criminologie - nvao ul wo criminologie.pdf · qanu / criminologie 5 voorwoord dit rapport is...

198
     Criminologie                             Februari 2007

Upload: truongdiep

Post on 12-Sep-2018

217 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

     

Criminologie 

                    

       Februari 2007

� QANU /Criminologie

 

              

  

   

Uitgave: Stichting Quality Assurance Netherlands Universities (QANU)Catharijnesingel 56Postbus 80353503 RA  Utrecht Telefoon  +31 (0)30 �30 31 00Fax:    +31 (0)30 �30 31 �9E-mail    [email protected] Internet   www.qanu.nl © �007 QANUTekst en cijfermateriaal uit deze uitgave mogen, na toestemming van QANU en voorzien van bronvermelding, door middel van druk, fotokopie, of op welke andere wijze dan ook, worden overgenomen.

3QANU / Criminologie

Inhoudsopgave

 Voorwoord    5

Voorwoord voorzitter visitatiecommissie  7 

Deel I  Algemeen Deel  9 

1.  De onderwijsvisitatie Criminologie  11 �.  Het referentiekader  193.  Algemene bevindingen  �5  

Deel II  Opleidingsrapporten  29    1.  De bachelor- en masteropleiding Criminologie aan de Erasmus Universiteit   Rotterdam   31 �.  De masteropleiding Criminologie aan de Universiteit Utrecht  71  3.  De bachelor- en masteropleiding Criminologie aan de Universiteit Leiden  101 4.  De bachelor- en masteropleiding Criminologie aan de Vrije Universiteit  Amsterdam  145  

Bijlagen     187  Bijlage A:  Curricula vitae van de leden van de visitatiecommissie  189 Bijlage B:  Bezoekprogramma’s visitatiecommissie Criminologie �006  193Bijlage C:  Checklist  197          

4 QANU /Criminologie

5QANU / Criminologie

VOORWOORD

Dit rapport is onderdeel van de kwaliteitsbeoordeling van universitaire bachelor- en master-opleidingen in Nederland. Het doel van het rapport is om een betrouwbaar beeld te geven van de resultaten van de voor beoordeling voorgelegde opleidingen, alsmede een terugkoppeling te geven naar de  interne kwaliteitszorg van de betrokken organisaties en als basis  te dienen voor de accreditatie van de betrokken opleidingen door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO).

De  stichting  Quality  Assurance  Netherlands  Universities  (QANU)  beoogt  onafhankelijke, objectieve en kritische beoordelingen te laten plaatsvinden en opbouwende kritiek te leveren, zo veel mogelijk uitgaande van een gestandaardiseerde set van kwaliteitscriteria met oog voor specifieke omstandigheden.

De Visitatiecommissie Criminologie van QANU heeft haar taken met grote toewijding uitge--voerd in een periode die wordt gekenmerkt door de overgang naar de bachelor-masterstructuur. De opleidingen zijn beoordeeld op een grondige en zorgvuldige manier en binnen een duidelijk beoordelingskader. Wij verwachten dat de oordelen en de aanbevelingen in zorgvuldige over--weging zullen worden genomen door de betrokken opleidingen, faculteitsbesturen en Colleges van Bestuur.

Wij zeggen dank aan de voorzitter en de leden van de visitatiecommissie voor hun bereidheid deel te nemen aan deze beoordeling en voor de toewijding waarmee ze hun taak hebben uitge-voerd. Ook gaat onze dank uit naar de staf van de betrokken afdelingen aan de universiteiten voor hun inspanningen en hun medewerking aan deze beoordeling.

Quality Assurance Netherlands Universities           mr. C.J. Peels                              drs.  J.G.F.  Veldhuisdirecteur                                          voorzitter  bestuur

   

  

6 QANU /Criminologie

 

7QANU / Criminologie

VOORWOORD VOORZITTER VISITATIECOMMISSIE Dit eindrapport is het product van een intense samenwerking tussen de vier opleidingen Cri--minologie, QANU en de visitatiecommissie. Samen hebben alle betrokkenen veel tijd en ener--gie besteed aan de voorbereidingen, de visitatie zelf en aan het eindrapport. 

De criminologische opleiding heeft in Nederland een wat eigensoortige ontwikkeling gekend. Terwijl vele jaren geleden de criminologische opleidingen opgingen in ruimere onderwijsver--banden, hebben enkele Nederlandse voortrekkers in amper een paar jaar tijd nieuwe zelfstan--dige opleidingen weten in te richten, hiermee gevolg gevend aan de sterke maatschappelijke roep naar criminologen op de arbeidsmarkt, waardoor de Nederlandse criminologie terug op volwaardige  wijze  op  de  onderwijskaart  werd  gezet.  In  grote  mate  hebben  ze  dit  op  eigen kracht gedaan, en dat dwingt zonder enige twijfel bewondering en respect af. Er is bijzonder hard gewerkt en veel werd op relatief korte termijn uit de steigers gehaald.

Zoals voor alle opleidingen in Nederland is een visitatie van groot belang, gezien de recente invoering  van de bachelor-masterstructuur  en de  eruit  voorvloeiende  consequenties  op het vlak van accreditatie. Voor de criminologische opleidingen geldt dit evenzeer, maar er is tezelf--dertijd het feit dat deze nieuwe opleidingen voor het eerst een visitatie kregen. Dat maakte deze oefening uiteraard extra spannend, en de inzet groot. Vanuit dit opzicht kan rustig gezegd worden dat deze visitatie echt wel op het gepaste tijdstip kwam.

In algemene zin heeft de visitatiecommissie vele enthousiaste en eigentijdse pioniers ontmoet. In het Nederlandse criminologenwereldje heerst hoegenaamd geen zelfgenoegzaamheid en is het besef groot dat er nog veel staat te gebeuren en te ontwikkelen. De commissie heeft dui--delijk  aangevoeld dat de bereidheid om er voluit  ‘voor  te gaan’  sterk  aanwezig  is  en dat  er doordachte visies schuilgaan achter de in ontwikkeling zijnde onderwijsprojecten. Ondanks (of misschien wel dankzij) de recente datum van invoering had de commissie op onderdelen zelfs het gevoel dat de ‘wet van de remmende voorsprong’ speelt, waardoor de Nederlandse opleidingen innovaties ingevoerd hebben, die landen met een langere traditie op het vlak van het criminologisch onderwijs nog niet realiseerden.

Dat neemt niet weg dat de commissie vele facetten moest beoordelen op basis van een zeer korte ervaring met een volkomen nieuw curriculum, waaraan onvermijdelijke kinderziekten en groeipijnen verbonden zijn. Soms had de commissie de indruk eerder plannen en verwach--tingen te moeten beoordelen, dan realisaties. Zo was het ietwat voorbarig om solide uitspraken te  doen  omtrent  het  studierendement.  Uiteraard  heeft  de  commissie  haar  best  gedaan  om daarbij zo objectief mogelijk te blijven.

De commissie heeft mijn inziens goed werk kunnen leveren. Dit was ongetwijfeld de verdienste van de opleidingen zelf, die zelfstudies van degelijke kwaliteit hadden afgeleverd. Ze vormden de essentiële basis voor de voorbereidingen en voor de bezoeken ter plaatse. De commissie werd door de vier opleidingen goed ontvangen en de opleidingen waren uitstekend voorbereid op de bezoeken. Alle nodige materiaal en alle informatie waren ter beschikking of werden op verzoek ter beschikking gesteld. Inzet en bijdrage van alle opleidingen verdienen alle lof. De gesprekken waren open en constructief, georiënteerd op inhoud en niet louter formeel-evaluatief.

Als voorzitter wens  ik alle  leden van de commissie te danken voor de grote betrokkenheid, de  uitstekende  samenwerking  en  de  goede  verstandhouding.  De  visitatie  bleek  een  tijdro--

8 QANU /Criminologie

vende taak. Elk lid heeft vanuit zijn eigen perspectief, ervaring en achtergrond bijgedragen tot een succesrijke, positieve visitatie en tot dit eindrapport. De multidisciplinaire samenstelling van de commissie was een onbetwistbaar voordeel, precies omwille van het multidisciplinaire karakter van de Nederlandse criminologie. Ook het feit dat de commissie een internationale samenstelling had, heeft mijns  inziens  voordelen opgeleverd. Verder hebben de  twee  vrou--welijke  studenten,  die  de dominante mannelijke  samenstelling  van de  commissie  toch wat temperden, zich uitstekend van hun taak gekweten. De secretaris, toegevoegd vanuit QANU, was een onmisbare schakel in het geheel. Hij heeft de andere commissieleden ontlast van vele praktische beslommeringen en van het minutieus notuleren van de gesprekken, opmerkingen, vragen en antwoorden.

De commissie hoopt van harte dat dit rapport een significante bijdrage moge zijn tot het verder verbeteren, bijsturen en verfijnen van de criminologische opleidingen in de komende jaren.

Prof. dr. Paul PonsaersVoorzitter visitatiecommissie Criminologie

9QANU / Criminologie

 DEEL I: ALGEMEEN DEEL 

 

10 QANU /Criminologie

 

11QANU / Criminologie

1.  De onderwijsvisitatie Criminologie 1.1.   Inleiding Met het oog op de accreditatie van de wetenschappelijke bachelor- en masteropleidingen door middel van externe kwaliteitsbeoordeling heeft het bestuur van de Stichting Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) in april �006 de visitatiecommissie Criminologie ingesteld. In de periode mei t/m juni �006 heeft deze commissie een bezoek gebracht aan de bachelor- en masteropleidingen op het gebied van de Criminologie, waarvoor de QANU een opdracht tot visite ren had ontvangen van de betrokken universitaire Colleges van Bestuur (zie par. 1.�). De com missie heeft haar bevindingen vastgelegd in hoofdstuk 3 van Deel I en in de in Deel II opgenomen opleidingsrapporten per universiteit (in volgorde van de visitatiebezoeken), waar--bij  de bachelor-  en masteropleiding per  instelling  in  samenhang beschreven  en beoordeeld worden. In hoofdstuk 3 van Deel I gaat de commissie in op een aantal aspecten die haar tijdens de visitatie bijzon der hebben getroffen, maar waarvan de bespreking minder goed past in de hoofdstukken in Deel II. Hoofdstuk � van Deel I bevat het door de commissie gehanteerde referentiekader. 

1.2.   De betrokken opleidingen De volgende academische opleidingen zijn in het kader van deze visitatie bezocht: Erasmus Universiteit Rotterdam (22-23 mei 2006): •   de bacheloropleiding Criminologie (CROHO 56469)•   de masteropleiding Criminologie (CROHO 66469) Universiteit Utrecht (23-24 mei 2006): •   de masteropleiding Criminologie (CROHO 66469) Universiteit Leiden (26-27 juni 2006): •   de bacheloropleiding Criminologie (CROHO 56469)•   de masteropleiding Criminologie (CROHO 66469) Vrije Universiteit Amsterdam (28-29 juni 2006): •   de bacheloropleiding Criminologie (CROHO 56469)•   de masteropleiding Criminologie (CROHO 66469) De namen van de genoemde universiteiten worden in het vervolg van dit rapport in de boven--genoemde volgorde als volgt afgekort: EUR, UU, LEI en VU.  

1� QANU /Criminologie

1.3.   Samenstelling en taak van de commissie De samenstelling van de commissie is totstandgekomen aan de hand van suggesties vanuit het Disciplineoverleg Rechtsgeleerdheid  (DRG). Alle betrokken opleidingen  en  faculteitsbestu--ren zijn in de voorbereidingsfase in de gelegenheid geweest om bezwaar aan te teke nen tegen de door QANU voorgelegde conceptsamenstelling van de commissie, een en ander conform C.�.�.1 van het QANU-kader. Van deze gelegenheid is geen gebruikgemaakt.

De voorzitter van de Visitatiecommissie Criminologie werd benoemd:

prof. dr. P. Ponsaers  hoogleraar Criminologie, Universiteit Gent

Tot leden van de commissie werden benoemd: 

drs. L.G.H. Gunther Moor  directeur  Stichting  Maatschappij,  Veiligheid  en  Politie (SMVP)

prof. dr. R. van Hezewijk  decaan Faculteit Psychologie, Open Universiteit Nederlanddrs. M.W. Koppers  masterstudent Criminologie, Universiteit Leidenprof. dr. A. Peters  emeritus hoogleraar Criminologie, Katholieke Universiteit 

Leuvenprof. mr. J.M. Reijntjes  decaan Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de 

Nederlandse AntillenE.M. Witzier  masterstudent Criminologie,Vrije Universiteit Amsterdam

Tot secretaris van de commissie werd benoemd: drs. R.V. van der Dussen, medewerker bureau QANU. Als bijlage A zijn de curricula vitae van de leden opgenomen. Op grond van het instellingsbesluit van de commissie d.d. 13 april �006 was het de taak van de commissie om op basis van de door de faculteiten aan te leveren informatie en door middel van ter plaatse te voeren gesprekken 1) een oordeel te geven over de verschillende kwaliteitsas--pecten van de betrokken opleidingen, zoals beschreven in het QANU-kader d.d. januari �004; �) op basis daarvan vast te stellen of de opleidingen naar haar oordeel voldoen aan de criteria voor basiskwaliteit, en 3) de aspecten van de opleidingen te identificeren die naar haar oordeel voor verbetering vatbaar zijn.

 1.4. Werkwijze van de commissie De installatievergaderingDe commissie hield haar installatievergadering op 13 april �006 in Utrecht. Zij werd for meel namens het QANU-bestuur geïnstalleerd door drs. F.W. Wamelink. Daaraan  voorafgaand  zijn  van  de  zijde  van  QANU  de  bepalingen  in  bijlage  �  van  het QANU-kader met betrekking tot de onafhankelijkheid van de leden van een visitatiecom--missie onder de aandacht gebracht van de leden. Als uitvloeisel daarvan is alle  leden ver--zocht een onafhankelijkheidsverklaring te ondertekenen en aan de QANU ter beschikking te stel len. Alle leden hebben aan dit verzoek gevolg gegeven. Tijdens de vergadering zijn de 

13QANU / Criminologie

volgende afspraken gemaakt om de onafhankelijke oordelen van de commissie te kunnen garanderen:

(a)  E.M. Witzier zal niet deelnemen aan het visitatiebezoek en de beoordeling van de oplei--dingen aan de VU, de universiteit waar zij studeert.

(b)  M.W. Koppers zal niet deelnemen aan het visitatiebezoek en de beoordeling van de oplei--dingen aan de LEI, de universiteit waar zij studeert.   

 Daarmee was de visitatie Criminologie naar het oordeel van QANU omgeven met voldoende onafhankelijkheidswaarborgen. Uit het onder (a) en (b) beschrevene volgt dat E.M. Witzier betrokken was bij de beoordeling van de EUR en de LEI, en dat M.W. Koppers betrokken was bij de beoordeling van de UU en de VU. 

Vervolgens werden afspraken gemaakt op de volgende punten: •  de te volgen werkwijze;•  de globale dagindeling van de visitatiebezoeken;•  het vice-voorzitterschap van de commissie;•  de verdeling in globale zin van aandachtsgebieden tussen de commissieleden;•  de verdeling van de afstudeerscripties per opleiding;•  vaststelling van de vanuit de QANU aangereikte ‘checklist’.

 Op basis van een door de voorzitter en de secretaris geformuleerd voorstel heeft de commis--sie in haar startvergadering tevens de concepttekst besproken van het, in het visitatieprotocol voorziene, referentiekader. Tijdens haar installatievergadering heeft de commissie ook de zelf--studies  in oriënterende  zin besproken  en werden per  opleiding  specifieke  aandachtspunten geïnventariseerd,  mede  op  basis  van  een  door  het  bureau  QANU  opgestelde  verkennende analyse. Na de installatievergadering op 13 april �006 is het formele instellingsbesluit van de commissie  vanuit  de QANU verzonden naar  de daarvoor  in  aanmerking komende  instan--ties  (Col leges  van  Bestuur,  faculteitsbesturen,  de  NVAO,  de Vereniging  van  Universiteiten (VSNU), het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen, et cetera). De voorbereidingsfaseDe commissieleden ontvingen ruim voor het visitatiebezoek de zelfevaluatierapporten (en bijla--gen) en formuleerden vragen. De secretaris compileerde alle vragen tot één document dat voorlag tijdens het visitatiebezoek. Per bezoek lazen de commissieleden van tevoren een aantal (doctoraal-, bachelor- en/of master-)scripties. Uit de bij de zelfstudie gevoegde lijst van �5 meest recente scrip--ties had de commissie in totaal twaalf eindwerken per opleiding geselecteerd en opgevraagd, waar--bij was gelet op een goede spreiding naar specialisa tie en gegeven eindcijfer. Op basis van de conclusies, bereikt in de installatievergadering, is vanuit het bureau van de QANU contact opgenomen met alle betrokken lokale visitatiecoördinatoren en is de voorbe--reiding van elk visitatiebezoek in onderling overleg tussen de visitatiecoördinator en de secre--taris van de visitatiecommissie ter hand genomen. Laatstgenoemde heeft daartoe ongeveer één maand voorafgaand aan elk visitatiebezoek een bezoek gebracht aan elke  instelling. Daarbij werden concrete afspraken gemaakt over de invulling van het bezoek op basis van het globale dagpro gramma dat de commissie had vastgesteld. Namens de commissie is bij de voorberei--ding van elk visitatiebezoek verzocht om tijdens het bezoek inzage te kunnen krijgen in het volgende informatiemateriaal:

14 QANU /Criminologie

•  een zo volledig mogelijke set van het onderwijsmateriaal  (studiehandleidingen, readers, syllabi, kern(leer)boeken, et cetera);

•  een representatieve set van de toetsen die tijdens de opleiding worden gemaakt, in alle fasen van de opleiding, zowel de opgaven als de uitwerking/beantwoording en correcties daarvan;

•  een representatieve set van de scripties, portfolio’s, stageverslagen en papers (inclusief be--oordelingsformulieren); 

•  de elektronische leeromgeving en de op de opleiding beschikbare specifieke software; •  een overzicht van de beschikbare (relevante) tijdschriften; •  kwaliteitshandboeken, (een ruime selectie van de) evaluatieverslagen en de beleidsmatige 

verwerking daarvan (verbeterplannen, kwaliteitsjaarverslagen en dergelijke);•  evaluatieresultaten die de kwaliteit van de afgestudeerden aantonen (alumni-enquêtes, be--

vraging afnemend veld, et cetera);•  alle beleidsdocumenten waarnaar verwezen wordt in de zelfstudie of die relevant zijn;•  voorlichtingsmateriaal voor aankomende studenten en evaluaties van de voorlichting;•  documentatie die inzicht geeft in de onderzoeksomgeving en aantoont dat deze van er--

kende kwaliteit is;•  documentatie die inzicht geeft in personeelsbeleid, scholing staf, onderwijsbelasting van 

de staf, beschikbare menskracht en middelen;•  Onderwijs- en Examenreglement (OER), examenreglement, studentenstatuten en de no--

tulen van de Opleidingscommissie en de Examencommissie;•  kengetallen rendementen en studievoortgangsmonitoring. 

Ter bestudering vooraf werd bij elke instelling opgevraagd:

•  �4 afstudeerscripties dan wel werkstukken (twaalf bacheloreindwerken en twaalf master-/doctoraaleindwerken);

•  log-in voor de elektronische leeromgeving (Blackboard). Het visitatiebezoekDe secretaris heeft voor ieder bezoek in samenspraak met de voorzitter en de visitatiecoördina--tor van de betreffende instelling een bezoekprogramma opgesteld. De bezoeken aan de EUR, de LEI  en de VU  duurden tweeënhalve dag en begon op de eerste dag in de middag met een (nadere) bespreking in commissieverband van de zelfstudies en de afstudeerscripties. Het bezoek aan de UU duurde anderhalve dag, aangezien het de beoordeling van één opleiding betrof. Zie bijlage B voor een standaard bezoekprogramma. Ook was er de mogelijkheid om een documentenanalyse uit te voeren.  Vanaf de ochtend op de tweede visitatiedag werden er gesprekken gevoerd met verschillende instanties en personen, zoals de opstellers van de zelfstudie, de verantwoordelijken voor kwa--liteitszorg  (studenten  apart),  de  leden  van  de  Opleidingscommissie  (studenten  apart),  ver--schillende groepen  studenten,  leden van de wetenschappelijke  staf,  vertegenwoordigers  van de Examencommissie, alumni, aio’s, studieadviseurs/-begeleiders, overige ondersteunende staf, onderwijscoördinatoren  en  het  opleidingsmanagement/faculteitsbestuur.  De  verschillende bachelor- en masterstudenten zijn als volgt geselecteerd:

•  50% van de bachelor- en masterstudenten is geselecteerd door de desbetreffende studie--vereniging;

•  de overige 50% is, op basis van de studentenoverzichten, door de commissie geselecteerd;

15QANU / Criminologie

•  bij de selectie van studenten is rekening gehouden met een evenwichtige verdeling over de studiejaren (aantal behaalde ECTS-studiepunten (European Credit Transfer System)) en eventuele specialisaties.

 Omdat  ten  tijde van het visitatiebezoek de bacheloropleiding volledig was  ingevoerd, maar de masteropleiding vaak nog in beperkte mate, viel de groep bachelorstudenten duidelijk te identificeren, maar was de groep masterstudenten vaak nog beperkt. Daar waar sprake is van een deeltijdopleiding, heeft de commissie ook gesproken met deeltijdstudenten. Tijdens elk bezoek hield de commissie een ruim van tevoren op brede schaal aangekondigd spreekuur, waar zowel studenten als docenten de gelegenheid kregen om een specifiek punt in een persoonlijk gesprek onder de aandacht van de commissie te brengen. Belangstellenden konden zich daarvoor direct bij de secretaris van de commissie aanmelden. Bij alle bezoeken heeft de commissie een rondleiding van een uur gekregen om zich een beeld te kunnen vormen van de beschikbare faciliteiten. Vast onderdeel daarvan was ook een demon-stratie van de plaatselijk gebruikte elektronische leeromgeving. Na afronding van de visitatiegesprekken heeft de commissie haar conclusies geformuleerd aan de hand van de ‘checklist’ (zie bijlage C). Besloten werd om deze lijst eerst individueel in te vul--len, waarna de ‘checklist’ in commissieverband is besproken en een commissieoordeel per facet is vastgesteld. De ingevulde lijst is de basis geweest voor de formulering van de opleidingsrap--porten en voor de inhoud van de mondelinge rapportage met het voorlopige oordeel van de commissie aan het eind van de laatste visitatiedag. Kengetallen Universitair Onderwijs (KUO-cijfers)De  schrijvers  van de  zelfevaluaties hebben  cijfermateriaal  gebruikt dat  afkomstig  is  uit  een database die onder auspiciën van de VSNU is ontwikkeld. Deze cijfers worden ook wel de KUO-cijfers genoemd (Kengetallen Universitair Onderwijs). Deze database bevat onder andere gegevens over studenteninstroom, rendementen en studieduur van de cohorten 1995-1996 tot en met �005-�006. Aangezien de cijfers op identieke wijze door het Centraal Bureau Statis--tiek (CBS) worden bewerkt, is het mogelijk om de universiteiten en opleidingen onderling te vergelijken. Met uitzondering van de cijfers over het aantal ingeschrevenen zijn alle cijfers over instroom, rendementen en studieduur gebaseerd op één basisdefinitie: de student heeft niet eerder aan een bepaalde opleiding van een instelling ingeschreven gestaan. Dit wordt ook wel de inschrijving Eerstejaars-Opleiding-Instel ling (EOI) genoemd. Studenten met meer dan één inschrijving blijven dus buiten beschouwing vanwege het feit dat ze niet goed in te delen zijn in hoofd- en nevenopleiding.

Ten tijde van de visitatie waren voornamelijk verouderde KUO-cijfers beschikbaar. Daarbij zijn de bachelor- en masteropleidingen Criminologie pas sinds kort zelfstandige entiteiten. De ren--dementsgegevens inzake de opleidingen waren dan ook ten tijde van de visitatie zeer beperkt. Om die reden zijn deze cijfers niet opgenomen. De commissie heeft naast de KUO-cijfers ook kennisgenomen van de rendements- en doorstroomcijfers zoals die door de opleidingen zelf worden gebruikt, vaak voor interne doeleinden en ten behoeve van het monitoren van beleids--maatregelen. Bij het beoordelen van de rendementen worden de maatregelen betrokken die de opleiding heeft genomen om deze eventueel te verbeteren. 

16 QANU /Criminologie

In dit rapport zijn de volgende KUO-tabellen opgenomen die afkomstig zijn van het meest recente KUO-bestand (DocOnderwijsvisitatie �005-�006): Tabel B1.1: Cohortomvang en samenstelling bachelor In deze tabel is de definitie voor het cohort: de studenten met uitsluitend één EOI-inschrijving per  inschrijvingsjaar (selectie voorkomen 1). De hbo-instroom omvat ook de studenten die een premaster doen. Deze studenten kunnen op dit moment nog niet worden onderscheiden van de overige hbo-instroom.   Tabel B9.1: Ingeschrevenen naar onderwijsvorm en geslacht Alle ingeschrevenen naar inschrijvingsvorm en geslacht per 1 oktober (peildatum). Deze tabel geeft een indicatie van de onderwijslast; studenten met een andere hoofdinschrijving, mogelijk aan een andere instelling, zijn meegenomen. BeslisregelsDe commissie is bij het toekennen van scores per facet uitgegaan van de in het QANU-kader beschreven vierpuntsschaal. De standaard QANU-beslisregels zijn:

•  De beoordeling ‘onvoldoende’ wijst erop dat het facet beneden de gestelde basisnorm ligt en dat beleidsaandacht op dit punt nodig is.

•  De beoordeling ‘voldoende’ houdt in dat het facet beantwoordt aan de basisnorm.•  De beoordeling ‘goed’ houdt in dat het niveau van het facet uitstijgt boven de basis--

kwaliteit.•  De beoordeling ‘excellent’ houdt in dat voor het facet een niveau wordt gerealiseerd waar--

door de beoordeelde opleiding zowel nationaal als internationaal als een voorbeeld van best practice kan functioneren.

Per onderwerp is op een tweepuntsschaal een oordeel gegeven: ‘positief ’ of ‘negatief ’.

De commissie  is  van mening dat  zij het oordeel  ‘voldoende’ voor  een  facet kan  toekennen wanneer zij kritische opmerkingen heeft gemaakt met betrekking tot dat facet. Het is dan wel noodzakelijk dat er tegenover die kritische opmerkingen ook positieve bevindingen kunnen worden geplaatst. De commissie heeft, conform de regels, op facetniveau het predikaat ‘vol--doende’ gebruikt voor de basisnorm. Op de oppervlakkige lezer zou dit kunnen overkomen of zij de beoordeelde opleidingen als aan de magere kan beschouwt. Een visitatiecommissie beoordeelt echter of de gestelde basiskwaliteit binnen de opleiding is gewaarborgd. In werke--lijkheid is ze juist over het algemeen van mening dat faculteiten en opleidingen de ontwikke--ling van bachelor- en masterprogramma’s voortvarend hebben aangegrepen om op basis van de bestaande, veelal goede en soms zeer goede kwaliteit tot verbetering te raken.

Het oordeel over een onderwerp is een gewogen oordeel van de verschillende tot dat onderwerp behorende facetten, waarbij de commissie de weging heeft bepaald. Een onderwerp – waarbin--nen een facet als onvoldoende wordt beoordeeld – kan door de overige voldoendes net aan de basiskwaliteit voldoen, mits de commissie van mening is dat de andere facetten van zwaarder gewicht zijn dan het als onvoldoende beoordeelde facet. Positieve waarderingen kunnen dus gebruikt worden als compensatie van een facet binnen hetzelfde onderwerp met een onvol--doende oordeel. Hierbij zijn inhoudelijke afwegingen van belang.

17QANU / Criminologie

De rapportageDe conceptbeoordelingsrapporten per opleiding zijn in commissieverband op �7 september �006 in Utrecht vastgesteld. In oktober �006 heeft de interne kwaliteitstoetsing van QANU plaatsgevonden:  intercollegiale  beoordeling  en  bestuurlijke  toetsing  hebben  daaropvolgend plaatsgevonden. In oktober �006 heeft de hoor-wederhoorprocedure plaatsgevonden, waarbij het rapport is aangeboden aan de faculteiten voor correctie van eventuele feitelijke onjuisthe--den. Ver volgens heeft de commissie de ontvangen reacties besproken en wanneer daartoe in haar ogen aanleiding bestond, verwerkt in de formulering van de definitieve beoordelingsrap--porten. De concepttekst van het integrale eindrapport is in januari �007 door de commissie vastgesteld.

18 QANU /Criminologie

19QANU / Criminologie

2.  Het referentiekader Inleiding

Criminologie bevindt zich op een kruispunt van sociale en juridische wetenschappen. De dis--cipline heeft als object de sociale werkelijkheid en sociale problemen, de (sociale) constructie ervan, de oorzaken ervan, de reactie erop en de preventie ervan. Daarin moeten zowel daders en slachtoffers, als de andere actoren in het veld (instituten) worden betrokken.

In het kader hiervan hebben de bachelor- en masteropleidingen Criminologie tot doel disci--plinebekwame en maatschappelijk bekwame criminologen met een kritische geest te vormen, Zij moeten zelfstandig probleemsituaties kunnen ontleden en oplossingen kunnen suggereren. Daarom moeten zij analytisch maar ook synthetisch kunnen denken. Dit betekent dat zowel het wetenschappelijke niveau als de maatschappelijke relevantie van de opleiding moeten wor--den gegarandeerd. Het  spreekt vanzelf dat actuele ontwikkelingen binnen het vakgebied  in relatie tot hun maatschappelijke achtergrond voldoende aandacht dienen te krijgen.

Bepalend voor de kwaliteit van het opleidingsaanbod is de deskundigheid en de wetenschap--pelijk-kritische  instelling van de  staf. Specialisaties binnen de  staf aanwezig kunnen daarbij beperkingen, maar ook extra mogelijkheden voor de opbouw van het programma bieden.

De opleidingen dienen de algemene doelstellingen te vertalen in bachelor- en mastereindkwa--lificaties,  in  termen  van  kennis,  vaardigheden  en  attitude.  De  eindkwalificaties  dienen  een duidelijke en concrete weergave te zijn van wat de bachelor- en masterstudent minimaal moet hebben bereikt. 

A.  Wat mag van afgestudeerden van de universitaire master opleidingen Criminologie worden verwacht ?

Met  het  oog  op  het  realiseren  van  een  kwaliteitsvolle  masteropleiding  Criminologie,  is  de commissie van mening dat de masterstudenten minimaal aan de volgende eindkwalificaties moeten voldoen:

1.  het kunnen formuleren en onderzoeken van criminologische vraagstukken;�.  het  kunnen  samenvatten  en  verklaren  van  empirische  informatie  en  onderzoeksbevin--

dingen omtrent criminalisering, victimisering, criminaliteit, penologie, reclassering, cri--minaliteitsbeheersing en straffen, alsmede het kritisch kunnen beoordelen van de hierbij gebruikte onderzoeksmethoden en -strategieën;

3.  het kunnen selecteren, toepassen en gebruiken van geschikte (sociaalwetenschappelijke) onderzoeksmethoden of -strategieën voor een specifiek probleemstuk;

4.  het kunnen verzamelen van geschikte informatie om vraagstukken omtrent criminologie, strafrecht, criminaliteitsbeheersing en politie te beantwoorden;

5.  het kunnen analyseren van ethische implicaties van wetenschappelijk criminologisch on--derzoek in gevarieerde toegepaste onderzoeksettings;

6.  het  kunnen  beoordelen  van  criminologische  onderwerpen  met  het  in  acht  nemen  van criminologische theorieën, evidenties en via de relatie tot beleid (beleidsontwikkeling).

7.  het kunnen identificeren en beoordelen van de waarde van criminologisch werk op het gebied van criminaliteit, criminalisering, slachtoffers, criminaliteitsbeheersing en strafbepaling.

�0 QANU /Criminologie

8.  het gericht zijn op het aanleren van beginselen en minder op het nastreven van encyclope--dische volledigheid, dit vooral met het oog op het aanleren van het autonoom en effectief onderkennen, structureren en oplossen van criminologische problemen, steunend op een degelijke hedendaagse en klassieke theoretische en methodologische onderbouw;

9.  het beschikken over een ruime, algemene vorming in de menswetenschappen; 10.  het onder de nodige begeleiding aanleren en aanmoedigen van zelfstudie, dit onder meer 

in het kader van de aandacht voor het leven lang leren;11.  het beschikken over de  vaardigheden  en  attitudes om actief deel  te nemen aan weten--

schappelijke activiteiten in de discipline en aan theorieontwikkeling.

B.  Wat mag van de masteropleidingen Criminologie worden verwacht ?

De universitaire opleidingen tot master Criminologie kennen een grote verscheiden heid aan (combinaties van) profielen, waarbij  in het algemeen  theoretische,  empirische en  juridisch-normatieve elementen de hoofdrol spelen.

De  commissie  respecteert de  gekozen  (combinaties  van) profielen die worden  aangebo den, maar meent wel dat het programma van de opleidingen in ieder geval moet voldoen aan de hieronder genoemde voorwaarden.

Van het masterprogramma van de opleiding mag verwacht worden dat:

1.  in het onderwijs de in het bachelorprogramma ingezette ontwikkeling van repro ductie van kennis naar abstractie,  reflectie,  zelfstandigheid, diepgang en specialisatie  in de master--opleiding zijn voltooiing dient te vinden;

�.  het masterprogramma, ook in de differentiaties, een redelijk evenwicht vertoont tussen research gericht heid en toepassingsgerichtheid;

3.  het programma een acceptabel evenwicht biedt tussen breedheid en diepgang per deelge-bied waarbij hoge eisen gesteld mogen worden aan de mate van diepgang in het als speci--alisatie gekozen deelgebied;

4.  het programma, met inbegrip van de keuzevakken, voldoende samenhang vertoont;5.  daarin werkvormen worden gebruikt waarin samenwerken en projectma tig wer ken aan de 

orde komen;6.  het  programma  de  studenten  die  belangstelling  en  aanleg  hebben  voor  het  zelfstandig 

verrichten van wetenschappelijk onderzoek, de basis aan kennis, inzicht en vaardigheden biedt die nodig is voor het succesvol vervullen van een promotieplaats in één van de ken--nisdomeinen van de Criminologie;

7.  het de  studenten die  ervoor opteren om na hun  studie  een beroep  te  vervullen  in  een aansluitend werkveld buiten de universiteit, in staat stelt om in de loop van de studie te voldoen aan de (formele registratie-)eisen van de betrokken werkvelden c.q. van de betrok--ken beroepsvereniging(en);

8.  een stage zo goed mogelijk in de opleiding wordt inge past, waarbij de opleiding de student actief terzijde staat bij het vinden van een stageplek en zorgt voor adequate richtlijnen en begeleiding;

9.  het afstudeerwerk een zekere mate van specialisatie inhoudt en een duidelijk sluitstuk van de studie is, waarin de student kan aanto nen de vereiste inzichten, kennis en vaardigheden te hebben verworven, en het vermogen heeft ontwikkeld kennis en vaardigheden te inte--greren;

�1QANU / Criminologie

10.  een  onmiskenbaar  wetenschappelijk  karakter  draagt,  dat  wil  zeggen  zich  oriënteert  op wetenschappelijke normen, waarden, theorieën, methoden, ontwikkelingen, toepassings-mogelijk he den et cetera, en daarbij duidelijk aansluit bij recente (inter nationale) ontwik--kelingen en theorievorming in het wetenschappelijk onderzoek op het betreffende weten--schapsgebied;

11.  het programma in verband met het laatstgenoemde met name wordt verzorgd door leden van de wetenschappelijke staf die actief betrokken zijn bij lopend wetenschappelijk onder--zoek;

1�.  het programma mogelijkheden biedt voor een grondige bestudering van het begrippenap--paraat in sociaalwetenschappelijk onderzoek alsmede van vaktypi sche theorie en methodo-lo gie: methoden van dataverzameling en -verwerking, statistiek en statistische analysetech--nieken, en ontwerpen van onderzoek.

C.  De eisen van (internationale) vakgenoten en het beroepenveld

Uit  een  internationale  vergelijking van  inhoud,  structuur  en beoogde  eindkwalificaties  van de universitaire opleidingen Criminologie  in Nederland, komt naar voren dat de  structuur van  verwante  opleidingen  in  de  meeste  andere  landen  (met  uitzondering  van  België)  zeer divers is, en in feite onvergelijkbaar is met de Nederlandse situatie. De commissie heeft zich bij de  internationale vergelijking gericht op de uiteindelijke eindkwalificaties en niet op de opleidingsvorm waarmee zij gerealiseerd worden. Zij heeft daartoe kennisgenomen en soms gebruikgemaakt van het volgende materiaal:

•  het referentiemateriaal dat is gebruikt in de laatstgehouden onderwijsvisitatie Criminolo--gie aan de Vlaamse universiteiten (maart �001, VLIR);

•  Criminology Benchmarks (draft �1-03-05, British Society of Criminology);•  ‘Met het oog op de toekomst – Verkenning naar de kennisvragen over misdaad en mis--

daadbestrijding in �010’, Verkenningscommissie Criminaliteit.

Deze vergelijking heeft de visitatiecommissie tot de conclusie geleid dat de door haar onder A geformuleerde beoogde eindkwalificaties van de afgestudeerde universitaire master Crimino--logie in het algemeen goed aansluiten bij het internatio nale vergelijkingsmateriaal dat zij heeft geïnventariseerd en geanalyseerd. Het feit dat in de commissie veel buitenlandse expertise is vertegenwoordigd, is hierbij van groot nut gebleken.

D.  Wat mag van afgestudeerden van de universitaire bacheloropleidingen Criminologie worden verwacht ?

De visitatiecommissie stelt vast dat de Nederlandse universiteiten zich in de Europese  voor--hoede  bevinden  waar  het  gaat  om  de  invoering  van  de  bachelor-masterstructuur.  Voor  de universitaire masteropleidingen in de Criminologie is het nog relatief goed mogelijk om eind--kwalificaties te onderscheiden en te formuleren waarvan gesteld kan worden dat deze in inter--nationaal verband gehanteerd worden als vereiste voor de wetenschappelijke beroepspraktijk op het gebied van met name evidence based beleidsondersteuning, hypothesetoetsend onder--zoek  voor  verklaring  van  (vermeend)  crimineel  en  afwijkend  gedrag,  beleidsondersteunend onderzoek gericht op interventie, forensisch onderzoek (diagnostisch), victimologisch onder--zoek en beleid en dergelijke. Een zelfde vergelijking ten aanzien van de bacheloropleidingen is 

�� QANU /Criminologie

beduidend minder goed uitvoerbaar. Het ontbreken van ervaring met gedeelde opleidingen in deze wetenschapsgebieden en van een duidelijk  af  te bakenen arbeids markt voor afge--studeerde universitaire bachelors spelen hierbij een belangrijke rol. De commissie verwacht echter  dat,  wanneer  eenmaal  in  meerdere  Europese  landen  ervaring  is  opgedaan  met  de bachelor-masterstructuur,  er  een beter perspectief  zal  zijn ontstaan voor het op Europees niveau formuleren van gezamenlijke eindkwalificaties van de universitaire bacheloropleidin--gen in de genoemde gebieden, en dus ook voor de bacheloropleidingen Criminologie aan de Nederlandse universiteiten. 

Tot dat moment zullen de eindkwalificaties die verwacht mogen worden van afgestu deerden van deze bacheloropleidingen langs indirecte weg geformuleerd en gehanteerd moeten worden. Deze visitatiecommissie heeft dat gedaan door voor een pragmatische benadering te kiezen en de onderstaande redeneer trant te volgen.

1.  De beoogde (internationaal aanvaardbare) eindkwalificaties van de universitaire masterop--leidingen op met name de gebieden onderzoek, beleidsondersteuning en forensisch onder--zoek zijn relatief goed te omschrijven en in de bewoordingen van de commissie neergelegd in paragraaf A.

�.  In internationaal verband is consensus bereikt over het te verwachten niveau verschil (niet-domeinspecifiek) tussen een universitaire bachelor- en een universitaire masteropleiding. Deze consensus heeft zijn neerslag gekregen in de zogenaamde Dublin-descriptoren, waar--naar ook het kader van de NVAO verwijst.

De commissie is bij de beoordeling van de bacheloropleidingen Criminologie uitgegaan van de onder A geformuleerde eindkwalificaties, omdat per slot van rekening voor het bereiken van het masterniveau het belangrijkste fundament wordt gelegd in de bacheloropleiding. Zij heeft daarbij echter voor elk van de beoogde eindkwalificaties in par. A het niveauverschil verdiscon--teerd  tussen bachelor- en masterniveau op de wijze zoals gedaan wordt in het model van de Dublin-descriptoren. (zie de bijlage bij dit referentiekader). 

De commissie hecht er in ieder geval aan dat de bacheloropleiding in alle gevallen wordt afge--sloten met een integratieve afsluitende toets waaruit blijkt dat de afgestudeerde inderdaad de eindkwalificaties heeft bereikt die worden beoogd met de bacheloropleiding als zelfstandige universitaire opleiding.

�3QANU / Criminologie

Bijlage  bij  domeinspecifiek  referentiekader  visitatie  Criminologie  2006:  omschrijving niveau bachelors en masters  (‘Dublin-descriptoren’)

Kwalificaties bachelor Kwalificaties master

Kennis en inzichteindtermen in par.A: 8 en 9

Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is. 

Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van bachelor en die deze overtreffen en/of verdiepen, alsmede een basis of een kans bieden om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband.

Toepassen kennis en inzichteindtermen in par.A: 1,3,5 en 7

Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied. 

Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan.

Oordeelsvormingeindtermen in par.A: 4 en 6

Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten.

Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen. 

Communicatieeindtermen in par.A: �

Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten. 

Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten of niet-specialisten. 

Leervaardighedeneindtermen in par.A: 10 en 11

Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.

Bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter. 

�4 QANU /Criminologie

�5QANU / Criminologie

3.  Algemene bevindingen De visitatiecommissie Criminologie heeft haar beoordeling neergelegd in de navolgende vier opleidingsrapporten. Elk van deze eindrapporten heeft betrekking op een specifieke opleiding. Niettemin zijn er enkele algemene bevindingen die de commissie wenst te formuleren ten aan--zien van het onderwijs in de criminologische wetenschappen in Nederland. In dit onderdeel worden deze elementen samengebracht.

Nood aan een gemeenschappelijk referentiekader

(1)  De commissie heeft vastgesteld dat drie universiteiten (Universiteit Leiden, Vrije Universiteit Amsterdam en Erasmus Universiteit Rotterdam) in grote mate hebben samengewerkt bij de totstandkoming van de criminologische opleidingen. Deze samenwerking juicht de com--missie toe en moedigt ze aan. Nochtans moet zij vaststellen dat nu reeds, amper enkele jaren na de inrichting van de drie opleidingen, deze samenwerking onder druk staat, wellicht ten gevolge van het onverhoopte grote succes, waardoor de toevloed van studenten veel groter is dan verwacht. De commissie beveelt nochtans aan deze samenwerking te verdiepen, verder inhoudelijk en institutioneel te verankeren. Het gevaar is immers groot dat, naarmate de tijd vordert, de opleidingen meer en meer hun eigen weg gaan en groeien naar concurrerende posities. Een dergelijke evolutie zou, naar het inzicht van de commissieleden, weinig kwali--tatieve meerwaarde opleveren.

(�)  Overigens heeft de commissie vastgesteld dat de Utrechtse masteropleiding een eerder ge--isoleerde positie inneemt ten aanzien van de drie ‘grote’ zusteropleidingen. Zelden of niet worden wederzijdse verwijzingen naar elkaars bestaan gemaakt. Opnieuw is de commissie de overtuiging toegedaan dat dit geen erg gelukkige situatie is. Het hoeft geen betoog dat de Nederlandse criminologie gediend is met een evolutie naar meer wederzijdse erkenning en waardering.

(3)  De commissie heeft zich in haar zoektocht naar een referentiekader laten leiden door een aantal buitenlandse inspiratiebronnen. Het zou goed zijn, mochten de vier Nederlandse opleidingen de sterkte en daadkracht ontwikkelen, om samen tot een gemeenschappelijk referentiekader te komen. Uiteraard mag deze paragraaf niet gelezen worden als een plei--dooi voor uniformisering en eenheidsdenken. Grote, brede opleidingen én kleine, meer gerichtere opleidingen moeten naast elkaar kunnen bestaan. Een dergelijk referentiekader moet dan ook voldoende ruimte laten voor het behoud van de identiteit (en waarom niet specialisatie?) van elk van de vier opleidingen. Niettemin zouden het beroepenveld, de criminologiestudenten  én  een  eventuele  toekomstige  visitatiecommissie  sterk  geholpen zijn met een dergelijk gemeenschappelijk referentiekader. 

Arbeidsmarkt afgestudeerden bacheloropleiding

(4)  De commissie beveelt de faculteiten aan om de discussie over de vraag aan welke behoef--ten op de arbeidsmarkt de bacheloropleiding tegemoet kan komen en tot welke beroepen de bacheloropleiding toegang zou kunnen geven, voort te zetten. De commissie realiseert zich  dat  het  een  nieuwe  opleiding  betreft  binnen  de  nieuwe  bachelor-masterstructuur. Hierdoor is het niet zo zeker dat de arbeidsmarkt zich zomaar spontaan zal richten op af--gestudeerden van de bacheloropleiding. Het zou dan ook goed zijn dat de opleidingen zélf hier (meer) initiatieven initiëren. Een en ander hangt samen met het beroepsprofiel dat in 

�6 QANU /Criminologie

de bacheloropleidingen zelf leeft van afgestudeerden. De commissie lijkt een verbreding van het bestaande beeld essentieel. 

Meer internationale benchmarking

(5)  De commissie heeft moeten vaststellen dat eerder uitzonderlijk door de criminologische opleidingen in Nederland aan internationale benchmarking wordt gedaan. Het komt de commissie voor dat op dit vlak een inspanning nodig is naar de toekomst toe. Het zou ongetwijfeld de kwaliteit van het onderwijs ten goede komen meer over het internationale muurtje te kijken, goede praktijken die elders gelden ingang te laten vinden en (waarom niet?) zich te meten aan internationale standaarden. Het zou goed zijn bij het uitwerken van hierboven vermeld gemeenschappelijk referentiekader zich ook internationaler te ori--enteren.

Meer valorisering van de stage

(6)  Tijdens  alle opleidingen criminologie  in Nederland wordt de  stage  een plaats gegeven. Deze zienswijze wordt door de visitatiecommissie ondersteund en aangemoedigd. De sta--ges zijn – naar het inzicht van de commissie – een essentieel instrument om de studenten aansluiting te laten vinden op het beroepenveld. Een dergelijk instrument is uiterst nut--tig in een land, zoals in Nederland, waar de criminoloog zijn beroepspraktijk(-en) nog in grote mate dient uit te bouwen. 

(7)  De commissie heeft moeten vaststellen dat de stage in de huidige curricula weinig institu--tioneel verankerd is, wat tot uiting komt in het feit dat ze niet erkend wordt als een afzon--derlijk opleidingsonderdeel, nauwelijks of geen aparte quotering of eigenstandige valori--sering krijgt. De stage wordt in de Nederlandse opleidingen vooral functioneel gezien in het proces van het schrijven van een eindwerk, hoewel dient gezegd dat de opleidingen op dit vlak wel enige verschillen vertonen. Dit heeft consequenties ook voor de inhoudelijke opvulling van de stages, die voornamelijk beschouwd worden als onderzoeksperioden. In de schoot van de commissie leefde de sterke overtuiging dat hierdoor de stage al te eng wordt opgevat.

(8)  Indien de criminologie in Nederland wenst uit te groeien tot een ruime maatschappelijk betekenisvolle en erkende opleiding, zal zij zich uit de dwangbuis van het wetenschappe--lijk onderzoek dienen te vechten. De commissie heeft (uiteraard) geen probleem met een onderzoeksgerichte oriëntatie, maar wel met een exclusieve gerichtheid. Andere beroeps--praktijken, naast de waardevolle onderzoekspraktijk, zijn weggelegd voor goed ingewerkte criminologen,  waarbij  voornamelijk  kan  gedacht  worden  aan  beleidsfuncties  in  uiterst uiteenlopende instellingen en settings. De stage lijkt de commissie de meest aangewezen hefboom naar een dergelijke verbreding van het beroepenveld. De commissie moedigt de opleidingen dan ook aan omtrent verdergaande stagemogelijkheden en -opportuniteiten creatief te reflecteren. 

(9)  Hierbij mag niet uit het oog verloren worden dat met de invoering van de bachelor-mas--terstructuur,  ook  het  bachelordiploma  een  eigenstandige  beroepsfinaliteit  dient  te  ver--werven. Als de Nederlandse criminologie ook deze ambitie invulling wenst te geven, zal wellicht mee in de overweging moeten betrokken worden dat de stage zich niet (enkel) kan situeren tijdens de masteropleiding.

�7QANU / Criminologie

De ethische component inbouwen

(10)  Over het algemeen hebben de opleidingen inhoudelijk degelijke curricula weten uit te bouwen naar het oordeel van de visitatiecommissie. Eén hiaat is de commissie evenwel opgevallen. De ethische component, verbonden aan de diversiteit in beroepspraktijken van de criminoloog, komt wellicht wat te sporadisch aan bod. In het licht van hetgeen hoger werd geschreven in verband met de stages lijkt het raadzaam zich hieromtrent te beraden.

De feminisering van het vak

(11)  Bijzonder opvallend was voor de commissie dat op het niveau van de criminologiestu--denten een uitdrukkelijke feminisering is ingetreden. Naarmate men echter opklimt in de hiërarchie van het onderwijzend personeel komt de feminisering van het criminolo--gisch vak nog onvoldoende tot uiting, enkele markante uitzonderingen daargelaten.

De vergelijkbaarheid van de stafgegevens

(1�)  In elk van de vier onderwijssettings die de commissie heeft bezocht, bleek de staf van diegenen die de opleiding Criminologie schragen anders in de rechtsfaculteit ingebouwd. Dit bracht met zich mee dat de commissie bijzonder veel moeite had om een pertinente inschatting te (kunnen) maken van de feitelijke onderwijscapaciteit. Dit had uiteraard tot gevolg dat de vergelijkbaarheid van de stafgegevens, zowel binnen de faculteiten als tussen de opleidingen onderling, in het gedrang kwam. De commissie dringt erop aan op dit vlak een bijzondere inspanning te doen om in de toekomst een dergelijke situatie te vermijden en de feitelijke personeelsmatige toestand helderder te benoemen en zichtbaar te maken.

�8 QANU /Criminologie

�9QANU / Criminologie

DEEL II: OPLEIDINGSRAPPORTEN

30 QANU /Criminologie

31QANU / Criminologie

1.  De  bachelor-  en  masteropleiding  Criminologie  aan  de  Erasmus Universiteit Rotterdam

Bacheloropleiding

Naam van de opleiding/CROHO-nummer  Criminologie (56469)Het niveau resp. de oriëntatie van de opleiding Bachelor woStudielast in ECTS-studiepunten 180Graad BScVarianten (voltijd, deeltijd en/of duaal) Voltijd en deeltijd*Locatie(s) RotterdamGeaccrediteerd tot 31 december �007

Masteropleiding

Naam van de opleiding/CROHO-nummer  Criminologie (66469)Het niveau resp. de oriëntatie van de opleiding Master woStudielast in ECTS-studiepunten 60Graad MScVarianten (voltijd, deeltijd en/of duaal) Voltijd en deeltijd*Locatie(s) RotterdamGeaccrediteerd tot 31 december �007

*  Voor de bachelor- en masteropleiding geldt dat de onderdelen van toepassing zijn voor zowel de voltijd- als deeltijdvariant, tenzij anders vermeld.

1.0.  Structuur en organisatie van de faculteit

De bachelor- en masteropleiding Criminologie worden verzorgd vanuit de sectie Criminologie die onderdeel uitmaakt van de capaciteitsgroep Publiekrecht. Deze capaciteitsgroep is een van de vier capaciteitsgroepen van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR). De overige drie capaciteitsgroepen zijn: Algemene rechtswetenschappen, Fiscaal recht en Privaatrecht. De vier capaciteitsgroepen zijn onderverdeeld in twintig secties. De sectie Criminologie maakt een geïntegreerd onderdeel uit van de beleidsvoorbereidende en besluitvormende structuur van de faculteit. In inhoudelijk relevante overleggroepen en com--missies zijn leden van de sectie vertegenwoordigd, zoals  in het B1-beraad (onderwijsoverleg van docenten), in de Commissie Internationalisering en de facultaire werkgroep Kwaliteitszorg en Onderwijsvernieuwing.

De decaan van de  faculteit  is de uiteindelijk verantwoordelijke voor het onderwijs van alle opleidingen binnen de faculteit. De hoogleraar Criminologie maakt als onderwijsdecaan Cri--minologie deel uit van het bestuursteam van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid. De faculteit kent voor de opleidingen Criminologie een afzonderlijke Opleidingscommissie en een afzon--derlijke Examencommissie.

3� QANU /Criminologie

1.1.  Invoering  bachelor-masterstructuur  en  afbouw  ongedeelde  opleidingen:  stand van zaken

De bacheloropleiding is in het jaar �00�-�003 van start gegaan en de masteropleiding in het jaar  �004-�005.  De  programma’s  waren  oorspronkelijk  opgezet  als  bovenbouwstudie  voor studenten met een juridische of een sociaalwetenschappelijke propedeuse. De commissie heeft dan ook vastgesteld dat van afbouw van een ongedeelde opleiding geen sprake is.

1.2.  Het beoordelingskader

1.2.1.  Doelstellingen opleiding

F1: Domeinspecifieke eisenDe eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de be--roepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroeps--praktijk).

Bevindingen en overwegingenDe Rotterdamse bacheloropleiding Criminologie  is  volgens de  zelfstudie opgezet  vanuit  een normatieve  en  een  sociaalwetenschappelijke  benadering  van  de  criminaliteitsproblematiek zowel op theoretisch, methodologisch als empirisch niveau. De opleiding beoogt een brede vorming te geven met een disciplineoverstijgende kennis van criminaliteit en criminaliteitsbe--heersing. Bovendien dient de afgestudeerde van de bacheloropleiding de basisvaardigheden te bezitten om te assisteren bij onderzoek in dit veld en in uitvoerende functies de vertaalslag te kunnen maken tussen het normatieve kader waarin de jurist werkt en empirische categorieën die worden gehanteerd door de sociale wetenschapper. Deze algemene doelstelling heeft bij de opzet van de opleiding geleid tot vier uitgangspunten:

•  multidisciplinaire theoretische vorming op juridisch en sociaalwetenschappelijk terrein;•  diepgaande kennis van en inzicht in de theoretische, empirische en beleidsmatige aspecten 

van de criminaliteitsproblematiek;•  brede methodologische en empirische scholing;•  plaatsen van de criminaliteitsvraagstukken in een internationaal en historisch perspectief.

De doelstelling en de uitgangspunten worden nader gespecificeerd in de eindtermen (zie bij--lage 1). De eindtermen van de opleiding zijn helder en duidelijk geformuleerd en ingedeeld in kennis van en inzicht in vaardigheden en attitude.

De Rotterdamse masteropleiding Criminologie is volgens de zelfstudie opgezet als een opleiding die gekenmerkt wordt door verdieping en oriëntatie op het beroepenveld. De opleiding beoogt een breed gevormde academicus op te leiden die een disciplineoverstijgende kennis heeft van criminaliteit en criminaliteitsbeheersing, die vaardigheden bezit om onderzoek te doen in dit veld en die in beleidsfuncties de vertaalslag kan maken tussen het normatieve kader waarin de jurist werkt en de empirische categorieën die worden gehanteerd door de sociale wetenschap--per. Deze algemene doelstelling is vertaald in de volgende uitgangspunten:

•  het bieden van een verdieping van zowel de theoretische als methodische vakken uit de bacheloropleiding Criminologie. De eerder opgedane kennis en vaardigheden worden op 

33QANU / Criminologie

geïntegreerde wijze toegepast op specifieke problemen op het terrein van veiligheid, crimi--naliteit en criminaliteitsbeleid;

•  het bieden van een wetenschappelijke oriëntatie op een nader te kiezen beroepenveld van de criminoloog;

•  het vormen van een zelfstandige en interdisciplinaire onderzoeker;•  het versterken van het nationale en internationale beleidsmatige perspectief op het terrein 

van de criminaliteitsproblematiek.

De doelstelling en de uitgangspunten worden nader gespecificeerd in de eindtermen (zie bij--lage �). De eindtermen van de opleiding zijn helder en duidelijk geformuleerd en ingedeeld in kennis van en inzicht in vaardigheden en attitude. De mastereindtermen bouwen volgens de commissie voort op de voor de bacheloropleiding geformuleerde eindtermen.

In  de  zelfstudie  wordt  aangegeven  dat  de  eindtermen  van  de  opleidingen  in  nauw  overleg met de zusterfaculteiten van de Universiteit Leiden (LEI) en de Vrije Universiteit (VU) zijn vastgelegd. Voor beide opleidingen wordt in de zelfstudie een expliciete vergelijking met de doelstellingen en de eindtermen van de zusteropleidingen in Nederland gemaakt. De commis--sie heeft ook kennisgenomen van het rapport van de Verkenningscommissie AWT (Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid). Deze commissie heeft in �000 de opdracht van de AWT gekregen om een verkenning uit te voeren naar de toekomstige kennisbehoefte en kennisinfrastructuur op het  terrein van criminaliteit en criminaliteitsbestrijding. Onderdeel van dit rapport was een vergelijking van de Nederlandse situatie met West-Europa (met name België, Duitsland  en het Verenigd Koninkrijk)  en de Verenigde Staten op het onderhavige terrein. Uit de zelfstudie en het rapport van de Verkenningscommissie AWT blijkt dat er in West-Europa en in de VS een grote diversiteit aan criminologieonderwijs bestaat, variërend van  keuzevakonderwijs,  beroepsopleidingen  tot  interdisciplinaire,  zelfstandige,  academische opleidingen. Een aantal opleidingen in West-Europa is vooral op de bestudering van de poli--tieke en maatschappelijke context van criminaliteit en rechtshandhaving gericht. Enkele heb--ben een sterk accent op de mensenrechten. Andere Europese opleidingen bevinden zich op forensisch-psychiatrisch  terrein  en hebben  een  aantal medische  vakken  in hun  curriculum. In de VS zijn de opleidingen, zo noteert de zelfstudie, sterk gericht op misdaadbestrijding en preventie. Het vakgebied wordt aangeduid met Criminal Justice en heeft betrekking op het systeem  van  rechtshandhaving.  Ook  de  omvang  van  empirische  vakken  verschilt  sterk  ten opzichte van de West-Europese opleidingen Criminologie. In Nederland is gekozen voor een model waarin de juridische vakken, met name op het gebied van strafrecht, een belangrijke plaats innemen. Naast de sociaalwetenschappelijke en criminologische vakken ligt een sterk accent op de empirische vorming. Op basis van deze vergelijking beschrijven de opleidingen hun  relatieve  positie  in  Nederland.  De  EUR  heeft  gekozen  voor  een  opleiding  waarin  het accent ligt op brede criminologische vorming. 

De  faculteit  heeft  een  Adviesraad  Beroepenveld  Criminologie  ingesteld,  waarvan  de  leden afkomstig zijn uit verschillende maatschappelijke sectoren. Zij heeft als taak een visie te geven over de gewenste ontwikkelingen binnen het criminologisch onderwijs en toetst jaarlijks het onderwijs vanuit de optiek van de arbeidsmarkt en het wetenschappelijk niveau.

De afronding van de bacheloropleiding wordt door de opleiding in eerste instantie niet als uit--stroommoment beschouwd, maar als basis voor het behalen van de mastergraad. De zelfstudie beschrijft dat de eindkwalificaties van de opleiding het mogelijk maken om in te stromen in uitvoerende en ondersteunende functies en beleidsvoorbereidende functies (op het gebied van 

34 QANU /Criminologie

criminologie) bij ministeries, lokale overheden en onderzoeksinstituten alsmede assisterende wetenschappelijke onderzoeksfuncties. Ook heeft de commissie zich hieromtrent zelfstandig een beeld kunnen vormen. Zij is van mening dat de bacheloropleiding, door de uitgebreide aandacht voor (sociaal-)wetenschappelijk onderzoek en diverse andere academische vaardig--heden, de student voldoende voorbereidt op de uitoefening van bepaalde functies, die hij na voltooiing van de opleiding zou kunnen vervullen.

Met de eindkwalificaties van de masteropleiding hebben afgestudeerden de mogelijkheid in te stromen in beroepen zoals het opzetten en uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek, het ont--wikkelen van nieuw beleid en het vervullen van specifieke functies (op het gebied van de geko--zen specialisatie) bij ministeries, lokale overheden en onderzoeksinstituten. De aansluiting met het beroepenveld komt ook naar voren uit het gegeven dat uit het bezoek van de commissie blijkt dat de eerste afgestudeerden van de opleiding in korte termijn werkzaamheden verrich--ten op academisch niveau binnen een relevant beroepsgebied. Deze liggen voornamelijk in het vlak van onderzoek doen, beleid voorbereiden en uitvoeren, en coördineren en adviseren ten aanzien van criminologische vraagstukken.

BeoordelingUit de zelfstudie blijkt dat de wetenschappelijke discipline Criminologie een sterk multidis--ciplinair  karakter  en  een  breed  toepassingsgebied  heeft,  waardoor  gerelateerde  opleidingen elders  in de wereld op heel verschillende wijzen zijn georganiseerd en vormgegeven. Tevens ontbreekt  een  eenduidig  internationaal  referentiekader  op  het  gebied  van  de  universitaire bachelor-  en masteropleiding Criminologie. De  commissie  komt dan ook  tot  de  conclusie dat de eindkwalificaties  zich niet gemakkelijk  internationaal  laten vergelijken. De commis--sie heeft de eindkwalificaties van de bachelor- en masteropleiding bestudeerd en vergeleken met het domeinspecifiek referentiekader. Op basis hiervan komt zij  tot de conclusie dat de geformuleerde eindkwalificaties van beide opleidingen voldoen aan de domeinspecifieke eisen die aan de eindtermen van een opleiding op het gebied van de Criminologie worden gesteld. De commissie is van oordeel dat beide opleidingen een duidelijk profiel van zichzelf en haar eindkwalificaties hebben beschreven tegen de achtergrond van de nationale en internationale wetenschapsbeoefening. De opleidingen worden volgens de commissie gekenmerkt door een mooie combinatie en een evenwichtige verdeling van empirisch sociaalwetenschappelijke en meer normatief-juridische kennisinhouden. Hoewel de juridische kennis hoofdzakelijk betrek--king heeft op het Nederlands recht, sluiten de kwalificaties over de vakinhoudelijke kennis van de criminologie en de sociaalwetenschappelijke onderzoekmethoden adequaat aan bij interna--tionaal geaccepteerde kwalificaties van een criminoloog, zoals de doelstellingen en eindtermen van de opleidingen Criminologie van buitenlandse universiteiten. Gezien het bovenstaande is de commissie van mening dat de eindkwalificaties van de opleidingen, voor zover vergelijk--baar, aansluiten bij de eisen die door vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende (breed gedefinieerde) domein.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

35QANU / Criminologie

F2: Niveau: Bachelor en MasterDe eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor of een Master.

Bevindingen en overwegingenDe opleidingen maken in de zelfstudie een expliciete koppeling met de Dublin-descriptoren.

Kennis en inzichtHet  ambitieniveau  van  de  bacheloropleiding  voldoet  ruimschoots  aan  de  omschrijving.  De eindtermen, met name de  eindtermen wat betreft  kennis  en  inzicht,  voldoen dan ook  aan deze descriptor. In de geformuleerde eindtermen van de bacheloropleiding staan de basisken--nis van en -inzichten in het vakgebied, de grondslagen van de sociale wetenschappen en de rechtsregels die behoren tot het Nederlandse en het Europese recht (eindtermen 1, � en 3). Voorts beschikken studenten aan het eind van de opleiding over kennis van en inzicht in de maatschappelijke rol van het recht (eindterm 4) en de verschillende sociaalwetenschappelijke disciplines met betrekking tot criminaliteit, maatschappelijke veiligheid en het beleid op deze terreinen (eindterm 5).

Het ambitieniveau van de masteropleiding beantwoordt aan de omschrijving van de descriptor. In de masteropleiding verwerft de student diepgaande criminologische, juridische en sociaal--wetenschappelijke kennis en inzicht rond specifieke problemen en vraagstellingen voor onder--zoek (eindtermen 1 en 3). De eindtermen, met name deze onder kennis en inzicht, voldoen dan ook aan deze descriptor. Ook dient de kennis een basis te zijn voor het aandienen van vernieuwende oplossingen op het gebied van (beleidsontwikkeling omtrent) veiligheid en cri--minaliteit.

Toepassing kennis en inzichtHet  toepassingsgerichte  deel  van  de  bacheloropleiding  staat  verwoord  in  de  eindtermen  die betrekking hebben op de vaardigheden (in het bijzonder eindtermen 6, 7, 8, en 10). De eind--termen refereren aan het gebruik van inzichten uit verschillende disciplines, deze toe te passen op criminologische vraagstukken en een brug te kunnen slaan tussen het normatieve kader en empirische categorieën.

Het zelfstandig en op geïntegreerde wijze kunnen toepassen van kennis, inzichten en vaardig--heden op het gebied van veiligheid, criminaliteit en het beleid op deze terreinen vormt een belangrijk element binnen de eindtermen van de masteropleiding (zie ook eindtermen 6 en 7). De eindtermen zijn dan ook in voldoende mate gericht op het toepassen van opgedane kennis en inzicht, het formuleren van een probleemstelling en het uitvoeren van onderzoek.

OordeelsvormingDe basis voor een kritische oordeelsvorming wordt in de bacheloropleiding gelegd in de eind--termen die betrekking hebben op het kritisch kunnen bestuderen van wetenschappelijke lite--ratuur  van verschillende disciplines  (eindterm 9). Ook wordt  in de  eindtermen het belang aangegeven om probleemoplossingen van criminaliteitsproblemen te ontwikkelen (eindterm 6). De afgestudeerde is hiermee in staat op gestructureerde wijze informatie te verzamelen, te verwerken en op bruikbaarheid voor probleemoplossingen te beoordelen.

De vereisten van deze descriptor worden voldoende weerspiegeld  in de  eindtermen van de masteropleiding. De oordeelsvorming keert  in het bijzonder  terug  in de eindtermen 3 en 4, 

36 QANU /Criminologie

waarin de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van criminologie en het cre--eren van een eigen visie over criminologische vraagstukken is neergelegd. 

CommunicatieDe vereisten van deze descriptor worden weerspiegeld in de eindtermen van de bacheloropleiding die betrekking hebben op de academische vaardigheden, in het bijzonder eindterm 6. Daarin worden communicatieve vaardigheden vermeld die betrekking hebben op het op heldere wijze mondeling en schriftelijk formuleren van criminaliteitsproblemen en probleemoplossingen.

Ten aanzien van communicatie kan genoemd worden dat de masteropleiding gericht is op het schriftelijk en mondeling verslag doen van een criminologisch onderzoek. Dit  is voldoende neergelegd in eindterm 4.

LeervaardighedenDe eindtermen van de bacheloropleiding zijn in zijn geheel genomen in voldoende mate gericht op de leervaardigheden die noodzakelijk zijn voor een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt, te weten een masteropleiding. In het bijzonder is eindterm 11 expli--ciet gericht op het eindniveau waarmee de afgestudeerde voldoende abstractie-, denk- en leer--vermogen heeft.

Volgens  de  eindtermen  van  masteropleiding  heeft  de  afgestudeerde  een  eindniveau  bereikt waarbij er op zelfstandige en interdisciplinaire wijze de criminologie kan worden beoefend in een functie op academisch niveau. 

BeoordelingDe commissie heeft de geformuleerde eindkwalificaties van de opleidingen aan de beschrijving van de kwalificaties in de Dublin-descriptoren getoetst. Gezien het bovenstaande is de com--missie van mening dat de eindkwalificaties van de opleidingen aansluiten bij algemene, inter--nationaal geaccepteerde beschrijvingen van de bachelor- en masterkwalificaties. 

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

F3: Oriëntatie WO:De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een Bachelor en een Master in WO:•  De  eindkwalificaties  zijn  ontleend  aan  eisen  vanuit  de wetenschappelijke  discipline,  de  internationale 

wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld.

•  Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot tenminste één verdere WO-studie op masterni--veau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt.

•  Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is.

Bevindingen en overwegingenUit de zelfstudie is op te maken dat de eindtermen van de opleidingen elementen bevatten van kennis van de criminologie, maar ook van professionele vaardigheden. Daarnaast veronderstel--len ze een kritische, onderzoeksgerichte attitude (zie ook F1).

37QANU / Criminologie

De bacheloropleiding wordt expliciet niet als uitstroomopleiding beschouwd, maar in de eer--ste plaats als doorstroomfase voor een wetenschappelijke masteropleiding. Een afgestudeerde bachelor beschikt over kwalificaties om de arbeidsmarkt te betreden, zij het op een lager pro--fessioneel en wetenschappelijk niveau en met minder zelfstandigheid dan van de afgestudeerde master mag worden verwacht. Het bachelordiploma geeft  rechtstreeks  en onvoorwaardelijk toegang tot de masteropleiding Criminologie aan de Universiteit Leiden, de Vrije Universiteit en de Erasmus Universiteit Rotterdam. De opleiding maakt verder in de zelfstudie melding van toegang tot de masteropleiding Criminologie aan de Vrije Universiteit Brussel (vanaf �007-�008), de Katholieke Universiteit Leuven en de Universiteit Gent. De commissie heeft na haar bezoek kennisgenomen van het bericht dat de aanvraag voor een tweejarige researchmaster, waaraan ook de opleiding Criminologie deelneemt, positief is beoordeeld.

In  de  masteropleiding  wordt  de  student  in  staat  gesteld  om  zelfstandig  een  criminologisch onderzoek op academisch niveau voor te bereiden en uit te voeren. In de eindtermen wordt gewaarborgd dat de master kennis en inzicht heeft op de samenhang, de complementariteit, de overlap en de maatschappelijke en ethische context van de diverse deelgebieden. Afgaande op de beschikbare gegevens en het gevoerde gesprek met de alumni, heeft de commissie vast--gesteld dat de toegang tot de arbeidsmarkt succesvol genoemd kan worden. 

BeoordelingGezien het bovenstaande is de commissie van mening dat de eindkwalificaties van zowel de bachelor- als masteropleiding voldoen aan de eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en de relevante praktijk in het toekomstige beroe--penveld (zie ook F1). De commissie is van mening dat in de eindtermen van de opleidingen een diversiteit van theorie en praktijk is vastgelegd, waarbij de eindtermen met name op het doen van onderzoek zijn georiënteerd. Daarbij heeft de commissie vastgesteld dat afgestu--deerden van de bacheloropleiding rechtstreeks toegang hebben tot ten minste één master--opleiding op universitair niveau en dat afgestudeerden van de masteropleiding in voldoende mate in staat zijn zelfstandig onderzoek te verrichten, zowel op sociaalwetenschappelijk als op juridisch terrein.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

Oordeel op onderwerpniveauOp basis van de beoordelingen per  facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel met betrekking tot het niveau van het onderwerp Doelstellingen opleiding voor de bachelor- en masteropleiding luidt: positief.

1.2.2.  Programma

In de zelfstudie is een schematisch overzicht opgenomen van de programmaonderdelen van de bachelor- en masteropleiding Criminologie zoals deze in �005-�006 van start is gegaan. De inhoud van de programma’s wordt beschreven naar de verschillende samenstellende cursuson--derdelen met aanduiding van het aantal studiepunten (in ECTS-studiepunten), de onderwijs--vorm en de toetsvorm. In de masteropleiding kunnen de studenten een keuze maken uit de 

38 QANU /Criminologie

profielen ‘Jeugd’, ‘International & Comparative Criminology’, ‘Grootstedelijke vraagstukken’ en ‘Beleid & rechtshandhaving’. 

Een beknopt overzicht van het bachelorprogramma is te vinden in bijlage 3, die van het mas--terprogramma in bijlage 4. 

F4: Eisen WOHet programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een WO-opleiding:•  Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk 

onderzoek binnen relevante disciplines.•  Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aan--

toonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën.•  Het  programma  waarborgt  de  ontwikkeling  van  vaardigheden  op  het  gebied  van  wetenschappelijk 

onderzoek.•  Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de 

actuele praktijk van de relevante beroepen.

Bevindingen en overwegingenVoor de bacheloropleiding gelden de volgende bevindingen.

Het docententeam is een belangrijke factor bij de interactie tussen het onderwijs en het onder--zoek. Alle vaste stafleden van de sectie Criminologie maken deel uit van de Onderzoekschool Maatschappelijke  Veiligheid  (OMV).  De  onderzoeksthema’s  worden  door  de  docenten  in diverse programmaonderdelen aan de orde gesteld, waardoor er veelal een directe aansluiting is met het onderzoek van de staf. Dit komt tot uiting  in de verplichte  literatuur waarin de resultaten van empirisch onderzoek zijn opgenomen, zo blijkt uit een analyse van het lesma--teriaal door de commissie en de visitatiegesprekken met de bachelorstudenten. Dit is bijvoor--beeld goed zichtbaar in het vak ‘Recht en criminologie in de multiculturele samenleving’ en de  verschillende practica. Onderzoeksresultaten kunnen ook gebruikt worden om  theoreti--sche uiteenzettingen te verduidelijken en te illustreren. Tot slot komen bachelorstudenten in aanraking met wetenschappelijk onderzoek via het methodologisch onderwijs. Hier oefenen studenten met gegevens uit onderzoek van docenten.

Via de docenten  is de aansluiting met actuele wetenschappelijke ontwikkelingen  in diverse relevante  wetenschappelijke  disciplines  gewaarborgd.  Actuele  (wetenschappelijke)  thema’s komen terug in het onderwijs. Zo wordt in het vak Ontstaan en ontwikkeling ingegaan op de gevolgen van toegenomen mobiliteit en open grenzen. In het vak Theoretische criminologie wordt de student ermee vertrouwd gemaakt dat ook wetenschappelijke inzichten tijdgebonden zijn en dat de ‘productie’ van wetenschappelijke feiten en kennis mede door sociale condities wordt beïnvloed. De commissie heeft in het lesmateriaal een verband met actuele wetenschap--pelijke ontwikkelingen geconstateerd.

In de zelfstudie maakt de opleiding melding van de ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden die op het  terrein  liggen van verschillende disciplines. Zo  leert de  student  in de verplichte juridische vakken vaardigheden op juridisch terrein. Te denken valt aan de eerstejaars vakken Inleiding tot de rechtswetenschap en Inleiding strafrecht en criminologie, waar kennis wordt gemaakt met hantering van rechtsbronnen, casus oplossen, analyseren van jurisprudentie en de juridische argumentatieleer. De methoden en technieken van empirisch onderzoek komen in het gehele bachelorcurriculum aan bod, onder meer in Methoden en technieken voor crimi--

39QANU / Criminologie

nologisch onderzoek en Onderzoeksvaardigheden. De vaardigheid om onderzoeksresultaten uit de verschillende disciplines te verzamelen en toe te passen op de criminaliteitsproblema--tiek wordt vooral ontwikkeld in de specifieke criminologievakken in het laatste bachelorjaar. Het gaat om de vakken Aard, omvang en schade van criminaliteit, Preventie en bestraffing van criminaliteit en Ontstaan en ontwikkeling van criminaliteit. De opbouw van de onder--zoeksvaardigheden resulteert uiteindelijk in het derdejaars vak Onderzoeksvaardigheden in de criminologie. In dit vak worden diverse werkstukken gemaakt die de student trainen in het zelfstandig opzetten  en uitvoeren van  een  criminologisch onderzoek. De bacheloropleiding kent geen  integratief eindwerkstuk  in de vorm van een scriptie. De opleiding kent wel een portfolio voor het eindvak Onderzoeksvaardigheden. 

In het programma zijn diverse verbanden met de actuele beroepspraktijk aanwezig. Docenten zijn vaak ook actief in de beroepspraktijk. In diverse vakken, zoals Actoren in de rechtshandha--ving en Ontstaan van criminaliteit, worden praktijkvoorbeelden gebruikt. De commissie heeft tijdens de visitatiegesprekken met de masterstudenten en na bestudering van het lesmateriaal, kunnen vaststellen dat in diverse cursussen studenten kennismaken met praktijkproblemen. Studenten moeten bij het merendeel van de programmaonderdelen papers of essays schrijven en/of presentaties verzorgen op basis van een casus.

Voor de masteropleiding gelden de volgende bevindingen.

Het docententeam is een belangrijke factor bij de interactie tussen het onderwijs en het onder--zoek. Alle vaste stafleden van de sectie Criminologie maken deel uit van de OMV. De onder--zoeksthema’s worden door de docenten in diverse programmaonderdelen aan de orde gesteld, waardoor er veelal een directe aansluiting is met het onderzoek van de staf. Bij de drie gemeen--schappelijke  mastervakken  en  de  specifieke  criminologische  profielvakken  is  een  expliciete relatie tussen het onderwijs en het onderzoeksterrein van de docent aanwezig. De docent die het betreffende mastervak geeft, doet ook onderzoek op het betreffende terrein. Verder komt de interactie tussen onderwijs en onderzoek tot uiting in de verplichte  literatuur waarin de resultaten van empirisch onderzoek zijn opgenomen, zo blijkt uit een analyse van het lesmate--riaal door de commissie. 

Via de docenten  is de aansluiting met actuele wetenschappelijke ontwikkelingen  in diverse relevante  wetenschappelijke  disciplines  gewaarborgd.  Actuele  (wetenschappelijke)  thema’s komen terug in het onderwijs. Zo wordt in het verplichte vak Criminaliteitsbeleid aandacht besteed aan de rol die wetenschappelijk onderzoekers spelen bij het ‘op de agenda zetten’ van bepaalde problemen en de theorie van de culture of control van Garland. Theorieën over mon--dialisering spelen een belangrijke rol binnen het verplichte Transnational Organised Crime. De commissie heeft  in het  lesmateriaal een verband met actuele wetenschappelijke ontwik--kelingen geconstateerd. De  opbouw  van  de  diverse  vaardigheden  wordt  in  de  masterfase  voortgezet.  In  de  drie verplichte mastervakken moeten werkstukken worden geschreven, waarin de  student  laat zien dat hij de stof kan toepassen op een bepaalde casus. Deze vakken hebben dan ook een nadrukkelijke methodologische onderbouw. In het  scriptieonderzoek vindt de verdieping van de verworven onderzoeksvaardigheden plaats. In het kader van de masterscriptie, van �0 ECTS-studiepunten, wordt onder toezicht van een specialist zelfstandig een empirisch onderzoek uitgevoerd.

40 QANU /Criminologie

De inhoud van het bachelorcurriculum wordt beïnvloed door de praktijk. Zo was de inhoud van het programma ten tijde van de visitatie sterk gericht op het thema ‘veiligheid’. In het pro--gramma zijn diverse verbanden met de actuele beroepspraktijk aanwezig. Docenten zijn vaak ook actief in de beroepspraktijk. In diverse vakken worden praktijkvoorbeelden gebruikt uit het beroepenveld van de criminoloog. Zo zijn de vakken Criminaliteitsbeleid en Veiligheidsstudies gericht op beleidsfuncties en uitvoerende functies. Een stage is niet verplicht, maar hier is bij stu--denten wel grote belangstelling voor. Het merendeel van de studenten loopt dan ook een stage.

Beoordeling(a)  De commissie heeft vastgesteld dat binnen beide opleidingen sprake is van een zeer nauwe 

aansluiting met het (lopend) onderzoek van de wetenschappelijke staf. Deze verweven--heid komt met name tot stand via het docentencorps en het onderwijsmateriaal, waarbij onderzoeksresultaten worden gebruikt om theoretische uiteenzettingen te verduidelijken en te illustreren. 

(b)  Aangezien het onderzoek van de docenten zich beweegt op het gebied van de actuele ont--wikkelingen in het vakgebied, concludeert de commissie dat actuele ontwikkelingen in de maatschappij en criminologisch wetenschappelijk onderzoek onderdeel uitmaken van de onderwijsprogramma’s. Daarbij worden diverse opdrachten gebruikt om verbanden te leggen met actuele juridische en sociaalwetenschappelijke ontwikkelingen.

(c)  Voorts heeft de commissie aan de hand van de beschrijving van de inhoud en opzet van de programma’s en het gebruikte lesmateriaal, vastgesteld dat er voldoende aandacht wordt besteed aan het ontwikkelen van verschillende vaardigheden bij studenten. 

(d)  Tot slot stelt de commissie vast dat er ruim voldoende praktijkgerichte elementen in de programmaonderdelen zijn opgenomen, die goed zichtbaar zijn bij diverse programmaon--derdelen.

Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de invulling van zowel het bachelor- als het masterprogramma ruimschoots voldoet aan de wetenschappelijke vereisten van een wo-opleiding. Door de sterke verwevenheid van het onderwijs met wetenschappelijk onderzoek, de evenwichtige verdeling in de programma’s voor de ontwikkeling van onderzoeksvaardighe--den en beleidsontwikkeling, en de goede combinatie van normatief en empirisch georiënteerd onderwijs, stijgen de programma’s in de ogen van de commissie op dit aspect uit boven het basisniveau. 

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed.

                                                    F5: Relatie tussen doelstellingen en inhoud programmaHet programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domein--specifieke eisen.De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma.De  inhoud van het programma biedt  studenten de mogelijkheid om de geformuleerde  eindkwalificaties  te bereiken. 

Bevindingen en overwegingenIn de zelfstudie wordt voor beide opleidingen een overzicht gegeven van de concretisering van de geformuleerde eindkwalificaties. Per eindterm wordt aangegeven welke vakken een bijdrage leveren aan de realisering daarvan. 

41QANU / Criminologie

Wat  betreft  de  bacheloropleiding  wordt  de  basiskennis  en  het  inzicht  op  elementair  niveau verkregen in de meeste inleidende vakken op juridisch, sociaalwetenschappelijk en criminolo--gisch terrein in het eerste bachelorjaar. Het aanleren van elementaire juridische, multidiscipli--naire en onderzoeksvaardigheden start aan het begin van de studie met het leren analyseren en argumenteren. Met het toepassen van onderzoekstechnische vaardigheden wordt in het eerste jaar gestart in het Practicum beschrijvende criminologie. Hierbij moet kennis worden toege--past op concrete situaties en worden mondelinge en schriftelijke vaardigheden getraind met behulp van het maken van opdrachten. In het tweede jaar wordt op de basiskennis, inzichten en vaardigheden voortgebouwd. Het vergroten van  inzicht, oordeelsvorming, het  toepassen van multidisciplinaire kennis en het ontwikkelen van een kritische attitude zijn belangrijke uitgangspunten in deze fase. Tevens worden de onderzoekstechnische vaardigheden verdiept. In het derde jaar komt de nadruk te liggen op het verder bekwamen in de multidisciplinaire benadering op het terrein van de criminaliteitsproblematiek. In deze fase worden de theoreti--sche en empirische componenten sterk op elkaar betrokken en is veel aandacht voor de training van vaardigheden op dit terrein. Het programma kent hiermee een opbouw van mono- naar multidisciplinair en van elementair naar verdiepend zowel op het niveau van kennis en inzicht, als op het niveau van vaardigheden en attitude.

De  eindkwalificaties  van  de  masteropleiding  beogen  de  afsluiting  van  een  leerproces  dat  in de bacheloropleiding van start  is gegaan. In de mastervakken neemt dan ook het verdiepen van inzicht en het zien van de verbanden tussen de diverse kennisgebieden de overhand. Zo bouwt het vak Transnational Organised Crime voort op de kennis over de oorzaken en de sociale constructies van criminaliteit en past die toe op het probleem van grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit.  In alle masterprofielen  is een  juridisch, een sociaalwetenschap--pelijk en een bestuursrechtelijk vak opgenomen. In de profielvakken wordt over een van de specifieke thema’s kennis opgedaan die nog niet eerder  in de studie aan de orde is geweest. Binnen het profiel ‘Jeugd’ leert de student om criminologische kennis te combineren met de juridische en de klinisch-psychologische kennis omtrent jeugdcriminaliteit. Binnen het profiel ‘Grootstedelijke  vraagstukken’  wordt  de  relatie  gelegd  tussen  criminologische  vraagstukken en de sociologische en juridische benadering hiervan. Binnen de profielen ‘Beleid en rechts--handhaving’ en ‘International and Comparative Criminology’ wordt criminologische kennis in verband gebracht met  juridische  en bestuurskundige kennis. De  eindtermen wat betreft vaardigheden zijn geïntegreerd in de meeste mastervakken. Zo zit in het vak Veiligheidsstudies een component waarbij studenten zelfstandig een statistische analyse moeten kunnen opzet--ten, uitvoeren en interpreteren om zo voorspellende uitspraken te kunnen doen. Ook wordt bij een aantal vakken de vaardigheid opgedaan om een beleidsadvies te schrijven, middels het schrijven van een werkstuk. De eindtermen op het gebied van attitude krijgen voornamelijk gestalte doordat de wetenschappelijke attitude gezien wordt als het aanleren van een reflexieve kijk op de te bestuderen materie. In de afstudeeropdracht komen nagenoeg alle geformuleerde eindkwalificaties terug.

Uit de studiegids en de aangeleverde informatie blijkt voor beide opleidingen dat de eindkwa--lificaties vertaald zijn in leerdoelen van (onderdelen van) het programma.

De commissie is van oordeel dat voor beide opleidingen geldt dat door middel van de geko--zen werkvormen (zie ook F10) en bij een studie-inzet c.q. -houding die van studenten in het wetenschappelijk onderwijs verwacht mag worden, de geformuleerde eindtermen op adequate wijze te bereiken zijn. Een belangrijke bijdrage levert de individuele toetsing van de behaalde kwalificaties aan de hand van tentamens, papers, werkstukken en/of presentaties. 

4� QANU /Criminologie

Het deeltijdprogramma van de bachelor- en masteropleiding is opgezet als respectievelijk een vijfjarige  en  een  tweejarige  opleiding.  De  juridische  programmaonderdelen  zijn  ook  in  de avond te volgen. De vakken waarvoor geen avondcolleges bestaan, zijn zo veel mogelijk gecon--centreerd  op  twee  dagen. Voor  de  verplichte  practica  zijn  wel  avondgroepen  ingesteld.  De commissie heeft vastgesteld dat de deeltijd- en voltijdprogramma’s dezelfde onderdelen bevat--ten. De commissie is dan ook van mening dat deeltijdstudenten dezelfde mogelijkheden heb--ben om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken als voltijdstudenten.

BeoordelingDe commissie heeft vastgesteld dat de beschrijving in de zelfstudie van de concretisering van de eindkwalificaties in de programma’s op adequate en overtuigende wijze is uitgevoerd. De bijdrage van de verschillende programmaonderdelen aan het realiseren van de eindkwalificaties valt daarmee in voldoende mate te identificeren, waarmee de commissie concludeert dat de opzet van de opleidingen de studenten in voldoende mate de mogelijkheid biedt de eindkwa--lificaties te bereiken. De commissie is van oordeel dat de opleidingen erin zijn geslaagd om op consistente wijze het duidelijke breed gedefinieerde profiel, zoals dat is neergelegd in de geformuleerde eindkwalificaties, helder tot uitdrukking te laten komen in een afgewogen pro--gramma. Dit komt volgens de commissie met name naar voren in de geslaagde wijze waarop de opleidingen criminologische thema’s in een normatief-juridische context weten te plaatsen. Op deze wijze wordt expliciet aandacht besteed om de hoog gestelde ambitie stap voor stap te realiseren. Voor de bacheloropleiding geldt dat een dergelijke brede scholing een breed pro--gramma vereist met weinig keuzevakken. Tevens is de commissie van oordeel dat de eindkwa--lificaties op passende wijze zijn vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de relatie tussen de geformuleerde doelstellingen en de beide programma’s op een juiste manier is uitgewerkt en dat de inhoud van het programma een adequate concretisering is van de eindkwalificaties.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

F6: Samenhang programmaStudenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.

Bevindingen en overwegingenDe samenhang van het programma van de bacheloropleiding Criminologie wordt in de zelfstudie beschreven aan de hand van drie criteria. Het eerste criterium, de inhoudelijke dekking van het vakgebied, betreft de vraag of er lacunes of doublures in het programma zijn. Het programma wordt  gekenmerkt door  aandacht  voor de  relevante disciplines  (rechtsgeleerdheid  en  sociale wetenschappen) en de kwantitatieve en kwalitatieve methoden en technieken van onderzoek. Overlapping komt volgens de opleiding alleen voor als in een aantal vakken dezelfde problema--tiek wordt behandeld, waarbij er wel een duidelijk onderscheid is in de diepgang. Het tweede criterium, de horizontale  aansluiting, heeft betrekking op de  samenhang  tussen de verschil--lende vakken binnen een studiejaar. Het eerste jaar wordt gekenmerkt door inleidende vakken op juridisch, sociaalwetenschappelijk, empirisch en criminologisch terrein. Tijdens het tweede jaar vindt er een verdere verbreding en verdieping plaats van de kennis en inzichten op juri--disch, psychologisch, sociologisch, criminologisch en methodologisch terrein. De empirische vaardigheden worden uitgebreid en toegepast op complexere problemen. In het derde jaar ligt het accent sterk op de specifieke criminologische vakken. Daarnaast ligt de nadruk op het dis--

43QANU / Criminologie

ciplineoverstijgend werken op het terrein van criminaliteit en criminaliteitsbeleid. Het laatste criterium waarmee de samenhang wordt vastgesteld, de verticale aansluiting van jaren, betreft de samenhang tussen de verwante vakken in opeenvolgende studiejaren. In de eerste fase van de opleiding ligt de nadruk op de basiskennis van de verschillende disciplines. In het tweede en derde bachelorjaar ligt het accent meer op de verdieping en verbreding van de basisvakken. Centraal staat evenwel het benadrukken van de onderlinge samenhang van de disciplines. 

Door een aantal toelatingsvoorwaarden voor cursussen te hanteren, kent het programma een tamelijk dwingende opbouw en wordt een inhoudelijk samenhangend studiepad van studen--ten gewaarborgd. In de bacheloropleiding is in het derde jaar een keuzevak van 6 ECTS-stu--diepunten geprogrammeerd.

Ook  in de programmering  van de  onderdelen  in de  masteropleiding  is  een  opbouw  aange--bracht. De profielen kennen een gemeenschappelijk gedeelte van drie verplichte vakken van totaal �� ECTS-studiepunten en de scriptie, al dan niet in combinatie met een stage, van �0 ECTS-studiepunten. De overige ruimte is beschikbaar voor een profiel, waarmee de samen--hang tot uitdrukking komt. De vier profielen zijn opgebouwd uit drie samenhangende vakken met een juridische, een sociaalwetenschappelijke en een criminologische component op een bepaald terrein. Studenten mogen ook een eigen profiel samenstellen, dat door de Examen--commissie goedgekeurd dient te worden. Het onderwerp van het afstudeerproject ligt meestal in het verlengde van het gekozen profiel, maar dit is niet verplicht. In de masteropleiding is geen (vrije) keuzeruimte beschikbaar.

Uit evaluaties komt naar voren dat bachelorstudenten over het algemeen van mening zijn dat er sprake is van een goede samenhang tussen de vakken binnen de jaren. Ook de opbouw per vak wordt door het merendeel  van de ondervraagde  studenten positief beoordeeld. Van de masteropleiding waren ten tijde van de visitatie nog maar van een paar vakken de evaluatiere--sultaten beschikbaar. Deze evaluaties laten een positief beeld zien wat betreft de samenhang. Tijdens de gesprekken waren bachelor- en masterstudenten positief over de samenhang. 

BeoordelingGezien  het  bovenstaande  is  de  commissie  van  oordeel  dat  de  opbouw  van  het  studiepro--gramma  van  de  bachelor-  en  masteropleiding  zeer  overzichtelijk  is.  Er  is  sprake  van  toela--tingsvoorwaarden  en doorstroomregelingen waarin de  aansluiting  tussen de onderdelen  tot uitdrukking wordt  gebracht. De  commissie heeft  voorts  geconstateerd dat  er  sprake  is  van goede  inhoudelijke samenhang, waarbij elk programmaonderdeel voortbouwt op een ander en waarbij  theorie  en  (onderzoeks)vaardigheden op elkaar  zijn  afgestemd. De commissie  is zeer enthousiast over de sterke cumulatieve opbouw binnen de twee beoordeelde programma’s, waarbij op thematische wijze de multidisciplinaire aanpak in de criminologie wordt aangeleerd en de samenhang tussen de vakgebieden helder vormgegeven wordt. Dit is met name zichtbaar in  de  uitstekende  cumulatieve  opbouw  van  het  onderwijs  op  het  vlak  van  onderzoeksme--thoden en –technieken, die gerealiseerd wordt door de verschillende voorkennisvereisten. De masteropleiding slaagt erin om middels aanbevolen profielen een curriculum met een strakke opbouw en een duidelijke  samenhang  tussen de vakken  te  realiseren. Vakken zoals Urbane sociologie en Onderzoeksvaardigheden in het bachelorcurriculum en het vak Criminaliteits--beleid in het mastercurriculum, spelen een belangrijke rol bij de integratie van de leerstof en dus de inhoudelijke samenhang van de programma’s. In de ogen van de commissie is zowel het bachelor- als het masterprogramma een goed samenhangend en cumulatief geheel, waarbij de programma’s duidelijk boven het basisniveau uitstijgen.

44 QANU /Criminologie

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed.

F7: StudielastHet programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studie--voortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.

Bevindingen en overwegingenEen studiejaar is opgedeeld in semesters, behalve het in trimesters opgedeelde eerste jaar. De totale geprogrammeerde studielast van de bacheloropleiding bedraagt 180 ECTS-studiepunten, die van de masteropleiding bedraagt 60 ECTS-studiepunten. De geprogrammeerde studielast is evenwichtig verdeeld over de studiejaren en de semesters dan wel trimesters. Na afloop van ieder trimester/semester vindt toetsing plaats. Er  is voor alle vakken één herkansing per  jaar. Er zijn door de faculteit normen voor studiebelasting ingesteld. Hierbij geldt één uur voor het bestuderen van vijf pagina’s literatuur in het eerste jaar en zes pagina’s in het tweede en derde bachelorjaar. Het bestuderen van drie pagina’s jurisprudentie staat voor één uur. 

De opleidingen kennen een dwingende opbouw van de studiestructuur. Dit kan de studeer--baarheid in de weg zitten, omdat blokkades worden opgeworpen bij de doorstroming naar een volgende fase. Volgens de opleidingen kan de Examencommissie Criminologie de dwingende structuur doorbreken door in uitzonderingsgevallen toestemming te geven verder te gaan met een vak terwijl een student niet voldoet aan het voorkennisvereiste. Het moet dan gaan om een student die een onredelijke studievertraging zou oplopen wanneer hij/zij een vak niet heeft behaald. Verder is er een doorstroomregeling tussen het eerste en tweede bachelorjaar en tus--sen het laatste bachelorjaar en de masteropleiding, waarmee de mogelijkheid is geschapen om onder voorwaarden met het volgende studiejaar door te gaan hoewel nog niet geheel aan de formele voorwaarden is voldaan. Deze laatste regeling houdt in dat studenten die ten minste 150 ECTS-studiepunten van de bacheloropleiding hebben gehaald, mogen deelnemen aan onderdelen van de masteropleiding. Alle doorstroomregelingen staan beschreven de Onder--wijs- en Examenregeling (OER).

De faculteit streeft er naar dat studenten veertig uur per week bezig zijn met hun studie. De opleiding geeft in de zelfstudie aan dat de opleidingen een opbouw en didactiek hebben, waar--door de studenten als vanzelf een actieve studiehouding aannemen. De werkelijke studielast per vak wordt gemonitord met behulp van de cursusevaluatie. Tijdens de visitatiegesprekken met bachelorstudenten kwam naar voren dat sommigen de studielast over de jaren als oneven--wichtig ervaren. Het eerste bachelorjaar was te makkelijk, waarbij de latere bachelorjaren juist te  zwaar waren. Deze klachten waren onder andere via vakevaluaties bij de opleiding  reeds bekend en inmiddels is een aantal wijzigingen doorgevoerd, die volgens de opleiding een posi--tief effect hebben. 

De faculteit beschikt over een monitoringsysteem, waardoor de studievoortgang van alle stu--denten van de opleidingen in de gaten gehouden kan worden. Vertraagde studenten worden op gesprek gevraagd bij de studieadviseur, zodat vertraging eerder zichtbaar wordt en er maat--regelen kunnen worden genomen om deze te beperken. Aangezien ten tijde van de beoorde--ling nog geen evaluatieresultaten voor de masteropleiding beschikbaar waren, kunnen voor deze opleiding nog geen uitspraken worden gedaan over de gerealiseerde studielast. Op basis van de resultaten van de exitenquêtes van de ongedeelde opleiding, ziet de commissie geen 

45QANU / Criminologie

reden tot zorg op dit vlak. Uit de eerste vakevaluaties van de verplichte vakken van de master--opleiding, blijkt dat de respondenten de vakken Criminaliteitsbeleid en Veiligheidsstudies als uitgesproken moeilijk hebben ervaren. Bij het eerste vak vonden de studenten ook de studiebe--lasting te hoog. Dit beeld is bevestigd tijdens de gesprekken met masterstudenten. Zo meldde een aantal masterstudenten problemen omtrent voorkennisvereisten bij serviceonderwijs, dat kan leiden tot vertraging. Ook wordt een stage in combinatie met de scriptie door de oplei--ding eigenlijk verwacht, maar niet formeel gevaloriseerd, waardoor wat onevenwichtigheid kan optreden in het masterprogramma. De commissie heeft vastgesteld dat deze problematiek de aandacht heeft van de opleiding en dan ook nader onderzocht zal worden, onder meer bij de curriculumevaluatie.

Tijdens het visitatiebezoek heeft de commissie enkele signalen ontvangen omtrent proble--men  wat  betreft  de  studeerbaarheid  van  de  deeltijdvariant  van  de  bacheloropleiding.  De problemen kwamen voornamelijk voort uit de niet adequate voorlichting over de geplande studielast. Zo zou de faculteit in het begin van de opleiding toekomstige deeltijders hebben voorgelicht dat men alle colleges op één dag zou kunnen volgen. Later bleek dat men daar ten minste twee dagen voor moest uittrekken. Hierdoor is naar de mening van de commis--sie ook een vertekend beeld ontstaan van de studielast. Studenten die naast het weekend en de avonduren slecht één dag ter beschikking hadden, bleken de studie niet of zeer moeilijk te kunnen volgen en moesten afhaken. De commissie heeft vastgesteld dat, onder andere in de studiegids, thans de studie wordt afgeraden als men niet één tot anderhalve dag overdag onderwijs kan volgen (exclusief zelfstudie). Of dit reëel is moet nog blijken. Daarnaast heeft de  opleiding  voor  de  enige  twee  (practicum)vakken  met  verplichte  aanwezigheid  avond--werkgroepen ingesteld. Uit de meest recente instroomgegevens blijkt overigens dat het aan--tal deeltijders is gedaald. 

BeoordelingVolgens de commissie is over het geheel genomen sprake van een bedachtzaam en evenwichtig opgezet bachelor- en masterprogramma, waarin de studielast gelijkmatig  is verdeeld. In het algemeen meent de commissie dat beide opleidingen voldoende tijd en energie steken in het opsporen en waar mogelijk elimineren van studiebelemmerde factoren. Door een combinatie van duidelijkere voorlichting en het aanbieden van avondonderwijs van de twee practicumvak--ken, zijn de (opstart)problemen ten aanzien van de deeltijdvariant van de bacheloropleiding door de opleiding effectief aangepakt. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de programma’s, zowel de voltijdse als de deeltijdse variant, over het geheel genomen stu--deerbaar zijn en dat de opleidingen zowel op studentniveau als op programmaniveau systema--tisch aandacht besteden aan de relatie tussen de geprogrammeerde en de feitelijke studielast. 

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

AanbevelingDe commissie raadt de bacheloropleiding aan om de haalbaarheid van de deeltijdopleiding zorgvuldig in kaart te brengen. Voorts is de opleiding dan in staat om uitgebreidere en meer specifieke informatie te verschaffen aan toekomstige deeltijdstudenten. 

De commissie raadt de masteropleiding aan om te onderzoeken of de trage doorstroom in de opleiding verbeterd kan worden met aanpassingen in het curriculum. 

46 QANU /Criminologie

De commissie benadrukt dat ondanks de bovenstaande aanbevelingen, het oordeel over de basiskwaliteit  van  de  beoordeelde  masteropleiding  en  de  voltijdse  variant  van  de  bachelor--opleiding voldoende is.

F8: InstroomHet programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: WO-bachelor: VWO, HBO-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek.WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.

Bevindingen en overwegingenTot de bacheloropleiding Criminologie worden toegelaten zij die in het bezit zijn van een vwo-diploma of een propedeuse van hbo-opleiding. Afwijkende toelatingsverzoeken vallen onder de colloqiumdoctumprocedure. Er worden geen aanvullende eisen gesteld. De toelatingseisen en -procedure zijn in de OER opgenomen. Studenten met een juridische of een sociaalweten--schappelijke bacheloropleiding kunnen binnen de bacheloropleiding Criminologie vrijstelling krijgen voor een aantal vakken. Eventuele aansluitproblemen in het eerste bachelorjaar kunnen worden opgevangen door het mentorstelsel. 

De faculteit kent voor de bacheloropleiding Criminologie een numerus fixus. Deze is in het studiejaar �005-�006 vastgesteld op 1�5  studenten. Volgens de  faculteit heeft de numerus fixus geleid tot de gewenste omvang van de instroom, waarmee de inzet op het gebied van het onderzoek minder onder druk is gekomen. 

Studenten die aan de Erasmus Universiteit studeren, kunnen in de masteropleiding instromen als zij 150 studiepunten van het bachelorcurriculum hebben behaald. Het is niet mogelijk om door middel van een schakelprogramma toegang te krijgen tot de masteropleiding Criminologie.  

BeoordelingGezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de programma’s qua vorm en inhoud in voldoende mate aansluiten bij de kwalificaties van de instromende studenten. De commissie stelt vast dat potentiële instromende studenten op een adequate wijze worden voorgelicht over het profiel van de opleidingen. Middels de numerus fixus wordt de instroom op adequate wijze gereguleerd met als primair doel de staf-studentratio te beïnvloeden en in mindere mate om de toestroom naar de arbeidsmarkt te reguleren.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

F9: DuurDe opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum:WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten.WO-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding.

Het bachelorprogramma Criminologie omvat 180 ECTS-studiepunten en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum.Het masterprogramma Criminologie omvat 60 ECTS-studiepunten en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum.

47QANU / Criminologie

Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de opleidingen voldoen aan de for--mele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

F10: Afstemming tussen vormgeving en inhoudHet didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.

Bevindingen en overwegingenIn de zelfstudie wordt ingegaan op het didactisch concept van de faculteit. Een belangrijk uit--gangspunt van het didactisch concept, zo wordt in de zelfstudie beschreven, is de academische vorming van de studenten. Binnen het didactisch concept gelden de uitgangspunten van het activerend onderwijs als norm. Vooral in het eerste jaar heeft de opleiding wat dit betreft een bijzondere verantwoordelijkheid: het begeleiden van jonge mensen in een belangrijke fase van hun leven, namelijk de overstap van middelbaar naar universitair onderwijs – of van hoger beroepsonderwijs naar universitair onderwijs. Zowel in het onderwijs als in de vele activiteiten buiten het curriculum is de opleiding niet alleen erop gericht om kennis over te dragen, maar ook om de academische vorming van de studenten te bevorderen. Dat betekent onder meer het ontwikkelen van kritische zin en van het vermogen om concrete zaken in een breder en comparatief perspectief te zien. Dat vraagt een actieve participatie van studenten waaraan bin--nen het programma op verschillende wijzen vorm is gegeven.

Tijdens het eerste  jaar van de bacheloropleiding wordt gebruikgemaakt van diverse werkvor--men. Er zijn hoorcolleges in alle vakken, behalve in het vak ‘Practicum beschrijvende crimino--logie’. Naast de hoorcolleges zijn er werkgroepen (circa dertig studenten) en mentorgroepen (circa vijftien studenten). In deze  laatste werkvormen worden opdrachten gemaakt door de studenten met als doel studenten op een actieve wijze te laten werken met de kennis en de inzichten die zijn opgedaan tijdens de hoorcolleges. Daarmee wordt ook geoefend in vaardig--heden. Het activerende onderwijs is het duidelijkst aanwezig in het Practicum beschrijvende criminologie. In dit vak staat de actieve bijdrage aan het proces van kennisvergaring door de student zelf centraal; de begeleiding vindt plaats door een tutor. Deze heeft een faciliterende en  bewakende  functie.  Studenten  werken  in  kleine  groepen  van  ongeveer  twaalf  personen samen aan het oplossen van een criminologische casus door middel van discussie en het uit--wisselen van eerder verkregen kennis. Daarnaast worden studenten gestimuleerd te komen tot zelfstandige probleemanalyse door het  schrijven van verschillende soorten werkstukken, die door de  tutor worden beoordeeld  en van uitgebreid  commentaar  voorzien. Hiertoe dienen studenten gericht informatie te zoeken en te gebruiken (juridische en sociaalwetenschappelijke literatuur en andere bronnen). Tijdens het tweede en derde bachelorjaar zijn hoorcolleges als werkvorm dominant, met daarnaast werkgroepen in de juridische vakken. Tijdens het tweede jaar krijgt het activerend onderwijs gestalte in het Practicum verklarende criminologie. In de criminologische vakken en bij het vak Methoden van criminologisch onderzoek wordt discus--sie gestimuleerd, maar de groep is te groot om echt studenten te kunnen activeren. Dit gebeurt wel door in ieder vak een tussentijdse opdracht te laten maken, die onderdeel vormt van het eindcijfer. Tijdens het  laatste bachelorjaar  is het methodische vak Onderzoeksvaardigheden zodanig vormgegeven dat de studenten de verworven methodische kennis moeten leren toe--passen op concrete criminologische velden. Waar in de eerdere methodische vakken het accent op kennisverwerving lag, ligt het accent in dit vak op kennistoepassing. Aan de hand van het 

48 QANU /Criminologie

thema (on)veiligheid in de grootstedelijke publieke ruimte dienen studenten onder intensieve begeleiding kwalitatieve en kwantitatieve methoden toe te passen (onder andere zelfstandig observeren,  respondenten  uit  verschillende  sectoren  werven  en  interviewen,  topiclijsten  en surveys samenstellen, grootschalige dataverbanden analyseren en een eigen onderzoeksvoorstel schrijven). Al deze opdrachten dienen schriftelijk te worden verwerkt, waarbij studenten de inhoudelijke resultaten altijd moeten combineren met een reflectie op het onderzoeksproces en de inhoudelijke bevindingen. Beoordelingen van deze opdrachten zijn dan ook op beide elementen (kwaliteit inhoud en reflectie) gericht. Ruim 80% van de studie-uren over de drie bachelorjaren bestaat uit zelfstudie.

In de masteropleiding ligt het accent vooral op de zelfstandige inbreng van de student, zo geeft de opleiding in de zelfstudie aan. Dit komt in het bijzonder tot uitdrukking in het afstudeer--project,  dat  een  derde  van  het  aantal  studiepunten  beslaat.  In  de  masteropleiding  is  bijna 4�% gereserveerd voor zelfstudie en bijna 11% voor hoorcolleges. De overige ruimte in het programma is voor het afstudeerproject. In de drie verplichte vakken wordt ruimte gemaakt voor groepsdiscussie of praktische vaardigheden. Ook is aan de drie verplichte vakken een uit--gebreide opdracht verbonden die een substantieel deel van het cijfer uitmaakt.  

Tijdens de visitatiegesprekken bleek dat een aantal bachelorstudenten  in plaats van het vak Onderzoeksvaardigheden liever een bachelorscriptie als afsluitend vak zouden willen.  

Tijdens de visitatiegesprekken heeft de commissie enkele signalen ontvangen over proble--men omtrent het aanwezige serviceonderwijs, met name in de masteropleiding. Zo lieten enkele studenten weten dat ze soms basiskennis voor sommige vakken missen (zie ook F7). Docenten missen in het onderwijs soms de focus voor de meer specifieke criminologische thema’s.  Zo  worden  bij  een  aantal  vakken  voor  de  student  Criminologie  speciaal  inge--richte werkgroepen gemist. Tijdens het visitatiebezoek heeft de commissie vastgesteld dat de faculteit op de hoogte was van deze problematiek en inmiddels diverse maatregelen ter verbetering had geformuleerd. Zo krijgt de sectie van de faculteit de mogelijkheid om twee nieuwe stafleden aan te trekken om zo meer op de student Criminologie gericht onderwijs aan te bieden.  

BeoordelingDe commissie  is van mening dat het  feitelijke, doch impliciet gebleven, didactisch concept past  bij  de  geformuleerde  doelstelling  een  in  onderzoek  geschoold  beleidsondersteuner  te leveren,  dan  wel  een  onderzoeker  die  goed  thuis  is  in  juridische  aspecten  van  maatschap--pelijke vraagstukken. Nadere analyse van de bachelor- en mastereindtermen leert dat daarin verschillende elementen zijn te onderscheiden die zich goed lenen voor het gekozen didactisch concept (bijvoorbeeld het gebruikmaken van inzichten uit verschillende disciplines, een brug slaan tussen een normatief kader en empirische categorieën en de gedegen kennis van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de criminologie). De commissie heeft enkele knelpunten in het onderwijs geconstateerd, met name in de masteropleiding, maar heeft er vertrouwen in dat de opleiding in staat is om deze kinderziekten gericht aan te pakken. Voor de commissie weegt zwaar dat er bij de groep docenten een sterke gedrevenheid is om met didactisch door--dachte  inzet  studenten  in het bachelor-  en mastertraject  te begeleiden via diverse  adequaat gekozen ondersteuningsvormen. De commissie heeft verder vastgesteld dat activerend onder--wijs en gestructureerde zelfstudie richtinggevend zijn bij de vormgeving van de programma’s en de keuze van de werkvormen. Met name in de specifiek criminologische vakken sluit het didactisch concept via practica, werkgroepen, oefeningen, papers en collectieve werkstukken 

49QANU / Criminologie

adequaat aan bij de leerinhoud. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat het didactisch concept in lijn is met de doelstellingen.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

AanbevelingDe  commissie  beveelt  de  bacheloropleiding  aan  om  invoering  van  de  bachelorscriptie  als onderdeel van het programma te heroverwegen.  

De commissie benadrukt dat ondanks de bovenstaande aanbeveling, het oordeel over de basis--kwaliteit van de beoordeelde opleidingen voldoende is.

F11: Beoordeling en toetsingDoor de beoordelingen,  toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de  studenten de  leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.

Bevindingen en overwegingenDe zelfstudie beschrijft dat binnen de opleidingen Criminologie verschillende  toetsvormen worden gehanteerd. De procedure rond toetsing en beoordeling is vastgelegd in de OER. Deze regeling wordt jaarlijks door het faculteitsbestuur vastgesteld nadat de Examencommissie, de Opleidingscommissie en de faculteitsraad er hun instemming aan hebben verleend. De rege--ling wordt getoetst aan de facultaire normen. De Examencommissie bewaakt naast de toetsing van de leerdoelen, ook de uitvoering van de toetsregelingen. Ook vindt regelmatig intercol--legiaal overleg over de toetsing plaats, zowel intern als met de opleidingen van de VU en de LEI. Er zijn heldere criteria ontwikkeld voor de beoordeling van de masterscriptie en er is een tweede beoordelaar. De opleidingen houden toezicht op fraude bij werkstukken en scripties. Ieder werkstuk wordt via een ICT-voorziening op plagiaat gecontroleerd.

De opleidingen presenteren in de zelfstudies een overzicht waarbij per programmaonderdeel de  toetsvorm  is  opgenomen.  De  toetsing  gebeurt  bij  de  juridisch  vakken  van  de  bachelor--opleiding  veelal  met  mengvormtentamens  waarbij  open  vragen  dominant  zijn  (ten  minste 60%). In de overige bachelorvakken wordt bijna altijd getoetst met behulp van open vragen. De twee geprogrammeerde practica en het vak Onderzoeksvaardigheden onderscheiden zich het sterkst van de andere vakken wat betreft toetsing. Voor de practica moeten de studenten vier papers schrijven, waarbij de afzonderlijke cijfers met een cijfer voor de participatie het uit--eindelijke eindcijfer bepalen. De criteria voor participatie zijn uitgewerkt in het werkboek en richten zich zowel op de kwantiteit als kwaliteit van de inbreng. De papers worden beoordeeld op basis van uitgeschreven algemene criteria (stijl, spelling, argumentatie, gebruik theorie en structuur) en inhoudelijke criteria toegespitst op de specifieke opdracht. De beoordeling van het vak Onderzoeksvaardigheden vindt plaats op basis van een serie van opdrachten die de student gaandeweg het vak dient  in  te  leveren en die afzonderlijk worden beoordeeld door verschillende docenten. Studenten bouwen tijdens dit vak een portfolio op dat in zijn geheel uiteindelijk het eindcijfer bepaalt.

In de masteropleiding wordt onderscheid gemaakt tussen schriftelijke tentamens met open vra--gen en essay vragen en diverse opdrachten. Bij de profileringvakken wordt door de opleiding er naar gestreefd gebruik te maken van werkstukken en papers. Een dergelijke opdracht is echter 

50 QANU /Criminologie

nooit de enige toetsvorm, aangezien er altijd een aanvullend tentamen is dat uit open vragen bestaat. Mede omdat een groot deel van de profielvakken niet door de sectie Criminologie wordt verzorgd, loopt de toetsvorm bij deze vakken uiteen. In het algemeen heeft de commissie vastgesteld dat ook hier in de wijze van toetsing meer de nadruk wordt gelegd op zelfstandig--heid, bijvoorbeeld door essaytentamens,  (groeps)presentaties, analyses en onderzoeksprojec--ten. Tentamenvragen van de gemeenschappelijke vakken worden in collegiale samenwerking tussen docenten gemaakt. Na ieder tentamen is er een collectieve nabespreking voor studenten evenals de mogelijkheid van een  individuele nabespreking.  In de masteropleiding  is  ruimte gereserveerd voor een integratieve eindtoets, in de vorm van een afstudeerscriptie. De commis--sie heeft kennisgenomen van een uitgebreide handleiding met de werkwijze en vereisten voor het afstudeerproject. Bij het vaststellen van het eindcijfer van de masterscriptie is een tweede beoordelaar betrokken.

De commissie heeft van enkele toetsen van beide opleidingen een analyse gemaakt. Hierbij is gekeken naar zowel het tentamen als de uitwerking en de beoordelingsnorm hiervan. De commissie heeft op basis van deze analyse kunnen constateren dat gebruik wordt gemaakt van onder meer kennis- en inzichtvragen en dat de tentamens voldoen aan de wetenschappelijke norm.

De  evaluatieresultaten  op  het  gebied  van  toetsing  en  de  visitatiegesprekken  met  studenten geven de com mis sie geen aanleiding tot zorgen.

BeoordelingDe wijze van examinering vindt in het algemeen op een gestructureerde wijze plaats, waardoor er voldoen de veiligheidsmarges zijn ingesteld om de beoordeling van werkstukken en opdrach--ten consistent te laten verlopen. De commissie heeft vastgesteld dat de toetsvorm is aangepast aan de leerdoelen van het betreffende vak. De opleidingen zijn alert op het gebied van frau--debestrijding, waarbij de Examen commissie als toezichthouder een belangrijke rol speelt. De commissie heeft tevens vastgesteld dat bij tentamens gebruik wordt gemaakt van verschillende type vragen, zoals kennisvragen en inzichtvragen. Op basis van een analyse van de tentamens concludeert de commissie dat het niveau van de tentamens voldoet aan de wetenschappelijke standaard. Er wordt veelvuldig gebruikgemaakt van werkstukken, al worden die in de bachelor--opleiding vaak in groepsverband geschreven. In het recent ontwikkelde beoordelings protocol van de faculteit zijn onder meer de minimumeisen en de beoordelingscriteria voor scripties opgenomen. De commissie is over het algemeen genomen van oordeel dat op adequate wijze de toetsing van de realisatie van de leerdoelen van (onderdelen van) het programma plaats--vindt.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

Oordeel op onderwerpniveauOp basis van de beoordelingen per  facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel met betrekking tot het niveau van het onderwerp Programma voor de bachelor- en masteropleiding luidt: positief

51QANU / Criminologie

1.3.3.  Inzet van personeel

F12: Eisen WODe opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een WO-opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ont--wikkeling van het vakgebied.

Bevindingen en overwegingenHet onderwijs in beide opleidingen wordt verzorgd door promovendi, UD’s, UHD’s en hoog--leraren. Uit de zelfstudie is op te maken dat de sectie Criminologie voor 50% uit gepromoveer--den bestaat. Alle vaste stafleden zijn onderzoekers in de Onderzoeksschool Maatschappelijke Veiligheid (OMV). De OMV is betrokken bij een extern cyclisch onderzoekskwaliteitszorg--systeem en derhalve zijn de docenten betrokken bij wetenschappelijk onderzoek van erkende kwaliteit. In �005 kreeg het merendeel van de docenten de Sanders kwalificatie, een facultair keurmerk voor goede onderzoekers. Alleen een staflid met een deeltijdaanstelling voor onder--wijs kreeg de kwalificatie niet. Vijf  stafleden participeren  in  internationale  samenwerkings--verbanden,  zowel  op  het  gebied  van  onderwijs  als  onderzoek.  Daarnaast  zijn  verschillende sectieleden  lid van een aantal  internationale  tijdschriftredacties, betrokken bij het organise--ren van  internationale  congressen, maken deel uit  van criminologische bestuursorganen en doen enkele docenten in internationaal verband onderzoek. De staf wordt ingezet in zowel het bachelor- als het masteronderwijs. In het eerste jaar wordt het onderwijs ook door hoogleraren verzorgd en vrijwel alle reguliere cursussen, waarin hoorcolleges centraal staan, worden gege--ven door gepromoveerde deskundigen. De commissie heeft kennisgenomen van de publicatie-eisen van de OMV.

Niet  alleen  de  staf  van  de  sectie  Criminologie  verzorgt  het  onderwijs  van  de  opleidingen. Zowel vanuit de secties Strafrecht, Rechtssociologie en Europees recht, als vanuit de faculteit Sociale wetenschappen wordt in de opleiding onderwijs gegeven door adequate docenten. 

BeoordelingGezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de opleidingen in ruime mate vol--doen aan het criterium dat het onderwijs verzorgd wordt door onderzoekers die een bijdrage leveren  aan  de  ontwikkeling  van  het  vakgebied.  Op  basis  van  haar  eigen  expertise  in  het (inter)nationaal wetenschappelijk veld, is de commissie van mening dat de stafleden actieve onderzoekers zijn en in die hoedanigheid ook betrokken zijn bij (inter)nationaal onderzoek van hoogstaande kwaliteit alsmede als dusdanig erkend binnen de discipline. Hiermee hebben goede rolmodellen zitting in de staf, waaraan de aankomende criminologen zich kunnen spie--gelen. Deze stafleden vervullen een belangrijke rol bij de uitvoering van de programma’s.  Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed.

F13: Kwantiteit personeelEr wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.

Bevindingen en overwegingenIn tabel 1 is aangegeven door wie het onderwijs in de betrokken opleidingen in het studiejaar �005-�006 wordt verzorgd. Hieruit blijkt dat voor 6,1 fte aan onderwijs beschikbaar is. Hier--

5� QANU /Criminologie

van wordt 60% door gepromoveerden verzorgd. In totaal wordt het bachelor- en masteron--derwijs door vijftien medewerk(st)ers verzorgd. In het onderwijs worden ook tutoren en een studentassistent  ingezet. Tutoren zijn ouderejaars  studenten Criminologie die al een andere wetenschappelijke  studie  hebben  afgerond.  Zij  zorgen  voor  een  intensieve  begeleiding  van kleine groepen studenten.

Tabel 1: Stafleden sectie Criminologie, Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Erasmus Universiteit Rotterdam (1 december 2005)

Categorie M V Totaal beschikbaar voor onderwijs

Percentage gepromo-veerden

aantal fte’s* aantal fte’s* aantal fte’sHL 1 1,0 1 0,55 100%UHD � 1,� � 0,66 100%UD 5 4,4 5 �,4� 100%Promovendi � 1,6 � 0,�0 0%Student-assistenten

1 0,5 1 0 0%

Docenten/tutoren

� 0,9 3 1,4 5 �,3 0%

Totaal 10 7,5 6 3,5 16 6,1

*  Inclusief onderzoek.

Het  is  de  commissie  opgevallen  dat  het  aantal  vrouwelijke  hoogleraren,  UHD’s  en  UD’s beperkt is.

In tabel � is voor de afgelopen vier jaar de staf-studentenratio gespecificeerd op het niveau van de opleiding. In deze tabel is de docenttijd voor de vakken vanuit andere opleidingen opgenomen. Hieruit blijkt dat ten tijde van de visitatie de opleidingen een staf-studentratio hadden van 1:35. De commissie realiseert zich dat zij bij het interpreteren van de onder--wijslast rekening moet houden met het gegeven dat een aantal vakken niet expliciet voor de  criminologische  studenten  wordt  verzorgd,  maar  voor  studenten  Nederlands  recht  of studenten van de faculteit Sociale wetenschappen. De docenten hebben dan ook tijdens het visitatiebezoek aangegeven een hoge werkdruk te ervaren, met name de afgelopen periode. Na het bezoek heeft de commissie kennisgenomen van het gegeven dat de  faculteit  twee extra docentplaatsen aan het onderwijs heeft  toegewezen en dat het College van Bestuur  gedurende zes jaar 160.000 euro heeft toegekend voor de stimulering van criminologisch onderzoek op het  terrein  van  corporate crime. Daarnaast  zijn per 1 november �006  twee bijzonder hoogleraren benoemd.  

53QANU / Criminologie

Tabel 2: De studenten-docentenratio (peildatum december 2005)

Jaar Aantal fte onderwijs

Aantal ingeschreven studenten

Aantal diploma’s

Aantal studenten per fte-onderwijs

Aantal afgestudeer-den per fte- onderwijs

�00�/03 4,5 87 19�003/04 6,9 �01 �9�004/05 1�,55 435 16 (bachelor) 35 1,3

BeoordelingDe commissie heeft vastgesteld dat de Rotterdamse Criminologie vanuit een kwantitatief oog--punt krap bedeeld  is. De commissie  is er echter van overtuigd dat de basiskwaliteit van de opleidingen verzekerd is, aangezien de huidige staf-studentratio de realisatie van de doelstellin--gen niet in gevaar brengt. De commissie juicht wel het vooruitzicht van het faculteitsbestuur om deze nipte situatie op korte termijn te corrigeren toe en heeft de eerste maatregelen hiertoe vastgesteld, al moeten de resultaten hiervan nog zichtbaar worden. Gezien het bovenstaande is de commissie alles overwegende van oordeel dat voldoende personeel ingezet wordt om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

F14: Kwaliteit personeelHet personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.

Bevindingen en overwegingenDe faculteit heeft een aantal waarborgen ingevoerd om de kwaliteit van het personeel te garan--deren, die in de zelfstudie beschreven worden. De docenten zijn geselecteerd op onderzoeks- en onderwijs vaardig heden. Tevens zijn ze geselecteerd op hun onderzoeksspecialisatie, waardoor de verschillende typen onderzoek kunnen worden gedoceerd vanuit de onderzoekservaring. De commissie heeft geconstateerd dat de deskundigheid om de doelstellingen en de eindter--men van de twee programma’s te realiseren, ook aanwezig is binnen het docentencorps. Het team van docenten kent een brede samenstelling van specialisaties.

Iedere nieuwe docent neemt deel aan een assessment en volgt verplicht een cursus basisdidac--tiek en kan extra ondersteuning krijgen van het onderwijsexpertisecentrum (Risbo/OECR) van de Erasmus Universiteit. Er wordt op verzoek maatwerk geleverd in de begeleiding van individuele docenten door het OECR in de vorm van coaching. De tutoren krijgen een trai--ning, in samenwerking met de Universiteit Leiden en de Vrije Universiteit, die is toegesneden op hun begeleidingstaak. Daarnaast is er voor beide practicavakken een wekelijkse bespreking van docenten en tutoren over de opdrachten die aan de orde komen.

Het  facultaire beleid  is  sterk gericht op een goed onderwijsniveau en de evaluatie daarvan, waarbij slechte evaluaties altijd tot maatregelen ter verbetering moeten leiden. In de jaarlijkse functioneringsgesprekken tussen medewerkers en hoogleraar en hoogleraar en decaan,  is de evaluatie van het onderwijs  een vast onderdeel. Wanneer een beoordeling van een vak niet 

54 QANU /Criminologie

voldoende is, worden afspraken tussen hoogleraar en docent gemaakt voor didactische onder--steuning. Dit is echter slechts eenmaal voorgekomen.

Bij de evaluatie van de didactische kwaliteiten van de docenten speelt de mening van de stu--denten een rol. Deze wordt in het verplichte onderwijs verzameld met behulp van de facul--taire  studentenenquêtes. Daarnaast houdt de opleiding  evaluatiegesprekken met  studenten. De eerste twee jaar van de opleiding werden deze gesprekken op informele basis maandelijks gehouden. In latere jaren is deze rol overgenomen door de Opleidingscommissie. De colleges, werkgroepen en practica krijgen op een vak na een goede tot zeer goede beoordeling in de stu--dentenenquêtes. In de toptien van de best scorende vakken in de faculteit neemt de opleiding Criminologie een belangrijke plaats in. In �003 behoorden vier vakken tot de toptien en in �004 waren dat er drie. Dit beeld is bevestigd tijdens de gesprekken die de commissie voerde met bachelor- en masterstudenten.

BeoordelingGezien  het  bovenstaande  is  de  commissie  van  oordeel  dat  het  personeel  ruimschoots  vol--doende  gekwalificeerd  is  voor  de  inhoudelijke,  onderwijskundige  en  organisatorische  reali--satie  van  het  programma.  De  commissie  is  enthousiast  over  het  betrokken  docentencorps, waarbinnen sprake is van een interessante verdeling van de specialisaties en een brede variëteit aan  deskundigheid.  Deze  aanwezige  differentiatie  binnen  de  staf  is  hiermee  een  duidelijke sterkte. Er is een goede werkverdeling qua inhoud en werklast alsmede een grote pedagogische gedrevenheid. Studenten zijn zeer positief over hun docenten, waar de hoge kwaliteit van de docenten uit blijkt. Daarbij heeft de commissie vastgesteld dat sprake is van een structureel bij- en nascholingsbeleid voor instromend en zittend personeel. Er wordt hiermee voldoende aandacht besteed aan de (verdere) professionalisering van het docentencorps.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed.

Oordeel op onderwerpniveauOp basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oor--deel met betrekking tot het niveau van het onderwerp Inzet van personeel voor de bachelor- en de masteropleiding luidt: positief.

1.2.4.  Voorzieningen

F15: Materiële voorzieningenDe huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.

Bevindingen en overwegingenDe opleidingen beschrijven in de zelfstudie een aantal aspecten van de voorzieningen. Tijdens het  visitatiebezoek heeft de  commissie ook  een  rondleiding gekregen  in het L-gebouw. De Faculteit der Rechtsgeleerdheid is ondergebracht in het L-gebouw van het Woudesteincomplex van de Erasmus Universiteit. Alle onderwijsfaciliteiten waar de faculteit gebruik van maakt, zoals hoorcollegezalen, werkgroepzalen, bevinden  zich op dit  complex.  In principe worden alle vakken in het L-gebouw ingeroosterd, maar bij hoge aantallen studenten kan er worden 

55QANU / Criminologie

uitgeweken naar een ander gebouw. De universiteit beschikt over een eigen tentamengebouw waarin alle grote tentamens worden afgenomen.

In het L-gebouw zijn 115 computerwerkplekken voor  studenten beschikbaar. Hiervan  zijn ongeveer 100 computers verdeeld over vier computerzalen. Met uitzondering van de tijden dat er onderwijs wordt gegeven, kunnen studenten van de faculteit gebruikmaken van deze computerzalen. Daarnaast zijn er in de hal van het L-gebouw zogenaamde computer sta-balies en  inplugplekken. Via deze  inplugpunten kunnen  studenten met hun  eigen  laptop op het universitaire netwerk werken. Alle studenten hebben bovendien een eigen e-mailadres en net--werkschijfruimte en kunnen overal in het land tegen lokale kosten inbellen op het universitaire netwerk. Verder zijn er op het Woudesteinterrein meerdere hotspots waarmee wireless toegang wordt verkregen tot internet. In de mensa van het L-gebouw is een dergelijke hotspot. Verder zijn er in het T-gebouw enkele pc-zalen ingericht en is het G-gebouw sinds kort helemaal voor studenten gereserveerd. 

De studenten in de faculteit maken gebruik van de Universitaire Bibliotheek (UB), waar zij boeken kunnen lenen en kunnen studeren. Aanschaf van boeken gaat in overleg met de zeer actieve vakreferent Rechten van de UB. Studenten en docenten hebben de beschikking over een substantieel aantal  internationale tijdschriften op het vakgebied van de criminologie en aanverwante terreinen, die in belangrijke en toenemende mate elektronisch toegankelijk zijn. De  commissie  heeft  geconstateerd  dat  de  omvang  van  de  criminologische  collectie  van  de bibliotheek gering is. De faculteit beschikt over een stafbibliotheek, de zogenaamde Sanders bibliotheek. Met toestemming van hun begeleider kunnen studenten die aan een afstudeer--project werken, gebruikmaken van de faciliteiten van de bibliotheek. Er zijn hiervoor twaalf pc-plaatsen  en  vier  leesplaatsen  beschikbaar.  In  de  Sanders  bibliotheek  is  een  collectie  van ongeveer �0.000, grotendeels juridische, boeken, tijdschriften en andere documentatie voor de Faculteit der Rechtsgeleerdheid aanwezig. De criminologiecollectie in deze bibliotheek is nog  in  opbouw,  het Trustfonds  heeft  hiervoor  een  bijdrage  van  €  3.000,-  ter  beschikking gesteld. Verder bieden de computers de mogelijkheid de vele databanken online te raadplegen. Studenten  hebben  met  hun  inschrijving  eveneens  toegang  tot  alle  beschikbare  databanken (bijvoorbeeld internationale dagbladen, databank van het CBS/Statline) en verschillende elek--tronische  voorzieningen, waaronder de  toegang  tot digitaal  aangeleverde wetenschappelijke tijdschriftabonnementen.

Tijdens het bezoek aan de faculteit waren de gebruikers van het gebouw, zowel studenten als docenten, tevreden over de faciliteiten. 

BeoordelingDe commissie heeft adequate voorzieningen voor de beide opleidingen aangetroffen. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend zijn om de programma’s te realiseren. 

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

AanbevelingDe commissie raadt de faculteit aan om te investeren in een uitbreiding van de criminologi--sche collectie van de bibliotheek.

56 QANU /Criminologie

De commissie benadrukt dat ondanks de bovenstaande aanbeveling, het oordeel over de basis--kwaliteit van de beoordeelde opleidingen voldoende is.

F16: StudiebegeleidingDe studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang.De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.

Bevindingen en overwegingenIn de zelfstudie van de opleidingen wordt het systeem van studiebegeleiding en informatie--voorziening besproken. Hierin staat beschreven dat de begeleiding van de student op diverse manieren plaatsvindt, namelijk via:

•  de vakspecifieke studiebegeleiding;•  de studieadviseurs;•  het bindend studieadvies;•  IPO-week en•  het mentorenstelsel.

Studiebegeleiding bestaat in de eerste plaats uit vakinhoudelijke begeleiding in het onderwijs. Met name in de drie vakken Methoden en technieken van onderzoek in de bacheloropleiding wordt  intensieve begeleiding gegeven. Ook  in de  criminologievakken  en de drie  verplichte mastervakken waar met opdrachten wordt gewerkt, is er intensief contact tussen studenten en docenten. Daarnaast kent de opleiding bij de twee practica extra begeleiding in de vorm van tutoren. Tijdens het eerste bachelorjaar participeren studenten voor verschillende Criminolo--gievakken in mentorgroepen die geleid worden door ouderejaars Criminologiestudenten, ook wel mentoren genoemd. In deze mentorgroep bijeenkomsten kunnen studenten in groepen van ongeveer vijftien personen zelfstandig werken aan een opdracht, onder de begeleiding van een mentor. Studenten zijn elkaar binnen deze kleinschalige groepen tot steun en worden door de mentor wegwijs gemaakt in het universitaire en facultaire leven. Daarnaast zijn er in het onderwijsproces verschillende docenten die belast zijn met begeleidende taken. Per onderwijs--team is er een coördinator die speciaal is aan te spreken op problemen op vakniveau. Verder is er een onderwijscoördinator Criminologie die bereikbaar is voor studenten en hebben studen--ten voor hun afstudeerproject een intensief contact met hun begeleidende docent.

Er zijn drie studieadviseurs (tezamen �,8 fte) werkzaam aan de faculteit. Zij geven onder andere informatie en advies over het studieprogramma Criminologie en zijn het aanspreekpunt voor persoonlijke adviezen en begeleiding bij de studie. Zij hebben regelmatig overleg met de secre--taris  van de Examencommissie Criminologie over de  adviezen. De door de  studieadviseurs geboden studiebegeleiding en  informatievoorziening  is voornamelijk vraaggestuurd, oftewel op  aangeven  van  de  student,  en  voorziet  derhalve  in  de  behoefte  van  de  student.  Behalve de  vraaggestuurde  service,  zijn  er  jaarlijks  een  aantal momenten waarop de  studieadviseurs proactief optreden. In dit verband kan de informatievoorziening en begeleiding rondom het bindend studieadvies worden genoemd. De Erasmus Universiteit Rotterdam heeft voor alle bacheloropleidingen het bindend studieadvies  ingevoerd. Dit houdt  in dat voltijdstudenten die na het eerste jaar minder dan 40 ECTS-studiepunten hebben behaald de opleiding niet mogen voortzetten. Studenten die nog geen 60 ECTS-studiepunten hebben behaald na hun eerste jaar, krijgen nog één jaar de gelegenheid om hun eerste bachelorjaar af te ronden. Deel--tijdstudenten  moeten  binnen  drie  jaar  60  ECTS-studiepunten  hebben  behaald.  Studenten 

57QANU / Criminologie

worden gedurende het eerste jaar regelmatig door de studieadviseurs geattendeerd op het bin--dend studieadvies. Daarnaast hebben de mentoren uitvoerige instructies gekregen om de stu--denten in te lichten over het bindend studieadvies. Tweemaal per jaar worden de studenten op de hoogte gesteld van de studieresultaten. Studenten die onvoldoende resultaten halen, wor--den na de herkansingsperioden van het eerste en het tweede trimester uitgenodigd voor een gesprek met de studieadviseur. Na de laatste herkansingsperiode wordt in augustus berekend hoeveel  studiepunten behaald zijn en of wordt voldaan aan de normen. Studenten die niet aan de normen voldoen krijgen een negatief studieadvies en kunnen zich gedurende drie jaar niet opnieuw inschrijven voor de opleiding waarvoor zij een negatief advies hebben gekregen. De studieadviseurs zijn bereikbaar via de telefonische en inloopspreekuren. Deeltijdstudenten kunnen een afspraak maken aan het einde van de middag of begin van de avond. Voor korte vragen zijn de studieadviseurs ook per e-mail bereikbaar.

Op de onderwijswebsite Criminologie en in de studiegids is informatie te vinden over de stu--dieprogramma’s, vakbeschrijvingen en allerhande praktische informatie zoals inschrijving voor vakken en tentamens, facultaire regelingen en scriptie-eisen, studentenvoorzieningen en buluit--reikingen. Afhankelijk van de studiefase, wordt daarnaast specifieke studie-informatie aangebo--den. Zo worden aan de start van het collegejaar aparte voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd voor eerstejaars voltijd- en deeltijdstudenten. Via Osiris online kunnen studenten te allen tijde overzichten van hun behaalde resultaten en studievoortgang inzien. Blackboard wordt gebruikt als  de  digitale  leeromgeving  voor  computerondersteund  onderwijs.  Op  Blackboard  kunnen docenten en studenten met elkaar discussiëren en elkaar feedback geven. Ook bieden docenten cursusmateriaal  (sheets,  oefenopgaven  en dergelijke)  aan,  leveren  studenten hun opdrachten elektronisch aan (waarmee ze automatisch op plagiaat worden gecontroleerd) en kunnen toetsen online worden afgenomen. Op SIN-online kunnen studenten een gepersonifieerde webpagina maken, waardoor  ze  alleen  informatie  gepresenteerd krijgen die  zij  zelf willen. Door  zich  te abonneren op de voor hen relevante ‘channels’, kunnen zij informatie krijgen over de roosters en roosterwijzigingen van bepaalde vakken, kunnen ze zich inschrijven voor werkgroepen en keuzevakken en kunnen ze informatie krijgen over de behaalde resultaten. De tentamenuitslag wordt op de channel gezet, per e-mail en desgewenst ook per sms verstuurd.

BeoordelingGezien  het  bovenstaande  is  de  commissie  van  oordeel  dat  de  studiebegeleiding  van  en  de informatievoorziening aan studenten adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. De commissie is positief over de werking en het resultaat van het bindend studieadvies. De oplei--dingen hebben voldoende monitormomenten wat betreft de voortgang ingebouwd en koppe--len dit op gestructureerde wijze via een aantal vastgestelde momenten terug aan de studenten. De informatievoorziening sluit aan bij de behoeften van de studenten en in de ogen van de commissie zijn voldoende informatiekanalen beschikbaar.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

AanbevelingDe  commissie  beveelt  de  opleidingen  aan  om,  met  name  in  de  masterfase,  meer  proactief ondersteunend op te treden, met als doel de doorstroom in deze fase te bevorderen (zie F�1). 

De commissie benadrukt dat ondanks de bovenstaande aanbeveling, het oordeel over de basis--kwaliteit van de beoordeelde opleidingen voldoende is.

58 QANU /Criminologie

Oordeel op onderwerpniveauOp basis van de beoordelingen per  facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel met betrekking tot het niveau van het onderwerp Voorzieningen van de bachelor- en masteropleiding luidt: positief.

1.3.5.  Interne kwaliteitszorg

F17: Evaluatie resultatenDe opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.

Bevindingen en overwegingenDe opleidingen Criminologie maken deel uit van een faculteit die aandacht besteedt aan de kwaliteit van het onderwijs en zijn – deels om bestaande informele kwaliteitszorgactiviteiten te formaliseren en deels om nieuwe kwaliteitszorgactiviteiten op te zetten – in het najaar �004 aan een kwaliteitszorgproject begonnen. Met dit project wil de  faculteit de komende  jaren een  grote  inspanning  leveren  om  een  goed  systeem  van  systematische  kwaliteitszorg  in  de faculteit te introduceren. Dit kwaliteitszorgproject loopt tot december �006 en voorziet in de opzet en invoering van een kwaliteitszorgsysteem met voldoende draagvlak binnen de facul--teit. De basis van het kwaliteitszorgsysteem wordt gevormd door het accreditatiekader van de NVAO. De onderwerpen van dit kader zijn uitgewerkt in indicators, normen, instrumenten, (verbeter)acties en  streefdoelen.

Uit  beschrijving  van  het  kwaliteitszorgsysteem  blijkt  dat  de  opleidingen  op  verschillende niveaus periodiek worden geëvalueerd. Er worden per vak studentenenquêtes gehouden, bij verplichte  vakken  jaarlijks  en  bij  niet-verplichte  vakken  eenmaal  per  drie  jaar.  Het  niveau van semesters en programmajaren wordt jaarlijks geëvalueerd door de Opleidingscommissie Criminologie en docentenberaden (het B1-beraad, het gezamenlijk B1-B�-B3-beraad, inter--stedelijk docentenoverleg). De opleiding als geheel wordt jaarlijks geëvalueerd door de Oplei--dingscommissie, driejaarlijks door de Adviesraad Beroepenveld Criminologie en op termijn (najaar �006) door studenten en alumni. In het kader van de Onderwijskwaliteitszorg EUR worden alle opleidingen tussen twee externe beoordelingen in geëvalueerd.   Tijdens haar bezoek aan de opleidingen heeft de commissie vastgesteld dat de studievereniging Criminologen In Actie (CIA) weliswaar een informele, maar noemenswaardige rol speelt bij het achterhalen van knelpunten in het onderwijs.  

BeoordelingDe interne kwaliteitszorg is faculteitsbreed aangevat, waarbij de commissie heeft vastgesteld dat de opleidingen hierbij gebruikmaken van meerdere systematische evaluatie-instrumenten op ver--schillende niveaus. Ten tijde van de visitatie was dat met name merkbaar op het niveau van de vakevaluaties, waaruit blijkt dat de criminologische vakken over het algemeen meer dan behoor--lijk tot goed scoren. De commissie heeft vastgesteld dat de opleidingen in een overgangsfase zitten van informeel naar formeel evalueren, wat met zich meebrengt dat vele plannen zich nog in de voorbereidings- en uitvoeringsfase bevinden. Niettemin is de commissie van oordeel dat de vak--ken adequaat en regelmatig worden geëvalueerd, waarmee het interne kwaliteitszorgsysteem door--tastend is gestructureerd. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de opleidingen periodiek en systematisch worden geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.

59QANU / Criminologie

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

AanbevelingDe commissie beveelt de opleidingen aan om de voorziene  structuur van overleg verder  te formaliseren. 

De commissie benadrukt dat ondanks de bovenstaande aanbeveling, het oordeel over de basis--kwaliteit van de beoordeelde opleidingen voldoende is.

F18: Maatregelen tot verbeteringDe uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.

Bevindingen en overwegingenHet  facultaire kwaliteitszorgsysteem voorziet  in een cyclus waarbij de resultaten, zo noteert de zelfstudie, die voortvloeien uit de periodieke evaluaties en alle overige kwaliteitszorg acti--viteiten, in diverse gremia worden besproken. Waar nodig worden de vooraf gestelde normen aan de hand van deze besprekingen bijgesteld. Daarnaast bestaat er een nauwe wisselwerking tussen het kwaliteitszorgsysteem en de beleidsagenda onderwijs. De beleidsagenda onderwijs wordt jaarlijks door het faculteitsbestuur aangepast en vastgesteld, mede aan de hand van de resultaten die voortkomen uit het kwaliteitszorgsysteem. Omgekeerd wordt ook gekeken in hoeverre beleidsmatige ontwikkelingen in het onderwijs in het kwaliteitszorgsysteem ingepast kunnen worden.

Bij een slecht evaluatieresultaat wordt de verantwoordelijke docent gevraagd maatregelen op schrift te stellen. De bacheloropleiding Criminologie is nog een relatieve jonge opleiding en het is daarom lastig om terug te kunnen grijpen op een reeks van resultaten van de studenten-enquêtes, vakevaluaties of  curriculumevaluatie.  In de beginfase van de opleiding  is wel  een aantal gesprekken georganiseerd om met een groepje studenten het programma te evalueren. Aan de hand van deze gesprekken zijn enkele wijzigingen in het programma doorgevoerd. Als voorbeelden kunnen genoemd worden: de invoering van een eigen eerste jaar, de inhoudelijke aanpassingen van het vak Inleiding methoden en technieken, de afstemming van het vak Euro--pees recht op het criminologisch onderwijs, het schrappen van vakken en introduceren van een aantal nieuwe vakken (Sociale cohesie, Bestuurlijke rechtshandhaving, Inleiding rechtssocio--logie) om de samenhang van het programma te verbeteren. Ook de evaluaties van de vakken en het programma door de Opleidingscommissie Criminologie zijn aanleiding (geweest) om onderdelen in het programma aan te passen.

BeoordelingGezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de resultaten van de evaluaties de basis vormen voor adequate verbetermaatregelen. De eerste concrete resultaten van het kwali--teitssysteem zijn enigszins tastbaar, waardoor de commissie er alle vertrouwen in heeft dat de verdere realisatie ervan zich zal voortzetten. De commissie heeft geconstateerd dat sprake is van een kwaliteitscyclus, waarbij de staf adequaat en relatief snel op problemen reageert.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

60 QANU /Criminologie

F19: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveldBij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de op--leiding actief betrokken.

Bevindingen en overwegingenMedewerkers worden betrokken via de Opleidingscommissie en stafbijeenkomsten. Studenten worden bij de meeste vormen van evaluatie betrokken (bijvoorbeeld panelgesprekken, Oplei--dingscommissie en vakevaluaties). Studenten nemen ook structureel deel aan de sectieverga--deringen. Het onderhouden van contacten met de alumni  is nog beperkt door de relatieve jonge leeftijd van de opleidingen en vindt voornamelijk op centraal niveau plaats. De studie--vereniging CIA is in �005 gestart met de oprichting van een alumnivereniging. Vanaf �006 zullen alumni iedere twee jaar door de faculteit worden gevraagd hun mening te geven over het onderwijs. In �006 heeft de eerste bijeenkomst van de Adviesraad Beroepenveld Crimino--logie plaatsgevonden. De taak van deze commissie is om onder meer een visie te geven op de gewenste ontwikkelingen in het criminologische onderwijs in relatie met ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en de wetenschap.

BeoordelingGezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de belangrijkste stakeholders van de opleiding, te weten de medewerkers, studenten, beroepenveld en alumni, voldoende betrok--ken worden bij de interne kwaliteitszorg. 

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

Oordeel op onderwerpniveauOp basis van de beoordelingen per  facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel  met  betrekking  tot  het  niveau  van  het  onderwerp  Interne kwaliteitszorg  voor  de bachelor- en masteropleiding luidt: positief.

1.3.6.  Resultaten

F20: Gerealiseerd niveauDe gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.

Bevindingen en overwegingenEen belangrijke indicator van het gerealiseerd niveau is voor de commissie de kwaliteit van de eindwerken. De commissie heeft zes portfolio’s van studenten die het vak Onderzoeksvaardig--heden van de bacheloropleiding hebben gevolgd opgevraagd en bestudeerd. In dit derdejaarsvak trainen studenten aan de hand van gerichte opdrachten rondom het thema ‘onveiligheid in de publieke ruimten van grootstedelijke gebieden’ specifieke vaardigheden zoals het maken van topiclijsten,  verschillende  interviewtechnieken,  het  invoeren  en  analyseren  van  kwalitatieve gegevens in Kwalitan, het construeren van een vragenlijst en checklist, het bewerken van kwan--titatieve gegevens in SPSS, verschillende statistische analysetechnieken en evaluatieonderzoek. Hierbij wordt eerst geoefend in groepsverband om dit vervolgens individueel toe te passen. 

61QANU / Criminologie

Doelstelling hierbij is om methodologisch breed onderlegde criminologen op te leiden die in staat zijn om kwantitatieve en kwalitatieve methoden toe te passen en waar van belang, deze op een passende manier te integreren. De commissie is van mening dat de bestudeerde werkstuk--ken in de portfolio’s over het algemeen van voldoende kwaliteit zijn. De commissie kon zich in het algemeen vinden in de beoordeling door de opleiding.  

De scriptie van de masteropleiding wordt in beginsel begeleid en beoordeeld door een in het thema gespecialiseerde docent. Bij de beoordeling van de scriptie  is een tweede beoordelaar betrokken. In de selectie van de scripties die door de commissie zijn gelezen waren alle profie--len aanwezig. Het niveau van deze scripties was over het algemeen ruim voldoende. Volgens de commissie zijn het doorgaans degelijke werkstukken die zich laten kenmerken door zake--lijkheid in de presentatie, formulering en uitwerking. De commissie heeft geconstateerd dat de beoordeling  van de  scripties,  behoudens  een  enkele uitzondering, overeenkomt met het oordeel van de commissie. 

Aangezien  het  aantal  afgestudeerden  van  de  masteropleiding  nog  te  beperkt  is,  is  het  niet mogelijk  om de  gerealiseerde  eindkwalificaties  op  grote  schaal  betrouwbaar  te  toetsen,  bij--voorbeeld middels  een  alumnionderzoek.  In de  loop van �006  zal het  eerste  systematische alumnionderzoek plaatsvinden.

BeoordelingGezien  het  bovenstaande  is  de  commissie  van  oordeel  dat  het  gerealiseerd  niveau  van  de bachelor- en masteropleiding in overeenstemming is met de geformuleerde eindkwalificaties. De commissie heeft vastgesteld dat de bestudeerde opdrachten van de portfolio’s als een inte--gratieve eindtoets beschouwd kunnen worden, waarbij studenten in staat zijn zelfstandig een kwalitatief of kwantitatief onderzoek op te zetten en uit te voeren. De commissie is van oordeel dat de bestudeerde werkstukken over het algemeen van voldoende niveau zijn en komt tot de conclusie dat de bacheloropleiding erin slaagt om de gerealiseerde eindkwalificaties in over--eenstemming  te brengen met de beoogde eindkwalificaties. De beoordeelde masterscripties beschouwt de commissie over het algemeen eveneens als voldoende, waarmee de commissie tot de conclusie komt dat de opleiding degelijke Criminologen aflevert. 

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

F21: Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen.Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.

Bevindingen en overwegingenHet management  van de  faculteit hanteert  streefcijfers met betrekking  tot onderwijsrende--menten en studieduur. Voor de propedeuserendementen is een streefpercentage van 35% na een jaar en 65% na twee jaar vastgesteld. Vervolgens geldt dat 75% van de studenten die het eerste bachelorjaar hebben gehaald, behouden moet blijven voor de masteropleiding.

Ten  tijde  van de  visitatie waren  er  (nog)  geen betrouwbare KUO-tabellen wat betreft  ren--dementen beschikbaar. De opleidingen waren hiervoor nog te jong. De opleidingen hebben wel enkele eerste doorstroomgegevens verstrekt vanuit de eigen administratie. De zelfstudie 

6� QANU /Criminologie

beschrijft diverse problemen met betrekking tot de inschrijving van studenten Criminologie, waardoor er geen betrouwbare gegevens beschikbaar zijn over de studievoortgang. Toch is wel een beeld  te  schetsen uit de gepresenteerde gegevens. Zo blijkt dat de gestelde  streefdoelen wat betreft het  eerste bachelorjaar  ruimschoots worden gehaald. Ook de doorstroom  in de bacheloropleiding is redelijk te noemen. De doorstroom in de masteropleiding is echter uitge--sproken traag. In een eerste analyse van de opleiding om de oorzaak van deze lage rendementen te achterhalen, is de opleiding tot de conclusie gekomen dat het niet ligt aan de kwaliteit van de instromende studenten. De slaagpercentages van andere opleidingen binnen de faculteit zijn nagenoeg gelijk. De opleiding gaat de trage doorstroom op korte termijn verder analyseren en zo mogelijk maatregelen treffen. Naar het oordeel van de commissie treedt de vertraging met name in de eindfase van de masteropleiding op en zou de opleiding de studenten proactiever kunnen begeleiden bij het schrijven van de scriptie (zie ook F16). De commissie heeft na haar bezoek kennisgenomen van een aantal maatregelen om de doorlooptijd van de eindfase sneller te laten verlopen. Zo heeft de opleiding onder meer een rappelsysteem ingevoerd, zal er eerder en beter over het afstuderen voorgelicht worden en is een stagecoördinator aangesteld. 

BeoordelingDe commissie stelt vast dat de opleidingen streefcijfers hebben opgesteld voor het onderwijs--rendement. De commissie heeft geen beschikking gehad over volledige KUO-gegevens wat betreft het  rendement van de bachelor-  en masteropleiding, omdat  sinds de  invoering nog onvoldoende  jaren  zijn  verstreken. De  commissie  is  bij  haar  oordeel  afgegaan op de  eerste voorlopige gegevens van de bachelor- en masteropleiding. Hier heeft de commissie uit afgeleid dat de bacheloropleiding de streefcijfers van de faculteit ten aanzien van de (post-)propedeuse benadert. De eerste gegevens wat de masteropleiding betreft zijn meer reden tot zorg, al rea--liseert de commissie zich tegelijkertijd dat dit voornamelijk kinderziekten zijn. De commissie dringt erop aan op korte termijn de problemen rond de doorstroom nader te analyseren en maatregelen  te nemen die de  studenten tot een efficiënter  studiepatroon zullen stimuleren. Dat neemt niet weg dat de commissie van mening is dat de medewerkers in de sfeer van studie--begeleiding, inrichting van het onderwijs en voorlichting het nodige doen om de geschikte en gemotiveerde student binnen een redelijke periode zijn/haar diploma’s te laten behalen. Tevens realiseert de commissie zich dat een belangrijk deel van de oorzaken voor een trage doorstroom volledig buiten de invloed van de opleiding dan wel de universiteit ligt. De commissie heeft er vertrouwen in dat de maatregelen, waarvan de eerste resultaten een positief beeld laten zien, zullen bijdragen aan het behalen van de gestelde normen. De commissie is binnen de context alles overwegende van oordeel dat zowel de bachelor- als de masteropleiding voldoen aan het criterium dat geldt voor het facet dat betrekking heeft op onderwijsrendement. 

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

Oordeel op onderwerpniveauOp basis van de beoordelingen per  facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel met betrekking tot het niveau van het onderwerp Resultaten voor de bachelor- en masteropleiding luidt: positief.

63QANU / Criminologie

Samenvattend totaaloordeel bacheloropleidingDe commissie is van oordeel dat de bacheloropleiding Criminologie (voltijdse en deeltijdse variant; locatie Rotterdam) van de Erasmus Universiteit Rotterdam voldoet aan de criteria voor basiskwaliteit.

Onderwerp Oordeel Facet  Oordeel1. Doelstellingen van de opleiding

Positief 1. Domeinspecifieke eisen Voldoende�. Niveau Voldoende3. Oriëntatie Voldoende

�. Programma Positief 4. Eisen wo Goed5. Relatie doelstellingen en programma

Voldoende

6. Samenhang programma Goed7. Studielast                             Voldoende8. Instroom Voldoende9. Duur Voldoende10. Afstemming vormgeving en inhoud

Voldoende

11. Beoordeling en toetsing Voldoende3. Inzet van personeel Positief 1�. Eisen wo Goed

13. Kwantiteit personeel Voldoende14. Kwaliteit personeel Goed

4. Voorzieningen Positief 15. Materiële voorzieningen Voldoende16. Studiebegeleiding Voldoende

5. Interne kwaliteitszorg 

Positief 17. Evaluatie resultaten Voldoende18. Maatregelen tot verbetering Voldoende19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld

Voldoende

6. Resultaten Positief �0. Gerealiseerd niveau Voldoende�1. Onderwijsrendement Voldoende

64 QANU /Criminologie

Samenvattend totaaloordeel masteropleidingDe commissie  is van oordeel dat de masteropleiding Criminologie (voltijdse en deeltijdse variant; locatie Rotterdam) van de Erasmus Universiteit Rotterdam voldoet aan de criteria voor basiskwaliteit.

Onderwerp Oordeel Facet  Oordeel1. Doelstellingen van de opleiding

Positief 1. Domeinspecifieke eisen Voldoende�. Niveau Voldoende3. Oriëntatie Voldoende

�. Programma Positief 4. Eisen wo Goed5. Relatie doelstellingen en programma

Voldoende

6. Samenhang programma Goed7. Studielast Voldoende8. Instroom Voldoende9. Duur Voldoende10. Afstemming vormgeving en inhoud

Voldoende

11. Beoordeling en toetsing Voldoende3. Inzet van personeel Positief 1�. Eisen wo Goed

13. Kwantiteit personeel Voldoende14. Kwaliteit personeel Goed

4. Voorzieningen Positief 15. Materiële voorzieningen Voldoende16. Studiebegeleiding Voldoende

5. Interne kwaliteitszorg 

Positief 17. Evaluatie resultaten Voldoende18. Maatregelen tot verbetering Voldoende19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld

Voldoende

6. Resultaten Positief �0. Gerealiseerd niveau Voldoende�1. Onderwijsrendement Voldoende

65QANU / Criminologie

Bijlage 1.  Eindtermen bacheloropleiding Criminologie

De formuleringen zijn overgenomen uit de aangeleverde informatie.

Kennis en inzicht

1.  Kennis van en inzicht in de criminologie en in het werkveld van de criminoloog. Hiertoe behoort ook multidisciplinaire kennis van en inzicht in de bij de criminaliteitsbeheersing betrokken instanties op nationaal en internationaal niveau.

�.  Kennis van en inzicht in de grondslagen van de sociale wetenschappen en de verschillende methoden en technieken van sociaalwetenschappelijk onderzoek.

3.  Kennis van en inzicht in de rechtsregels die behoren tot het Nederlandse en het Europese recht, in het bijzonder met betrekking tot het strafrecht, als mede de grondslagen van die rechtsregels.

4.  Kennis van en inzicht in de maatschappelijke rol van het recht en de mogelijkheden en beperkingen van het recht.

5.  Kennis van en inzicht in de verschillende sociaalwetenschappelijke disciplines met betrek--king tot criminaliteit, maatschappelijke veiligheid en het beleid op deze terreinen.

Vaardigheden

6.  De vaardigheid om op heldere wijze mondeling en schriftelijk analyses te maken van cri--minaliteitsproblemen en probleemoplossingen te formuleren.

7.  De vaardigheid om methoden en technieken van criminologisch onderzoek toe te passen in een concreet onderzoek.

8.  Een brug kunnen slaan tussen het normatieve kader waarin de jurist werkt en de empiri--sche categorieën die worden gehanteerd door de sociale wetenschapper.

9.  Het kritisch kunnen bestuderen van criminologische, publiekrechtelijke en algemeen so--ciaalwetenschappelijke literatuur op hun inhoud en onderlinge verhouding.

10.  De vaardigheid gebruik te maken van inzichten uit verschillende disciplines en deze toe te passen op criminologische vraagstukken.

11.  Het ontwikkeld hebben van voldoende abstractie-, denk- en leervermogen om een acade--mische vervolgstudie te kunnen aangaan.

Attitude

1�.  Het verworven hebben van een disciplineoverstijgende, kritische en creatieve houding.13.  Het ontwikkeld hebben van een comparatieve houding (historisch en internationaal ver--

gelijkend) bij het analyseren van concrete vraagstukken.

66 QANU /Criminologie

Bijlage 2.  Eindtermen masteropleiding Criminologie

De formuleringen zijn overgenomen uit de aangeleverde informatie.

Kennis en inzicht

1.  Diepgaande kennis van en inzicht in de juridische, maatschappelijke en historische aspec--ten van criminologische vraagstukken en hun onderlinge samenhang.

�.  Beschikken over een zodanig gedegen kennis van en inzicht in het recht en de sociaalwe--tenschappelijke disciplines, om nieuwe ontwikkelingen op het gebied van criminologie criminaliteitsbeheersing en veiligheid te kunnen plaatsen en op hun relevantie te kunnen beoordelen.

3.  Diepgaande criminologische, juridische en sociaalwetenschappelijke kennis van en inzicht in het gebied van het gekozen beroepenveld en inzicht in de onderlinge samenhang van de benaderingen.

Vaardigheden

4.  Beschikken  over  goede  mondelinge  en  schriftelijke  vaardigheden  om  op  heldere  wijze verslag van een criminologisch onderzoek te kunnen doen en een eigen visie over crimino--logische vraagstukken te kunnen formuleren.

5.  Het op geïntegreerde en creatieve wijze kunnen toepassen van de in de bacheloropleiding opgedane kennis en vaardigheden op specifieke problemen op het gebied van veiligheid, criminaliteit en het beleid op deze terreinen en vernieuwende oplossingen kunnen aandra--gen.

6.  In staat zijn tot het zelfstandig verrichten van een wetenschappelijk, criminologisch, inter--disciplinair onderzoek.

7.  Op zelfstandige en interdisciplinaire wijze de criminologie kunnen beoefenen in een func--tie op academisch niveau.

Attitude

8.  Het verworven hebben van een disciplineoverstijgende, zelfstandige, kritische en creatieve houding.

9.  Het ontwikkeld hebben van een comparatieve houding (historisch en internationaal ver--gelijkend) bij het analyseren van concrete vraagstukken.

67QANU / Criminologie

Bijlage 3.  Programma van de bacheloropleiding Criminologie

De formuleringen zijn overgenomen uit de aangeleverde informatie.

Jaar 1Programmaonderdeel ECTSInleiding tot de rechtswetenschap 10Inleiding strafrecht en criminologie 9Inleiding publiekrecht 7Inleiding criminologie 6Inleiding methoden en technieken 7Practicum beschrijvende criminologie 5Theoretische sociologie 6Inleiding internationaal recht 4Inleiding rechtssociologie 6Totaal 60

Jaar 2Programmaonderdeel ECTSFormeel strafrecht 7Europees recht: Justitie en Binnenlandse zaken 6Historische criminologie 6Forensische psychiatrie 6Actoren in de rechtshandhaving 6Theoretische criminologie 6Practicum verklarende criminologie 5Rechtsfilosofie 6Sociale psychologie 7Methoden en technieken vancriminologisch onderzoek

6

Totaal 60

Jaar 3Programmaonderdeel ECTSMaterieel strafrecht 7Ontstaan en ontwikkeling van criminaliteit 6Preventie en bestraffing van criminaliteit 6Aard, omvang en schade van criminaliteit 6Keuzevak 6Strafrechtelijke rechtshandhaving 5Urbane sociologie 5Onderzoeksvaardigheden in de criminologie 13Recht en criminologie in de multiculturele samenleving 6TOTAAL BACHELOR 180

68 QANU /Criminologie

Bijlage 4.  Programma van de masteropleiding Criminologie

De formuleringen zijn overgenomen uit de aangeleverde informatie.

Programmaonderdeel ECTSAlgemeen deelVeiligheidsstudies 8Criminaliteitsbeleid 7Transnational Organised Crime 7Afstudeerproject �0 *Profiel ‘Jeugd’Jeugdcriminologie 6Jeugdstraffen en jeugdbeschermingsrecht 6Ontstaan en prevalentie van jeugdcriminaliteit 6Profiel ‘Grootstedelijke vraagstukken’Stedelijke transformatieprocessen 5Stedelijk beleid 5De multiculturele stad 5Vreemdelingenrecht (voor criminologen) 3Profiel ‘Beleid en Rechtshandhaving’Policy Dynamics: the Role of the Welfare State 5Financieel-economische criminology 6Bestuurlijke rechtshandhaving 6Profiel ‘International and Comparative CriminologyHuman Rights in International Law 6European and Global Governance 5Comparative Criminology 6TOTAAL MASTER 60

*  Studenten die de profielen  ‘Beleid  en Rechtshandhaving’ of  ‘International  and Comparative Criminology’ volgen, schrijven een scriptie van �1 ECTS-studiepunten.

69QANU / Criminologie

Bijlage 5.  Instroom- en rendementgegevens

Tabel 1   Ingeschrevenen naar onderwijsvorm en geslacht     Bacheloropleiding CriminologieJaar Ingeschrevenen  Voltijdopleiding Bacheloropleiding Duaal

Totaal mannen vrouwen Totaal mannen vrouwen Totaal mannen vrouwen Totaal mannen vrouwen

0�/03 86 �7 59 74 �5 49 1� � 10 0 0 003/04 �93 85 �08 �54 77 177 39 8 31 0 0 004/05 499 145 354 460 135 3�5 39 10 �9 0 0 005/06 498 145 353 459 133 3�6 39 1� �7 0 0 0

Bron: KUO-tabel B9.1 (VSNU/CBS DocOnderwijsVisitatie �005)

Tabel 2    Cohortomvang en samenstelling     Bacheloropleiding Criminologie (voltijdse instroom)* HBO is inclusief de studenten die een schakelprogramma/premaster doen

Jaar Cohortomvang met vooropleidingscategorie TotaalVWO HBO prop HBO* Buitenland Overig

0�/03 0 0 � 0 18 �003/04 65 9 15 1 �0 11004/05 149 17 35 � 16 �19

Bron: KUO-tabel B1.1 (VSNU/CBS DocOnderwijsVisitatie �005)

Tabel 3   Cohortomvang en onderwijs-herkomst masterinstroom    Masteropleiding Criminologie (voltijdse instroom)Jaar  Cohortomvang en onderwijs-herkomst masterinstroom Totaal

Eigen universiteit

Andere universiteiten

HBO Buiten HO

04/ 05 34 0 0 0 34

Bron:  KUO-tabel M1.1 (VSNU/CBS DocOnderwijsVisitatie �005)

Tabel 4    Ingeschrevenen naar onderwijsvorm en geslacht     Masteropleiding CriminologieJaar Ingeschrevenen  Voltijdopleiding Deeltijdopleiding Duaal

Totaal mannen vrouwen Totaal mannen vrouwen Totaal mannen vrouwen Totaal mannen vrouwen

04/05 35 10 �5 31 9 �� 4 1 3 0 0 005/06 18 � 16 15 � 13 3 0 3 0 0 0

Bron:  KUO-tabel M5.1 (VSNU/CBS DocOnderwijsVisitatie �005)

70 QANU /Criminologie

71QANU / Criminologie

2.  De masteropleiding Criminologie aan de Universiteit Utrecht

Masteropleiding

Naam van de opleiding/CROHO-nummer  Criminologie (66469)Het niveau resp. de oriëntatie van de opleiding Master woStudielast in ECTS-studiepunten 60Graad MScVarianten (voltijd, deeltijd en/of duaal) VoltijdLocatie(s) UtrechtGeaccrediteerd tot 31 december �007

2.1.  Structuur en organisatie van de faculteit

De masteropleiding Criminologie wordt verzorgd vanuit het departement Rechtsgeleerdheid. Dit is een van de drie departementen van de Faculteit Rechtsgeleerdheid, Economie, Bestuur en Organisatie (REBO). De overige twee zijn het departement Economie en het departement Bestuur  &  Organisatie.  Naast  de  masteropleiding  Criminologie  verzorgt  het  departement Rechtsgeleerdheid nog acht andere masteropleidingen en de bacheloropleiding Rechtsgeleerd--heid. Het departement wordt gevormd door de naar rechtsgebieden ingedeelde disciplinegroe--pen, de onderzoekinstituten, het stafbureau en de Juridische Bibliotheek. De disciplinegroepen zijn Fiscaal recht, Internationaal sociaal en economische publiekrecht, Privaatrecht (Molen--graaff  Instituut), Rechttheorie/Encyclopedie,  staats-  en bestuursrecht en Strafrecht  (Willem Pompe Instituut). Alle docenten die betrokken zijn bij de masteropleiding Criminologie zijn aangesteld bij de disciplinegroep Strafrecht.   Aan  het  hoofd  van  het  departement  Rechtsgeleerdheid  staat  een  vakdecaan,  tevens  decaan van de faculteit. De decaan wordt bijgestaan door het Bestuur Rechtsgeleerdheid, bestaande uit directeuren onderwijs, directeur onderzoek, directeur strategie en bedrijfsvoering en twee studenten. De verantwoordelijkheid voor de planning en de uitvoering van het onderwijspro--gramma Criminologie, alsmede voor de bewaking van de kwaliteit van het programma en het toegepast onderwijsbeleid, is in handen van de onderwijsdirecteur en de directeur masters. De masteropleiding heeft een programmaleider, benoemd door de decaan, die verantwoordelijk is voor de dagelijkse gang van zaken, de inhoudelijke en organisatorische afstemming van de cursussen en de verbetering van de opleiding.  

2.2.  Invoering  bachelor-masterstructuur  en  afbouw  ongedeelde  opleidingen:  stand van zaken

De masteropleiding Criminologie komt voort uit de ongedeelde opleiding Nederlands recht (CROHO-nummer 6451). De instroom voor de ongedeelde opleiding is in september �00� stopgezet. Het onderwijs van de opleiding is geleidelijk aan afgebouwd. In �004 zijn de laatste doctoraalcursussen gegeven. Voor de studenten zijn overgangsregelingen opgesteld. Zij kun--nen de doctoraalopleiding afmaken met vervangende bachelor- en mastercursussen. Studenten konden er ook voor kiezen om op basis van het basisdoctoraalprogramma een bachelordiploma te krijgen en in een master in te stromen. Het departement stimuleert dat studenten met stu--dievertraging overstappen naar het bachelor- of masteronderwijs. De overgangsregelingen zijn 

7� QANU /Criminologie

gepubliceerd op het Studiepunt Online en daarmee te raadplegen voor alle studenten op ieder gewenst moment. In �00� en �003 is een aantal voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd en hebben alle studenten een uitlegbrochure ontvangen.

De commissie heeft kunnen vaststellen dat in zijn algemeenheid de faculteit een vlotte over--gang van de ongedeelde opleiding naar de gedeelde opleiding geregeld heeft. De commissie verwacht geen grote problemen rond de afbouw van de ongedeelde opleiding.

2.3.  Het beoordelingskader

2.3.1.  Doelstellingen opleiding

F1: Domeinspecifieke eisenDe eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de be--roepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroeps--praktijk).

Bevindingen en overwegingenDe Utrechtse masteropleiding Criminologie  is volgens de zelfstudie gericht op de  inter- en multidisciplinaire studie van de Criminologie. De opleiding is toegesneden op de kritische en culturele criminologie. Deze stroming binnen de Criminologie kenmerkt zich door het losla--ten van bestaande definities van criminaliteit en theorieën over het ontstaan van criminaliteit, en het zich afzetten tegen dominante positivistische en kwantitatieve perspectieven binnen de Criminologie. Er is een nauwe aansluiting bij de etnografie als onderzoekmethode, dat wil zeg--gen dat er een directe aansluiting wordt gezocht bij de belevingswereld van de actoren van de strafrechtpleging en de beschrijving van deviante handelingen van binnenuit. De commissie heeft bij de beoordeling van dit onderdeel gebruikgemaakt van een aanvullend document. In de voor de commissie beschikbare informatie kwam in eerste instantie in de eindtermen het specifieke karakter van de Utrechtse masteropleiding Criminologie onvoldoende tot uiting. Tijdens het bezoek van de commissie is de opleiding erin geslaagd mondeling een en ander met betrekking tot de eindtermen te verhelderen. De commissie heeft de opleiding vervolgens verzocht deze toelichting op papier vast te leggen. De opleiding heeft aan dit verzoek gehoor gegeven en een aanvullend document met aangescherpte eindtermen opgesteld. De bovenge--noemde doelstellingen worden in deze nieuw geformuleerde eindkwalificaties nader gespeci--ficeerd (zie bijlage 1). De eindtermen van de opleiding zijn niet ingedeeld in  kennis van en inzicht in vaardigheden en attitudes, maar beslaan deze gebieden voldoende.

De commissie heeft vastgesteld dat de eindtermen van een opleiding Criminologie zich niet gemakkelijk  laten vergelijken. Dit komt door het  sterk multidisciplinaire karakter van de discipline, waardoor deze opleiding anders is georganiseerd en vormgegeven dan gerelateerde opleidingen elders in de wereld. Tevens ontbreekt voor een opleiding Criminologie een een--duidig internationaal referentiekader. Desalniettemin is de commissie van mening dat het voor een opleiding Criminologie mogelijk  is om een vergelijking te maken met verwante opleidingen in West-Europa en de Verenigde Staten. Op basis van een dergelijke vergelijking kan een opleiding haar relatieve positie in het binnen- en buitenland beschrijven. Afgaande op de beschikbare gegevens heeft de commissie geen zicht gekregen in de manier waarop de eindtermen gebenchmarkt zijn dan wel voldoen aan de eisen die door (inter)nationale vakgenoten worden gesteld.

73QANU / Criminologie

De opleiding beoogt studenten voor te bereiden op het uitoefenen van een beroep waarvoor criminologische kennis en vaardigheden op gevorderd en academisch niveau nodig zijn. Ech--ter, ook de aansluiting met de relevante beroepspraktijk wordt door de opleiding in de aan--geleverde  informatie nauwelijks  expliciet gemaakt. Hierdoor heeft de  commissie geen zicht gekregen op de manier waarop de eindtermen van de opleiding gebaseerd worden of werden op de eisen en wensen van het beroepenveld. 

BeoordelingDe commissie heeft de eindtermen van de masteropleiding bestudeerd en vergeleken met het domeinspecifiek referentiekader. Op basis hiervan komt zij tot de conclusie dat de geformu--leerde eindkwalificaties van de opleiding voldoen aan de domeinspecifieke eisen die aan de eindtermen van een opleiding op het gebied van de Criminologie worden gesteld. De commis--sie is van oordeel dat de opleiding een duidelijk profiel van zichzelf en haar eindkwalificaties heeft beschreven tegen de achtergrond van de nationale en internationale wetenschapsbeoefe--ning. De Utrechtse masteropleiding Criminologie beweegt zich uitdrukkelijk op een beperkt terrein van de criminologie, te weten de kritische criminologie met de nadruk op reflectie en op de culturele component, en met de methodologische voorkeur voor kwalitatieve methoden van onderzoek met de nadruk op etnografische studies.  

De opleiding maakt in de aangeleverde informatie niet expliciet duidelijk in welke mate de eindtermen voldoen aan de wensen en de eisen van internationale vakgenoten en de relevante beroepspraktijk. De commissie mist de zichtbaarheid van deze twee aspecten in de geformu--leerde eindkwalificaties en de toelichting ervan. Het blijft naar het oordeel van de commissie onduidelijk op welke wijze de verzameling van eindkwalificaties van de opleiding een overzicht biedt van de eigen positie met als referentiekader de (inter)nationale ontwikkelingen van het vakgebied, de belangrijkste punten voor onderzoek en theorievorming, et cetera. Gezien het bovenstaande is de commissie van mening dat de explicitering van de aansluiting van de eind--termen op de eisen van de buitenlandse vakgenoten en de relevante beroepspraktijk, sterk voor verbetering vatbaar is. 

Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is onvoldoende. 

AanbevelingDe commissie beveelt de faculteit aan om de geformuleerde eindkwalificaties op structurele wijze te toetsen aan de internationale vereisten van de criminologische discipline en de wen--sen vanuit de beroepspraktijk. Op deze wijze vergroot de opleiding tevens haar zichtbaar- en herkenbaarheid in het buitenland alsmede binnen het beroepenveld en de (potentiële) studenten.

F2: Niveau: Bachelor en MasterDe eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor of een Master.

Bevindingen en overwegingenDe opleiding maakt in de aangeleverde informatie een impliciete koppeling met de Dublin-descriptoren.

74 QANU /Criminologie

Kennis en inzichtHet ambitieniveau van de opleiding beantwoordt aan de omschrijving van deze descriptor. In de masteropleiding verwerft de student onder meer grondige kennis van de gangbare theorieën in de Criminologie en van culturele aspecten, evenals inzicht in de oorzaken en gevolgen van criminaliteit (eindtermen 1, 3 en 8).

Toepassing kennis en inzichtHet  zelfstandig  criminologisch onderzoek doen met behulp van kwalitatieve  en  etnogra--fische onderzoeksmethoden, vormt een belangrijk element binnen de eindtermen van de opleiding (eindterm 11). Middels eindterm 9 is de afgestudeerde in staat om criminaliteits--vraagstukken internationaal te vergelijken en de specifieke misdaadproblemen in ontwik--kelingslanden te herkennen.

OordeelsvormingDe vereisten van deze descriptor worden voldoende weerspiegeld in de eindtermen. De oor--deelsvorming keert in het bijzonder terug in eindterm 1�, waarin is vastgelegd dat de student de vaardigheid heeft om op basis van onderzoek een standpunt in te nemen in de voortgaande publieke en wetenschappelijke discussie. 

CommunicatieTen aanzien van communicatie kan genoemd worden dat de opleiding gericht is op het duide--lijk en ondubbelzinnig overbrengen op een publiek van zowel specialisten als niet-specialisten. Met name eindterm 13 is gericht op de aspecten van deze descriptor.

LeervaardighedenVolgens eindterm 15 heeft de afgestudeerde een eindniveau bereikt dat hem in staat stelt een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter.

BeoordelingDe commissie heeft de geformuleerde eindkwalificaties van de opleiding aan de beschrijvingen van de kwalificaties in de Dublin-descriptoren getoetst. Op basis hiervan is de commissie van mening dat de eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij algemene, internationaal geac--cepteerde beschrijvingen van de masterkwalificaties.

Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

75QANU / Criminologie

F3: Oriëntatie WO:De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een Bachelor en een Master in WO:•  De  eindkwalificaties  zijn  ontleend  aan  eisen  vanuit  de wetenschappelijke  discipline,  de  internationale 

wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld.

•  Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot tenminste één verdere WO-studie op masterni--veau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt.

•  Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is.

Bevindingen en overwegingenUit de aangeleverde informatie is op te maken dat de eindtermen van de opleiding elementen bevatten van kennis van de Criminologie, maar ook van professionele vaardigheden. Daar--naast veronderstellen ze een kritische, onderzoeksgerichte attitude.

In de opleiding wordt de student in staat gesteld om zelfstandig een criminologisch onderzoek op academisch niveau voor te bereiden en uit te voeren. Voor wat betreft de onderzoeksvaar--digheden, ligt het zwaartepunt op de kwalitatieve methoden van onderzoek. In de eindtermen wordt gewaarborgd dat de masterstudent kennis opdoet over veiligheidsvraagstukken en de vaardigheden die worden aangeleerd  stellen hem/haar ook  in  staat  een  loopbaan  te  vinden bij instanties die zich op beleidsniveau met deze problematiek bezighouden op zowel lokaal, nationaal als internationaal niveau. De opleiding bereidt voor op een carrière in het weten--schappelijk onderzoek. Afgestudeerden kunnen terechtkomen bij onder meer een universiteit, onderzoeksinstellingen, een wetenschappelijk bureau van de politie, forensisch-psychiatrische instituten of een politieke partij.

BeoordelingGezien het bovenstaande is de commissie van mening dat de eindkwalificaties van de master--opleiding  voldoen  aan  de  eisen  vanuit  de  wetenschappelijke  discipline,  de  internationale wetenschapsbeoefening en de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. Volgens de commissie stellen de beoogde kwalificaties de afgestudeerde van de masteropleiding in staat om als zelfstandig onderzoeker of als beroepsmatige probleemoplosser (in het beleid) zich te positioneren in de beroepspraktijk. 

Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

76 QANU /Criminologie

Oordeel op onderwerpniveauDe onvoldoende beoordeling op het facet Domeinspecifieke eisen is voor de commissie geen aanleiding geweest om het gehele onderwerp als negatief te beschouwen. Volgens de commis--sie is de basiskwaliteit van de onderhavige opleiding met dit oordeel niet in het geding. Zij is van mening dat de onvoldoende score onder F1 zonder meer wordt gecompenseerd door de overige scores binnen het kwaliteitsonderwerp. De commissie is van oordeel dat de overige facetten beantwoorden aan de criteria van basiskwaliteit. Het positieve oordeel op enkele andere zwaarwegende onderdelen van het onderwerp Doelstellingen, zoals de aansluiting met het domeinspecifiek referentiekader, de heldere formulering van het Utrechtse profiel en de oriëntatie op het verrichten van zelfstandig wetenschappelijk onderzoek, heeft hierbij een doorslaggevende rol gespeeld. De commissie benadrukt dat de Utrechtse Criminologie mede door de minor-majorstructuur van de  instelling een minder breed  spectrum dekt dan de andere criminologische opleidingen in Nederland, maar wel degelijk diepgaand, doordacht en deugdelijk onderwijs verschaft in het segment waarvoor gekozen is. Alles overwegende en op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oor--deel met betrekking tot het niveau van het onderwerp Doelstellingen voor de masteropleiding luidt: positief.

2.2.2.  Programma

In de zelfstudie is een schematisch overzicht opgenomen van de programmaonderdelen van de masteropleiding Criminologie zoals deze in �005-�006 van start is gegaan. De inhoud van het programma wordt beschreven naar de verschillende samenstellende cursusonderdelen met aanduiding van werkvorm, toetsvorm en het aantal studentenpunten volgens het ECTS-stu--diepunten.

Een beknopt overzicht van het programma is te vinden in bijlage �. De commissie is zich ervan bewust dat de onderhavige masteropleiding Criminologie niet geheel los kan worden bezien van de minor Criminologie van de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid. Om die reden wordt in bijlage � ook een overzicht gegeven van het programma van de minor Criminologie.

F4: Eisen WOHet programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een WO-opleiding:•  Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk 

onderzoek binnen relevante disciplines.•  Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aan--

toonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën.•  Het  programma  waarborgt  de  ontwikkeling  van  vaardigheden  op  het  gebied  van  wetenschappelijk 

onderzoek.•  Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de 

actuele praktijk van de relevante beroepen.

Bevindingen en overwegingenHet docententeam is een belangrijke factor bij de interactie tussen het onderwijs en het onder--zoek. Het merendeel van de docenten verricht zelfstandig wetenschappelijk onderzoek en par--ticipeert  in  het  onderzoeksprogramma  van  de  disciplinegroep.  Studenten  van  de  opleiding maken diverse opdrachten die tevens mogelijke bouwstenen zijn bij de ontwikkeling van het 

77QANU / Criminologie

onderzoekprogramma. De onderzoeksthema’s worden door de docenten in diverse program--maonderdelen aan de orde gesteld, waardoor er veelal een directe aansluiting is met het onder--zoek van de staf. Dit is bijvoorbeeld zichtbaar in het vak Kritische reflectie op de criminologie. Bovendien komen de  studenten  in aanraking met de onderzoeksliteratuur uit verschillende wetenschapsgebieden, zo blijkt uit een analyse van het lesmateriaal door de commissie.

Via de docenten is de aansluiting met actuele wetenschappelijke ontwikkelingen in diverse relevante wetenschappelijke disciplines gewaarborgd. Zo wordt in het programmaonderdeel Kritische reflectie op de criminologie de actuele theorievorming in het kader van de kriti--sche  criminologie besproken.  In de  cursus Evaluatie  van anti-misdaadprogramma’s wordt aangesloten  bij  de  binnen  de  Criminologie  actuele  What Works-stroming.  De  commissie heeft  ook  in  het  lesmateriaal  een  verband  met  actuele  wetenschappelijke  ontwikkelingen geconstateerd, bijvoorbeeld via recente wetenschappelijke artikelen en annotaties in veelal jaarlijks bijgewerkte readers.

De opbouw van de diverse vaardigheden, zoals deze in de minor Criminologie in de bachelor--fase is gestart, wordt in de masteropleiding voortgezet. De onderzoeksvaardigheden van stu--denten worden verder verdiept  en  studenten wordt gefaseerd geleerd  zelfstandig onderzoek te verrichten. Zo  leren  studenten  in de cursus Evaluatie van anti-misdaadprogramma’s  stap voor stap de effectiviteit van interventies te evalueren. Tijdens dit onderzoek maken studenten gebruik van verschillende onderzoeksmethoden, in ieder geval moeten zij zichzelf (fysiek en sociaal) toegang kunnen verschaffen tot een project en maken zij gebruik van de methoden van observatie en interviews. In de in de volgende blokken aangeboden cursussen, dienen zij de onderzoekservaring al meer zelfstandig toe te kunnen passen. In de cursus Culturele crimi--nologie maken studenten kennis met etnografische methoden van onderzoek en in de cursus Alternatieve interventiestrategieën worden zij geacht min of meer zelfstandig een onderzoek te kunnen uitvoeren naar de criminaliteit en de reacties daarop in een buurt. Ten slotte verrich--ten studenten aan het eind van de opleiding een zelfstandig onderzoek van wetenschappelijk niveau van ��,5 ECTS-studiepunten. De opleiding geeft in de zelfstudie aan dat dit een louter sociaalwetenschappelijk onderzoek kan zijn of een onderzoek waarin sociaalwetenschappelijke methoden van onderzoek worden gecombineerd met juridische methoden van onderzoek.

In het programma zijn diverse verbanden met de actuele beroepspraktijk aanwezig. De beroeps--praktijk is soms direct verwerkt in de vakinhoud. Zo worden in de cursus Kritische reflectie op de criminologie actuele ontwikkelingen op onder meer terrorisme, corruptie en georganiseerde misdaad besproken. Ook wordt in het kader van de culturele criminologie binnen diverse pro--grammaonderdelen aansluiting gezocht bij de criminologie in de derde wereld. De commissie heeft tijdens de visitatiegesprekken en na bestudering van het lesmateriaal, kunnen vaststellen dat in diverse cursussen studenten kennismaken met praktijkproblemen. Studenten moeten bij het merendeel van de programmaonderdelen papers of essays schrijven en/of presentaties verzorgen op basis van praktijkproblemen.

Beoordeling(a)  De commissie heeft vastgesteld dat binnen de opleiding sprake is van een nauwe aanslui--

ting van het onderwijs met het onderzoek van de wetenschappelijke staf. De aansluiting is met name zichtbaar in de intensieve samenwerking tussen de docenten en de studenten, en het onderwijsmateriaal.

(b)  Aangezien het onderzoek van de docenten zich beweegt op het gebied van de actuele ont--wikkelingen in het vakgebied, concludeert de commissie dat actuele ontwikkelingen in de 

78 QANU /Criminologie

maatschappij en criminologisch wetenschappelijk onderzoek onderdeel uitmaken van de onderwijsprogramma’s. 

(c)  Voorts heeft de commissie aan de hand van de beschrijving van de inhoud en opzet van de programma’s en het gebruikte lesmateriaal, vastgesteld dat er ruimschoots aandacht wordt besteed aan het ontwikkelen van verschillende vaardigheden bij studenten. De studenten oefenen in een vroeg stadium in het zelfstandig uitvoeren van wetenschappelijk onder--zoek. Voorts kent het programma een goede leerlijn van de vaardigheden die resulteert in een  masterscriptie.

(d)  Tot slot stelt de commissie vast dat er voldoende praktijkgerichte elementen in de pro--grammaonderdelen zijn opgenomen, met name die onderdelen waar gebruik wordt ge--maakt van praktijkproblemen en getraind wordt met juridische vaardigheden.

Gezien het bovenstaande  is de  commissie  van oordeel dat de  invulling  van het masterpro--gramma in ruime mate voldoet aan de wetenschappelijke vereisten van een wo-opleiding. De kleinschaligheid van het programma bevordert op een dusdanige wijze de aansluiting van het curriculum bij onderzoek, actualiteit, wetenschappelijke vaardigheid en relevante beroepen--veld, dat de opleiding op dit punt boven de basiskwaliteit uitstijgt.

Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed.

                                                    F5: Relatie tussen doelstellingen en inhoud programmaHet programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domein--specifieke eisen.De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma.De  inhoud van het programma biedt  studenten de mogelijkheid om de geformuleerde  eindkwalificaties  te bereiken. 

Bevindingen en overwegingenDe commissie is zich ervan bewust dat de eindkwalificaties van de masteropleiding de afslui--ting van een  leerproces beogen dat  in de bacheloropleiding en de minor Criminologie van start is gegaan. In de zelfstudie wordt uitvoerig beschreven op welke wijze de geformuleerde eindkwalificaties vormkrijgen in de geprogrammeerde onderdelen. In de zelfstudie wordt per programmaonderdeel aangegeven in welke mate het vak een bijdrage levert aan de realisatie van de eindtermen. Uit de beschrijving is op te maken dat in de zes programmaonderdelen verschillende aspecten van de opleidingsdoelstellingen aan de orde komen. Iedere cursus geeft een verdieping van de criminologische kennis en inzichten. Zo verschaft het vak Alternatieve interventiestrategieën de student kennis van en inzicht in het vraagstuk van de criminaliteit in buurten. In de cursus Criminologie en strafrecht leren studenten criminologische kennis te verbinden met strafrechtelijke vraagstukken. In de cursus Culturele criminologie maken stu--denten kennis met theorieën waarbij de oorzaken van misdaad in de sfeer van cultuur worden gezocht. Daarnaast komen in de cursussen de specifieke vaardigheden aan de orde, die de stu--denten in staat stellen zelfstandig onderzoek te doen. Zo voeren studenten in de cursus Klinische criminologie een eigen onderzoek uit naar patronen in pathologie en motieven van delinquent gedrag en geven hun bevindingen weer  in een mondeling en schriftelijk onderzoeksverslag. Ook wordt binnen dit vak een analyse gemaakt van twee gezamenlijke onderzoeksprojecten over psychisch gestoorde gedetineerden. De cursus Evaluatie van anti-misdaadprojecten traint studenten in de vaardigheden op het gebied van het evaluatieonderzoek. Met het vak Alter--natieve interventiestrategieën beoogt de opleiding de onderzoeksvaardigheden die studenten 

79QANU / Criminologie

hebben opgedaan in eerdere vakken verder te verdiepen. In de scriptie komen nagenoeg alle geformuleerde eindkwalificaties aan bod. Hier laten de studenten zien dat men zelfstandig in staat is een methodologisch verantwoord sociaalwetenschappelijk onderzoek te verrichten dan wel een onderzoek op het raakvlak van strafrecht en criminologie en de resultaten hiervan neer te leggen in een verslag van voldoende wetenschappelijk niveau.   

Uit de studiegids en de aangeleverde informatie blijkt niet dat voor de opleiding de eindkwali--ficaties vertaald zijn in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. Aangezien er sprake is van een kleine groep studenten met intensieve contacten onderling en met de docenten, wordt via de  informele weg voor de student wel  snel duidelijk wat van haar/hem wordt verwacht binnen een cursus. 

De commissie is van oordeel dat voor de beoordeelde opleiding geldt dat door middel van de gekozen werkvormen (zie ook F10) en bij een studie-inzet c.q. -houding die van studenten in het wetenschappelijk onderwijs verwacht mag worden, de geformuleerde eindtermen op adequate wijze te bereiken zijn. Een belangrijke bijdrage levert de individuele toetsing van de behaalde kwalificaties aan de hand van tentamens, papers, werkstukken en/of presentaties. 

BeoordelingDe bijdrage van de verschillende programmaonderdelen aan het realiseren van de eindkwalifi--caties valt in voldoende mate te identificeren, waarmee de commissie concludeert dat de opzet van de opleiding de studenten in voldoende mate de mogelijkheid biedt de eindkwalificaties te bereiken. De commissie is van oordeel dat de opleiding erin is geslaagd om op consistente wijze het beperkte terrein waarop de Utrechtse Criminologie zich beweegt, helder tot uitdruk--king te laten komen in een afgewogen programma. De gemaakte inhoudelijke keuzes worden voldoende geconcretiseerd in het curriculum. De commissie heeft in de voor haar beschikbare gegevens geen expliciete leerdoelen aangetroffen. Dit wordt echter voldoende gecompenseerd binnen de directe communicatie tussen docenten en studenten. De studenten weten dan ook in voldoende mate wat er van hun verwacht wordt. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de relatie tussen de geformuleerde doelstellingen en de beide programma’s op een afdoende manier is uitgewerkt en dat de inhoud van het programma een adequate concre--tisering is van de eindkwalificaties.

Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

AanbevelingDe commissie beveelt de opleiding aan om explicietere leerdoelen in de voor studenten beschik--bare informatie (bijvoorbeeld de studiegids) op te nemen.

In het verleden heeft het gebrek aan juridische kennis bij enkele studenten met een sociaalwe--tenschappelijke achtergrond, problemen opgeleverd. Ondanks het feit dat deze kinderziekte inmiddels doeltreffend  is weggewerkt middels het  vak Criminologie  en  strafrecht,  raadt de commissie alertheid van de opleiding op dit punt aan.

De commissie benadrukt dat ondanks de bovenstaande aanbevelingen, het oordeel over de basiskwaliteit van de beoordeelde opleiding voldoende is.

80 QANU /Criminologie

F6: Samenhang programmaStudenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.

Bevindingen en overwegingenDe masteropleiding wordt gekenmerkt door een opbouw van kennis en vaardigheden. In de eerste onderwijsperiode moeten de studenten een anti-misdaadprogramma evalueren volgens een streng methodologisch schema dat door medewerkers van de opleiding is ontwikkeld. Er wordt dan aandacht besteed aan specifiek criminologische methoden van onderzoek. De in deze cursus getrainde onderzoeksvaardigheden worden in het tweede blok verder ontwikkeld, met name  in de cursus Alternatieve  interventiestrategieën, waar  studenten meer zelfstandig onderzoek verrichten naar criminaliteit en criminaliteitsbestrijding in diverse wijken. De cur--sus Klinische criminologie kent een kwalitatieve benadering zij het dat hier ‘het pathologische aspect’ van criminaliteit op de voorgrond staat. De cursus bouwt voort op de bachelorcursus Introductie in de forensische psychiatrie en psychologie. Variaties van deviant gedrag in patholo--gische zin passeren de revue, waarbij een kritische reflectie plaatsvindt op evidence based psychi--atrische en psychologische assessment en interventie, gericht op preventie. De bijdrage van de klinische criminologie in een risicosamenleving wordt nader uitgewerkt aan de hand van bezoek aan tbs-klinieken. Driekwart van het tweede semester van de opleiding wordt besteed aan het zelfstandig verrichten van onderzoek, onder begeleiding van een docent. Het onderzoek moet uitmonden in een masterscriptie of een publicatie van voldoende wetenschappelijk niveau. 

Van de opleiding waren  ten  tijde  van de  visitatie nog geen  evaluatieresultaten beschikbaar. Tijdens de gesprekken waren studenten positief over de samenhang. 

BeoordelingGezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de opbouw van het studieprogramma van de masteropleiding overzichtelijk is. De commissie heeft geconstateerd dat er sprake is van heldere inhoudelijke samenhang, waarbij elk programmaonderdeel voortbouwt op een ander en waarbij theorie en (onderzoeks)vaardigheden op elkaar zijn afgestemd. In de ogen van de commissie is het masterprogramma een samenhangend en cumulatief geheel.

Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

F7: StudielastHet programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studie--voortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.

Bevindingen en overwegingenEen studiejaar is opgedeeld in vier perioden van elke 15 ECTS-studiepunten. De totale gepro--grammeerde studielast van de masteropleiding bedraagt 60 ECTS-studiepunten. De gepro--grammeerde studielast is evenwichtig verdeeld het studiejaar. 

De  faculteit  beschikt  over  een  monitoringsysteem  van  de  feitelijke  studielast.  Dit  gebeurt met name aan de hand van vakevaluaties. Alle mastercursussen zijn in het eerste jaar van de opleiding geëvalueerd. Ook wordt  gesproken van  een  intensief  contact  tussen docenten  en studenten door de kleinschaligheid van de opleiding. Deze mondelinge feedback wordt niet gedocumenteerd, maar heeft de docenten veel zinvolle  informatie opgeleverd over de waar--dering van  studenten over de opleiding,  zo beschrijft de  zelfstudie. Uit uitkomsten van de 

81QANU / Criminologie

evaluaties van de cursussen die zijn gedoceerd in het studiejaar �004-�005 en enkele cursussen die zijn gedoceerd  in het huidige studiejaar komt naar voren dat de studenten de belasting van de afzonderlijke cursussen als behoorlijk zwaar ervaren. Uit de evaluaties komt met name naar voren dat de studenten niet gewend zijn de wekelijkse bijeenkomsten intensief voor te bereiden. Uit de evaluaties blijkt dat studenten gemiddeld vijftien uur per week aan een vak besteden. Het vak Criminologie en strafrecht vormt hierop een uitzondering, aangezien stu--denten aan dit vak gemiddeld tien uur per week besteden.

Het is de commissie opgevallen dat nog geen enkele student is afgestudeerd. De studeerbaar--heid van het programma als geheel is (nog) niet geëvalueerd, waardoor eventuele vakoverstij--gende knelpunten die de studeerbaarheid belemmeren nog niet via evaluaties aan het licht zijn gekomen. Op basis van de eerste ervaringen kunnen ten minste twee oorzaken van de trage doorstroom worden aangewezen. In eerste instantie is de belasting in de eerste helft van de masteropleiding zwaar en anders dan de meeste studenten gewend zijn. Ten tweede organiseert de opleiding extracurriculaire activiteiten, zoals een intensieve excursie naar de VS. Studenten nemen enthousiast deel aan dergelijke initiatieven.

De Universiteit Utrecht werkt met het studentenadministratie- en registratieprogramma Osi--ris.  Naast  de  registratie  van  studie-  en  examenresultaten,  biedt  het  systeem  ondersteuning bij de registratie van de studentbegeleiding, studentgesprekken, afspraken met betrekking tot studieplanning, de inschrijving en roostering. Osiris heeft een online module beschikbaar voor studenten. Zij hebben binnen deze module  tijd- en plaatsonafhankelijk  steeds  inzage  in de voor hen geregistreerde gegevens, onder meer op het gebied van studievoortgang en het onder--wijsrooster.

BeoordelingEr  is  sprake  van  een  zwaar,  maar  bedachtzaam  en  evenwichtig  opgezet  masterprogramma. Door de ambitieuze doelstellingen van de opleiding, kent zij een intensief programma. Voor de commissie weegt het zwaar dat tijdens het visitatiebezoek is gebleken dat de beschreven kin--derziekten omtrent de studeerbaarheid grotendeels zijn weggewerkt. In het algemeen steken de docenten voldoende tijd en energie in het opsporen van studiebelemmerende factoren en het zonodig elimineren hiervan. Gezien het bovenstaande is de commissie alles overwegende van oordeel dat het programma over het geheel genomen zwaar, maar studeerbaar is en dat de opleiding op studentniveau systematisch aandacht besteedt aan de relatie tussen de gepro--grammeerde en de feitelijke studielast. De systematische monitoring middels vakevaluaties en de laagdrempelige contacten tussen docenten en studenten spelen hierbij een positieve rol.

Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

F8: InstroomHet programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: WO-bachelor: VWO, HBO-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek.WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.

Bevindingen en overwegingenDe  masteropleiding  Criminologie  biedt  plaats  aan  maximaal  �5  studenten.  De  opleiding gebruikt een selectieprocedure met als doel de kwaliteit van de instromende studenten hoog te houden. De opleiding kent een duidelijk  instroomprofiel dat gestalte krijgt  in de minor 

8� QANU /Criminologie

Criminologie van 30 ECTS-studiepunten. Aan kandidaten van buiten de Universiteit Utrecht worden vergelijkbare eisen gesteld. Deze worden getoetst door de toelatingscommissie. In het selectieproces wordt geselecteerd op de hoogte van de punten behaald in de bacheloropleiding en op de motivatie voor de studie. Kandidaat-studenten schrijven hiervoor een motivatiebrief en zonodig een essay. Als de toelatingscommissie nog twijfelt over een kandidaat wordt er een toelatingsgesprek gevoerd. Tijdens het bezoek heeft de commissie een toelichting gekregen op de werkwijze van de toelatingscommissie. Tot nu toe heeft de selectie kunnen plaatsvinden op basis van de studieresultaten en een motivatiebrief.

De exacte toelatingsvereisten zijn als volgt geformuleerd en te vinden in diverse voorlichtings--brochures en websites:

•  een Nederlandstalig universitair bachelordiploma met een major Rechtsgeleerdheid of So--ciale wetenschappen;

•  een minor Criminologie;•  voor alle bachelorcursussen gemiddeld een 7. Voor de cursussen van de minor geldt dat de 

cijfers niet lager dan een 7 zijn;•  zeer goede beheersing van het Engels.

De voorlichting over de masteropleiding Criminologie gebeurt onder meer via de studiekie--zerswebsite, de masterbeurs en door middel van de mastergids die de universiteit publiceert. De universiteit organiseert  voor de  eigen bachelorstudenten nog extra voorlichting over de Utrechtse masteropleidingen.

Uit de instroomgegevens blijkt dat niet het maximum aantal studenten is ingestroomd. Dit terwijl er volgens de opleiding wel een enorme belangstelling bestaat voor de cursussen van de minor Criminologie. De opleiding heeft hiervoor de volgende verklaringen:

•  Voor alle masteropleidingen van het departement Rechtsgeleerdheid geldt dat de instroom in de eerste twee jaar nog niet volledig was. Dit wordt gewijd aan de overgang van het doctoraalsysteem naar het bachelor-mastersysteem.

•  Sommige geïnteresseerde studenten konden niet voldoen aan de ingangsvereiste met be--trekking tot de minor Criminologie. Doordat de capaciteit van de meeste minorcursussen aanzienlijk is verhoogd, kunnen meer studenten aan de ingangseisen voldoen.

•  De verwachting dat alle studenten die de minorcursussen volgen ook de masteropleiding willen doen, is niet waar gebleken. Er is grote belangstelling voor de minor Criminologie in de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid, maar onder de studenten was een beeld ont--staan  van  de  masteropleiding  Criminologie  als  een  onneembare  vesting,  gezien  de  hoge instroomeisen en het kleine aantal deelnemers dat werd toegelaten. Dit beeld was deels ont--staan door de eigen voorlichting van de opleiding. De voorlichting is inmiddels aangepast.

In de zelfstudie wordt beschreven dat het niveau van die eerste lichting studenten hoog was, omdat  zij  allen  een  afgerond  doctoraal  als  vooropleiding  hadden.  Het  merendeel  had  een juridische vooropleiding. In het studiejaar �005-�006 hebben studenten gelijkelijk een juridi--sche of sociaalwetenschappelijke vooropleiding. In tegenstelling tot de eerste groep heeft het merendeel een bacheloropleiding als vooropleiding en geen doctoraalopleiding. Niet alle stu--denten hebben een volledige minor, omdat de eisen voor deelname aan het masterprogramma op het laatst iets zijn verlaagd in verband met het achterblijvende aantal aanmeldingen.

83QANU / Criminologie

BeoordelingDe commissie stelt vast dat potentiële instromende studenten op een adequate wijze worden voorgelicht over het eigensoortige profiel van de opleiding. In de voorlichting wordt op een open en heldere wijze het Utrechtse profiel uiteengezet. De toelatingseisen worden op ade--quate en zorgvuldige wijze door de verantwoordelijke medewerkers toegepast. Hierdoor is de instroom een gearticuleerd in de tijd gespreid proces van autoselectie via dialectisch geconstru--eerde voorlichting. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de programma’s qua vorm en  inhoud  in voldoende mate aansluiten bij de kwalificaties van de  instromende studenten. 

Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

AanbevelingDe commissie heeft geconstateerd dat het aantal instromende studenten relatief klein blijft en het vooraf ingestelde maximum inschrijvers niet bereikt wordt. Dit baart zowel de commissie als de opleiding enige zorgen, aangezien de financiering van de disciplinegroep jaarlijks wordt afgestemd op het aantal studenten dat in de voorafgaande jaren cursusresultaten heeft geboekt. Aangezien zich hier eventueel een spanningsveld kan ontwikkelen, beveelt de commissie de faculteit aan hier een adequate oplossing voor de formuleren. 

De commissie benadrukt dat ondanks de bovenstaande aanbeveling, het oordeel over de basis--kwaliteit van de beoordeelde opleiding voldoende is.

F9: DuurDe opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum:WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten.WO-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding.

Het masterprogramma Criminologie omvat 60 ECTS-studiepunten en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum.

Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum.

Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

F10: Afstemming tussen vormgeving en inhoudHet didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.

Bevindingen en overwegingenIn de zelfstudie wordt ingegaan op het didactisch concept van de faculteit. Uit de beschrijving blijkt dat het departement Rechtsgeleerdheid voor de opleidingen een didactisch model heeft opgesteld. Het model is opgesteld met het oog op de bachelorfase, maar is ook leidend voor de wijze waarop het onderwijs  in de masterfase wordt georganiseerd. De  faculteit  realiseert zich dat het model een te sturend karakter kan hebben voor de masteropleiding, juist omdat van masterstudenten meer zelfstandigheid en initiatief wordt verwacht. De uitvoering van het didactisch model wordt voor de masteropleidingen dan ook meer vrijgelaten. In de master--

84 QANU /Criminologie

fase wordt nadrukkelijk uitgegaan van activerend onderwijs, diversiteit in werkvormen en de nadruk op integrale toetsing. De begeleiding is meer op afstand. Met name bij de afsluitende scriptie  wordt  van  de  studenten  verwacht  dat  zij  zelf  de  verantwoordelijkheid  nemen  met betrekking tot begeleiding en voortgang van het proces.

Voor de masteropleiding Criminologie geldt dat studenten leren een beargumenteerd stand--punt in te nemen over criminologische onderwerpen, de bronnen te vinden waarmee ze dit standpunt kunnen onderbouwen, die bronnen op evenwichtige wijze tegen elkaar af te wegen en dit standpunt door middel van een gestructureerd schriftelijk of mondeling betoog uiteen te zetten. Studenten worden geschoold in het toepassen van speciale methoden van sociaalwe--tenschappelijk onderzoek. Het zwaartepunt van de didactiek ligt daarom op de eigen inbreng van de studenten en de interactie tussen de studenten, zo noteert de zelfstudie. De werkvor--men zijn door de opleiding gekozen met de opzet dat studenten in de cursussen steeds monde--ling verslag doen van hun eigen onderzoek en elkaar daarover kritisch ondervragen. Daarnaast is er plaats voor traditionele vormen van kennisoverdracht via hoorcolleges en onderricht van de docenten. Het aantal verplichte contacturen per week is beperkt, maar de opdrachten zijn zo gekozen dat iedere bijeenkomst door de studenten grondig moet worden voorbereid. Buiten de scriptie om is in de masteropleiding 90% van de studielast gereserveerd voor zelfstudie. Tus--sentijds kunnen de studenten steeds een beroep doen op individuele begeleiding, wat maakt dat in de praktijk toch sprake is van een intensief contact tussen studenten en docenten.

BeoordelingNadere  analyse  van  de  mastereindtermen  leert  dat  daarin  verschillende  elementen  zijn  te onderscheiden die zich uitstekend lenen voor het gekozen didactisch concept (bijvoorbeeld het zelfstandig uitvoeren van criminologisch onderzoek met behulp van kwalitatieve en etnogra--fische onderzoeksmethoden en het inzicht in de effectiviteit van interventies om criminaliteit te beteugelen). De commissie heeft verder vastgesteld dat activerend onderwijs en gestructu--reerde zelfstudie richtinggevend zijn bij de vormgeving van de programma’s en de keuze van de werkvormen. De commissie heeft een ruime variatie aan werkvormen in het masteronderwijs aangetroffen. Zo is een aantal werkvormen expliciet gericht op de ontwikkeling van de zelf--standige onderzoeker, maar zijn er in het programma ook hoorcolleges opgenomen met daarin intensieve contacten tussen studenten en docent(en). De commissie is dan ook van mening dat er sprake is van een uitstekende didactische profilering als draagvlak voor de realisatie van de gestelde eindkwalificaties, waarmee de opleiding boven de basisnorm uitstijgt. Het didactisch concept  komt met name  goed  tot  uidrukking door de  kleinschaligheid  van het  onderwijs. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat het didactisch concept goed in lijn is met de doelstellingen. 

Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed.

F11: Beoordeling en toetsingDoor de beoordelingen,  toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de  studenten de  leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.

Bevindingen en overwegingenDe  vakken  van  de  masteropleiding  Criminologie  kennen  meerdere  toetsonderdelen.  Het zwaartepunt van de toetsing ligt volgens de opleiding op het zelfstandig kunnen verzamelen en wegen van materiaal en dat zowel mondeling als schriftelijk helder kunnen presenteren. Bij alle 

85QANU / Criminologie

programmaonderdelen worden de doelstellingen dan ook getoetst met schriftelijke opdrach--ten (essay of onderzoeksopdracht) en/of een mondelinge presentatie. Vrijwel alle opdrachten worden  door  twee  docenten  beoordeeld,  het  eindoordeel  komt  tot  stand  door  middel  van intercollegiale toetsing. De zelfstudie geeft aan dat de docenten in het eerste bestaansjaar van de opleiding de ervaring hadden dat zij vrijwel nooit meer dan een halve punt afweken in hun oordeel. Om die reden worden de essays die voor de cursus Kritische reflectie op criminologie geschreven moeten worden sinds het jaar �005-�006 om de week door één van de docenten beoordeeld. De studenten krijgen op de opdrachten en presentaties feedback. In de Onder--wijs- en Examenregeling (OER) is een nakijktermijn van tien werkdagen vastgelegd. 

Bij drie van de vijf cursussen wordt een afsluitend tentamen afgenomen. Tentamenvragen en standaardbeantwoording worden door de docenten gezamenlijk vastgesteld, de beoordeling van de tentamenvragen wordt in principe tussen de docenten verdeeld. Studenten die zakken voor het tentamen of door ziekte niet aanwezig kunnen zijn, krijgen een schriftelijke of mon--delinge reparatiemogelijkheid.

De masterscripties worden door twee docenten beoordeeld. Naar aanleiding van opmerkingen van de visitatiecommissie Rechtsgeleerdheid, is een docentenhandleiding scriptiebeoordeling opgesteld. Hierin worden handvaten gegeven om scripties  te beoordelen en om het onder--scheid tussen bachelor- en masterniveau te bepalen. Hierin is ook de procedure van de tweede beoordelaar opgenomen.

De Examencommissie beoordeelt het einddossier van de studenten en verleent het diploma. Daarnaast is de Examencommissie belast met het beoordelen van vrijstellingsaanvragen, het verlenen van bijzondere toetsvoorzieningen en het fraudebeleid.

De commissie heeft van enkele  toetsen een analyse gemaakt. Hierbij  is gekeken naar zowel de (tentamen) vragen als de uitwerking en de beoordelingsnorm hiervan. Van de uitwerking van essayopdrachten heeft de commissie geen analyse kunnen maken, omdat deze niet meer beschikbaar waren. De commissie heeft op basis van deze analyse van de toetsen kunnen con--stateren dat gebruik wordt gemaakt van onder meer kennis- en inzichtvragen en dat de tenta--mens voldoen aan de wetenschappelijke norm.

BeoordelingGezien de kleine en selectief samengestelde groep van studenten zijn beoordelingen, toetsing en feedback via zeer directe en korte lijnen geregeld. Het geheel van beoordeling en toetsing vindt aansluiting bij de essentie van het onderwijsconcept. De wijze van examinering vindt in het algemeen op een gestructureerde wijze plaats, waardoor er voldoende veiligheidsmarges zijn  ingesteld om de beoordeling van werkstukken en opdrachten consistent  te  laten verlo--pen.  De  commissie  heeft  tevens  vastgesteld  dat  bij  tentamens  gebruik  wordt  gemaakt  van verschillende  typen  vragen,  zoals  kennisvragen  en  inzichtvragen.  Op  basis  van  een  analyse van de tentamens en enkele opdrachtformuleringen, concludeert de commissie dat het niveau van toetsing voldoet aan de wetenschappelijke standaard. Er wordt veelvuldig gebruikgemaakt van werkstukken en presentaties, waar de studenten vervolgens adequate feedback op krijgen. Op deze wijze ontwikkelen de studenten goede taal- en schrijfvaardigheden. Met het recent ontwikkelde beoordelingsformulier voor scripties,  is de eerste stap gezet voor uniformering. De gevolgen van deze stap moeten nog zichtbaar worden voor de studenten. De commissie is echter van mening dat dit knelpunt één onderdeel is van het toetsbeleid en heeft er vertrouwen in dat de huidige ontwikkelingen binnen de opleiding zullen resulteren in een betere vorm--

86 QANU /Criminologie

geving van dit aspect. Om die reden is de commissie over het algemeen genomen van oordeel dat op adequate wijze de toetsing van de realisatie van de leerdoelen van (onderdelen van) het programma plaatsvindt.

Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

AanbevelingDe commissie adviseert meer aandacht te besteden aan (verdere uniformering van) de beoor--deling van schriftelijke werkstukken, om zo de kwaliteit van de werkstukken en de scripties (nog) beter te waarborgen.

De commissie benadrukt dat ondanks de bovenstaande aanbeveling, het oordeel over de basis--kwaliteit van de beoordeelde opleiding voldoende is.

Oordeel op onderwerpniveauOp basis van de beoordelingen per  facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel  met  betrekking  tot  het  niveau  van  het  onderwerp  Programma  voor  de  opleiding luidt: positief.

2.2.3.  Inzet van personeel

F12: Eisen WODe opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een WO-opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ont--wikkeling van het vakgebied.

Bevindingen en overwegingenHet  onderwijs  in  de  opleiding  wordt  verzorgd  door  docenten  die  verbonden  zijn  aan  het Willem Pompe Instituut voor Strafrechtwetenschappen, oftewel de disciplinegroep Strafrecht. Vijf van de zes docenten van de sectie Criminologie zijn gepromoveerd. De sectie bestaat uit een hoogleraar, twee UHD’s en drie UD’s. De laatste docent staat volgens de opleiding op het punt te promoveren. De hoogleraar is betrokken bij twee mastercursussen. Alle docenten zijn verbonden aan de onderzoeksschool Rechten van de Mens. Het onderzoek van de sectie vindt plaats binnen het overkoepelende onderzoeksprogramma van het Willem Pompe  Instituut. Het Willem Pompe Instituut is betrokken bij een extern cyclisch onderzoekskwaliteitzorgsy--steem en derhalve zijn de docenten betrokken bij wetenschappelijk onderzoek van erkende kwaliteit.

BeoordelingGezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de opleiding in ruime mate voldoet aan het criterium dat het onderwijs verzorgd wordt door onderzoekers die een bijdrage leve--ren aan de ontwikkeling van het vakgebied. De commissie is enthousiast over het gegeven dat bijna het gehele onderwijs door gepromoveerden wordt verzorgd. De stafleden zijn gedreven onderzoekers en in die hoedanigheid ook betrokken bij wetenschappelijk onderzoek van hoog--staande kwaliteit alsmede als dusdanig erkend binnen de discipline. Op basis van haar eigen expertise in het (inter)nationale wetenschappelijke veld, is de commissie van mening dat de 

87QANU / Criminologie

stafleden onderzoek van hoge kwaliteit uitvoeren en over opvallende onderzoekscapaciteiten beschikken. Niet alleen de resultaten van onderzoek worden in het onderwijs gebracht, ook de daadwerkelijke praktijk van het onderzoek wordt geïntegreerd in het onderwijs. Hierdoor krijgen de studenten krachtige rolmodellen voorgespiegeld.

Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed.

F13: Kwantiteit personeelEr wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.

Bevindingen en overwegingenDe opleiding geeft in de zelfstudie aan dat door de wijze van aanstellen van de docenten, voor zowel bachelor- als masteronderwijs, het lastig is om exact aan te geven hoeveel onderwijscapa--citeit voor de masteropleiding Criminologie ingezet wordt door de disciplinegroep Strafrecht.

In tabel 1 is aangegeven door wie vanuit het disciplinegroep Strafrecht het onderwijs in het studiejaar �005-�006 wordt verzorgd. Hieruit blijkt dat voor 15,4 fte aan onderwijs beschik--baar is. In totaal wordt het bachelor- en masteronderwijs door 33 medewerk(st)ers verzorgd.

Tabel 1: Totale inzet personeel in de disciplinegroep Strafrecht van de Universiteit Utrecht (peildatum 1 december 2005)

Categorie M V Totaal beschikbaar voor onderwijs

Percentage gepromo-veerden

aantal fte’s* aantal fte’s* aantal fte’sHL 6 4,6 1 1,0 7 3,36 100%UHD 1 0,4 3 3 4 �,04 100%UD 8 6,7 9 6,9 17 8,16 35%Promovendi 1 1 0 0 1 0 0%Student-assistent

1 0,4 � 0,8 3 1,�0 0%

Overig WP 1 0,6 0 0 1 0,6 0%Totaal 18 13,7 15 11,7 33 15,4* Inclusief onderzoek.

In tabel �  is voor de afgelopen vier  jaar de staf-studentenratio gespecificeerd op het niveau van het departement Rechtsgeleerdheid. Dit departement verzorgt alle rechtswetenschappe--lijke opleidingen binnen de faculteit. Hieruit blijkt dat ten tijde van de visitatie deze oplei--dingen  een  staf-studentratio had van 1:47. Dit  zegt  voor de masteropleiding Criminologie niet veel, aangezien voor de  studenten Criminologie  sprake  is geweest van een ruimhartige inzet van personeel, doordat het een kleine groep studenten betreft en per cursus vrijwel altijd twee docenten worden ingezet. De docenten Criminologie zijn allen aangesteld bij de disci--plinegroep Strafrecht. Binnen de sectie Criminologie is gezamenlijk 1,9 fte beschikbaar voor het verzorgen van het criminologisch bachelor- en masteronderwijs. Daarnaast participeren docenten van andere secties bij een aantal cursussen voor de masteropleiding voor circa 0,1 fte. De opleiding geeft in de zelfstudie aan dat in de masteropleiding geen concessies worden gedaan wat betreft de onderwijsinzet.

88 QANU /Criminologie

Tabel 2: De studenten-docentenratio departement Rechtsgeleerdheid van de Faculteit REBO (peildatum december 2005)

Jaar Aantal fte onderwijs

Aantal ingeschreven studenten

Aantal diploma’s

Aantal studenten per fte-onderwijs

Aantal afgestudeer-den per fte- onderwijs

�003/04 81,60 3360 539 41 6,6�004/05 79,6 3531 560 44 7�005/06 75,7 3563 n.v.t 47 n.v.t.

BeoordelingDe commissie is tot de conclusie gekomen dat de huidige staf-studentratio de realisatie van de doelstellingen, en daarmee de basiskwaliteit van het onderwijs, niet in gevaar brengt. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat voldoende personeel ingezet wordt om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. De recente personeelsuitbreiding heeft de ergste druk van de ketel gehaald.

Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

F14: Kwaliteit personeelHet personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.

Bevindingen en overwegingenDe opleiding beschrijft in de zelfstudie de manier waarop het departement Rechtsgeleerdheid de inhoudelijke en de didactische expertise van de docenten op twee manieren in de organisa--tie heeft verankerd. De bewaking van de inhoudelijke expertise en van het academisch niveau van docenten is opgedragen aan de disciplinegroepen en de instituten waarbinnen de docenten zijn aangesteld. De zorg voor de didactische expertise van docenten is primair een zaak van de onderwijsorganisatie van het departement.

De zorg voor de didactische expertise van docenten is verankerd in de ‘basiskwalificatie onder--wijs’ waarover elke docent moet beschikken, en in de ‘seniorkwalificatie voor onderwijs’, voor alle docenten op seniorniveau. Bovendien wordt voor een permanente didactische ondersteu--ning gezorgd door het onderwijskundig centrum van de universiteit, het IVLOS, en volgen docenten periodiek didactische cursussen. Docenten die een spilfunctie in het onderwijs heb--ben, krijgen een specifiek daarop gerichte opleiding in het Center of Excellence for University Teaching van de universiteit (CEUT). Seniordocenten en hoogleraren volgen in beginsel een cursus beginnend of gevorderd Academisch Leiderschap.

Docenten worden hiervoor door het departement Rechtsgeleerdheid voorgedragen. De onder--wijsdirecteur heeft de verantwoordelijkheid voor de didactische vorming van de docenten, en ziet toe op de aanwezigheid van voldoende didactische expertise. Ten slotte weegt de didacti--sche expertise van een docent mee als een belangrijke factor bij het bepalen van schaalniveau en schaalinpassing tijdens de zogenaamde resultaat- en ontwikkelingsgesprekken (R&O-gesprek--ken). Deze gesprekken zijn gericht op de resultaten van het werk. Op basis van die resultaten 

89QANU / Criminologie

worden afspraken gemaakt over te behalen resultaten en over de te nemen stappen voor de verdere ontwikkeling van medewerkers.

Uit diverse (vak)evaluaties blijkt dat studenten de didactische kwaliteiten van de docenten over het algemeen als zeer goed tot uitstekend beoordelen. Ook tijdens de gesprekken is gebleken dat de studenten zeer tevreden zijn over de docenten. 

BeoordelingDe docenten van de sectie Criminologie zijn ervaren docenten en de commissie heeft vastge--steld dat dit inmiddels verzilverd is in het universitaire opleidingssysteem. Studenten zijn zeer positief over hun docenten, waar de hoge kwaliteit van de docenten uit blijkt. De docenten zijn  in  staat  om met  sterk ontwikkelde didactische  vaardigheden dicht  bij  de  studenten  te operen. Daarbij heeft de commissie vastgesteld dat sprake is van een structureel bij- en nascho--lingsbeleid voor instromend personeel. Er wordt voldoende aandacht besteed aan de (verdere) professionalisering van het docentencorps. Gezien het bovenstaande is de commissie van oor--deel dat het personeel ruimschoots voldoende gekwalificeerd is voor de inhoudelijke, onder--wijskundige en organisatorische realisatie van het programma. De opleiding stijgt hiermee op dit punt uit boven de basisnorm.

Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed.

Oordeel op onderwerpniveauOp basis van de beoordelingen per  facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel met betrekking tot het niveau van het onderwerp Inzet van personeel voor de master--opleiding luidt: positief.

2.2.4.  Voorzieningen

F15: Materiële voorzieningenDe huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.

Bevindingen en overwegingenDe opleiding beschrijft in de zelfstudie uitgebreid over de materiële voorzieningen. Zo wordt beschreven dat de onderwijsruimten van het departement zijn aangepast volgens een met des--kundigen opgesteld verbeteringsprogramma. Daarbij is in het bijzonder aandacht besteed aan multifunctionele benutting van de ruimten: voor werkgroeponderwijs, voor zelfstudie, voor confrontatieonderwijs. Alle onderwijsruimten zijn voorzien van een draadloos computer net--werk,  zodat  flexibel  met  de  computer  kan  worden  gewerkt  door  docent  en  studenten.  De lokalen zijn verder voorzien van de standaard audiovisuele apparatuur. In enkele lokalen wordt gewerkt met een elektronisch smart bord. Voor de master Criminologie wordt steeds gebruik--gemaakt van de werkgroepzalen. Onverwachte of extra bijeenkomsten kunnen altijd worden georganiseerd in de bibliotheek/vergaderruimte van het Pompe instituut voor Strafrechtswe--tenschappen. Dat geldt in voorkomende gevallen ook voor het tentamen. Pc-voorzieningen zijn onder meer beschikbaar in het gebouw Pietershof en in de bibliotheek.

90 QANU /Criminologie

De Utrechtse juridische bibliotheek wordt op peil gehouden, ondanks de steeds stijgende prij--zen van voornamelijk tijdschriften. De faculteit vindt het belangrijk dat de collectie zo breed mogelijk is, zo noteert de zelfstudie. Een lid van de sectie Criminologie is al enkele jaren lid van de bibliotheekcommissie. De commissie stelt vast dat de criminologische collectie en de verwante disciplines van de bibliotheek goed beheerd worden. De bibliotheek heeft (papieren) abonnementen op de enkele Nederlandse en buitenlandse criminologische tijdschriften. De collectie van Sociale wetenschappen is gevestigd in de algemene universiteitsbibliotheek op de Uithof. Ook deze wordt door studenten veelvuldig geraadpleegd. De bibliotheek op de Uithof heeft 450 individuele studieplekken en �50 computers.

De bibliotheek investeert in elektronische voorzieningen. Er zijn cd-roms, elektronische tijd--schriften en online databanken met wetgeving en jurisprudentie. Dit heeft de beschikbaarheid van criminologische publicaties in buitenlandse tijdschriften zeer vergroot. Deze voorzienin--gen zijn vanaf iedere pc in het universitaire netwerk te benaderen. De bibliotheek organiseert trainingen voor docenten en studenten om hen bekend te maken met de elektronische moge--lijkheden op een specifiek terrein.

Aangezien de masteropleiding Criminologie een kleine opleiding is, wordt slechts op beperkte schaal gebruikgemaakt van de elektronische leeromgeving WebCT. 

Tijdens  het  visitatiebezoek  heeft  de  commissie  ook  een  rondleiding  gekregen  in  het  KO-gebouw. De verschillende aspecten van de voorzieningen, met name de ICT-faciliteiten en de leslokalen, hebben veel indruk op de commissie gemaakt.

Uit diverse evaluaties blijkt dat studenten over het algemeen tevreden zijn over de voorzienin--gen van de opleiding.

BeoordelingDe facultaire omgeving van de (kleine) opleiding Criminologie heeft schaalvoordelen opgele--verd. De commissie heeft adequate voorzieningen voor de opleiding aangetroffen. Met name de bibliotheekcollectie heeft indruk gemaakt op de commissie. De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding de beschikking heeft over een adequaat geoutilleerde juridische bibliotheek, met voldoende informaticamogelijkheden, waarbinnen het strafrecht en de criminologie haar uitdrukkelijke plaats krijgen. Er is een afdoende infodesk en de mogelijkheid om via de com--puter gericht vragen te stellen. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend zijn om het programma te realiseren. 

Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

F16: StudiebegeleidingDe studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang.De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.

Bevindingen en overwegingenIn  de  zelfstudie  van  de  opleiding  wordt  het  systeem  van  studiebegeleiding  en  informatie--voorziening beschreven. Hierin staat beschreven dat de begeleiding van de student op diverse manieren  plaatsvindt.  De  kleinschaligheid  van  de  master  garandeert  dat  kleinere  logistieke problemen in onderling overleg opgelost kunnen worden. Doordat de opleiding organisato--

91QANU / Criminologie

risch ingebed is in de grotere opleidingen van de faculteit, zijn veel regelingen die voor deze opleidingen gelden ook van toepassing op de opleiding Criminologie. De opleiding geeft in de zelfstudie aan dat binnen een klein verband de eisen die de organisatie als geheel stelt op stu--denten wel eens (te) bureaucratisch overkomen. Het gaat dan met name om strakke regelingen zoals tijdig inschrijven voor onderwijs en toetsing op de voorgeschreven wijze via de webap--plicatie en dergelijke. Door de kleine omvang van de opleiding is er veel direct contact tussen studenten onderling en tussen studenten en docenten. Begeleiding door docenten geschiedt op tamelijk individueel niveau.

De masteropleiding heeft een programmaleider die aanspreekpunt is voor studenten betref--fende opleidingszaken die de cursus overstijgen. Daarnaast is er een aparte scriptiecoördinator, die onderwerpen beoordeelt en begeleiders toewijst. Bij de keuze en planning van de opleiding kan de student een van de studieadviseurs raadplegen. In de masterfase wordt de studieadvi--seur met name geraadpleegd om advies te geven als de student vertraging heeft opgelopen. De studieadviseurs vinden meestal met de student een passende oplossing. Als studenten proble--men ondervinden met het studeren en de studieaanpak, kunnen ze deelnemen aan cursussen van het IVLOS. De cursus scriptieschrijven is voor masterstudenten een zeer relevant aanbod. De algemene informatievoorziening en studiebegeleiding zijn georganiseerd op het niveau van het departement. Voor individuele studieplanning, inschrijving, exameneisen en algemene stu--dievragen kunnen studenten terecht bij het Studiepunt. Het Studiepunt functioneert als front office voor de studieadviseurs, de administratie en de Examencommissie. Waar mogelijk wor--den studenten direct geholpen en indien nodig verwijst het Studiepunt door. De website voor studenten,  Studiepunt  Online,  bevat  informatie  over  roosters,  nieuwsberichten,  links  naar relevante websites en per studiefase wordt antwoord gegeven op de meest gestelde vragen. 

De opleiding geeft aan dat in het beginstadium van de opleiding weinig studenten erin geslaagd zijn hun studie in één jaar af te ronden. Op dit punt zijn de studenten onvoldoende begeleid, wat voor de sectie Criminologie aanleiding  is geweest een aantal maatregelen te  treffen om studenten aan te sporen sneller af te studeren. Aan het begin van de derde periode wordt er in een college of tijdens een aparte bijeenkomst voorlichting gegeven over de eisen waaraan een  scriptie moet voldoen en het  traject dat moet worden gevolgd. Studenten  leveren kort daarna een eerste opzet van hun scriptie in. De scriptieopzetten worden in de sectievergadering besproken en verdeeld. Op deze manier kunnen studenten al in het derde blok, ruim voor de buitenlandse excursie aan hun scriptie beginnen en die in het onderwijsvrije blok 4 afronden. Weliswaar kunnen studenten ook na 1 september nog afstuderen, maar zij krijgen de bood--schap mee dat de begeleiding vanaf dat moment zal worden geminimaliseerd.

Er is nog geen oordeel van masterstudenten over de algemene studiebegeleiding. De master-enquête van cohort �006-�007 zal hierover informatie bevatten. De opmerkingen van de stu--denten in de derdejaarsenquête hieromtrent kunnen niet geëxtrapoleerd worden, omdat het onderwerpen betreft die in de masterfase waarschijnlijk geen prioriteit meer hebben, zoals de behoefte aan meer begeleiding bij het kiezen van keuzevakken, vervolgmasters en stages.

BeoordelingGezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de studiebegeleiding van en de informatievoorziening  aan  studenten  adequaat  zijn  met  het  oog  op  de  studievoortgang. Doordat  de  masteropleiding  klein  van  omvang  is,  is  er  veel  direct  en  informeel  contact tussen student en docent. Hierdoor is binnen het onderwijs sprake van geïndividualiseerde coaching en maatwerk in de begeleiding vanaf de start van het programma. De informele 

9� QANU /Criminologie

informatievoorziening  sluit  aan bij de behoeften van de  studenten en  in de ogen van de commissie zijn voldoende informatiekanalen beschikbaar. Studenten weten wat ze kunnen verwachten van de opleiding. Dit is voornamelijk te danken aan de uitstekende directe rela--ties docent-student op niveau van vakken.

Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

Oordeel op onderwerpniveauOp basis van de beoordelingen per  facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel  met  betrekking  tot  het  niveau  van  het  onderwerp  Voorzieningen  van  de  master--opleiding luidt: positief.

2.2.5.  Interne kwaliteitszorg

F17: Evaluatie resultatenDe opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.

Bevindingen en overwegingenDe interne kwaliteitszorg in de masteropleiding is gebaseerd op het systeem van kwaliteitszorg zoals ontwikkeld binnen de Universiteit Utrecht. Er vindt zowel op cursus- als op curriculum--niveau een systematische evaluatie plaats. Op cursusniveau wordt na afloop van een cursus studenten om een oordeel gevraagd aan de hand van een vragenformulier. Dit formulier wordt door de docent samengesteld op basis van vragen uit een database. Hierdoor is de kwaliteit van de vragenlijst verbeterd ten opzichte van de voorgaande jaren, toen docenten hun eigen vragen maakten. Een standaardvragenlijst met evaluatievragen is ook beschikbaar. De resultaten van de evaluatie worden met een reactie van de docent(en) aan de onderwijsdirecteur toegestuurd. Er is ook een mogelijkheid voor studenten om deel te nemen aan een studentenpanel waarin de uitkomsten van de cursusevaluatie worden besproken. Vooralsnog worden alle mastercur--sussen jaarlijks geëvalueerd. In de loop der jaren, zullen de cursussen tweejaarlijks geëvalueerd worden. 

Het facultaire kwaliteitszorgsysteem voorziet ook in het organiseren van een formeel panelge--sprek met studenten naar aanleiding van een cursusevaluatie. De mening van de masterstudenten over het onderwijs wordt echter over het algemeen direct mondeling met de docenten besproken. Om die reden, zo geeft de opleiding aan, is er op dit niveau geen formeel inspraakorgaan nodig. 

Evaluaties op curriculumniveau vinden voornamelijk plaats door de docenten Criminologie tijdens het sectieoverleg. Hier wordt de inhoud van de cursussen besproken en worden toetsen, opdrachten  en  vaardigheden  op  elkaar  afgestemd.  De  opmerkingen  van  studenten  worden hier  ook besproken. Een  systematische  curriculumevaluatie  door  een  evaluatiecommissie  is voorzien in �006-�007.   

De opleiding maakt bij de periodieke evaluaties gebruik van enkele toetsbare streefdoelen die omgezet zijn in concrete beleidsdoelen. De streefdoelen zijn geformuleerd op het niveau van het departement, waardoor niet alle doelen in even sterke mate voor de masteropleiding Criminologie gelden. Er zijn streefdoelen geformuleerd voor onder andere de rendementen, 

93QANU / Criminologie

het academisch karakter en de aansluiting met de arbeidsmarkt. De onderwijsdirecteur bekijkt de verschillende evaluatieresultaten in het licht van de facultaire streefdoelen. Een streefdoel voor interne evaluatieresultaten ontbreekt en dient in de toekomst geformuleerd te worden.   BeoordelingDe interne kwaliteitszorg is faculteitsbreed aangevat, waarbij de commissie heeft vastgesteld dat de opleiding hierbij gebruikmaakt van meerdere evaluatie-instrumenten op verschillende niveaus. Ten tijde van de visitatie was dat met name merkbaar op het niveau van de vakevalu--aties. Toch komt het de commissie voor dat die zaken die de cursusgerichte evaluatie te boven gaan en die dus meer te maken hebben met aangelegenheden die zich situeren op het niveau van  het  curriculum  als  zodanig,  minder  makkelijk  hun  weg  vinden  in  het  geformaliseerde overleg. Uiteraard worden de meeste van deze thema’s binnen de staf Criminologie ter sprake gebracht of komen ter sprake via het informele docent-studentcontact. Alles overwegende is de  commissie  van oordeel dat het  interne kwaliteitszorgsysteem adequaat  is  gestructureerd, met name door de intensieve persoonlijke contacten tussen studenten en docenten. Daarbij heeft de commissie vastgesteld dat de curriculumevaluatie is voorzien. De commissie heeft er alle vertrouwen in dat deze nuttig zal worden aangewend. Gezien het bovenstaande is de com--missie van oordeel dat de opleiding periodiek en systematisch wordt geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.

Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

AanbevelingDe commissie ziet de informele structuur bij een eventuele toename van de studentenaantal--len als een risico. Zij adviseert de opleiding dan ook meer aandacht te besteden aan de verdere ontwikkeling van een formele evaluatiestructuur, met name wat vakoverstijgende aspecten van het onderwijs betreft.

De commissie benadrukt dat ondanks de bovenstaande aanbeveling, het oordeel over de basis--kwaliteit van de beoordeelde opleiding voldoende is.

F18: Maatregelen tot verbeteringDe uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.

Bevindingen en overwegingenDe basis van het evaluatiesysteem is dat de docent verantwoordelijk is voor de eigen cursus. Op twee manieren wordt er gevolg gegeven aan uitkomsten van cursusevaluaties. Ten eerste worden de evaluaties op het niveau van de disciplinegroep besproken in het onderwijsoverleg. De uit--komsten van de evaluaties spelen tevens een rol bij de Resultaat- en ontwikkelingsgesprekken. Ten tweede wordt er op departementsniveau naar gekeken. De cursus- en curriculumevaluaties vormen een vast agendapunt in de Opleidingscommissie masteropleidingen. Deze commissie adviseert de onderwijsdirecteur en het Faculteitsbestuur over eventuele tekortkomingen in het programma, signaleert problemen en stelt verbetermaatregelen voor. De onderwijsdirecteur is ervoor verantwoordelijk dat de geformuleerde verbetermaatregelen op vakniveau, op curricu--lumniveau en op voorzieningenniveau worden omgezet in uitvoeringsmaatregelen die op hun beurt weer getoetst worden in de volgende evaluatiecyclus. De onderwijsdirecteur informeert de vakdecaan over de resultaten. 

94 QANU /Criminologie

De resultaten van de eerste vakevaluaties en de intensieve contacten tussen docenten en stu--denten hebben tot een aantal aanpassingen geleid. In de zelfstudie somt de opleiding een paar maatregelen op. Zo is de volgorde van twee vakken in het programma veranderd, is de cursus Criminologie en strafrecht aan de verplichte vakken toegevoegd en zijn er maatregelen getrof--fen in de sfeer van de scriptiebegeleiding.

BeoordelingDe commissie heeft vastgesteld dat het stelsel van de interne kwaliteitszorg de nadruk legt op de verbeterfunctie. Op verschillende aspecten van het onderwijs zijn verbetercycli ontwikkeld die weer gekoppeld zijn aan de planning en controlecyclus. De faculteit is in staat voldoende maatregelen ter verbetering te nemen die bijdragen aan de beoogde streefdoelen. Gezien het bovenstaande is de commissie is van oordeel dat de resultaten van de evaluaties de basis vormen voor adequate verbetermaatregelen. De concrete resultaten van het nieuwe kwaliteitssysteem zijn nog niet volledig tastbaar, doch de commissie heeft er alle vertrouwen in dat de realisatie ervan zich zal doorzetten. De commissie heeft geconstateerd dat  sprake  is van een gesloten kwaliteitscyclus, waarbij de staf adequaat en relatief snel op problemen reageert.

Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

F19: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveldBij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de op--leiding actief betrokken.

Bevindingen en overwegingenMedewerkers zijn bij de interne kwaliteitszorg betrokken via de Opleidingscommissie en staf--bijeenkomsten.  Studenten worden bij  de meeste  vormen  van  evaluatie  betrokken  (bijvoor--beeld Opleidingscommissie en vakevaluaties). Verder zijn studenten vertegenwoordigd in de formele inspraakorganen van de universiteit, zoals de departementsraad, de faculteitsraad en de universiteitsraad. Het onderhouden van contacten met de alumni is nog beperkt door de relatief  jonge  leeftijd van de opleiding en vindt voornamelijk op centraal niveau plaats. De opleiding heeft geen georganiseerd overleg met het werkveld. Wel onderhouden docenten, via hun beroepsnetwerken en nevenfuncties, contact met het werkveld.

BeoordelingGezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de belangrijkste stakeholders van de opleiding, te weten de medewerkers, studenten, beroepenveld en alumni, voldoende betrok--ken worden bij de interne kwaliteitszorg. 

Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

AanbevelingHet beroepenveld zou door de opleiding actiever en meer systematisch benaderd kunnen wor--den als stakeholder van de opleiding. 

De commissie benadrukt dat ondanks de bovenstaande aanbeveling, het oordeel over de basis--kwaliteit van de beoordeelde opleiding voldoende is.

95QANU / Criminologie

Oordeel op onderwerpniveauOp basis van de beoordelingen per  facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel  met  betrekking  tot  het  niveau  van  het  onderwerp  Interne kwaliteitszorg  voor  de masteropleiding luidt: positief.

2.2.6.  Resultaten

F20: Gerealiseerd niveauDe gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.

Bevindingen en overwegingenEen belangrijke  indicator van het gerealiseerd niveau is voor de commissie de kwaliteit van de eindwerken. De commissie heeft twaalf afstudeerwerken van de opleiding opgevraagd en bestudeerd. Het niveau van deze scripties was over de gehele linie voldoende tot goed. Over enkele scripties was de commissie zeer enthousiast. De commissie heeft geconstateerd dat de beoordeling van de scripties in het algemeen overeenkomt met het oordeel van de commissie. 

Een andere indicator voor de mate waarin de eindkwalificaties gerealiseerd zijn, zijn de bevin--dingen van een alumnionderzoek. Hierbij waren ten tijde van de enquête echter geen alumni van de opleiding Criminologie  betrokken.

BeoordelingGezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat het gerealiseerd niveau van de  master--opleiding in overeenstemming is met de geformuleerde eindkwalificaties. De commissie heeft vastgesteld dat de bestudeerde scripties als een integratieve eindtoets beschouwd kunnen wor--den, waarbij studenten in staat zijn zelfstandig wetenschappelijk onderzoek uit te voeren. De commissie is van oordeel dat de bestudeerde scripties over het algemeen van voldoende niveau zijn en komt tot de conclusie dat de opleiding erin slaagt om de gerealiseerde eindkwalificaties in overeenstemming te brengen met de beoogde eindkwalificaties.

Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

F21: Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen.Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.

Bevindingen en overwegingenHet management  van de  faculteit hanteert  streefcijfers met betrekking  tot onderwijsrende--menten en studieduur. Het rendement van de masteropleiding zou na een jaar 75% moeten zijn en na anderhalf  jaar 95%. Met betrekking  tot deze  streefdoelen zijn nog onvoldoende rendementsgegevens beschikbaar, al is uit de eerste cijfers gebleken dat de doelstellingen niet gehaald worden. De faculteit heeft enkele maatregelen genomen die de rendementen moeten verbeteren. Te denken valt aan maatregelen op het terrein van begeleiding en verwijzing, het invoeren van deeltoetsen die onderling gecompenseerd kunnen worden en maatregelen op het gebied van keuzebegeleiding en -voorlichting.

96 QANU /Criminologie

BeoordelingDe commissie stelt vast dat de opleiding streefcijfers heeft opgesteld voor het onderwijsrende--ment. De commissie heeft geen beschikking gehad over definitieve KUO-gegevens wat betreft het rendement van de masteropleiding, omdat sinds de invoering nog onvoldoende jaren zijn verstreken en ten tijde van de visitatie nog niemand was afgestudeerd. De commissie is bij haar oordeel afgegaan op de KUO-gegevens over de rendementen van de ongedeelde opleiding en de eerste voorlopige gegevens van de masteropleiding. De commissie vindt deze resultaten op zich aanvaardbaar, maar hoopt dat de opleiding de studenten tot een efficiënter studiepatroon stimuleert. Dat neemt niet weg dat de commissie van mening is dat de medewerkers  in de sfeer van studiebegeleiding, inrichting van het onderwijs en voorlichting het nodige doen om de geschikte en gemotiveerde student binnen een redelijke periode zijn/haar diploma’s te laten behalen. De commissie heeft er vertrouwen in dat de genomen maatregelen zullen bijdragen aan het behalen van de gestelde normen. De commissie is binnen de context alles overwegende van  oordeel  dat  de  masteropleiding  voldoet  aan  het  criterium  dat  geldt  voor  het  facet  dat betrekking heeft op onderwijsrendement. 

Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

Oordeel op onderwerpniveauOp basis van de beoordelingen per  facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel met betrekking tot het niveau van het onderwerp Resultaten voor de masteropleiding luidt: positief.

97QANU / Criminologie

Samenvattend totaaloordeel masteropleidingDe commissie is van oordeel dat de masteropleiding Criminologie (voltijdse variant; locatie Utrecht) van de Universiteit Utrecht voldoet aan de criteria voor basiskwaliteit.

Onderwerp Oordeel Facet  Oordeel1. Doelstellingen van de opleiding

Positief 1. Domeinspecifieke eisen Onvoldoende�. Niveau Voldoende3. Oriëntatie Voldoende

�. Programma Positief 4. Eisen wo Goed5. Relatie doelstellingen en programma

Voldoende

6. Samenhang programma Voldoende7. Studielast Voldoende8. Instroom Voldoende9. Duur Voldoende10. Afstemming vormgeving en inhoud

Goed

11. Beoordeling en toetsing Voldoende3. Inzet van personeel Positief 1�. Eisen wo Goed

13. Kwantiteit personeel Voldoende14. Kwaliteit personeel Goed

4. Voorzieningen Positief 15. Materiële voorzieningen Voldoende16. Studiebegeleiding Voldoende

5. Interne kwaliteitszorg 

Positief 17. Evaluatie resultaten Voldoende18. Maatregelen tot verbetering Voldoende19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld

Voldoende

6. Resultaten Positief �0. Gerealiseerd niveau Voldoende�1. Onderwijsrendement Voldoende

98 QANU /Criminologie

Bijlage 1.  Eindtermen masteropleiding Criminologie

De formuleringen zijn overgenomen uit de aangeleverde informatie.

Een afgestudeerde criminoloog van de master Criminologie aan de Universiteit van Utrecht:

1.  heeft goed inzicht in de oorzaken en gevolgen van criminaliteit en het sociale en politieke proces dat leidt tot strafbaarstelling van bepaalde gedragingen;

�.  heeft het gedrag van delinquenten vanuit verschillende wetenschappelijke disciplines be--studeerd;

3.  heeft grondige kennis van de gangbare theorieën in de criminologie;4.  heeft een kritische instelling ontwikkeld ten aanzien van het probleem van maatschappe--

lijke veiligheid, weet het vertoog daaromheen te doorgronden en de maatregelen die in de samenleving – en in het bijzonder door de overheid – worden genomen, op hun waarde te schatten;

5.  heeft een aantal klassieke criminologische teksten gelezen en is in staat om op een kritische manier de waarde daarvan te analyseren in verband met actuele criminologische proble--men;

6.  heeft inzicht in de effectiviteit van interventies om criminaliteit te beteugelen, weet hoe deze effectiviteit te meten, en heeft inzicht in de beperkingen van het probleemoplossend vermogen van het strafrecht;

7.  heeft  inzicht  in de bruikbaarheid van de resultaten van criminologisch onderzoek voor in de strafrechtspleging te nemen beslissingen, alsmede in de normatieve grenzen die het strafrecht aan zulke beslissingen stelt;

8.  heeft  kennis  opgedaan  van  culturele  aspecten  van  criminaliteitsverschijnselen,  van  de maatschappelijke reactie daarop en van de culturen van instellingen die een rol spelen bij de strafrechtspleging;

9.  is in staat om criminaliteitsvraagstukken internationaal te vergelijken en kent de specifieke misdaadproblemen in ontwikkelingslanden;

10.  heeft zich verdiept in de tak van criminologie die bekend staat als de kritische criminologie en kan zich mengen in de wetenschappelijke discussie op dit gebied;

11.  kan zelfstandig criminologisch onderzoek doen met behulp van kwalitatieve en etnogra--fische  onderzoeksmethoden  en  de  uitkomsten  daarvan  verbinden  met  criminologische theorieën;

1�.  kan op basis van onderzoek een standpunt innemen in de voortgaande publieke en weten--schappelijke discussie op het gebied van de criminologie;

13.  is in staat om de resultaten van zijn onderzoek en analyses, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag  liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over  te brengen op een publiek van zowel specialisten als niet-specialisten;

14.  kan een schriftelijk of mondeling betoog van een ander kritisch analyseren en waarderen;15.  bezit de leervaardigheden die hem in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een 

grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter.

99QANU / Criminologie

Bijlage 2.  Programma van de masteropleiding Criminologie

De formuleringen zijn overgenomen uit de aangeleverde informatie.

Programmaonderdeel ECTSKritische reflectie op criminologie 7,5Evaluatie van anti-misdaadprojecten 7,5Criminologie en straf 7,5Keuze uit:•  Culturele criminologie•  Klinische criminologie

7,5

Alternatieve interventietechnieken 7,5Scriptie ��,5TOTAAL MASTER 60

TER INFO: Programma van de minor Criminologie

Programmaonderdeel ECTSCriminologie  7,5Inleiding  forensische  psychologie  en psychiatrie 

7,5

Twee vakken uit de keuze:•  International Organised Crime •  Criminologie: beleidsnota’s schrijven•  Psychopathologie•  Misdaad en strafrechtspleging multiculturele 

samenleving

15

TOTAAL MINOR 30

100 QANU /Criminologie

Bijlage 3.  Instroomgegevens

Tabel 1   Cohortomvang en onderwijs-herkomst masterinstroom    Masteropleiding Criminologie (voltijdse instroom)Jaar  Cohortomvang en onderwijs-herkomst masterinstroom Totaal

Eigen universiteit

Andere universiteiten

HBO Buiten HO

           04/ 05 9 � 0 0 11

Bron:  KUO-tabel M1.1 (VSNU/CBS DocOnderwijsVisitatie �005)

Tabel 2    Ingeschrevenen naar onderwijsvorm en geslacht     Masteropleiding CriminologieJaar Ingeschrevenen  Voltijdopleiding Bacheloropleiding Duaal

Totaal mannen vrouwen Totaal mannen vrouwen Totaal mannen vrouwen Totaal mannen vrouwen

04/05 9 3 6 9 3 6 0 0 0 0 0 005/06 �1 6 15 �1 6 15 0 0 0 0 0 0

Bron:  KUO-tabel M5.1 (VSNU/CBS DocOnderwijsVisitatie �005)

101QANU / Criminologie

3.  De  bachelor-  en  masteropleiding  Criminologie  aan  de Universiteit Leiden

Bacheloropleiding

Naam van de opleiding/CROHO-nummer  Criminologie (56469)Het niveau resp. de oriëntatie van de opleiding Bachelor woStudielast in ECTS-studiepunten 180Graad BScVarianten (voltijd, deeltijd en/of duaal) Voltijd en deeltijd*Locatie(s) LeidenGeaccrediteerd tot 31 december �007

Masteropleiding

Naam van de opleiding/CROHO-nummer  Criminologie (66469)Het niveau resp. de oriëntatie van de opleiding Master woStudielast in ECTS-studiepunten 60Graad MScVarianten (voltijd, deeltijd en/of duaal) Voltijd en deeltijd*Locatie(s) LeidenGeaccrediteerd tot 31 december �007

*   Voor de bachelor- en masteropleiding geldt dat de onderdelen van toepassing zijn voor zowel de voltijd- als de deeltijdvariant, tenzij anders vermeld.

3.0.  Structuur en organisatie van de faculteit

De bachelor- en masteropleiding Criminologie worden verzorgd vanuit het Cleveringa Insti--tuut. Dit is het onderwijsinstituut van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid dat zorg draagt voor de centrale organisatie en kwaliteitsbewaking van het onderwijs. Het facultaire E.M. Meijers Instituut organiseert het onderzoek. De afdeling Criminologie en Penologie valt samen met de afdeling Straf- en strafprocesrecht onder het departement Strafrecht en Criminologie.  

Het onderwijsbestuur bestaat uit acht leden die elk een eigen portefeuille beheren, verdeeld naar  de  specifieke  opleidingen.  Het  staat  onder  voorzitterschap  van  de  onderwijsdirecteur. De onderwijsdirecteur is portefeuillehouder onderwijs in het faculteitsbestuur. Hij is verant--woordelijk voor de ontwikkeling van het facultaire onderwijsbeleid en voor de uitvoering en organisatie van het onderwijs. Het faculteitsbestuur is bestuurlijk eindverantwoordelijk voor het onderwijs, al wordt het onderwijs gegeven door docenten onder verantwoordelijkheid van hun afdelingen en departementen. Een departement is weer onderverdeeld in een aantal afde--lingen. De faculteit kent in totaal vijf departementen en negentien afdelingen. 

10� QANU /Criminologie

Bij het onderwijs in de vaste vakken van de bacheloropleiding Criminologie, zijn de volgende departementen en afdelingen betrokken:

Departement AfdelingMetajuridica  Encyclopedie & rechtsfilosofiePubliekrecht  Staats- en bestuursrechtStrafrecht & Criminologie  Straf- en strafprocesrecht  Criminologie & penologieCivielrechtelijke vakken  Burgerlijk & burgerlijk procesrecht

Tot  �005-�006  werd  één  vak  uit  de  bacheloropleiding  verzorgd  door  het  departement Psychologie van de Faculteit der Sociale Wetenschappen. 

Bij  het  onderwijs  in  de  masteropleiding  Criminologie  zijn  de  volgende  departementen  en afdelingen betrokken:

Departement AfdelingStrafrecht & Criminologie  Straf- en strafprocesrecht  Criminologie & penologieFiscale & Economische vakken  Bedrijfseconomie & forensische accountancy

3.1.  Invoering  bachelor-masterstructuur  en  afbouw  ongedeelde  opleidingen:  stand van zaken

De bacheloropleiding is in het jaar �00�-�003 in Leiden van start gegaan en de masteropleiding in het jaar �004-�005. De programma’s waren oorspronkelijk opgezet als bovenbouwstudie voor studenten met een juridische of een sociaalwetenschappelijke propedeuse. De commissie stelt vast dat een beoordeling van de afbouw van een ongedeelde opleiding niet van toepassing is bij de bachelor- en masteropleiding Criminologie van de Universiteit Leiden.

3.2.  Het beoordelingskader

3.2.1.  Doelstellingen opleiding

F1: Domeinspecifieke eisenDe eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de be--roepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroeps--praktijk).

Bevindingen en overwegingenDe Leidse bacheloropleiding Criminologie is volgens de zelfstudie opgezet als een opleiding met als primair doel studenten op te leiden voor een masteropleiding Criminologie. Met de opleiding wordt beoogd kennis, vaardigheden en inzicht te verwerven op het gebied van de criminologie in brede zin. Ook is de opleiding gericht op het ontwikkelen van een academische houding en dient het een voorbereiding te zijn op een maatschappelijke loopbaan. Deze doelstellingen worden nader gespecificeerd in de eindtermen (zie bijlage 1). De eindtermen van de opleiding zijn niet ingedeeld in  kennis van en inzicht in vaardigheden en attitudes, maar beslaan deze gebieden voldoende.

103QANU / Criminologie

De Leidse masteropleiding Criminologie is volgens de zelfstudie opgezet als een opleiding met als doel studenten (verdiepte) criminologische kennis, inzicht en vaardigheden bij te brengen die hen in staat stellen om op academisch niveau werkzaam te zijn in een functie binnen de private of publieke sector, dan wel om toegelaten te worden tot een vervolgopleiding die kan leiden tot een academische promotie. De doelstelling wordt nader gespecificeerd in de eind--termen (zie bijlage �) en deze zijn gericht op het zelfstandig toepassen van kennis, inzicht en vaardigheden opgedaan  in de bacheloropleiding. De eindtermen van de opleiding zijn niet ingedeeld in  kennis van en inzicht in vaardigheden en attitudes, maar beslaan voldoende deze gebieden. De mastereindtermen bouwen volgens de commissie voort op de voor de bachelor--opleiding geformuleerde eindtermen.

In de zelfstudie wordt aangegeven dat de eindtermen van de opleidingen in nauw overleg met de  zusterfaculteiten  van  de  Vrije  Universiteit  (VU)  en  de  Erasmus  Universiteit  Rotterdam (EUR) zijn vastgelegd. Een eenduidig internationaal referentiekader op het gebied van univer--sitaire criminologische opleidingen ontbreekt. Voor beide opleidingen wordt in de zelfstudie een  vergelijking met de  zusteropleidingen  in Nederland gemaakt. De  commissie heeft  ook kennisgenomen  van het  rapport  van de Verkenningscommissie AWT  (Adviesraad  voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid). Deze commissie heeft in �000 de opdracht van de AWT gekregen om een verkenning uit te voeren naar de toekomstige kennisbehoefte en kennisin--frastructuur op het  terrein  van  criminaliteit  en  criminaliteitsbestrijding. Onderdeel  van dit rapport was een vergelijking van de Nederlandse situatie met West-Europa (met name België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk) en de Verenigde Staten op het onderhavige terrein. Uit het rapport van de Verkenningscommissie AWT blijkt dat er in West-Europa en in de VS een grote diversiteit aan criminologieonderwijs bestaat, variërend van keuzevakonderwijs, beroeps--opleidingen tot interdisciplinaire, zelfstandige, academische opleidingen.

De afronding van de bacheloropleiding wordt door de opleiding over het algemeen niet als uit--stroommoment beschouwd. De opleiding geeft in de zelfstudie aan dat de arbeidsmarkt voor criminologen met (slechts) een bacheloropleiding nog in ontwikkeling is. Er is nog nauwelijks ervaring met naar het beroepenveld uitgestroomde bachelors. De bachelor kan werkzaam zijn in ondersteunende beleidsmatige en onderzoeksmatige functies bij de overheid, onderzoeksin--stellingen en het bedrijfsleven. 

De eindtermen van de masteropleiding zijn gebaseerd op de eisen en de verlangens zoals deze bij  verschillende  maatschappelijke  en  politieke  organisaties  leven  op  het  terrein  van  veilig--heids- en criminaliteitsbeleid. Bij de inrichting van de opleiding is advies gevraagd aan twee functionarissen binnen het criminologisch werkterrein: een hoofd van de afdeling ontwikke--ling en onderzoek van een regionaal politiekorps en het hoofd van de afdeling ontwikkeling en onderzoek van het College van Procureurs-generaal. De opleiding verwacht dat afgestudeerden werkzaam zullen zijn in twee domeinen: het domein van het veiligheids- of criminaliteitsbeleid en de rechtshandhaving, en het domein van onderzoek. 

BeoordelingUit de zelfstudie blijkt dat de wetenschappelijke discipline Criminologie een sterk multidis--ciplinair  karakter  en  een  breed  toepassingsgebied  heeft,  waardoor  gerelateerde  opleidingen elders  in de wereld op heel verschillende wijzen zijn georganiseerd en vormgegeven. Tevens ontbreekt  een  eenduidig  internationaal  referentiekader  op  het  gebied  van  de  universitaire bachelor-  en masteropleiding Criminologie. De  commissie  komt dan ook  tot  de  conclusie dat de eindkwalificaties  zich niet gemakkelijk  internationaal  laten vergelijken. De commis--

104 QANU /Criminologie

sie heeft  de eindkwalificaties van de bachelor- en masteropleiding bestudeerd en vergeleken met het domeinspecifiek referentiekader. Op basis hiervan komt zij  tot de conclusie dat de geformuleerde eindkwalificaties van beide opleidingen voldoen aan de domeinspecifieke eisen die aan de eindtermen van een opleiding op het gebied van de criminologie worden gesteld. De commissie is van oordeel dat beide opleidingen een duidelijk profiel van zichzelf en haar eindkwalificaties hebben beschreven tegen de achtergrond van de nationale en internationale wetenschapsbeoefening. Er is sprake van een evenwichtige verdeling van kenmerken van de empirische sociale wetenschap en de normatieve rechtsgeleerdheid. Hierdoor richten de Leidse opleidingen zich niet specifiek op één onderdeel van de beroepsprakijk. Hoewel de juridische kennis hoofdzakelijk betrekking heeft op het Nederlands recht, sluiten de kwalificaties over de vakinhoudelijke kennis van de Criminologie en de sociaalwetenschappelijke onderzoekmetho--den adequaat aan bij internationaal geaccepteerde kwalificaties van een criminoloog, zoals de doelstellingen en eindtermen van de opleidingen Criminologie van buitenlandse universitei--ten. Daarbij sluiten de eindtermen adequaat aan bij de geformuleerde onderwijsmissie en de doelstellingen. Gezien het bovenstaande is de commissie van mening dat de eindkwalificaties van de opleidingen, voorzover vergelijkbaar, aansluiten bij de eisen die door vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende (breed gedefinieerde) domein.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

F2: Niveau: Bachelor en MasterDe eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor of een Master.

De Universiteit Leiden hanteert voor het expliciteren van het niveau een systeem van specifieke vakleerlijnen. Het gewenste niveau wordt hiermee gerealiseerd door de speciale opbouw van het programma, waarin in overeenstemming met het Leids Register1 de zogenaamde ‘abstracte structuur’ is verwerkt. Dat houdt in dat de bachelorstudent in drie jaar van niveau 100 tot niveau 400 wordt gebracht en dat in de masteropleiding (niveau 500 en 600) wordt voortge--bouwd op het bachelorniveau. Volgens de faculteit kan middels dit systeem de opbouw van en verdieping binnen het curriculum beter worden bewaakt en kan per studiejaar volgens een verantwoord ritme en in een samenhangend programma toegewerkt worden naar het bereiken van de geformuleerde eindkwalificaties. Dit systeem is zichtbaar in de studieprogramma’s en de studiegids die de commissie heeft ingezien. Daarnaast maken de opleidingen in de zelfstudie een expliciete koppeling met de Dublin-descriptoren.

Kennis en inzichtHet ambitieniveau van de bacheloropleiding beantwoordt aan de omschrijving. De eindtermen wat betreft academische houding voldoen aan de vereisten van deze descriptor. Zo staat in de eindkwalificaties  geformuleerd dat  studenten na  afronding  van de opleiding beschikken over kennis over en inzicht in het wetenschappelijk domein van de Criminologie, waaronder inzicht in de samenhang tussen de belangrijkste disciplines binnen dit domein (eindtermen 1 en 5).1  Het Leids Register bestaat uit een aantal hoofdlijnen voor de kwaliteit en de inrichting van het onderwijs die kenmerkend zijn voor het profiel dat de Universiteit Leiden wil nastreven. Alle faculteiten hebben de opleidin--gen die zij verzorgen op deze hoofdlijnen aangepast en voorgedragen voor opname in het register, dat jaarlijks wordt vastgesteld.

105QANU / Criminologie

Het ambitieniveau van de masteropleiding beantwoordt aan de omschrijving van deze descrip--tor. In de masteropleiding verwerft de student kennis uit diverse criminologische deelgebieden alsmede inzicht in hun samenhang, hun complementariteit, hun overlapping, hun verschillen en hun maatschappelijk context  (eindtermen 1-5).

Toepassing kennis en inzichtHet  toepassingsgerichte  deel  van  de  bacheloropleiding  staat  verwoord  in  de  eindtermen  die betrekking hebben op de professionele vaardigheden. De vereisten van deze descriptor komen onder meer naar voren in eindterm 5 (het uitvoeren van een eenvoudig criminologisch onder--zoek en het verzamelen en interpreteren van relevante informatie).

Het zelfstandig kunnen analyseren, interpreteren en beoordelen van complexe cases die betrek--king hebben op diverse criminologische deelgebieden, vormt een belangrijk element binnen de eindtermen van de masteropleiding (eindterm 6). Middels eindterm 9 is de afgestudeerde van de masteropleiding in staat om zelfstandig een criminologisch onderzoek voor te bereiden en uit te voeren. De eindtermen zijn dan ook in voldoende mate gericht op het toepassen van opgedane kennis en  inzicht, het  formuleren van een probleemstelling en het uitvoeren van onderzoek.

OordeelsvormingDe  eindkwalificaties  van  de  bacheloropleiding  beantwoorden  in  voldoende  mate  aan  de omschrijving van de descriptor van oordeelsvorming. In de eindtermen 7 en 8 is neergelegd dat de bachelor in staat is om relevante criminologische problemen te analyseren en een bear--gumenteerde positie in te nemen in een criminologisch debat. 

De vereisten van deze descriptor worden voldoende weerspiegeld  in de  eindtermen van de masteropleiding. De oordeelsvorming keert in het bijzonder terug in de eindterm 7, waarin is vastgelegd dat de student de vaardigheid heeft om op basis van een verantwoorde en contro--leerbare afweging zelfstandig een mening te vormen over maatschappelijke vraagstukken op het terrein van criminologische maatschappelijke vraagstukken. 

CommunicatieDe  vereisten  van  de  descriptor  Communicatie  worden  weerspiegeld  in  de  eindtermen  van de bacheloropleiding die betrekking hebben op de professionele vaardigheden. Daarin wordt onder meer vermeld dat de student de vaardigheid heeft om helder mondeling en schriftelijk te rapporteren over criminologische problemen (eindtermen 6 en 7).

Ten aanzien van communicatie kan genoemd worden dat de masteropleiding gericht is op het schriftelijk en mondeling rapporteren van criminologische analyses en oplossingen aan zowel vakgenoten als niet-vakgenoten. Met name eindterm 6 is gericht op de aspecten van deze descriptor.

LeervaardighedenDe eindtermen van de bacheloropleiding zijn in voldoende mate gericht op de leervaardigheden die noodzakelijk zijn voor een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt, te weten een masteropleiding. De eindtermen komen voort uit een doelstelling, waarin staat vermeld dat de bacheloropleiding studenten voorbereid voor een verdere wetenschappelijke loopbaan, in het bijzonder in de masteropleiding Criminologie.

106 QANU /Criminologie

Volgens  eindterm  10  van  de  masteropleiding  heeft  de  afgestudeerde  een  eindniveau  bereikt waarbij het mogelijk is om wetenschappelijk onderzoek te verrichten en toegelaten te worden tot de vervolgstudie die tot de academische promotie leidt. Hiermee is gegarandeerd dat de afgestudeerde een vervolgopleiding kan volgen met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter.

BeoordelingDe commissie heeft de geformuleerde eindkwalificaties van de opleidingen aan de beschrijving van de kwalificaties in de Dublin-descriptoren getoetst. Op basis hiervan is de commissie van mening dat de eindkwalificaties van de opleidingen aansluiten bij  algemene,  internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de bachelor- en masterkwalificaties. Op grond daarvan en het Leids Register  trekt de  commissie de  conclusie dat het beoogde  ambitieniveau over de gehele  linie  in voldoende mate correspondeert met het niveau van een universitair afgestu--deerde bachelor dan wel master zoals neergelegd in de verschillende descriptoren.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

F3: Oriëntatie WO:De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een Bachelor en een Master in WO:•  De  eindkwalificaties  zijn  ontleend  aan  eisen  vanuit  de wetenschappelijke  discipline,  de  internationale 

wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld.

•  Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot tenminste één verdere WO-studie op masterni--veau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt.

•  Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is.

Bevindingen en overwegingenUit de zelfstudie is op te maken dat de eindtermen van de opleidingen elementen bevatten van kennis van de criminologie, maar ook van professionele vaardigheden. Daarnaast veronderstel--len ze een kritische, onderzoeksgerichte attitude (zie ook F1).

De bacheloropleiding wordt expliciet niet als uitstroomopleiding beschouwd, maar in de eer--ste plaats als doorstroomfase voor een wetenschappelijke masteropleiding. Een afgestudeerde bachelor beschikt over kwalificaties om de arbeidsmarkt te betreden, zij het op een lager pro--fessioneel en wetenschappelijk niveau en met minder zelfstandigheid dan van de afgestudeerde master mag worden verwacht. Het bachelordiploma geeft  rechtstreeks  en onvoorwaardelijk toegang tot de masteropleiding Criminologie aan de Universiteit Leiden, de Vrije Universiteit en de Erasmus Universiteit Rotterdam. 

In  de  masteropleiding  wordt  de  student  in  staat  gesteld  om  zelfstandig  een  criminologisch onderzoek op academisch niveau voor te bereiden en uit te voeren. In de eindtermen wordt gewaarborgd dat de master kennis en inzicht heeft op de samenhang, de complementariteit, de overlap en de maatschappelijke en ethische context van de diverse deelgebieden. De commissie heeft vastgesteld dat de toegang tot de arbeidsmarkt succesvol genoemd kan worden. 

107QANU / Criminologie

BeoordelingGezien het bovenstaande is de commissie van mening dat de eindkwalificaties van zowel de bachelor- als masteropleiding voldoen aan de eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en de relevante praktijk in het toekomstige beroepen--veld (zie ook F1). De commissie is van mening dat in de eindtermen van de opleidingen een diversiteit van theorie en praktijk is vastgelegd, waarbij de geformuleerde eindkwalificaties met name op het doen van onderzoek zijn georiënteerd. Daarbij heeft de commissie vastgesteld dat afgestudeerden van de bacheloropleiding rechtstreeks toegang hebben tot ten minste één masteropleiding op universitair niveau en dat afgestudeerden van de masteropleiding in vol--doende mate in staat zijn zelfstandig criminologisch onderzoek te verrichten.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

AanbevelingDe eindtermen van de opleidingen zouden naast het doen van onderzoek, ook meer georiën--teerd kunnen zijn op het ontwikkelen van beleid.

De commissie benadrukt dat ondanks de bovenstaande aanbeveling, het oordeel over de basis--kwaliteit van de beoordeelde opleidingen voldoende is.

Oordeel op onderwerpniveauOp basis van de beoordelingen per  facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel met betrekking tot het niveau van het onderwerp Doelstellingen opleiding voor de bachelor- en masteropleiding luidt: positief.

3.2.2.  Programma

In de zelfstudie is een schematisch overzicht opgenomen van de programmaonderdelen van de bachelor- en masteropleiding Criminologie zoals deze in �005-�006 van start is gegaan. In dit jaar is voor de eerste maal het bachelorprogramma met een eigen propedeuse aangeboden. Het gewijzigde  tweede en derde bachelorjaar wordt vanaf �006-�007 respectievelijk �007-�008 aangeboden. De inhoud van de programma’s wordt beschreven naar de verschillende samen--stellende cursusonderdelen met aanduiding van werkvorm, toetsvorm en het aantal studenten volgens het ECTS-studiepunten. In de masteropleiding kunnen de studenten een keuze maken uit het profiel Forensische criminologie en het profiel Veiligheidsbeleid en rechtshandhaving.

Een beknopt overzicht van het bachelorprogramma is te vinden in bijlage 3, die van het mas--terprogramma in bijlage 4. 

108 QANU /Criminologie

F4: Eisen WOHet programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een WO-opleiding:•  Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk 

onderzoek binnen relevante disciplines.•  Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aan--

toonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën.•  Het  programma  waarborgt  de  ontwikkeling  van  vaardigheden  op  het  gebied  van  wetenschappelijk 

onderzoek.•  Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de 

actuele praktijk van de relevante beroepen.

Bevindingen en overwegingenVoor de bacheloropleiding gelden de volgende bevindingen.

Het docententeam is een belangrijke factor bij de interactie tussen het onderwijs en het onder--zoek.  Het  merendeel  van  de  docenten  verricht  zelfstandig  wetenschappelijk  onderzoek  en participeert in onderzoeksprogramma’s van het E.M. Meijers Instituut, het Nederlands Stu--diecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR) of het Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement (COT). De onderzoeksthema’s worden door de docenten in diverse pro--grammaonderdelen aan de orde gesteld, waardoor er veelal een directe aansluiting is met het onderzoek van de staf. Waar relevant baseren docenten hun voorbeelden op onderzoek van vakgenoten in binnen- en buitenland, maar ook op hun eigen onderzoek zoals verricht binnen het facultaire onderzoeksprogramma ‘Veiligheid en recht’. Dit is bijvoorbeeld zichtbaar in het vak Onderzoeksvaardigheden. Bovendien komen zij in aanraking met de onderzoeksliteratuur uit verschillende rechtsgebieden, zo blijkt uit een analyse van het lesmateriaal door de commis--sie. De opleiding geeft in de zelfstudie aan dat het gebruikelijk is om jaarlijks na te gaan of rea--ders dienen te worden aangepast. Deels wordt eigen toegesneden studiemateriaal ontwikkeld. 

Via de docenten  is de aansluiting met actuele wetenschappelijke ontwikkelingen  in diverse relevante  wetenschappelijke  disciplines  gewaarborgd. Vooral  in  het  derde  bachelorjaar,  bij--voorbeeld bij het vak Ontstaan en ontwikkeling van criminologisch gedrag, wordt aangesloten bij  innovatieve  ontwikkelingen  in  de  discipline,  veelal  aan  de  hand  van  recent  verschenen publicaties. Ook richten docenten zich bij de bespreking van thema’s zowel op de context van de regulering als op de sociale verschijningsvormen en de interactie daartussen. De commis--sie heeft ook in het lesmateriaal een verband met actuele wetenschappelijke ontwikkelingen geconstateerd, bijvoorbeeld via recente wetenschappelijke artikelen en annotaties in veelal jaar--lijks bijgewerkte readers.

In de zelfstudie maakt de opleiding een onderscheid tussen schriftelijke, mondelinge, onder--zoeks-, juridische, ICT- en sociale vaardigheden. In een overzicht wordt per bachelorvak aan--gegeven welke bijbehorende vaardigheden worden ontwikkeld. Aan het begin van de opleiding wordt voor (onderzoeks)vaardigheden in de practica een basis gelegd en komen de vaardighe--den in het eerstejaars mentoraat aan bod. Studenten worden vertrouwd gemaakt met vormen van onderwijs waarbij ze zelf op zoek moeten gaan naar literatuur of data moeten verzamelen. Alle vaardigheden die in de practica geleerd worden, komen in de loop van het programma terug. Zo oefenen studenten in het cursorisch deel van onderzoeksvaardigheden met het ana--lyseren van kwantitatieve data met SPSS. Dit komt later terug in International and Compara--tive Criminology, waarbij studenten internationaal vergelijkende slachtofferdata zelf moeten analyseren in een SPSS-practicum. De cumulatie van de vaardighedentraining is erin gelegen dat  in elk volgend bachelorjaar de verschillende  trainingen  terugkomen, waarbij  steeds wat 

109QANU / Criminologie

hogere  eisen worden gesteld. De opbouw van de vaardigheden  resulteert uiteindelijk  in de bachelorscriptie. De bachelorscriptie wordt geschreven in het kader van het vak Onderzoeks--vaardigheden van �0 ECTS-studiepunten.

In het programma zijn diverse verbanden met de actuele beroepspraktijk aanwezig. De beroeps--praktijk is soms direct verwerkt in de vakinhoud. Dit geldt voor een vak als Rechtshandhaving, waar  studenten oefenen met  criminaliteitsanalyses die ook  in de praktijk worden gebruikt. Ook worden door gastdocenten uit het beroepenveld gastcolleges/lezingen gegeven en gaan studenten met enige regelmaat op excursies. De commissie heeft tijdens de visitatiegesprekken en na bestudering van het lesmateriaal kunnen vaststellen dat in diverse cursussen studenten kennismaken met praktijkproblemen. Studenten moeten bij het merendeel van de program--maonderdelen papers of essays schrijven en/of presentaties verzorgen op basis van praktijkpro--blemen.

Voor de masteropleiding gelden de volgende bevindingen.

Het  docententeam  is  een  belangrijke  factor  bij  de  interactie  tussen  het  onderwijs  en  het onderzoek. Het merendeel van de docenten verricht zelfstandig wetenschappelijk onderzoek en participeert in onderzoeksprogramma’s van het E.M. Meijers Instituut, het NSCR of het COT.  De  onderzoeksthema’s  worden  door  de  docenten  in  diverse  programmaonderdelen aan  de  orde  gesteld,  waardoor  er  veelal  een  directe  aansluiting  is  met  het  onderzoek  van de staf. Waar relevant baseren docenten hun voorbeelden op onderzoek van vakgenoten in binnen- en buitenland, maar ook op hun eigen onderzoek zoals verricht binnen het facul--taire onderzoeksprogramma  ‘Veiligheid  en  recht’. Bovendien komen  zij  in  aanraking met de onderzoeksliteratuur uit verschillende rechtsgebieden, zo blijkt uit een analyse van het lesmateriaal door de commissie. De opleiding geeft in de zelfstudie aan dat het gebruikelijk is om jaarlijks na te gaan of readers dienen te worden aangepast. Deels wordt door de opleiding eigen toegesneden studiemateriaal ontwikkeld. 

Via de docenten  is de aansluiting met actuele wetenschappelijke ontwikkelingen  in diverse relevante wetenschappelijke disciplines gewaarborgd. Vooral  in de onderdelen Practicum en Privatissmium wordt aangesloten bij innovatieve en wetenschappelijke ontwikkelingen in de discipline, veelal aan de hand van recent verschenen publicaties. Ook richten docenten zich bij de bespreking van  thema’s  zowel op de  context  van de  regulering als op de  sociale  ver--schijningsvormen en de interactie daartussen. De commissie heeft ook in het lesmateriaal een verband met actuele wetenschappelijke ontwikkelingen geconstateerd, bijvoorbeeld via recente wetenschappelijke artikelen en annotaties in veelal jaarlijks bijgewerkte readers.

De opbouw van de diverse vaardigheden wordt in de masterfase voortgezet. In het scriptieon--derzoek vindt de verdieping van de verworven onderzoeksvaardigheden plaats. In het kader van de masterscriptie,  van �0 ECTS-studiepunten, wordt onder  toezicht  van een  specialist zelfstandig een onderzoek uitgevoerd.

In het programma zijn diverse verbanden met de actuele beroepspraktijk aanwezig. De beroeps--praktijk is soms direct verwerkt in de vakinhoud. Dit geldt voor een vak als Misdaadanalyse, waar  studenten oefenen met  criminaliteitsanalyses die ook  in de praktijk worden gebruikt. Ook worden door gastdocenten uit het beroepenveld gastcolleges/lezingen gegeven en gaan studenten met enige regelmaat op excursies. De commissie heeft tijdens de visitatiegesprekken en na bestudering van het lesmateriaal kunnen vaststellen dat in diverse cursussen studenten 

110 QANU /Criminologie

kennismaken met praktijkproblemen. Studenten moeten bij het merendeel van de program--maonderdelen papers of essays schrijven en/of presentaties verzorgen op basis van praktijkpro--blemen.

Beoordeling(a)  De  commissie  heeft  vastgesteld  dat  binnen  beide  opleidingen  sprake  is  van  voldoende 

verwevenheid met het onderzoek van de wetenschappelijke staf. Deze verwevenheid komt met name tot stand via het docentencorps en het onderwijsmateriaal.

(b)  Aangezien het onderzoek van de docenten zich beweegt op het gebied van de actuele ont--wikkelingen in het vakgebied, concludeert de commissie dat actuele ontwikkelingen in de maatschappij en criminologisch wetenschappelijk onderzoek onderdeel uitmaken van het onderwijs van (onderdelen van) de programma’s. Daarbij worden diverse opdrachten gebruikt om verbanden te leggen met actuele juridische en sociaalwetenschappelijke ont--wikkelingen.

(c)  Voorts heeft de commissie aan de hand van de beschrijving van de inhoud en opzet van de programma’s en het gebruikte lesmateriaal, vastgesteld dat er voldoende aandacht wordt besteed aan het ontwikkelen van verschillende vaardigheden bij studenten. 

(d)  Tot slot stelt de commissie vast dat er voldoende praktijkgerichte elementen in de pro--grammaonderdelen zijn opgenomen, met name die onderdelen waar gebruik wordt ge--maakt van praktijkproblemen en getraind wordt met juridische vaardigheden.

Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de invulling van zowel het bachelor- als het masterprogramma voldoet aan de wetenschappelijke vereisten van een wo-opleiding.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

F5: Relatie tussen doelstellingen en inhoud programmaHet programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domein--specifieke eisen.De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma.De  inhoud van het programma biedt  studenten de mogelijkheid om de geformuleerde  eindkwalificaties  te bereiken. 

Bevindingen en overwegingenIn de zelfstudie wordt beschreven dat voor de  implementatie van de onderwijsmissie en de eindtermen in het onderwijs, het instrument van het Handboek Onderwijs is ontwikkeld. In het document zijn zowel de afspraken neergelegd die in de loop der jaren zijn gemaakt over de organisatie en inrichting van het onderwijs, alsook de recent doorgevoerde onderwijsver--nieuwingen. Het vormt daarmee voor alle betrokkenen het primaire referentiekader voor de organisatie en structuur van het onderwijs.

Bij de nieuwe opzet van de bacheloropleiding is het gemakkelijker om eerstejaarsstudenten ver--trouwd te maken met de grondslagen van het recht, alsmede de aard van de voor de Crimino--logie relevante sociale wetenschappen. In de inleidende vakken zoals Inleiding psychologie en Encyclopedie van de rechtswetenschap, ontwikkelen de studenten kennis van en inzicht in het wetenschappelijke domein van de Criminologie. Dit wordt voortgezet in het tweede jaar met onder meer Theoretische criminologie. In het derde jaar speelt bij het bereiken van de eind--

111QANU / Criminologie

termen wat betreft kennis het straf- en strafprocesrecht een belangrijke rol. De geformuleerde eindkwalificaties wat betreft vaardigheden komen op verschillende momenten in het curricu--lum ruimschoots aan bod. Aan het begin van de opleiding wordt hiervoor in de practica een belangrijke basis gelegd. In het tweede jaar wordt deze ontwikkeling voortgezet, onder andere met het onderdeel Methoden en technieken. Bij het derdejaars vak Onderzoeksvaardigheden moeten studenten de eerder geleerde vaardigheden in praktijk brengen. Aan de eindkwalifi--caties die gericht zijn op een academische attitude wordt in verschillende momenten in het programma aandacht besteed. Het besef dat het geldende recht geen statisch gegeven is, maar aan verandering en aan keuze onderhevig is, wordt op verschillende momenten bijgebracht. Kritische reflectie op de effectiviteit van strafrechtelijke sancties en de selectieve werking van het strafrecht komt in het eerstejaars vak Inleiding criminologie aan bod. In de jaren daarop wordt deze reflectie op verschillende momenten in het programma uitgediept. 

De  eindkwalificaties  van  de  masteropleiding  beogen  de  afsluiting  van  een  leerproces  dat  in de  bacheloropleiding  van  start  is  gegaan.  De  opleiding  geeft  dan  ook  in  de  zelfstudie  aan dat de eindtermen vooral een nadere specialisatie en verdieping zijn van de bacheloreindter--men. In het vak Stadscriminologie moeten studenten laten zien dat ze algemene theoretische inzichten kunnen  toepassen op de  concrete  criminaliteitsproblematiek  in  een  specifiek  ste--delijke context. In de mastervakken, zoals het vak Privatissimum, wordt recht gedaan aan de verdieping van criminologische en  juridische kennis. De eindtermen met betrekking tot de (onderzoeks)vaardigheden leiden ertoe dat studenten in staat zijn om (inter)nationale data--bronnen en literatuur in onderling verband te analyseren en te interpreteren, en de bevindin--gen zowel mondeling als schriftelijk in een helder en wetenschappelijk onderbouwd betoog uiteen te zetten. Dit gebeurt in de individueel geschreven masterscriptie. 

Uit de studiegids en de aangeleverde informatie blijkt voor beide opleidingen dat de eindkwa--lificaties vertaald zijn in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. Voor de totstandko--ming van de vakbeschrijvingen zijn een specifieke procedure en een format ontwikkeld. Als de vakbeschrijvingen voldoen aan het facultaire onderwijsbeleid en de facultaire afspraken over de organisatie van het onderwijs, worden zij goedgekeurd door het onderwijsbestuur. Er wordt van uitgegaan dat die leerdoelen van een vak (de eindtermen) (a) aansluiten bij de facultaire onderwijsmissie,  (b) zijn ontleend aan de eindtermen van de opleiding, en tezamen zorgen voor de realisatie van die eindtermen, en (c) voortbouwen op hetgeen in eerdere jaren aan ken--nis, inzicht en vaardigheden is vergaard.

De commissie is van oordeel dat voor beide opleidingen geldt dat door middel van de geko--zen werkvormen (zie ook F10) en bij een studie-inzet c.q. -houding die van studenten in het wetenschappelijk onderwijs verwacht mag worden, de geformuleerde eindtermen op adequate wijze te bereiken zijn. Een belangrijke bijdrage levert de individuele toetsing van de behaalde kwalificaties aan de hand van tentamens, papers, werkstukken en/of presentaties. 

Het deeltijdprogramma van de bachelor- en masteropleiding is opgezet als respectievelijk een vijfjarige  en  een  tweejarige opleiding. De programmaonderdelen die  afkomstig  zijn  van de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid zijn ook in de avond te volgen. De commissie heeft vast--gesteld dat de deeltijd- en voltijdprogramma’s dezelfde onderdelen bevatten. De commissie is dan ook van mening dat deeltijdstudenten dezelfde mogelijkheden hebben om de geformu--leerde eindkwalificaties te bereiken als voltijdstudenten.

11� QANU /Criminologie

BeoordelingDe commissie heeft vastgesteld dat de beschrijving in de zelfstudie van de concretisering van de eindkwalificaties in de programma’s op adequate en overtuigende wijze is uitgevoerd. De bijdrage van de verschillende programmaonderdelen aan het realiseren van de eindkwalificaties valt daarmee in voldoende mate te identificeren, waarmee de commissie concludeert dat de opzet van de opleidingen de studenten in voldoende mate de mogelijkheid biedt de eindkwa--lificaties te bereiken. De commissie is van oordeel dat de opleidingen erin zijn geslaagd om op consistente wijze het duidelijke profiel, zoals is neergelegd in de geformuleerde eindkwalifica--ties, helder tot uitdrukking te laten komen in een afgewogen programma. Tevens is de com--missie van oordeel dat de eindkwalificaties op passende wijze zijn vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. Specialisatie is alleen mogelijk binnen de masteropleiding en is, na de keuze van de afstudeervariant, nihil. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de relatie tussen de geformuleerde doelstellingen en de beide programma’s op een juiste manier is uitgewerkt en dat de inhoud van het programma een adequate concretisering is van de eindkwalificaties.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

AanbevelingDe keuze voor de twee profielen in de masteropleiding dient op gezette tijden nader te worden beschouwd, hoewel de Forensische criminologie in Leiden een must is. 

In de  toekomst  zou  gedacht  kunnen worden  aan  een breder  keuzepakket  bij  de mogelijke invulling van het keuzegedeelte van de bacheloropleiding.

Tijdens het eerste jaar zou meer aandacht moeten gaan naar een rechtenpakket dat meer toe--gesneden is op de behoeften van de student Criminologie.

De commissie benadrukt dat ondanks de bovenstaande aanbevelingen, het oordeel over de basiskwaliteit van de beoordeelde opleidingen voldoende is.

F6: Samenhang programmaStudenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.

Bevindingen en overwegingenHet programma van de bacheloropleiding Criminologie kent twee pijlers: de rechtswetenschap en de  sociale wetenschappen. De opbouw van het bachelorprogramma  is vanaf �005-�006 door de toevoeging van een eigen propedeuse gewijzigd. Het eerste jaar bestaat in het oude programma overwegend uit inleidende vakken, terwijl in het nieuwe tweede en derde jaar ver--dieping en verbreding plaatsvindt. De invoering van een eigen propedeuse maakt het volgens de opleiding ook mogelijk om vanaf het begin een aantal vakken toe te spitsen op het crimino--logisch domein. In het eerste jaar volgen studenten vakken over strafrecht, procesrecht en bur--gerlijk recht, maar ook inleidingen in de psychologie, sociologie en methoden en technieken. Daarnaast volgen ze het criminologische kernvak Inleiding criminologie. In het bijbehorende Practicum beschrijvende criminologie gaan studenten aan de slag met actuele vraagstukken. In het tweede bachelorjaar (volgens het nieuwe curriculum) zijn de vakken meer op de Crimino--logie toegespitst, zoals Theoretische criminologie met het bijbehorende Practicum verklarende 

113QANU / Criminologie

criminologie en Rechtshandhaving en politie. Voorts volgen ze Inleiding staats- en bestuurs--recht, Rechtsfilosofie en Rechtssociologie. Het derde bachelorjaar bestaat uit drie thematische kernvakken: Ontstaan en ontwikkeling van criminaliteit, Aard, omvang en  schade van cri--minaliteit en Preventie en bestraffing van criminaliteit. Daarnaast volgen studenten Straf- en strafprocesrecht en een vak naar keuze. Ter afsluiting van de bacheloropleiding schrijven stu--denten een uitgebreide onderzoeksscriptie binnen het project Onderzoeksvaardigheden. 

Het bachelorprogramma kenmerkt zich door een combinatie van een toenemende moeilijk--heidsgraad en verdieping. Dit wordt ook weerspiegeld in de ‘abstracte structuur’. Door deze structuur kan  in de programma’s waarvan de onderdelen evenwichtig  zijn verdeeld over de studiejaren naar het bereiken van de uiteindelijke eindtermen toe worden gewerkt. Sommige aspecten van de Criminologie komen in verschillende jaren en in verschillende programmaon--derdelen terug.  Docenten voeren onderling overleg over de vraag wanneer bepaalde literatuur in de loop van de opleiding wordt gebruikt.

Door  toelatingsvoorwaarden voor cursussen  te hanteren, wordt  een  inhoudelijk  samenhan--gend studiepad van studenten gewaarborgd. In de bacheloropleiding is in het derde jaar een keuzevak van 5 ECTS-studiepunten geprogrammeerd.

Ook in de programmering van de onderdelen in de masteropleiding is een opbouw aangebracht. Beide profielen kennen een gemeenschappelijk gedeelte van twee kernvakken (Practicum en Privatissimum) van  totaal �0 ECTS-studiepunten en de  scriptie,  al dan niet  in combinatie met  een  stage,  van  �0  ECTS-studiepunten.  Het  masterprofiel  ‘Veiligheidsbeleid  en  rechts--handhaving’ sluit aan bij het belang van een ‘veilige samenleving’ en het daarop af te stemmen veiligheidsbeleid  bij  de  overheid  en  de  sterk  groeiende  particuliere  beveiligingssector.  Deze ontwikkelingen komen uitvoerig aan bod in het vak Veiligheidsbeleid. Binnen de twee vakken op het gebied van de  integrale  rechtshandhaving wordt nader aandacht geschonken aan de mogelijkheden en beperkingen die de overheid heeft via het bestuur(srecht) en het strafrecht om de maatschappelijke orde en veiligheid te bevorderen en te handhaven. Dit laatste dilemma komt ook uitgebreid aan bod binnen het vak Penitentiair recht: in hoeverre blijven we rechten verlenen  en handhaven  aan burgers die de maatschappelijke  veiligheid door hun  crimineel gedrag bedreigen? Het masterprofiel  ‘Forensische  criminologie’  richt  zich op de kennis die uit specifieke wetenschappelijke disciplines wordt gebruikt in het kader van de waarheidsvin--ding in de strafrechtspleging. De faculteit heeft met leerstoelen op dit terrein een specifieke traditie: criminalistiek, forensische psychiatrie en forensische accountancy. Enerzijds hebben ontwikkelingen op dit terrein een belangrijke invloed op de strafrechtspleging, bijvoorbeeld het gebruik van DNA-techniek in de bewijsvoering. Anderzijds kan kennis uit deze disciplines weer gebruikt worden om criminologische vragen te beantwoorden, bijvoorbeeld het gebruik van forensische sporen om spreidingspatronen van criminaliteit te onderzoeken. Om die rede--nen richt één profiel zich speciaal op deze forensische expertise.

In de masteropleiding is geen (vrije) keuzeruimte beschikbaar.

Uit vakevaluaties, panelgesprekken en evaluaties van de studievereniging komt naar voren dat bachelor- en masterstudenten van mening zijn dat er sprake is van een uitgebalanceerd pro--gramma, waarbij de vakken goed op elkaar aansluiten. Dit beeld heeft de commissie tijdens de gesprekken met bachelor- en masterstudenten bevestigd gekregen. 

114 QANU /Criminologie

BeoordelingGezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de opbouw van het studieprogramma van de bachelor- en masteropleiding overzichtelijk is. Er is sprake van toelatingsvoorwaarden en doorstroomregelingen waarin de aansluiting tussen de onderdelen tot uitdrukking wordt gebracht. De commissie heeft voorts geconstateerd dat  er  sprake  is  van goede  inhoudelijke samenhang, waarbij elk programmaonderdeel voortbouwt op een ander en waarbij theorie en (onderzoeks)vaardigheden op elkaar zijn afgestemd. De commissie  is met name enthousiast over de opbouw van het M&T-onderwijs. De functie van enkele juridische programmaonder--delen in het curriculum is voor de commissie onduidelijk, maar dit wordt in het nieuwe curri--culum opgelost. In de ogen van de commissie is zowel het bachelor- als het masterprogramma een samenhangend en cumulatief geheel.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

F7: StudielastHet programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studie--voortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.

Bevindingen en overwegingenEen studiejaar is opgedeeld in drie trimesters van elke �0 ECTS-studiepunten. Vanaf het stu--diejaar �006-��07 zal de faculteit overgaan naar een semestersysteem. Om de studeerbaarheid te bevorderen, is de uniforme roosterstructuur binnen de faculteit ingevoerd. Deze structuur kent onderwijsintensieve perioden,  (her)tentamenperioden en onderwijsvrije perioden. Een trimester  is  een  periode  van  vijftien  weken  met  daarbinnen  een  periode  van  twaalf  weken voor het onderwijs. De programmaonderdelen hebben een omvang van 5 ECTS-studiepunten of 10 ECTS-studiepunten. Een vak van 10 ECTS-studiepunten wordt in beginsel verspreid over  tien  weken  en  een  vak  van  5  ECTS-studiepunten  wordt  gedurende  vijf  weken  gedo--ceerd. Tijdens de gesprekken met  studenten heeft de commissie  signalen ontvangen dat de grote vakken nog wel  eens voor  studievertraging kunnen zorgen. De  tentamens worden  in het algemeen afgenomen in de laatste twee dan wel drie weken van elk trimester. De totale geprogrammeerde studielast van de bacheloropleiding bedraagt 180 ECTS-studiepunten, die van de masteropleiding bedraagt 60 ECTS-studiepunten. De geprogrammeerde studielast is evenwichtig verdeeld over de studiejaren en trimesters. 

De faculteit maakt gebruik van een studielastmeter. Met dit instrument kan worden nagegaan of de studielast van een vak te zwaar dan wel te licht is. In de studielastmeter wordt onder meer rekening gehouden met de hoeveelheid te verwerken literatuur. Uit de beschrijving van de stu--dielastmeter blijkt dat de faculteit een onderscheid maakt tussen ‘regel-voor-regelbestudering’ voor relatief zware literatuur en ‘pagina-voor-paginabestudering’ voor relatieve lichte literatuur. De regel-voor-regelnorm komt neer op vijf pagina’s per uur en de pagina-voor-paginanorm komt neer op tien pagina’s per uur. Bij anderstalige literatuur wordt de norm aangepast. 

De Onderwijs-  en Examenregeling  (OER) geeft  aan dat  studenten die willen doorstromen naar de masteropleiding alle onderdelen van het bachelorcurriculum moeten hebben gehaald. Alle uitzonderingen worden voorgelegd aan de toelatingscommissie. Om onnodige vertraging in de doorstroming te vermijden, kent de masteropleiding drie instroommomenten.

115QANU / Criminologie

De faculteit voert als beleid dat alleen studenten met een afgeronde bacheloropleiding toegang hebben tot de masteropleiding. Voor de masteropleiding Criminologie is echter een uitzon--dering gemaakt, omdat het daarmee mogelijk werd om hetzelfde toelatingsbeleid te volgen als de opleidingen aan de VU en de EUR. De eigen studenten mogen toegelaten worden tot de masteropleiding indien zij van het bachelorprogramma ten minste 150 ECTS-studiepunten hebben behaald, waaronder de gehele propedeuse en enkele andere  in de OER aangeduide vakken. 

De faculteit streeft ernaar dat studenten veertig uur per week bezig zijn met hun studie. De opleiding  geeft  in  de  zelfstudie  aan  dat  de  opleidingen  een  opbouw  en  didactiek  hebben, waardoor de studenten als vanzelf een actieve studiehouding aannemen. De werkelijke studie-last per vak wordt gemonitord met behulp van de cursusevaluaties. Uit deze evaluaties en de gesprekken van de commissie met bachelor- en masterstudenten blijkt dat studenten over het algemeen gemiddeld �4 uur per week studeren. Tijdens de gesprekken met studenten kwam ook naar voren dat een aantal de studie als (te) licht ervaart. In de zelfstudie is te lezen dat de faculteit probeert in de komende jaren langzaam maar gestaag het gemiddeld aantal studie-uren te verhogen door de zwaarte van de vakken en de eisen die aan studenten worden gesteld, te verhogen. 

De faculteit beschikt over een monitoringsysteem, waardoor de studievoortgang van alle stu--denten van de opleidingen in de gaten gehouden kan worden. Vertraagde studenten worden op gesprek gevraagd bij de studieadviseur, zodat vertraging eerder zichtbaar wordt en er maat--regelen kunnen worden genomen om deze te beperken. Aangezien ten tijde van de beoorde--ling nog geen evaluatieresultaten voor de masteropleiding beschikbaar waren, kunnen voor deze opleiding nog geen uitspraken worden gedaan over de gerealiseerde studielast. Op basis van de resultaten van de exitenquêtes van de ongedeelde opleiding, ziet de commissie geen reden tot zorg op dit vlak.

De  commissie  heeft  geconstateerd  dat  studenten  met  name  studievertraging  in  de  master--opleiding oplopen. Tijdens de visitatiegesprekken met studenten en docenten  is naar voren gekomen dat dit voornamelijk veroorzaakt wordt door extracurriculaire activiteiten, zoals het lopen van een stage of het volgen van vakken aan een buitenlandse universiteit.  

BeoordelingEr  is  sprake  van  een bedachtzaam en  evenwichtig  opgezet  bachelor-  en masterprogramma, waarin de studielast gelijkmatig is verdeeld. De commissie beschouwt de kritiekpunten vooral als een resultante van het inzichtelijke karakter van de programma’s en de adequate wijze van roostering, wat niet noopt tot te veel studie. In het algemeen meent de commissie dat beide opleidingen voldoende  tijd en energie  steken  in het opsporen en waar mogelijk elimineren van studiebelemmerde factoren. Voor de commissie weegt zwaar dat de opleidingen zowel op studentniveau als op programmaniveau systematisch aandacht besteden aan de relatie tussen de geprogrammeerde en de feitelijke studielast. De studielastmeter en de systematische moni--toring middels vakevaluaties spelen hierbij een positieve rol, die ook leiden tot aanpassingen in de studielast van programmaonderdelen. De commissie is positief over het voornemen om de programma’s te verzwaren. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de programma’s over het geheel genomen studeerbaar zijn.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

116 QANU /Criminologie

F8: InstroomHet programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: WO-bachelor: VWO, HBO-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek.WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.

Bevindingen en overwegingenTot de bacheloropleiding Criminologie worden toegelaten zij die in het bezit zijn van een vwo-diploma of een propedeuse van hbo-opleiding. Afwijkende toelatingsverzoeken vallen onder de colloquiumdoctumprocedure. Er worden geen aanvullende eisen gesteld. De toelatingsei--sen en -procedure zijn in de OER opgenomen.

De faculteit kent voor de bacheloropleiding Criminologie een numerus fixus. Voor de voltijd--variant van de opleiding is deze vastgesteld op 90, voor de deeltijdvariant op 10. De faculteit geeft onderwijs verbetering en  -intensivering als belangrijkste  reden voor deze capaciteitsbe--perking aan. De faculteit heeft berekend dat met de thans dalende studentenaantallen en met het in aantal nog toenemende docentencorps, een verantwoorde en hoogwaardige vorm van onderwijs verzorgd kan worden. Ook de grenzen die de onderwijsruimten van het Kamerling Onnes-gebouw aan de grootte van de instroom stellen, spelen een belangrijke rol in deze con--text. De faculteit verwacht dat de numerus fixus ook in de komende jaren zal gelden.

De faculteit hanteert voor de masteropleiding de universitaire toelatingsprocedure, zoals die door het College van Bestuur is vastgesteld. Daarin is onderscheid gemaakt tussen studen--ten die  direct    toelaatbaar  zijn  en  studenten die  een bewijs  van  toelating nodig hebben. Studenten die aan de Universiteit Leiden, de Vrije Universiteit of de Erasmus Universiteit de  bacheloropleiding  Criminologie  hebben  afgerond,  zijn  rechtstreeks  toelaatbaar  tot  de Leidse masteropleiding. Volgens de opleiding levert de aansluiting tussen de bachelor- en masteropleiding geen problemen op. Het  faculteitsbestuur heeft  een  toelatingscommissie voor de masteropleiding gemandateerd om besluiten over de toelating te nemen. Daarbij wordt  op  basis  van  de  vooropleiding  van  de  bachelor  bezien  welke  aanvullende  vakken gevolgd moeten worden om toegelaten te kunnen worden tot de masteropleiding. Ten tijde van de beoordeling was er nog betrekkelijk weinig ervaring met de toelating van bijvoor--beeld  hbo-studenten.  Hier  is  dan  ook  (nog)  geen  standaardprocedure  voor  ontwikkeld. De commissie heeft kennisgenomen van het gegeven dat binnen de faculteit een commis--sie  ‘Schakelonderwijs’  actief  is  die met  verschillende betrokkenen de  aansluiting hbo-wo onderzoekt. Ten tijde van het bezoek was de schatting dat bij hbo-studenten minimaal 60 ECTS-studiepunten aan deficiënties weggewerkt moeten worden. De toelatingseisen en de procedure zijn in de OER opgenomen.

Voorlichting over de opleidingen is de taak van de facultaire afdeling Marketing en Commu--nicatie, waarbij wordt samengewerkt met de leden van de afdelingen en de opleidingen Zij draagt zorg voor het voorlichtingsmateriaal, de studievoorlichtingsdagen, de facultaire website en voor de studiegids. De commissie heeft geconstateerd dat in het voorlichtingsmateriaal een helder beeld van de opleidingen wordt neergezet.

BeoordelingGezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de programma’s qua vorm en inhoud in voldoende mate aansluiten bij de kwalificaties van de instromende studenten. De commissie stelt vast dat potentiële instromende studenten op een adequate wijze worden voorgelicht over het profiel van de opleidingen. Middels de numerus fixus wordt de instroom op adequate wijze 

117QANU / Criminologie

gereguleerd. Deze regulering is vooral in functie van de staf-studentratio en in beperkte mate in functie van de arbeidsmarkt.  Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

F9: DuurDe opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum:WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten.WO-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding.

Het bachelorprogramma Criminologie omvat 180 ECTS-studiepunten en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum.

Het masterprogramma Criminologie omvat 60 ECTS-studiepunten en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum.

Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de opleidingen voldoen aan de for--mele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

F10: Afstemming tussen vormgeving en inhoudHet didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.

Bevindingen en overwegingenIn de zelfstudie wordt uitgebreid ingegaan op het didactisch concept van de faculteit. Binnen het didactisch concept worden, afhankelijk van de leerdoelstellingen die de docenten willen realiseren, in de faculteit en bij de bachelor- en de masteropleiding Criminologie verschillende onderwijsvormen gehanteerd. 

Wat de keuze voor de onderwijsvormen betreft, heeft de faculteit in de zelfstudie enkele alge--mene uitgangspunten geformuleerd welke aan die keuze richting geven, namelijk:

•  Activerend onderwijs en gestructureerde zelfstudie zijn belangrijke pijlers van het didac--tisch concept. Studenten zijn in hoge mate zelf verantwoordelijk voor de studieplanning; zij worden  gestimuleerd  tot  kritische  zelfreflectie. Elk  vak moet daarom een werkboek kennen waarin aan studenten structuur voor die zelfstudie wordt geboden. Het Handboek Onderwijs speelt hierbij een belangrijke rol. Hierin is een checklist opgenomen.

•  Alle studenten in alle jaren van het bachelor- en het masterprogramma moeten regelmatig getraind worden in verschillende soorten vaardigheden in een oplopende graad van moei--lijkheid, evenals in een goede spreiding over en in de jaren van het programma. Afstem--ming over die spreiding vindt onder andere in de coördinatorenvergadering plaats.

•  De digitale leeromgeving (Blackboard) wordt bij elk vak en door iedere docent ingezet om de zelfstudie te stimuleren en voor de overdracht van kennis die niet per se via de meer tra--ditionele contacturen hoeft te lopen. Via dat medium kunnen studenten opdrachten ma--

118 QANU /Criminologie

ken, discussiëren over stellingen die betrekking hebben op het hoorcollege, werkgroepen voorbereiden, elkaars opdrachten van commentaar voorzien, vragen stellen aan docenten, en proeftentamens afleggen.

•  Hoorcolleges worden in principe gegeven door gezichtsbepalende docenten, die studenten dwingen om na te denken over grensoverschrijdende problemen en die studenten con--fronteren met de visie van de docent op het recht en diverse maatschappelijke crimina--liteits- en veiligheidsvraagstukken. Deze visie wordt weerspiegeld in de vragen die in het tentamen worden gesteld.

•  Werkgroepen dienen een aanvulling op de hoorcolleges te vormen, waarvoor door studen--ten een actieve voorbereiding nodig is en/of een actieve inbreng tijdens de werkgroep.

•  In de masterfase moeten de onderwijsvormen Privatissimum en Practicum worden ge--bruikt (zie hierna).

Om docenten en studenten meer duidelijkheid te geven over de organisatie en werkwijze van de  verschillende  onderwijsvormen,  zijn  uniforme  afspraken  gemaakt  die  in  het  Handboek Onderwijs zijn vastgelegd. In het algemeen worden bij elk vak hoorcolleges verzorgd. Bij de deeltijdopleiding wordt meestal een gecombineerd hoor-/werkcollege gegeven. 

In het geval van een vak van 5 ECTS-studiepunten gaat het om circa vijf hoorcolleges van twee uur, voor 10 studiepuntenvakken om ongeveer tien hoorcolleges van twee uur. Hoorcolleges zijn niet verplicht; deelname eraan wordt wel sterk aangeraden. De stof die op het hoorcollege wordt behandeld kan onderdeel uitmaken van het tentamen. Studenten moeten de verplichte stof hebben bestudeerd. In het hoorcollege wordt de stof uit de verplichte literatuur niet let--terlijk weergegeven, maar veeleer verduidelijkt en toegelicht. Bij sommige vakken worden ook responsiecolleges verzorgd, waarin de grote lijnen van het vak nog eens aan bod komen. Voor elk verplicht vak worden in de regel werkgroepen verzorgd. Voor 5 studiepuntenvakken gaat het om vijf werkgroepen van twee uur; voor 10 studiepuntenvakken om circa tien werkgroe--pen van twee uur. In de werkgroepen wordt de verplichte stof toegepast en geconcretiseerd aan de hand van opdrachten; de training van de diverse vaardigheden vindt vooral tijdens deze colleges plaats. De studenten hebben de verplichte stof voor de werkgroep bestudeerd en de opdrachten vervuld. De docent draagt zorg voor een individuele of collectieve nabespreking van de opdrachten. Met ingang van het academisch jaar �006-�007 zal gelden dat áls een stu--dent zich inschrijft voor een werkgroep, hij ook verplicht aanwezig is. De student kan er ook voor kiezen om zich niet in te schrijven voor werkgroeponderwijs en dus niet deel te nemen. Ook wordt gesproken over een constante samenstelling van de werkgroepen gedurende een studiejaar. Ten behoeve van de registratie en de sancties ontwikkelt het onderwijsbestuur een uniforme richtlijn voor alle werkgroepen.

In de masteropleiding zijn de onderdelen Practicum en Privatissimum opgenomen. Beide ken--nen een aanwezigheidsplicht en/of deelnameplicht en vinden plaats in een groep van maximaal twintig studenten. In het Practicum wordt in vijf tot acht weken gewerkt aan het leren schrij--ven en het zelf onderzoek doen. Iedere student maakt wekelijks een zelfstandig stuk of geeft een mondelinge presentatie. Dit stuk wisselt van vorm: literatuurstudie, empirisch onderzoek, beleidsaanbeveling, onderzoeksbevindingen, tijdschriftartikel. De opdrachten zijn gericht op het aanleren van in de praktijk noodzakelijke vaardigheden. In het Privatissimum spelen bin--nen de vijf  tot acht weken referaten en de daaruit volgende discussies een grote  rol.  Iedere student maakt wekelijks een zelfstandig stuk of een referaat. De opdrachten zijn gericht op een verdieping in een gekozen onderwerp en het aanleren van wetenschappelijke vaardigheden.

119QANU / Criminologie

Via het traject ‘Talentvolle studenten’ zijn aanvullende werkvormen beschikbaar voor getalen--teerde studenten. Zo worden speciale honours classes activiteiten georganiseerd. 

In  de  zelfstudie  wordt  voor  de  bacheloropleiding  een  overzicht  gepresenteerd  van  het  pro--gramma met per vak de werkvorm, het aantal contacturen en zelfstudie-uren. Uit dit overzicht is op te maken dat de verhouding tussen de verschillende studieactiviteiten aansluit bij het didactisch concept. Zo is hieruit op te maken dat in het programma een accent wordt gelegd op een combinatie van werkvormen per cursus. Ook is uit het overzicht op te maken dat in het programma in toenemende mate de nadruk wordt gelegd op zelfstudie. Ongeveer 81% van de studie-uren over de drie bachelorjaren bestaat uit zelfstudie. Het aantal contacturen waarin studenten hoorcollege of werkgroep hebben, bedraagt ongeveer acht uur per week. Uit evalu--aties blijkt dat studenten over het algemeen tevreden zijn over de werkvormen. 

Ook in de zelfstudie van de masteropleiding wordt een overzicht van het programma gepresen--teerd met per vak de werkvorm, het aantal contacturen en de zelfstudie-uren. Uit het overzicht is op te maken dat de verhouding tussen de verschillende studieactiviteiten aansluit bij het didactisch concept. Ongeveer 86% van het programma is gereserveerd voor zelfstudie.

BeoordelingNadere analyse van de bachelor- en mastereindtermen leert dat daarin verschillende elementen zijn te onderscheiden die zich goed lenen voor het gekozen didactisch concept (bijvoorbeeld kritische reflectie op het recht, inzicht in de maatschappelijke en ethische context waarin het recht en de criminologie zich ontwikkelen en het uitvoeren van een criminologisch wetenschap--pelijk onderzoek). De commissie heeft verder vastgesteld dat activerend onderwijs en gestruc--tureerde zelfstudie richtinggevend zijn bij de vormgeving van de programma’s en de keuze van de werkvormen. Met name in de specifiek criminologische vakken sluit het didactisch concept via practica, werkgroepen, oefeningen, papers en collectieve werkstukken adequaat aan bij de leerinhoud. Er is sprake van een sterke variëteit van werkvormen. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat het didactisch concept in lijn is met de doelstellingen.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

AanbevelingDe commissie heeft vastgesteld dat de eigensoortigheid van een in wezen empirische sociale wetenschap als de Criminologie in een dominante normatieve biotoop – de juridische faculteit –  kleine kortsluitinkjes kan opleveren. De commissie wijst erop dat zij nergens tegen echt pro--blematische punten is aangelopen, maar beveelt de opleidingen aan meer eigen accenten aan te brengen te midden van deze bewust sterk centraal gestuurde juridische faculteit. 

De commissie benadrukt dat ondanks de bovenstaande aanbeveling, de basiskwaliteit van de beoordeelde opleidingen voldoende is.

1�0 QANU /Criminologie

F11: Beoordeling en toetsingDoor de beoordelingen,  toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de  studenten de  leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.

Bevindingen en overwegingenOm de realisatie van de leerdoelen te kunnen beoordelen en te toetsen wordt bij beide oplei--dingen  gebruikgemaakt  van  verschillende  instrumenten:  schriftelijke  en  mondelinge  tenta--mens, essays, werkstukken (ook scripties), referaten en tussentoetsen. Bij de keuze voor een toetsvorm wordt nagegaan of de toetsvorm in lijn is met de doelstelling van het vak over ken--nis, inzicht en vaardigheden. De gekozen toetsvormen worden opgenomen in de vakbeschrij--vingen en zijn vervolgens onderwerp van de jaarlijkse beoordeling onder verantwoordelijkheid van het onderwijsbestuur.

Presentaties,  verslagen  en  werkstukken  worden  vooral  ingezet  om  vaardigheden  te  toetsen. Tentamens worden gebruikt  om kennis  en  inzicht  te  toetsen. Toetsing  van  attitudes  en de integratie van kennis, inzicht en vaardigheden gebeurt in de bacheloropleiding in de verslagen en de bachelorscriptie. In de masteropleiding vindt dit voornamelijk plaats bij de integratieve eindtoets, in de vorm van een afstudeerscriptie. Bij het vaststellen van het eindcijfer van de bachelor- en masterscriptie is een tweede beoordelaar betrokken.

De procedure  rond  toetsing  en beoordeling  is  vastgelegd  in de OER. Deze  regeling wordt jaarlijks door het faculteitsbestuur vastgesteld nadat de Examencommissie, de Opleidingscom--missie en de faculteitsraad er hun instemming aan hebben verleend. 

De commissie heeft van enkele toetsen van beide opleidingen een analyse gemaakt. Hierbij is gekeken naar zowel het tentamen als de uitwerking en de beoordelingsnorm hiervan. De commissie heeft op basis van deze analyse kunnen constateren dat gebruik wordt gemaakt van onder meer kennis- en inzichtvragen en dat de tentamens voldoen aan de wetenschappelijke norm.

De Examencommissie bewaakt naast de  toetsing  van de  leerdoelen,  ook de uitvoering  van de toetsregelingen. Er zijn criteria ontwikkeld voor de beoordeling van de bachelor- en mas--terscriptie.  De  opleidingen  houden  in  toenemende  mate  toezicht  op  fraude  bij  werkstuk--ken en scripties. De Examencommissie heeft hiervoor diverse door de faculteit ontwikkelde instrumenten op ICT-gebied tot haar beschikking. Vanuit de studenten heeft de commissie geen grote klachten gehoord omtrent de toetsing en beoordeling, behalve dat soms te weinig tijd beschikbaar is om een tentamen te maken. Deze problematiek was volgens de studenten inmiddels opgelost.

De evaluatieresultaten op het gebied van toetsing geven de commissie geen aanleiding tot zor--gen. Tijdens de gesprekken met studenten ontving de commissie wel signalen dat de studenten behoefte hebben aan betere feedback op schriftelijke werken. Zo is er niet alleen behoefte aan betere inhoudelijke feedback, maar ook aan opmerkingen wat betreft stijl en taal.

BeoordelingDe wijze van examinering vindt in het algemeen op een gestructureerde wijze plaats, waardoor er voldoende veiligheidsmarges zijn ingesteld om de beoordeling van werkstukken en opdrach--ten consistent te laten verlopen. De opleidingen zijn alert op het gebied van fraudebestrijding, waarbij de Examencommissie als toezichthouder een belangrijke rol speelt. De commissie heeft 

1�1QANU / Criminologie

tevens vastgesteld dat bij tentamens gebruik wordt gemaakt van verschillende typen vragen, zoals kennisvragen en inzichtvragen. Op basis van een analyse van de tentamens, concludeert de commissie dat het niveau van de tentamens voldoet aan de wetenschappelijke standaard. Er wordt veelvuldig gebruikgemaakt van werkstukken, al worden die in de bacheloropleiding vaak  in groepsverband geschreven. Met het  recent ontwikkelde beoordelingsformulier  voor bachelor- en masterscripties is de eerste stap gezet voor uniformering. De gevolgen van deze stap moeten nog zichtbaar worden voor de studenten. De commissie is echter van mening dat dit knelpunt één onderdeel is van het toetsbeleid en voor haar weegt zwaar dat de toetsing over het algemeen gestructureerd plaatsvindt. Zij heeft er vertrouwen in dat de huidige ontwikke--lingen binnen de opleidingen zullen resulteren in een betere vormgeving van dit aspect. Om die reden is de commissie alles overwegende van oordeel dat op adequate wijze de toetsing van de realisatie van de leerdoelen van (onderdelen van) het programma plaatsvindt.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

AanbevelingDe commissie heeft geconstateerd dat de faculteit beschikt over anti-fraude software, maar dit nog beperkt systematisch hanteert. Aangezien momenteel nog te veel wordt overgelaten aan de oplettendheid van de docenten, raadt de commissie aan meer aandacht te besteden aan deze voorziening.

De commissie benadrukt dat ondanks de bovenstaande aanbevelingen, het oordeel over de basiskwaliteit van de beoordeelde opleidingen voldoende is.

Oordeel op onderwerpniveauOp basis van de beoordelingen per  facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel met betrekking tot het niveau van het onderwerp Programma voor de bachelor- en masteropleiding luidt: positief.

3.2.3.  Inzet van personeel

F12: Eisen WODe opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een WO-opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ont--wikkeling van het vakgebied.

Bevindingen en overwegingenDe faculteit heeft op het gebied van het personeelsbeleid de afgelopen jaren een reorganisatie doorgevoerd. In het personeelsbeleid is ervoor gekozen om voor de vaste staf alleen te werken met gepromoveerde wetenschappers die voldeden aan een daartoe opgesteld (functie)profiel. Hierbij  is afscheid genomen van afdelingen die niet pasten bij  ‘de kern’ van de faculteit,  te weten de huidige vijf departementen, en van medewerkers die qua expertise wel pasten binnen de nieuwe organisatie, maar niet gepromoveerd waren en van wie niet te verwachten viel dat deze binnen afzienbare termijn zouden promoveren.    

1�� QANU /Criminologie

Het onderwijs in beide opleidingen wordt verzorgd door PhD-fellows (promovendi), UD’s, UHD’s  en  hoogleraren,  verspreid  over  vijf  departementen.  Uit  de  door  de  faculteit  aan--gereikte  informatie  is  op  te  maken  dat  de  afdeling  Criminologie  en  Penologie  uit  vijftien medewerkers bestaat. Hiervan is 73% gepromoveerd. Van de hoogleraren, UHD’s, UD’s en (piek)docenten  zijn  respectievelijk 100%, 100%, 75% en 33% gepromoveerd. Elke gepro--moveerde medewerk(st)er krijgt in de regel beschikking over 40% onderzoekstijd. De meeste docenten zijn actief betrokken bij wetenschappelijk onderzoek van algemeen befaamde kwali--teit. De commissie heeft kennisgenomen van de publicatie-eisen van de OMV.

De staf wordt ingezet in zowel het bachelor- als het masteronderwijs. In het eerste jaar wordt het onderwijs ook door hoogleraren verzorgd en vrijwel alle reguliere cursussen, waarin hoor--colleges centraal staan, worden gegeven door gepromoveerde deskundigen. 

BeoordelingGezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de opleidingen in ruime mate vol--doen aan het criterium dat het onderwijs verzorgd wordt door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied. De commissie  is enthousiast over het hoge aandeel van gepromoveerden in de staf. De commissie is overtuigd van het feit dat voor beide afstudeerprofielen van de masteropleiding gerenommeerde onderzoekers in de staf zitten die als leidende en inspirerende rolmodellen functioneren. Deze stafleden vervullen al vanaf het eerste jaar een belangrijke rol bij de uitvoering van de programma’s. Tevens zijn de meeste stafleden actieve onderzoekers en in die hoedanigheid ook betrokken bij onderzoek van hoogstaande kwaliteit, alsmede als dusdanig erkend binnen de discipline. De commissie is enthousiast over het beleid om alleen gepromoveerden in vaste dienst te nemen.   Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed.

F13: Kwantiteit personeelEr wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.

Bevindingen en overwegingenIn totaal wordt het bachelor- en masteronderwijs op de faculteit door ��0 medewerk(st)ers verzorgd. In tabel 1 is aangegeven door wie het onderwijs in de opleidingen Criminologie in het studiejaar �005-�006 wordt verzorgd. Deze gegevens geven een vertekend beeld van de werkelijkheid, aangezien alleen de personele onderwijsinzet van de afdeling Criminologie is weergegeven. Naast deze afdeling verzorgen ook andere afdelingen van de faculteit onderwijs voor de studenten Criminologie. Het gaat daarbij om tien reguliere vakken (waarvan een aan--tal in meerdere jaren gegeven wordt) en drie keuzevakken. Ook ontbreekt in de weergegeven tabel het onderwijs dat enkele bijzondere hoogleraren of gastdocenten geven. Uit de tabel is op te maken dat voor 7,� fte aan onderwijscapaciteit beschikbaar is. Hiervan wordt 69% door gepromoveerde  docenten  verzorgd.  Bij  de  Criminologie  opleidingen  wordt  ook  gebruikge--maakt van tijdelijke docenten, zogenaamde ‘piekdocenten’.

1�3QANU / Criminologie

Tabel 1: Totale inzet personeel afdeling Criminologie en Penologie van de Universiteit Leiden (peildatum 1 december 2005)

Categorie M V Totaal beschikbaar voor onderwijs

Percentage gepromo-veerden

aantal fte’s aantal fte’s aantal fte’sHL 5 1,4 5 1,4 100%UHD 1 0,6 1 0,5 � 1,1 100%UD 1 0,6 � 1,6 3 �,� 75%(Piek)-docenten

3 �,4 3 �,4 33%

Overig WP (tijdelijk)

1 0,1 1 0,1 0%

Totaal 7 8 15 7,2

Aangezien het criminologisch onderwijs verweven is met het overige onderwijs aan de faculteit, wordt in tabel � voor de afgelopen vier jaar de staf-studentenratio gespecificeerd op het niveau van de faculteit. Toch heeft de commissie ook een beeld gekregen van de staf-studentenratio voor het criminologische onderwijs, op basis van de eerder genoemde onderwijscapaciteit op het niveau van de afdeling Criminologie en Penologie. Met het totaal aantal ingeschreven Cri--minologie studenten in �005-�006 van ��4, zou de staf-studentenratio neerkomen op 31.

Uit tabel � blijkt dat ten tijde van de visitatie de faculteit een staf-studentratio had van 1:53. De faculteit is van mening dat hiermee een verantwoorde verhouding is gerealiseerd. In �005 is besloten om een numerus fixus in te voeren, om zo de instroom te beperken. Tegelijkertijd heeft de faculteit van het College van Bestuur financiële ruimte gekregen om haar vaste staf uit te breiden. Deze maatregelen hebben geleid tot de gewenste verbetering van de staf-studentra--tio en deze zal in het volgend studiejaar onder de 1:40 zakken. 

Tabel 2: De studenten-docentenratio (peildatum december 2005)

JaarAantal fte onderwijs

Aantal ingeschreven studenten

Aantal diploma’s

Aantal studenten per fte-onderwijs

Aantal afgestudeer-den per fte- onderwijs

�003/04 88,59 4157 1117 47 13�004/05 81,49 4313 1�99 53 16�005/06 80,87 4�86 1430 53 18�006/07 98,47 3850 1680 39 17

BeoordelingDe commissie heeft vastgesteld dat de Leidse Criminologie ten tijde van de visitatie vanuit kwantitatief oogpunt voldoende bedeeld is geworden door de faculteit. Dit is een rechtstreeks gevolg van de extra middelen vanuit het CvB en de instroombeperking. De commissie is tot de conclusie gekomen dat de huidige staf-studentratio de realisatie van de doelstellingen, en daar--mee de basiskwaliteit van het onderwijs, niet in gevaar brengt en bij Criminologie naar interne en facultaire maatstaven gunstig is. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat 

1�4 QANU /Criminologie

voldoende personeel ingezet wordt om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. De commissie heeft nota genomen van het voornemen van het faculteitsbestuur de huidige zogenaamde ‘piekdocentmandaten’ volgens de beschikbaarheid van gepromoveerden te laten opgaan in reguliere mandaten.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

F14: Kwaliteit personeelHet personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.

Bevindingen en overwegingenDe faculteit heeft een aantal waarborgen ingevoerd om de kwaliteit van het personeel te garan--deren. In �001 zijn de uitgangspunten voor het kwalitatieve personeelsbeleid bepaald, alsmede de formatieopbouw, selectiecriteria en de functiebeschrijvingen. In de functieprofielen is expli--ciet aandacht gegeven aan de onderwijstaak en de daarvoor benodigde kwaliteiten. 

Voor elke vacature wordt een sollicitatiecommissie ingesteld. Voor UHD’s en hoogleraren wor--den specifieke benoemingsadviescommissies ingesteld, waar de portefeuillehouder onderzoek respectievelijk de decaan zitting  in heeft. Waar nodig worden UD’s, UHD’s of hoogleraren gevraagd om een proefcollege te verzorgen.

Om professionalisering voor leidinggevenden en medewerkers te bevorderen, werkt de facul--teit  sinds twee  jaar met assessments voor benoemingen op UHD- en hoogleraarniveau. De dimensies waarop de assessments scoren, betreffen aanleg en houding voor onderwijs, onder--zoek en bestuurskwaliteiten.

De universiteit heeft met  ingang van �005  een  stelsel  van  resultaat-  en ontwikkelingsge--sprekken (R&O-gesprekken) ingevoerd. Met alle leden van het personeel vindt jaarlijks een gesprek  plaats.  Deze  gesprekken  worden  georganiseerd  door  de  afdelingsvoorzitters. Ten tijde van het bezoek van de commissie hadden nagenoeg alle medewerkers  inmiddels een dergelijk gesprek gevoerd. De  leidinggevende maakt  tijdens dit gesprek afspraken met de medewerker over de te behalen resultaten en over de persoonlijke ontwikkeling. Met nieuwe medewerkers wordt binnen twee maanden na binnenkomst een startgesprek gehouden. De vak- en docentevaluaties door studenten vormen de basis voor alle R&O-gesprekken. Indien daarvoor aanleiding bestaat, wordt een docent geadviseerd deel te nemen aan een cursus ter verbetering van bepaalde vaardigheden. De meeste opleidingen zijn  facultatief. Dat geldt niet voor docenten die Engelstalig onderwijs geven. Zij doen verplicht een toets en volgen de daaruit voortvloeiende opleidingen.

Opdat nieuwe medewerkers zich snel thuis voelen, anderen leren kennen en weten waarvoor ze bij wie moeten zijn, is er met ingang van januari �006 een introductie- en inwerkprogramma voor alle medewerkers. Tweemaandelijks worden alle nieuwe medewerkers welkom geheten door de decaan, de directeur onderwijs, de directeur onderzoek en de directeur bedrijfsvoe--ring. Er wordt een korte inleiding gegeven op het onderwijs-, onderzoek- en organisatiebe--leid. Ook krijgen de nieuwe medewerkers handboeken over het onderwijs, het onderzoek en het organisatiebeleid, inclusief een overzicht van alle te volgen cursussen (didactiek, Engelse 

1�5QANU / Criminologie

taalvaardigheid et cetera.). Beginnende docenten wordt altijd geadviseerd deel te nemen aan cursussen als ‘Activerend hoorcollege geven’ of ‘Werkgroepen begeleiden’.

Voor  de  individuele  professionele  ontwikkeling  worden  afspraken  gemaakt  over  te  volgen opleidingen en cursussen. Die  zijn nodig om de bij het  resultaat-  en ontwikkelingsgesprek gemaakte afspraken te rea liseren. Voor opleidingen is binnen de begroting een opleidingsbud--get gereserveerd, waar ook coachings trajecten uit gefinancierd worden. 

Uit diverse (vak)evaluaties blijkt dat studenten de didactische kwaliteiten van de docenten over het algemeen als zeer goed tot uitstekend beoordelen. Ook tijdens de gesprekken is gebleken dat de studenten zeer tevreden zijn over de docenten. 

De commissie heeft geconstateerd dat de deskundigheid om de doelstellingen en de eindter--men van de twee programma’s te realiseren, ook aanwezig is binnen het docentencorps. Het team van docenten kent een brede samenstelling van specialisaties.

Het onderwijsinstituut staat onder operationele leiding van de onderwijsmanager die een aan--stelling heeft van 0,8 fte voor deze functie. De onderwijsmanager wordt bijgestaan door een aantal medewerkers (totaal ��,8 fte), zoals studieadviseurs (3,� fte), beleidsmedewerkers (�,4 fte) en een roostercoördinator (1,0 fte). 

BeoordelingGezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat het personeel ruimschoots voldoende gekwalificeerd is voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Hiermee zijn de Leidse opleidingen Criminologie niet alleen vanuit een kwantita--tief oogpunt, maar ook vanuit een kwalitatief oogpunt goed bedeeld. Studenten zijn zeer posi--tief over hun docenten, waar de hoge kwaliteit van de docenten uit blijkt. De commissie heeft een breed scala van specialisaties binnen het docentencorps geconstateerd, waarmee er sprake is van een sterke staf. Daarbij heeft de commissie vastgesteld dat sprake is van een structureel bij- en nascholingsbeleid voor  instromend personeel. Er wordt voldoende aandacht besteed aan de (verdere) professionalisering van het docentencorps. Hiervoor is ook op facultair niveau een budget beschikbaar gemaakt.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed.

Oordeel op onderwerpniveauOp basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oor--deel met betrekking tot het niveau van het onderwerp Inzet van personeel voor de bachelor- en de masteropleiding luidt: positief.

1�6 QANU /Criminologie

3.2.4.  Voorzieningen

F15: Materiële voorzieningenDe huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.

Bevindingen en overwegingenDe faculteit is in �004 in haar geheel verhuisd naar het nieuwe en moderne Kamerlingh Onnes-gebouw. Er zijn speciaal ingerichte collegezalen en werkgroepruimten, die zijn uitgerust met de nodige ICT-voorzieningen. In principe worden nu alle colleges in dit gebouw verzorgd, met uitzondering van enkele hoorcolleges in de propedeuse en uiteraard met uitzondering van die colleges die bij Campus Den Haag worden verzorgd.

De gebruikers van het gebouw (docenten, studenten en onderwijsondersteunend personeel) zijn over het algemeen tevreden over de nieuwe voorzieningen. Dit blijkt uit evaluaties en uit diverse gesprekken die de commissie tijdens het visitatiebezoek heeft gevoerd.

In het Kamerlingh Onnes-gebouw is ook een bibliotheek gehuisvest. In de zelfstudie is vermeld dat de bibliotheek 176 studentwerkplekken met een computer (waaronder zes raadpleeg-com--puters) en ��8 overige studentwerkplekken kent. De bibliotheek is zeven dagen in de week geopend. De bibliotheek verwerkt jaarlijks gemiddeld �.500 nieuwe boeken en er zijn circa 1.�00  lopende  tijdschriftabonnementen. Vanaf  januari  �005  participeert  de  bibliotheek  in landelijke (UKB/SURF) licentiedeals met grote uitgevers als Elsevier, Blackwell, Wiley, Sprin--ger,  enzovoort.  Daarnaast  heeft  de  bibliotheek  licenties  afgesloten  op  databestanden,  zoals Westlaw, Lexis Nexis Academic en Kluwer Plaza. De bibliothecaris wordt bijgestaan door een commissie voor de wetenschappelijke informatievoorziening. Daarin zitten vertegenwoordi--gers van elk departement, een lid van het faculteitsbestuur en een student. Ook voor de ver--dere ontwikkeling van de bibliotheekfunctie is er een beleidsplan. Hiervan heeft de commissie kennisgenomen. De  commissie heeft  geconstateerd dat de omvang  van de  criminologische collectie van de bibliotheek betrekkelijk gering is. 

Tot midden �005 gebruikte de  faculteit het onderwijsondersteuningssysteem TeleTop. Met ingang van het collegejaar �005-�006 is de faculteit overgegaan op de digitale leeromgeving Blackboard. Dit systeem wordt universitair breed gebruikt, waarmee de uitwisselbaarheid van leermodules binnen de universiteit wordt bevorderd, wat vooral bij major-minorcombinaties een voordeel is. Het gebruik van de digitale leeromgeving is verplicht voor alle vakken. Black--board vormt  een  rijke digitale bijdrage  aan het onderwijs  en de  zelfstudie.  In de  facultaire template  die  de  basis  vormt  voor  de  inrichting  van  iedere  Blackboard-module  is  rekening gehouden met een aantal andere functies, zoals het doen van aankondigingen, het verspreiden van college sheets, het voeren van discussies en een vraag-en-antwoordrubriek. Naast sheets bevatten de Blackboard-modules ook heel veel andere soorten documenten: podcasts, extra lectuur, videofragmenten, opdrachten, vacatures, oefententamens, regels, handleidingen, stel--lingen, foto’s, werkgroepsamenstellingen, arresten, tentamenuitslagen,  scriptieonderwerpen, enzovoort. Tijdens de gesprekken heeft de commissie geconstateerd dat de digitale leeromge--ving door studenten bij diverse vakken veelvuldig wordt gebruikt, maar dat het gebruik door docenten nog sterk afhankelijk is van de kennis en kunde van de desbetreffende docent(en).

De afdeling ICT & Onderwijs (ICT&O) van het Cleveringa Instituut speelt een belangrijke rol bij het begeleiden van docenten in het gebruik van Blackboard. Naast het aanbieden van 

1�7QANU / Criminologie

een  basistraining  verzorgt  de  afdeling  trainingen  op  maat,  waarbij  ook  meer  geavanceerde onderwerpen aan de orde kunnen komen. Zo zijn docenten geïnstrueerd in het gebruiken van videofragmenten in hoorcollegepresentaties. Ook voor de productie van multimediaal leerma--teriaal kunnen docenten een beroep doen op de afdeling ICT&O.

De  faculteit  beschikt  binnen  het  Onderwijs  Informatie  Centrum  (OIC)  over  een  afdeling onderwijsmaterialen, waar readers en werkboeken worden gedrukt en verstrekt. Onlangs is de kwaliteit van de readers en werkboeken sterk verbeterd (uniformering van inhoud en presen--tatie). In het Handboek Onderwijs is een procedure voor de aanlevering van studiemateriaal bij  de  afdeling  onderwijsmaterialen  opgenomen.  Studenten  kopen  boeken  bij  de  reguliere boekhandels; de algemene studievereniging JFV Grotius heeft met één van hen afspraken over korting op de aanschafprijs.

Tijdens het visitatiebezoek heeft de commissie ook een rondleiding gekregen in het Kamer--lingh Onnes-gebouw. De verschillende aspecten van de voorzieningen, met name de ICT-faci--liteiten en de leslokalen, hebben veel indruk op de commissie gemaakt.

BeoordelingDe facultaire omgeving van de ‘kleine’ opleidingen Criminologie – en toch de twee-na-groot--ste  van  de  faculteit  –  heeft  schaalvoordelen  opgeleverd.  De  commissie  heeft  hoogwaardige voorzieningen voor beide opleidingen aangetroffen. Er is sprake van een prachtige leeromge--ving, hoge kwaliteit van de  infrastructuur en ICT-voorzieningen. Het huidige gebouw met zijn infrastructuur is voortreffelijk. De gebruikers van de voorzieningen zijn zeer positief over de mogelijkheden en geven aan dat kinderziekten van het gebouw voortvarend zijn aangepakt. De commissie is wel van mening dat de criminologische collectie van de bibliotheek aanvulling behoeft. Het is de commissie niet ontgaan dat op dit vlak concrete plannen zijn geformuleerd, waar financiële middelen tegenover gezet worden. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de huisvesting en de materiële voorzieningen in ruime mate toereikend zijn om de programma’s te realiseren. 

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed.

F16: StudiebegeleidingDe studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang.De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.

Bevindingen en overwegingenIn de zelfstudie van de opleidingen wordt het systeem van studiebegeleiding en informatie--voorziening besproken. Hierin staat beschreven dat de begeleiding van de student op diverse manieren plaatsvindt. De meeste studiebegeleiding wordt gegeven door de studieadviseurs. Bij het Cleveringa Instituut zijn vier studieadviseurs werkzaam, waarvan drie in deeltijd. Uiteraard spelen ook docenten een rol bij de studiebegeleiding, vooral in de latere jaren van de studie. Bij de studieadviseurs zijn de volgende taken ondergebracht:

•  vragen beantwoorden van studenten over studieplanning, problemen bij de studie, vrij--stellingen, herkansingen, overstappen van oude stijl naar nieuwe onderwijsprogramma’s, et cetera;

1�8 QANU /Criminologie

•  volgen van bindend studieadvies per cohort;•  gesprekken voeren met studenten met een studieachterstand en het beheren en zonodig 

aanpassen van het oproepsysteem voor studenten met zo’n studieachterstand. Het systeem is in �003 ingezet en wordt aan de hand van de opgedane ervaring geleidelijk aangepast en geëvalueerd;

•  coördinatie van het studentenmentoraat tijdens de propedeuse;•  adviezen verstrekken aan examen- en toelatingscommissies;•  signaleren van knelpunten binnen het onderwijs aan de faculteit en initiatieven nemen 

of voorstellen doen ter verbetering; adviseren over de inrichting van het onderwijs en het rooster en alles wat betrekking heeft op studentbegeleiding – ook in het kader van het Leids studiesysteem – en op de verhoging van de studierendementen;

•  het analyseren van de onderwijscijfers en het schrijven van toelichtingen daarop.

In het eerste studiejaar – maar vanaf het academisch jaar �005-�006 ook tijdens het tweede –  krijgen  de  studenten  in  overeenstemming  met  het  Leids  Studiesysteem  drie  studiead--viezen: eind  januari,  in april/mei en vóór 1 september. Het  laatste advies  is bindend van karakter als de student het aantal studiepunten van de BSA-norm niet heeft behaald. In de afgelopen jaren was de norm 30 studiepunten, vanaf het studiejaar �005-�006 wordt dat 40 punten. Voordat het laatste, eventuele negatieve (bindend) studieadvies wordt uitgebracht, bekijkt de Examencommissie samen met de studieadviseurs of er persoonlijke omstandig--heden zijn waarmee rekening moet worden gehouden. Ook hanteert de Examencommissie een hardheidsclausule. Door middel van het studentenoproepsysteem is de afgelopen drie jaar veel extra tijd gestoken in het opsporen en aanmoedigen van oude stijlstudenten om de studie af te ronden.

De faculteit kent verschillende communicatiekanalen naar de studenten. Te denken valt aan voorlichtingbijeenkomsten  voor  eerstejaars,  masterbijeenkomsten,  verschillende  websites  en de beroepengids. Vóór de aanvang van een nieuw studiejaar is in de (digitale) studiegids infor--matie opgenomen over alle vakken  (inclusief beschrijvingen) en over de  roostering van het onderwijs  en de  tentamens  (inclusief herkansingen). Studenten beschikken op deze manier tijdig over deze voor hen belangrijke informatie. Overigens is dit wat betreft de vakbeschrij--vingen door een uitgebreidere toetsing niet volledig gelukt bij de voorbereidingen voor het jaar  �005-�006.  Een  belangrijke  rol  bij  de  informatievoorziening  aan  de  studenten  vormt het Onderwijsinformatiecentrum (OIC). Bij het OIC zijn verschillende processen en taken ondergebracht, zoals de studentenadministratie, roostering van het onderwijs, studentenbalie en het verstrekken van onderwijscijfers. Het studievoortgangsregistratiesysteem ISIS – dat in de gehele universiteit wordt gebruikt – stelt het OIC in staat de registratie uit te voeren van de tentamenresultaten, die zijn vastgesteld door tekenbevoegde docenten. Via een koppeling is ISIS verbonden met het digitale aanmeldsysteem U-Twist, waarmee studenten toegang heb--ben tot een aantal opties: aan- en afmelden voor tentamens, werkgroepen en cursussen. Ook biedt U-Twist de digitale mogelijkheid voor inzage in de eigen studieresultaten.

Tijdens de gesprekken lieten de studenten zich over het algemeen positief uit over de studiebe--geleiding en het contact met docenten. De commissie heeft wel negatieve signalen ontvangen omtrent de informatievoorziening richting de studenten Criminologie, onder andere over de slotfase van de masteropleiding. Specifieke informatie die gericht is op de student Crimino--logie is niet altijd op centraal niveau voor handen. Dit gebrek wordt door de docenten opge--vangen, aangezien er een nauw contact bestaat tussen de afdeling en de studenten. Wekelijks zijn er goed bezochte inloopspreekuren van de bachelor-, de master- en de stagecoördinator. 

1�9QANU / Criminologie

De coördinatoren voor de bachelor- en de masteropleiding hebben een goed contact met de studieadviseurs, waardoor problemen die buiten de expertise en taak van de docenten vallen op efficiënte wijze kunnen worden aangepakt. Met betrekking tot het contact tussen docenten en studenten vervult voorts de studievereniging CoDe een stimulerende rol. Deze vereniging biedt een vaste ontmoetingsplaats tussen staf en studenten. 

BeoordelingGezien  het  bovenstaande  is  de  commissie  van  oordeel  dat  de  studiebegeleiding  van  en  de informatievoorziening aan studenten adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. De opleidingen hebben voldoende monitormomenten wat betreft de  voortgang  ingebouwd en koppelen dit op gestructureerde wijze via een aantal vastgestelde momenten terug naar de stu--denten. De informele informatievoorziening sluit aan bij de behoeften van de studenten en in de ogen van de commissie zijn voldoende informatiekanalen beschikbaar. Dit is voornamelijk te danken aan de uitstekende directe relaties docent-student op niveau van vakken.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

AanbevelingDe commissie heeft tijdens het visitatiebezoek geconstateerd dat door de centralistische sturing vanuit de faculteit de formele informatievoorziening voor de studenten Criminologie soms tekort--schiet. De commissie raadt de faculteit aan om de structurele omkadering van de opleidingen Criminologie met meer criminologische accenten te voorzien. Op deze wijze sluit de informatie--voorziening richting studenten Criminologie (nog) beter aan bij de behoefte van deze groep.

De commissie benadrukt dat ondanks de bovenstaande aanbeveling, het oordeel over de basis--kwaliteit van de beoordeelde opleidingen voldoende is. 

Oordeel op onderwerpniveauOp basis van de beoordelingen per  facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel met betrekking tot het niveau van het onderwerp Voorzieningen van de bachelor- en masteropleiding luidt: positief.

3.2.5.  Interne kwaliteitszorg

F17: Evaluatie resultatenDe opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.

Bevindingen en overwegingenDe faculteit heeft  in  samenwerking met het  Interfacultair Centrum voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Nascholing (ICLON) een kwaliteitszorgsysteem ontwikkeld dat is toegespitst op de dagelijkse praktijk van de faculteit. Belangrijke onderdelen van dit systeem zijn de jaarlijkse evaluaties van alle vakken en de driejaarlijkse midterm review als een tussen--tijdse, externe kwaliteitscontrole halverwege de accreditatietermijn. Andere evaluatie-instru--menten  zijn  studentenpanels,  studenten/docenten-faciliteitenenquêtes,  resultatenevaluaties, jaarprogramma-evaluaties,  exitevaluaties  en  evaluaties  door  docenten/ondersteunend  perso--

130 QANU /Criminologie

neel. Er worden ook evaluatiebijeenkomsten georganiseerd waarbij studenten en alumni aan--wezig zijn. Vakevaluaties worden ook gebruikt om de beste docent van het jaar te selecteren. 

De commissie heeft kennisgenomen van het  ‘Protocol kwaliteit onderwijs Cleveringa Insti--tuut’. In dit protocol is beschreven op welke wijze het kwaliteitszorgsysteem van de faculteit per december �005 in werking is getreden. Het systeem is opgebouwd uit een tiental bewa--kingscycli en geeft per cyclus een beschrijving van de opzet, inhoud, verantwoordelijken en uitvoerenden. De kwaliteitszorg aan de faculteit omvat de volgende elementen:

1.  Elk aspect van de onderwijsorganisatie (zoals eindtermen, programmasamenhang of stu--dielast) wordt periodiek bewaakt, dat wil zeggen is opgenomen in een bewakingscyclus met een vast controlemoment. Dat moment kan variëren van eens per jaar of zelfs trimes--ter ten behoeve van jaarlijkse bijstelling, tot eens per zes  jaar ter voorbereiding van een accreditatie. Iedere cursus wordt jaarlijks geëvalueerd. 

�.  Elke bewakingscyclus kent een reeks kwaliteitscriteria waaraan indicatoren zijn toege--wezen.

3.  Per criterium of cluster van samenhangende criteria, is gewaarborgd dat een ‘op oranje of rood staande’ indicator wordt gevolgd door een verbeterinitiatief; het verbeterinitiatief is geslaagd als de indicator weer ‘op groen springt’.

4.  Voor elke bewakingscyclus is vastgesteld wie beleidsverantwoordelijkheid op bestuursni--veau draagt, wie managementverantwoordelijkheid draagt en wie de uitvoerenden zijn; dit geldt ook voor eventuele verbeterprojecten (vaak gaat het om een beperkt aantal functies: zoals  decaan,  onderwijsdirecteur,  onderwijsmanager,  beleidsmedewerkers,  leden  van  de Opleidingscommissie, vakcoördinatoren).

5.  Er is voldoende draagvlak onder de medewerkers van de organisatie. Voorwaarde hiervoor is mede dat het kwaliteitszorgsysteem zo ‘licht’ mogelijk en zo min mogelijk bureaucra--tisch is: voorkomen moet worden dat het een papieren exercitie blijft omdat het systeem te arbeidsintensief is. Het moet direct aansluiten op de gang van zaken rond de onderwijs--voorbereiding en -uitvoering.

Voor ieder criterium is een streefnorm geformuleerd. De faculteit maakt hierbij onderscheid tussen  kwalitatieve  en  kwantitatieve  normen.  Kwalitatieve  peiling  vindt  plaats  wanneer  de in het criterium gestelde kwaliteitseis niet of onvoldoende zinvol kwantificeerbaar is. In zo’n geval vormt een deskundige of een kleine (ad hoc) commissie van deskundigen een oordeel over de stand van zaken, waar mogelijk met behulp van checklists. In deze gevallen wordt in het protocol als streefnorm vermeld ‘voldoet’. Bij kwantitatieve peilingen betreft het in de regel een gemiddelde score op een polaire vijfpuntsschaal. In de meeste gevallen is de streefnorm hierbij dat er minimaal 3,0 gescoord moet worden.   

De commissie heeft vastgesteld dat de studievereniging actief is binnen de kwaliteitszorg van de opleidingen. Dit uit zich onder meer in door de studievereniging georganiseerde panelge--sprekken met studenten en docenten.    BeoordelingDe interne kwaliteitszorg is faculteitsbreed aangevat, waarbij de commissie heeft vastgesteld dat de opleiding hierbij gebruikmaakt van meerdere evaluatie-instrumenten op verschillende niveaus. Ten tijde van de visitatie was dat met name merkbaar op het niveau van de vakeva--luaties, waaruit blijkt dat de criminologische vakken over het algemeen meer dan behoorlijk tot zeer goed scoren. Toch komt het de commissie voor dat die zaken die de cursusgerichte 

131QANU / Criminologie

evaluatie te boven gaan en die dus meer te maken hebben met aangelegenheden die zich situ--eren op het niveau van het curriculum als zodanig, minder makkelijk hun weg vinden in een geformaliseerd regelmatig terugkomend overleg. Uiteraard worden de meeste van deze thema’s binnen de staf Criminologie ter sprake gebracht, doch daar moet de commissie vaststellen dat er bij dit overleg geen reële studentenvertegenwoordiging is voorzien, waardoor toch wat vra--gen die bij studenten leven geen formeel forum vinden. De commissie is ervan overtuigd dat in het informele overleg met de docenten veel van deze vragen aan de orde zullen komen, maar zij is niet van mening dat dat geldt voor de totaliteit van dit soort vragen. Overigens is het de commissie opgevallen dat de positie van de studentenvertegenwoordiging, bijvoorbeeld de stu--dentenrechten- en belangenbewaking, in de schoot van de faculteitsraad degelijk gegarandeerd is, doch wellicht wat ver weg staat van de concrete wensen van de studenten Criminologie. De commissie is onder de indruk van de evaluatie-instrumenten die door de studievereniging zijn ontwikkeld en zich met name richten op vakoverstijgende aspecten van het criminologisch onderwijs. De resultaten van deze evaluatie worden met de betrokken docenten besproken. Alles overwegende is de commissie van oordeel dat het interne kwaliteitszorgsysteem doortas--tend is gestructureerd, waarbij voor de commissie zwaar weegt dat zij heeft vastgesteld dat in de curriculumevaluatie is voorzien. De commissie heeft er alle vertrouwen in dat deze nuttig zal worden aangewend. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de opleidingen periodiek en systematisch worden geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

F18: Maatregelen tot verbeteringDe uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.

Bevindingen en overwegingenDe bestuurlijke verantwoordelijkheid voor alle bewakingscycli ligt bij de onderwijsdirecteur. De onderwijsmanager is aangewezen als algemeen beheerder van het kwaliteitszorgsysteem en wordt hierbij administratief ondersteund. De verantwoordelijkheden liggen dus op facultair managementniveau en niet op opleidingsniveau. Er vindt wel afstemming plaats tussen het managementniveau en de opleidingen. Het coördinatorenoverleg en het gezamenlijk overleg van de docenten die bij één vak betrokken zijn, fungeren daarbij als belangrijke schakel tussen onderwijsinstituut en werkvloer.  

De  Opleidingscommissie  is  een  belangrijk  orgaan  waarin  de  onderwijsevaluaties  worden gevolgd en besproken. Deze per opleiding ingestelde commissies zijn paritair samengesteld en bestaan uit twee stafleden en twee studentleden. De Opleidingscommissie heeft circa zes maal per jaar een gezamenlijke vergadering met de overige opleidingcommissies van de faculteit, te weten die van de bachelor- en masteropleiding Fiscaal recht, Notarieel recht en Rechtsgeleerd--heid. De Opleidingscommissie heeft een adviserende taak naar de directeur van het onderwijs--instituut en naar het onderwijsbestuur, dat verantwoordelijk is voor de evaluaties en de daaruit voortvloeiende acties. De Opleidingscommissie heeft de ruimte om ook zelf initiatief te nemen door probleempunten die door de leden en hun achterban worden ingebracht, te onderzoeken en daarover  verbetervoorstellen  te  doen. De  leden  van  de Opleidingscommissie  lieten  zich tijdens het bezoek van de commissie positief uit over de mate van terugkoppeling vanuit het onderwijsbestuur over de genomen maatregelen. 

13� QANU /Criminologie

De zelfstudie geeft een overzicht van de maatregelen die naar aanleiding van de vorige visitatie zijn genomen en de commissie heeft hierin een aantal concrete verbeteringen kunnen consta--teren. De faculteit heeft �5 aandachts- en verbeterpunten ten aanzien van de inhoud en de organisatie van het onderwijs opgesteld, die vervolgens weer hun beslag hebben gekregen in de zogenaamde ‘Cleveringa-projecten’.

BeoordelingGezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de resultaten van de evaluaties de basis vormen voor adequate verbetermaatregelen. De concrete resultaten van het nieuwe kwa--liteitssysteem zijn nog niet volledig tastbaar, doch de commissie heeft er alle vertrouwen in dat de realisatie ervan zich zal doorzetten. De commissie heeft geconstateerd dat sprake is van een gesloten kwaliteitscyclus, waarbij de staf adequaat en relatief snel op problemen reageert.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

AanbevelingDe commissie  is van mening dat de gezamenlijke  facultaire vergadering van de Opleiding--commissies een positieve bijdrage levert aan de onderlinge afstemming. Anderzijds benadrukt de  commissie  dat  een  aparte  bijeenkomst  van  de  Opleidingscommissie  Criminologie  (bij--voorbeeld voorafgaand aan de facultaire vergadering) kan bijdragen aan het identificeren van mogelijk specifieke knelpunten binnen het criminologisch onderwijs. 

De commissie benadrukt dat de ondanks de bovenstaande aanbeveling, het oordeel over de basiskwaliteit van de beoordeelde opleidingen voldoende is.

F19: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveldBij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de op--leiding actief betrokken.

Bevindingen en overwegingenMedewerkers worden betrokken via de Opleidingscommissie, docentenevaluaties en stafbij--eenkomsten. Studenten worden bij de meeste vormen van evaluatie betrokken (bijvoorbeeld panelgesprekken, Opleidingscommissie en vakevaluaties). Ook vervullen de student-assisten--ten die  in de  faculteit werkzaam zijn  een belangrijke  (informele)  rol bij het  signaleren van knelpunten. De criminologische studievereniging speelt een belangrijke rol bij het mobiliseren van de  studenten. Het onderhouden van contacten met de alumni  is nog beperkt door de relatief  jonge  leeftijd  van  de  opleidingen  en  vindt  voornamelijk  op  centraal  niveau  plaats. Contacten met het relevante beroepenveld vindt voornamelijk plaats via de stagecontacten en via docenten die ook actief zijn in de beroepspraktijk. In mei �006 heeft een panelgesprek met studenten, docenten, alumni en vertegenwoordigers van het beroepveld plaatsgevonden.

BeoordelingGezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de belangrijkste stakeholders van de opleiding, te weten de medewerkers, studenten en alumni, voldoende betrokken worden bij de interne kwaliteitszorg. 

133QANU / Criminologie

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

AanbevelingHet beroepenveld zou door de opleiding actiever en meer systematisch benaderd kunnen wor--den als stakeholder van de opleiding. 

De commissie benadrukt dat ondanks de bovenstaande aanbeveling, het oordeel over de basis--kwaliteit van de beoordeelde opleidingen voldoende is.

Oordeel op onderwerpniveauOp basis van de beoordelingen per  facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel  met  betrekking  tot  het  niveau  van  het  onderwerp  Interne kwaliteitszorg  voor  de bachelor- en masteropleiding luidt: positief.

3.2.6.  Resultaten

F20: Gerealiseerd niveauDe gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.

Bevindingen en overwegingenEen belangrijke  indicator van het gerealiseerd niveau is voor de commissie de kwaliteit van de eindwerken. De commissie heeft zeventien afstudeerwerken van de bacheloropleiding opge--vraagd en bestudeerd. Ten tijde van de visitatie moesten studenten bij het vak Onderzoeks--vaardigheden in het derde bachelorjaar de eerder geleerde onderzoeksvaardigheden in praktijk brengen door groepsgewijs een empirisch onderzoek uit te voeren onder begeleiding van een docent/onderzoeker en daarbij de gehele empirische cyclus te doorlopen. Dit mondt uit in de bachelorscriptie, waarin zij laten zien in staat te zijn de onderzoekresultaten neer te leggen in een helder en consistent onderzoeksverslag. Aan het eind van het trimester presenteren ze dit onderzoek middels  een posterpresentatie, waarbij  ze  vragen  van  een kleine  jury  van docen--ten moeten beantwoorden. Volgens de opleiding heeft een dergelijke groepsscriptie onbedoeld geresulteerd in groepscijfers, hetgeen niet in overeenstemming is met het facultaire beleid en ook door studenten en docenten als onwenselijk werd ervaren. Vanaf het studiejaar �005-�006 is een  structuur bedacht waarbij  studenten op onderdelen  (bijvoorbeeld het  formuleren van een probleemstelling) individueel worden beoordeeld en derhalve ook verschillende eindcijfers kunnen behalen. Daarmee wordt ook gestreefd naar meer gedifferentieerde beoordelingen. Vol--gens de commissie waren de bestudeerde werkstukken over het algemeen van voldoende kwa--liteit. De commissie heeft geconstateerd dat de beoordeling van de bachelorscripties door de opleiding in enkele gevallen hoger uitkwam dan het oordeel van de commissie (zie ook F11). 

De scriptie van de masteropleiding wordt in beginsel begeleid en beoordeeld door een in het thema gespecialiseerde docent.  In  veel  gevallen  is deze docent ook  contactpersoon voor de stage-instelling. Bij de beoordeling van de stage adviseert de begeleider in de instelling bij de beoordeling, maar de docent bepaalt het uiteindelijke cijfer. Bij de beoordeling van de scriptie is er een tweede beoordelaar.

134 QANU /Criminologie

Het onderwerp van een scriptie van de masteropleiding dient binnen het rechtsgebied van de masterspecialisatie te liggen. Bij voorkeur sluit de scriptie aan op het onderzoeksprogramma dat aan die specialisatie is gerelateerd. Elke scriptie dient een rechtsvergelijkende of interna--tionale component te bevatten, tenzij het onderwerp zich daartoe in het geheel niet leent. In de selectie waren beide profielen aanwezig. Het niveau van deze scripties was over de gehele linie voldoende. Over enkele scripties was de commissie zeer enthousiast. De commissie heeft geconstateerd dat de beoordeling van de scripties in het algemeen overeenkomt met het oor--deel van de commissie. 

Een andere indicator voor de mate waarin de eindkwalificaties gerealiseerd zijn, zijn de bevin--dingen van een alumnionderzoek. Hierbij waren ten tijde van de visitatie echter geen studen--ten Criminologie betrokken.

BeoordelingGezien  het  bovenstaande  is  de  commissie  van  oordeel  dat  het  gerealiseerd  niveau  van  de bachelor- en masteropleiding in overeenstemming is met de geformuleerde eindkwalificaties. De commissie heeft vastgesteld dat de bestudeerde bacheloreindwerken als  een  integratieve eindtoets beschouwd kunnen worden, waarbij  studenten  in  staat  zijn volgens  verschillende perspectieven kritisch te reflecteren op recht en rechtsontwikkelingen. De commissie  is van oordeel dat de bestudeerde bacheloreindwerken over het algemeen van voldoende niveau zijn en komt tot de conclusie dat de bacheloropleiding erin slaagt om de gerealiseerde eindkwalifi--caties in overeenstemming te brengen met de beoogde eindkwalificaties. De commissie onder--steunt het proces dat nu binnen de opleiding gaande is om een betere individuele beoordeling in de bachelorscriptie  te brengen. De beoordeelde masterscripties beschouwt de  commissie over het algemeen eveneens als voldoende, waarmee de commissie tot de conclusie komt dat de opleiding degelijke criminologen aflevert. 

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

F21: Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen.Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.

Bevindingen en overwegingenHet management van de faculteit hanteert streefcijfers met betrekking tot onderwijsrendemen--ten en studieduur. Voor de propedeuserendementen is een streefpercentage van 70% na twee jaar vastgesteld. Vervolgens geldt voor het bachelorrendement (postpropedeuserendement) een streefpercentage van 70% na drie jaar, 80% na vier jaar en 90% na vijf jaar. Voor de master--opleiding is het beoogde rendement 80% na één jaar en 95% na twee jaar. Deze streefnormen dienen te zijn bereikt in �009-�010, met aantoonbare progressie in de jaren daarvoor.

In de periode �001-�005 heeft de faculteit enkele maatregelen getroffen om bovengenoemde streefcijfers te halen. Te noemen is een aanscherping van het bindend studieadvies, de invoe--ring van het studentenmentoraat en een actievere benadering van studenten die minder dan 40 ECTS-studiepunten per jaar halen.

135QANU / Criminologie

Ten tijde van de visitatie waren er (nog) geen betrouwbare KUO-tabellen wat betreft rende--menten beschikbaar. De opleidingen waren hiervoor nog te jong. De opleidingen hebben wel enkele  eerste  doorstroomgegevens  verstrekt  vanuit  de  eigen  administratie.  Uit  de  gegevens blijkt dat de gestelde streefdoelen nagenoeg worden gehaald. Voor de propedeuserendement geldt dit alleen als er alleen van de vwo-instroom wordt uitgegaan. 

BeoordelingDe commissie stelt vast dat de opleidingen streefcijfers hebben opgesteld voor het onderwijs--rendement. De commissie heeft geen beschikking gehad over definitieve KUO-gegevens wat betreft het  rendement van de bachelor-  en masteropleiding, omdat  sinds de  invoering nog onvoldoende  jaren  zijn  verstreken. De  commissie  is  bij  haar  oordeel  afgegaan op de  eerste voorlopige gegevens van de bachelor- en masteropleiding. Hier heeft de commissie uit afgeleid dat de opleiding de streefcijfers van de faculteit ten aanzien van de (post-)propedeuse benadert. De commissie vindt deze resultaten op zich aanvaardbaar, maar hoopt dat de opleidingen de studenten tot een efficiënter studiepatroon stimuleren. Dat neemt niet weg dat de commis--sie van mening  is dat de medewerkers  in de sfeer van studiebegeleiding,  inrichting van het onderwijs en voorlichting het nodige doen om de geschikte en gemotiveerde student binnen een redelijke periode zijn/haar diploma’s te laten behalen. De commissie heeft er vertrouwen in dat de genomen maatregelen zullen bijdragen aan het behalen van de gestelde normen. De commissie is binnen de context alles overwegende van oordeel dat zowel de bachelor- als de masteropleiding voldoen aan het criterium dat geldt voor het  facet dat betrekking heeft op onderwijsrendement. 

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

Oordeel op onderwerpniveauOp basis van de beoordelingen per  facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel met betrekking tot het niveau van het onderwerp Resultaten voor de bachelor- en masteropleiding luidt: positief.

136 QANU /Criminologie

Samenvattend totaaloordeel bacheloropleidingDe commissie  is van oordeel dat de bacheloropleiding Criminologie (voltijdse en deeltijdse variant; locatie Leiden) van de Universiteit Leiden voldoet aan de criteria voor basiskwaliteit.

Onderwerp Oordeel Facet  Oordeel1. Doelstellingen van de opleiding

Positief 1. Domeinspecifieke eisen Voldoende�. Niveau Voldoende3. Oriëntatie Voldoende

�. Programma Positief 4. Eisen wo Voldoende5. Relatie doelstellingen en programma

Voldoende

6. Samenhang programma Voldoende7. Studielast Voldoende8. Instroom Voldoende9. Duur Voldoende10. Afstemming vormgeving en inhoud

Voldoende

11. Beoordeling en toetsing Voldoende3. Inzet van personeel Positief 1�. Eisen wo Goed

13. Kwantiteit personeel Voldoende14. Kwaliteit personeel Goed

4. Voorzieningen Positief 15. Materiële voorzieningen Goed16. Studiebegeleiding Voldoende

5. Interne kwaliteitszorg 

Positief 17. Evaluatie resultaten Voldoende18. Maatregelen tot verbetering Voldoende19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld

Voldoende

6. Resultaten Positief �0. Gerealiseerd niveau Voldoende�1. Onderwijsrendement Voldoende

137QANU / Criminologie

Samenvattend totaaloordeel masteropleidingDe commissie is van oordeel dat de masteropleiding Criminologie (voltijdse en deeltijdse vari--ant; locatie Leiden) van de Universiteit Leiden voldoet aan de criteria voor basiskwaliteit.

Onderwerp Oordeel Facet  Oordeel1. Doelstellingen van de opleiding

Positief 1. Domeinspecifieke eisen Voldoende�. Niveau Voldoende3. Oriëntatie Voldoende

�. Programma Positief 4. Eisen wo Voldoende5. Relatie doelstellingen en programma

Voldoende

6. Samenhang programma Voldoende7. Studielast Voldoende8. Instroom Voldoende9. Duur Voldoende10. Afstemming vormgeving en inhoud

Voldoende

11. Beoordeling en toetsing Voldoende3. Inzet van personeel Positief 1�. Eisen wo Goed

13. Kwantiteit personeel Voldoende14. Kwaliteit personeel Goed

4. Voorzieningen Positief 15. Materiële voorzieningen Goed16. Studiebegeleiding Voldoende

5. Interne kwaliteitszorg 

Positief 17. Evaluatie resultaten Voldoende18. Maatregelen tot verbetering Voldoende19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld

Voldoende

6. Resultaten Positief �0. Gerealiseerd niveau Voldoende�1. Onderwijsrendement Voldoende

138 QANU /Criminologie

Bijlage 1  Eindtermen bacheloropleiding Criminologie

De formuleringen zijn overgenomen uit de aangeleverde informatie.

Primair doel van de opleiding is de bachelor uit te rusten met de kennis, inzicht en vaardighe--den die noodzakelijk zijn om toegang te krijgen tot de masteropleiding criminologie.

Academische houding

1.  De bachelor heeft kennis van en inzicht in het wetenschappelijk domein van de crimino--logie, waaronder inzicht in de samenhang tussen de belangrijkste disciplines binnen dit domein.

�.  De bachelor is vertrouwd met de grondslagen en de dragende beginselen van het recht, alsmede met de aard, inhoud en betekenis van de voor de criminologie relevante sociale wetenschappen.

3.  De bachelor is in staat om kritisch te reflecteren op het recht – mede gelet op de gren--zen van (deel)vakgebieden – en heeft inzicht in de maatschappelijke en ethische context waarin de criminologie zich ontwikkelt en manifesteert.

Juridische en sociaalwetenschappelijke kennis en professionele vaardigheden

4.  De bachelor heeft kennis van en inzicht in de hoofdlijnen van de volgende deelgebieden:•  beschrijvende criminologie  (inleiding criminologie, practicum beschrijvende crimi--

nologie, alsmede aard, omvang en schade van criminaliteit);•  verklarende criminologie (theoretische criminologie, practicum verklarende crimino--

logie, alsmede ontstaan en ontwikkeling van crimineel gedrag), preventieve en repres--sieve interventiestrategieën (preventie en straffen, en rechtshandhaving);

•  methoden en  technieken van criminologisch onderzoek,  inclusief de daarbij beho--rende vaardigheden voor sociaalwetenschappelijk academisch onderzoek;

•  rechtsfilosofie, straf- en strafprocesrecht, alsmede de samenhang tussen de Europees--rechtelijke en internationale dimensie van het straf- en strafprocesrecht.

5.  De bachelor is in staat om een eenvoudig criminologisch onderzoek te doen, heeft zich daartoe geoefend in het (snel) verzamelen en interpreteren van relevante informatie, zowel in papieren als in digitale versies, is getraind in het scherp leren onderscheiden van feiten en meningen, en in beantwoording van gestelde vragen.

6.  De bachelor is in staat de onderzoekresultaten neer te leggen in een helder en consistent onderzoeksverslag.

7.  De bachelor is in staat om relevante criminologische problemen te analyseren, en daarover een helder en consistent betoog te schrijven en om dit mondeling te presenteren.

8.  De bachelor is in staat om een beargumenteerde positie in te nemen in een criminologisch debat, en om een standpunt te verwoorden met kracht van argumenten.

139QANU / Criminologie

Bijlage 2  Eindtermen masteropleiding Criminologie

De formuleringen zijn overgenomen uit de aangeleverde informatie.

Kennis en inzicht

1.  De master heeft grondige kennis en inzicht in het wetenschappelijk domein van de crimi--nologie, waaronder een grondig inzicht in de samenhang tussen de belangrijkste discipli--nes binnen dit domein.

�.  Afhankelijk van de profielkeuze, heeft de master grondige kennis en inzicht van het deel--gebied:

a.  forensische criminologie, in het bijzonder van:i.   misdaadanalyse en daderprofilering;ii.   criminalistiek;iii.   forensische accountancy;iv.   forensische psychiatrie, dan wel van:

b.   veiligheidsbeleid en rechtshandhaving, in het bijzonder van:i.   veiligheidsbeleid;ii.  integrale rechtshandhaving;iii.   penitentiair recht.

3.  De master is in staat kennis uit criminologische deelgebieden te integreren in het bijzon--der op het gebied van criminaliteit in urbane setting, en van internationale vormen van criminaliteit.

4.  De master heeft naast de genoemde kennis en inzicht op de diverse deelgebieden, inzicht in hun samenhang, hun complementariteit, hun overlapping en hun verschillen, en hun maatschappelijke context.

5.  De master heeft inzicht in internationale vormen van criminaliteit en criminaliteitsbestrij--ding, alsmede in de vergelijking van criminaliteit en justitiële systemen tussen landen.

Academische en andere vaardigheden

6.  De master is in staat om (buitenlandse) literatuur, criminologische bronnen en complexe cases die betrekking hebben op de gebieden, hierboven genoemd onder kennis en inzicht, diepgaand en in onderling verband te analyseren en te interpreteren, daarbij maatschap--pelijke aspecten te betrekken, daarover kritische vragen te stellen en vernieuwende oplos--singen aan te dragen. De master is verder in staat om dit mondeling en schriftelijk helder te presenteren, zowel voor vakgenoten als voor niet-criminologen.

7.  De master is in staat om zich op basis van op wetenschappelijk verantwoorde wijze ver--gaarde gegevens, en op basis van een verantwoorde en controleerbare afweging zelfstandig een mening te vormen over criminologische maatschappelijke vraagstukken.

8.  De master is in staat om actief deel te nemen aan een wetenschappelijk debat op de gebie--den, genoemd onder kennis en inzicht.

140 QANU /Criminologie

9.  De master is in staat om zelfstandig een criminologisch onderzoek op academisch niveau voor te bereiden en uit te voeren, (verzamelen van informatie, meten en interpreteren van gegevens, interdisciplinaire benadering van de vraagstelling, conclusies trekken, evalueren en aanbevelingen en suggesties doen voor verder onderzoek).

Algemene kwalificatie

10.  De master beschikt over die criminologische kennis, inzicht en vaardigheden om gekwali--ficeerd te zijn:

a.   om wetenschappelijk onderzoek te verrichten en toegelaten te worden tot de vervolg studie die tot de academische promotie leidt,

b.   om op academisch niveau werkzaam te zijn in een functie binnen de publieke en private sector.

141QANU / Criminologie

Bijlage 3  Programma van de bacheloropleiding Criminologie

De formuleringen zijn overgenomen uit de aangeleverde informatie.

Jaar 1Programmaonderdeel ECTSInleiding criminologie 10Encyclopedie van de rechtswetenschap 10Inleiding straf- en strafprocesrecht 10M&T van criminologisch onderzoek 1 5Practicum beschrijvende criminologie 5Inleiding burgerlijk recht 10Inleiding sociologie 5Inleiding psychologie 5Totaal 60

Jaar 2 (vanaf �006-�007)Programmaonderdeel ECTSInleiding staats- en bestuursrecht 10Theoretische criminologie 10Practicum verklarende criminologie 5Rechtshandhaving en politie 5Rechtsfilosofie 10M&T van criminologisch onderzoek � 10Rechtssociologie 5Rechtseconomie 5Totaal 60

Jaar 3Programmaonderdeel ECTSStraf- en strafprocesrecht 10Ontstaan en ontwikkeling van crimineel gedrag

10

Aard, omvang en schade van criminaliteit 10Preventie en bestraffing van criminaliteit 5Keuzevak 5Onderzoekvaardigheden en bachelorscriptie �0TOTAAL BACHELOR 180

14� QANU /Criminologie

Bijlage 4  Programma van de masteropleiding Criminologie

De formuleringen zijn overgenomen uit de aangeleverde informatie.

Programmaonderdeel

Forensische criminologie Veiligheidsbeleid en rechtshandhaving

ECTS

Practicum: Stadscriminologie Practicum: Stadscriminologie 10Privatissimum: International & Comparative Criminology

Privatissimum: International & Comparative Criminology

10

Misdaadanalyse en daderprofilering Veiligheidsbeleid 5Forensische psychiatrie Penitentiair recht 5Forensische accountancy Integrale rechtshandhaving 5Criminalistiek Practicum: Integrale 

rechtshandhaving5

Scriptie Scriptie �0TOTAAL MASTER 60

143QANU / Criminologie

Bijlage 5  Instroomgegevens

Tabel 1  Cohortomvang en samenstelling    Bacheloropleiding Criminologie (voltijdse instroom)* HBO is inclusief de studenten die een schakelprogramma/premaster doen

Jaar Cohortomvang met vooropleidingscategorie TotaalVWO HBO prop HBO* Buitenland Overig

0�/03 1 0 0 0 19 �003/04 � 0 1 0 �0 �304/05 � 0 � 0 �3 �7

Bron:  KUO-tabel B9.1 (VSNU/CBS DocOnderwijsVisitatie �005)

Tabel 2  Ingeschrevenen naar onderwijsvorm en geslacht   Bacheloropleiding CriminologieJaar Ingeschrevenen  Voltijdopleiding Deeltijdopleiding Duaal

Totaal mannen vrouwen Totaal mannen vrouwen Totaal mannen vrouwen Totaal mannen vrouwen

0�/03 85 16 69 80 16 64 5 0 5 0 0 003/04 159 33 1�6 149 3� 117 10 1 9 0 0 004/05 �4� 5� 190 ��8 51 177 14 1 13 0 0 005/06 355 83 �7� 3�9 80 �49 �6 3 �3 0 0 0

Bron:  KUO-tabel B1.1 (VSNU/CBS DocOnderwijsVisitatie �005)

Tabel 3   Cohortomvang en onderwijs-herkomst masterinstroom    Masteropleiding Criminologie (voltijdse instroom)Jaar  Cohortomvang en onderwijs-herkomst masterinstroom Totaal

Eigen universiteit

Andere universiteiten

HBO Buiten HO

04/ 05 30 7 0 0 37

Bron:  KUO-tabel M1.1 (VSNU/CBS DocOnderwijsVisitatie �005)

Tabel 4  Ingeschrevenen naar onderwijsvorm en geslacht   Masteropleiding CriminologieJaar Ingeschrevenen  Voltijdopleiding Deeltijdopleiding Duaal

Totaal mannen vrouwen Totaal mannen vrouwen Totaal mannen vrouwen Totaal mannen vrouwen

04/05 34 6 �8 33 6 �7 1 0 1 0 0 005/06 6� 9 53 60 9 51 � 0 � 0 0 0

Bron:  KUO-tabel M5.1 (VSNU/CBS DocOnderwijsVisitatie �005)

144 QANU /Criminologie

145QANU / Criminologie

4.  De bachelor- en masteropleiding Criminologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam

Bacheloropleiding

Naam van de opleiding/CROHO-nummer  Criminologie (56469)Het niveau resp. de oriëntatie van de opleiding Bachelor woStudielast in ECTS-studiepunten 180Graad BScVarianten (voltijd, deeltijd en/of duaal) Voltijd en deeltijd*Locatie(s) AmsterdamGeaccrediteerd tot 31 december �007

Masteropleiding

Naam van de opleiding/CROHO-nummer  Criminologie (66469)Het niveau resp. de oriëntatie van de opleiding Master woStudielast in ECTS-studiepunten 60Graad MScVarianten (voltijd, deeltijd en/of duaal) Voltijd en deeltijd*Locatie(s) AmsterdamGeaccrediteerd tot 31 december �007

*  Voor de bachelor- en masteropleiding geldt dat de onderdelen van toepassing zijn voor zowel de voltijd- als deeltijdvariant, tenzij anders vermeld.

4.0.  Structuur en organisatie van de faculteit

De bachelor- en masteropleiding Criminologie worden verzorgd binnen de Faculteit der Rechts--geleerdheid van de Vrije Universiteit (VU). Naast de bachelor- en masteropleiding Criminolo--gie kent de faculteit de bachelor- en masteropleidingen Rechtsgeleerdheid en Notarieel recht. De criminologische opleidingen worden grotendeels verzorgd door de sectie Criminologie, die onderdeel uitmaakt van de afdeling Strafrecht en Criminologie. Buiten deze afdeling zijn bij het onderwijs van de opleidingen Criminologie de afdelingen Staats- en Bestuursrecht, Rechts--theorie, Rechtsgeschiedenis en diverse afdelingen binnen de Faculteit der Sociale Wetenschap--pen en de Faculteit der Psychologie en Pedagogie van de VU betrokken. Het criminologisch onderzoek van de faculteit vindt plaats binnen het onderzoekprogramma ‘Rechtshandhaving in de risicosamenleving’. Daarnaast participeert de afdeling Strafrecht en Criminologie in de Onderzoeksschool Maatschappelijke Veiligheid (OMV).

De faculteit staat onder leiding van een bestuur, bestaande uit de decaan, de portefeuillehou--der onderwijs, portefeuillehouder onderzoek en een studentlid. Het bestuur wordt bijgestaan door de directeur bedrijfsvoering. Het wetenschappelijk personeel is ondergebracht in afdelin--gen, die onder leiding staan van een hoogleraar-afdelingshoofd. Het afdelingshoofd is verant--woordelijk voor de aansturing en het functioneren van het personeel van de eigen afdeling. De medewerkers van de sectie Criminologie worden aangestuurd door een sectiehoofd, eveneens hoogleraar. De opleidingen van de faculteit kennen vanaf 1 september �006 een gezamenlijke Examencommissie, die vertegenwoordigers kent van alle opleidingen.

146 QANU /Criminologie

4.1.  Invoering  bachelor-masterstructuur  en  afbouw  ongedeelde  opleidingen:  stand van zaken

De bacheloropleiding is in het jaar �00�-�003 in Amsterdam van start gegaan en de master--opleiding  in het  jaar �004-�005. De programma’s waren oorspronkelijk opgezet als boven--bouwstudie voor  studenten met een  juridische of een  sociaalwetenschappelijke propedeuse. Per 1 september �005 is echter gestart met een zelfstandig eerste bachelorjaar. De commissie stelt vast dat een beoordeling van de afbouw van een ongedeelde opleiding niet van toepassing is bij de bachelor- en masteropleiding Criminologie van de Vrije Universiteit.

4.2.  Het beoordelingskader

4.2.1  Doelstellingen opleiding

F1: Domeinspecifieke eisenDe eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de be--roepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroeps--praktijk).

Bevindingen en overwegingenMet de Amsterdamse bacheloropleiding Criminologie wordt beoogd studenten op te leiden die (a) een disciplineoverstijgende kennis hebben van criminaliteit en criminaliteitsbeheersing, (b) de vaardigheden bezitten om op wetenschappelijk verantwoorde wijze kleinschalig onderzoek te doen in dit veld en (c) in beleidsfuncties het normatieve kader waarin de jurist werkt en de empirische categorieën die worden gehanteerd door de sociale wetenschapper met elkaar te verbinden. Deze doelstellingen worden nader gespecificeerd in de eindtermen (zie bijlage 1). De eindtermen zijn helder en duidelijk geformuleerd. De eindtermen zijn niet expliciet ingedeeld in kennis van en inzicht in vaardigheden en attitudes, maar beslaan wel voldoende deze gebieden.

Met de Amsterdamse masteropleiding Criminologie wordt beoogd (a) een verdieping te bieden van zowel de theoretische als de methodische vakken uit de bacheloropleiding Criminologie, (b) de student op zelfstandige en multidisciplinaire wijze te leren de criminologie te beoefenen en (c) de student voor te bereiden op hetzij toelating tot de promotie, hetzij het op academisch niveau werkzaam zijn in een criminologische of hieraan verwante functie bij de (internationale) overheid, de dienstverlening of het bedrijfsleven. De doelstelling wordt nader gespecificeerd in de eindtermen (zie bijlage �) waarin wordt geformuleerd dat de afgestudeerde master beschikt over specialistische kennis van en inzicht in een criminologisch deelthema. De eindtermen zijn niet expliciet ingedeeld in kennis van en inzicht in vaardigheden en attitudes, maar beslaan wel voldoende deze gebieden. De mastereindtermen bouwen volgens de commissie voort op de voor de bacheloropleiding geformuleerde eindtermen.

In  de  zelfstudie  wordt  aangegeven  dat  de  eindtermen  van  de  opleidingen  in  nauw  overleg met de  zusterfaculteiten van de Universiteit Leiden  (LEI)  en de Erasmus Universiteit Rot--terdam (EUR) zijn vastgelegd. Voor beide opleidingen wordt in de zelfstudie een vergelijking met  de  zusteropleidingen  in  Nederland  gemaakt.  De  commissie  heeft  ook  kennisgenomen van het rapport van de Verkenningscommissie AWT (Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid). Deze commissie heeft  in �000 de opdracht van de AWT gekregen om 

147QANU / Criminologie

een verkenning uit te voeren naar de toekomstige kennisbehoefte en kennisinfrastructuur op het terrein van criminaliteit en criminaliteitsbestrijding. Onderdeel van dit rapport was een vergelijking van de Nederlandse situatie met West-Europa (met name België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk) en de Verenigde Staten op het onderhavige terrein. Uit het rapport van de Verkenningscommissie AWT blijkt dat er in West-Europa en in de VS een grote diversiteit aan criminologieonderwijs bestaat, variërend van keuzevakonderwijs, beroepsopleidingen tot interdisciplinaire, zelfstandige, academische opleidingen. 

De afronding van de bacheloropleiding wordt door de opleiding over het algemeen niet als uit--stroommoment beschouwd. De opleiding geeft in de zelfstudie aan dat de arbeidsmarkt voor criminologen met (slechts) een bacheloropleiding nog in ontwikkeling is. Er is nog nauwelijks ervaring  met  bachelors  die  naar  het  beroepenveld  uitstromen.  In  de  doelstellingen  van  de opleiding wordt wel aangegeven dat de afgestudeerde bachelor in staat dient te zijn kleinscha--lig wetenschappelijk onderzoek te doen en beleidsfuncties uit moet kunnen oefenen. 

De eindtermen van de masteropleiding zijn gebaseerd op de eisen en de verlangens zoals deze bij verschillende maatschappelijke en politieke organisaties leven op het terrein van veiligsheids- en criminaliteitsbeleid. De commissie die verantwoordelijk was voor de ontwikkeling van de opleiding heeft expliciet aandacht besteed aan de behoeften van de beroepspraktijk. De oplei--ding verwacht dat afgestudeerden werkzaam zullen zijn in twee domeinen: het domein van het veiligheids- of criminaliteitsbeleid en de rechtshandhaving, en het domein van onderzoek. 

BeoordelingUit de zelfstudie blijkt dat de wetenschappelijke discipline Criminologie een sterk multidis--ciplinair karakter  en  een breed  toepassingsgebied heeft, waardoor gerelateerde opleidingen elders in de wereld op heel verschillende wijzen zijn georganiseerd en vormgegeven. Tevens ontbreekt  een  eenduidig  internationaal  referentiekader  op  het  gebied  van  de  universitaire bachelor- en masteropleiding Criminologie. De commissie komt dan ook tot de conclusie dat de eindkwalificaties zich niet gemakkelijk internationaal laten vergelijken. De commis--sie heeft  de eindkwalificaties van de bachelor- en masteropleiding bestudeerd en vergeleken met het domeinspecifiek referentiekader. Op basis hiervan komt zij tot de conclusie dat de geformuleerde eindkwalificaties van beide opleidingen voldoen aan de domeinspecifieke eisen die aan de eindtermen van een opleiding op het gebied van de criminologie worden gesteld. De commissie is van oordeel dat beide opleidingen een duidelijk profiel van zichzelf en haar eindkwalificaties hebben beschreven tegen de achtergrond van de nationale en internationale wetenschapsbeoefening. De opleidingen laten zich voornamelijk kenmerken door een sterk onderzoeksgericht  profiel.  De  commissie  herkent  in  de  eindtermen  twee  opleidingen  met grote ambities, waarbij de nadruk wordt gelegd op het kritisch reflecteren. Gezien het boven--staande is de commissie van mening dat de eindkwalificaties van de opleidingen, voorzover vergelijkbaar, aansluiten bij de eisen die door vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld wor--den aan een opleiding in het betreffende (breed gedefinieerde) domein.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

148 QANU /Criminologie

F2: Niveau: Bachelor en MasterDe eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor of een Master.

Bevindingen en overwegingenDe opleidingen maken in de zelfstudie een expliciete koppeling met de Dublin-descriptoren.

Kennis en inzichtHet ambitieniveau van de bacheloropleiding beantwoordt aan de omschrijving. De eindter--men wat betreft het  academisch werk- en denkniveau voldoen aan de vereisten van deze descriptor. Zo staat  in de eindkwalificaties geformuleerd dat  studenten na afronding van de opleiding beschikken over kennis van en inzicht in de juridische en sociaalwetenschap--pelijke domeinen van het criminologisch vakgebied en de effecten van criminaliteitsbestrij--ding (eindtermen 1 en 4). 

Het  ambitieniveau  van  de  masteropleiding  beantwoordt  aan  de  omschrijving  van  deze  des--criptor. In de masteropleiding verwerft de student diepgaande kennis van en inzicht in een criminologisch deelthema (eindterm 3). Afgestudeerden van de opleiding hebben discipline--overstijgende kennis en inzichten op het gebied van criminaliteit en criminaliteitsbeheersing en zijn in staat criminologische vraagstukken op een disciplinaire wijze te benaderen.

Toepassing kennis en inzichtHet  toepassingsgerichte  deel  van  de  bacheloropleiding  staat  verwoord  in  de  eindtermen  die betrekking hebben op de vaardigheden. Afgestudeerden van de opleiding zijn in staat kennis en inzicht op een professionele wijze toe te passen. De vereisten van deze descriptor komen onder meer naar voren in eindterm 10 (in staat om eenvoudige criminologische vraagstukken te analyseren) en eindterm 9 (kritisch reflecteren op literatuur en regelgeving).

Het in staat zijn complexe criminologische vraagstukken diepgaand te analyseren en te inter--preteren vormt een belangrijk element binnen de eindtermen van de masteropleiding (eindterm 8). Afgestudeerden zijn ook in staat zelfstandig multidisciplinair onderzoek te verrichten op wetenschappelijk niveau door kennis,  inzichten en vaardigheden die hij  in de bachelor-  en masteropleiding heeft opgedaan op geïntegreerde wijze toe te passen (eindterm 10). De eind--termen  zijn dan ook  in  voldoende mate  gericht  op het  toepassen  van opgedane kennis  en inzicht, het formuleren van een probleemstelling en het uitvoeren van onderzoek.

OordeelsvormingDe  eindkwalificaties  van  de  bacheloropleiding  beantwoorden  in  voldoende  mate  aan  de omschrijving van de descriptor van oordeelsvorming. Afgestudeerden zijn in staat op een effi--ciënte manier relevante literatuur en regelgeving te verzamelen en te interpreteren en een kri--tisch oordeel te vormen over deze gegevens, onder meer vanuit een historisch en filosofisch perspectief (eindterm 9). In eindterm 8 is verder ook het lezen, begrijpen en analyseren van literatuur en juridische bronnen vastgelegd.

De vereisten van deze descriptor worden voldoende weerspiegeld  in de  eindtermen van de masteropleiding.  De  oordeelsvorming  keert  in  het  bijzonder  terug  in  de  eindterm  6  en  13, waarin is vastgelegd dat de student de vaardigheid heeft om vakliteratuur en nieuwe ontwik--kelingen kritisch te beschouwen en daarover een eigen mening te vormen.

149QANU / Criminologie

CommunicatieDe  vereisten  van  de  descriptor  Communicatie  worden  weerspiegeld  in  de  eindtermen  van de bacheloropleiding die betrekking hebben op de schriftelijke en mondelinge vaardigheden. Daarin wordt onder meer vermeld dat de student in staat is bevindingen vanuit een onderzoek zowel mondeling als schriftelijk te presenteren.

Ten aanzien van communicatie kan genoemd worden dat de masteropleiding gericht is op het schriftelijk en mondeling rapporteren van een complex criminologisch probleem en een crimi--nologisch onderzoek. Met name de schriftelijke en mondelinge vaardigheden zijn gericht op de aspecten van deze descriptor.

LeervaardighedenDe eindtermen van de bacheloropleiding zijn in voldoende mate gericht op de leervaardigheden die noodzakelijk zijn voor een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt, te weten een masteropleiding. Afgestudeerden zijn in staat te reflecteren op hun eigen leerpro--ces en het eigen leerproces te sturen en te plannen (eindterm 17).

Volgens de eindtermen van de masteropleiding heeft de afgestudeerde een eindniveau bereikt waarbij de ontwikkelingen op het vakgebied zelfstandig gevolgd kunnen worden en waarbij een leven lang nieuwe kennis en vaardigheden opgedaan kunnen worden. Hiermee is gegaran--deerd dat de afgestudeerde een vervolgopleiding kan volgen met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter.

BeoordelingDe commissie heeft de geformuleerde eindkwalificaties van de opleidingen aan de beschrijving van de kwalificaties in de Dublin-descriptoren getoetst. Op grond daarvan trekt de commis--sie de conclusie dat het beoogde ambitieniveau over de gehele linie in voldoende mate cor--respondeert met het niveau van een universitair afgestudeerde bachelor dan wel master zoals neergelegd in de verschillende descriptoren.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

F3: Oriëntatie WO:De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een Bachelor en een Master in WO:•  De  eindkwalificaties  zijn  ontleend  aan  eisen  vanuit  de wetenschappelijke  discipline,  de  internationale 

wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld.

•  Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot tenminste één verdere WO-studie op masterni--veau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt.

•  Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is.

Bevindingen en overwegingenUit de zelfstudie is op te maken dat de eindtermen van de opleidingen elementen bevatten van kennis van de criminologie, maar ook van professionele vaardigheden. Daarnaast veronderstel--len ze een creatieve, kritische en onderzoeksgerichte attitude (zie ook F1).

150 QANU /Criminologie

De bacheloropleiding wordt  in eerste  instantie niet als uitstroomopleiding beschouwd, maar eerder  als  doorstroomfase  voor  een  wetenschappelijke  masteropleiding.  Een  afgestudeerde bachelor beschikt over kwalificaties om de arbeidsmarkt te betreden, zij het op een lager profes--sioneel en wetenschappelijk niveau en met minder zelfstandigheid dan dat van de afgestudeerde master mag worden verwacht. Het bachelordiploma geeft  rechtstreeks  en onvoorwaardelijk toegang tot de masteropleiding Criminologie aan de Universiteit Leiden, de Vrije Universiteit en de Erasmus Universiteit Rotterdam. 

In  de  masteropleiding  wordt  de  student  in  staat  gesteld  om  zelfstandig  een  criminologisch onderzoek op academisch niveau voor te bereiden en uit te voeren. In de eindtermen wordt gewaarborgd dat de master specialistische kennis en vaardigheden heeft, complexe criminolo--gische vraagstukken kan analyseren en criminologisch onderzoek kan opzetten, uitvoeren en presenteren. De zelfstudie noteert dat de opleiding niet uitsluitend opleidt voor een functie als onderzoeker. Uit de visitatiegesprekken is gebleken dat de oriëntatie van het programma evenzeer ligt op ‘het beleid’ als op ‘de praktijk’. 

BeoordelingGezien het bovenstaande is de commissie van mening dat de eindkwalificaties van zowel de bachelor- als masteropleiding voldoen aan de eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en de relevante praktijk in het toekomstige beroepen--veld (zie ook F1). De commissie is van mening dat in de eindtermen van de opleidingen een diversiteit van theorie en praktijk is vastgelegd, waarbij de eindtermen met name op het doen van onderzoek zijn georiënteerd. Daarbij heeft de commissie vastgesteld dat afgestudeerden van de bacheloropleiding rechtstreeks toegang hebben tot ten minste één masteropleiding op universitair niveau en dat afgestudeerden van de masteropleiding in voldoende mate in staat zijn zelfstandig criminologisch onderzoek te verrichten.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

AanbevelingDe aansluiting van de mastereindtermen op de niet aan onderzoek gerelateerde beroepsprak--tijk verdient verbetering.

De commissie benadrukt dat ondanks de bovenstaande aanbeveling, het oordeel over de basis--kwaliteit van de beoordeelde opleidingen voldoende is.

Oordeel op onderwerpniveauOp basis van de beoordelingen per  facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel met betrekking tot het niveau van het onderwerp Doelstellingen opleiding voor de bachelor- en masteropleiding luidt: positief.

4.2.2.  Programma

In de zelfstudie is een schematisch overzicht opgenomen van de programmaonderdelen van de bachelor- en masteropleiding Criminologie zoals deze in �005-�006 van start is gegaan. In dit 

151QANU / Criminologie

jaar is voor de eerste maal het bachelorprogramma met een eigen propedeuse aangeboden. Het gewijzigde tweede en derde bachelorjaar wordt vanaf �006-�007 aangeboden. De inhoud van de programma’s wordt beschreven naar de verschillende samenstellende cursusonderdelen met aanduiding van de looptijd in weken, het aantal studiepunten (volgens het ECTS-studiepun--ten), toets- en werkvorm. In de masteropleiding kunnen de studenten een keuze maken uit drie profielen, te weten ‘Criminaliteit in georganiseerd verband’, ‘Levensloop’ en ‘Strafrechte--lijke handhaving in de praktijk’.

Een beknopt overzicht van het bachelorprogramma is te vinden in bijlage 3, die van het mas--terprogramma in bijlage 4. 

F4: Eisen WOHet programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een WO-opleiding:•  Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk 

onderzoek binnen relevante disciplines.•  Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aan--

toonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën.•  Het  programma  waarborgt  de  ontwikkeling  van  vaardigheden  op  het  gebied  van  wetenschappelijk 

onderzoek.•  Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de 

actuele praktijk van de relevante beroepen.

Bevindingen en overwegingenVoor de bacheloropleiding gelden de volgende bevindingen.

Het docententeam is een belangrijke factor bij de interactie tussen het onderwijs en het onder--zoek.  Het  merendeel  van  de  docenten  verricht  zelfstandig  wetenschappelijk  onderzoek  en participeert in diverse onderzoeksprogramma’s van onder andere de Onderzoeksschool Maat--schappelijke  Veiligheid  (OMV).  Studenten  worden  betrokken  bij  wetenschappelijk  onder--zoek, doordat docenten resultaten van onderzoek presenteren in de verschillende theoretische vakken. Te denken valt aan de programmaonderdelen Theoretische criminologie en Grens--overschrijdende georganiseerde misdaad. Bovendien komen zij  in  aanraking met de onder--zoeksliteratuur uit verschillende rechtsgebieden, zo blijkt uit een analyse van het lesmateriaal door  de  commissie. Tot  slot  komen  bachelorstudenten  in  aanraking  met  wetenschappelijk onderzoek via het methodologisch onderwijs. Hier oefenen studenten met gegevens uit onder--zoek van docenten. 

Via de docenten is de aansluiting met actuele wetenschappelijke ontwikkelingen in diverse rele--vante wetenschappelijke disciplines gewaarborgd. Docenten zijn betrokken bij wetenschappelijk onderzoek en het onderwijsmateriaal wordt bijgesteld op basis van resultaten van dit en ander relevant onderzoek. In de meer theoretische vakken worden actuele theorieën uit diverse discipli--nes aan de orde gesteld. Te denken valt aan de vakken Ontstaan en ontwikkeling van criminali--teit en Inleiding criminologie. De commissie heeft in het lesmateriaal dan ook een verband met actuele wetenschappelijke ontwikkelingen geconstateerd, bijvoorbeeld via recente wetenschap--pelijke artikelen in de readers. Tijdens de visitatiegesprekken gaven diverse bachelorstudenten aan dat de actualiteit op verschillende momenten in de studie wordt gebracht.

Studenten leren de onderzoeksvaardigheden binnen de methodologische vakken en de gepro--grammeerde practica.  In de methodologische vakken  leren studenten een empirisch onder--

15� QANU /Criminologie

zoek op te zetten, uit te voeren en te presenteren en in de practica leren studenten theorieën en empirisch materiaal met elkaar  te verbinden en  toe  te passen op criminologische vraag--stukken. De opbouw van de vaardigheden resulteert uiteindelijk  in de bachelorscriptie. De bachelorscriptie wordt geschreven in het kader van het vak Onderzoeksvaardigheden van 1� ECTS-studiepunten. Tijdens de visitatiegesprekken heeft de  commissie  signalen ontvangen over het gebrek aan oefeningen met SPSS in het onderwijs. Een nadere analyse van deze sig--nalen bracht de commissie tot de conclusie dat de klachten voornamelijk betrekking hadden op het oude curriculum. In het nieuwe curriculum is meer ruimte voor het ontwikkelen van vaardigheden op het gebied van statistiek. 

In  het  programma  zijn  diverse  verbanden  met  de  actuele  beroepspraktijk  aanwezig.  De beroepspraktijk  is soms direct verwerkt  in de vakinhoud. Dit geldt voor een vak als Practi--cum verklarende criminologie, waar studenten aan de hand van praktijkcasussen verschillende schriftelijke opdrachten moeten maken. De commissie heeft tijdens de visitatiegesprekken en na bestudering van het lesmateriaal kunnen vaststellen dat in diverse cursussen studenten ken--nismaken met praktijkproblemen. 

Voor de masteropleiding gelden de volgende bevindingen.

Het docententeam  is  een belangrijke  factor bij de  interactie  tussen het onderwijs  en het onderzoek. Het merendeel  van de docenten  verricht  zelfstandig wetenschappelijk onder--zoek en participeert in diverse onderzoeksprogramma’s van onder andere de OMV. Studen--ten  worden  betrokken  bij  wetenschappelijk  onderzoek,  doordat  docenten  resultaten  van onderzoek presenteren  in de  verschillende  verdiepings-  en profielvakken. Te denken  valt aan de programmaonderdelen Risicosamenleving  en Sociale organisaties  en  criminaliteit. De masterprofielen zijn gekoppeld aan de lopende onderzoeksprojecten binnen de faculteit. Tot slot komen de masterstudenten in aanraking met wetenschappelijk onderzoek via het Afstudeerproject. De Afstudeerprojecten zijn verbonden aan de onderzoeksprojecten, waar--door de masterstudenten binnen het Afstudeerproject een rol vervullen bij het onderzoek van medewerkers van de sectie. 

Via de docenten  is de aansluiting met actuele wetenschappelijke ontwikkelingen  in diverse relevante  wetenschappelijke  disciplines  gewaarborgd.  Docenten  zijn  betrokken  bij  weten--schappelijk onderzoek en het onderwijsmateriaal wordt bijgesteld op basis van resultaten van dit en ander relevant onderzoek. De commissie heeft in het lesmateriaal dan ook een verband met actuele wetenschappelijke ontwikkelingen geconstateerd, bijvoorbeeld via recente weten--schappelijke artikelen in de readers.

De opbouw van de diverse  vaardigheden, wordt  in de masterfase  voortgezet.  In het Afstu--deerproject  van 18 ECTS-studiepunten worden alle  eerder  verworven kennis,  inzichten  en vaardigheden van studenten geïntegreerd in een zelf op te zetten onderzoek. In dit program--maonderdeel staat het zelfstandig uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek, vaak in de vorm van een stage bij een externe organisatie of meelopend met onderzoek op de faculteit, centraal en dienen studenten in staat te zijn theorieën te beoordelen en bij te stellen op basis van onder--zoeksbevindingen. 

In het programma zijn diverse verbanden met de actuele beroepspraktijk aanwezig. De oplei--ding betoogt dat in het programma studenten op de beroepspraktijk worden voorbereid door te leren zelfstandig een wetenschappelijk onderzoek van enige omvang op te zetten en uit te 

153QANU / Criminologie

voeren, criminologische thema’s diepgaand en vanuit verschillende invalshoeken te bestuderen en een kritische houding aan te nemen ten aanzien van literatuur en onderzoeksresultaten. De beroepspraktijk is soms met behulp van praktijkcasussen voor schriftelijke opdrachten direct verwerkt in de vakinhoud, zo heeft de commissie geconstateerd. Ook zijn er banden met de relevante beroepspraktijk middels de stage.

Beoordeling(a)  De commissie heeft vastgesteld dat binnen beide opleidingen sprake is van een intensieve 

verwevenheid met het onderzoek van de wetenschappelijke staf. Deze verwevenheid komt met name tot stand via het docentencorps en het onderwijsmateriaal.

(b)  Aangezien het onderzoek van de docenten zich beweegt op het gebied van de actuele ont--wikkelingen in het vakgebied, concludeert de commissie dat actuele ontwikkelingen in de maatschappij en criminologisch wetenschappelijk onderzoek onderdeel uitmaken van de onderwijsprogramma’s. 

(c)  Voorts heeft de commissie aan de hand van de beschrijving van de inhoud en opzet van de programma’s en het gebruikte lesmateriaal, vastgesteld dat er voldoende aandacht wordt besteed aan het ontwikkelen van verschillende vaardigheden bij studenten. 

(d)  Tot slot stelt de commissie vast dat er voldoende praktijkgerichte elementen in de pro--grammaonderdelen zijn opgenomen, met name die onderdelen waar gebruik wordt ge--maakt van praktijkproblemen en getraind wordt met criminologische vaardigheden.

Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de invulling van zowel het bachelor- als het masterprogramma voldoet aan de wetenschappelijke vereisten van een wo-opleiding.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.     

F5: Relatie tussen doelstellingen en inhoud programmaHet programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domein--specifieke eisen.De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma.De  inhoud van het programma biedt  studenten de mogelijkheid om de geformuleerde  eindkwalificaties  te bereiken. 

Bevindingen en overwegingenDe kennis  en  inzichten,  zoals beschreven  in de eindtermen van de opleiding, worden  in de bacheloropleiding met name geoefend en getoetst binnen de theoretische en methodologische vakken en de specifiek juridische, sociaalwetenschappelijke, historische en filosofische vakken. De kennis en inzichten van de verschillende disciplines, worden aangeleerd in de inleidingen in de basisdisciplines die betrekking hebben op de criminologie en door binnen de criminologi--sche hoofdvakken, met name de practica en de theoretische vakken, verschillende thema’s bin--nen een sociaalwetenschappelijke en/of juridische context te bestuderen. De bacheloropleiding heeft ervoor gekozen om een brede kennisbasis bij studenten aan te leggen. Zo zijn de onder--delen Inleiding bestuursrecht en Beginselen staatsrecht geprogrammeerd om de verschillende bestuurlijke  reacties  in de  strafrechtelijke keten  in het  criminologisch onderwijs  te brengen. Vaardigheden worden met name geoefend en getoetst binnen de practica, waaronder ook het derdejaars vak Onderzoeksvaardigheden  in de criminologie. Vanaf het  studiejaar �005-�006 wordt er binnen de bacheloropleiding gewerkt met een portfolio, waarin studenten het schrifte--

154 QANU /Criminologie

lijk werk vanuit de verschillende practica verzamelen. Het portfolio maakt deel uit van een stu--diebegeleidingssysteem, waarbij gemonitord wordt of studenten zich voldoende ontwikkelen op het gebied van vaardigheden. Studenten die zich matig of onvoldoende ontwikkelen, wordt in begeleidingsgesprekken geadviseerd om aanvullende cursussen (buiten het standaardprogramma om) te volgen op het gebied van vaardigheden, zodat ze alsnog in staat zijn de leerdoelen van de verschillende practica en daarmee de eindtermen van de opleidingen te bereiken. Naast de functie van het portfolio om de ontwikkeling van studenten op het gebied van vaardigheden te monitoren, heeft het portfolio tevens de functie om studenten te laten reflecteren op hun eigen leerproces en inzicht te laten krijgen in eigen interesses. Deze functies zijn een concretisering van de eindtermen van de opleidingen op het gebied van algemene vaardigheden.

Kennis en inzichten, zoals beschreven in de eindtermen van de masteropleiding, komen tot uit--drukking binnen diverse  programmaonderdelen. Het multidisciplinaire karakter van de oplei--ding komt in de meeste vakken tot uiting, doordat studenten verondersteld worden problemen vanuit verschillende disciplines te kunnen benaderen. Vaardigheden worden aan de hand van het schrijven van werkstukken geoefend binnen de drie verplichte mastervakken en het Afstu--deerproject. Vanaf het  studiejaar �008-�009 zal  er ook binnen de masteropleiding gewerkt worden met een portfolio, waarin studenten het schriftelijk werk vanuit de verdiepingsvakken en het Afstudeerproject verzamelen. Het portfolio is dan al gevuld met het schriftelijk werk dat in de bacheloropleiding is beoordeeld. In het Afstudeerproject worden alle eindtermen wat betreft kennis, inzicht, vaardigheden en attitude geïntegreerd. 

Uit de studiegids en de aangeleverde informatie blijkt voor beide opleidingen dat de eindkwa--lificaties vertaald zijn in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. Conform het profiel van de eindtermen wordt in de leerdoelen de nadruk gelegd op het kritisch reflecteren.

De commissie is van oordeel dat voor beide opleidingen geldt dat door middel van de geko--zen werkvormen (zie ook F10) en bij een studie-inzet c.q. -houding die van studenten in het wetenschappelijk onderwijs verwacht mag worden, de geformuleerde eindtermen op adequate wijze te bereiken zijn. Een belangrijke bijdrage levert de individuele toetsing van de behaalde kwalificaties aan de hand van tentamens, papers, werkstukken en/of presentaties.

Het  deeltijdprogramma  van  de  bachelor-  en  masteropleiding  is  opgezet  als  respectievelijk een vijfjarige en een tweejarige opleiding. De commissie heeft vastgesteld dat de deeltijd- en voltijdprogramma’s dezelfde onderdelen bevatten. De commissie is dan ook van mening dat deeltijdstudenten dezelfde mogelijkheden hebben om de geformuleerde eindkwalificaties  te bereiken als voltijdstudenten. De opleidingen kennen niet voor alle vakken speciaal avond--onderwijs.  Met  deeltijdstudenten  wordt  individueel  het  programma  doorgesproken  en  een studieplan opgesteld dat zo veel als mogelijk aansluit bij individuele mogelijkheden, zo noteert de zelfstudie. In de praktijk blijkt dat een concentratie van contacturen op een beperkt aantal dagen of dagdelen per week het programma ook voor deeltijders goed studeerbaar maakt. Op verzoek van de deeltijdstudenten  is voor vakken met veel verplichte aanwezigheidsmomen--ten, namelijk de practicavakken, eens per  twee  jaar  (deeltijdritme) een speciale voorziening getroffen door het instellen van een avondgroep. Deeltijdstudenten hebben voor inschrijving in deze  avondgroepen voorrang op voltijdstudenten. Het betreft hier de  vakken Practicum beschrijvende criminologie, Practicum verklarende criminologie en Werkgroep verdieping en synthese. De Examencommissie neemt in besluiten over verzoeken tot ontheffing van eisen die in de Onderwijs- en Examenregeling worden gesteld aan de volgtijdelijkheid tussen vakken, een deeltijdinschrijving als belangrijk uitgangspunt mee. 

155QANU / Criminologie

De masteropleiding kent  een  relatieve hoge mate  aan keuzevrijheid. Hierdoor kunnen  stu--denten zelf vormgeven aan hun eigen specialisatie en wordt dus een beroep gedaan op hun zelfstandigheid en capaciteiten om zelf keuzes te maken. In de eindtermen van de bachelor- en de masteropleiding Criminologie is immers ook opgenomen dat studenten inzicht dienen te hebben in hun eigen voorkeuren voor deelthema’s en hun eigen leerproces kunnen plannen en sturen. Door de keuzevrijheid en de begeleiding hierbij door de coördinator van de master--opleiding is men in staat deze eindtermen ook te bereiken.

BeoordelingDe commissie heeft vastgesteld dat de beschrijving in de zelfstudie van de concretisering van de eindkwalificaties in de programma’s op overtuigende wijze is uitgevoerd. De bijdrage van de verschillende programmaonderdelen aan het realiseren van de eindkwalificaties valt daar--mee in voldoende mate te identificeren, waarmee de commissie concludeert dat de opzet van de opleidingen de studenten in voldoende mate de mogelijkheid biedt de eindkwalificaties te bereiken. De commissie is van oordeel dat de opleidingen erin zijn geslaagd om op consistente wijze het onderzoeksgerichte profiel,  zoals  is neergelegd  in de geformuleerde eindkwalifica--ties, helder tot uitdrukking te  laten komen in de afgewogen programma’s. De programma’s structureren op adequate wijze kennis, (onderzoeks)vaardigheden en toepassingen ervan in het eigen profiel van de student. Hierdoor kennen de programma’s een zorgvuldige opbouw met bijzondere aandacht in de sfeer van methoden en technieken. Specialisatie is alleen mogelijk binnen het masterprogramma, waarbij de commissie positief is over de ruime mate aan keu--zemogelijkheden binnen het curriculum. Hierdoor heeft de masterstudent volop de mogelijk--heid om zijn/haar studiepad zelf vorm te geven. Een evenwichtig – maar wel beperkt – aanbod van profielen ondersteunt de masterstudent bij het maken van de specialisatiekeuze. Tevens is de commissie van oordeel dat de eindkwalificaties op passende wijze zijn vertaald in leerdoelen van  (onderdelen van) het programma. Vaardigheden  en doelstellingen  zijn nauwkeurig per vak aangegeven en ondersteunen de geformuleerde eindkwalificaties. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de relatie tussen de geformuleerde doelstellingen en de beide programma’s op een juiste manier is uitgewerkt en dat de inhoud van het programma een ade--quate concretisering is van de eindkwalificaties.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

F6: Samenhang programmaStudenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.

Bevindingen en overwegingenVanaf het studiejaar �005-�006 kent de bacheloropleiding een eigen eerste jaar. De reden van het  introduceren van een eigen eerste  jaar was voornamelijk  een wens van  studenten. Het verschil tussen het oude en het nieuwe curriculum wordt ten eerste gekenmerkt door de intro--ductie van een aantal extra juridische vakken in het criminologische curriculum. Daarnaast is met de introductie van het eerste bachelorjaar Criminologie de hoeveelheid methodologisch onderwijs  sterk uitgebreid. De  invoering van het nieuwe curriculum heeft ertoe geleid dat de opleiding op eigen wijze vorm kon geven aan het onderwijs in de basisdisciplines en vaar--digheden. Het  vak Project  criminologie  is opgezet om basale  studievaardigheden en  eerste juridische en sociaalwetenschappelijke schrijf- en presentatievaardigheden aan te leren. Daar--naast is er een kennismaking met relevante rechtsgebieden (straf-, staats- en bestuursrecht) en 

156 QANU /Criminologie

sociaalwetenschappelijke (en meer specifiek: criminologische) theorieën, statistiek en metho--den en technieken. Het tweede bachelorjaar beweegt zich, als tussenjaar, op meerdere vlakken. Het biedt criminologisch-theoretische verdieping, (criminologische) onderzoeksmethoden en -technieken,  internationale aspecten van de criminologie en basale of meer gespecialiseerde onderdelen van de juridische en sociaalwetenschappelijke disciplines. Het laatste jaar van de bacheloropleiding kan worden getypeerd als het criminologische kernjaar. In dit jaar worden allereerst drie verdiepende hoofdvakken gegeven waarin verschillende belangrijke aspecten van criminaliteit  centraal  staan:  Ontstaan  en  ontwikkeling  van  criminaliteit,  Aard,  omvang  en schade van criminaliteit en Preventie en bestraffing van criminaliteit. De academische vaardig--heden worden met theoretische input vanuit deze drie hoofdvakken uitgediept en toegepast in het vak Werkgroep verdieping en synthese. Dit studiejaar bevat verder belangrijke juridische onderdelen, Formeel strafrecht en Actueel strafrecht 1, een methodologisch vak en een keuze--vak. De keuzeruimte van 6 ECTS-studiepunten kan een eerste oriëntatie op de specialisatie in de masteropleiding Criminologie bieden. Het derde jaar wordt afgesloten met een training in onderzoeksvaardigheden door middel van een onderzoek in groepsverband. Door toelatings--voorwaarden voor cursussen te hanteren, wordt een inhoudelijk samenhangend studiepad van studenten gewaarborgd.

Ook  in de programmering  van de  onderdelen  in de  masteropleiding  is  een  opbouw  aange--bracht. Elk profiel is volgens een zelfde stramien opgebouwd. De verdiepingsvakken vormen het verplichte gedeelte van het mastercurriculum. Iedere student kiest vervolgens door mid--del van de profileringvakken een bepaalde specialisatie. De drie profielen zijn toegesneden op een bepaald werkveld voor de criminoloog. Het profiel  ‘Levensloop’  is gericht op criminele carrières  van  individuele  daders  en  op  de  interventies  die  beogen  om  deze  carrières  om  te buigen. In het profiel ‘Strafrechtelijke handhaving in de praktijk’ wordt het functioneren van strafrechtelijke organisaties  (politie,  reclassering, Openbaar Ministerie) onder de  loep geno--men. Het profiel ‘Criminaliteit in georganiseerd verband’ draait om criminaliteit gepleegd in georganiseerd verband (bendes, georganiseerde criminaliteit, organisatiecriminaliteit) en om de wijze waarop – door middel van integrale rechtshandhaving – getracht wordt hiertegen een dam op te werpen. De studenten maken een keuze van 18 ECTS-studiepunten uit een clus--ter van vakken op minimaal derdejaars bachelorniveau. Over het algemeen worden specifiek criminologische mastervakken of mastervakken van andere opleidingen gekozen. Gezamenlijk vormen die vakken het bewuste profiel. Voor de studenten wordt per profiel een aantal vak--ken  genoemd  waaraan  gedacht  kan  worden.  De  opsomming  van  vakken  is  niet  limitatief, aangezien studenten ook zelf suggesties kunnen doen voor vakken die aan andere faculteiten of universiteiten worden gedoceerd en die naar hun oordeel goed in het profiel van hun keuze passen. Het opnemen van profielvakken die worden gevolgd in het kader van een verblijf aan een buitenlandse universiteit wordt aangemoedigd, zo noteert de zelfstudie. Deze suggesties dienen aan de coördinator van de masteropleiding Criminologie te worden voorgelegd en door deze te worden goedgekeurd. De keuzevrijheid die studenten hebben bij het invullen van hun profielruimte past volgens eigen zeggen binnen de onderwijsfilosofie van de faculteit om in de bacheloropleidingen een vast curriculum aan te bieden en de masteropleidingen relatief ‘open’ te houden. 

Uit evaluatieresultaten van het oude curriculum is gebleken dat studenten bij enkele vakken een overlap hebben ervaren met andere vakken. Doordat de docenten die bij de opleidingen betrokken zijn regelmatig met elkaar overleggen over de inhoud en de kwaliteit van het onder--wijs  en  hierbij  de  evaluatieresultaten  betrekken,  zijn  volgens  de  opleiding  in  deze  gevallen steeds  maatregelen  genomen.  Zo  worden  vakken  die  op  elkaar  voortbouwen  (ook  master--

157QANU / Criminologie

vakken die voortbouwen op bachelorvakken) door dezelfde groep docenten verzorgd, zodat de aansluiting beter kan worden gewaarborgd. Van de masteropleiding waren  ten  tijde van de visitatie nog geen evaluatieresultaten beschikbaar. Tijdens de gesprekken waren bachelor- en masterstudenten over het algemeen positief over de samenhang en de opbouw binnen de programma’s. Wel heeft de commissie van bachelorstudenten enkele signalen ontvangen over onsamenhangende artikelen in enkele readers. 

BeoordelingGezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de opbouw van het studieprogramma van de bachelor- en masteropleiding overzichtelijk is. Er is sprake van toelatingsvoorwaarden en doorstroomregelingen waarin de aansluiting tussen de onderdelen tot uitdrukking wordt gebracht. De commissie heeft voorts geconstateerd dat er sprake is van inhoudelijke samen--hang door een adequate positionering van de vakken, waarbij elk programmaonderdeel voort--bouwt op een ander en waarbij  theorie en (onderzoeks)vaardigheden evenwichtig op elkaar zijn afgestemd. De commissie uit haar waardering voor de ruime keuzevrijheid in het master--programma, maar is tegelijkertijd van mening dat de samenhang binnen het keuzepakket op termijn systematischer gewaarborgd kan worden. In de ogen van de commissie is zowel het bachelor- als het masterprogramma een samenhangend en cumulatief geheel.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

AanbevelingDe commissie beveelt de bacheloropleiding aan om de klachten omtrent de onsamenhangende readers nader te onderzoeken.

De commissie beveelt de masteropleiding aan om de samenhang binnen de specialisatie syste--matischer te waarborgen, door bijvoorbeeld per profiel best practices aan te geven.

De commissie benadrukt dat ondanks de bovenstaande aanbevelingen, het oordeel over de basiskwaliteit van de beoordeelde opleidingen voldoende is.

F7: StudielastHet programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studie--voortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.

Bevindingen en overwegingenEen studiejaar is opgedeeld in semester van circa 30 ECTS-studiepunten per semester. Gemid--deld bestaat een studiejaar uit tien vakken. De opleidingen maken onderscheid tussen intensief en extensief onderwijs. Bij intensief onderwijs zijn naast reguliere hoorcolleges, ook practica/werkgroepen geprogrammeerd. Door de lange looptijd (acht tot twaalf weken) van de practica in het tweede en derde bachelorjaar kent het bachelorcurriculum voldoende spreiding van acti--verende elementen, waardoor de practica in combinatie met meer extensieve vakken kunnen worden aangeboden. De practica worden over het algemeen op het punt van studeerbaarheid intensief geëvalueerd. Juist de vaardighedenvakken worden intensief geëvalueerd, zowel bin--nen de faculteit als samen met de zusterfaculteiten. Uitgangspunt is een voortdurende mix van intensieve en extensieve vakken door het gehele jaar. De totale geprogrammeerde studielast van de bacheloropleiding bedraagt 180 ECTS-studiepunten, die van de masteropleiding bedraagt 

158 QANU /Criminologie

60 ECTS-studiepunten. De geprogrammeerde studielast is evenwichtig verdeeld over de stu--diejaren en trimesters. 

De faculteit meet de feitelijke studielast met behulp van de onderwijsevaluaties. Hieruit komt naar voren dat de voor de vakken beschikbare tijd grotendeels als ‘juist goed’ wordt bestem--peld. Sommige vakken kennen een relatief  zware belasting, met name de practica, maar  in totaliteit  wordt  de  geprogrammeerde  onderwijslast  door  studenten  als  reëel  ervaren.  In  de resultaten van de onderwijsevaluaties komt naar voren dat de verschillende profielen van de masteropleiding van niveau kunnen verschillen. Dit beeld werd tijdens de visitatiegesprekken met de masterstudenten niet bevestigd. 

Uit de evaluaties blijkt niet dat er specifieke struikelvakken aanwezig zijn. De bacheloropleiding geeft aan dat de vakken met de relatief lagere rendementen de juridische programmaonder--delen blijken te zijn. Het juridisch redeneren is volgens de opleiding voor studenten Crimi--nologie een extra inspanning. De opleiding vangt dit op door in het nieuwe curriculum de meer juridische onderdelen voornamelijk in het eerste jaar te programmeren. Die onderdelen kennen allemaal intensieve onderwijsvormen, waardoor de student Criminologie gelegenheid tot oefenen met de stof wordt geboden.  

De Onderwijs- en Examenregeling (OER) geeft aan dat studenten die willen doorstromen naar de masteropleiding 150 ECTS-studiepunten aan bachelorvakken moeten hebben gehaald. Alle uitzonderingen worden voorgelegd aan de toelatingscommissie. 

BeoordelingEr is sprake van een evenwichtig opgezet bachelor- en masterprogramma, waarin de studielast gelijkmatig is verdeeld. Beide programma’s kennen geen grote en structurele belemmeringen. In het algemeen meent de commissie dat beide opleidingen voldoende tijd en energie steken in het opsporen en waar mogelijk elimineren van studiebelemmerde factoren. Gezien het boven--staande is de commissie van oordeel dat de programma’s over het geheel genomen studeerbaar zijn en dat de opleidingen zowel op studentniveau als op programmaniveau systematisch aan--dacht besteden aan de relatie tussen de geprogrammeerde en de feitelijke studielast.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

AanbevelingIn het verlengde van de aanbeveling onder F6, beveelt de commissie de masteropleiding aan om een gelijke verdeling van de studielast tussen de profielen systematischer te waarborgen. Dit zou de opleiding kunnen bewerkstelligen door bijvoorbeeld per profiel best practices voor studenten aan te geven. De commissie benadrukt dat zij het belangrijk acht de individuele vrij--heid voor een persoonlijke invulling van de masterprofielen te behouden.

De commissie benadrukt dat ondanks de bovenstaande aanbeveling, het oordeel over de basis--kwaliteit van de beoordeelde opleidingen voldoende is.

159QANU / Criminologie

F8: InstroomHet programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: WO-bachelor: VWO, HBO-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek.WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.

Bevindingen en overwegingenTot de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid worden toegelaten zij die in het bezit zijn van een vwo-diploma  of  een  propedeuse  van  hbo-opleiding.  Afwijkende  toelatingsverzoeken  vallen onder de colloqiumdoctumprocedure. Er worden geen aanvullende eisen gesteld. De toela--tingseisen en -procedure zijn in de OER opgenomen. Het eerste bachelorjaar besteedt aan--dacht aan instromende studenten, onder meer door middel van het begeleiden van studenten door mentoren. De faculteit kent voor de bacheloropleiding Criminologie een numerus fixus. Deze is in �005-�006 vastgesteld op 1�5 eerstejaars.

De  faculteit hanteert  voor de masteropleiding de universitaire  toelatingsprocedure,  zoals die door het College van Bestuur is vastgesteld. Daarin is onderscheid gemaakt tussen studenten die direct  toelaatbaar zijn en studenten die een bewijs van toelating nodig hebben. Studenten die aan de Universiteit Leiden, de Vrije Universiteit of de Erasmus Universiteit de bachelor--opleiding Criminologie hebben afgerond, zijn rechtstreeks toelaatbaar tot de masteropleiding Criminologie van de VU. Volgens de opleiding levert de aansluiting tussen de bachelor- en masteropleiding  geen  problemen  op. Ten  tijde  van  de  beoordeling  was  er  nog  betrekkelijk weinig ervaring met de toelating van bijvoorbeeld hbo-studenten. Hier is dan ook (nog) geen standaardprocedure voor ontwikkeld. 

De opleidingen participeren binnen een uitgebreid aanbod aan zowel reguliere, interne voor--lichtingsactiviteiten van de VU (voorlichtingsdagen, meeloopcolleges en oriëntatiedag bij de bacheloropleiding), als aan externe activiteiten zoals de Studiebeurs in Utrecht. Ook worden in het kader van studie- of beroepenvoorlichting scholenbezoeken afgelegd. Arbeidsmarktper--spectieven worden weergegeven in brochures en via het internet.

BeoordelingGezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de programma’s qua vorm en inhoud in voldoende mate aansluiten bij de kwalificaties van de instromende studenten. De commissie stelt vast dat potentiële instromende studenten op een adequate wijze worden voorgelicht over het profiel van de opleidingen. Middels de numerus fixus wordt de instroom op adequate wijze gereguleerd. Deze regulering is vooral in functie van de staf-studentratio en maar nauwelijks in functie van de arbeidsmarkt.  

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

F9: DuurDe opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum:WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten.WO-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding.

Het bachelorprogramma Criminologie omvat 180 ECTS-studiepunten en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum.

160 QANU /Criminologie

Het masterprogramma Criminologie omvat 60 ECTS-studiepunten en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum.

Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de opleidingen voldoen aan de for--mele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

F10: Afstemming tussen vormgeving en inhoudHet didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.

Bevindingen en overwegingenIn de zelfstudie wordt ingegaan op het didactisch concept van de opleidingen. Het didactisch concept dat wordt gehanteerd houdt in dat er naast vakken waarin kennis en inzichten centraal staan ook vakken worden aangeboden waarin deze kennis en inzichten worden geïntegreerd met vaardigheden en attituden, zo noteert de zelfstudie. Binnen de bacheloropleiding is gekozen voor een scheiding tussen:

•  vakken waarbij kennis en inzicht centraal staan (theoretische ofwel extensieve vakken);•  vakken waarbij onderzoekstechnieken en -vaardigheden centraal staan (methodologische 

vakken) en•  vakken waarbij vaardigheden en de integratie van kennis en vaardigheden centraal staan 

(practica, ofwel intensieve vakken).

De opleidingen hanteren hierbij onderwijs met een activerend karakter, aangezien ervan wordt uitgegaan dat studenten het best in staat zijn informatie te onthouden en inzicht te verwer--ven door  actief met de  studiestof om  te  gaan. Kennis  en  inzicht wordt bij  de  theoretische en methodologische vakken voornamelijk  aangeboden  in de vorm van hoorcolleges. Bij de practica, waaronder ook het vak Onderzoeksvaardigheden in de criminologie,  leren studen--ten de theoretische kennis en inzichten aan te wenden om criminologische vraagstukken te analyseren,  wetenschappelijk  onderzoek  te  verrichten,  een  kritische  houding  aan  te  nemen en  stelling  te  nemen  in  discussies.  Deze  vaardigheden  en  attituden  worden  ontwikkeld  in onderwijs in groepen (circa vijftien tot twintig studenten), waarbij de altijd aanwezige tutor de rol van coach heeft. Studenten zitten om de beurt de bijeenkomsten voor, geven zelf vorm aan discussies en helpen elkaar bij het formuleren van vraagstellingen, zoeken van literatuur en analyseren en interpreteren van vraagstukken. Binnen de practica wordt door middel van schriftelijke en mondelinge opdrachten getoetst of studenten de leerdoelen hebben bereikt. In het nieuwe curriculum wordt veel aandacht besteed aan de ontwikkeling van schrijfvaardighe--den. De eerste werkstukken die in de bacheloropleiding worden gemaakt worden uitdrukkelijk beoordeeld op de taalvaardigheid.

In de  zelfstudie wordt  voor de bacheloropleiding  een overzicht  gepresenteerd  van het  pro--gramma met per vak de werkvorm, het aantal contacturen en zelfstudie-uren. Uit dit overzicht is op te maken dat de verhouding tussen de verschillende studieactiviteiten aansluit bij het didactisch concept. Zo is hieruit op te maken dat in het programma het accent wordt gelegd op een combinatie van werkvormen per cursus. Ook is uit het overzicht op te maken dat in het programma in toenemende mate de nadruk wordt gelegd op zelfstudie, al  is het aantal 

161QANU / Criminologie

contacturen in het derde jaar door de aanwezige keuzeruimte lastig vast te stellen. Ongeveer 83% van de studie-uren over de drie bachelorjaren bestaat uit zelfstudie. 

De masteropleiding wordt gekenmerkt door een verdere integratie tussen kennis, inzicht, vaar--digheden en attituden. Binnen de drie verplichte vakken vindt zowel een verdieping van ken--nis als van vaardigheden plaats en heeft het onderwijs een nadrukkelijk intensief karakter. Bij profielvakken staan over het algemeen kennis en inzichten centraal, maar afhankelijk van de keuzes die studenten maken, vindt ook hier integratie met vaardigheden en attituden plaats. Het Afstudeerproject omvat een integratie van de kennis, inzichten, vaardigheden en attituden die studenten in de masteropleiding hebben opgedaan. De masterstudenten combineren in dit onderdeel een stage met een onderzoek en produceren hiervan twee werkstukken die in elkaars verlengde liggen. 

Ook voor de masteropleiding wordt in de zelfstudie een overzicht van het programma gepresen--teerd met per vak de werkvorm, het aantal contacturen en de zelfstudie-uren. Uit het overzicht is in eerste instantie op te maken dat de verhouding tussen de verschillende studieactiviteiten erg afhankelijk is van de keuze van de studenten voor profiel- en keuzevakken. Verder is een aanzienlijk deel van de studie-uren gereserveerd voor het Afstudeerproject. De stage is geen verplicht  onderdeel  van  het  Afstudeerproject,  maar  wordt  wel  gestimuleerd  door  de  oplei--ding. Uit de visitatiegesprekken en de zelfstudie blijkt dat de meeste studenten voor hun stage onderzoek verrichten binnen de relevante beroepspraktijk, waaronder ook de universiteit.   

BeoordelingNadere analyse van de bachelor- en mastereindtermen leert dat daarin verschillende elementen zijn te onderscheiden die zich goed lenen voor het gekozen didactisch concept (bijvoorbeeld kritische reflectie op literatuur en regelgeving, ciminologische vraagstukken analyseren en zelf--standig een criminologisch onderzoek van enige omvang uitvoeren). De commissie heeft ver--der vastgesteld dat activerend onderwijs en gestructureerde zelfstudie richtinggevend zijn bij de vormgeving van de programma’s en de keuze van de werkvormen. Met name in de specifiek criminologische vakken  sluit het didactisch  concept  via practica, werkgroepen, oefeningen, papers en collectieve werkstukken adequaat aan bij de leerinhoud. Er is sprake van een sterke variëteit van werkvormen, met een sterke troef, daar waar het gaat om de vrijheid die master--studenten krijgen bij het uitbouwen, de samenstelling van en de vormgeving aan hun curricu--lum. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat het didactisch concept in lijn is met de doelstellingen.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

AanbevelingDe  commissie  heeft  vastgesteld  dat  de  stages  voornamelijk  een  onderzoeksgericht  karakter hebben. De commissie beveelt de opleiding aan om studenten te stimuleren stages te lopen die ook op de participatie van de stagiair gericht zijn.  

De commissie benadrukt dat ondanks de bovenstaande aanbeveling, de basiskwaliteit van de beoordeelde opleidingen voldoende is.

16� QANU /Criminologie

F11: Beoordeling en toetsingDoor de beoordelingen,  toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de  studenten de  leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.

Bevindingen en overwegingenOm de realisatie van de leerdoelen te kunnen beoordelen en te toetsen wordt bij beide oplei--dingen gebruikgemaakt  van  verschillende  instrumenten. Vakken waarbij  kennis,  inzicht  en toepassing van kennis centraal staan (de theoretische vakken) en de methodologische vakken worden afgesloten met een tentamen dat representatief is voor de behandelde stof. Het meren--deel van de tentamens bestaat uit open vragen. Binnen de practica wordt door middel van schriftelijke en mondelinge opdrachten, waaronder een onderzoeksverslag, getoetst of studen--ten over de vaardigheden beschikken die in de leerdoelen zijn geformuleerd.

Met behulp van de onderwijsevaluaties wordt de kwaliteit van toetsing gemonitord. Zo wordt bepaald of de tentamens daadwerkelijk een juiste afspiegeling zijn van de behandelde stof en of de tentamens aansluiten bij de beschreven leerdoelen. Uit de zelfstudie is op te maken dat in een aantal gevallen enkele studenten niet tevreden waren over de representativiteit van ten--tamens. Dit punt is binnen de sectie besproken en dit heeft tot een aantal aanpassingen in de tentamens geleid. De klachten kwamen in daaropvolgende evaluatieresultaten niet meer terug. De kwaliteit en uniformiteit van de toetsing wordt volgens de opleidingen gewaarborgd, door--dat de opdrachten en in de meeste gevallen ook tentamens, in teams door middel van intervisie worden samengesteld. Ook bij de beoordeling van tentamens en schriftelijke opdrachten  is sprake van afstemming en overleg tussen docenten. Hierbij worden beoordelingscriteria opge--steld en op papier gezet, zodat deze voor zowel docenten als studenten inzichtelijk zijn. Het streven van de opleiding is om voor alle practica gelijke beoordelingsformulieren te gebruiken. De masterscriptie wordt door twee docenten beoordeeld.

In de zelfstudie staat beschreven dat tentamens standaard worden nabesproken met studenten, meestal  tijdens een  ingeroosterde bijeenkomst. Bij kleine vakken vindt de nabespreking op verzoek van studenten plaats. Tijdens deze bijeenkomsten krijgen studenten de gelegenheid de beoordeling van het tentamen door de docenten in te zien en feedback te ontvangen. Bij de practica krijgen studenten ingeleverd werk terug met uitgeschreven feedback van de docenten erbij, opdat zij zich bij een volgende opdracht kunnen verbeteren. In het kader van het port--folio zullen studenten in de toekomst ook een door de docent ingevuld beoordelingsformulier ontvangen,  waarop  aangetekend  is  hoe  de  student  op  verschillende  deelvaardigheden  heeft gepresteerd en kan de student, indien nodig, het advies krijgen zich bij te scholen op specifieke deelvaardigheden.  In de OER staat voorgeschreven dat de uitslagen van  tentamens bekend worden gemaakt binnen een termijn van vijftien werkdagen.

De Examencommissie ziet toe op de uitvoering en toepassing van de regelingen vervat in de OER, stelt jaarlijks regels vast voor een goede gang van zaken omtrent de tentamens en exa--mens, neemt maatregelen tegen fraude en plagiaat en beslist over het toekennen van extra ten--tamengelegenheden in individuele gevallen. De facultaire Examencommissie is samengesteld uit docenten die betrokken zijn bij de bachelor- en de masteropleidingen Nederlands recht, Notarieel recht en Criminologie, zodat eenheid van facultair beleid en uniforme toepassing van regels gegarandeerd wordt.

De opleidingen hanteren voor het traceren van plagiaat anti-fraude software. Alle werkstukken worden digitaal aangeleverd en gescand via dit systeem.

163QANU / Criminologie

BeoordelingDe wijze van examinering vindt op een gestructureerde wijze plaats, waardoor er voldoende veiligheidsmarges zijn ingesteld om de beoordeling van werkstukken en opdrachten consistent te  laten verlopen. De opleidingen zijn alert op het gebied van fraudebestrijding, waarbij de Examencommissie als  toezichthouder een belangrijke  rol  speelt. De commissie heeft  tevens vastgesteld dat bij tentamens gebruik wordt gemaakt van verschillende type vragen, zoals ken--nisvragen en inzichtvragen. Op basis van een analyse van de tentamens concludeert de com--missie dat het niveau van de tentamens voldoet aan de wetenschappelijke standaard. Er wordt veelvuldig gebruikgemaakt van werkstukken, al worden die in de bacheloropleiding vaak in groepsverband geschreven. De commissie is van oordeel dat op adequate wijze de toetsing van de realisatie van de leerdoelen van (onderdelen van) het programma plaatsvindt.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

Oordeel op onderwerpniveauOp basis van de beoordelingen per  facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel met betrekking tot het niveau van het onderwerp Programma voor de bachelor- en masteropleiding luidt: positief.

4.2.3.  Inzet van personeel

F12: Eisen WODe opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een WO-opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ont--wikkeling van het vakgebied.

Bevindingen en overwegingenHet  onderwijs  in  beide  opleidingen  wordt  verzorgd  door  promovendi,  UD’s,  UHD’s  en hoogleraren. Voor  een  aantal  verplichte  studieonderdelen  zijn docenten  van buiten de  sec--tie Criminologie betrokken. Dit zijn voornamelijk studieonderdelen uit de bacheloropleiding Nederlands recht. Uit de zelfstudie is op te maken dat de sectie Criminologie bestaat uit twin--tig medewerk(st)ers, waarvan 35% is gepromoveerd. Van de UHD’s en de UD’s zijn respectie--velijk 100% en 75% gepromoveerd. Elke gepromoveerde medewerk(st)er krijgt beschikking over 40% onderzoekstijd. De meeste docenten zijn verbonden aan de door de KNAW erkende OMV, derhalve participeren zij bij onderzoek van erkende kwaliteit. De commissie heeft ken--nisgenomen van de publicatie-eisen van de OMV.

De staf wordt ingezet in zowel het bachelor- als het masteronderwijs. In het eerste jaar wordt het onderwijs ook door hoogleraren verzorgd en vrijwel alle reguliere cursussen, waarin hoor--colleges centraal staan, worden gegeven door gepromoveerde deskundigen. 

BeoordelingDe meeste stafleden zijn actieve onderzoekers en in die hoedanigheid ook betrokken bij onder--zoek van kwaliteit, alsmede als dusdanig erkend binnen de discipline. Deze stafleden vervullen een belangrijke rol bij de uitvoering van de programma’s. De commissie heeft vastgesteld dat 

164 QANU /Criminologie

er binnen het docentencorps sprake is van een sterke inbreng inzake methoden en technieken, welke  in  het  onderzoek  van  de  medewerkers  tot  uiting  komt  en  positief  bijdraagt  aan  het onderwijs. De aanwezige rolmodellen in de staf zijn zeer positief, maar wat te beperkt in aantal (zie F13). De commissie waardeert de dringende maatregelen die nu snel worden genomen om met enkele hoog gekwalificeerde UD’s de onderwijsdraagkracht te verhogen. Gezien het bovenstaande is de commissie over het geheel genomen van oordeel dat de opleidingen vol--doen aan het criterium dat het onderwijs verzorgd wordt door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied. Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

F13: Kwantiteit personeelEr wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.

Bevindingen en overwegingenIn tabel 1 is aangegeven door wie het onderwijs in de betrokken opleidingen in het studiejaar �005-�006 wordt verzorgd. Deze gegevens geven een vertekend beeld van de werkelijkheid, aangezien alleen de personele onderwijsinzet van de sectie Criminologie is weergegeven. Voor een  aantal  verplichte  programmaonderdelen  zijn  docenten  van  buiten  de  sectie  betrokken, zoals het onderwijs in het strafrecht en bestuursrecht. Tevens worden bij zes vakken gastdocen--ten ingezet. Uit de tabel blijkt dat voor 8,1 fte’s aan onderwijs beschikbaar is, maar de faculteit prognosticeert de feitelijke beschikbare onderwijsformatie (door de bovengenoemde redenen) op 9,0 fte’s. In totaal wordt het bachelor- en masteronderwijs door zestien medewerk(st)ers verzorgd. Uit de tabel blijkt dat ruim �8% van de beschikbare onderwijscapaciteit in fte’s door gepromoveerde docenten wordt verzorgd.

Tabel 1: Totale inzet personeel in de sectie Criminologie van de Vrije Universiteit (peildatum 1 december 2005)

Categorie M V Totaal beschikbaar voor onderwijs

Percentage gepromoveerden

aantal fte’s aantal fte’s aantal fte’sHL 0 0 1 0,4 1 0,� 100%UHD � 1,1 0 0 � 0,6 100%UD � �,0 � 1,70 4 �,00 75%Promovendi 1 1,00 1 0,50 � 0 0%Student-assistenten

0 0 � 0,60 � 0 0%

Overig WP 3 �,�0 6 3,80 9 5,30 0%Totaal 8 6,30 12 13,30 20 8,10

In tabel � is voor het afgelopen jaar de staf-studentenratio gespecificeerd op het niveau van de opleiding. Doordat de opleidingen voor het studiejaar �005-�006 nog in ontwikkeling waren, zijn er onvoldoende gegevens voorhanden om de tabel op een zinvolle manier in te kunnen vullen, zo betoogt de zelfstudie. Uit de tabel blijkt dat ten tijde van de visitatie de opleidingen 

165QANU / Criminologie

een  staf-studentratio hadden  van 1:64. De opleidingen  geven  aan  dat  de  getalsmatige  ver--houding tussen het aantal docenten en studenten onder druk staat, met name door het snel toenemende aantal  studenten Criminologie. Bovendien kost het ontwikkelen,  evalueren en bijstellen van de nieuwe opleidingen veel  inspanning, hetgeen door het docentencorps ook ervaren wordt als een zware belasting. De opleidingen vangen het een en ander op door op ad-hocbasis docenten aan te nemen en tutoren in te schakelen in het onderwijs. De zelfstudie geeft aan dat er een personele uitbreiding van de sectie is voorzien. Tijdens het visitatiebezoek is gebleken dat op korte termijn een extra UHD wordt aangetrokken en in de periode na het bezoek heeft de  commissie  enkele positieve  evoluties  gesignaleerd waardoor de beschikbare onderwijsformatie  is verhoogd. Daarnaast hoopt de  faculteit dat een aantal maatregelen zal leiden tot een afname van het aantal studenten en een reductie van de onderwijslast. De vaca--turevervulling voor hoogleraar via een externe sollicitatieprocedure is echter voor langere duur stilgelegd, aangezien het faculteitsbestuur niet verwacht dat een snelle herhaling van de externe sollicitatieprocedure effectief zal  zijn. De sollicitatieprocedure die  in �005-�006 plaatsvond heeft niet geleid tot het vervullen van een hoogleraarspost.

Tabel 2: De studenten-docentenratio (peildatum december 2005)

Jaar Aantal fte onderwijs

Aantal ingeschreven studenten

Aantal ba en ma diploma’s

Aantal studenten per fte-onderwijs

Aantal afgestudeer den ba en ma per fte- onderwijs

�005/06 9,0 575 66 64 7,4�006/07 1�,0 575 66 48 5,5

BeoordelingDe commissie heeft vastgesteld dat de Amsterdamse Criminologie op de vastgestelde peildatum vanuit kwantitatief oogpunt slecht bedeeld is. Het model op grond waarvan de vergoeding voor de onderwijsinspanningen van afdelingen wordt verdeeld bij de opleiding Nederlands recht en Notarieel recht van de faculteit, wordt overeenkomstig toegepast op de opleidingen Crimino--logie. De commissie heeft vastgesteld dat de opleidingen te veel afhankelijk zijn van een docen--tencorps dat wordt gekenmerkt door een gebrek aan leiding door een voltijdse hoogleraar in het primaire domein en overbelaste stafleden. De commissie is van mening dat het langdurig onvervuld blijven van de hoogleraarspost onaanvaardbaar is en dringt aan op actiever beleid. De commissie heeft vastgesteld dat de staf-studentratio, met name in de bacheloropleiding, veel te hoog is. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat er onvoldoende per--soneel ingezet wordt om de opleiding met de gewenste draagkracht te verzorgen.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is onvoldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is onvoldoende.

AanbevelingDe sectie Criminologie van de VU dient dringend aangevuld te worden met een krachtige en opleidingsbreed ingestelde fulltime senior ter ondersteuning van het geheel van het opleidings--project. De sectie heeft, omdat zij haar ambitie hoog stelt, nood aan een krachtig proactief beleid  en een gezichtsbepalende  sturing naar buiten. Ook  is het volgens de commissie van belang dat tussen de diverse geledingen binnen de sectie verbindingen worden gelegd en meer synergie tot stand wordt gebracht. Het komt de commissie dan ook voor dat het van prioritair 

166 QANU /Criminologie

belang is de zoektocht naar een krachtdadig figuur die deze rol op zich kan nemen, met spoed wederom ter hand te nemen.

De commissie beveelt de faculteit dringend aan de onderwijzende staf meer ademruimte te geven. Alleen op deze manier zullen de grote onderwijsinspanningen die geleverd worden niet blijvend invreten op de onderzoeksmogelijkheden binnen de sectie. 

F14: Kwaliteit personeelHet personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.

Bevindingen en overwegingenDe faculteit heeft een aantal waarborgen ingevoerd om de kwaliteit van het personeel te garan--deren. Zo heeft de sectie eens per maand een sectievergadering waar onderwijs op de agenda staat. Hierbij is ten minste een vertegenwoordiger van de studievereniging aanwezig. Tevens worden  evaluatieresultaten  door  de  beleidsmedewerker  onderwijs  met  de  sectie  besproken. Ook worden de didactische kwaliteiten via schriftelijke evaluaties gemonitord. Op de stan--daard evaluatieformulieren  is  een aantal vragen opgenomen over de didactische kwaliteiten van de docenten. Over het algemeen wordt op deze aspecten goed tot zeer goed gescoord. In die gevallen waaruit blijkt dat docenten niet optimaal hebben gepresteerd, wordt in een evalu--atiegesprek tussen Bureau Onderwijs en de betrokken docenten, onder verantwoordelijkheid van het  faculteitsbestuur,  in kaart gebracht welke verbeteringen de docent kan doorvoeren. Daarnaast adviseert de Vaste Commissie voor het Onderwijs (VCO) het faculteitsbestuur in overeenstemming met haar wettelijke taak over te nemen maatregelen bij onvoldoende pres--terende docenten.

Nieuwe docenten, waaronder promovendi, worden altijd begeleid bij het geven van onderwijs, door de colleges van tevoren door te spreken met het docententeam. Voor Practicum beschrij--vende criminologie en Practicum verklarende criminologie is gekozen voor het inzetten van pas afgestudeerde masters als tutor. Een deel van het docentencorps heeft het ‘Professionalise--ringstraject voor beginnende docenten’ van het Onderwijscentrum gevolgd. Het is de bedoe--ling, zo noteert de zelfstudie, dat in de toekomst meer docenten dit intensieve traject zullen doorlopen. Eens per jaar wordt er in samenwerking met de Universiteit Leiden en de Erasmus Universiteit Rotterdam een training voor deze tutoren verzorgd.

Functionerings-  en  beoordelingsgesprekken  met  docenten  worden  jaarlijks  gevoerd  door de  verantwoor delijke  hoogleraar  (sectiehoofd  of  afdelingshoofd).  In  functionerings-  en beoordelings gesprekken worden altijd de resultaten van cursusevaluaties besproken. Het sec--tiehoofd Criminologie en het afdelingshoofd Strafrecht en Criminologie ontvangen standaard de resultaten van cursusevaluaties.

BeoordelingGezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat het personeel voldoende gekwali--ficeerd is voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het pro--gramma.  In  zijn  totaliteit  bezien  zijn de docenten  in  staat  het  onderwijsprogramma  en de verschillende onderwijsvormen waarvoor is gekozen (zowel hoorcolleges als  intensieve prac--tica) op een adequate manier aan te bieden. Dit blijkt uit zowel resultaten van cursusevaluaties als uitkomsten van evaluatiebijeenkomsten met studenten. De commissie heeft een scala van 

167QANU / Criminologie

specialisaties binnen het docentencorps geconstateerd. Er wordt voldoende aandacht besteed aan de (verdere) professionalisering van het docentencorps. Hiermee komt de commissie tot de conclusie dat de personen van de staf voldoende onderwijskundig zijn geëquipeerd om de programma’s uit te voeren, ook qua inhoudelijke expertise.  

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

Oordeel op onderwerpniveauDe onvoldoende beoordeling op het facet Kwantiteit personeel voor de bachelor- en master--opleiding is voor de commissie geen aanleiding geweest om het gehele onderwerp als negatief te beschouwen. Volgens de commissie is de basiskwaliteit van de onderhavige opleidingen niet  in het  geding. Zij  is  van mening dat de onvoldoende  score onder F13  zonder meer wordt gecompenseerd door de overige scores binnen het kwaliteitsonderwerp. De commissie is van oordeel dat de overige facetten beantwoorden aan de criteria van basiskwaliteit. Het positieve oordeel op enkele andere zwaarwegende onderdelen van het onderwerp Inzet van personeel, zoals de aanwezigheid van zeer gemotiveerde en betrokken docenten en de didac--tische kwaliteiten van de stafmedewerkers, heeft hierbij een doorslaggevende rol gespeeld. Alles overwegende en op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel met betrekking tot het niveau van het onderwerp Inzet van perso--neel voor de bachelor- en masteropleiding luidt: positief.

4.2.4.  Voorzieningen

F15: Materiële voorzieningenDe huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.

Bevindingen en overwegingenDoordat de Vrije Universiteit een campusuniversiteit is, bevinden de onderwijsruimten, bibli--otheek en studentenfaciliteiten, als ook de werkkamers van docenten zich op één locatie.

Voor  de  onderwijsruimten  wordt  gebruikgemaakt  van  de  zalenpool  die  de  universiteit  aan faculteiten beschikbaar stelt. Er zijn zowel grote zalen die geschikt zijn voor hoorcolleges als kleine zalen die geschikt zijn voor werkgroepen en practica. Hoewel de universiteit over vol--doende onderwijsruimten beschikt, rapporteren de opleidingen dat er soms toch problemen zijn, omdat vraag en aanbod, zeker op piekmomenten, niet altijd in evenwicht zijn. De grotere zalen zijn uitgerust met communicatieapparatuur of zijn zodanig ingericht dat deze apparatuur kan worden aangesloten. Voor de statistiekpractica die onderdeel uitmaken van het methodo--logisch onderwijs en met name bij de toetsing van de vaardigheden met het werken met SPSS kampt de faculteit met een tekort aan een grote computerzaalruimte, zo noteert de zelfstudie. De grootste computerzaal waarover de Faculteit der Rechtsgeleerdheid beschikt, bevat vijftig computers. Er wordt onderzocht of het mogelijk  is om gebruik  te maken van een compu--terzaal van een andere faculteit, opdat grotere aantallen studenten tegelijkertijd een toets af kunnen leggen. Studenten kunnen gebruikmaken van alle ICT- en bibliotheekvoorzieningen van de universiteit en faculteit. De faculteit beschikt over drie computerzalen met een totaal van 75 computers. Daarnaast is het voor eerstejaars studenten vanaf het studiejaar �004-�005 

168 QANU /Criminologie

mogelijk om met subsidie van de universiteit en faculteit een notebook aan te schaffen met een draadloze netwerkkaart. Het draadloze netwerk dat de universiteit kent, maakt het moge--lijk om op elke gewenste plek het netwerk te benaderen. Alle vakken van de bachelor- en de masteropleiding kennen een interactieve online onderwijsruimte (Blackboard), waarop tussen docenten en  studenten wordt gecommuniceerd, opdrachten en  tips worden gegeven/toege--licht en collegedictaten/oefententamens staan.

Over het algemeen zijn studenten tevreden over de onderwijsvoorzieningen, zo blijkt uit de evaluatieresultaten. Zowel de docenten als studenten zijn tevreden over de voorzieningen van de bibliotheek, zij het dat studenten soms klagen over de beperkte beschikbaarheid van litera--tuur in drukke perioden. Tijdens het visitatiebezoek heeft de commissie ook een rondleiding gekregen in het gebouw. Het is de commissie tijdens de rondleiding en de visitatiegesprekken niet ontgaan dat op het vlak van verschillende voorzieningen enige snel te nemen maatregelen zich opdringen. Zo werd op diverse momenten de behoefte gesignaleerd om het computerpark voor studenten uit te breiden en te vernieuwen, constateert de commissie dat de bibliotheek een beperkt aanbod te bieden heeft aan de Criminologiestudenten en vernam de commissie dat er sprake is van plaatsgebrek voor docenten.   

Na  het  bezoek  heeft  de  commissie  kennisgenomen  van  enkele  ontwikkelingen  wat  betreft de  computervoorzieningen  en de  ruimte  voor  stafmedewerkers. De  faculteit heeft  in okto--ber �006 een afspraak met de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde (FEWEB) gemaakt over het gebruik van een pc-zaal met een capaciteit van zestig plaatsen voor onderwijsdoeleinden. Tevens is het aantal facultaire computerwerkplekken in de universiteits--bibliotheek met �5 uitgebreid. De gehele Afdeling Strafrecht en Criminologie is in oktober �006 verhuisd naar een nieuwe locatie, waarmee het aantal beschikbare werkkamers voor de sectie Criminologie is uitgebreid.

BeoordelingDe commissie is van mening dat een aantal elementen van de huisvesting en de materiële voor--zieningen toereikend zijn om de programma’s te realiseren. Anderzijds is zij minder positief over de aangetroffen computervoorzieningen, het gebrek aan ruimte voor stafmedewerkers en vooral de criminologische collectie van de bibliotheek. De commissie is van mening dat de opleidingen op deze drie onderdelen niet voldoen aan de basisnorm. De commissie is positief over de eerste initiatieven om deze onderdelen kwantitatief en kwalitatief te verbeteren, maar constateert tegelijkertijd dat ten tijde van het visitatiebezoek nog geen aanvang met de uivoe--ring van de plannen was gemaakt of dat de realisatie zich in een verdere toekomst situeert. Voor de commissie weegt met name de staat van de criminologische collectie in de bibliotheek zwaar. De recente maatregelen van de faculteit lijken positief, al moeten de resultaten daarvan nog zichtbaar worden. Ondanks dat de commissie zich realiseert dat het de opleidingen Cri--minologie niet direct aan te rekenen is, beschouwt de commissie over het geheel genomen de voorzieningen ten tijde van de visitatie als ontoereikend. 

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is onvoldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is onvoldoende.

AanbevelingDe commissie adviseert de sectie, maar vooral de faculteit en de VU te investeren in de basis--faciliteiten van het criminologisch onderwijs. 

169QANU / Criminologie

F16: StudiebegeleidingDe studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang.De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.

Bevindingen en overwegingenIn de zelfstudie van de opleidingen wordt het systeem van studiebegeleiding en informatie--voorziening besproken. Hierin staat beschreven dat de begeleiding van de student op diverse manieren plaatsvindt. Uitgangspunt bij de studiebegeleiding is de volgende verdeling van ver--antwoordelijkheden:  de  student  is  primair  verantwoordelijk  voor  zijn  studievoortgang,  het faculteitsbestuur primair  voor de  studeerbaarheid van het  aangeboden onderwijs. Er wordt studiebegeleiding  aangeboden met  als  doel  het  bevorderen  van  een  goede  studievoortgang. Er worden twee vormen van studiebegeleiding aangeboden: algemene (niet aan een bepaald vak gebonden) studiebegeleiding en vakspecifieke studiebegeleiding. De algemene studiebege--leiding heeft tot doel om studieproblemen te voorkomen, tijdig te signaleren en zo mogelijk op te lossen en om studenten te ondersteunen bij het maken van voor hen belangrijke keu--zes. Hierbij zijn de volgende personen betrokken: de studieadviseur, de onderwijscoördinator, docenten, mentoren/tutoren, de mastercoördinator en op instellingsniveau (onder andere) de studentendecanen en -psychologen.

Studenten worden in de eerste helft van het eerste bachelorjaar begeleid door mentoren. Dit zijn ouderejaarsstudenten die om deze begeleidende werkzaamheden te kunnen uitvoeren, een tweedaagse training hebben gevolgd. Elke week komt de mentorgroep van circa twaalf eerste--jaars onder  leiding van de mentor bijeen. Tijdens deze bijeenkomsten komen onderwerpen aan bod als studiemethodieken, het maken van een collegedictaat, het lezen van rechtspraak en wetboekoefeningen.

De studieadviseur is belast met het volgen en eventueel begeleiden van studenten. Aan het eind van het eerste jaar wordt een niet-bindend studieadvies over het al dan niet voortzetten van de opleiding uitgebracht. In oktober roept de studieadviseur die studenten op die in juni een negatief studieadvies hebben gekregen en zich opnieuw hebben ingeschreven voor de oplei--ding. Hij geeft hun adviezen over de aanpak van de studie. 

In het kader van het portfolio zullen studenten meer gestructureerde begeleiding krijgen bij de ontwikkelingen van vaardigheden, zo verwachten de opleidingen. Studenten krijgen dan feed--back op hun ontwikkeling met behulp van standaard beoordelingsformulieren en worden zo nodig gewezen op bijscholingsmogelijkheden. Derdejaars zullen een verslag aan hun portfolio toe moeten voegen over te maken keuzes ten aanzien van keuze- en profielvakken.

In  het  derde  bachelorjaar,  rond  december,  wordt  een  voorlichtingsronde  georganiseerd. Hierin wordt voorlichting gegeven over de masterprofielen binnen de masteropleiding Cri--minologie.

Masterstudenten nemen veelal zelf initiatief om studiebegeleiding van de studieadviseur, mas--tercoördinator of stagecoördinator te krijgen. Studenten dienen zelf profielvakken te selecteren en deze  voor  te  leggen  aan de mastercoördinator. De mastercoördinator  kan  echter  ook  al benaderd worden bij het maken van de keuzes. Voor het Afstudeerproject geldt eveneens dat studenten begeleiding kunnen krijgen bij het kiezen van een onderwerp (van de mastercoör--dinator) en het vinden van een geschikte stage (door de stagecoördinator). Om studenten zich voor te laten bereiden op de arbeidsmarkt, zullen zij enerzijds in hun portfolio een verslag op 

170 QANU /Criminologie

dienen  te nemen over hun persoonlijke oriëntatie  op de  arbeidsmarkt  en  anderzijds wordt door de sectie Criminologie en studenten in samenwerking met de EUR en LEI jaarlijks een arbeidsmarktoriëntatiedag georganiseerd.   

Studieresultaten worden geadministreerd in het universitaire systeem ISIS. Dit systeem voor--ziet het  facultaire management,  de  student  en docent  van  informatie  over  studievoortgang en rendementen. Studenten kunnen, via een systeem dat  is gekoppeld aan ISIS (Tentamen Informatie Systeem, TIS), zich aanmelden voor werkgroepen en tentamens en zich online op de hoogte stellen van hun studievoortgang en het verloop van het onderwijscurriculum.

De commissie heeft tijdens het visitatiebezoek gevraagd naar de mening van de studenten op het punt van de studiebegeleiding. Daaruit is naar voren gekomen dat zij zeer tevreden zijn over de studiebegeleiding, -advisering en informatievoorziening. 

BeoordelingDe opleidingen hebben voldoende monitormomenten wat betreft de voortgang ingebouwd en koppelen dit op gestructureerde wijze via een aantal vastgestelde momenten terug aan de studenten. De opleidingen kenmerken zich, met name in de masteropleiding, door het laag--drempelige contact tussen docenten en studenten. Hierdoor kunnen problemen in de voort--gang ook op individueel niveau efficiënt worden herkend en besproken. De commissie heeft een zeer goed werkend mentorensysteem geconstateerd. De (in)formele informatievoorziening sluit aan bij de behoeften van de studenten en in de ogen van de commissie zijn voldoende informatiekanalen beschikbaar. Dit is voornamelijk te danken aan de uitstekende directe rela--ties docent-student op niveau van vakken. Gezien het bovenstaande is de commissie van oor--deel dat de studiebegeleiding van en de informatievoorziening aan studenten zeer degelijk zijn vormgegeven. Hiermee stijgt het kwaliteitsniveau van de opleidingen op dit punt boven de basisnorm uit.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is goed.

Oordeel op onderwerpniveauDe  onvoldoende  beoordeling  op  het  facet  Materiële voorzieningen  voor  de  bachelor-  en masteropleiding  is  voor de  commissie  geen  aanleiding geweest  om het  gehele onderwerp als negatief te beschouwen. Volgens de commissie  is de basiskwaliteit van de onderhavige opleidingen niet in het geding. Zij is van mening dat de onvoldoende score onder F15 wordt gecompenseerd door de overige score binnen het kwaliteitsonderwerp. De commissie is van oordeel dat het kwaliteitsniveau van het overige facet boven de basisnorm uitstijgt. Het posi--tieve oordeel op enkele andere zwaarwegende onderdelen van het onderwerp Voorzieningen, zoals  de  adequate  monitoring  van  de  studievoortgang  en  de  studiestimulerende  elemen--ten van de studiebegeleiding in het algemeen, zoals het mentorensysteem, heeft hierbij een doorslaggevende rol gespeeld. Alles overwegende en op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel met betrekking tot het niveau van het onderwerp Voorzieningen voor de bachelor- en masteropleiding luidt: positief.

171QANU / Criminologie

4.2.5.  Interne kwaliteitszorg

F17: Evaluatie resultatenDe opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.

Bevindingen en overwegingenDe interne kwaliteitszorg van de faculteit is volgens de richtlijnen van het College van Bestuur vastgelegd in het Handboek Kwaliteitszorg. Dit handboek is binnen de faculteit uitgewerkt in beleids- en werkdocumenten op het terrein van kwaliteitsborging van stages en scripties, studiebegeleiding,  onderwijsevaluaties,  toetsen  en  beoordelen  en  onderwijsorganisatie.  De interne kwaliteitszorg van de bachelor- en masteropleiding Criminologie valt onder de ver--antwoordelijkheid van het faculteitsbestuur. Het faculteitsbestuur wordt hierbij ondersteund door Bureau Onderwijs van de faculteit en door het Onderwijscentrum van de universiteit. De Vaste Commissie voor het Onderwijs (VCO) adviseert het faculteitsbestuur daarnaast over te nemen maatregelen.

In het evaluatieplan van de faculteit wordt geregeld op welke wijze en met welke frequentie getoetst zal worden of enerzijds de doelstellingen en eindtermen van de opleidingen voldoende aansluiten bij de veranderende eisen van de beroepspraktijk qua inhoud en niveau en ander--zijds de eindtermen van de opleidingen op een adequate wijze vertaald zijn en blijven in de onderwijsprogramma’s.

De opleidingen gebruiken verschillende instrumenten om informatie over de kwaliteit van het onderwijs te verzamelen. Het voornaamste instrument is de cursusevaluatie. Hieronder wordt de evaluatie per cursus verstaan en wordt er aandacht besteed aan verschillende aspecten, zoals de  didactische  vaardigheden  van  de  docenten,  kwaliteit  van  het  onderwijsmateriaal,  kwali--teit van de toets en de studielast. De evaluatie van de cursussen vindt plaats met behulp van evaluatieformulieren van het Onderwijscentrum VU. Er bestaan standaard vragenlijsten voor hoorcolleges, werkcolleges en practica. Deze worden afgenomen na afloop van het tentamen of indien een vak geen tentamen kent tijdens de laatste onderwijsbijeenkomst. De opleidingen evalueren op cursusniveau in principe in een cyclus van drie jaar, behalve als er redenen zijn om vaker te evalueren, zoals bij een nieuwe docent of onderwijsvorm of wanneer het onder--deel het voorgaande  jaar  slecht  is beoordeeld. Middels docentenoverleggen en halfjaarlijkse evaluatiebijeenkomsten met studenten worden de meer cursusoverstijgende zaken besproken. Tijdens deze bijeenkomsten wordt onder meer de aansluiting en afstemming tussen cursussen en de verschillende opleidingsfasen, de selecterende werking van het eerste bachelorjaar en de studeerbaarheid van de programma’s besproken. Voor de evaluatiebijeenkomsten wordt een groep studenten uitgenodigd. De commissie heeft vastgesteld dat circa vijftien studenten bij deze bijeenkomsten daadwerkelijk aanwezig zijn. De faculteit is voornemens om een bachelor--vragenlijst te introduceren voor alle bacheloropleidingen, om zo een beeld te krijgen van de tevredenheid van studenten over het bachelorcurriculum als geheel. In het facultaire evalua--tieplan dat in het studiejaar �005-�006 zal worden herzien, zal worden opgenomen dat iedere opleiding ten minste eens in de zes jaar het curriculum als geheel dient te evalueren door een speciale commissie bestaande uit docenten, studenten en afgestudeerden. 

BeoordelingDe interne kwaliteitszorg is faculteitsbreed aangevat, waarbij de commissie heeft vastgesteld dat de opleiding hierbij gebruikmaakt van meerdere evaluatie-instrumenten op verschillende niveaus. Ten tijde van de visitatie was dat met name merkbaar op het niveau van de vakevalu--

17� QANU /Criminologie

aties. Het komt de commissie voor dat zaken die een cursusgerichte evaluatie te boven gaan en die dus meer te maken hebben met aangelegenheden die zich situeren op het niveau van het curriculum als zodanig, minder makkelijk hun weg vinden in het geformaliseerde overleg. De commissie heeft vastgesteld dat in het informele overleg met de zeer betrokken docenten veel van deze vragen terecht zullen komen, toch is zij er niet van overtuigd dat dat geldt voor de totaliteit van dit soort vragen. Te meer doordat het de commissie is opgevallen dat sprake is van een beperkte betrokkenheid van de studenten op het gehele opleidingstraject en dat de participatie en inspraak van studenten weinig leiden tot indringende discussies. De commissie beschouwt dit punt echter als een kinderziekte van de relatieve jonge opleidingen en is alles overwegende van oordeel dat het interne kwaliteitszorgsysteem doortastend is gestructureerd, waarbij eventuele knelpunten in het onderwijs snel boven water komen. De commissie heeft er alle vertrouwen in dat op korte termijn diverse evaluatie-instrumenten nuttig zullen worden aangewend. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de opleidingen perio--diek en systematisch worden geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

AanbevelingDe commissie beveelt de opleidingen aan om meer aandacht te besteden aan de formalisering van  vakoverstijgende evaluatie-instrumenten.

De commissie benadrukt dat ondanks de bovenstaande aanbeveling, het oordeel over de basis--kwaliteit van de beoordeelde opleidingen voldoende is.

F18: Maatregelen tot verbeteringDe uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.

Bevindingen en overwegingenDe resultaten van cursusevaluaties worden ter beschikking gesteld aan de betrokken docent(en), het sectiehoofd Criminologie, het afdelingshoofd Strafrecht en Criminologie en de portefeuil--lehouder Onderwijs van het faculteitsbestuur. Per jaar krijgt ook het gehele faculteitsbestuur de  beschikking  over  de  resultaten  van  de  geëvalueerde  cursussen.  Indien  sprake  is  van  een matige  of  slechte  beoordeling  van het  vak door  studenten, wordt  door Bureau Onderwijs, onder verantwoordelijkheid van de portefeuillehouder onderwijs, een gesprek met de betrok--ken  docenten  gevoerd.  Het  doel  van  deze  gesprekken  is  om  vast  te  stellen  welke  aspecten binnen het vak verbetering behoeven en op welke wijze deze verbeteringen kunnen worden aangebracht. De gemaakte afspraken worden schriftelijk vastgelegd. Vakken die negatief zijn beoordeeld worden altijd in het volgende jaar opnieuw geëvalueerd, waarbij specifiek wordt bekeken of de voorgestelde verbetermaatregelen zijn uitgevoerd. In de praktijk is het nog niet voorgekomen dat een vak bij de herhaalevaluatie nog steeds negatief werd beoordeeld.

Jaarlijks wordt een eindrapportage over de uitgevoerde evaluaties opgesteld ten behoeve van het faculteitsbestuur. Gelet op de formele taak van de Vaste Commissie voor het Onderwijs (VCO) om de wijze van uitvoering van de Onderwijs- en Examenregeling jaarlijks te beoor--delen, vraagt het faculteitsbestuur de VCO om advies over te nemen maatregelen naar aan--leiding van de evaluatieresultaten. Het faculteitsbestuur neemt op grond van de cursus- en 

173QANU / Criminologie

curriculumevaluaties maatregelen, draagt zorg voor het uitvoeren van genomen besluiten en voert daar controle op uit. De resultaten van cursusevaluaties worden betrokken bij functio--nerings- en beoordelingsgesprekken.

Van de  evaluatiebijeenkomsten met  studenten die betrekking hebben op  cursusoverstijgende zaken wordt een verslag gemaakt. De betreffende docenten dienen een reactie te geven op de gemaakte opmerkingen, die worden teruggekoppeld naar de studenten. De sectie heeft er bewust voor gekozen evaluatieresultaten gezamenlijk te bespreken om zo te komen tot verbeterplannen die de vakken vaak overstijgen. Zo hebben  studenten eerder  aangegeven bepaalde overlap  te ervaren tussen vakken, wat ertoe geleid heeft docententeams een hele ‘lijn’ vakken te laten ver--zorgen. Ieder  jaar wordt tijdens evaluatiebijeenkomsten expliciet aandacht besteed aan eerder gemaakte opmerkingen en wordt gecontroleerd of de verbetermaatregelen effect hebben gehad. 

De Opleidingscommissie heeft een tweemaandelijkse vergadering met de overige Opleidings--commissies van de faculteit. Na deze plenaire vergadering vindt ook een aparte vergadering van de Opleidingscommissie plaats. Zowel de docenten als de studenten van de Opleidings--commissie zijn tevreden over manier waarop de verantwoordelijken de follow-up vormgeven. 

BeoordelingDe  concrete  resultaten  van  het  nieuwe  kwaliteitssysteem  zijn  nog  niet  volledig  tastbaar,  al heeft de commissie wel een adequate bijsturing van verschillende kinderziekten geconstateerd. Problemen binnen de cursussen lijken thans goed te worden opgevangen. De commissie heeft echter vastgesteld dat de opleidingen op cursusoverstijgend terrein weliswaar veel goede voor--nemens hebben geformuleerd, maar blijk geeft van te geringe daadkracht om deze beloften te realiseren. Hierdoor is volgens de commissie (nog) te veel sprake van een ‘piepsysteem’. Er is geen gesloten kwaliteitscyclus tot stand gekomen: er wordt wel naar de bomen gekeken, maar het bos blijft meestal buiten beeld. Alleen cursusevaluaties bieden naar het oordeel van de com--missie onvoldoende basis om het pro-hockarakter van de interne kwaliteitscyclus te ontstijgen en voor het doorvoeren van adequate structurele maatregelen.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is onvoldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is onvoldoende.

AanbevelingHet is de commissie opgevallen dat de zelfstudie relatief veel in het vooruitzicht stelt. Ook tij--dens en na het visitatiebezoek werden diverse plannen gepresenteerd. De commissie realiseert zich dat dit inherent is aan het feit dat het gaat om een jonge twijg aan de facultaire stam, maat het dient gezegd dat de commissie op onderdelen toch wat te weinig zicht kreeg op het con--crete parcours om de vooropgestelde plannen tot realisatie te brengen. De commissie nodigt de opleidingen uit hier indringender mee om te gaan.

F19: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveldBij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de op--leiding actief betrokken.

Bevindingen en overwegingenMedewerkers worden betrokken via de Opleidingscommissie, docentenevaluaties en stafbijeen--komsten. Tweemaal per jaar vindt er een bestuurlijk overleg plaats tussen het faculteitsbestuur 

174 QANU /Criminologie

en de  leiding van de afdeling Strafrecht en Criminologie. Studenten zijn op drie manieren formeel betrokken bij de interne kwaliteitszorg, namelijk via de vakevaluaties, de halfjaarlijkse evaluatiebijeenkomsten en de Opleidingscommissie. Het onderhouden van contacten met de alumni is nog beperkt door de relatieve jonge leeftijd van de opleidingen en vindt voorname--lijk op centraal niveau plaats. De opleidingen houden een alumnibestand bij, waarin wordt vastgelegd welke studenten zijn afgestudeerd en welke eerste baan zij gevonden hebben. In de loop van �006 zal het faculteitsbestuur een plan opstellen voor evaluaties met alumni en ver--tegenwoordigers van het afnemend beroepenveld. 

BeoordelingGezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de belangrijkste stakeholders van de opleiding, te weten de medewerkers, studenten, beroepenveld en alumni, voldoende betrokken worden bij de interne kwaliteitszorg. De opleiding, waaronder ook het interne kwaliteitszorg--systeem, wordt gedragen door een werkkrachtige, jonge en betrokken staf, en gemotiveerde en mature studenten.

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

AanbevelingHet beroepenveld zou door de opleiding actiever en meer systematisch benaderd kunnen wor--den als stakeholder van de opleiding. 

De commissie benadrukt dat ondanks de bovenstaande aanbeveling, het oordeel over de basis--kwaliteit van de beoordeelde opleidingen voldoende is.

Oordeel op onderwerpniveauDe onvoldoende beoordeling op het facet Maatregelen tot verbetering voor de bachelor- en masteropleiding  is  voor de  commissie  geen  aanleiding geweest  om het  gehele onderwerp als negatief te beschouwen. Volgens de commissie  is de basiskwaliteit van de onderhavige opleidingen niet in het geding. Zij is van mening dat de onvoldoende score onder F18 zon--der meer wordt gecompenseerd door de overige scores binnen het kwaliteitsonderwerp. De commissie is van oordeel dat de overige facetten beantwoorden aan de criteria van basiskwa--liteit. Het positieve oordeel op enkele andere zwaarwegende onderdelen van het onderwerp Interne kwaliteitszorg,  zoals  de  adequate  cursorische  evaluatiemethoden  waarbij  eventuele knelpunten snel boven water komen en de betrokkenheid van studenten en docenten bij de kwaliteitszorg, heeft hierbij een doorslaggevende rol gespeeld. Alles overwegende en op basis van de beoordelingen per facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel met betrekking tot het niveau van het onderwerp Interne kwaliteitszorg voor de bachelor- en masteropleiding luidt: positief.

175QANU / Criminologie

4.2.6.  Resultaten

F20: Gerealiseerd niveauDe gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.

Bevindingen en overwegingenEen belangrijke indicator van het gerealiseerd niveau is voor de commissie de kwaliteit van de eindwerken. De commissie heeft twaalf afstudeerwerken van de bacheloropleiding opgevraagd en bestudeerd. De toetsing van de kwaliteit van het eindniveau van de bachelorstudenten vindt plaats bij Werkgroep verdieping en synthese en Onderzoeksvaardigheden in de criminologie. Beide onderdelen zullen in de toekomst ondergebracht zijn in het portfolio, zo noteert de zelf--studie. In Werkgroep verdieping en synthese dienen studenten het eindniveau te bereiken op het gebied van theoretische kennis en inzicht en het toepassen van deze kennis en dit inzicht. In  Onderzoeksvaardigheden  in  de  criminologie  bereiken  studenten  het  eindniveau  op  het gebied van methodologische kennis en inzicht en het toepassen van deze kennis en dit inzicht. De commissie heeft van beide vakken enkele eindwerken bestudeerd. Volgens de commissie waren de bestudeerde werkstukken over het algemeen van voldoende kwaliteit.

De scriptie van de masteropleiding wordt in beginsel begeleid en beoordeeld door een in het thema gespecialiseerde docent. De scriptie wordt geschreven in het kader van het Afstudeer--project, dat naast de scriptie bestaat uit een facultatieve stage. De scripties bedienen zich van een sociaalwetenschappelijke methodiek, aangevuld met juridisch-kaderstellende elementen. Het niveau van deze scripties was over de gehele linie voldoende. Over enkele scripties was de commissie zeer enthousiast. De commissie heeft geconstateerd dat de beoordeling van de scripties in het algemeen overeenkomt met het oordeel van de commissie. 

Een andere indicator voor de mate waarin de eindkwalificaties gerealiseerd zijn, zijn de bevin--dingen van de betrokken begeleider bij de  stage-instelling van de student. Op dit moment krijgt de faculteit positieve reacties van de stage-instellingen over de kwaliteit van de studen--ten. Voor de toekomst is de masteropleiding van plan om meer gestandaardiseerde vragenlijs--ten te ontwikkelen.

Aangezien de masteropleiding pas sinds kort bestaat, zijn nog geen betrouwbare uitspraken te doen over de positie van afgestudeerde masters op de arbeidsmarkt. Over enkele jaren zal hierover meer informatie beschikbaar komen via de WO-monitor. Van de beperkte groep afgestudeerden kan wel gezegd worden dat men een passende baan binnen het domein gevonden heeft. 

BeoordelingGezien  het  bovenstaande  is  de  commissie  van  oordeel  dat  het  gerealiseerd  niveau  van  de bachelor- en masteropleiding in overeenstemming is met de geformuleerde eindkwalificaties. De commissie heeft vastgesteld dat de bestudeerde bacheloreindwerken als  een  integratieve eindtoets beschouwd kunnen worden, waarbij  studenten  in  staat  zijn volgens  verschillende perspectieven kritisch te reflecteren op recht en rechtsontwikkelingen. De commissie  is van oordeel dat de bestudeerde bacheloreindwerken over het algemeen van voldoende niveau zijn en komt tot de conclusie dat de bacheloropleiding erin slaagt om de gerealiseerde eindkwa--lificaties  in overeenstemming te brengen met de beoogde eindkwalificaties. De beoordeelde masterscripties beschouwt de commissie eveneens als voldoende, waarmee de commissie tot de conclusie komt dat de masteropleiding degelijke criminologen aflevert. 

176 QANU /Criminologie

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

F21: Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen.Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.

Bevindingen en overwegingenHet bestuur van de faculteit hanteert streefcijfers met betrekking tot onderwijsrendementen en studieduur. Zij heeft er wel voor gekozen het streven naar een optimalisering van de selectieve werken van het eerste bachelorjaar niet  in streefcijfers  ten aanzien van het eerstejaarsrende--ment tot uiting te laten komen. Volgens de faculteit is de omvang van de selectie in het eerste bachelorjaar afhankelijk van de kwaliteit van de instroom, die jaarlijks om uiteenlopende rede--nen kan wisselen. Het faculteitsbestuur heeft de volgende streefcijfers opgesteld voor onder--wijsrendement en studieduur voor de cohorten voltijdstudenten vanaf �005: 

•  bachelordiploma na vier jaar: 70% van degenen die het eerste jaar hebben behaald;•  bachelordiploma na zes jaar: 85% van degenen die het eerste jaar hebben behaald;•  masterdiploma na twee jaar: 90%;•  gemiddelde studieduur van bachelorgeslaagden: 45 maanden (drie jaar en negen maanden);•  gemiddelde studieduur van mastergeslaagden: 15 maanden (een jaar en drie maanden).

Ten tijde van de visitatie waren er (nog) geen betrouwbare KUO-tabellen wat betreft rende--menten beschikbaar. De opleidingen waren hiervoor nog te jong. De opleidingen hebben wel enkele  eerste  doorstroomgegevens  verstrekt  vanuit  de  eigen  administratie.  Uit  de  gegevens blijkt dat het niet eenvoudig is om de onderwijsrendementen van de eerste drie bachelorcohor--ten te vergelijken met de cohorten vanaf �005, met name door de introductie van het eerste bachelorjaar in �005 en de maatregelen die faculteitsbreed zijn genomen om onderwijsrende--menten te verbeteren.

BeoordelingDe commissie stelt vast dat de opleidingen streefcijfers hebben opgesteld voor het onderwijs--rendement. De commissie heeft geen beschikking gehad over definitieve KUO-gegevens wat betreft het  rendement van de bachelor-  en masteropleiding, omdat  sinds de  invoering nog onvoldoende jaren zijn verstreken. Tevens is sinds de start van de opleidingen een aantal ver--anderingen doorgevoerd, wat de vergelijkbaarheid van de verschillende cohorten bemoeilijkt. De commissie is bij haar oordeel afgegaan op de eerste voorlopige gegevens van de bachelor- en masteropleiding. Hier heeft de commissie uit afgeleid dat de opleiding de streefcijfers van de faculteit ten aanzien van de (post-)propedeuse benadert. De commissie vindt deze resultaten op zich aanvaardbaar, maar hoopt dat de opleidingen de studenten tot een efficiënter studie--patroon stimuleren. Dat neemt niet weg dat de commissie van mening is dat de medewerkers in de sfeer van studiebegeleiding, inrichting van het onderwijs en voorlichting het nodige doen om de geschikte en gemotiveerde student binnen een redelijke periode zijn/haar diploma’s te laten behalen. De commissie heeft er vertrouwen in dat de genomen maatregelen zullen bij--dragen aan het behalen van de gestelde normen. De commissie is binnen de context alles over--wegende van oordeel dat zowel de bachelor- als de masteropleiding voldoen aan het criterium dat geldt voor het facet dat betrekking heeft op onderwijsrendement. 

177QANU / Criminologie

Bachelor: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.Master: Het oordeel van de commissie over dit facet is voldoende.

Oordeel op onderwerpniveauOp basis van de beoordelingen per  facet concludeert de commissie dat het samenvattend oordeel met betrekking tot het niveau van het onderwerp Resultaten voor de bachelor- en masteropleiding luidt: positief.

178 QANU /Criminologie

Samenvattend totaaloordeel bacheloropleidingDe commissie  is van oordeel dat de bacheloropleiding Criminologie  (voltijdse en deel--tijdse variant; locatie Amsterdam) van de Vrije Universiteit voldoet aan de criteria voor basiskwaliteit.

Onderwerp Oordeel Facet  Oordeel1. Doelstellingen van de opleiding

Positief 1. Domeinspecifieke eisen Voldoende�. Niveau Voldoende3. Oriëntatie Voldoende

�. Programma Positief 4. Eisen wo Voldoende5. Relatie doelstellingen en programma

Voldoende

6. Samenhang programma Voldoende7. Studielast Voldoende8. Instroom Voldoende9. Duur Voldoende10. Afstemming vormgeving en inhoud

Voldoende

11. Beoordeling en toetsing Voldoende3. Inzet van personeel Positief 1�. Eisen wo Voldoende

13. Kwantiteit personeel Onvoldoende14. Kwaliteit personeel Voldoende

4. Voorzieningen Positief 15. Materiële voorzieningen Onvoldoende16. Studiebegeleiding Goed

5. Interne kwaliteitszorg 

Positief 17. Evaluatie resultaten Voldoende18. Maatregelen tot verbetering Onvoldoende19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld

Voldoende

6. Resultaten Positief �0. Gerealiseerd niveau Voldoende�1. Onderwijsrendement Voldoende

179QANU / Criminologie

Samenvattend totaaloordeel masteropleidingDe commissie is van oordeel dat de masteropleiding Criminologie (voltijdse en deeltijdse variant; locatie Amsterdam) van de Vrije Universiteit voldoet aan de criteria voor basis--kwaliteit.

Onderwerp Oordeel Facet  Oordeel1. Doelstellingen van de opleiding

Positief 1. Domeinspecifieke eisen Voldoende�. Niveau Voldoende3. Oriëntatie Voldoende

�. Programma Positief 4. Eisen wo Voldoende5. Relatie doelstellingen en programma

Voldoende

6. Samenhang programma Voldoende7. Studielast Voldoende8. Instroom Voldoende9. Duur Voldoende10. Afstemming vormgeving en inhoud

Voldoende

11. Beoordeling en toetsing Voldoende3. Inzet van personeel Positief 1�. Eisen wo Voldoende

13. Kwantiteit personeel Onvoldoende14. Kwaliteit personeel Voldoende

4. Voorzieningen Positief 15. Materiële voorzieningen Onvoldoende16. Studiebegeleiding Goed

5. Interne kwaliteitszorg 

Positief 17. Evaluatie resultaten Voldoende18. Maatregelen tot verbetering Onvoldoende19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld

Voldoende

6. Resultaten Positief �0. Gerealiseerd niveau Voldoende�1. Onderwijsrendement Voldoende

180 QANU /Criminologie

Bijlage 1  Eindtermen bacheloropleiding Criminologie

De formuleringen zijn overgenomen uit de aangeleverde informatie.

De afgestudeerde bachelor beschikt over een academisch werk- en denkniveau:

1.  heeft kennis van en inzicht in de voor de criminologie relevante domeinen;�.  heeft kennis van de aard, omvang en ontwikkeling van maatschappelijke, criminologische 

problemen;3.  heeft kennis en inzicht in de methoden en technieken die in criminologisch onderzoek 

kunnen worden gehanteerd;4.  heeft kennis en inzicht in de ratio en effecten van criminaliteitsbestrijding en rechtshand--

having op nationaal en internationaal niveau;5.  is vertrouwd met de historische en  filosofische perspectieven van de criminologie als 

wetenschap;6.  heeft inzicht in de samenhang tussen verschillende onderdelen van de criminologie;7.  is in staat om te reflecteren op de grenzen van het vakgebied en heeft inzicht in de juridische 

en maatschappelijke context waarin de criminologie zich ontwikkelt en manifesteert.

De afgestudeerde bachelor beschikt over de volgende vaardigheden:

Analytische vaardigheden

8.  lezen, begrijpen en analyseren van  literatuur en  juridische bronnen  (ook  in de Engelse taal);

9.  kritisch reflecteren op literatuur en regelgeving, onder meer vanuit een historisch en filo--sofisch perspectief.

Onderzoeksvaardigheden

10.  eenvoudige criminologische vraagstukken analyseren en interpreteren;11.  selecteren en analyseren van theorieën bij eenvoudige criminologische vraagstukken;1�.  een kleinschalig criminologisch onderzoek op academisch niveau voorbereiden en uitvoe--

ren  (probleemstelling  formuleren  en  afbakenen,  methoden  van  onderzoek,  verzamelen van informatie, analyseren en interpreteren van gegevens, conclusies trekken en reflecteren op onderzoeksresultaten).

Schriftelijke en mondelinge vaardigheden

13.  schriftelijk en mondeling presenteren van een criminologisch betoog;14.  schriftelijk verslag doen van een eenvoudig criminologisch onderzoek;15.  een gefundeerde en beargumenteerde positie  innemen in een criminologische discussie, 

een standpunt verwoorden met kracht van argumenten.

Informatievaardigheden

16.  op een efficiënte manier criminologische bronnen raadplegen en informatie verzamelen uit juridische en sociaalwetenschappelijke (digitale) bibliotheken en databestanden.

181QANU / Criminologie

Algemene vaardigheden, waaronder studievaardigheden

17.  reflecteren op het eigen leerproces en het eigen leerproces sturen en plannen,18.  inzicht hebben in de eigen voorkeur voor de verschillende criminologische deelthema’s.

18� QANU /Criminologie

Bijlage 2  Eindtermen masteropleiding Criminologie

De formuleringen zijn overgenomen uit de aangeleverde informatie.

De afgestudeerde master beschikt over een academisch werk- en denkniveau:

1.  is in staat een probleem vanuit verschillende deelgebieden en disciplines te benaderen;�.  heeft inzicht in de juridische, maatschappelijke en historische aspecten van een vraagstuk 

in hun onderlinge samenhang en kan daarover kritisch nadenken/oordelen;3.  heeft diepgaande en specialistische kennis van en inzicht in één criminologisch deelthema 

(bijvoorbeeld levensloop, sociale organisaties en criminaliteit en de strafrechtshandhaving in de praktijk);

4.  is in staat kritisch te reflecteren op voor de criminologie relevante theorieën, in het bijzon--der in het licht van eigen onderzoeksbevindingen.

De afgestudeerde master beschikt over de volgende vaardigheden:

Analytische vaardigheden

5.  literatuur, juridische bronnen en beleidsdocumenten (ook in de Engelse taal) diepgaand analyseren en interpreteren en daarover kritische vragen stellen;

6.  vakliteratuur en nieuwe ontwikkelingen op het deelgebied begrijpen, interpreteren, toe--passen en kritisch beschouwen;

7.  theorieën beoordelen en bijstellen aan de hand van concrete criminologische problemen.

Onderzoeksvaardigheden

8.  complexe criminologische vraagstukken diepgaand analyseren en interpreteren;9.  selecteren en analyseren van theorieën bij complexe criminologische vraagstukken;10.  zelfstandig een criminologisch onderzoek van enige omvang op academisch niveau voor--

bereiden en uitvoeren (probleemstelling formuleren en afbakenen, methoden van onder--zoek,  verzamelen  van  informatie,  analyseren  en  interpreteren  van  gegevens,  conclusies trekken, en reflecteren op onderzoeksresultaten).

Schriftelijke en mondelinge vaardigheden

11.  schriftelijk en mondeling presenteren over een complex criminologisch probleem;1�.  schriftelijk verslag doen van criminologisch onderzoek van enige omvang;13.  een eigen mening formuleren over een criminologisch probleem of ontwikkeling;14.  een gefundeerde en beargumenteerde positie innemen in een discussie op het deelgebied 

dat het masterprogramma beslaat.

Algemene vaardigheden, waaronder studievaardigheden

15.  reflecteren op het eigen leerproces en het eigen leerproces sturen en plannen.

183QANU / Criminologie

Bijlage 3  Programma van de bacheloropleiding Criminologie

De formuleringen zijn overgenomen uit de aangeleverde informatie.

Jaar 1Programmaonderdeel ECTSInleiding criminologie 6Project criminologie 6Beginselen strafrecht 6Beginselen staatsrecht 6Actoren in de rechtshandhaving 6Inleiding methoden en technieken 1�Practicum beschrijvende criminologie 6Inleiding sociologie 6Inleiding bestuursrecht 6Totaal 60

Jaar 2 (vanaf �006-�007)Programmaonderdeel ECTSMethoden en technieken 1 6Practicum verklarende criminologie 6Theoretische criminologie 6Inleiding psychologie 6Historische criminologie 4Encyclopedie 8Rechtseconomie 6Forensische psychiatrie 6Materieel strafrecht 6Grensoverschrijdende georganiseerde misdaad 6Totaal 60

Jaar 3Programmaonderdeel ECTSAard, omvang en schade van criminaliteit 4Ontstaan en ontwikkeling van criminaliteit 6Preventie en bestraffing van criminaliteit 6Werkgroep verdieping en synthese 6Formeel strafrecht 8Methoden en technieken � 6Actueel strafrecht 1 6Keuzeruimte 6Onderzoeksvaardigheden in de criminologie + scriptie

1�

TOTAAL BACHELOR 180

184 QANU /Criminologie

Bijlage 4  Programma van de masteropleiding Rechtsgeleerdheid

De formuleringen zijn overgenomen uit de aangeleverde informatie.

Programmaonderdeel ECTSRisicosamenleving 6Levensloopcriminologie 6Sociale organisaties en criminaliteit 6Profileringruimte:•  Criminaliteit in georganiseerd verband•  Levensloop•  Strafrechtelijke handhaving in de praktijk

18

Keuzeruimte 6Afstudeerproject + scriptie 18TOTAAL MASTER 60

185QANU / Criminologie

Bijlage 5  Instroomgegevens

Tabel 1  Ingeschrevenen naar onderwijsvorm en geslacht   Bacheloropleiding CriminologieJaar Ingeschrevenen  Voltijdopleiding Deeltijdopleiding Duaal

Totaal mannen vrouwen Totaal mannen vrouwen Totaal mannen vrouwen Totaal mannen vrouwen

0�/03 138 33 105 1�8 30 98 10 3 7 0 0 003/04 �65 66 199 �50 64 186 15 � 13 0 0 004/05 360 8� �78 337 77 �60 �3 5 18 0 0 005/06 540 131 409 507 1�4 383 33 7 �6 0 0 0

Bron:  KUO-tabel B9.1 (VSNU/CBS DocOnderwijsVisitatie �005)

Tabel 2  Cohortomvang en samenstelling bachelor  Bacheloropleiding Criminologie (voltijdse instroom)* HBO is inclusief de studenten die een schakelprogramma/premaster doen

Jaar Cohortomvang met vooropleidingscategorie TotaalVWO HBO prop HBO* Buitenland Overig

0�/03 6 1 3 1 47 5803/04 �0 0 10 0 �� 5�04/05 36 6 9 1 17 69

Bron:  KUO-tabel B1.1 (VSNU/CBS DocOnderwijsVisitatie �005)

Tabel 3  Ingeschrevenen naar onderwijsvorm en geslacht   Masteropleiding CriminologieJaar Ingeschrevenen  Voltijdopleiding Deeltijdopleiding Duaal

Totaal mannen vrouwen Totaal mannen vrouwen Totaal mannen vrouwen Totaal mannen vrouwen

04/05 43 11 3� 38 11 �7 5 0 5 0 0 005/06 57 10 47 53 10 43 4 0 4 0 0 0

Bron:  KUO-tabel B1.1 (VSNU/CBS DocOnderwijsVisitatie �005)

Tabel 4  Cohortomvang en onderwijs-herkomst masterinstroom  Masteropleiding Criminologie (voltijdse instroom)

Jaar  Eigen universiteit

Andere universiteiten

HBO Buiten HO Totaal

04/ 05 53 0 0 0 53

Bron:  KUO-tabel B1.1 (VSNU/CBS DocOnderwijsVisitatie �005)

186 QANU /Criminologie

187QANU / Criminologie

BIJLAGEN

188 QANU /Criminologie

189QANU / Criminologie

Bijlage A:  Curricula vitae van de leden van de visitatiecommissie

drs. L.G.H. Gunther Moor (1944)Lodewijk Gunther Moor studeerde Politieke en Sociale Wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Tijdens zijn studietijd vervulde hij zijn militaire diensplicht als kanonnier bij de eerste stafbatterij van het Legerkorps Artillerie van de Koninklijke Landmacht en werkte hij onder andere bij het dagblad Trouw, de KLM en een accountantsbureau. Na zijn afstuderen was hij achtereenvolgens werkzaam bij het Seminarium voor de Leer van de Communicatie--middelen (Persinstituut) van de UvA, het Ministerie van Algemene Zaken, het Criminologisch Instituut aan de toenmalige Katholieke Universiteit Nijmegen, het Studiecentrum voor Hogere Politieambtenaren (Politiestudiecentrum) te Warnsveld, het Instituut voor Toegepaste Sociale Wetenschappen (ITS) van de Katholieke Universiteit Nijmegen. Sinds 1999  is hij directeur van de Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie (SMVP) te Dordrecht. De SMVP is een onafhankelijke stichting die zich inzet voor een goed functionerende veiligheidszorg.

prof. dr. R. van Hezewijk (1949)René van Hezewijk is sinds juli �00� hoogleraar Algemene Psychologie,  in het bijzonder de psychologie in het afstandsonderwijs bij de Open Universiteit Nederland. Hij is tevens decaan van de faculteit Psychologie van die instelling. Daarvoor was hij vanaf 198� universitair hoofd--docent voor Theoretische Psychologie en Geschiedenis van de Psychologie bij de Faculteit Soci--ale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht, waar hij van 1997-�00� ook de portefeuille Onderwijs had in het Bestuursteam van die faculteit. Van 1976-198� was hij verbonden aan het Criminologisch Instituut van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de (toenmalige) Katho--lieke Universiteit Nijmegen (thans Radboud Universiteit). Hij studeerde af in sociale psycholo--gie en methoden van sociaalwetenschappelijk onderzoek aan de Universiteit Utrecht in 1976. Van Hezewijk promoveerde in 1985 op een proefschrift over Vooronderstellingen en interpreta--tiestijlen in de psychologie, inzonderheid de psychologie van moreel en crimineel handelen. Hij is als onderwijskundig expert van de OUNL onder meer betrokken geweest bij de ontwikkeling van het QANU-kader en het ontwikkelen van kwaliteitstandaarden voor e-learning. Van Heze--wijk was van 1995-�006 redactiesecretaris van het Nederlands Tijdschrift voor de Psychologie, en vanaf �006 chief editor van the Netherlands Journal of Psychology. Hij bekleedde van 1984-1994 diverse bestuurlijke functies in the International Society for Theoretical Psychology.

drs. M.W. Koppers (1982)Marlies  Koppers  heeft  Bestuurskunde  gestudeerd  aan  de  Universiteit  Leiden  en  is  op  dit moment, aan dezelfde universiteit, bezig met de afronding van haar tweede studie; de master--opleiding Criminologie. Voor haar doctoraalscriptie Bestuurskunde deed zij onderzoek naar de sociale veiligheid in herstructureringswijken. Haar afstudeeronderzoek voor Criminologie richt  zich op de bestrijding van voetbalvandalisme  in Nederland. Koppers was  tot oktober �006 werkzaam als student-assistent op de afdeling Criminologie aan de Universiteit Leiden. Op dit moment werkt zij via het bureau Jonge Honden bij Woningcorporatie PWS te Rot--terdam. Hier ondersteunt zij diverse projecten, op het gebied van onder meer  leefbaarheid, bewonersparticipatie en wijkvisies.

prof. dr. A. Peters (1941)Tony Peters  is emeritus gewoon hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij stu--deerde Politieke en Sociale Wetenschappen en Criminologie aan de KU Leuven, waar hij in 1976 promoveerde in de Criminologie. Hij doceerde er Algemene Criminologie, Victimologie, Penologie, Strafuitvoering en Criminaliteitsbeleid. Tot 1985 was zijn onderzoekswerk vooral 

190 QANU /Criminologie

georiënteerd op de studie van de vrijheidsberoving, de alternatieve straffen en het straftoeme--tingsbeleid. Een onderzoek over crimineel geweld (1986) was het startpunt voor uitgebreid victimologisch onderzoek en het opzetten van actieonderzoek via verschillende projecten van restorative justice, namelijk dader-slachtoffer herstelbemiddeling op het niveau van de straftoe--meting en een project herstelgerichte strafuitvoering in de gevangenis. Zowel het onderwijs als het onderzoek in de betreffende materies leidden tot de publicatie van boeken, tijdschriftbij--dragen, onderzoeksrapporten en andere wetenschappelijke documenten. Hij was gedurende vele  jaren  redactielid  van  Het (Nederlands) Tijdschrift voor Criminologie  en  Panoptikon.  Hij was  voor de opleiding Criminologische Wetenschappen aan de KU Leuven de  initiator  en coördinator  van  verschillende  internationale  uitwisselingsprogramma’s.  In  de  maatschappe--lijke dienstverlening was hij actief in de thuislozenzorg, de justitiële hulpverlening, de slachtof--ferzorg en de dader-slachtofferbemiddeling. Hij werd in januari �006 verkozen tot voorzitter ven The International Society for Criminology.

prof. dr. P. Ponsaers (1952)Paul Ponsaers is licentiaat in de Sociologie en doctor in de Criminologie. Hij startte zijn weten--schappelijke loopbaan als wetenschappelijk medewerker aan de Katholieke Universiteit Leu--ven. Gedurende een tiental jaar was hij als afdelingshoofd Politiebeleidsondersteuning aan de Algemene Rijkspolitie en de Algemene Politiesteundienst verbonden, waar hij projecten startte onder meer  inzake de geregistreerde criminaliteit, de veiligheidsmonitor, de openbare orde--handhaving, de morfologie van politiediensten. Sinds 1998 is hij voltijds verbonden aan de Universiteit Gent, Vakgroep Strafrecht en Criminologie. Intussen promoveerde hij tot hoog--leraar aan deze universiteit. Hij doceert er in de domeinen van de politie- en veiligheidsweten--schappen, de rechtssociologie en in methoden en technieken van het criminologisch onderzoek. Ponsaers is codirecteur van de Onderzoeksgroep Sociale Veiligheidsanalyse en voorzitter van het Centrum voor Politiestudies. Hij is redactielid van de tijdschriften Tijdschrift voor Crimi--nologie, Orde van de Dag, Panopticon en Veiligheidsbeleid  (Handboek Politiediensten). Sinds enkele jaren maakt hij deel uit van de Raad van Advies van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) in Nederland. Hij specialiseert zich op het domein van ‘Community  (Oriented)  Policing’,  ‘financieel-economische  criminaliteit’  en  ‘criminaliteits--analyse’. Omtrent deze thema’s publiceerde hij talrijke artikelen en (bijdragen in) boeken in binnen- en buitenland.

prof. mr. J. Reijntjes (1947)Jan Reijntjes studeerde rechten te Groningen (meesterstitel in 1970). Hij promoveerde daar in 1980 op een dissertatie over strafrechtelijk bewijs. Inmiddels was hij (na het doorlopen van de RAIO-opleiding) werkzaam als officier van justitie te Maastricht. Als zodanig werd hij onder meer aangewezen om (tijdens de parlementaire enquête daaromtrent) op te treden als landelijk officier van justitie inzake de fraude met bouwsubsidies (ABP-fraude). In 1978 benoemd tot hoogleraar  strafrecht  en  hoogleraar-directeur  aan  de  Open  Universiteit  te  Heerlen,  was  hij onder meer vele  jaren voorzitter van het European Program Committee on Law (een insti--tutie van de gezamenlijke afstandsuniversiteiten in Europa). In �005 werd hij decaan van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van de Nederlandse Antillen (UNA) op Curaçao. Reijntjes publiceerde zowel op het gebied van het strafprocesrecht, als op dat van het materiële strafrecht en het internationale strafrecht. Hij is lid van de redactie van The Law Tea--cher (The International Journal of Legal Education, Sweet and Maxwell, Londen) en Strafblad (SDU, Den Haag), verder vast medewerker van het Tijdschrift voor Antilliaans Recht/Justicia, vast  annotator  strafrecht van de Nederlandse  Jurisprudentie  en  lid van de  redactie  van een tweetal boekenseries (Pareltjes Strafrecht en Strafrechtsdagen, beide Kluwer, Deventer).

191QANU / Criminologie

E.M. Witzier, MSc (1980)Elzemarie Witzier heeft Criminologie gestudeerd aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. In september �006 is zij afgestudeerd in de richting strafrechtelijke handhaving in de praktijk. Tijdens haar studie was zij onder meer voorzitter van de studievereniging Crime Does Pay van de VU. Voor haar masterscriptie deed zij onderzoek bij het Centrum voor Politie- en Veilig--heidswetenschappen. In het kader van het onderzoek van prof. dr. J. Naeyé naar geweld van en tegen politieambtenaren, schreef zij een scriptie met als onderwerp de effectiviteit van de Integrale Beroepsvaardigheden Training in relatie tot het geweld dat executieve politieambte--naren op straat laten zien. Witzier is sinds juli �006 werkzaam als beleidsmedewerker bij de Divisie Recherche van het regiokorps Utrecht. Hier geeft zij beleidsadvies en werkt zij mee aan het verbeteren van de kwaliteit in de opsporing.

19� QANU /Criminologie

193QANU / Criminologie

Bijlage B:  Bezoekprogramma’s visitatiecommissie Criminologie  2006

zondag 21 mei ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM17.00 Voorbespreking18.30 Diner   maandag 22 mei ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM09.00 - 09.45 Management/leiding van de opleiding (opleidingsbestuur), 

eindverantwoordelijke zelfstudie, visitatiecoördinator, coördinator interne kwaliteitszorg

09.45 - 10.30 Studenten uit bacheloropleiding10.30 - 10.45 Korte nabespreking, identificeren gesprekspunten komende gesprekken10.45 - 11.30 Studenten uit masteropleiding11.30 - 1�.15 Docenten bacheloropleiding1�.15 - 13.15 Lunch13.15 - 14.00 Docenten masteropleiding14.00 - 14.30 Studenten betrokken bij kwaliteitszorg en bestuur (studenten OC/bestuur)14.30 - 14.45 Korte nabespreking, identificeren gesprekspunten komende gesprekken14.45 - 15.30 Docentleden OC en ExCie15.30 - 16.15 Gesprek met ondersteunde staf (stagebegeleiders, studieadviseurs, 

internationalisering) 16.15 - 16.30 Pauze16.30 - 17.30 Bezoek onderwijsruimten, bibliotheek, et cetera  Spreekuur (alleen vz en secretaris)17.30 - 18.00 Alumni18.00 - 18.30 Informele openbare receptie commissie18.30 - �0.00 Diner�0.00 - �1.30 Nabespreking, formuleren voorlopige conclusies en aandachtspunten, 

voorbereiding op komende gesprekken en rapportage   dinsdag 23 mei ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM & UNIVERSITEIT 

UTRECHT09.00 - 09.30 Documenten analyse09.30 - 10.30 Faculteitsbestuur, opleidingsmanagement10.30 - 13.30 Vergadering commissie, incl. lunch13.30 - 14.00 Mondelinge rapportage14.00 - 15.00 Reis naar Utrecht, voorbespreking UU16.15 - 17.00 Management/leiding van de opleiding (opleidingsbestuur), 

eindverantwoordelijke zelfstudie, visitatiecoördinator, coördinator interne kwaliteitszorg, OC

17.00 - 17.30 Gesprek met ondersteunde staf (stagebegeleiders, studieadviseurs, internationalisering) 

17.30 - 18.00 Alumni18.00 - 18.30 Informele openbare receptie commissie18.30 - �0.00 Diner�0.00 - �1.30 Nabespreking, formuleren voorlopige conclusies en aandachtspunten, 

voorbereiding op komende gesprekken en rapportage

194 QANU /Criminologie

woensdag 24 mei UNIVERSITEIT UTRECHT09.00 - 09.45 Studenten uit masteropleiding (incl. studentlid OC, vz studievereniging)09.45 - 10.30 Docenten masteropleiding10.30 - 11.30 Bezoek onderwijsruimten, bibliotheek, et cetera  Spreekuur (alleen vz en secretaris)11.30 - 1�.00 Docenten OC en ExCie1�.00 - 1�.45 Lunch1�.45 - 13.30 Faculteitsbestuur13.30 - 16.30 Vergadering commissie16.30 - 17.00 Mondelinge rapportage

zondag 25 juni UNIVERSITEIT LEIDEN17.00 Voorbespreking18.30 Diner

   maandag 26 juni UNIVERSITEIT LEIDEN09.00 - 10.00 Documentenanalyse10.00 - 11.00 Management/leiding van de opleiding (opleidingsbestuur), eindverant-

woordelijke zelfstudie, visitatiecoördinator, coördinator interne kwaliteitszorg11.00 - 11.45 Studenten uit bacheloropleiding11.45 - 1�.00 Korte nabespreking, identificeren gesprekspunten komende gesprekken1�.00 - 1�.45 Studenten uit masteropleiding1�.45 - 13.45 Lunch13.45 - 14.30 Docenten bacheloropleiding14.30 - 14.45 Korte nabespreking, identificeren gesprekspunten komende gesprekken14.45 - 15.30 Docenten masteropleiding15.30 - 16.15 Studenten betrokken bij kwaliteitszorg en bestuur (studenten OC/bestuur)16.15 - 16.30 Korte nabespreking, identificeren gesprekspunten komende gesprekken16.30 - 17.15 Docentleden OC en ExCie17.15 - 18.00 Alumni18.00 - 19.00 Pauze19.00 - �1.00 Diner  Nabespreking, formuleren voorlopige conclusies en aandachtspunten, 

voorbereiding op komende gesprekken en rapportage   dinsdag 27 juni UNIVERSITEIT LEIDEN09.00 - 09.30 Gesprek met ondersteunde staf (stagebegeleiders, studieadviseurs, 

internationalisering) 09.30 - 10.30 Rondleiding / parallel: spreekuur (vz + secr)10.30 - 11.00 Voorbereiding gesprek Faculteitsbestuur11.00 - 1�.00 Gesprek Faculteitsbestuur / opleidingsmanagement1�.00 - 13.00 Lunch13.00 - 16.00 Vergadering visitatiecommissie: gezamenlijke bespreking checklist, opstellen van 

mondelinge rapportage en vastleggen voorlopige conclusies en aanbevelingen16.00 - 16.30 Mondelinge rapportage17.00 Reis naar Amsterdam18.30 - �0.00 Diner  Voorbespreking VU

195QANU / Criminologie

woensdag 28 juni VRIJE UNIVERSITEIT AMSTERDAM09.00 - 10.00 Documentenanalyse10.00 - 11.00 Management/leiding van de opleiding (opleidingsbestuur), 

eindverantwoordelijke zelfstudie, visitatiecoördinator, coördinator interne kwaliteitszorg

11.00 - 11.45 Studenten uit bacheloropleiding11.45 - 1�.00 Korte nabespreking, identificeren gesprekspunten komende gesprekken1�.00 - 1�.45 Studenten uit masteropleiding1�.45 - 13.45 Lunch13.45 - 14.30 Docenten bacheloropleiding14.30 - 14.45 Korte nabespreking, identificeren gesprekspunten komende gesprekken14.45 - 15.30 Docenten masteropleiding15.30 - 16.15 Studenten betrokken bij kwaliteitszorg en bestuur (studenten OC/bestuur)16.15 - 16.30 Korte nabespreking, identificeren gesprekspunten komende gesprekken16.30 - 17.15 Docentleden OC en ExCie17.15 - 18.00 Alumni18.15 - 18.45 Informele openbare receptie commissie18.45 - �1.00 Diner  Nabespreking, formuleren voorlopige conclusies en aandachtspunten, 

voorbereiding op komende gesprekken en rapportage   donderdag 29 juni VRIJE UNIVERSITEIT AMSTERDAM09.00 - 09.30 Gesprek met ondersteunde staf (stagebegeleiders, studieadviseurs, 

internationalisering) 09.30 - 10.30 Rondleiding / parallel: spreekuur10.30 - 11.00 Voorbereiding gesprek Faculteitsbestuur11.00 - 1�.00 Gesprek Faculteitsbestuur / opleidingsmanagement1�.00 - 13.00 Lunch13.00 - 16.00 Vergadering visitatiecommissie: gezamenlijke bespreking checklist, opstellen 

van mondelinge  rapportage en vastleggen voorlopige conclusies en aanbevelingen

16.00 - 16.30 Mondelinge rapportage

196 QANU /Criminologie

197QANU / Criminologie

Bijlage C:  Checklist  voor  de  onderwijsvisitatie  Criminologie 2006

Checklist Universiteit ………………

In deze checklist worden de zes kwaliteitsonderwerpen uit het NVAO-kader opgesomd met per onderwerp een aantal  facetten. De checklist wordt  tijdens de visitatiebezoeken door de commissie gehanteerd voor intern gebruik. Vóór de afsluitende mondelinge rapportage wordt zij gezamenlijk door de commissie  ingevuld en worden de voorlopige scores bepaald. In de slotvergadering  van  de  commissie  wordt  de  definitieve  waardering  vastgesteld,  omdat  alle op leidingen dan vergelijkenderwijs op een rij kunnen worden gezet.

Per facet wordt in overeenstemming met het NVAO-kader een score toegekend in een vier--puntsschaal (variërend van excellent tot onvoldoende) en per kwaliteitsonderwerp wordt op basis van de scores voor de onderliggende facetten een voldoende of een onvoldoende toege--kend. Daarbij worden de beslisregels conform het NVAO-kader gevolgd.

De volgende betekenis werd door de Visitatiecommissie Criminologie  aan de  scores  toege--kend:

e =  excellent, d.w.z. het kwaliteitsniveau is (nationaal en/of internationaal) een voorbeeld van ‘best practice’

g =  goed, d.w.z. het kwaliteitsniveau stijgt significant uit boven de basisstandaard of -norm.v =  voldoende, d.w.z. het kwaliteitsniveau beantwoordt aan de basisstandaard of -norm.o =  onvoldoende, d.w.z. het kwaliteitsniveau voldoet niet aan minimaal de basisstandaard of 

-norm.

198 QANU /Criminologie

Onderwerp Oordeel

(+/-)

Facet  Oordeel

(o/v/g/e)

Opmer-kingen

1. Doelstellingen van de opleiding

F1. Domeinspecifieke eisen

F�. NiveauF3. Oriëntatie

�. Programma F4. Eisen woF5. Relatie doelstellingen en programmaF6. Samenhang programmaF7. StudielastF8. InstroomF9. Omvang programmaF10. Afstemming vormgeving en inhoudF11. Beoordeling en toetsing

3. Inzet van personeel

F1�. Eisen woF13. Kwantiteit personeelF14. Kwaliteit personeel

4. Voorzieningen F15. Materiële voorzieningenF16. Studiebegeleiding

5. Internekwaliteitszorg

F17. Evaluatie resultatenF18. Maatregelen tot verbeteringF19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld

6. Resultaten F�0. Gerealiseerd niveauF�1. Onderwijsrendement