het beter gebruiken.” Een schenking

van een loongedeelte of loonvoordeel kan dus enkel plaatsvinden als de werknemer er

eerst afstand van doet ten aanzien van zijn werkgever, om dan aan zijn werkgever te

vragen het voordeel aan iemand anders te geven. Zoals we hierboven al gezien hebben,

is dat juridisch een onmogelijke zaak. Ze is niet alleen nietig, maar de werkgever maakt

ook inbreuk op de wetgeving en is straf baar.

Je zou het natuurlijk anders kunnen aanpakken en enkel de schenking doen

wanneer het voordeel al in het vermogen van de werknemer is opgenomen, al uitbetaald

is dus. Dat is dan ook enkel maar mogelijk voor geldbedragen en enkel voor het

uitbetaalde netto gedeelte ervan.

Waar men bij dit soort schenkingen over spreekt zijn echter verlofdagen,

onder hun verschillende gedaanteverschijningen. Een dergelijke schenking kan enkel

via de werkgever gebeuren. En als het zou gaan om voordelen die je via de sociale

zekerheid krijgt – bv. ouderschapsverlof, zwangerschapsverlof, jaarlijkse vakantie – is

een schenking ook volstrekt onmogelijk. Die rechten zijn namelijk gekoppeld aan het

individu van de werknemer. Je zou daar enkel verandering kunnen in brengen door aan

de wetgeving te sleutelen, zoals dat al op een bescheiden wijze in de recente wet van

minister Peeters is gebeurd (voor een stukje van het arbeidsrecht).

Moeten we het idee dan maar opgeven? Zeggen dat het een leuke gedachte was

en overgaan tot de orde van de dag? Dat zou te pessimistisch zijn. Er is wel degelijk iets

mogelijk, maar dat vergt een portie inventiviteit en een stevig inzicht in de mechanismen

van de arbeidsrelaties, zowel op het vlak van de HR als op juridisch vlak.

Ik heb tot nog toe geprobeerd duidelijk te maken hoe de arbeidsrelatie in hoge mate

juridisch georganiseerd is in bundels van rechten (voor de werknemer) en plichten (voor

de werkgever) en wat het grote belang daarvan is. Het is echt niet aangewezen om daar

te gaan aan morrelen. De neoliberale ideologie is dan wel in diskrediet, maar de roep om

deregulering blijft onverminderd bestaan. Niet in de laatste plaats daarbij – ongewild –

geholpen door het verouderde stelsel van regels en voorschriften. De wetgeving dateert

van het midden van de vorige eeuw en is in belangrijke mate niet meer aangepast aan de

huidige werkomstandigheden. Het is als een uitgewoond huis en wordt in toenemende

mate genegeerd. Maar dat is stof voor een ander artikel.

63Arbeidsrelaties en schenkingen: twee elkaar afstotende begrippen?

Page 64: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

We gaan aan de slag met het materiaal dat juridisch bewerkelijk is. Als we kijken

naar de concrete invulling van een arbeidsrelatie, merken we dat die niet alleen bestaat

uit (minimum)rechten voor de werknemers, dus uit die elementen die de werkgever

wel verplicht is om ze toe te kennen, elementen waar hij in principe niet onderuit kan,

maar ook uit zogenaamde bijkomende arbeidsvoorwaarden. Een klassiek voorbeeld

zijn de lonen. Het komt veel voor dat een bedrijf zijn werknemers meer betaalt dan wat

voorgeschreven wordt door de barema’s van de cao’s. Of dat er een extra jaarpremie

wordt toegekend, naast de eindejaarspremie, of een vorm van variabel loon bovenop

het vaste loon, enz. En dat geldt ook voor de niet-geldelijke voordelen, bijvoorbeeld dat

een bedrijf meer verlofdagen toekent dan het wettelijk aantal van twintig, voordelen in

natura geeft zoals de bedrijfswagens, de laptops, smartphones…

Dat zijn allemaal extra’s en in het professionele milieu worden dat dan ook de

extralegale voordelen genoemd. Ze zijn extralegaal, omdat ze toegekend worden boven

op wat de wetten en de cao’s voorschrijven. Ze zijn dan weer niet zo vrijblijvend dat ze

als echte schenkingen (van de werkgever) mogen aanzien worden. En ze zijn allemaal

tegenprestatie voor arbeid. Ze worden allemaal beschermd door de wetgeving van

het arbeidsrecht. Wat we hierboven gezegd hebben in verband met de nietigheid van

afstand van die voordelen geldt dus ook hier.

Maar de toekenning ervan wordt niet opgelegd door een rechtsbron boven de

werkgever. Ze ontstaan door de werkgever zelf, hij creëert er de rechtsbron van, hetzij

door een bedrijfs-cao, een individuele arbeidsovereenkomst of zelfs door een ‘gebruik’

(dat ook een rechtsbron is met eigen regels). Ik noem dat dan een ‘interne rechtsbron’, als

onderscheid met de ‘externe rechtsbronnen’ zoals de wetten en cao’s die de werkgever

moet ondergaan. De werkgever kan die interne rechtsbron aanpassen. Daar zijn uiteraard

ook regels voor en hij zal er het akkoord van de werknemers voor nodig hebben, maar het

is mogelijk.

De kunst bestaat er dan in om een deel van die extralegale voordelen los te

koppelen van de individuele persoon van de werknemer en de waarde ervan (de

kostprijs ervan voor de werkgever) onder te brengen in een intern ‘bedrijfsfonds’. Vanuit

dat ‘bedrijfsfonds’ krijgt elke werknemer een ‘budget’ aan de hand waarvan hij op

bepaalde tijdstippen voordelen voor zichzelf kan kiezen. Of hij kan er ook voor kiezen

een deel van zijn budget te storten in het budget van een collega. Die collega kan er meer

voordelen mee kiezen, dan wat oorspronkelijk mogelijk zou geweest zijn met zijn eigen

individuele budget. Op die manier kunnen we een echte schenking van extralegale

voordelen organiseren tussen de werknemers. En perfect legaal.

64 Arbeidsrelaties en schenkingen: twee elkaar afstotende begrippen?

Page 65: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

De beschrijving van de werkwijze die ik hier geef is natuurlijk erg kort door

de bocht, maar het is enkel de bedoeling het concept ervan mee te geven. Om aan te

tonen dat het wel degelijk mogelijk is, maar niet gemakkelijk. In de realiteit vergt dit

een stevige en doordachte nieuwe architectuur van het bedrijfseigen loonsysteem, alle

voordelen inbegrepen (in het vakjargon: de ‘total reward ’). Die nieuwe architectuur is

zowel juridisch als HT-matig en de werknemers zelf spelen er een centrale rol in. Het

idee van de schenking, om niet, zomaar, met de echte wil om te schenken… staat of valt

natuurlijk met de mate waarin de werknemer ook in hart en ziel vrij is om dit al of niet

te doen.

De werkgever kan dan ook enkel maar het kader – juridisch en qua HR – creëren

om dit mogelijk te maken. Het is aan de werknemer om vrij te beslissen of hij al dan niet

in dat kader stapt én om vrij te beslissen of hij al dan niet een deel van zijn budget aan een

collega schenkt. Elke mogelijke effectieve of psychologische druk vanwege de werkgever,

of zelfs collega’s, moet uitgesloten zijn, via effectieve procedures en op maat gemaakte

contracten. Pas binnen die voorwaarden kunnen we spreken van een daadwerkelijke

schenking binnen de arbeidsrelatie. Moeilijk, maar zeker niet onmogelijk.

[Koen Magerman is zaakvoerder van Magerman Raad&Advies GCV en

plaatsvervangend raadsheer in Sociale Zaken bij het Arbeidshof te Antwerpen.]

Contact: [email protected]

65Arbeidsrelaties en schenkingen: twee elkaar afstotende begrippen?

Page 66: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

In zijn analyse bekijkt Magerman hoe rechten opgebouwd bij de werkgever

kunnen overgaan van de ene werknemer naar de andere. Het gaat dus over de

arbeidsrechtelijke situatie. Maar hoe zit het met rechten die de werknemer opbouwt in

de sociale zekerheid? Er is een groot verschil tussen de beginsituatie bij het ontstaan

van de sociale zekerheid en de situatie vandaag. Toen er van een verplichte sociale

zekerheid nog geen sprake was, was welbegrepen spontane solidariteit de basis van

de ‘informele’ sociale zekerheid. Werknemers droegen een deel van hun loon bij om

collega’s die ze kenden en aan wie een ongeval of een ander sociaal risico overkwam, te

steunen. Naarmate de sociale zekerheid volwassen en verplicht werd, werd bijdragen

een plicht en een financiële compensatie een recht. Het systeem werd onpersoonlijk

en de solidariteitselementen kwamen terecht in het sociale zekerheidssysteem,

bijvoorbeeld door bij te dragen naar draagkracht, door minimumuitkeringen, plafonds

in de uitkeringen, enzovoort. Het besef dat je bijdraagt aan het opvangen van moeilijke

situaties bij collega’s of kennissen is vervangen door een gevoel dat je bijdraagt aan

de financiering van een overheidssysteem. Weinigen maken nog een verschil tussen

bijdragen en belastingen.

In ieder geval, bij de overgang van een spontaan naar een wettelijk verplicht

sociale zekerheidssysteem is de band met de (noden van de) andere gaandeweg vervangen

Respons: Bart Ooghe

Een beetje extra

Koen Magerman fileert op de hem gebruikelijke manier de juridische historiek en techniek, om ertoe te komen dat het binnen de bestaande regelgeving denkbaar is om schenkingen tussen werknemers via de werkgever te organiseren. HR-ingenieurs zoals Koen Magerman beoefenen een vaak onderschat ambacht, dat weliswaar de nodige frustratie opwekt bij regelgevers en ambtenaren. Creativiteit zien zij als het zagen aan de poten van een nochtans goed opgezette juridische constructie die erop gericht is iedereen gelijk te behandelen en te erkennen in zijn rechten. Een zeer begrijpelijke frustratie, want als je iets wil regelen, ook als politicus, dan wil je dat het voor de eeuwigheid geregeld is. Je bouwt geen huis om het zelf nog gerenoveerd te zien worden. Foei, Koen! (knipoog).

66 Een beetje extra

Page 67: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

door een verzekering voor zichzelf. We dragen wel bij aan de solidariteit, maar in het

terugkrijgen van de sociale zekerheid komt alleen de bijdrager in beeld. Dat kan raar

klinken, want de bijdragen financieren natuurlijk ook de uitkeringen van anderen. Maar

wat ik bedoel is dat de uitkering quasi uitsluitend terecht komt bij de verzekerde zelf.

Nog meer dan private verzekeringen in zekere zin. In de sociale zekerheid zijn er immers

slechts zeer beperkte vormen van rechten die opgebouwd kunnen worden voor anderen.

Als voorbeelden kunnen het overlevingspensioen en de toegang tot gezondheidszorgen

voor gezinsleden zonder beroepsactiviteit worden genoemd. Bij private verzekeringen

is het daarentegen geen enkel probleem dat de verzekeringnemer en de begunstigde

twee verschillende personen zijn. Het is daar zelfs mogelijk om verzekeringsnemer,

verzekerde en begunstigde verschillende personen te laten zijn, bijvoorbeeld de

grootvader die een verzekering financiert die bij het overlijden van zijn dochter een

uitkering laat toekomen bij zijn kleinkind. Een ander belangrijk onderscheid en het

voorwerp van deze bijdrage, is de keuzevrijheid die men heeft en die de opgebouwde

rechten als een ‘geschenk’ kan doen kwalificeren. In de sociale zekerheid heb je niet te

kiezen wie de begunstigde is van de rechten die je opbouwt. De regels leggen vast wie in

welk geval de begunstigde is. In private verzekeringen is de vrijheid bijna totaal. Je kan

op die manier rechten ‘schenken’ aan wie je wilt.

De sociale zekerheid zoals wij ze kennen laat dus geen ruimte om de opgebouwde

rechten in te zetten om iemand naar keuze een plezier te doen. Of toch? Een interessante

case in dat verband is het palliatief verlof. In tegenstelling tot het thematisch zorgverlof

of het tijdskrediet met als motief zorg die alleen kunnen worden genomen voor een

gezins- of familielid, kan het palliatief verlof worden gevraagd voor de bijstand aan

eender welke patiënt waarvoor geattesteerd wordt dat hij uw bijstand nodig heeft. Uw

tante, uw beste vriend, uw buurvrouw die een kinderloze weduwe is, een collega met

wie u al jaren goed opschiet: palliatief verlof wordt u toegestaan om hen bij te staan en u

krijgt er een uitkering voor. Het is een van de weinige situaties waarin u uw rechten kan

inzetten voor een persoon naar keuze. Op voorwaarde dat hij of zij palliatief is uiteraard.

Maar het palliatief verlof is hier de uitzondering die de regel bevestigt. Voor veel meer

vrijwillige solidariteit dan dat is in onze sociale zekerheid geen plaats gemaakt.

De hamvraag is nu hoe erg dit is. Moeten de institutionele arbeidsrechtelijke en

sociale zekerheidsrechtelijke rechten kunnen worden gedeeld met anderen? Moeten we

een soort ‘zelf beschikking’ krijgen over onze opgebouwde rechten?

Er zijn twee belangrijke tegenargumenten. Het eerste is het vaakst gehoorde:

indien er nood is aan een bepaald verlof of een bepaalde uitkering voor een zeker risico,

dan is het aan de wetgever en de sociale zekerheid om daarin te voorzien. Je moet

67Een beetje extra

Page 68: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

daarvoor niet gaan bedelen bij anderen. Dat argument snijdt eigenlijk alleen hout

indien de hoeveelheid sociale behoeften vast en beheersbaar is, indien de publieke

middelen volstaan om alle mogelijke huidige en toekomstige sociale noden op te

vangen. De realiteit is dat dit nooit het geval zal zijn. Sociale behoeften zijn dynamisch

in de tijd en heel individueel. In ieder net zitten mazen waar mensen door kunnen

glippen. Moeten we het dan onmogelijk maken dat mensen elkaar helpen omdat het de

verantwoordelijkheid is van ‘het systeem’? Dat lijkt mij een erg gevaarlijke weg.

Een ander argument is minder vaak gehoord, maar mijns inziens relevanter. Stel

dat iedere werknemer vrij zou kunnen beschikken over zijn opgebouwde rechten en

deze naar eigen goeddunken inzetten voor de medemensen die hij uitkiest. De vrijheid

in het systeem zou sterk toenemen en het gevoel van controle door de werknemer zou

toenemen. Hij zou allicht tevredener zijn over de impact die hij heeft. Misschien zou

de betrokkene zelfs bereid zijn meer bij te dragen en meer solidair te zijn indien hij

zelf mee kon beslissen waar het geld terechtkwam. Een dergelijk systeem zou echter

leiden tot willekeur. Er zou een groep achterblijven van mensen die, omdat ze niemand

kennen, omdat ze misschien minder sympathiek zijn, omdat hun probleem minder

media-aandacht krijgt, om welke andere reden dan ook, geen enkele bescherming meer

zou genieten. De solidariteit met de zwaksten zou met andere woorden ten dele uit het

systeem verdwijnen. Of het zou toch minstens afhangen van de wil van de individuele

bijdragers. Dat lijkt mij het belangrijkste argument om de keuzevrijheid in de publieke

sociale zekerheid sterk te beperken.

Wil dat nu zeggen dat er in de sociale zekerheid of in het arbeidsrecht helemaal

geen plaats mag zijn voor spontane solidariteit? Nee, dat is een houding die vergelijkbaar

is met die van de Farizeeërs die Jezus verboden op de sabbat te genezen. Zijn antwoord

was duidelijk: “Wie van jullie die maar één schaap heeft, zal dat niet grijpen om het uit

een kuil te halen, ook wanneer het op sabbat daarin is gevallen?” (Mt, 12:11). Als er zich

een nood stelt en mensen wensen elkaar te helpen, is er dan geen meer pragmatische

opstelling nodig dan die van ideologen die zullen wijzen op het belang van de

constructieprincipes van de sociale wetgeving? In die context moet de mogelijkheid ook

gezien worden die gecreëerd is door de artikelen 40 tot 49 van de wet van 5 maart 2017

betreffende werkbaar en wendbaar werk om toe te laten dat werknemers aan collega’s

met een ziek kind verlofdagen schenken.

Het belang van deze openingen naar intermenselijke solidariteit in de sociale

wetgeving ligt vooral in de symbolische boodschap die ermee gegeven wordt. Een

boodschap dat solidariteit nog wat meer mag zijn dan het zo belangrijke wettelijke

systeem van sociale zekerheid. Het is dezelfde boodschap die ook gegeven wordt door de

68 Een beetje extra

Page 69: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

fiscale aftrekbaarheid van giften. Dat is de overheid die zegt: “wij doen het maximale om

de hele bevolking een hoge sociale bescherming te garanderen, maar dat zal nooit genoeg

zijn.” Dus, om in de kerstsfeer te blijven: hou u vooral niet in om zelf een beetje extra te

doen voor je medemens. Niemand zal daar slechter van worden. Zeker niet de sociale

zekerheid.

[Bart Ooghe is directeur Werk, Arbeidsrecht & Competitiviteit op het kabinet van

vicepremier Kris Peeters. Hij schrijft deze respons in eigen naam.]

Contact: [email protected]

69Een beetje extra

Page 70: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

70 Een beetje extra

Page 71: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Julie Ryngaert

Vanuit wetenschappelijk oogpunt zijn al deze technieken baanbrekend. Vanuit

menselijk en ethisch oogpunt is de zaak genuanceerder. Voor sommigen vormen de

technieken van medisch begeleide voortplanting de enige optie om kinderen te krijgen.

Als hun diepmenselijke kinderwens daadwerkelijk in vervulling gaat, is dit voor hen

een zegen. Een geschenk. Maar de vruchtbaarheidswetenschap heeft ook veel mensen

ongelukkig gemaakt. Zelfs de meest geavanceerde voortplantingsbehandelingen zijn

immers geen garantie op succes. Getuigenissen van ongewenst kinderloze wensouder(s)

illustreren hoe pijnlijk en hartverscheurend een onvervulde kinderwens kan zijn. Dan

is er het kind. Vaak wordt het onderbelicht of zelfs vergeten in het vruchtbaarheids- of

voortplantingsverhaal. Het gaat aanvankelijk om een miniscule vrucht, soms al een

embryo, die uiteindelijk uitgroeit tot een kind, een minderjarige. Er is niemand die

eraan twijfelt dat deze kinderen een gezellige en warme thuis (zullen) hebben.

Maar de voortplantingswetenschap gaat om veel meer dan het schenken van een

kind aan wensouders. Zo’n beslissing heeft een enorme impact op het kind dat geboren

Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie

Inleiding. Een kind als geschenk maakt van het kind nog geen geschenk

Zeggen dat de vruchtbaarheidswetenschap veel kan is een understatement. De medische voortplantingstechnieken om een kind te krijgen, nemen aanzienlijk toe. Het gaat al lang niet meer alleen om IVF. Ook zaad- en eiceldonatie, draagmoederschap en draagmoedertransplantatie zijn mogelijk. Internationaal wordt de ene doorbraak na de andere geforceerd. Zo werden in Mexico en Oekraïne de twee eerste kinderen uit genetisch materiaal van een vader en twee moeders (door een samensmelting van 2 eicellen) geboren. Chinese en Amerikaanse wetenschappers slaagden er recent nog in om een gemanipuleerd menselijk embryo te creëren.

71Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie

Page 72: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

wordt. Naast een diepmenselijke kinderwens staat ook een diepmenselijk verzoek

tot afstammingsinformatie. Voor donorkinderen kan het van groot belang zijn om

te (kunnen) achterhalen van wie zij genetisch afstammen. Alleen is dit in België niet

mogelijk. Donoren blijven anoniem. De huidige wetgeving houdt geen rekening met

dat begrijpbare verzoek tot afstammingsinformatie. Ze werd uitsluitend op maat van de

wensouders en donoren gemaakt. Dat de wetenschap in staat stelt om ouders een kind

te schenken, dat wensouders die hun kinderwens in vervulling zien gaan het kind als

geschenk ervaren, mag van het kind nog geen geschenk maken. Hoe je het draait of keert,

een geschenk blijft een object. Kinderen louter tot geschenk herleiden, houdt het gevaar

in dat we hen onvoldoende ernstig nemen. Kinderen zijn geen rechtsobject, maar wel

een rechtssubject met eigen rechten en plichten. Hoewel het VN-kinderrechtenverdrag

reeds in 1989 duidelijk maakte dat een kind een volwaardig rechtssubject met eigen

rechten (dus ook het recht op afstammingsinformatie zoals vervat in artikel 7 van dat

verdrag) en plichten is, maakt België daar nog steeds geen prioriteit van. Zelfs de meest

geavanceerde vruchtbaarheidstechnieken kunnen dus hopeloos achterop hinken.

Het Kinderrechtencommissariaat bracht over het recht op afstamming-

informatie en origine van kinderen een aantal adviezen uit.1 In deze bijdrage willen

we de voornaamste aandachtspunten bundelen over het recht van het kind op

afstammingsinformatie bij het gebruik van donormateriaal bij medisch begeleide

voortplantingstechnieken. We hameren sterk op het belang van de waarborgen

van artikel 7 van het Kinderrechtenverdrag bij het opheffen van donoranonimiteit.

Daarnaast gaan we dieper in op een aantal andere elementen die van belang zijn in het

debat rond afstammingsvragen.

Wie ben ik?

Donorkind zoekt vader

“Ik ben Elias, ik ben een donorkind en heb geen vader. Ik ben 11 jaar en heb al veel gezocht

naar mijn papa, maar zonder resultaat. Ik las dat het in België bijna onmogelijk is om je

donorvader te leren kennen. Is het mijn recht om mijn vader te kennen?”

Elias is op zoek naar zijn vader en hij is niet alleen. Uit het klachtenonderzoek van

het Kinderrechtencommissariaat blijkt hoe belangrijk het is te willen weten van wie je

afstamt. Deze vragen duiken op bij jongeren die verwekt zijn via anoniem donorschap,

1 Zie bijvoorbeeld de volgende adviezen van het Kinderrechtencommissariaat: ‘Discreet bevallen’ (2008-2009, nr. 2), ‘Verzoekschrift legaliteit adopties uit anonieme bevalling Frankrijk’ (2010-2011, nr. 6), ‘Discreet bevallen met informatiewaarborgen voor het kind?’ (2012-2013, nr. 4), ‘Gedwongen adopties vanuit kinderrechtenperspectief’ (2014-2015, nr. 13) en ‘Alles in het teken van recht op afstammingsinformatie’ (2014-2015, nr. 16). Ze zijn te raadplegen op www.kinderrechtencommissariaat.be/adviezen_en_standpunten.

72 Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie

Page 73: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

die te vondeling zijn gelegd, van wie de moeder anoniem beviel in Frankrijk, bij jongeren

die geadopteerd werden of via een draagmoeder ter wereld zijn gekomen. Deze kinderen

hebben een biologische én sociale realiteit. Ook al is het sociale aspect voor de meesten

onder hen het belangrijkst, toch hebben zij te maken met een dubbele loyaliteit. “Die

bijten elkaar niet, maar vervangen elkaar ook niet.” 2

Adoptiekind zoekt moeder

“De grond zakte gisteren onder mijn voeten weg toen ik het nieuws vernam van de

frauduleuze adoptiepraktijken in Sri Lanka. De vrouw die ik vier jaar geleden ontmoette,

is misschien helemaal niet mijn biologische moeder. Ik ben weer bij af, ik moet opnieuw

gaan zoeken, opnieuw alle emoties ondergaan, opnieuw een moeilijke reis ondernemen

(letterlijk en figuurlijk). En dat allemaal om misschien te weten te komen dat mijn hele

leven een leugen is. En ook voor mijn adoptieouders. Misschien zijn zij van bij het begin

bedrogen geweest.”

Ook wensouders die ons contacteren, denken meer en meer na over de

rechtspositie van kinderen, wat een positieve evolutie is.

Draagmoeder versus rechten van het kind

Een moeder van drie kinderen mailt ons. Ze wil graag draagmoeder zijn voor een

bevriend homokoppel. De eicel zou van een vriendin komen, de zaadcel van een van de

wensvaders. Na de geboorte wil het bevriende koppel het kindje adopteren. Ze vraagt

ons of dat juridisch haalbaar is en of er obstakels zijn vanuit de rechten van het kind. Wij

kunnen geen eenvormig en helder antwoord geven omdat draagmoederschap in België

niet wettelijk geregeld is. Dat leidt tot rechtsonzekerheid en is niet in het belang van het

kind.

Op zoek naar een niet-anonieme donor

“Ik ben moeder van een donorkind. Ik vind het belangrijk dat mijn zoon kan weten van

waar hij komt. Ik vind dit een fundamenteel kinderrecht dat België niet realiseert. Ik wil

heel graag iets doen om die wet veranderen zodat hij de informatie krijgt waarop hij

recht heeft. Weet u soms welke stappen ik kan zetten om ervoor te zorgen dat mijn kind de

informatie krijgt waarop hij recht heeft?”

2 Citaat van Ties van der Meer, voorzitter van Stichting Donorkind in Nederland. Zie A. Barendsen en L. Bosch, ‘Afstammen van twee moeders’, Right, maart 2013, pp. 16-17.

73Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie

Page 74: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Kinderrechten als referentiekader

Kind als rechtsubject

Kinderen zijn er altijd en overal geweest, maar werden evenwel niet steeds op

dezelfde wijze bekeken.3 De voorbije decennia vond een belangrijke verschuiving

plaats binnen de status van het kind. Het kind evolueerde van een onmondig, nog

niet-volwassen en kwetsbaar rechtsobject naar een autonoom en

zelf beschikkend rechtssubject met eigen rechten en plichten.4 Waar voorheen het

kwetsbaarheidsparadigma en de daaruit voortvloeiende nood aan bescherming een

exclusieve en prominente plaats innam bij het mensbeeld van het kind, zijn autonomie

en actorschap (‘agency’) de nieuwe begrippen in het kinderrechtendiscours.

De synthese van beide paradigma’s werd uiteindelijk geïncorporeerd in het VN-

Kinderrechtenverdrag. Het verdrag beschouwt het kind niet uitsluitend als een object

van zorg en bescherming, maar ook als een volwaardig rechtssubject, een drager van

rechten.5 Het kind is een mens én een mens in wording. Het is belangrijk om beide

elementen een volwaardige en gelijkwaardige plek te geven in ons doen en denken over

kinderen.

Recht op afstammingsinformatie

Het Kinderrechtenverdrag bevat verschillende bepalingen die invulling geven aan

het recht van elk kind om zijn afstamming te kennen. Centraal staat artikel 7 van het

Kinderrechtenverdrag. Het wordt verder ondersteund door het recht van het kind om

zijn of haar identiteit te behouden (art. 8 Kinderrechtenverdrag), het recht op het zoeken

en verkrijgen van informatie (art. 13 Kinderrechtenverdrag) en het recht op eerbied voor

het privé- en gezinsleven van het kind (art. 16 Kinderrechtenverdrag).

3 E. Verhellen, ‘Een inleiding tot het Verdrag inzake de Rechten van het Kind’, in W. Vandenhole (ed.), Kinderrechten in België, Antwerpen-Oxford, Intersentia, 2008, 18.4 Ibid., 18-24; E.Verhellen, Verdrag inzake de rechten van het kind: achtergronden, motieven, strategieën, hoofdlijnen, Leuven, Garant, 2000, 31; P. Veerman, The Rights of the Child and the Changing Image of Childhood, Dordrecht, Nijhoff, 1992, 396; D. Reynaert, ‘Van een Rechtspositioneel vertoog naar een relationeel vertoog over bekwaamheid’, TJK 2007/1, 9.5 W.Vandenhole, ‘De versterking van de rechtspositie van kinderen en de uitbouw van een kinderrechteninstrumentarium (1989-2009)’, in D. Reynaert, R. Roose, W. Vandenhole en K. Vlieghe (eds.), Kinderrechten: springplank of struikelblok? Naar een kritische benadering van kinderrechten, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2011, 20.

74 Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie

Page 75: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Artikel 7 van het Kinderrechtenverdrag luidt als volgt: “The child shall be

registered immediately after birth and shall have the right from birth to a name, the right

to acquire a nationality, and, as far as possible, the right to know and be cared for by his

or her parents.” Elk kind heeft met andere woorden het recht om “in de mate van het

mogelijke” zijn of haar ‘ouders’ te kennen.

Over de interpretatie van dit artikel, meer bepaald over de term ‘ouders’, is al

veel inkt gevloeid. Sommige auteurs reduceren de ouderrol tot de personen die het kind

opvoeden of hebben opgevoed, wat niet steeds de biologische ouders zijn.6 Anderen

hertalen dit artikel als: “elk kind heeft het recht op kennis van zijn identiteit en daartoe

behoort niet alleen dat het kind mag vernemen dat het een juridische status heeft die niet

overeenstemt met de genetische waarheid, maar ook dat het, indien het kind dat op prijs

stelt, mag weten van wie het daadwerkelijk afstamt”. 7

Als Kinderrechtencommissariaat baseren we ons op de voorbereidende werken

(‘travaux préparatoires’) van het Kinderrechtenverdrag en de quasi-rechtspraak van het

VN-Kinderrechtencomité. Deze maken duidelijk dat de term ‘ouders’ ruim moet worden

geïnterpreerd.8 Dat zowel juridische, sociale en biologische ouders er onder kunnen

vallen. De voorbereidende werken van het Kinderrechtenverdrag leren ons dat artikel 7

van het Kinderrechtenverdrag werd toegevoegd om kinderen de mogelijkheid te bieden

om hun persoonlijkheid en identiteit te ontwikkelen en dat het recht van het kind om

zijn ouders te kennen essentieel is voor de psychologische stabiliteit.9 Zoals hogerop

vermeld, leren ervaringen van kinderen en jongeren ons dat elk van de ouders – zowel

sociaal, biologisch, juridisch – een belangrijke invloed heeft op de identiteitsvorming

van het kind en dat het ontbreken van informatie over de biologische ouder soms

psychologische schade aan het kind toebrengt. Op basis hiervan zou het vreemd zijn om

het concept ‘ouders’ uitsluitend te reduceren tot sociaal-educatieve ouders.

Ook het VN-Kinderrechtencomité reikt een aantal kapstokken aan om ervan

uit te gaan dat het kind recht op afstammingsinformatie en origine heeft. Zo blijkt uit

de slotopmerkingen die het Kinderrechtencomité formuleerde ten opzichte van een

aantal landen dat het in het kader van adoptie onder ‘ouders’ minstens de biologische

6 F. Granet, ‘L’enfant conçu par procréation médicalement assistée et les projects de loi sur la bioéthique’, in Mélanges à la mémoire de D. Huet-Weiller. Droit des personnes et de la famille, Parijs, L.G.D.J., 1994, p. 219; G. Pennings en hoofden van de fertiliteitscentra, ‘Een recht dat nooit absoluut is’, De Standaard, 21 mei 2015.7 IA. Van der Linden en P. Vlaardingerbroek, ‘De kansen en risico’s van adoptie’, Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht 25 (2003), nr. 5, pp. 104-112.8 Voor een uitgebreide interpretatie van deze bronnen, zie L. PLuym, ‘Het recht van het kind om zijn ouders te kennen (art. 7.1 IVRK) na heterologe medisch begeleide voortplanting, adoptie en draagmoederschap in België’, Tijdschrift voor Jeugdrecht en Kinderrechten, 13 (2012), nr. 1, pp. 5-22.9 S. Detrick, The United Nations Convention on the Right of the Child: A guide to the travaux préparatoires, Den Haag, Martinus Nijhoff Publishers, 1992.

75Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie

Page 76: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

ouders verstaat10 en dat in het geval van donorconceptie het kind ook het recht heeft

om zijn genetische ouders te kennen.11 Het Kinderrechtencomité is ook bezorgd over

nationale wetgeving die informatie achterhoudt voor kinderen die geboren werden

uit donorconceptie of die aan moeders toelaat anoniem te bevallen van een kind.12 Het

Europees Hof voor de Rechten van de Mens lijkt deze interpretatie bij te treden door

te oordelen dat de biologische band tot de harde kern van de identiteit van ouders en

kinderen behoort.13

Wat de term ‘voor zover mogelijk’ betreft, menen wij dat er slechts

uitzonderlijke omstandigheden kunnen zijn die het recht om zijn ouders te kennen

onmogelijk maken of kunnen beperken. Dit strookt met het algemene discours

rond mensenrechtenbeperkingen, namelijk dat beperkingen op mensenrechten

uitzonderingen zijn en dus beperkt moeten worden uitgelegd. Omwille van het

voorwerp en het doel van het Kinderrechtenverdrag, gaan wij ervan uit dat een kind dit

recht heeft, tenzij de realisatie van het recht absoluut onmogelijk is. Het tweede lid van

artikel 7 van het Kinderrechtenverdrag vermeldt dat verdragsstaten de in het eerste lid

genoemde rechten dienen te garanderen. Hoewel het tweede lid een zekere beleidsruimte

aan de verdragstaten laat, betekent dit nog niet dat overheden de mogelijkheden voor

kinderen om hun ‘oorsprong’ te achterhalen, mogen uitsluiten of negeren. De rechtsleer

en de quasi-rechtspraak van het VN-Kinderrechtencomité maken alvast duidelijk dat

het gebrek aan informatie niet door staten kan gecreëerd worden.14 Dit staat haaks op

het huidige Belgische beleid, zoals vertaald in de wet van 6 juli 2007 betreffende de

medisch begeleide voortplanting en de bestemming van de overtallige embryo’s en

gameten (hierna MBV-wet).15

10 Kinderrechtencomité, ‘Concluding Observations’ (Czech Republic, 2011), UN Doc. CRC/C/CZE/ CO/3-4, §§8-9; ‘Concluding Observations’ (Kazakhstan, 2003), UN Doc. CRC/C/15/Add. 213, §§45-46.11 Kinderrechtencomité, ‘Concluding Observations’ (Swiss, 2002), UN Doc. CRC/C/15 Add.183, §§28-29; ‘Concluding Observations’ (Monaco, 2001), UN Doc. CRC/C/15/Add. 158, §§24-125.12 Kinderrechtencomité, ‘Concluding Observations’ (UK and Northern-Ireland, 2002), UN Doc. CRC/C/15/ Add. 188.13 EHRM, Jäggi vs. Switzerland, 13 juli 2006, Applic. Nr. 58757/100.14 J. Vanbroeck, ‘Het recht van een geadopteerde om zijn geboorteouders te kennen. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan’, TBBR 2003, afl. 6, 411; E. Baan, Gezinshereniging naar het VN-Kinderrechtenverdrag. Een recht voor het kind en geen gunst, Doctoraalscriptie Universiteit Leiden, 2002.15 Wet 6 juli 2007 betreffende de medisch begeleide voortplanting en de bestemming van de overtallige embryo’s en de gameten, BS 17 juli 2007. Twee nuanceringen moeten aangebracht worden op het principe van donoranonimiteit. Ten eerste kunnen ouders kiezen voor een bekende donor op voorwaarde dat er voorafgaand akkoord is met de donor. Ten tweede moeten de medische gegevens en de fysieke kenmerken van de donoren verzameld worden in fertiliteitscentra. De medische gegevens kunnen onder bepaalde voorwaarden worden meegedeeld aan de ontvangers van het sperma of de huisarts.

76 Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie

Page 77: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Vlaams Afstammingscentrum: een belangrijke stap

In verschillende adviezen geven we als Kinderrechtencommissariaat aan dat de

bevoegdheid tot registratie, bewaring, beheer en kennisgeving over de afstamming

van het kind toevertrouwd moet worden aan een onafhankelijke instantie. Een

werkgroep, die op vraag van de minister van Welzijn werd opgericht en waar de

kinderrechtencommissaris ook deel van uitmaakte, onderzocht de voorbije jaren hoe

zo’n afstammingscentrum vorm kon krijgen.16 Op dit moment wordt er gewerkt aan

de nodige regelgeving om het afstammingscentrum concreet vorm te geven. Eens de

regelgeving is goedgekeurd is, is een concrete oprichting van het afstammingscentrum

en de DNA-databank mogelijk. De planning hiervoor is 2018.

Het afstammingscentrum zou een plaats zijn waar iedereen terecht kan met

vragen over zijn afstamming en voor ondersteuning en begeleiding aan alle betrokken

partijen. Er wordt ook een DNA-databank in het afstammingscentrum ondergebracht.

Donoren, geboortemoeders, KID-kinderen, vondelingen en kinderen uit anonieme

bevalling kunnen hier aankloppen. Het centrum kan hen informatie geven of de

mogelijkheid bieden om een DNA-staal te laten opnemen in de databank.

Het volledige concept gaat echter uit van vrijwilligheid. Mensen beslissen zelf

of ze willen zoeken en gevonden willen worden. Sensibilisering, meer bepaald over het

belang zich bekend te maken en een DNA-staal achter te laten, zal hier noodzakelijk

zijn. Nederland is hier alvast in geslaagd. Donoranonimiteit werd in 2004 in Nederland

opgeheven. Om donorkinderen die voordien geboren zijn, kans te geven verwanten

te vinden, richtte FIOM een KID-DNA Databank op.17 Donorkinderen en donoren

kunnen hier hun DNA laten opnemen. Sinds de oprichting van de databank schreven

al 872 donorkinderen en 373 donoren zich in (t.e.m. 30 juni 2017). 45 donoren werden

gematcht met één of meerdere donorkinderen, 105 donorkinderen werden gematcht met

hun donor, 184 donorkinderen werden gematcht met één of meerdere donorkinderen.18

Op naar aanpassingen in de wet

Het oprichten van een afstammingscentrum is een eerste stap om het recht op

afstammingsinformatie voor minderjarigen iets meer werkelijkheid te laten worden

en het kind als een volwaardig rechtssubject te beschouwen. Het resultaat bij het

afstammingscentrum blijft echter afhankelijk van de mate waarin donoren bereid

16 https://www.kindengezin.be/img/concept-dna.pdf.17 Stichting FIOM, kortweg FIOM genoemd, is een Nederlandse stichting die gespecialiseerd is op ongewenste zwangerschap en afstammingsvragen. https://fiom.nl/.18 https://fiom.nl/afstammingsvragen/kid-dna.

77Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie

Page 78: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

zijn vrijwillig mee te werken. Voor een structurele oplossing is een wetswijziging

noodzakelijk.

Op basis van analyse van de relevante artikels uit het Kinderrechtenverdrag,

beklemtonen wij het recht van het kind om zowel toegang te hebben tot identificerende

als niet-identificerende gegevens van de biologische ouder(s). Dit betekent dat het kind

recht heeft om zijn ouder te kennen in geval het verwekt werd met donormateriaal.

Nochtans kiest België met de wet van 6 juli 2007 betreffende de medisch

begeleide voortplanting en de bestemming van de overtallige embryo’s en gameten

voor anonimiteit van donorschap. Ook het wetsvoorstel van 201419 tot wijziging van

deze wet, waarin de keuze wordt gelaten aan donoren en wensouders uit verschillende

gradaties van anonimiteit, schiet vanuit kinderrechtenperspectief tekort. In lijn met

de tendens die zich in Europa voordoet, pleiten we voor een aanpassing, met name het

opheffen van donoranonimiteit in de MBV-wet.

Voor een werkbare en inspirerende manier hoeven we niet ver te zoeken.

Donorkinderen die verwekt zijn na 2004 krijgen stapsgewijs toegang tot beschikbare

informatie over hun donor. Vanaf 12 jaar hebben ze recht op fysieke en sociale gegevens

over hun donor. Vanaf 16 jaar is er de mogelijkheid om in contact te komen met de donor

en eventuele half broers- en zussen. Voor donorkinderen die verwekt zijn vóór 2004

blijft de anonimiteit van hun donor gelden. Wel kunnen deze donoren vrijwillig hun

anonimiteit opheffen en zich inschrijven in een register of aanmelden voor een DNA-

databank. Voor donorkinderen is er diezelfde mogelijkheid. Als een match volgt, hebben

deze kinderen hetzelfde recht op toegang tot informatie als donorkinderen die verwekt

zijn na 2004.

Tegenstanders van het opheffen van donoranonimiteit halen uiteenlopende

argumenten aan. We lichten er hier enkele toe en proberen ze waar mogelijk te

nuanceren. Een vaak aangehaald argument, vooral door fertiliteitscentra, ligt in het

gegeven dat het aantal donoren sterk zou dalen. Ze baseren zich hierbij op negatieve

buitenlandse ervaringen. Nochtans blijken er ook positieve verhalen te zijn. Laura

Witjens, directeur van de ‘National Gamete Donation Trust‘in het Verenigd Koninkrijk,

werft ondanks de afschaffing van anoniem doneren in 2005, met succes eicel-,

sperma- en embryodonoren. Anonimiteit blijkt geen vereiste te zijn om te doneren.

Door positieve aandacht via onder andere radio, tv en advertenties, werd de drempel

16 https://www.kindengezin.be/img/concept-dna.pdf.17 Stichting FIOM, kortweg FIOM genoemd, is een Nederlandse stichting die gespecialiseerd is op ongewenste zwangerschap en afstammingsvragen. https://fiom.nl/.18 https://fiom.nl/afstammingsvragen/kid-dna.

78 Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie

Page 79: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

daadwerkelijk verlaagd. Deze benadering resulteerde in een stijging van het aantal

donoren.20 Doordat het aantal wensouders ook toeneemt, blijft er een tekort. Dat tekort

onder controle proberen te houden door middel van het behoud van donoranonimiteit

is een te eenzijdig perspectief en verschuift het probleem hoofdzakelijk naar de

donorkinderen.

Een ander argument bestaat er in dat mensen zullen kiezen voor een ander

land waar de anonimiteit niet is opgeheven of zullen overgaan tot een behandeling

buiten het officiële circuit, waar minder kwalitatieve vereisten worden gesteld voor

gelijkaardige behandelingen, met alle gevolgen van dien. Wij zijn ons hiervan bewust,

maar zijn van mening dat het argument niet krachtig genoeg is om de internationale

mensenrechtenverplichtingen van België opzij te schuiven. Opnieuw wordt met deze

redenering het probleem verschoven naar donorkinderen. Er zijn immers ook andere

manieren om de zogenaamde malafide voortplantingsmarkt tegen te gaan.

Nog een vaak aangehaalde reden voor het behoud van donoranonimiteit is

dat er geen onderzoeken zijn die aantonen dat er een rechtstreeks verband is tussen

psychologische problemen van KID-kinderen en het niet kennen van hun afstamming.

Dat er geen onderzoeken zijn, betekent niet dat de causaliteit er niet is. Bovendien

onderzoeken de meeste studies over donorconceptie maar één tijdstip, wat het risico

inhoudt dat ervaringen als onveranderlijk en definitief worden beschouwd.21

Een laatste argument is dat er best gewacht wordt op empirisch onderzoek dat

aantoont dat niet-anonieme donatie beter is, vooraleer een slechte wet in te voeren.22

Dat wachten kan nog erg lang duren. De opheffing van anonimiteit en de oprichting

van DNA-databanken zijn nog maar van recente datum en we kunnen onmogelijk nu

al langetermijngevolgen inschatten. Aangezien identificeerbare donoren in de meeste

landen sinds 2004-2006 werden ingevoerd, zijn de meeste jongeren momenteel nog

maar tien jaar. Bovendien is het zo “dat bij de invoering van de slechte MBV-wet in 2007

er evenmin empirisch onderzoek voorhanden was dat aantoonde dat de anonimiteit het

welzijn van het kind dient”.23

19 Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 6 juli 2007 betreffende de medisch begeleide voortplaning en de bestemming van de overtallige embryo’s en de gameten, wat betreft de anonimiteit bij donatie van gameten, Doc. 54 nr. 0618/001.20 Human Fertilisation and Embryology Authority (hfea), ‘Egg and sperm donation statistics report’, Oktober 2014; zie ook interview Laura Witjens in fiom-jaarverslag 2015, te raadplegen op: http://fiomedia.nl/wpcontent/uploads/2016/06/Fiom-jaarverslag-2015.pdf.21 A. Indekeu, Anders en toch gewoon. Families na donorconceptie, Leuven, Lannoo Campus, 2016, p.161.22 G. Pennings en hoofden van de fertiliteitscentra, ‘Een recht dat nooit absoluut is’, De Standaard, 21 mei 2015.23 F. Swennen, ‘Leven in een leugen’ (opiniestuk), De Standaard, 22 mei 2016.

79Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie

Page 80: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Bijzonder inspirerend bij het recht op afstammingsinformatie is het eindrapport

van de Nederlandse Staatscommissie Herijking Ouderschap.24 Deze commissie werd

ingesteld op vraag van de toenmalige staatssecretaris van Veiligheid en Justitie om

zich te buigen over nieuwe samenlevingsvormen en medische ontwikkelingen. De

staatscommissie meent dat het aangewezen is om het recht op afstammingsinformatie

te verruimen naar het recht op informatie over de ontstaansgeschiedenis. Ze wijst op de

nood aan een regeling waardoor de ontstaansgeschiedenis voor het kind in de toekomst

te achterhalen is. Op die manier kunnen kinderen en jongeren achterhalen uit wie zij

zijn geboren, van wie zij genetisch afstammen en onder welke omstandigheden zij zijn

ontstaan en geboren.

De Commissie geeft aan dat kinderen en jongeren behoefte hebben aan een

narratieve identiteit, een coherent levensverhaal en inzicht in afstamming. Daarbij

is zakelijke informatie over de genetische en biologische afstamming niet voldoende.

Ook de redenen voor ‘afstand’, redenen voor het besluit tot medisch geassisteerde

zwangerschap en geboorte en motivatie tot adoptie horen volgens de Commissie

bij dit levensverhaal. Specifiek beveelt de Staatscommissie aan om 1) de term

afstammingsinformatie te vervangen door informatie over de ontstaansgeschiedenis;

2) het recht op afstammingsinformatie in de artikelen 7 en 8 Kinderrechtenverdrag

en artikel 8 EVRM extensief uit te leggen tot een recht op informatie over de

ontstaansgeschiedenis; 3) het recht op informatie over de ontstaansgeschiedenis vast te

leggen als onderdeel van de plichten en rechten van degenen die het gezag over een kind

uitoefenen en 4) een register ontstaansgeschiedenis (ROG) aan te leggen waarin naast

de geregistreerde donorgegevens ook andere informatie over de ontstaansgeschiedenis

kan worden opgeslagen. Het ROG, en niet de geboorteakte, zou dan de beschikbaarheid

van deze gegevens voor kinderen waarborgen.

Nood aan verder onderzoek over afstammingsvragen

Tot slot willen we het belang van verdere reflectie en onderzoek inzake

afstammingsvragen benadrukken. We zijn voorstander van een maatschappelijk en

politiek debat over kinderen en hun opvoeding door ouders van wie zij niet biologisch

afstammen. Dit debat vraagt een brede, interdisciplinaire invulling. De vraag waar we in

onze samenleving familiebanden op baseren en hoe ze juridisch moeten worden vorm

gegeven, zou het onderwerp moeten zijn van een brede discussie over familierecht. Veel

nieuwe familievormen passen immers niet meer in het huidige familierecht.

24 Rapport van de Staatscommissie Herijking Ouderschap, Kind en ouders in de 21ste eeuw, https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/12/07/rapport-van-de-staatsommissie-herijking-ouderschap-kind-en-ouders-in-de-21ste-eeuw.

80 Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie

Page 81: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Ook hier kan het Nederlandse rapport van de Staatscommissie Herijking

Ouderschap inspirerend zijn. De ervaringen van kinderen en jongeren mogen hier niet

ontbreken. Welke ondersteuning en begeleiding vragen ze? Hoe percipiëren kinderen

en jongeren het donorschap en draagmoederschap? Deze belevingen zijn noodzakelijk

om in het brede debat het perspectief en het belang van kinderen en jongeren duidelijk

tot zijn recht te laten komen en het beeld van uitgebreide genetisch verwante netwerken

te vervolledigen.

[Julie Ryngaert is beleidsadviseur bij het Kinderrechtencommissariaat.]

Contact: [email protected]

81Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie

Page 82: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Nochtans is het recht van het kind om zijn ouders te kennen, vervat in artikel 7 van

het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (hierna: IVRK). Zoals Julie

Ryngaert aangaf, omvat dit artikel het recht van elk kind om minstens zijn biologische

ouders1 te kennen. In het geval van medisch begeleide voortplanting heeft het kind ook

recht om zijn genetische ouders2 te kennen. Het recht op identiteit van art.7 IVRK heeft

betrekking op alle kinderen, ongeacht de specifieke omstandigheden van verwekking

of geboorte3. Staten moeten gegevens bijhouden die essentieel zijn voor het kind om

zijn identiteit te vormen, inclusief details over familiale relaties van het kind4. Ten slotte

moet het kind toegang kunnen hebben tot informatie over zijn ouders5.

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens erkende in het arrest-Gaskin6

voor het eerst dat een persoon een vitaal belang heeft bij het verkrijgen van inlichtingen

die hij nodig heeft om zijn kindertijd te kennen en te begrijpen. In het arrest-Odièvre7

bepaalde het Hof dat artikel 8 EVRM het recht op identiteit en zelfontplooiing

beschermt. Het Hof erkende het belang bij het verkrijgen van informatie nodig om de

waarheid te kennen over belangrijke aspecten van iemands persoonlijke identiteit, zoals

de identiteit van de ouders. Geboorte en in het bijzonder de omstandigheden van de

geboorte, vormen volgens het Hof in die optiek een belangrijk deel van het privéleven

van een persoon dat wordt beschermd door art. 8 EVRM. In de zaak-Jäggi8 merkte het

Respons: Emilie Noë

Nog werk voor de boeg

Lange tijd werd er weinig tot geen aandacht besteed aan het belang van de band tussen afstamming en identiteit en aan de impact die bepaalde kinderwenskeuzes met zich meebrengen voor het kind. Dit gebrek aan aandacht reflecteert zich in de huidige Belgische wetgeving, die nog niet voldoende het recht op afstammingsinformatie van het kind erkent.

1 Bij de man valt de biologische of fysiologische band samen met de genetische band. Bij de vrouw valt deze niet noodzakelijk samen. De vrouw die het kind draagt en later ook baart, heeft een bio-fysiologische band met dat kind, maar is daarom niet automatisch de persoon die ook de eicel heeft geleverd.2 De genetische ouders zijn diegenen die de eicel en de zaadcel geleverd hebben.3 Art.2 IVRK.4 Art.8 IVRK.5 Art.13.1 IVRK.6 EHRM, Gaskin vs. The United Kingdom, 7 juli 1989.7 EHRM, Odièvre vs. France, 13 februari 2003.8 EHRM, Jäggi vs. Switzerland, 13 juli 2006

82 Nog werk voor de boeg

Page 83: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Hof op dat het belang bij de ontdekking van de identiteit van de ouders niet verdwijnt

naarmate iemand ouder wordt, wel integendeel.

Het recht op afstammingsinformatie in het Belgisch recht

Het is belangrijk dat dit internationaal verankerde recht van een kind om zijn of haar

ouders te kennen een plaats krijgt in de Belgische wetgeving. Daarbij moet ook rekening

gehouden worden met de belangen van de andere betrokkenen (bv. de wensouders, de

donoren, de geboorteouders), want zij hebben ook het recht op eerbiediging van hun

privé- en gezinsleven. Er moet dus een afweging gemaakt worden tussen de verschillende

betrokken belangen, waarbij het belang van het kind de eerste overweging moet zijn.

Vlaamse wetgeving

In Vlaanderen werd de adoptieregelgeving aangepast om tegemoet te komen aan de

rootsvragen van geadopteerden9 via het decreet binnenlandse adoptie van 3 juli 2015.

Elke geadopteerde kan zijn adoptiedossier inzien (inzagerecht). Ook het bewaren en

verzamelen van informatie over adoptie werd decretaal vastgelegd10.

Een volgende belangrijke stap zal door minister Vandeurzen worden voorzien.

Hij werkt aan de oprichting van een afstammingscentrum, waar de slachtoffers van

gedwongen adopties of hun geboorteouders kunnen aankloppen met vragen over hun

afstamming. Ook kunnen ze vrijwillig een DNA-staal laten opnemen in de DNA-

databank. Indien er een ‘match’ is, kunnen ze achterhalen wie hun biologische ouder of

kind is.

Federale wetgeving

Op federaal niveau ligt er nog heel wat werk op de plank om het recht op identiteit van

het kind te garanderen, alsook om het kind binnen een wettelijk bepaald kader toegang

te geven tot zijn afstammingsinformatie.

Aanpassing van de wet betreffende de medisch begeleide voortplanting

De wet van 6 juli 2007 betreffende de medisch begeleide voortplanting en de bestemming

van de overtollige embryo’s en gameten (hierna MBV-wet) moet dringend aangepast

9 Art. 25 §1 bepaalt: “Elke geadopteerde heeft, afhankelijk van zijn leeftijd en maturiteit, recht op informatie over zijn afkomst, waaronder de identiteit van zijn afstandsouders.”.10 Art. 21, Decreet van 20 januari 2012 houdende regeling van de interlandelijke adoptie van kinderen

83Nog werk voor de boeg

Page 84: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

worden. Deze wet biedt immers geen recht voor het kind om zijn donor te kennen. Ten

eerste hanteert de MBV-wet het principe van de anonimiteit van de donorgegevens: het

geraadpleegde fertiliteitscentrum moet de anonimiteit van de donoren waarborgen door

alle gegevens die zouden kunnen leiden tot hun identificatie ontoegankelijk te maken.

Embryodonatie gebeurt in België steeds anoniem11. Wat de gametendonatie betreft,

is er wel een uitzondering op de anonimiteit mogelijk gemaakt12, namelijk de niet-

anonieme donatie berustend op de toestemming van de donor en de ontvanger. In dat

geval zal de donor bekend zijn aan de wensouders. Dit betekent echter niet dat het kind,

indien de ouders de identiteit van de donor niet willen vrijgeven, ergens de gegevens

van de donor kan opvragen. Ten tweede is er ook een probleem met de toegang tot de

niet-identificerende donorgegevens. Enkel de ouders of de arts van het kind kunnen het

fertiliteitscentrum om (niet-identificerende) medische informatie van de donor vragen.

CD&V is klaar om deze knelpunten in de MBV-wet aan te pakken en heeft hiertoe

een wetsvoorstel in de Kamer ingediend13. In de eerste plaats voorziet het wetsvoorstel

dat alle14 kinderen verwekt met donormateriaal hun recht op identiteit kunnen

uitoefenen en de identiteit van hun donor te weten kunnen komen. Indien de donor

zich verzet tegen de bekendmaking van zijn of haar identiteit, worden de belangen van

de donor en het donorkind tegen elkaar afgewogen door een onafhankelijke instantie.

Enkel in uitzonderlijke omstandigheden kan het recht op privacy van de donor primeren

op het recht op identiteit van het kind.

Het wetsvoorstel voorziet verder in een trapsgewijze kennisgeving van de

donorgegevens aan het donorkind. Deze kennisgeving gebeurt door een onafhankelijke

instantie die de donorgegevens beheert en aanvragen verwerkt. Totdat het donorkind 18

jaar is, kunnen de ouders de niet-identificerende gegevens15 van de donor(s) opvragen.

Vanaf de leeftijd van 12 jaar kan het donorkind de aanvraag voor de niet-identificerende

gegevens ook zelf doen. Vanaf de leeftijd van 18 jaar kan (enkel) het donorkind de

identificerende gegevens16 van de donor(s) opvragen. Daarnaast kan de huisarts van het

11 Art 22, lid 2 MBV-wet.12 Art 57 MBV-wet.13 Wetsvoorstel van 6 mei 2015 tot wijziging van de wet van 6 juli 2007 betreffende de medisch begeleide voortplanting en de bestemming van de overtallige embryo’s en gameten, tot regeling van de niet-anonieme donatie van gameten en tot bevordering van het recht op identiteit voor donorkinderen, Doc. 54-1066/001. Het wetsvoorstel werd ingediend door Els Van Hoof en Sonja Becq.14 Vanaf de inwerkingtreding van de wet kunnen alle donorkinderen hun recht op identiteit uitoefenen. Voor kinderen die via medisch begeleide voortplanting verwekt zijn vóór de inwerkingtreding van de wet, wordt er een databank opgericht waarin genetische ouders en donoren van gameten op vrijwillige basis hun DNA-profiel kunnen laten opslaan, zodat dit gematcht kan worden met het DNA-profiel van het kind.15 Onder niet-identificerende gegevens van de donor wordt er verstaan; algemene fysieke en karakteriële kenmerken van de donor(en) en de gegevens over zijn of haar opleiding, beroep en sociale achtergrond, zonder dat het kind hiermee de identiteit van de donor te weten komt.16 Onder identificerende gegevens van de donor wordt er verstaan: de naam, geboortedatum en de woonplaats van de donor(en).

84 Nog werk voor de boeg

Page 85: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

donorkind op elk moment de medische gegevens17 van de donor(s) opvragen als dit in

het belang is van de gezondheid van het donorkind of zijn mogelijke nakomelingen.

Een derde krachtlijn van het wetsvoorstel is de betere informatieverstrekking

alsook de betere psychologische omkadering die, in samenspraak met de

gemeenschappen, aangeboden wordt aan donorkinderen, wensouders en donoren.

Wensouders worden zo bijvoorbeeld geïnformeerd over de wenselijkheid om hun

kind reeds op jonge leeftijd op de hoogte te brengen van het feit dat het geboren is via

medisch begeleide voortplanting. Er is ook psychologisch begeleiding mogelijk wanneer

wensouders deze boodschap wensen te brengen aan hun kind.

Nieuwe wetgeving m.b.t. het discreet bevallen

Naast de wijziging van bestaande wetgeving, moet het federaal parlement ook nieuwe

wetgeving aannemen om tegemoet te komen aan het recht van het kind om zijn of

haar ouders te kennen. Op dit moment is er in België geen regelgeving die discreet

bevallen mogelijk maakt. Hierdoor moeten vrouwen die niet willen dat hun identiteit

op de geboorteakte van het kind wordt vermeld, clandestien bevallen en hun kind in de

vondelingenschuif achterlaten. Het kind groeit dan op in een adoptiegezin, zonder ooit

een antwoord te kunnen krijgen op zijn afstammingsvragen.

Door te voorzien in een wettelijke regeling inzake discrete bevalling kunnen

moeders in veilige omstandigheden bevallen zonder dat hun identiteit bekend wordt

gemaakt in de geboorteakte. Aan het kind dat opgevangen wordt in een adoptiegezin,

wordt dan weer gegarandeerd dat hij zijn recht op identiteit kan uitoefenen en informatie

kan krijgen over zijn biologische moeder.

CD&V heeft een wetsvoorstel18 ingediend dat dergelijke waarborgen biedt aan

moeder en kind. Het wetsvoorstel bepaalt dat het kind trapsgewijs toegang krijgt tot de

gegevens van zijn biologische moeder. De niet-identificerende gegevens19 van de moeder

zijn steeds toegankelijk voor het kind. Ingeval het kind minderjarig is, moet het verzoek

tot vrijgave wel gedaan worden door de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent of

door de voogd. Vanaf zijn meerderjarigheid kan (enkel) het kind vragen om de identiteit

17 Onder medische gegevens wordt er verstaan: de gegevens noodzakelijk voor de opvolging van de gezondheidstoestand en medisch verleden van het kind, alsook van diens nakomelingen (bv. indien erfelijke ziektes tot uiting komen in de mannelijke of vrouwelijke lijn).18 Wetsvoorstel van 24 juli 2014 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat betreft de discrete bevalling, Doc. 54-0106/001. Dit wetsvoorstel werd ingediend door Nahima Lanjri en Sonja Becq.19 Onder niet-identificerende gegevens van de moeder wordt er verstaan: ten minste de omstandigheden van tijd en plaats van de geboorte en de gegevens die nodig zijn voor de opvolging van de gezondheidstoestand en het medisch verleden van het kind en zijn familie. Eventueel kan dit aangevuld worden met andere gegevens die de moeder nuttig vindt om mee te geven aan het kind.

85Nog werk voor de boeg

Page 86: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

van zijn moeder te kennen. Het kind zal de identificerende gegevens verkrijgen, mits

zijn moeder er zich niet tegen verzet. Ingeval van verzet, beslist een onafhankelijke

instelling na afweging van de belangen van moeder en kind.

Nieuwe wetgeving m.b.t. het draagmoederschap

In België is er (nog) geen wettelijke regeling voor altruïstisch draagmoederschap

voorzien, maar de partijen van de meerderheid en de oppositie hebben in de Senaat reeds

een debat gevoerd over hoe een wettelijke regeling eruit zou moeten zien20. Voor CD&V

is het recht op afstammingsinformatie een belangrijk criterium bij de uitwerking van

een wettelijke regeling. Bij draagmoederschap wordt er heel vaak een beroep gedaan

op gameten van een donor. De niet-anonimiteit van de donorgegevens moet dus

prioritair geregeld worden. Daarnaast is het belangrijk dat het kind de identiteit van de

draagmoeder kan achterhalen.

Conclusie en toekomstperspectieven

Het staat vast dat sommige kinderen die op de hoogte zijn van het feit dat ze verwekt

werden door middel van MBV, of via draagmoederschap, een grote behoefte hebben om

de identiteit van hun genetische en biologische ouders te kennen. Ook adoptiekinderen

en kinderen geboren zonder juridische moeder (bij discrete/anonieme bevalling)

kunnen een grote behoefte hebben om hun biologische ouders te kennen.

Hoewel het recht van een kind om zijn of haar ouders te kennen in het

internationaal recht verankerd is, zijn er tot op heden onvoldoende waarborgen voorzien

in het Belgisch recht. In Vlaanderen werd de adoptieregelgeving reeds aangepast

om tegemoet te komen aan de afstammingsvragen van geadopteerden. Minister

Vandeurzen voorziet ook een volgende belangrijke stap: een afstammingscentrum

waar de slachtoffers van gedwongen adopties of hun geboorteouders op vrijwillige basis

kunnen achterhalen wie hun biologische ouder of kind is. Op federaal niveau moeten

de nodige wetswijzigingen en nieuwe wetgevingen echter nog aangenomen worden,

teneinde het recht van het kind op afstammingsinformatie te garanderen.

Aangezien er heel wat gelijkenissen zijn binnen de groep van kinderen die met

afstammingsvragen worden geconfronteerd, is het noodzakelijk dat de wetgeving –

over de verschillende bevoegdheidsniveaus heen – op elkaar afgestemd is en coherent

20 Informatieverslag van 4 december 2015 betreffende een onderzoek van de mogelijkheden voor een wettelijke regeling van meeouderschap, Doc 6-98/2.

86 Nog werk voor de boeg

Page 87: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

is. Het ‘Vlaamse’ afstammingscentrum wordt op termijn bij voorkeur uitgebreid naar

het volledige Belgische grondgebied. Eén afstammingscentrum dat bevoegd is voor het

volledige Belgische grondgebied kan m.i. het best kinderen met afstammingsvragen

opvangen en hun vragen tot ontsluiting van afstammingsgegevens verwerken.

Ten slotte moet de toegang van kinderen tot hun afstammingsgegevens

binnen een wettelijk bepaald kader mogelijk gemaakt worden. Bij de binnenlandse

en interlandelijke adoptie is het recht van het kind op inzage in zijn dossier, met

inbegrip van de identificatiegegevens, reeds voorzien. Voor donorkinderen, kinderen

geboren zonder juridische moeder, en kinderen geboren via een draagmoeder, moet de

ontsluiting van de afstammingsgegevens nog geregeld worden. Hoewel er bij de vrijgave

van de identificerende gegevens rekening moet gehouden worden met de verschillende

betrokken belangen (bv. de belangen van de donoren, de geboorteouders…), moet

het belang van het kind altijd de eerste overweging zijn. Enkel in uitzonderlijke

omstandigheden kan het recht op privacy van de biologische en/of genetische ouders

primeren op het recht op identiteit van het kind

[Emilie Noë is adviseur Armoede en Ethiek bij Ceder, studiedienst van CD&V.]

Contact: [email protected]

87Nog werk voor de boeg

Page 88: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

88 Nog werk voor de boeg

Page 89: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Maar is het finaal door de wetgever geformuleerde antwoord ook afdoende? Zowel

tijdens de besprekingen in de werkgroep erfrecht als tijdens de parlementaire

werkzaamheden uitten enkele academici, en in navolging hiervan ook enkele

Kamerleden, de vrees van een ‘giftige cocktail’ waarbij de positie van de langstlevende

echtgenoot al te zeer wordt versterkt ten nadele van de kinderen van de erflater.3 De

regeling zou volstrekt onevenwichtig zijn en haaks staan op de maatschappelijke

realiteit waarbij de relatie tussen partners een eerder volatiel karakter heeft, terwijl de

relatie met de kinderen eeuwigdurend is en aldus de dood overstijgt.

Charlotte Declerck

De Erfwet 2017 in het licht van het na te streven evenwicht tussen de langstlevende echtgenoot en de kinderen

2017 staat nu al geboekstaafd als een heel bijzonder jaar in het domein van het familiaal vermogensrecht. De reeds lang beoogde hervorming van het erfrecht wordt middels de Erfwet van 31 juli 2017 (hierna Erfwet 2017)1 eindelijk gerealiseerd. Met de inperking van de erfrechtelijke reserve, de invoering van het principe van een reserve in waarde, de versoepeling van het verbod van erfovereenkomsten en de herformulering van het evenwicht tussen de langstlevende echtgenoot en de kinderen van de erflater brengt de wetgever het erfrecht bij de tijd en wordt een antwoord geboden op de toenemende diversiteit in samenlevingsvormen (in het bijzonder de toename van nieuw samengestelde gezinnen) en de wens van de burger tot grotere autonomie en keuzevrijheid.2

1 Wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, BS 1 september 2017, inwerkingtreding op 1 september 2018.2 Cf. Parl. St. Kamer 54- 2282/001, p. 5-6.3 Zie o.a. Parl. St. Kamer 54-2282/006, p. 83 (uiteenzetting door J.-L. Renchon) en Parl. St. Kamer, 54-2282/006, p. 86 (uiteenzetting door A.-Ch. Van Gysel). Zie ook de uiteenzetting door Q. Fischer, vertegenwoordiger van avocats.be, Parl. St. Kamer 54-2282/006, p. 67.

89De Erfwet 2017

Page 90: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Ik maak graag van deze tribune gebruik teneinde te verduidelijken dat het

evenwicht tussen de langstlevende echtgenoot en de kinderen in het raam van de

globale hervorming van het erfrecht wel degelijk is gevrijwaard. Teneinde deze stelling

te ondersteunen worden achtereenvolgens (I) het wettelijk erfrecht (ook nog erfrecht ‘ab

intestato’ genoemd, dit is wanneer een persoon sterft zonder een testament of een andere

beschikking te hebben gemaakt), (II) de erfrechtelijke reserve (III) en de mogelijkheid tot

het sluiten van een globale erfovereenkomst onder de spreekwoordelijke loep genomen.

Wettelijk erfrecht

De Erfwet 2017 wijzigt het door de wetgever reeds in 1981 uitgetekende evenwicht

tussen de langstlevende echtgenoot en de kinderen van de erflater als dusdanig

niet: de langstlevende echtgenoot verkrijgt het vruchtgebruik van de gehele

nalatenschap, terwijl de kinderen de blote eigendom verkrijgen (art. 745bis §1 eerste

lid BW). Hierbij oefent de langstlevende echtgenoot het vruchtgebruik uit over alle

nalatenschapsgoederen, ongeacht de oorsprong van deze goederen en dus ongeacht of

de erflater deze goederen heeft verkregen vanuit zijn familie door schenking, testament

of erfenis (zgn. familievermogen) dan wel zelf heeft opgebouwd (zgn. gezinsvermogen).

Een lid van de werkgroep heeft voorgesteld dit erfrecht in die zin te hertekenen dat

voortaan een onderscheid zou worden gemaakt tussen de gezinswoning, het

gezinsvermogen en het familievermogen.4 Concreet zou dit betekenen dat de

langstlevende in samenloop met de kinderen van de erflater weliswaar het vruchtgebruik

op het gezinsvermogen zou verkrijgen, maar niet langer op het familievermogen.

Behoort de gezinswoning en het huisraad evenwel tot het familievermogen, dan zou de

langstlevende echtgenoot hiervan eveneens het vruchtgebruik verkrijgen.

Een grote meerderheid wees dit voorstel terecht af. Het voorstel is geschikt voor

welstellende echtgenoten met uitgebreide familievermogens en groot gezinsvermogen,

maar is problematisch voor minder familiekapitaalkrachtige echtgenoten waarbij

het vruchtgebruik op het gezinsvermogen onvoldoende is om de levensstandaard na

overlijden te garanderen. Het is niet meer van deze tijd om een onderhoudsvordering

te moeten instellen teneinde diezelfde levensstandaard te kunnen garanderen. Het

voorstel druist ook in tegen de wens van de meeste echtgenoten om – zeker bij kleine en

middelgrote nalatenschappen – de voorrang aan de langstlevende te geven. De meeste

echtgenoten wensen in eerste instantie voor elkaar zorg te dragen en dit over de dood

heen (de verzorgingsgedachte). De wetgever mag van deze verzorgingsgedachte uitgaan.

4 Zie ook Parl. St. Kamer 54-2282/006, p. 108 (A.-L. Verbeke).

90 De Erfwet 2017

Page 91: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

De omvang van de nalatenschap waarvan de langstlevende echtgenoot het

vruchtgebruik verkrijgt wordt hoe dan ook ingeperkt door de wijziging van de regels

inzake inbreng.

Daar waar de langstlevende echtgenoot krachtens de huidige erfrechtelijke regels

ook het vruchtgebruik uitoefent op de aan inbreng onderworpen schenkingen, en dus

op schenkingen die op voorschot van erfdeel aan de kinderen zijn gedaan, is dit in het

nieuwe erfrecht niet langer het geval (cf. huidig art. 858bis BW). De langstlevende

echtgenoot wordt immers vreemd aan de verrichtingen van inbreng. De langstlevende

echtgenoot kan niet langer de inbreng vorderen van schenkingen die op voorschot

van erfdeel zijn gedaan aan de kinderen van de erflater (nieuw art. 858bis §2 BW).

Omgekeerd kunnen de kinderen dit ook niet langer vorderen van schenkingen die aan

de langstlevende echtgenoot zijn gebeurd. De langstlevende en de kinderen houden

elkaar aldus in evenwicht (nieuw art. 858bis §1 BW). De keuze van de wetgever is

verantwoord. De doelstelling van de regels inzake inbreng is immers gelegen in het

waarborgen of herstellen van de gelijkheid tussen de wettelijke erfgenamen. Deze

doelstelling is moeilijk te vatten in de relatie tussen de langstlevende echtgenoot en de

kinderen. Hun relatie kan moeilijk in termen van gelijkheid worden benaderd omwille

van hun fundamenteel verschillende erfrechtelijke aanspraak.5

De afschaffing van de inbrengrechten en -plichten wordt gecorrigeerd voor

schenkingen waarvan de erflater zich het vruchtgebruik heeft voorbehouden. In dit

geval verkrijgt de langstlevende een nieuwsoortig wettelijk recht van voortgezet

vruchtgebruik, zij het dat dit slechts geldt voor schenkingen die werden gedaan op een

tijdstip waarop de langstlevende reeds de hoedanigheid van echtgenoot had (nieuw

art. 858bis §3 BW). In het andersluidende geval geniet de langstlevende dit recht van

voortgezet vruchtgebruik niet. Ook dit heeft alles te maken met het zoeken naar een

evenwicht tussen beide partijen.

De opdeling van de volle eigendom in vruchtgebruik en blote eigendom is niet

steeds verenigbaar met een doeltreffend vermogensbeheer. Daarenboven kunnen

erfgenamen deze splitsing als een beperking van hun erfrecht ervaren waardoor zij in

een afhankelijke positie worden gebracht. De wetgever heeft daarom reeds in 1981

voorzien in een praktische oplossing die de belangen van beide partijen kan verzoenen,

namelijk de omzetting van het vruchtgebruik. Komt de langstlevende echtgenoot

in samenloop met de kinderen van de erflater, dan kunnen zowel de langstlevende

als de kinderen de omzetting vragen. In het huidige erfrecht bestaat er geen absoluut

recht tot omzetting (art. 745quater §1 BW). De familierechter beschikt over een

5 Parl. St. Kamer 54-2282/006, p. 68.

91De Erfwet 2017

Page 92: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

appreciatiemarge bij de beoordeling van een omzettingsvordering. De rechter kan

nagaan of de omzetting aan een van de partijen een onverantwoord voor- of nadeel zou

verstrekken en is aldus niet verplicht de omzetting toe te staan. Zonder toestemming

van de langstlevende echtgenoot kan de familierechter evenwel nooit een eis tot

omzetting van het vruchtgebruik op de gezinswoning en het huisraad inwilligen (art.

745quater §4 BW).

De Erfwet 2017 creëert een absoluut recht tot omzetting van het vruchtgebruik

in nieuw samengestelde gezinnen. Het vruchtgebruik zal voortaan worden omgezet

op het eerste verzoek van de langstlevende echtgenoot of een niet-gemeenschappelijk

kind, zij het voor zover dit binnen de wettelijk bepaalde termijn wordt gevraagd (nieuw

art. 745quater §1/1 BW). Bij gebrek aan akkoord wordt het vruchtgebruik omgezet in

een aandeel van de nalatenschap in volle eigendom. Na het verstrijken van deze termijn

kan de omzetting van het vruchtgebruik nog steeds worden gevraagd, maar zal, in geval

van onenigheid tussen beide partijen, de familierechter over een appreciatiemarge

beschikken. De langstlevende echtgenoot behoudt in ieder geval steeds het vetorecht

tegen de omzetting van het vruchtgebruik van de gezinswoning en het daarin aanwezige

huisraad.

Ter verantwoording van de creatie van dit absoluut recht tot omzetting worden de

vaker voorkomende conflicten tussen de langstlevende en de niet-gemeenschappelijke

kinderen aangehaald.6 Deze verantwoording overtuigt evenwel niet. Ook tussen een

langstlevende echtgenoot/ouder en zijn kinderen kunnen diezelfde conflicten ontstaan.

Nochtans behoudt de familierechter dan wel een appreciatiemarge. Bovendien zijn

‘absolute rechten’ heel vaak niet heilzaam en vormen zij geenszins steeds en in alle

concrete gevallen een billijk en rechtvaardig antwoord. In deze optiek moet de keuze

van de wetgever worden betreurd. De creatie van het absoluut recht tot omzetting kan

evenwel niet anders worden gezien dan als uitvloeisel van de permanente zoektocht

van de wetgever naar een billijk evenwicht tussen de langstlevende echtgenoot en de

kinderen van de erflater en als zgn. toegift voor het behoud van het vetorecht van de

langstlevende echtgenoot inzake de gezinswoning en het huisraad.

De Erfwet 2017 verhelpt niet aan de actuele problematiek van de waardering

van het vruchtgebruik. Niet alleen de huidige lage OLO-rentevoeten op lange termijn

en de grote verschillen met de rendementsrentevoeten van de goederen waarop het

vruchtgebruik kan rusten, maar ook de in de praktijk quasi automatische toepassing

6 Parl. St. Kamer 54-2282/001, p. 30. Zie ook het advies van de Raad van State, zie Parl. St. Kamer 54-2282/002, p. 19.

92 De Erfwet 2017

Page 93: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

van de omzettingstabellen, verzwakt de erfrechtelijke positie van de langstlevende

echtgenoot.7 In samenlezing met de invoering van het absoluut recht tot omzetting in

nieuw samengestelde gezinnen is dit te betreuren.

Erfrechtelijke reserve

De pleitbezorgers van de stelling dat de hervorming van het erfrecht een

achteruitstelling van de kinderen ten voordele van de langstlevende echtgenoot inhoudt,

grijpen daartoe in de eerste plaats de wijziging van de regels inzake de erfrechtelijke

reserve aan. Waarover gaat het?

In het nieuwe erfrecht wordt de ascendentenreserve afgeschaft en maakt deze

plaats voor een onderhoudsvordering ten laste van de nalatenschap (nieuw art. 205bis §2

BW). De reserve van de kinderen wordt ingeperkt tot een onveranderlijk vast breukdeel

van de helft van de nalatenschap en dit ongeacht het aantal kinderen dat de erflater nalaat

(nieuw art. 913 §1 BW). De abstracte reserve (dit is het vruchtgebruik op de helft van

de nalatenschap) en de concrete reserve (dit is het vruchtgebruik op de gezinswoning

en huisraad) in hoofde van de langstlevende echtgenoot blijven behouden, zij het dat

de voorwaarden tot onterving van de langstlevende echtgenoot bij feitelijke scheiding

enigszins worden versoepeld (nieuw art. 915bis §3 BW).

De erfrechtelijke reserve van de kinderen is behouden. De keuze is verantwoord

vanuit de familiale solidariteit en vanuit de overtuiging die maatschappelijk nog heel

sterk leeft dat kinderen de evidente en natuurlijke erfopvolgers van hun ouders zijn.8

De herleiding van de reserve tot een onveranderlijk vast breukdeel van de helft

van de nalatenschap is eveneens verantwoord. Het huidige erfrecht waarbij de erflater

in geval van samenloop van een langstlevende echtgenoot en drie of meer kinderen

slechts vrij kan beschikken over 1/8 van de nalatenschap in volle eigendom en 1/8

in blote eigendom van de nalatenschap is het voorbeeld bij uitstek van een volstrekt

gedateerd onevenwicht tussen de belangen van alle betrokken partijen. De nieuwe

omvang van de reserve van de kinderen biedt een antwoord op de wens van de burger

tot een grotere autonomie en keuzevrijheid die toelaat te antwoorden op de diversiteit

in de samenlevingsvormen en de toename aan nieuw samengestelde gezinnen. Dit is

7 Zie hierover onder andere C. Jaumain, “De omzetting van het vruchtgebruik na de wet van 19 juni 2016”, T. Not. 2017, 3-16; M. Puelinckx-Coene, “Moet de gekapitaliseerde waarde van vruchtgebruik voortaan berekend worden overeenkomstig het herhaaldelijk gewijzigde artikel 745sexies BW”, in W. Pintens en Ch. Declerck (eds.), Patrimonium 2016, Brugge, die keure, 2016, p. 179-199; M. Puelinckx-Coene, “De wet van 22 mei 2014 bracht helaas geen rust inzake de waardering van levenslang vruchtgebruik bij kapitalisatie of bij omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenote of wettelijk samenwonende, T.Not. 2015, 290-334.8 Parl. St. Kamer 54-2282/001, p. 14 en p. 73.

93De Erfwet 2017

Page 94: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

ten slotte in lijn met de internationale tendensen die in de rechtsvergelijking kunnen

worden vastgesteld.9

De erfrechtelijke reserve van de kinderen wordt niet alleen ingeperkt, maar

verandert ook fundamenteel van aard. Hun reserve is niet langer in natura, maar in

de regel in waarde. In geval van aantasting van hun reserve, kunnen zij uitsluitend

aanspraak maken op een schuldvordering in geld en niet op de goederen zelf (nieuw art.

920 §2 BW). De reservataire erfgenaam wordt een gewone schuldeiser.

Hierop geldt slechts één uitzondering, met name voor legaten waarvan de

begunstigde geen wettelijke erfgenaam is (nieuw art. 920 §4 BW). Hier gebeurt de

inkorting in natura ter behoud van de goederen in de familie en ter bescherming van

de kinderen. De begiftigde ondervindt ten gevolge hiervan geen onverantwoorde

hinder omdat hij nog niet over de gelegateerde goederen beschikt. De veralgemeende

reserve in waarde in hoofde van de kinderen staat enigszins in contrast met de concrete

reserve van de langstlevende echtgenoot. In geval van aantasting van deze reserve kan

de langstlevende echtgenoot wel een zakenrechtelijke aanspraak formuleren op de

gezinswoning en het huisraad zelf (nieuw art. 920 §3 BW). Vanuit de gedachte dat het

levenskader van de langstlevende echtgenoot zoveel als mogelijk moet kunnen worden

voortgezet is dit vanzelfsprekend legitiem.

De inperking van de erfrechtelijke reserve van de kinderen en de fundamentele

wijziging van de aard van deze reserve kan echter niet worden begrepen als een volstrekt

onevenwichtige regeling waarbij de belangen van de kinderen danig worden achteruit

gesteld ten voordele van de langstlevende echtgenoot. Een en ander moet worden

genuanceerd.

Ten eerste heeft de wetgever de inperking van de reserve van de kinderen

gecorrigeerd door te voorzien in een prioritaire aanrekening van het vruchtgebruik van

de langstlevende echtgenoot op het beschikbaar deel van de nalatenschap en slechts voor

het surplus (of overschot) op de reserve van de kinderen (nieuw art. 914 BW). Op deze

manier blijft de reserve van de kinderen zoveel als mogelijk gevrijwaard en ontvangen

zij hun reserve zoveel als mogelijk in volle eigendom. Dit is anders in het huidige erfrecht

waar het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot naar evenredigheid wordt

toegerekend op de reserve van de kinderen en het beschikbaar deel van de nalatenschap.

Ten tweede kan de langstlevende echtgenoot niet langer de inkorting vorderen

van de schenkingen die de erflater vóór zijn huwelijk met de langstlevende echtgenoot

heeft gedaan (nieuw art. 915bis §2/1 BW).

9 Zie hierover W. Pintens, Ch. Declerck, J. Du Mongh en K. Vanwinckelen, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, p. 1173 e.v.

94 De Erfwet 2017

Page 95: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Ten derde houdt een veralgemeende reserve in waarde in hoofde van de kinderen

terwijl de langstlevende echtgenoot over een concrete reserve in natura beschikt als

dusdanig geen achteruitstelling van de kinderen in. Er kan bezwaarlijk worden gewezen

op het belang van het behoud van de goederen in de familie wanneer de erflater zelf

deze goederen reeds uit het familievermogen heeft doen verdwijnen door het doen van

schenkingen. De wetgever is overigens tegemoetgekomen aan deze bezorgdheid door te

voorzien in een inkorting in natura van legaten aan derde-begiftigden (cf. supra).

Ten vierde heeft de wetgever ook bewust een aantal regels behouden die ook in

het nieuwe erfrecht vorm geven aan het sterke en vrij onaantastbare karakter van de

erfrechtelijke reserve van de kinderen. Zo heeft de erflater niet de mogelijkheid om de

reserve te ontnemen in geval van bijvoorbeeld een volledig verstoorde verstandhouding

met het kind. Zo ook werd er niet voor geopteerd om schenkingen na een bepaald

tijdsverloop niet langer in aanmerking te nemen voor de reserve. De rechtsvergelijking

leert dat de wetgever op beide punten anders had kunnen beslissen.10

Globale erfovereenkomst

Daar waar de wetgever bij de uittekening van het nieuwe erfrecht steeds het bereiken

van een geherformuleerd evenwicht tussen de langstlevende echtgenoot en de kinderen

van de erflater voor ogen heeft gehouden, heeft de wetgever ook voor de erflater zelf de

mogelijkheid ingevoerd om dergelijk evenwicht te creëren. In eerste instantie tussen al

zijn kinderen, maar ook ten aanzien van zijn stiefkinderen en echtgenoot. Dit noemt

men de globale erfovereenkomst (nieuw art. 1100/7BW).

Deze overeenkomst heeft in eerste instantie tot doel het bestaan van het evenwicht

vast te stellen tussen de kinderen rekening houdend met de schenkingen of voordelen

die deze kinderen hebben genoten of waarvan ze door de overeenkomst genieten

vanwege hun ouder(s) en rekening houdend met de respectievelijke situatie van elk van

hen. Mits de vaststelling van dit subjectief evenwicht brengt de ondertekening van de

overeenkomst, in hoofde van de kinderen, de verzaking mee zowel aan de vordering

tot inbreng als aan de vordering tot inkorting met betrekking tot de giften waarop de

overeenkomst betrekking heeft (nieuw art. 1100/7 §6 BW).

In deze globale erfovereenkomst kan de beschikker ook schenkingen doen aan

zijn stiefkinderen, dit zijn de kinderen van de langstlevende echtgenoot of wettelijk

samenwonende worden toebedeeld, zij het dat hierbij geen af breuk mag worden

10 Zie hierover W. Pintens, Ch. Declerck, J. Du Mongh en K. Vanwinckelen, Familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, p. 1176-1777.

95De Erfwet 2017

Page 96: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

gedaan aan het evenwicht tussen de kinderen van beschikker (nieuw art. 1100/7

§5 BW). Op deze manier komt de wetgever opnieuw tegemoet aan de diversiteit in

de samenlevingsvormen en de toename aan nieuw samengestelde gezinnen en de

eventuele bekommernis van stiefouders om ook hun stiefkinderen te begunstigen.

De echtgenoot van de beschikker kan in deze overeenkomst tussenkomen

teneinde hierin toe te stemmen, maar is hiertoe geenszins verplicht. Stemt de

echtgenoot toe, dan heeft deze toestemming, behoudens andersluidende bepaling in de

overeenkomst, de verzaking aan de vordering tot inkorting ten aanzien van de giften

bedoeld in de overeenkomst tot gevolg en dit zelfs wanneer de echtgenoot zelf niet zou

hebben genoten van enig gift of voordeel (nieuw art. 1100/7 §7 BW). Is de echtgenoot

niet tussengekomen teneinde toe te stemmen in de overeenkomst en beschikt hij reeds

op het tijdstip van de ondertekening van de erfovereenkomst over de hoedanigheid van

echtgenoot van de beschikker, dan kan de langstlevende echtgenoot de vordering tot

inkorting alsnog instellen na het openvallen van de nalatenschap van de beschikker.

Heeft de langstlevende echtgenoot deze hoedanigheid van echtgenoot verkregen na

de ondertekening van de globale erfovereenkomst kan hij de inkorting van de in de

overeenkomst begrepen schenkingen niet vragen. Dit is ook logisch omdat het dan over

voorhuwelijkse schenkingen gaat (cf. supra).

Besluit

Een samenlezing van nieuwe en gehandhaafde regels van erfrecht toont aan dat

de wetgever een geherformuleerd, nieuw en bij de tijd gebracht evenwicht tussen

de langstlevende echtgenoot en de kinderen van de erflater heeft bewerkstelligd.

In tegenstelling tot wat verkeerdelijk wordt beweerd, kan hierbij als dusdanig niet

worden gesproken van een (uitgesproken) versterking van de langstlevende echtgenoot

ten nadele van de kinderen van de erflater, of omgekeerd. Daar waar erfrechtelijke

inperkingen of versterkingen ten voordele of ten nadele van een partij worden

ingebouwd, gaan deze steeds gepaard met correctie- en compensatiemechanismen

teneinde het oorspronkelijke evenwicht te doen herstellen of waarborgen. Met andere

woorden, een waar verhaal van geven en nemen.

[Charlotte Declerck is hoofddocent Familie- en Erfrecht aan de Faculteit Rechten van de

Universiteit Hasselt en advocate.]

Contact: [email protected]

96 De Erfwet 2017

Page 97: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Stellen dat Vlaanderen de voorbije jaren nog niets heeft ondernomen, zou echter

onwaar zijn. Reeds tijdens de legislatuur 2009-2014 werden, vooral op initiatief van

CD&V, aanpassingen gedaan vanuit het Parlement. Een daarvan is het vrijstellen van

de wettelijke terugkeer van schenkbelasting1. Op het vlak van schenkingen stelde

het Vlaams Parlement stief- en zorgkinderen gelijk met natuurlijke kinderen2, zoals

dat ook al eerder voor de erf belasting was gebeurd, en geldt sinds 2014, ongeacht of

de begunstigde een publiekrechtelijk dan wel een privaatrechtelijk goed doel is, een

uniform tarief voor schenkingen alsook voor legaten aan goede doelen3. Drijfveer bij elk

van deze wijzigingen was meer fiscale rechtvaardigheid en een erkenning van de banden

tussen mensen in nieuw-samengestelde gezinnen.

Hoewel tijdens de huidige legislatuur de bevoegde minister de grote hervorming

steeds vooruitschoof tot na de hertekening van het federale erfrecht, werd hierop niet

gewacht om toch een aantal bijsturingen te doen. Bewijze daarvan de eenvoudigere

Respons: Katrien Schryvers

Wie geeft wat hij heeft, is waard dat hij leeft

Inleiding

Nu de hervorming van het erfrecht een feit is en daarbij overtuigd de keuze ging naar een grotere keuzevrijheid van de erflater en een nieuw evenwicht tussen zijn erfgenamen, in het bijzonder die waarmee hij de nauwste familieband heeft, is Vlaanderen aan zet. Tijdens deze laatste etappe van de legislatuur verwachten we van de decreetgever een forse krachtinspanning tot actualisering van de erf- en schenkbelasting. Het een is immers onlosmakelijk verbonden met het ander. Als op 1 september 2018 het nieuwe erfrecht in werking treedt, moet Vlaanderen haar huiswerk hebben gemaakt.

1 Decreet van 6 december 2013 houdende wijziging van het Wetboek der Successierechten, wat de wettelijke terugkeer betreft.2 Decreet van 6 december 2013 houdende wijziging van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten, wat de gelijkstelling van verkrijgingen tussen stiefkinderen en stiefouders en tussen zorgkinderen en zorgouders betreft.3 Decreet van 6 december 2013 houdende wijziging van het Wetboek der Successierechten en het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten, wat het tarief inzake successie- en schenkingsrechten voor goede doelen betreft.

97Wie geeft wat hij heeft, is waard dat hij leeft

Page 98: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

belastingschijven en nieuwe tarieven voor schenkingen van onroerende goederen

sinds 1 juli 2015.4 De onbillijk hoge, vroegere tarieven werden als ‘ratio legis’ naar

voor geschoven, maar met de aanpassing hoopte de decreetgever niet in het minst het

schenken te stimuleren, met economische rendement tot gevolg.

Dat schenken tijdens het leven wordt gestimuleerd, kan inderdaad jonge

gezinnen op weg helpen en zo inderdaad een economische impact hebben. Bedenking

die daarbij te formuleren is, is dat schenken natuurlijk enkel is weggelegd voor mensen

die daar voldoende middelen voor hebben. Daarenboven kan schenken tijdens het

leven gebruikt worden als een middel om te voorkomen dat men bij het openvallen

van de nalatenschap in een hogere belastingschijf terechtkomt voor wat betreft de

erf belasting. Daarom blijft de af bakening van schenkbelasting en erf belasting een

delicate evenwichtsoefening.

Het is duidelijk dat dit zoeken naar evenwicht veel meer inhoudt dan lineair

de schenk- of erf belasting verlagen. Ook de omkaderende regels maken dat wie

schenkt, of juist niet kan schenken, of zelfs wie een schenking krijgt, een gevoel van

onrechtvaardigheid kan bekruipen.

Voor CD&V dient bij elke hervorming van de erf- en schenkbelasting alleszins de

familiale solidariteit een maatstaf te zijn. Ook de impact op de verdeling van de lasten

tussen sterke en minder sterke schouders, blijft een belangrijk aandachtspunt. In wat

volgt, ga ik dieper in op enkele voorstellen die daarop alvast voortbouwen en die mijns

inziens deel uitmaken van een meer rechtvaardig systeem van schenkbelasting, met

name een flexibele erfenissprong, het erkennen van de emotioneel-affectieve band die

bestaat tussen grootouders en hun stiefkleinkinderen en het honoreren van wat niet

gegeven kan worden in centen.

Flexibele erfenissprong

We worden steeds ouder en zo ook onze kinderen wanneer wij op het moment komen

waarop we beginnen denken aan het regelen van onze erfenis. Vaak hebben de kinderen

op die leeftijd zelf al dat spreekwoordelijke appeltje voor de dorst bijeen gespaard en

minder nood aan een financieel ruggensteuntje voor het verwerven van een woonst, het

opstarten van een carrière of het zorgen voor de eigen kroost. Vanuit die optiek kunnen

4 Decreet van 3 juli 2015 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2015.

98 Wie geeft wat hij heeft, is waard dat hij leeft

Page 99: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

erfgenamen in dalende rechte lijn sinds 2013 opteren voor de erfenis- of generatiesprong.

In dat geval verwerpen zij de erfenis ten voordele van de eigen kinderen.5

Deze mogelijkheid wordt tot op vandaag nog maar weinig gebruikt en wel omdat

de keuze heel absoluut is. Het alles-of-nietsverhaal maakt de drempel tot verwerping te

groot. Een meer flexibele erfenissprong zou een meer genuanceerde benadering toelaten,

de beschikkingsvrijheid groter maken en minder druk zetten op de oorspronkelijke

erfgenamen. Het moet met andere woorden mogelijk zijn om een deel van de erfenis

door te geven en het ander deel zelf te houden. Je weet maar nooit.

Hoewel het hier gaat om een erfenis, zou een flexibele erfenissprong gemakkelijk

gerealiseerd kunnen worden door een vrijstelling op de schenkbelasting voor alle

schenkingen die, vanuit de erfenis, binnen een termijn van een jaar na overlijden gedaan

worden.

Grote financiële struikelblokken kunnen geen reden zijn om een meer flexibele

erfenissprong niet in te voeren. Het voorstel is de vrijstelling enkel toe te kennen op

maximaal de waarde van het netto-actief op het moment van overlijden en er geldt een

tijdsbeperking van één jaar. Daarenboven heeft het vrijstellen van schenkbelasting

op (een deel van) een erfenis die binnen het jaar wordt doorgegeven slechts financiële

gevolgen als er schenkingsrechten zouden worden betaald. Vandaag de dag wordt er

echter niet geschonken. De middelen die door een oudere generatie worden bekomen

uit een erfenis, worden eerder belegd of gewoon gespaard.

Meer flexibiliteit bij de erfenissprong creëert een win-winsituatie voor zowel

het kind dat erft als voor het kleinkind. Als erfgenaam een gedeelte van de erfenis

zelf behouden, kan nuttig zijn als buffer. Tegelijk krijgt de jongere generatie meer

mogelijkheden tot ondersteuning en komen de financiële middelen sneller in het

economisch circuit.

Stief- en zorgkleinkinderen

Over kleinkinderen gesproken, het zijn vaak grootouders’ grootste schatten. Veelal

maakt het daarbij niet uit of het gaat om natuurlijke kleinkinderen, dan wel de

kinderen van stief- of zorgkinderen. Die emotioneel-affectieve band tussen kinderen

5 Wet van 10 december 2012 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Strafwetboek en het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de onwaardigheid om te erven, de herroeping van giften, het verval van huwelijksvoordelen en de plaatsvervulling.

99Wie geeft wat hij heeft, is waard dat hij leeft

Page 100: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

en kleinkinderen die biologisch níet maar juridisch wél verwant zijn, is een gegeven

waar in een maatschappij als de onze waar nieuw samengestelde gezinnen al lang geen

uitzondering meer zijn, de decreetgever rekening mee moet houden.

Sinds 2002 zijn stief- en zorgkinderen voor wat betreft de erf belastingen

gelijkgesteld met natuurlijke kinderen. Ingevolge de goedkeuring van een voorstel van

decreet van mij6 geldt deze gelijkstelling sinds 2014 ook voor schenkingen.

Een verkrijging tussen een persoon en zijn stief- en zorgkleinkinderen

daarentegen, wordt niet aanzien als een verkrijging in rechte lijn. Dat zorgt soms voor

situaties die eigenlijk niet logisch en zelfs onbillijk zijn, want natuurlijke kleinkinderen

vallen wél onder die categorie. Stief- en zorgkleinkinderen kennen de stief- of

zorggrootouders echter evenzeer als eigen grootouders. Dat deze band niet erkend

wordt door de regelgeving is een duidelijke illustratie van hoe de decreetgever op het

vlak van erf- en schenkbelasting achterop hinkt in vergelijking met de realiteiten in onze

samenleving. Willen we een rechtvaardiger systeem, dan zullen we ervoor moeten

zorgen dat de schenk- en erf belasting voor stief- en zorgkleinkinderen gelijkgesteld

wordt met de schenk- en erf belasting voor stief- en zorgkinderen.

Zorg schenken

Nog zo’n realiteit in onze samenleving kennen we onder de noemer vergrijzing en

de daaraan gekoppelde groeiende zorgvraag. Het valt niet te ontkennen dat naast

professionelen veel vrijwilligers daarop een antwoord bieden. Iets meer dan vier op

tien Vlamingen heeft ooit al eens informele zorg verleend, één op zes doet dit wekelijks

of meer. Het gaat om mensen die minstens een zieke, gehandicapte, ouder familielid,

kennis of buur belangeloos hebben geholpen of verzorgd.7

Vrijwilligers zijn kostbaar. In veel zorgvoorzieningen maken zij het leven voor

de zorgbehoevende aangenamer, door luisterend aanwezig te zijn en aandacht en

emotionele steun te geven aan zowel de patiënt als zijn familie. De vrijwilliger is een

waardevolle aanvulling op de bestaande zorg. Daarnaast heeft hij een signaalfunctie

naar de professionele hulpverleners. Ook helpen vrijwilligers de werklast verlichten,

waardoor de verpleeg- en zorgkundigen zich kunnen toeleggen op hun kerntaken.

6 Stuk 2098 (2012-2013) – Nr. 1, Voorstel van decreet van mevrouw Katrien Schryvers, de heren Ludo Sannen en Matthias Diependaele, mevrouw Griet Smaers en de heren Bart Van Malderen, Piet De Bruyn en Koen Van den Heuvel houdende wijziging van het Wetboek der Registratie-, Hypotheel- en Griffierechten, wat de gelijkstelling van verkrijgingen tussen stiefkinderen en stiefouders en tussen zorgkinderen en zorgouders betreft.7 Vlaamse Regionale Indicatoren (cijfers 2012).

100 Wie geeft wat hij heeft, is waard dat hij leeft

Page 101: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Omdat onze maatschappij de waarde van het vrijwilligerswerk onderkent en het

engagement wil bemoedigen, bestaan er verschillende instrumenten om de vrijwilliger

te ondersteunen. Zo is er de verplichte verzekering burgerlijke aansprakelijkheid en het

recht op een vrijwilligersvergoeding.

Deze vorm van weldadigheid wordt echter niet fiscaal gehonoreerd, terwijl

een storting van minimum veertig euro aan een goed doel wel in aanmerking komt

voor fiscale aftrek. Dat laat uitschijnen dat geldelijke bijdragen en andere materiële

schenkingen belangrijker zijn dan persoonlijke inzet en immateriële giften, terwijl we

beide nodig hebben.

Het is daarom het overwegen waard om vrijwilligerswerk bij een erkende

instelling, rekening houdend met plafonds inzake de geleverde prestatie en het in rekening

gebrachte tarief, en voor zover de vrijwilliger geen geldelijke vrijwilligersvergoeding

ontvangt, evenzeer fiscaal aftrekbaar te maken. Dit zal ongetwijfeld een stimulans zijn

voor vrijwilligers om zich blijvend, en misschien nog meer, te engageren. In een sector

waar de tewerkstelling onder druk staat, is dat meer dan welkom. Bovendien vermindert

dergelijke regeling de druk op organisaties om een vrijwilligersvergoeding te betalen.

Voor veel zorginstellingen is dat immers niet evident.

Tot slot

‘Wie geeft wat hij heeft, is waard dat hij leeft’, zegt het spreekwoord. Was het maar zo

eenvoudig. Door de wijze waarop de regelgever omgaat met dat geven, koppelt hij er

impliciet een waardeoordeel aan. Dat waardeoordeel is vaak mee ideologisch bepaald.

Door vast te leggen wat iemand mag geven, onder welke voorwaarden hij dat mag

doen, en hoe dat geven al dan niet fiscaalrechtelijk wordt aangerekend of gehonoreerd,

zet de wetgever niet enkel financiële, maar ook economische en familierechtelijke

beleidslijnen uit. Als de federale wetgever nu de (familiale) solidariteit en een grotere

beschikkingsvrijheid naar voor schuift in de nieuwe Erfwet, kan de Vlaamse decreetgever

die zich aansluitend moet buigen over de erf- en schenkbelasting, niet achterblijven.

Het spreekt voor zich dat elke oefening tot het herschrijven van regels omzichtig

dient te gebeuren met het oog op noodzakelijke evenwichten. Slechts zo kan een

hervorming ook rekenen op het nodige maatschappelijke draagvlak.

[Katrien Schryvers is Vlaams parlementslid en OCMW-voorzitter te Zoersel.]

Contact: [email protected] | Twitter: @KatrienSchryver

101Wie geeft wat hij heeft, is waard dat hij leeft

Page 102: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

102 Wie geeft wat hij heeft, is waard dat hij leeft

Page 103: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Boekbesprekingen

Michael Kowalski (red.)

Ethics of Counterterrorism Boom, Amsterdam, 2017, 261p.

Dit onderwerp houdt de politiek al enige tijd bezig: waar vinden we het moedige midden

tussen recht op veiligheid en recht op privacy, tussen selectieve en totale uitroeiing,

tussen democratie en ondemocratische middelen om de democratie te vrijwaren? Daar

zijn we sedert 9/11 nog niet uit.

In dit boek buigen vijftien Nederlandse onderzoekers zich over het probleem

van de ethiek van de antiterreur. Pronkstuk is het anonieme getuigenis van een

gepensioneerd Europees geheim agent. Maar niet alleen geheime diensten worstelen

met de vraag hoever ze voorbij het ethisch aanvaardbare kunnen gaan, ook meer

openbare en dus daardoor ook meer aan ethische normen gebonden organisaties zoeken

naar de optimale verhouding tussen efficiënt en moreel verantwoordbaar. Het gaat

hier dus niet om de religieuze, politieke, morele, psychologische en wat niet nog studie

van de terrorist, maar om de zelflegitimatie van de terreurbestrijder. En dat blijkt veel

complexer te zijn dan telefoons afluisteren en marteling.

Patrick Overeem opent met een inleiding in de ethiek van overheid en de

openbare diensten. Michael Kowalski verdedigt een coherent moreel kader in plaats van

het louter bijeengaren van ‘good practices’. Anke van Gorp en Stijn Hoorens zoeken naar

principes van toegepaste ethiek in andere maatschappelijke sectoren (gezondheidszorg,

veiligheid, enz.) die kunnen vertaald worden naar de antiterreur. Froukje Weidema

en Bert Molewijk onderzoeken hoe wordt omgegaan met professionele dilemma’s

in, weerom, diezelfde maatschappelijke sectoren. Marianne van Leeuwen gaat al iets

concreter en identificeert vier spanningsdomeinen: persoonlijk geweten tegenover de

verantwoordelijkheden van de organisatie, geheimhouding tegenover rekenschap, de

democratische rechtsorde verdedigen door de wet te overtreden en ten slotte analytische

onafhankelijkheid tegenover politieke of overheidsbelangen. Paul Abels constateert

onder meer een onderwaardering van moraal en een overwaardering van geheim in de

geheime diensten. Iemand uit de geheime dienst bekent dat hij tijdens zijn loopbaan

geen moraal is tegengekomen, hoewel een ethische geheime dienst wel degelijk kan.

103Boekbesprekingen

Page 104: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Michael Kowalski legt drie experts enkele fictieve dilemma’s voor en

concludeert uit zijn analyse van de reacties dat dit soort gevalstudie vruchtbaar kan

zijn voor een ethische opwaardering van antiterreur. Het hierop volgende hoofdstuk

presenteert de resultaten van een onderzoek naar het ‘morele leren’ bij Nederlandse

gevangenisdirecteurs. Hierbij wordt gewaarschuwd voor een gebrek aan moreel besef

en de overdreven invloed van intuïtie en emotie. Uwe Kemmesies identificeert vanuit

de noties van ‘antagonistische coöperatie’ (partijen die louter door het gegeven van

wederzijdse sympathie een andere gaan tegenwerken) en ‘co-terrorisme’ (wijzen

op onbedoelde contraproductieve effecten van antiterreur), enkele valkuilen die

alleen kunnen worden vermeden door een focus op de morele standaarden van de

constitutionele democratie. Monica den Boer beaamt in haar studie van de antiterreur

zoals ontplooid door de Europese Gemeenschap dat een moreel kader, gebaseerd op

de mensenrechten en de principes van vrijheid, veiligheid, rechtvaardigheid en goed

bestuur, mogelijk is. Jelle van Buuren ten slotte weidt uit over het actuele probleem

van de ‘big data’ dat de individuele verantwoordelijkheid overstijgt . Zijn voorlopige

conclusie is dat het probleem niet zozeer de veiligheid betreft, maar ‘assemblages van

macht’.

Dit boek is een zoveelste verdienstelijke poging om tussen twee ogenschijnlijk

onverenigbare basisposities – enerzijds democratie, anderzijds terreur – toch een ethisch

model te formuleren dat betekenis draagt. Dat dit zo moeilijk is en onderzoekers over de

hele wereld al jaren bezighoudt – Igor Primoratz is een grote naam in deze – is alleen

maar een teken dat dit probleem raakt aan de wortels van onze ideeën over democratie,

recht en moraal.

[Erik Meganck is verbonden aan het Centrum voor Metafysica, Godsdienst- en

Cultuurfilosofie van de KU Leuven.]

Contact: [email protected]

Bart Pattyn & Pieter D’Hoine (red.)

Wetenschap en utopie. Lessen voor de eenentwintigste eeuw – vol. 23Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2017, 265p.

Deze reeks werd in 1995 opgestart door niemand minder dan Mark Eyskens. Jaarlijks

komt een deel uit. De bijdragen zijn telkens de tekst van lessen die door KU Leuven

104 Boekbesprekingen

Page 105: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

worden aangeboden. Samen vormen de lessen een interdisciplinair keuzevak uit

de masteropleidingen. Elk jaar heeft een ander thema. Dit jaar is dat ‘Wetenschap en

utopie’ geworden.

Koen Geens opent deze aflevering met een bijdrage over de moderne rechtstaat.

Deze les – samen met vele andere – kan u bekijken op YouTube. Stefan Rummens gaat

verder met de toekomst van de Europese democratie. Een selectie uit het vervolg: lessen

over gezondheidszorg worden geleverd door Liesbet Geris (digitalisering), Liesbet

Temmerman (veroudering) en Hans Wildiers (borstkanker). Wannes Keulemans

en Tessa Avermaete (voedselzekerheid) en Leen Van Campenhout (insecten)

bezorgen artikels over duurzame voedselproductie. Yves Moreau heeft het over de

informatierevolutie.

De hele reeks vormt niets minder dan een representatieve ‘status quaestionis’

van de huidige mens- en natuurwetenschappen. Met elke aflevering is de student weer

‘bij de zaak’. De teksten zijn nooit té technisch, zodat ze door elke ‘hoog opgeleide’ lezer

goed te volgen en te begrijpen zijn. Kortom, een aanwinst voor elke (wetenschappelijke)

bibliotheek.

[Erik Meganck is verbonden aan het Centrum voor Metafysica, Godsdienst- en

Cultuurfilosofie van de KU Leuven.]

Contact: [email protected]

Bruno Latour

Wij zijn nooit modern geweest Boom, Amsterdam, 2016, 248p.

Bruno Latour is een sociaal constructivist. Deze strekking gaat ervan uit dat de moderne

wetenschap niet zozeer een absolute, objectieve waarheid afhaalt bij een wereld

die op zichzelf bestaat. Dat cartesiaanse model wordt als achterhaald beschouwd.

Wetenschappelijke modellen en theorieën zijn veeleer het resultaat van een sociale

praxis, van wat wetenschappers uitsteken in hun laboratoria, in tijdschriften en met

elkaar.

In die zin hekelt Latour de moderne opdeling van de werkelijkheid in enerzijds haar

wetenschappelijke en objectieve zijde en anderzijds de dagdagelijkse omgang met de wereld

en met elkaar, tussen een wereld van de dingen (objecten) en een wereld van de mensen

105Boekbesprekingen

Page 106: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

(subjecten) – of sterker: tussen natuur en (moderne) cultuur. De niet-moderne, niet-

wetenschappelijke culturen kennen dat onderscheid niet. De sociale omgang beïnvloedt de

natuur – Latour geeft het voorbeeld van de regendans – en omgekeerd, zoals in de astrologie.

Nu heeft Thomas Kuhn destijds al iets dergelijks beweerd in zijn beroemde

‘De structuur van wetenschappelijke revoluties’. Ook hij, als ‘wetenschapssocioloog’,

constateerde dat de wetenschappelijke waarheid alles behalve een ‘objectieve’ aangelegenheid

is, maar het resultaat van sociale processen, zoals benoemingen aan universiteiten en de

redactionele praktijken van grote tijdschriften en uitgevers.

Als we het begrip ‘sociaal constructivisme’ consequent doortrekken, moet er zoiets

bestaan als een politieke verantwoordelijkheid voor de wetenschappelijke ‘waarheid’. Een

voorbeeld hiervan is de herwerking van de regelgeving rond copyright en ‘open access’. In bredere

zin wordt het wetenschappelijke bedrijf grotendeels bepaald door het dynamische evenwicht

tussen enerzijds het hele financieringssysteem van onderwijs en onderzoek en anderzijds de

academische vrijheden. Dat evenwicht wordt sowieso ‘verstoord’ door de industrie die veel

minder in de humane wetenschappen investeert dan in de harde technologieën. In die zin

bestaat er dus niet zoiets als een ‘zuivere wetenschap om de kennis en de waarheid’ maar ligt

wetenschap onlosmakelijk ingebed in een socio-economische, juridische, politieke wereld die

haar en dus ook haar waarheid mee bepaalt. Het is immers niet zo dat binnen maar toch los van

de ‘gewone’ wereld de wetenschap een eigen wereld vormt met haar autonome wetmatigheden

als manieren om rechtstreeks de waarheid af te halen die ze dan meedeelt aan de ‘gewone’

wereld. Dat is de visie van de ‘rationalisten’, die merkwaardig genoeg en ook helaas vandaag

nog steeds populair zijn, zowel binnen de wetenschappelijke als de ‘gewone’ wereld. Maar

daaraan kan zelfs de politiek niets verhelpen...

[Erik Meganck is verbonden aan het Centrum voor Metafysica, Godsdienst- en Cultuurfilosofie

van de KU Leuven.]

Contact: [email protected]

Erik Galle (red.)

De mythe van de ik-dentiteit, 2016Halewijn, Antwerpen, 204p.

Het individualisme, een ingrediënt van het liberale mensbeeld, beschouwt de

samenleving als de optelsom van atomaire wezens die in tweede instantie, op afgeleide

106 Boekbesprekingen

Page 107: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

wijze, als optie, in relatie treden met elkaar. Een doorgeslagen individualisme komt bij

het ik uit, het ‘egotisme’ – iets anders dan het egoïsme. Niet elk individu, maar enkel het

ik is dan de uitgangspositie voor een samenleven. Het ‘selfie’-tijdperk, heet dat dan.

Wat betekent identiteit dan nog vandaag? Veertien auteurs werden aangezocht om

hieromtrent een verkenning te lanceren. Het levert een heel brede, kleurrijke waaier aan

insteken en perspectieven. Walter Weyns, UA-socioloog, zet al boeiend aan door identiteit

narratief aan te reiken doorheen de personen van mythische figuren. Paul Delva, hier

welgekend, actualiseert het personalisme. Patrick Develtere, nog even Beweging.net, hertekent

het vrijwilligersprofiel. Marc Calmeyn, psychiater, vertrekt vanuit de nederigheid en Erik

Borgman, theoloog, vanuit de ongeschiktheid als existentiële categorieën. Guy Vanheeswijck,

UA-filosoof, zorgt voor begrippelijke verheldering. Dit is slechts een greep.

Boeiend en leerrijk en absoluut niet ‘boven de hoofden’ geschreven. Rechtsreeks

bruikbaar dus, ook in de politieke praktijk. Leen Van den Neste besluit dan ook hoopvol met:

“Er is weinig tijd voor het ik, des te meer voor het wij. Een positieve kijk op de toekomst”.

[Erik Meganck is verbonden aan het Centrum voor Metafysica, Godsdienst- en Cultuurfilosofie

van de KU Leuven.]

Contact: [email protected]

107Boekbesprekingen

Page 108: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

108 Boekbesprekingen

Page 109: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Wist je dat 5% van het CD&V-lidgeld jaarlijks naar TRIAS gaat? TRIAS is een

internationale ontwikkelingsorganisatie die ondernemende mensen in het Zuiden

steunt onder het motto ‘Dromen worden Kansen’. Ze doet dit door wereldwijd

gelijkgestemde boeren en ondernemers die onderling samenwerken te verbinden.

Een internationaal en inspirerend WIJ-verhaal dus waar CD&V graag structureel

partner van is. Versterken wie vooruit wil en meetrekken wie niet mee kan, stopt

namelijk niet aan onze grenzen, maar geldt voor zowel onze naaste als onze verre buren.

Als christendemocraten is het dan ook onze plicht te reageren wanneer te veel mensen

geen toegang hebben tot drinkwater, gezondheidszorg en onderwijs. Daarom kiezen we

voor duurzame ontwikkelingsdoelstellingen en het effectief halen van de 0,7% norm:

0,7% van het BNP moet naar ontwikkelingssamenwerking gaan.

Je kan TRIAS ondersteunen met een (fiscaal aftrekbare) gift. Met je gift geef je mensen

de kans op zelfontwikkeling, waardoor ze duurzaam uit de armoede kunnen klimmen.

Je kan online steunen, maar ook via bankoverschrijving: BE45 7363 3333 3389,

BIC: KREDBEBB. Voor meer info: https://www.trias.ngo/nl/steun.

TRIAS | WIST JE DAT?

109Trias - Inleefreis Tanzania, een internationaal WIJ-verhaal

Page 110: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Een van de landen waar TRIAS actief is, is Tanzania. Zo heeft TRIAS er het coöperatieve

gedachtegoed geïntroduceerd bij de Masai. Met respect voor hun tradities leert TRIAS

de semi-nomadische veehouders hoe ze hun gezinsinkomen kunnen verhogen, met

speciale aandacht voor de economische activiteiten van vrouwen en jongeren. Daarbij

zorgen ze er ook voor dat de lokale handelskamer voldoende oog heeft voor de noden

van kansarme ondernemers.

Van 27 november tot 5 december 2017 trok een delegatie van elf CD&V-ambassadeurs,

onder leiding van Wouter Beke, naar Tanzania om ter plaatse kennis te maken met de

werking en projecten van TRIAS.

Tijdens hun bezoek aan de

verschillende lokale projecten

hielden onze ambassadeurs

een reisdagboek bij waarin ze

verslag uitbrengen van hun

ervaringen. Wil je TRIAS van

dichtbij leren kennen en hun

belangrijke rol ontdekken in

het lokale samenlevingsmodel

van veehouders, akkerbouwers

en wilde dieren? Je vindt het

volledige reisdagboek op de

CD&V-website.

www.cdenv.be/wie-zijn-we/doe-mee/trias/reisdagboek-tanzania

Onze ambassadeurs

Danny Baert (Afdelingsvoorzitter Zonnebeke), Wouter Beke (Voorzitter CD&V

& burgemeester Leopoldsburg), Simon De Boeck (Schepen in Gooik), Carl Devlies

(Schepen in Leuven), Marc Reynders (Schepen in Leopoldsburg), Els Roelof (Schepen

in Oostkamp), Tom Schiettecat (Directeur Communicatie & Beweging CD&V &

fractieleider OCMW Zele), Jan Seynhaeve (Burgemeester Wevelgem), Koen Van

Den Heuvel (CD&V fractieleider Vlaams Parlement & burgemeester Puurs), Benedict

Verbrugge (Afdelingsvoorzitter Destelbergen), Veerle Vincke (Afdelingsvoorzitter

Beveren)

TRIAS | INLEEFREIS NAAR TANZANIA

110 Trias - Inleefreis Tanzania, een internationaal WIJ-verhaal

Page 111: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck
Page 112: CD&V | Home - Schenken...Respons door Bart Ooghe Julie Ryngaert Een kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie. Respons door Emilie Noë Charlotte Declerck

Inhoud

Boekbesprekingen

Trias | Inleefreis Tanzania

Editoriaal

Erika Racquet & Ludwig ForrestFilantropie 2.0: moderne methoden, maar menselijke betrokkenheid blijft centraal.Respons door Niels de Kort

Katrien SchaubroeckVrijwilligerswerk: waarom tijd geven goed is.Respons door Helga Pletzers

Stijn Baert & Jens DetollenaereDenk aan jezelf, engageer je als vrijwilliger.Respons door Ellen Van Grunderbeek

Koen MagermanArbeidsrelaties en schenkingen: twee elkaar afstotende begrippen?Respons door Bart Ooghe

Julie RyngaertEen kind, een geschenk? Over het belang van het recht op afstammingsinformatie.Respons door Emilie Noë

Charlotte DeclerckDe Erfwet 2017 in het licht van het na te streven evenwicht tussen de langstlevende echtgenoot en de kinderen.Respons door Katrien Schryvers

p. 5

p. 37

p. 17

p. 45

p.59

p. 71

p. 89

p. 103

p. 109

Toon VandeveldeInleidende bijdrage: Geven en geluk.

p. 9