saxion.nl/impt
BiomimicryBiologie als ontwerp- en innovatietool
Innovatief Materialen Platform Twente
2 3
Biology, like technology, is reliant on materials for the structures it makes. These
structures also have to be cheap and reliable. Evolutionary fitness
(and therefore survival) is, in part, value based – the survival of the cheapest. Success
requires the ability to compete for, and survive upon, resources
that may be scarce.
Prof. Dr. Julian Vincent1
Inhoudsopgave
1 Inleiding 1.1 Waarom staat biomimicry in de belangstelling? 1.2 Biomimicry - a game changer 1.3 Bio-wat?
2 Biomimicry nader bekeken 2.1 Biomimicry ontwikkelingsrichtingen 2.2 Biomimicry: drie niveaus van leren 2.3 Redenen om biomimicry in de praktijk toe te passen
3 Biomimicry & de productontwerper 3.1 Algemeen 3.2 Biomimicry als ontwerptool voor duurzaamheid: Life’s Principles 3.3 Biomimicry: het ontwerpproces 3.4 Ask Nature en de biomimicry taxonomie 3.5 Ontwerpprocessen uit de praktijk nader bekeken
4 Voorbeelden uit de praktijk 4.1 µMist®: verneveling onder lage druk 4.2 Flectofin: een scharnierloos zonweringsysteem 4.3 Pax scientific: efficiëntie door geometrie uit de natuur 4.4 Interfaceflor: de natuur als maatstaf toegepast op tapijttegels 4.5 O-foil Wing Propulsion: van zwembeweging naar voortstuwing schepen 4.6 Haynest: van vogelnestjes naar verpakkingsmateriaal 4.7 Ornilux: Vogelvriendelijk glas in gebouwen 4.8 Sharklet technologies: vermindering van weerstand en aangroei
parasieten 4.9 Whale power: verbeteren van windturbines met behulp van de bultrugwalvissen
5 Evaluatie
6 Bronnen
7 Bronnen afbeeldingen
Bijlagen: vergrotingen afbeeldingen, inlegvellen
5556
88
1316
181819
202729
343434353636
373838
39
40
42
44
1 Vincent J.V.F. (2010)
4 5
Biomimicry fascineert. En wel op een manier die totaal verschillend en veel sterker is dan an-
dere gebieden van onderzoek en ontwikkeling2. Dit komt ondermeer tot uiting in het aantal
publicaties en artikelen in wetenschappelijke en semiwetenschappelijke uitgaven, die vrijwel
altijd gepaard gaan met prachtige afbeeldingen. Ook neemt het aanbod van documentaires op
televisie en radio met biomimicry als onderwerp toe. En last but not least: biomimicry blijkt
een sterke aantrekkingskracht op (beginnende) studenten te hebben, daar waar technische
opleidingen niet altijd even populair zijn.
Ook in Nederland is er in toenemende mate interesse voor biomimicry oftewel voor innovatie
geïnspireerd op de natuur. Op dit moment is er vooral veel interesse vanuit (product)ontwerp
gerelateerde bedrijfstakken, onderwijsinstellingen, de architectuur en de bouwwereld. Maar er
is ook een groeiende interesse waar te nemen vanuit de management en (bedrijfs-)economi-
sche hoek. Dit blijkt onder andere uit de groeiende stroom van artikelen en publicaties al dan
niet voorzien van prachtige afbeeldingen van natuurlijke organismen. Deze uitgave geeft een
beeld van wat biomimicry nou eigenlijk is en welke rol biomimicry kan vervullen bij product-
ontwikkeling. Met behulp van veel voorbeelden uit de (ontwerp)praktijk laten we zien wat de
mogelijkheden en toepassingen van biomimicry voor professionele productontwikkeling zijn.
Het verheugt mij u namens het Innovatief Materialen Platform Twente (IMPT) dit boekje aan te
bieden. Het IMPT is een project dat mede mogelijk is gemaakt door de Provincie Overijssel en
de Regio Twente. De partners zijn Saxion Kenniscentrum Design en Technologie (penvoerder),
Industrial Design Centre, en biomimicryNL en er wordt intensief samengewerkt met het regio-
nale bedrijfsleven. Het Innovatief Materialen Platform Twente (IMPT) verzamelt en distribueert
kennis over nieuwe, innovatieve materialen en biedt de mogelijkheid om producten te ontwik-
kelen met die innovatieve materialen. De insteek is om de eigenschappen van een materiaal
enerzijds, te verbinden met een vraag of toepassing uit de markt anderzijds. De ambitie is om
‘open minds’ bij bedrijven te bereiken door de kennis over de bruikbaarheid van de nieuwe
(materiaal)mogelijkheden voor het MKB te vergroten. Dit moet leiden tot ontwerpcases waarin
productontwerpers, materiaaldeskundigen en MKB-ers samenwerken aan innovaties
Het boekje ‘Biomimicry; biologie als ontwerp- en innovatietool’ heeft als doel om ontwerpers te
inspireren biomimicry in het ontwerpproces in te zetten als innovatietool.
Dit boekje laat heel goed zien hoe samenwerking kan leiden tot nieuwe inzichten in ontwerp-
processen. Het is geschreven onder verantwoordelijkheid van biomimicryNL onder meer ge-
bruikmakend van de input en ervaringen opgedaan in het kader van het IMPT-project.
Karin van Beurden, lector Product Design,
Saxion Kenniscentrum Design en Technologie
Voorwoord
1.1 Waarom staat biomimicry in de belangstelling?Afgelopen decennia is het bedrijfsleven in toenemende mate complexer en chaotischer ge-
worden3. Daarnaast komen vanuit de maatschappij steeds meer geluiden die aandringen op
zorgvuldiger omgang met onze natuurlijke leefomgeving, bewuster gebruik van onze (grond-
stof)bronnen en vermindering van onze hoeveelheid afval en waar mogelijk te recyclen of te
hergebruiken. Grondstoffen beginnen schaars te worden, een feit dat ook zichtbaar wordt in
de sinds 2001 stijgende grondstofprijzen.
We hebben op dit moment meer nodig dan onze planeet ons jaarlijks kan bieden. Uit het Living
Planet Report 2012 blijkt dat op dit moment 50% meer grondstoffen per jaar worden verbruikt
dan de aarde kan verschaffen. Het natuurlijke kapitaal neemt af en de ecologische footprint
neemt toe. De balans tussen wat de natuur geeft en wat de mens neemt raakt meer en meer
zoek. Deze situatie is op lange termijn niet houdbaar en vraagt om een (alternatieve) aanpak.
Als we namelijk nog lang op deze aarde willen blijven rondlopen, wordt het hoog tijd dat we
de balans weer gaan herstellen. Dat betekent slimmer omgaan met de middelen die ons ter
beschikking staan, meer repareren, hergebruiken, recyclen en minder afval produceren.
Biomimicry biedt handvatten om zowel de toenemende complexiteit en chaos, als de uitdagin-
gen die het functioneren binnen de grenzen van onze planeet met zich meebrengt (grondstof-
fen, afval, energie etc.) het hoofd te kunnen bieden.
1.2 Biomimicry - a game changerWereldwijd is er een groeiend besef dat economische groei en welvaart afhankelijk is van het
instandhouden van natuurlijke systemen, grondstoffen en hulpbronnen. Uit het onderzoek
‘Global Biomimicry Efforts; an economic game changer’, uitgevoerd door het Fermian Business
& Economic institute Californië (2010), komt naar voren dat biomimicry goede mogelijkheden
biedt om economische en ecologische doelstellingen te verenigen. In dit rapport wordt bio-
mimicry gekwalificeerd als ‘major economic game changer’. Over 15 jaar zal in de Verenigde
Staten de omzet van met behulp van biomimicry ontwikkelde producten naar schatting $300
miljard bedragen. Daarnaast is de verwachting dat innovaties gebaseerd op biomimicry een
grote invloed gaan hebben op het verminderen van economische kosten op het gebied van
vervuiling, afval en de uitputting van natuurlijke grondstoffen.
Geschat wordt dat dit neerkomt op $50 miljard op het gebied van CO2-reductie en de verlich-
ting van druk op schaarse grondstoffen. Uit ditzelfde onderzoek blijkt dat bedrijven die door
biomimicry geïnspireerde producten verkopen in de eerste jaren na introductie de omzet
jaarlijks verdubbelen, doordat ze duidelijke productvoordelen bieden. Veel van deze producten
1 Inleiding
2 V.Gleich et al, potential and trends in biomimetics, 2010 p28 3 Dargent (2011) p.6
6 7
simpele materialen die op bepaalde manieren gerangschikt worden, waarbij passieve controle
en sensorieke methoden worden toegepast. Binnen techniek en engineering wordt veel meer
energie verbruikt4 en de resultaten zijn vaak minder indrukwekkend. Dit is niet verwonderlijk;
de evolutie heeft miljoenen jaren ontwikkeling achter de rug, terwijl techniek en engineering
(in formele zin) is gebaseerd op natuurkundige principes en wiskundige modellen gecombi-
neerd met artistiek en functioneel ontwerp. Relatief nieuw en modern dus5.
Vaak streven de oplossingen ontwikkeld in de natuur onze oplossingen aan alle kanten voor-
bij, zowel ten aanzien van de gebruikte techniek als ten aanzien van de esthetica. Oplossingen
ontwikkeld in de natuur zijn vaak ingenieus, duurzaam en stabiel onder veranderende omstan-
digheden. Ze hebben mede daardoor een laag risico.
Sinds het uitkomen van het boek van Benyus staat biomimicry volop in de belangstelling. Maar
biomimicry is geen nieuwe, maar meer een vergeten wetenschap. Er zijn tal van voorbeelden
uit de geschiedenis waar de mens zich tot de natuur wendde voor inspiratie. Een bekend voor-
beeld is Leonardo Da Vinci. Hij maakte schetsen van vliegmachines die geïnspireerd waren op
de vleugels van een vogel. Eind jaren vijftig van de vorige eeuw onderzochten de Amerikaanse
biofysicus Otto Schmidt en doctor Jack Steel al machineontwerpen geïnspireerd op de natuur.
Daarbij gebruikten ze voor het eerst de termen biomimetics en bionics.
Naast biomimicry worden ook biomimetics, bionics, bionik en bionica gebruikt. De overeen-
komst tussen al deze termen ligt in: leren van de natuur. Waar bij biomimicry ook het duur-
zaamheidsaspect een nadrukkelijke rol speelt (maatstaf en mentor), speelt dat bij biomimetics
en bionica minder en ligt de nadruk meer op technologische ontwikkeling.
In deze uitgave gebruiken we de volgende definitie:
Biomimicry is het leren van de natuur; innovatie op basis van het onderzoeken van natuurlijke
en door de evolutie geoptimaliseerde biologische structuren, functies, processen en systemen,
waarbij er aandacht is voor zowel het technologische als het duurzaamheidsaspect.
Zoals wel vaker het geval is met definities, dekt ook deze definitie de lading niet compleet.
Dit wordt mede veroorzaakt door de enorme dynamiek die op dit moment in het vakgebied
plaatsvindt, zowel in omvang als in het aantal verschillende vakgebieden dat werkzaam is bin-
nen biomimicry.
Karakteristiek voor biomimicry is in ieder geval een combinatie van de volgende elementen:
(1) nieuwe (technische) mogelijkheden voor
(2) innovaties die maatschappelijke problemen oplossen en/of tegemoet komen aan behoeften en
(3) ‘leren van de natuur’, oftewel meer preciezer uitgedrukt: leren, in de brede zin van het
woord, van biologisch onderzoek (Gleich et al, 2010).
bieden consumenten namelijk lager energieverbruik, minder afval, betere performance tegen
een gelijke, vaak zelfs lagere prijs dan van de bestaande producten.
Waar wachten we nog op?
1.3 Bio-wat?De term biomimicry is afgeleid van de samentrekking van de Griekse woorden bios ’leven’ en
mimesis ’imiteren’, dus letterlijk ’het leven imiteren’.
De term biomimicry werd voor het eerst gebruikt door Janine Benyus in haar boek ‘Biomimcry,
innovation inspired by nature’ (1997). Daarbij hanteerde zij de volgende definitie:
Van het Griekse bios, leven en mimesis, imiteren.
1. De natuur als model. Biomimicry is een nieuwe wetenschap die de voorbeelden uit de natuur
bestudeert en imiteert of als inspiratie gebruikt om problemen in het mensdomein (geïn-
dustrialiseerde samenlevingen) op de te lossen, bijvoorbeeld een zonnecel geïnspireerd op
een blad.
2. De natuur als maatstaf. Biomimicry past ecologische maatstaven toe om de ‘passendheid’/
‘juistheid’ van innovaties te bepalen. Na 3,8 miljard jaar evolutie heeft de natuur geleerd:
Wat werkt. Wat geschikt is. Wat blijvend is.
3. De natuur als mentor. Biomimicry is een nieuwe manier van kijken naar en waarderen van de
natuur. Het introduceert een tijdperk dat niet gebaseerd is op wat we uit de natuur kunnen
halen, maar wat we van de natuur kunnen leren.
Biomimicry draait dus om het nastreven van de genialiteit van de natuur op het gebied van
ontwerpen van producten, processen en systemen.
Er is sinds 3,8 miljard jaar leven op aarde aanwezig. Dit heeft zich ontwikkeld van de eerste
basale levensvormen tot de vaak zeer geavanceerde levensvormen die we nu in de natuur
tegenkomen. Sinds het ontstaan van de eerste levensvormen hebben de organismen en (eco)
systemen op aarde uitgevonden wat werkt, wat passend is binnen de context en wat bijdraagt
aan overleven.
De natuur is in staat op de meest economische manier haar doelstellingen te behalen in ter-
men van energie en materiaalgebruik. Biologie maakt namelijk gebruik van een beperkt aantal
4 Vincent J.V.F. (2010) p 169
5 Allen R. (2010) p 8
Zie bijlage voor een grotere weergave
van de geologische tijdsipiraal
8 9
2 Biomimiry nader bekeken
2.1 Biomimicry: ontwikkelingsrichtingenBij zich snel ontwikkelende nieuwe vakgebieden/kennisgebieden zijn er vaak verschillende in-
valshoeken en toepassingsmethodieken te onderscheiden, elk met een eigen onderverdeling.
In dit hoofdstuk geven we een overzicht van de drie voornaamste ontwikkelingsgebieden, de
drie niveaus van leren van de natuur en de drie voornaamste redenen om biomimicry toe te
passen in de praktijk.
Biomimicry focusgebieden binnen wetenschappelijk onderzoek
Het werkveld van biomimicry wordt verdeeld in drie niveaus van ontwikkeling6. Elk opvolgend
niveau borduurt voort op de grenzen van het voorgaande niveau.
1 Functionele morfologie, de relatie tussen biologische vorm of structuur en functie.
2 Biocybernetica, sensortechnologie en robotica.
3 Nanobiomimetics, moleculaire zelforganisatie en nanotechnologie.
Zie ook de voorbeelden in de kaders op de volgende pagina’s.
1. Functionele morfologie: de relatie tussen biologische vorm of structuur en functie
Deze eerste en oudste vorm van biomimicry focust op biologische (uitwendige bouw en) vor-
men en/of structuren in relatie tot hun functie. De basis hiervan ligt in het observeren van de
natuur. De uitvindingen van Leonardo Da Vinci zijn hiervan een goed voorbeeld. Hij maakte
gebruik van onder andere studies van de natuur en de anatomie.
Binnen het vorm/functie niveau worden met name resultaten geboekt als de specifieke functie
is gerelateerd aan de uitwendige vorm en niet afhankelijk is van het materiaal en de technologie
waarmee het ontwerp wordt gerealiseerd. Opvallend is dat de meeste succesvolle uitvindingen die
een toepassing gevonden hebben in de praktijk op het gebied van vorm/functie zijn geboekt in
gebieden die zijn afgeleid van of gerelateerd zijn aan aero- en hydrodynamica.
Om echt gebruik te kunnen maken van technologieën die ontstaan zijn door natuurlijke selec-
tie is het noodzakelijk gedetailleerd onderzoek te doen naar structuur en werking van biologi-
sche fenomenen. Deze vinden vooral plaats op micro- en nanoniveau. Pas recentelijk is men in
staat deze met behulp van de nieuwste technieken te ontrafelen.
Een natuurlijke ontwerp (van het organisme) is vaak multifunctioneel en functies zijn niet altijd
duidelijk herkenbaar. Pas als de relatie tussen vorm en functie duidelijk is kun je die gebruiken
en abstraheren.
Voorbeeld: De Bionic-conceptcar: een ontwerp waarin functionele morfolo-gie centraal staat
Een bekend voorbeeld van functionele morfologie is de Bionic-conceptcar van Mercedes-Benz.
Voor de volgende generatie kleine, zuinige auto’s hebben de ontwerpers bij Mercedes-
Benz voor inspiratie naar de oceaan gekeken. Deze keer hebben ze met opzet de slanke,
snel zwemmende vissen als haaien genegeerd, en gekeken naar vissen met wat meer in-
houdelijk volume, net als een auto. De koffervis (Ostraction-klasse) heeft iedereen verrast
toen bleek hoe gestroomlijnd ze eigenlijk is. De ontwerpers hebben een auto ontworpen
gebaseerd op de vorm, huid en botstructuur van deze vis.
Bij het ontwerp van deze auto is gebruik gemaakt van CAO (computer-aided optimization)
en SKO software (soft kill option) ontwikkeld door Claus Mattheck (Karslruhe Research
Centre). Deze software is gebaseerd op uitgebreide studies van Claus Mattheck naar bio-
mechanica van bomen (Tree Biomechanics). Het gebruik van deze software tijdens het
ontwerpproces resulteert in ontwerpen die lichter maar wel sterk genoeg zijn. (Een vol-
gens deze methode ontworpen motorophanging voor Opel bleek bijvoorbeeld 25% lichter
en 60% stabieler te zijn dan conventioneel ontworpen ophangingen).
Met behulp van CAO/SKO is het gewicht van de bionic car met 30% teruggebracht, zonder
de stabiliteit, veiligheid en handelbaarheid van de auto is aangetast. De Bionic conceptcar
verbruikt gemiddeld 2,8 liter benzine per 100 km en het is niet eens een hybride. De
ontwerpprincipes waarmee is gewerkt, zullen gebruikt worden als basis voor toekomstige
generaties kleine auto’s.
6 v.Gleich et al (2010) p. 19-24
10 11
2. Biocybernetica, sensortechnologie en robotica
Waar het eerste gebied van ontwikkeling binnen biomimicry zich bezig houdt met vorm en
functie kenmerkt het tweede gebied van ontwikkeling zich door de focus op biologische vor-
men van signaal- en informatieverwerking. Dit heeft geleid tot succesvolle technische imple-
mentaties op het gebied van bio-cybernetica, sensoriek en robotica.
Dit is het gebied dat ‘bionics’ genoemd wordt. Waar bij het eerste focusgebied (functionele
morfologie) de verdere ontwikkeling van het vakgebied is gebaseerd op systematische biologie
(zoölogie en botanie), is het tweede ontwikkelingsgebied, gebaseerd op een totaal verschil-
lende, maar nog steeds typisch op biomimicry gebaseerde logica. De fundamentele aanpak
van zowel biocybernetica, sensorfysiologie en neuropsychologie, als van de ecosysteemtheo-
rie is namelijk ontwikkeld op basis van technische vakgebieden zoals elektronica. Zonder de
kennis uit deze niet aan biologie gerelateerde vakgebieden was verdere ontwikkeling wellicht
onmogelijk geweest. Het menselijke brein en lichaam vormen nog steeds het ongeëvenaarde
voorbeeld van biocybernetica, sensortechnologie en robotica.
3. Nano biomimetics, moleculaire zelforganisatie en nanotechnologie
Het derde ontwikkelingsgebied is het meest recente en speelt zich af op moleculair en nano-
niveau. Dit gebied vindt haar basis in de voortgang die geboekt is op het gebied van nano-
technologie. Het richt zich naast processen waarbij moleculen zichzelf organiseren ook op de
ontwikkeling van individuele moleculen tot cellen, weefsel en uiteindelijk organismen. Hierbij
wordt ook aandacht geschonken aan (zelf)helend vermogen en herstructurering (reconfigura-
tie) onder invloed van belasting.
Dit derde gebied van ontwikkeling is mo-
menteel extreem in beweging. Op afzien-
bare termijn zijn er baanbrekende resulta-
ten te verwachten, waarbij de beperkingen
die binnen het eerste gebied van ontwik-
keling spelen (functionele morfologie) ge-
slecht kunnen worden. Dit betreft vooral de
op dit moment onmogelijke productie van
hiërarchische structuren op moleculair- en
nanoniveau. De productie van oppervlakte-
texturen, zoals die gebaseerd op het lotus-
blad of haaienhuid, worden dan mogelijk.
Dit door het toepassen van de principes van
Voorbeeld: De NanoForceGripper: een ontwerp waarbij biocybernetica, sensor-technologie en robotica centraal staat
Festo, gevestigd in Delft, is een wereldwijde marktleider en leverancier van pneumatische en
elektrische automatiseringstechnieken. Festo is oprichter van het Bionic Learning Network
dat een integraal onderdeel vormt binnen de innovatieprocessen van Festo. Binnen dit net-
werk werkt Festo samen met vooraanstaande universiteiten, instituten en bedrijven. Festo
maakt al jaren gebruik van ideeën uit de natuur als basis voor nieuwe technologieën en in-
dustriële toepassingen.
Een recente ontwikkeling betreft de bionische grijper: de NanoForceGripper. Bij de Nano-
ForceGripper hebben engineers zich laten inspireren door de wijze waarop een gekko lijkt
vast te ‘kleven’ aan zijn ondergrond. Onderzoek wijst uit dat dit mogelijk is dankzij kleine,
intermoleculaire aantrekkingskrachten die we kennen als Van der Waals krachten. Dergelijke
krachten zijn ook op te wekken door de Gecko® Nanoplast® tape die aan de onderzijde maar
liefst 29.0002 grijpelementjes per cm2 bevat. Wanneer de grijper – voorzien van deze tape
– eenmaal een onderdeel heeft opgepakt, is deze vervolgens in staat het permanent vast
te houden zonder hiervoor energie te gebruiken. Er is pas weer energie nodig wanneer de
grijper het component moet loslaten en neerzetten. De tape wordt in deze fase van de com-
ponenten afgepeld door een structuur met Fin Ray Effect® (gebaseerd op de werking van een
vissenstaart). Door een duw-duw mechanisme dat de structuur vervormt, wordt het effectieve
vasthoudvlak steeds kleiner totdat het object voorzichtig is losgelaten. Deze specifieke ken-
merken maken de NanoForceGripper ondermeer geschikt voor de handeling van gevoelige en
kwetsbare producten met gladde oppervlakken, zoals beeldschermen of mobiele telefoons
tijdens het productieproces. Daarbij gebruikt de NanoForceGripper weinig energie. Detailopname Lotuseffect
12 13
moleculaire zelforganisatie in bijvoorbeeld ‘template controlled crystallisation’ en andere ‘bot-
tom up’ nanotechnologieën.
Omdat het meeste onderzoek zich nog in de beginfase bevindt zijn er in dit ontwikkelingsgebied
nog niet of nauwelijks grote innovatieve successen bereikt.
2.2 Biomimicry: drie niveaus van lerenEr zijn vele pogingen gedaan om het biomimicry of biomimetic werkveld te categoriseren.
Hierbij werd in het ene geval gekozen voor het toepassingsgebied (bijvoorbeeld werktuigbouw-
kunde of klimaatbeheersing), en in het andere geval voor de technische functie (bijvoorbeeld
locomotive of sensorbiomimetics). Het probleem bij pogingen om tot categorieën of classifica-
ties te komen is dat biomimicry in principe van toepassing is op alle wetenschappelijke gebie-
den, van werktuigbouwkunde en industrieel productontwerp tot economie.
Naast classificaties naar toepassingsgebied of functies zijn er drie niveaus van leren7 te onder-
scheiden binnen biomimicry:
1. Het leren van de uitkomsten van het evolutieproces (klittenband, vliegtuig vleugels etc.).
2. Het leren van het evolutieproces (optimalisatietechnieken en strategieën).
3. Het leren van de (succes)principes van de evolutie (circulaire economie, aanpassend vermogen).
1. Leren van de uitkomsten van het evolutieproces
Op dit niveau wordt vooral geleerd van en inspiratie opgedaan door de structuren en de me-
chanismen van levende organismen, zoals deze worden beschreven in de biologie, de natuur
als model.
Dit eerste niveau van leren wordt in de praktijk het meest toegepast. De doorontwikkeling
en het krachtiger worden van onder andere slow-motion camera’s en elektronenmicroscopen
hebben verdere verdieping van dit niveau mogelijk gemaakt. Zonder het gebruik van deze
instrumenten zou de analyse van vorm-functie relaties nagenoeg onmogelijk geweest zijn. De
Van der Waals krachten in een Geckozool, of de structuur van de lotusbladen die leiden tot de
zelfreinigende eigenschappen zouden dan nog steeds een mysterie zijn geweest.
De resultaten die tot dusver op dit niveau van leren geboekt zijn rechtvaardigen in zekere mate
de claim ‘validatie van technologie door het evolutieproces’. Wat in ieder geval naar voren komt is
de meer holistische ontwerpbenadering. Hierbij wordt meer rekening gehouden met de volledige
complexiteit van de context waarin het ontwerp moet functioneren. De nadruk ligt meer op het ‘in-
passen’ en ‘aanpassen’ aan de natuurlijke omstandigheden dan op pogingen deze te controleren.
Voorbeeld: nacre paper, recent onderzoek op het gebied van nanobiomi-metics, moleculaire zelforganisatie en nanotechnologie
Biologische materialen fascineren. Ze zijn licht van gewicht en in staat om extreme krach-
ten te trotseren. Daarbij worden ze geproduceerd, bij kamertemperatuur, onder normale
temperaturen, met behulp van chemie op waterbasis en met grondstoffen die lokaal aan-
wezig zijn, duurzaam dus.
Op dit moment wordt er veel onderzoek gedaan naar biologische materialen, de eigen-
schappen hiervan en manieren om deze materialen op industriële schaal te produceren.
Dit laatste punt vormt vaak de grootste uitdaging. Veel van de processen in de natuur
vinden namelijk plaats op nanoschaal.
Een Fins/Zweeds onderzoeksteam onder leiding van Andreas Walther en Olli Ikkala heeft
een parelmoer equivalent, nacre paper genaamd, ontwikkeld. Parelmoer is een verbazing-
wekkend sterk materiaal dat te vinden is aan de binnenzijde van de schelpen van week-
dieren. De sterkte van het materiaal zit in de structuur. Parelmoer is opgebouwd uit lagen
‘bakstenen’ van calciumcarbonaatplaatjes, bijeengehouden door ‘proteïnencement’.
Net als parelmoer kent dit materiaal een gelaagde structuur, waarbij de eigenschappen
niet zozeer bepaald worden door de grondstoffen waaruit het is opgebouwd, maar door
de structuur waarin deze geplaatst zijn. De mechanische eigenschappen van nacre paper
streven sommige van de ‘high perfomance’ polymeren voorbij.
Net als bij echt parelmoer heeft nacre paper een structuur opgebouwd uit harde en zachte
materialen. Kleideeltjes vormen de bakstenen die gecoat worden met een zachte polymeer.
De kleideeltjes zorgen voor de ondersteuning en sterkte van het materiaal. De polymeer
verzorgt de (supra moleculaire) binding en is in staat energie te verspreiden. Het onder-
zoeksteam verbonden aan de Universiteit van Aalto (Helsinki) en het Koninklijk Instituut
voor Technologie in Stockholm heeft een simpele en snelle productiemethodiek ontwik-
keld die lijkt op het productieproces van papier. Met dit milieuvriendelijke en economisch
haalbare proces is het mogelijk om op industriële schaal en elk formaat ultradunne folies,
laminaten en coatings te produceren.
Naast vormvast en lichtgewicht is nacre paper ook vuur- en hittebestending. Omdat het
mogelijk is om de supramoleculaire verbindingen die de ‘bakstenen’ bij elkaar houden te
manipuleren (controleren), kunnen de mechanische eigenschappen van dit materiaal waar-
nodig aangepast worden.
Nacre paper is recent ontwikkeld (2010) en zou toegepast kunnen worden in de bouw/
constructie industrie, transport (lucht- en ruimtevaart, marine en automotive) en defensie.
Binnenkant schelp
7 v.Gleich et al (2010) p. 19-24
14 15
Detail stam 1000 jaar oude taxus
Detail houtnerf
Detailstructuur palmboom
2. Leren van het evolutieproces
Op dit niveau van leren staan niet de uit-
komsten van de evolutie, maar het proces
centraal. Kennisontwikkeling en -overdracht
vinden onder andere plaats op het gebied
van evolutionaire optimalisatie en genetische
algoritmes. Dit heeft geleid tot bekende bio-
mimicryontwerpen. Zwermintelligentie speel-
de een rol in de ontwikkeling van het Volvo
anti-collission system. Algoritmen, afgeleid
van het gedrag van mieren, wordt gebruikt in
het zoeken naar oplossingen voor de filepro-
blematiek. De zogenaamde Soft Kill Option
(SKO) en computer-aided optimisation (CAO)
programma’s ontwikkeld door Klaus Mat-
theck zijn gebaseerd op de mechanica van
bomen. Deze worden onder andere toegepast
bij de ontwikkeling van de bone chair van Jo-
ris Laarman en het ontwerp van de Bionic car
van MercedesBenz). Totstandkoming Bonechair van Joris Laarman
16 17
3. Leren van de (succes)principes van de evolutie
Het derde niveau van leren is gebaseerd op de geabstraheerde (en gegeneraliseerde) principes
waarop de evolutie gebaseerd is. Deze vormen de basis voor de huidige structuur en de wijze
van functioneren van ons ecosysteem. Ook vormen ze de ontwerprichtlijnen van natuurlijke
organismen en het ecosysteem. Deze principes vormen het fundament voor de validiteit en
de reikwijdte van de biomimicrybelofte, namelijk het komen tot technische oplossingen (ont-
werpen) die vanuit ecologisch perspectief beter passend zijn en een lager risico met zich mee-
brengen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van 3,8 miljard jaar onderzoek en ontwikkeling en het
resultaat van miljoenen jaren van optimalisatie dat tijdens de evolutie heeft plaatsgevonden. De
zogenaamde biomimicrybelofte is gebaseerd op risicogerelateerde onderwerpen, ecologie en
duurzaamheid.
Daarnaast worden deze principes toegepast als normatieve ontwerprichtlijnen, waarbij het doel
is te komen tot betere en vanuit ecologisch perspectief geschikte technische oplossingen (ont-
werpen). Biomimicry als duurzaamheidsraamwerk gaat nader in op deze principes, de zoge-
naamde Life’s Principles.
2.3 Redenen om biomimicry in de praktijk toe te passenBiomimicry 3.8 is een organisatie opgericht door Janine Benyus, (schrijfster van het boek Bio-
mimicry; Innovation inspired by nature) en Dayna Baumeister. Zowel Het Biomimicry Instituut
(gericht op onderwijs en kennisontwikkeling) als het Biomimicry Guild (gericht op consultancy
en kennisontwikkeling) vallen onder deze organisatie, die sinds 1999 actief is. Het heeft inmid-
dels ruime ervaring op het gebied van het toepassen in de dagelijkse (ontwerp)praktijk. Vol-
gens Biomimicry 3.8 omvat de biomimicry (ontwerp)praktijk drie invalshoeken, die onderling
sterk verbonden zijn:
1. ethos
2. (re)connect
3. emulate8.
Elk van deze invalshoeken blijkt in de ontwerppraktijk van Biomimicry 3.8 voor individuen en
bedrijven reden te zijn om biomimicry in de praktijk toe te passen.
Ethos
Ethos refereert aan de essentie van onze ethiek, intenties en onderliggende filosofie bij de
keuze van biomimicry als ontwerpmethodiek. Het beantwoordt aan de behoefte om (weer) on-
derdeel te zijn van het systeem ‘aarde’. Daarnaast verwoordt het respect en verantwoordelijk-
heid voor onze medebewoners op aarde (planten en dieren). Het erkent dat de mens één van
de vele organismen op aarde is, die elk eigen recht op overleving hebben, en dat de overleving
van de mens als soort niet los gezien kan worden van - en afhankelijk is van - de overleving van
de overige organismen.
(Re)connect
(Re)connect draait om het feit dat de mens en natuur in feite diep verbonden zijn. Er is geen wij
en zij. Wij zijn natuur. Dit onderdeel omvat het (her)ontdekken van biologie, het (her)kennen van
patronen en onderliggende ontwerpprincipes en uiteindelijk het ontdekken van de genialiteit
van de natuur.
Emulate (nastreven)
Emulate is het actieve deel van biomimicry, de ontwerpen die hier uit voortvloeien zijn geïnspi-
reerd door de natuur en hebben een minimale negatieve impact op de aarde. De natuur wordt
gebruikt als model, maatstaf en mentor, met als doel het ontwikkelen van nieuwe ideeën, tech-
nologische invalshoeken en technologieën.
8 Biomimicry Resource handbook 2010
18 19
3 Biomimicry en de productontwerper
3.1 AlgemeenDe biomimicry ontwerpmethode zoals deze door Biomimicry 3.8 is ontwikkeld, is op dit mo-
ment de meest gangbare en uitgewerkte binnen de in de praktijk toegepaste methoden. Daar-
om fungeert deze als leidraad voor dit hoofdstuk.
Er zijn twee ontwerpaanpakken te onderscheiden binnen biomimicry:
1. van ontwerp naar biologie en
2. van biologie naar ontwerp.
Bij de eerste aanpak, van ontwerp naar biologie, oftewel het integreren van biologie in het
ontwerpproces, staat de ontwerpuitdaging centraal en wordt biologische kennis of inspiratie
uit de biologie gebruikt om tot een oplossing te komen. Bij de tweede aanpak vormt (nieuw
fundamenteel) biologisch onderzoek het uitgangspunt voor de ontwikkeling van nieuwe tech-
nologieplatformen of technologische oplossingen (producten).
Verschil traditioneel ontwerpproces en biomimicry ontwerpmethode
Het grootste verschil met het traditionele ontwerpproces ligt in het feit dat biomimicry gebruik
maakt van biologie en ecologie in het ontwerpproces. Dit vergroot de ‘inpasbaarheid’ van het
eindresultaat in de gewenste context en leidt daarnaast ook tot ontwerpen die beter aan de
eisen voor duurzaamheid voldoen. De biomimicry ontwerpmethodiek neemt de complexiteit
van de interacties van het ontwerp met haar omgeving mee in het proces.
Door middel van het integreren van biologie en ecologie in het ontwerpproces kan gebruik
gemaakt worden van legio ‘door de evolutie geteste voorbeelden’ uit de natuur die tot nu toe
nagenoeg onbenut zijn gebleven.
Biomimicry, Cradle to Cradle (C2C) en Industrial Ecology; één pot nat?9
Zowel biomimicry, C2C en Industrial Ecology zijn gebaseerd op voorbeelden uit of geïnspireerd
door de natuur. Je zou zelfs kunnen zeggen dat C2C en Industrial Ecology voortkomen uit ty-
pisch ’biomimicrydenken’.
Er is echter wel een aantal verschillen. Zo wordt biomimicry toegepast op zowel het directe
product- en technologieniveau, als ook op het grotere industriële systeem daaromheen. Het
biedt daarnaast richtlijnen voor duurzaamheid die op alle niveaus binnen ondernemingen en
industrieën toegepast kunnen worden. Cradle to Cradle wordt in de praktijk voornamelijk op
individueel productniveau (inclusief de productieprocessen) toegepast, waarbij de focus ligt op
materialen en materiaalgebruik. Industrial Ecology is meer gericht op grote industriële syste-
men, waarbij meerdere partijen (fabrieken/producenten) met elkaar samenwerken.
Biomimicry geeft niet alleen een abstracte visie van de ideale werkwijze van een duurzaam sys-
teem: het is ook in staat met concrete voorbeelden te komen hoe een dergelijk systeem eruit
zou kunnen zien. Waar Cradle to Cradle en Industrial Ecology vooral de juiste doelen stellen
biedt biomimicry voorbeelden en strategieën hoe deze doelen te realiseren.
3.2 Biomimicry als ontwerptool voor duurzaamheid: Life’s PrinciplesDe natuur, oftewel het leven op aarde, bestaat uit een continu veranderend, ongelooflijk com-
plex netwerk van onderling verbonden en van elkaar afhankelijke organismes. Wetenschappers
en onderzoekers zijn al eeuwen bezig om te ontdekken hoe de natuur werkt en welke geheimen
de basis vormen voor ‘overleving’. Kortom, met het ontrafelen van de mysteries van het leven.
Biomimicry 3.8 heeft de afgelopen jaren in samenwerking met een groot aantal (wetenschap-
pelijke) partners onderzoek gedaan naar patronen die de fundamenten vormen van de strate-
gieën die door organismen worden toegepast om uiteindelijk te kunnen overleven op aarde. Dit
heeft geresulteerd in zes basisstrategieën, die gezamenlijk de Life’s Principles vormen.
De Life’s Principles geven aan hoe in de natuur duurzaamheid wordt vormgegeven en geven in-
zicht in hoe het leven op aarde de afgelopen 3.8 miljard jaar in staat is geweest om zich verder
te ontwikkelen en haar continuïteit te waarborgen.
Dit maakt de Life’s Principles tot een belangrijk instrument bij het ontwerpen, waarbij duur-
zaamheid een belangrijke rol speelt. Het geeft niet alleen een raamwerk voor duurzaamheid,
waaraan het uiteindelijke ontwerp moet voldoen, maar ook een maatstaf voor en richting aan
de vraag hoe dit bereikt zou kunnen worden.
Life’s Principles kunnen in verschillende stadia van het ontwerpproces toegepast worden. Bij-
voorbeeld als visie-instrument en als hulp bij prioritering van de eisen in de beginfase van
een project, als inspiratie en houvast bij de keuze tussen verschillende ontwerpmogelijkheden
tijdens de ontwerpfase. En uiteindelijk aan het eind van het ontwerpproces als basis voor evalu-
atie van de uitkomsten: is het ontwerp duurzaam?
Life’s Principles nader bekeken
De life’s Principles vertegenwoordigen als het ware de succesfactoren van de evolutie. Ze da-
gen de ontwerper uit na te denken en vanuit meerdere invalshoeken de ontwerpvraag te bena-
deren en tot oplossingen te komen. En dat is precies wat veel bedrijven en personen aantrekt
in biomimicry.
Maar hoe zitten de Life’s Principles nou precies in elkaar? De basis van de Life’s Principles
worden gevormd door de randvoorwaarden waarbinnen al het leven op aarde plaatsvindt: er is
zon, water en zwaartekracht, dynamische onbalans, er zijn grenzen en beperkingen en cycli-
sche processen. Binnen deze randvoorwaarden heeft het leven op aarde overlevingsstrategieën
ontwikkeld.
9 Mul Ernst-Jan, http://www.clubgreen.nl/vraag/Biomimicry.html
20 21
Deze strategieën zijn gebaseerd op een distillatieproces van
alle overlevingsstrategieën op aarde en omvatten de volgende
uitgangspunten:
• Maakgebruikvanlevensvriendelijkechemie
• Weeslokaalafgestemdenresponsief
• Integreerontwikkelingmetgroei
• Pasaanopveranderendeomstandigheden
• Weesefficiëntmethulpbronnen(materialenenenergie)
• Enblijfontwikkelenomteoverleven.
Daarnaast is al het leven op aarde onderling verbonden en onderling afhankelijk van elkaar
en worden àlle Life’s Principles geïntegreerd en geoptimaliseerd (dus niet gemaximaliseerd)
om condities te creëren die bevorderlijk zijn voor het leven en dus langetermijncontinuïteit
mogelijk maken (zie bijlage Life’s Principles). Je zou kunnen zeggen dat de Life’s Principles de
ontwerprichtlijnen vanuit het ecosysteem vormen. Dit maakt biomimcry niet alleen bij uitstek
geschikt als ontwerptool voor duurzaamheid. De Life’s Principles kunnen namelijk ook als
inspiratiebron gebruikt worden voor innovatie, waarbij de inspiratie zowel komt uit de Life’s
Principles zelf, als uit de individuele specifieke strategieën van organismen waaruit de Life’s
Principles zijn afgeleid.
3.3 Biomimicry: het ontwerpprocesHet integreren van biologie (en ecologie) in het ontwerpproces onderscheidt biomimicry van an-
dere ontwerpmethodieken. Door middel van het integreren van biologie en ecologie wordt een
enorme bron van innovatie ontsloten. Immers, de afgelopen 3.8 miljard jaar heeft de natuur uit-
gevonden wat (welke technologie/techniek) werkt en hoe zich aan te passen aan de lokale om-
standigheden (context). Dit heeft als gevolg dat bij ontwerpen die tot stand gekomen zijn aan
de hand van een biomimicryproces duurzaamheid een integraal onderdeel van het proces is.
Binnen het biomimicry ontwerpproces zijn twee invalshoeken te onderscheiden:
• vanbiologienaardesign(ontwerp)en
• vandesignnaarbiologie,oftewelintegrerenvanbiologieindesign.
Biomimicry: het ontwerpproces: van biologie
naar design
Het startpunt bij dit ontwerpproces ligt vaak
in de uitkomsten van fundamenteel biolo-
gisch onderzoek. Na de enorme vooruitgang
die is geboekt op het gebied van onder an-
dere elektronenmicroscopen, is het mogelijk
om op micro- en inmiddels ook op nanoschaal
te ontdekken hoe de technologie van de na-
tuur in elkaar zit. Deze ontdekkingen leiden
vervolgens tot toepassingen in de praktijk.
Er is een groot aantal bekende en minder
bekende voorbeelden van deze biomimicry
ontwerpinvalshoek. Eén van de oudste en
bekendste is ongetwijfeld klittenband, dat
onder de naam Velcro® op de markt is ge-
bracht. Een Zwitsers ingenieur, George de
Mestral, onderzocht na een wandeltocht
de klitten/zaden die aan zijn broek en de
vacht van zijn hond waren blijven hangen.
Bij nader microscopisch onderzoek bleek
dat de zaden van Arctium (of klittenkruid)
voorzien zijn van kleine haakjes die uiter-
mate goed hechten aan textiel en vacht,
vooral bij veloursachtige materialen waarbij
de haakjes van de zaden zich vasthouden
aan de kleine lusjes van de stof. De naam
Velcro® is dan ook afgeleid van de Franse
woorden ‘velours’ en ‘crochet’, dat haak be-
tekent. De belangstelling vanuit de textiel-
en mode-industrie viel aanvankelijk tegen.
Gelukkig werd het materiaal opgepakt door
onder andere de lucht- en ruimtevaartin-
dustrie, waar de zeer eenvoudige werking
bijzonder werd gewaardeerd.
Zie bijlage voor een grotere weergave
van de Life’s Principles
22 23
Een ander, recenter, voorbeeld van de biologie naar design methode betreft de water-
en vuilafstotende eigenschappen van de lotusbladen, het zogenaamde ’lotuseffect’. Al
eeuwenlang wordt de lotusbloem door Boeddhisten en Hindoes als symbool van reinheid
beschouwd. Wat tot het zelfreinigende vermogen van deze plant leidde is echter pas in
de tweede helft van de vorige eeuw ontdekt. Uit onderzoek bleek namelijk dat de nano-
structuur van het blad hydrofobe eigenschappen heeft. Dit zorgt ervoor dat vloeistoffen
druppels vormen en wegglijden, waarbij vuil wordt meegenomen. Een systeem dat zichzelf
schoonhoudt is vooral voor buitentoepassingen interessant. Inmiddels wordt dit principe
in een aantal producten toegepast, onder andere in dakpannen en gevelverf.
Biomimicry het ontwerpproces: integreren biologie in design
In de biomimicry ontwerppraktijk van onder andere het Biomimciry Guild is gebleken dat er
niet één vaststaande en lineaire biomimicry werkmethode te onderscheiden is. De biomimicry
werkmethode blijkt afhankelijk te zijn van de situatie, context, probleemstelling en industrie.
Niet alleen voor de volgorde van de te doorlopen stappen, maar ook voor de terminologie die
gebruikt wordt. Aan de hand van ervaringen uit de praktijk heeft het Biomimicry Guild de bio-
mimicry ontwerpspiraal ontwikkeld. Deze spiraal vormt niet zozeer een nieuw ontwerpgereed-
schap, maar is meer een grafische weergave van de biomimicry manier van denken voor het
productontwikkelingsproces. De spiraalvorm geeft zowel de groei als de dynamiek weer.
De spiraal omvat zes stappen (die in de praktijk niet
per se in chronologische volgorde doorlopen worden,
het is vaak een iteratief proces):
1. Identificeren (analysefase)
a. Bepaal de functies van het ontwerpprobleem,
wat moet het ontwerp dòen?
b. Waarom wil je dat het productontwerp dit moet
doen?
c. Of: waarom is deze functie noodzakelijk?
Resultaat stap 1: een diepgaande functieomschrij-
ving van het ontwerpprobleem.
2. Interpreteren (analysefase)
a. Randvoorwaarden opstellen voor het product (PVE), houdt rekening met:
•decontextwaarinproductgebruiktgaatworden
•degebruikervanhetproduct.
b. Aan welke Life’s Principles moet het ontwerp voldoen?
c. Vertaal de functies naar een biologische equivalent (biologiseer de functie), eventueel met
behulp van de biomimicry taxonomie (meer hierover in hoofdstuk 3.4 )
Resultaat stap 2: PVE inclusief doelstelling Life’s Principles en functie(s) in biologische terminologie.
3. Ontdek (analysefase)
a. Zoek natuurlijke modellen (organismen) die de functie(s) kunnen vervullen, zoek daarbij
heel breed
•ganaarbuiten
•bestudeerdewebsitewww.asknature.org
•leesbiologieboeken
•bezoekmusea
•bezoekdierentuinen
•praatmetbiologen
•etc.
Resultaat stap 3: aantal voorbeelden uit de natuur per functie.
24 25
4. Afleiden (analysefase)
a. Orden de natuurlijke modellen
b. Selecteer de meest relevant strategieën/oplossingen voor het ontwerpprobleem, zijn er
patronen herkenbaar.
Resultaat stap 4: selectie relevante strategieën.
5. Nabootsen (ideegeneratiefase)
a. Brainstorm en schets
b. Kijk naar
•vormnabootsen
•procesnabootsen
•ecosysteemnabootsen.
Resultaat stap 5: ideeschetsen.
6. Evalueren (conceptfase)
a. Evalueer concepten aan de hand van het PVE
b. Evalueer aan de hand van Life’s Principles, zijn er verbeteringen mogelijk?
Resultaat stap 6: concept.
Praktijkvoorbeeld: dispensing and dosing, hoe doet de natuur dat?i
People Creating Value (PCV) is een ontwerpbureau dat zich onder meer bezighoudt met
het ontwerpen van producten die te maken hebben met ‘dispensing and dosing’. Op dit
gebied is er weinig vernieuwing. Daarnaast is contaminatie een probleem. Saxion-student
Harold onderzocht in opdracht van PCV of biomimicry kan helpen om tot nieuwe concep-
ten en oplossingen te komen. Hij zocht naar vernieuwende ontwerpoplossingen voor een
dispenser die nauwkeurig bepaalde volumes kan transporteren, zonder vervuild te raken.
Onderstaand een toelichting op een deel van de stappen die Harold tijdens het proces
heeft doorlopen (dit is dus geen volledige weergave):
1. Identificeren (analysefase)
a) Door de begrippen doseren/dispenseren nader te analyseren wordt duidelijk wat het
ontwerp moet doen:
1. Afgeven bepaalde hoeveelheid stof, denk aan vaste stoffen, vloeistoffen, tabletten, etc.
2. In de gewenste verhouding samenvoegen van materialen.
3. In hoeveelheden verdelen en toedienen.
b) en c): Het waarom van het productontwerp of de noodzaak van de functie leverde
geen nieuwe inzichten op.
Resultaat: Doseren/dispenseren: ‘Bepaalde hoe veelheid stof van A naar B verplaatsen’.
Contaminatie: ‘Het voorkomen/bestrijden/afbreken van iets ongewenst’
2. Interpreteren (analysefase)
Randvoorwaarden opstellen (PVE):
1. Volume moet nauwkeurig instelbaar zijn.
2. Er moeten verschillende materialen gedistribueerd kunnen worden.
3. Er mag geen vervuiling (contaminatie) optreden: voorkomen/afbreken van iets on-
gewensts.
4. Etc.
Het resultaat uit stap 1, de functie(s), is vervolgens vertaald naar de biologische equi-
valent (‘biologiseer’ de functie). Aan de hand van de biomimicry taxonomie zijn de
volgende equivalenten gevonden: verkrijgen, opslaan of distribueren van grondstoffen.
3. Ontdek (analysefase)
In deze fase is aan de hand van de functies gericht gezocht naar oplossingen met behulp
van de biomimicry taxonomie, maar ook met behulp van brainstorms en literatuur/internet.
a) Zoek natuurlijke modellen (organismen) die de functie(s) kunnen vervullen
Functie: Verkrijgen, opslaan of distribueren van grondstoffen.
i Hospers, H.A., Biomimicry, PCV, Dosing & Dispensing, (07-09-2011), Enschede, Saxion, lectoraat Industrial Design.
26 27
1. Voorbeelden van oplossingen/strategieën uit de biomimicry taxonomie: Zoekopdracht:
Group: get, store, or distribute resources > Sub-Group: Distribute > Function: Fluids
Enkele oplossingen:
• Vascularsystemstransportfluidsandsolutes:plants
• Valveshandlehighpressures:humans
• Capturingpreyabovethewater’ssurface:archerfish
2. Voorbeelden van analogieën uit een brainstorm:
Enkele oplossingen:
• Darmperistaltiek
• Vogels(jongenvoeden)
• Olifantenslurf.
Op deze wijze zijn vele tientallen oplossingen gevonden.
4. Afleiden (analysefase)
De vele mogelijke oplossingen zijn samengevat en geordend in een overzicht. Selecteren
bleek nog niet zo eenvoudig. Reden daarvoor was gelegen in de breedte van de opdracht:
Er bleken in de natuur vele potentieel vernieuwende oplossingen beschikbaar, maar voor
echte vernieuwing zou de functie nauwkeuriger omschreven moeten worden om een goede
keuze te kunnen maken. Uit de vele mogelijke strategieën zijn de vier meest aansprekende
geselecteerd.
5. Nabootsen (ideegeneratiefase)
Al schetsend en brainstormend is geprobeerd de geselecteerde biologische principes te
vertalen dit heeft geleid tot de volgende ideeschetsen.
Voorbeeld 1:
De ‘werking’ van de schuttersvis kan worden vertaald naar een product dat een gecontroleerde
dosis vloeistof onder druk kan afgegeven, bijvoorbeeld het geven van injecties. Doordat de
schuttersvis gebruik maakt van druk om de waterstraal te creëren, kan dit tevens een voordeel
zijn voor het deelprobleem contaminatie. Door de druk is er namelijk geen mogelijkheid voor
het ontstaan van vervuiling.
Voorbeeld 2:
De functie van de slokdarm is het gecontroleerd transporteren van voedsel vanaf de mond
naar de maag. Aangezien deze functie overeenkomt met de functie die is gedefinieerd voor
doseren (een bepaalde hoeveelheid stof van A naar B verplaatsen) en de slokdarm daar-
naast een interessant orgaan is, is een concept uitgewerkt dat werkt volgens het principe
van de slokdarm.
3.4 Ask Nature en de biomimicry taxonomieAsk Nature (www.asknature.org) is de gratis toegankelijke online bron van inspiratie voor designers.
Dit is de plek waar design en biologie elkaar ontmoeten. Ask Nature is ontwikkeld door het Biomimi-
cry Instituut en het Biomimicry Guild als een open database. Doel is het ontsluiten van biologische
kennis voor designers, om zo innovaties geïnspireerd op biologische kennis te bevorderen.
De biologische kennis in de database is georganiseerd naar functie, waarbij gebruik gemaakt
is van de biomimicry taxonomie. Biologen en designers gebruiken ieder een eigen taal. De bio-
mimicry taxonomie is ontwikkeld om de taalbarrière tussen beide vakgebieden te slechten. De
taxonomie is gebaseerd op het functioneren van organismen en maakt gebruik van ‘taal’ die
aansluit op die van designers, ingenieurs en architecten.
De functies zoals ze gedefinieerd zijn in de
taxonomie zijn afgeleid van de vraag waarom
een organisme een bepaalde strategie toepast
(biologische functie), in plaats van waarvoor de
strategie in de menselijke wereld gebruikt zou
kunnen worden (technische toepassing). Dit is
zowel een sterkte als een zwakte van de taxo-
nomie. Het doel is uiteindelijk te komen tot een
taxonomie die beter aansluit bij de verschillen-
de gebruikers.
De kracht van het focussen op biologische func-
tie in plaats van op technologische toepassingen
28 29
3.5 Ontwerpprocessen uit de praktijk nader bekekenBiomimicry, oftewel het integreren van biologie in het ontwerpproces, kan op verschillende
manieren en in verschillende stadia van het ontwerpproces worden toegepast. Idealiter wordt
biomimicry als leidende ontwerptool ingezet, waarbij in elke fase biologie aan het ontwerppro-
ces wordt toegevoegd. Het uiteindelijke resultaat is dan een ontwerp dat de genialiteit van de
natuur zo goed mogelijk nastreeft en dus passend is binnen de context en de standaarden die
onze planeet stelt, een volledig duurzaam ontwerp dus.
Vaak is dit echter (nog) niet haalbaar en zijn de mogelijkheden van het toepassen van biomimi-
cry in de praktijk beperkt. In het ene geval bijvoorbeeld tot de creating fase, waarbij het ontwerp
vooral gevoed wordt door de strategieën die in de natuur gevonden zijn (vorm/functie). In een
andere geval wordt wellicht een meer traditioneel ontwerpproces gevolgd. Dan beperkt de inzet
van biomimicry zich tot het bepalen in hoeverre het eindresultaat duurzaam is, met behulp van
de Life’s Principles als evaluatie-instrument en duurzaamheidsraamwerk.
InterfaceFlor: biomimicry en de ontwikkeling van een tapijttegel
InterfaceFlor, ’s werelds grootste tapijttegelfabrikant voor projectgebruik, onder andere geves-
tigd in Scherpenzeel, heeft in 1994 de grootste uitdaging van het bedrijf tot dan toe opgepakt:
’mission zero’. Mission Zero is een allesomvattende bedrijfsvisie met als doel 100% duurzaam-
heid in 2020 voor alle bedrijfsonderdelen en –processen van InterfaceFlor als geheel. Biomimi-
cry is één van de ontwerpmethodieken die InterfaceFlor ter hand heeft genomen om dit doel te
bereiken. Inmiddels zijn veel van de processen en ontwerpen van dit bedrijf geïnspireerd door
de biologie en wordt bij het ontwerpen gebruik gemaakt van biologie en biologische kennis.
Dit varieert van het kleuren van de garens, het reduceren van het gewicht van de ‘backing’ van
de tapijttegels, de energievoorziening van de fabrieken tot en met de afvalstromen. De Life’s
Principles staan aan de basis van een groot aantal innovaties binnen InterfaceFlor en worden tot
op heden nog steeds toegepast. Hierbij wordt elke keer de vraag gesteld ‘Hoe zou de natuur
dit oplossen?’.
De kracht en flexibiliteit van biomimicry als ontwerptool en
duurzaamheidsraamwerk is zeer bepalend in de uitvoering van
Mission Zero en het transitieproces van InterfaceFlor naar een
100% duurzaam bedrijf. Deze paragraaf geeft een indruk van
het (ontwerp)proces, zoals dat bij InterfaceFlor heeft plaatsge-
vonden en nog steeds plaatsvindt. InterfaceFlor gebruikt hier-
voor het Integrating biology into design model, zoals dat door
het Biomimicry Guild is ontwikkeld10.
De werking van de biomimicry taxonomie
Voor de mot is het een uitdaging dat hij zich moet beschermen tegen andere dieren die hem
willen opeten.
De functie, wat hij doet, wordt in de biomimicry taxonomie als werkwoord weergegeven
in een hiërarchie van functies: maintain physical integrity (behouden fysieke staat) -> pro-
tect from biotic factors (beschermen tegen levende/organische factoren) -> protect from
animals (bescherm tegen dieren)
Hoe de mot dit doet, de strategie, is dat hij gebruik maakt van niet reflecterende ogen om
ontdekking in maanlicht te voorkomen. Dit door middel van het op nanoschaal ‘toepassen’
van uitsteeksels op zijn oogbal.
Zoals wellicht wel verwacht, zijn de strategieën die in de natuur gebruikt worden vaak op
meerdere functies van toepassing. In het voorbeeld van de mot is de primaire functie ‘pro-
tect from animals’ . De in Ask Nature weergegeven strategie is ook van toepassing op de
functie ’modify phisical state, light/color’. De ‘motte n-ogenstrategie’ zal dan ook bij een
zoekopdracht bij beide functies naar boven komen.
Om het werken met de biomimicry taxonomie te vergemakkelijken is ervoor gekozen de
functies in een hiërarchie weer te geven, acht groepen, onderverdeeld in nog eens 30 sub-
groepen, die samen 160 functies bevatten. In ons voorbeeld is ’maintain physical integrity’
de groep, ’protect from biotic factors’ de subgroep en ’(protect from) animals’ de functie.
Zie bijlage voor een grotere
weergave van de taxonomie
Zie bijlage voor een grotere
weergave
10 Biomimicry Resource Handbook (2010)
bij de totstandkoming van de taxonomie is vooral dat het de ontwerper dwingt op een nieuwe
manier na te denken over wat het product, proces of systeem uiteindelijk moet doen. Willen we ge-
bruik maken van giftige stoffen om de aangroei van bacteriën op oppervlaktes te voorkomen (zou
de natuur dat doen?), of willen we dat de oppervlakte in staat is om zichzelf te beschermen tegen
bacteriën (zoals algen doen)? Het stellen van dergelijke, meer diepgaande vragen over de functie
van het ontwerp vanuit biologisch perspectief helpt het aantal oplossingsrichtingen te vergroten.
30 31
Van biologie naar creatie
De eerste grote evolutionaire stap in de ontwik-
keling van de tapijttegel ontstond tijdens een
biomimicry workshop met het InterfaceFlor
ontwerpteam. De ontwerpers werden meege-
nomen naar een bos op zoek naar nieuwe idee-
en. Tijdens de wandeling, waarbij de ontwer-
pers vooral naar de grond (‘vloerbedekking’)
keken, daar ligt tenslotte hun interesse), vielen
de ontwerpers vooral de patronen op van de
losse bladeren op de grond. Het ontwerpteam
had op dat moment nog niet het formele sco-
pingproces doorlopen en geen functies gede-
finieerd, maar het was op dat moment vooral
gefocust op de vraag hoe de natuur een vloer
zou ontwerpen. De ontwerpers realiseerden zich al snel dat ondanks het patroon en de ‘ge-
organiseerde chaos’ van de afgevallen bladeren, de totale bodembedekking van het bos (bos-
vloer) in designtermen wel als een geheel overkwam. Dit ontwerpprincipe leidde tot het idee
dat geen enkele tapijttegel exact hetzelfde hoefde te zijn en dat iedere tegel, ongeacht verf-
bad of richting van het weefsel, naast een andere past. Dit mondde uiteindelijk uit in de we-
reldberoemde en populaire Entropy-tapijtcollectie van InterfaceFlor.
Van creatie naar evaluatie
Voor traditionele tapijttegels is exacte gelijkenis van groot belang. Het verfbad en de richting
van het weefsel moeten overeenkomen om uiteindelijk tot goed resultaat te leiden (egale vloer-
bedekking ondanks het gebruik van tegels). Dit
vergde veel van de organisatie en bracht aan-
zienlijke kosten met zich mee, bijvoorbeeld door
de noodzaak van het op voorraad houden van
verschillende verfbadbatches en door snijver-
lies. De Entropy-tapijtcollectie doorbrak dit pa-
radigma. Het was nu mogelijk tegels te leggen
ongeacht verfbad en ongeacht weefselrichting.
Dit leidde tot een drastische verlaging van de
opslagkosten en verminderde het snijverlies bij
installatie van 4% naar 1,5%. Een aanmerkelijk
besparing.
Tijdens de evaluatie van dit succesvolle product
kwam naar voren dat hoewel het product is ge-
baseerd op natuurlijke patronen, dit niet geldt
voor de productie van de tegels. Ook waren
veel van de onderdelen en specifieke kenmer-
ken van het product (backing, verlijming aan ondervloer, verven, materialen en materiaalge-
bruik) niet in lijn met de Life’s Principles.
Van evaluatie naar scoping (afbakening)
De hierboven genoemde constatering leidde vervolgens binnen InterfaceFlor tot onderzoek naar
en identificatie van onderliggende functies gerelateerd aan tapijttegels. Hierbij valt te denken
aan het verlijmen/plakken, demping, kleuren, vlekbestendigheid, urinebestendigheid, verkrij-
ging grondstoffen en de energievoorziening van het productieproces. Tijdens deze fase werden
nieuwe richtlijnen toegevoegd aan de bestaande procedures, die het komen tot niet duurzame
oplossingen moeten voorkomen.
Van scoping naar creëren naar biologie
Gevoed door het succes van de door InterfaceFlor ontwikkelde Entropy-tapijtcollectie daagde het
ontwerpteam zichzelf meer en meer uit om te komen tot innovatie rondom specifieke proble-
men. Biomimicry veranderde de InterfaceFlor-ontwerpfilosofie. De ontwerpuitdagingen werden
meer en meer geformuleerd in termen van ’Hoe zou de natuur dit oplossen? Biologen werden
bij het ontwerpproces betrokken.
Eén van de grote uitdagingen waarvoor het team stond was het gebruik van lijmen die vluch-
tige organische stoffen (VOC’s) bevatten. De conventionele tapijttegels werden aan de onder-
vloer verlijmd en het gebruik van deze lijmen veroorzaakte een gezondheidsrisico voor zowel
de tapijtleggers, als de uiteindelijke gebruikers van de ruimtes waar het tapijt was geïnstal-
leerd. Ook maakte het gebruik van deze lijm recycling van het tapijt nagenoeg onmogelijk.
Van biologie naar evaluatie naar biologie naar evaluatie
Het ontwerpteam kwam al snel tot de ontdekking dat de gekko een oplossing zou kunnen
bieden voor het verlijmvraagstuk. Gekko’s gebruiken zogenaamde Van der Waals-krachten (in-
tramoleculaire krachten) in plaats van chemie bij de hechting aan oppervlaktes. Verschillende la-
boratoriumexperimenten werden opgezet en geëvalueerd, waarbij werd getracht de technologie
van de gekko na te bootsen. Uiteindelijk werd echter besloten dat de technologie nog te nieuw
was en commercieel niet haalbaar. De zoektocht naar alternatieve, door de natuur geïnspi-
reerde, lijmen duurde voort, maar tijdens de evaluatie viel het ene na het andere alternatief af.
Van evaluatie naar biologie naar scoping
Met hulp van de biologen kwam het ontwerpteam tot de ontdekking dat lijm in de natuur niet
of nauwelijks gebruikt wordt, vooral wanneer er andere opties zijn die minder materiaal en
energie kosten. Ook wordt in de natuur geen permanentie ‘verlijming’ toegepast als het om
een tijdelijke oplossing gaat.
Op het moment dat de ontwerpers zichzelf de vraag stelden wat zij nu werkelijk wilden doen,
realiseerden zij zich dat de functie waarnaar zij op zoek waren het op de plaats houden van het
tapijt is. Dit eurekamoment leidde tot het besef dat zwaartekracht het meest universele mecha-
nisme is om dingen op hun plaats te houden.
32 33
Van scoping naar creatie naar evaluatie
In de creatiefase realiseerde het ontwerpteam zich dat als de
tegels aan elkaar bevestigd konden worden, het gezamenlijke
gewicht van de tapijttegels in het tapijt dusdanig zou zijn, dat
het geheel door de zwaartekracht in plaats van door lijm op de
plaats gehouden zou worden. Het team realiseerde zich terde-
ge dat de oplossing uiteindelijk duurzaam zou moeten zijn. Na
verschillende ontwerprondes werd de TacTile™ uitgevonden.
De TacTile™ is een klein en dun Post-it™- formaat sticker, waar-
op aan één zijde een dun laagje lijm met laag VOC-gehalte is
aangebracht. De TacTile™-stickers houden de naast elkaar lig-
gende tegels aan de hoeken bijeen, zodat een tapijt van muur
tot muur ontstaat. Deze uitvinding maakte het gebruik van
verlijmen van de tegels aan de ondervloer overbodig en bracht
het product Entropy-tapijttegel naar weer een hoger niveau.
Hierbij werden snellere installatietijden gerealiseerd, evenals
meer flexibiliteit in de toepassing van de tegels, verbetering
van de luchtkwaliteit in ruimtes waar de tegels worden toege-
past en verbetering van de recyclingsmogelijkheden.
Bovenstaande casus laat zien dat op biomimicry gebaseerde ontwerpprocessen een eigen dy-
namiek hebben. Niet altijd wordt de vaste volgorde aangehouden. En hoewel het niet altijd
mogelijk blijkt te zijn met behulp van de huidige stand van de techniek biologie 100% te inte-
greren in het ontwerp, levert de biomimicryaanpak wel een product op, dat waarschijnlijk via de
conventionele aanpak niet gerealiseerd had kunnen worden.
Logoplaste: de ontwikkeling van een lichtgewicht waterfles
Vitalis is één van de belangrijkste merken op het gebied van gebotteld water. In 2009 werd
Logoplaste Innovation Lab door Unicer, de eigenaar van Vitalis, benaderd en uitgedaagd om
een nieuwe range petflessen te ontwikkelen. Naast een exclusief design moesten de petflessen
ook een sterke emotionele band met de consument bewerkstelligen, de lichtste fles in de markt
zijn, in de huidige industriële vullijnen passen en een aanzienlijk lagere milieu-impact hebben.
De traditionele ontwerpoplossing voor vermindering van gewicht van de petflessen zou bestaan
uit het toevoegen van horizontale structuren/verstevigingsribben zijn. Hoe meer je toevoegt, hoe
sterker en lichter de fles. Het nadeel van deze aanpak is dat dit leidt tot flessen met een industri-
eel uiterlijk, dat vanuit merkperspectief weinig tot geen onderscheidend vermogen heeft.
Het Logoplaste ontwerpteam besloot tot een biomimicryaanpak en ging op zoek naar meer effec-
tieve en duurzame oplossingen in de natuur. De Ask Nature-databank bleek een belangrijke bron
van informatie te zijn, die het onderzoeks-/scopingproces aanzienlijk versnelde. Verschillende
potentiële oplossingsrichtingen passeerden de
revue en werden onderzocht. Eén sprong er met
kop en schouders bovenuit: de spiraalvormige
groei van de vezels van de witte den (white pine
tree).
Dit natuurlijke model voor spiraalvormige groei
vormde de basis van de fles; spiraalvormige
structuren met, afhankelijk van de grootte van
de horizontale en verticale benodigde sterkte,
variërende hellingshoeken afgestemd op de
vorm van de fles.
Uit uitgevoerde FEA-(Finite Element Analyse)
simulaties bleek dat de nieuwe toegepaste
structuren, gericht op gewichtsreductie, veel
effectiever zijn dan de traditionele horizontale
structuren.
Met behulp van de biomimicry ontwerpaanpak
bleek Logoplaste niet alleen in staat te zijn een
exclusieve petfles te ontwikkelen passend bij de
waarden van het Vitalis-merk, maar ook de licht-
ste petfles in de markt.
Het nieuwe assortiment 100% recyclebare pet-
flessen (33cl, 50cl en 1,5l) kwam in het voorjaar
van 2010 op de markt en speelt een belangrijke
rol in de merkidentiteit en de duurzaamheids-
strategie van Vitalis. Met de introductie van
deze flessen wordt een besparing gerealiseerd
van 250 ton grondstoffen per jaar.
Voor Logoplaste Innovation Lab heeft dit proces
geleid tot een herstructurering van het bedrijf.
Alle projecten en processen van Logoplaste In-
novation Lab worden tegenwoordig volgens de
biomimicrymethodiek uitgevoerd.
34 35
4.1 µMist®: verneveling onder lage drukEen recente innovatie in het biomimicryveld is de ontwikkeling van µMist® vernevelingstech-
nologie, een platformtechnologie geïnspireerd op de bombardeerkever (Brachinus crepitans).
De bombardeerkever dankt zijn naam aan zijn zeer goed ontwikkelde verdedigingssysteem. De
kever heeft namelijk een ware explosiekamer in zijn achterlijf waarin stoffen liggen opgesla-
gen. Als de kever geïrriteerd raakt voegt hij een stof toe aan deze kamer, waarna een naar jo-
dium ruikend en corrosief mengsel ontstaat dat door gasvorming naar buiten wordt gespoten.
Met de ‘spuitkop’ aan zijn achterlijf kan hij richten, wat mogelijke aanvallers doet afschrikken.
Een onderzoeksgroep, gelieerd aan de universiteit van Leeds, heeft onderzoek gedaan naar
de werking van de explosiekamer en het vernevelingmechanisme van de bombardeerkever.
Uit dit onderzoek bleek dat de kever het vermogen
heeft een hoogfrequent pulserende verneveling te
genereren bij zeer lage druk van de injectievloei-
stof. Gebruikmakend van CFD- (computational fluid
dynamics) modellen en testopstellingen die ele-
menten van de vernevelingcapaciteiten van de ke-
ver nabootsten (vooral het kleppensysteem van de
kever) ontwikkelde het onderzoeksteam het tech-
nologisch geavanceerde, innovatieve en duurzame
µMist®- vernevelingsysteem.
Dit systeem kan worden toegepast bij brand-
stofinjectie binnen de automotive, lucht- en ruim-
tevaartindustrie. Daarnaast zijn er legio mogelijke
toepassingen denkbaar op het gebied van medi-
cijndoseersystemen, huishouden, brandbestrijding,
cosmetica etc.
4.2 Flectofin: een scharnierloos zonweringsysteemEen systeem dat maximaal gebruik van zon- en daglicht mogelijk maakt, onderhoudsarm is,
een lange levensduur kent, waarin geen kwetsbare onderdelen zijn toegepast die kunnen slij-
ten en op een volkomen natuurlijke manier op het ideale moment schaduw en koelte creëert.
Het klinkt bijna te mooi om waar te zijn. Toch hebben onderzoekers van de biologische facul-
teit van de Universiteit van Freibrug en het Instituut für Trafkonstructionen und Konstruktiven
Entwerfen (ITKE) uit Stuttgart een dergelijk systeem ontwikkeld. De inspiratie voor de ontwik-
keling van dit systeem hebben ze opgedaan bij de paradijsvogelbloem (Strelitia Reginiae). Deze
bloem kent een ingenieus systeem voor bestuiving. De bloem wordt bestoven door vogels. Op
het moment dat de vogel op de ‘zitstok’ (gevormd door bloemblaadjes) van de bloem gaat
4 Voorbeelden uit de praktijk zitten, opent de bloem zich en komen de
pollen vrij. Het openklappen van de bloem
wordt veroorzaakt door het gewicht van de
vogel en verloopt traploos.
Flectofin heeft dit principe toegepast op het
zonweringsysteem, met dit verschil dat in
plaats van gewicht temperatuursveranderin-
gen het openklappen van de lamellen van de
zonwering veroorzaken.
In de lamellen waaruit de zonwering is opge-
bouwd zit een soort staaf van met glasvezel
versterkte elastische kunststof. Als het war-
mer of zonniger wordt zet dit materiaal uit
en ‘ klappen’ de lamellen dicht. Het voordeel
van dit systeem is dat het buiten de lamel-
len geen draaiende of scharnierende onderdelen bevat. Het kan zowel binnen als buiten en op
gebogen gevels worden toegepast.
Flectofin is naast een duurzame innovatie die eenvoudig is toe te passen in de bouw, doeltreffend
en praktisch. In Duitsland is de zonwering inmiddels in diverse projecten succesvol toegepast.
4.3 Pax scientific: efficiëntie door geometrie uit de natuurEen ander voorbeeld van een biomimicry-innovatie is de ontwikkeling van een impellerrotor-
blad door Pax Technologies. De op het eerste gezicht simpele vormgeving van deze impeller is
het resultaat van nauwkeurige bestudering van de vorm van draaiingen, kolken en spiralen in
de natuur. Jay Harmon, de oprichter van Pax Technologies, en zijn wetenschappers hebben de
complexe multi-assige vorm van de impeller ontworpen aan de hand van de meest efficiënte
geometrische vormen. Die hebben ze gevonden in biologische organismen (in zowel planten
als dieren). Deze innovatie heeft geresulteerd in een enorme toename van de hoeveelheid
water (vloeistoffen) of lucht (gassen) die in beweging gezet kan worden (afhankelijk van de
toepassing), toename van de efficiency en afname van het energiegebruik, geluid, weerstand
36 37
en kosten. Door niet alleen aandacht te besteden aan het ontwerp, maar door ook het produc-
tieproces te betrekken in het ontwerpproces, werd het materiaalgebruik gereduceerd, net als
de hoeveelheid afval tijdens het productieproces.
De producten van Pax Technologies zijn zeer efficiënt en kunnen worden toegepast op een
groot aantal verschillende soorten vloeistoffen. Daarnaast worden ze toegepast in auto’s, lap-
tops en in het afvalwatermanagement.
4.4 InterfaceFlor: de natuur als maat-staf toegepast op tapijttegelsZoals in het vorige hoofdstuk is weergegeven, zijn
de ontwerpers van InterfaceFlor, een Nederlands
beursgenoteerd bedrijf, letterlijk de natuur in ge-
gaan voor hun ontwerp. Naast een productrange
met tapijttegels die verfbadonafhankelijk zijn en in
elke weefselrichting gelegd kunnen worden, heeft
InterfaceFlor ook een alternatief ontwikkeld voor het
verlijmen van de tapijttegels, de zogenaamde Tac-
Tiles®. Beide ontwikkelingen zijn ingegeven door
het streven van InterfaceFlor ‘zero milieu-impact’ te
hebben in 2020 (Mission Zero).
4.5 O-foil Wing Propulsion: van zwembeweging naar voortstuwing schepenEen recente 100% Nederlandse biomimicry-innovatie is O-foil Wing Propulsion. O-foil staat voor
oscillating foil, oftewel ‘op- en neergaande vleugel’. Deze gepatenteerde technologie, ontwik-
keld door O-foil b.v., is gebaseerd op de natuurlijke zwembeweging van dieren en wordt toe-
gepast bij de voortstuwing van binnenvaartschepen.
De op- en neergaande vleugel genereert voortstuwing, doordat er liftkracht in het water ont-
staat. Dit gebeurt ook bij een gewone scheepsschroef, maar de O-foil- vleugel wordt over de
gehele breedte van het schip geplaatst. Het stuwingoppervlak wordt hierdoor een stuk groter
en resulteert in een rendementsverhoging van 50% en een brandstofbesparing van 33% (tot wel
52% met een wisselend vaarprofiel). Dit beperkt ook de CO2-uitstoot. De stillere aandrijving
zorgt bovendien voor minder geluidsoverlast aan boord van binnenvaartschepen.
Op dit moment bevindt O-foil zich in de industrialisatiefase. Het eerste binnenvaartschip (pro-
totype) met een O-foil- voortstuwings- en manoeuvreersysteem wordt in 2013 opgeleverd. Naar
verwachting zal O-foil in 2013 klaar zijn voor de markt voor binnenvaartschepen.
4.6 Haynest: van vogelnestjes naar verpakkingsmateriaalNatuurlijk waren mensen niet de eerste organismen op aarde die dingen gebouwd hebben.
Ook zijn we niet de eersten die graag onze kwetsbare bezittingen willen beschermen. Maar we
zijn wél de eersten in miljoenen jaren die verpakkingsmaterialen gebruiken die niet biologisch
afbreekbaar zijn. We hebben bovendien enorme hoeveelheden energie nodig om ze te kunnen
maken en tijdens de productie worden giftige stoffen uitgestoten in de lucht, in het water en
in de bodem. Vogels zouden waarschijnlijk al uitgestorven zijn als ze op dezelfde manier hun
nesten hadden gebouwd.
Haynest, een verpakkingsbedrijf uit Eindhoven, heeft verpakkingsmateriaal ontwikkeld, dat
net als bij vogelnesten, gebaseerd is op gevlochten gras. Gras heeft veel tussenruimtes die vol
lucht zitten, waardoor de structuur bescherming biedt en schokken kan absorberen, zodat de
spullen die in de verpakking zitten, heel blijven. Verpakkingsmaterialen die op nesten lijken,
zijn gemaakt van afvalmateriaal van planten (bermmaaisel) en worden bij elkaar gehouden
door biologisch afbreekbaar materiaal (zoals zetmeel). Dit verpakkingsmateriaal zal niet alleen
op afzienbare termijn vergaan zijn, het maakt bovendien gebruik van grondstoffen die lokaal
beschikbaar (onder andere bermmaaisel) en volledig biologisch afbreekbaar zijn.
38 39
4.7 Ornilux: Vogelvriendelijk glas in gebouwenJaarlijks verliezen alleen al in Europa honderden duizenden vogels hun leven als gevolg van
botsingen met ramen in gebouwen. Het glas wordt door vogels namelijk niet als barrière her-
kend. Vogels blijken echter wel in staat om licht uit het ultraviolette spectrum te zien. Dit
geldt ook voor het UV-reflecterende weefsel dat spinnen in hun spinnenweb verwerken om te
voorkomen dat vogels erdoor vliegen en het vernielen.
Dit inspireerde de Duitse Firma Arnold Glaswerke tot de ontwikkeling van vogelvriendelijk glas.
Omdat het menselijk oog niet in staat is ultraviolet licht waar te nemen, ontwikkelde het bedrijf
UV-reflecterend transparant glas, gebaseerd op het principe van een spinnenweb. Een unieke
innovatie: uit onderzoek van het Max Planck Instituut voor Ornithology in Radolfzell Duitsland,
bleek een significante vermindering van het aantal botsingen. Hiermee worden niet alleen vele
vogellevens gespaard, waarmee mogelijk een afname van de biodiversiteit wordt voorkomen,
maar wordt ook vervuiling of (kostbare) beschadigingen van het glas voorkomen.
4.8 Sharklet Technology: vermindering van weerstand en aangroei van parasieten
De microscopische groeven die over de lengte van de huid van haaien lopen zorgen voor een
vermindering van weerstand en voorkomen tegelijkertijd de aangroei van parasieten (bijvoor-
beeld eendenmossellarven). De op dit principe gebaseerde technologie, de zogenaamde Shar-
klet Technology, wordt tegenwoordig toegepast op scheepsrompen. Deze technologie bootst
de textuur en kleinschalige bewegingen van haaienhuid na.
Scheepsrompen waarop deze technologie is toegepast blijken 67% minder aangroei te heb-
ben dan scheepsrompen die niet behandeld zijn. Daarnaast blijkt dat bij een snelheid van 4-5
knopen aangroei helemaal niet meer plaatsvindt. Dankzij de schone oppervlaktes zijn schepen
die met deze door haaien geïnspireerde deklagen zijn behandeld, veel energie-efficiënter. Er zijn
geen giftige chemicaliën nodig die voorheen werden gebruikt bij de behandeling van scheeps-
rompen. Bovendien komt ongewenste verplaatsing van organismen minder vaak voor.
Sharklet Technologies kent ook medische toepassingen (zoals bijvoorbeeld in een urinekatheter)
waarbij aangroei van bacteriën voorkomen wordt. Ook hier is de technologie gebaseerd op het toe-
passen van een (niet giftige) structuur, in plaats van het gebruik van giftige chemicaliën. En omdat
het oppervlak geen bacteriën doodt, maar ze juist afstoot, wordt het risico van resistente bacteriën
verminderd.
Wat wij zienWat vogels zien
4.9 Whale power: verbeteren van windturbines met behulp van de bult-rugwalvissen
Bultrugwalvissen zijn net schoolbussen die onder water pirouettes draaien. Toch kunnen ze –
al zijn ze 12 tot 15 meter lang en wegen ze 36.000 kilo – in kleine cirkels zwemmen. Hierdoor
kunnen ze netten van belletjes creëren om krill (prooi die op garnalen lijkt) te lokken. De ver-
rassende behendigheid van de walvis komt vooral door zijn vinnen, waarop grote, onregelma-
tige bobbels zitten, ‘tubercles’ genoemd. De tubercles helpen de walvissen om hun ‘grip’ op
het water te houden, terwijl ze scherpe bochten maken, zelfs bij lage snelheden.
Testen in windtunnels met modellen van de vinnen van bultrugwalvissen hebben de speciale
eigenschappen van de tubercles gedemonstreerd: 8% meer stuwkracht, 32% minder weerstand
en een 40% grotere aanvalshoek ten opzichte van gladde vinnen. WhalePower is een bedrijf dat
de lessen die het van bultrugwalvissen heeft geleerd, toepast op het ontwerp van windturbines
om ze efficiënter te maken; de zogenaamde Tubercle Technology™.
De firma Enviranorth® ontwerpt en ontwikkelt plafondventilatoren. Ook bij de ontwikkeling
van grote plafondfans is gebruik gemaakt van Tubercle Technology®, met als voordelen veel
minder lawaai en een groter rendement ten aanzien van luchtverplaatsing en –menging.
40 41
Hoe ver zijn we met biomimicry? Waarom nog niet verder? Wat zijn de verwachtingen en wat
hebben we nodig om deze te realiseren? Zomaar een paar vragen die zich opdringen na het
lezen van de ontwikkelingen in dit relatief nieuwe vakgebied.
We staan waarschijnlijk nog maar aan het begin van biomimicry als ontwerp- en/of innovatie
tool11. En er zijn goede redenen om aan te nemen dat biomimicry in de nabije toekomst in
onderzoek en ontwikkeling een toenemende rol gaat spelen. Aan de vraagkant worden de
toenemende complexiteit van de moderne maatschappij, de ontwikkelingen op het gebied
van duurzaamheid en aandacht voor alternatieve economische modellen als Circulaire Econo-
mie als ‘drivers’ benoemd. Aan de aanbodkant wordt de vooruitgang vooral ingezet door de
beschikbaarheid van nieuwe instrumenten, waarmee het steeds beter mogelijk wordt de tech-
nologie van de biologie te begrijpen. En om deze vervolgens toe te kunnen passen in nieuwe
technologieën.
De Verenigde Staten, Japan, China, Duitsland, Engeland en Frankrijk lopen voorop met de pu-
blicatie van artikelen en patentaanvragen op het gebied van biomimicry/biomimetics12. In Ne-
derland wordt aan biomimicry gerelateerd onderzoek uitgevoerd door een handvol onderzoe-
kers, onder andere van de Rijksuniversiteit Groningen, de Universiteit Twente en de Technische
Universiteit Delft, en zijn de eerste producten uit de ‘biomimicrykoker’ op de markt gebracht.
Het biomimicryveld kenmerkt zich (wereldwijd) door:
• Eensmallegemeenschapvanindividuendiezichhiermeebezighoudt,zowelophetgebied
van onderzoek en ontwikkeling, als in onderwijs en educatie.
• Ophetgebiedvanonderwijseneducatiekomendeeersteinitiatievennetvandegrond.
Biomimicry wordt vaak ad hoc toegevoegd aan bestaande onderwijsprogramma’s. Duitsland
is op dit gebied iets verder. Multidisciplinair onderwijs zal veel verschil gaan maken.
• Beperktetoegangtotfinanciëlebronnen.Medehierdoorkunnenbedrijvenmaarinbeperkte
mate onderzoekstrajecten uitvoeren om tot nieuwe innovaties te komen.
• Veel wetenschappelijke disciplines zijn traditioneel georganiseerd. Biomimicry kenmerkt
zich door een multidisciplinaire aanpak, waarbij verschillende wetenschappelijke terreinen
aan elkaar gelinkt worden. Helaas zijn ook de (publieke) onderzoeksfondsen vaak aan de
traditionele wetenschappelijke disciplines gerelateerd.
Om biomimicry een stap verder te brengen, zowel wereldwijd als in Nederland, zal aan de
bovenstaande punten tegemoet gekomen moeten worden. De eerste stappen in deze richting
zijn inmiddels gezet.
5 EvaluatieIn december 2010 heeft het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie een
Green Deal afgesloten met biomimicryNL, één van de samenwerkingspartners in het Innovatief
Materialen Platform Twente (IMPT). Het doel van deze Green Deal is onder andere te komen
tot een Nederlandse biomimicry kennisinfrastructuur om de innovatiecapaciteit van het Neder-
landse bedrijfsleven te bevorderen. Bij de uitvoering van de Green Deal werkt biomimicryNL
samen met een aantal partners uit het bedrijfsleven, onderwijs en wetenschap. De overheid
heeft aangegeven binnen de verschillende Green Deals aandacht te gaan schenken aan de fac-
toren die op dit moment de grootste belemmeringen vormen, zoals elementen van de huidige
wet- en regelgeving, waarbij bijvoorbeeld onderzoeksgelden en subsidies worden toegewezen
op basis van traditionele discipline-omschrijvingen.
Wellicht vormt biomimicry één van de pijlers van een nieuwe, duurzame, technologische revo-
lutie. De toekomst zal het leren….
11 v.Gleich et al. (2010) p182-18412 v Gleich et al. (2010) p116
42 43
Allen Robert, 2010, Bulletproof feathers How Science Uses Nature’s Secrets to Design Cutting-
Edge Technology, Londen: University of Chicagp Press Ltd
Benyus Janine M., 1997, Biomimicry innovation inspired by Nature, New York: HarperCollins
Biomimicry Institute & Biomimicry Guild, 2011, Biomimicry Resource Handbook, a seedbank of
knowledge and best practices, Missoula (VS)
Fermian Business & Economic Institute , november 2010, The Global Biomimicry Efforts: An
Economic Game Changer, ,San Diego Zoo Global
v. Gleich A., Pade C., Petschow U., Pissarskoi E., 2009, Potentials and trends in Biomimetics, ,
Berlijn: Springer
Lienhard J, Schleicher S, Poppinga S, Masselter T, Milwich M, Speck T, Knippers J., dec 2011,
Flectofin: a hingeless flapping mechanism inspired by nature, Institute of Building Structures
and Structural Design-ITKE, University of Stuttgart, Germany.
Mul Ernst-Jan, wat is biomimicry?, http://www.clubgreen.nl/vraag/Biomimicry.html
Hospers, H.A., Biomimicry, PCV, Dosing & Dispensing, (07-09-2011), Enschede, Saxion, lecto-
raat Industrial Design.
Skinner Stephen, 2010, Geheime Geometrie ontcijfer de code, Amsterdam: Librero,
Videler John J., 2010 Bionica, Amsterdam: Atlas
Vincent Julian F.V., 2010, New Materials and natural design. In Allen R., Bulletproof feathers, How
Science Uses Nature’s Secrets to Design Cutting-Edge Technology, p.134, Londen: The University of
Chicago Press Ltd
Walther Andreas, Bjurhager Ingela, Malho Jani-Markus, Ruokolainen Janne, Berglund Lars, Ik-
kala Olli, 2010, Supramolecular Control of Stiffness and Strength in Lightweight High-Perfor-
mance Nacre-Mimetic Paper with Fire-Shielding Properties, Angewandte Chemie International
Edition 2010, 49, No. 36, 6448-6453
6 BronnenWWF, Living Planet Report 2012, http://wwf.panda.org/about_our_earth/all_publications/li-
ving_planet_report/2012_lpr/
Internetwww.asknature.org
www.biomimicry.net
www.haynest.nl
www.ofoil.nl
www.ornilux.com/history-research.html
www.paxscientific.com/tech.html
www.swedishbiomimetics.com/umist.htm
http://nl.wikipedia.org/wiki/Grote_bombardeerkever
44 45
De in deze uitgave gebruikte afbeeldingen en fotomateriaal zijn auteursrechtelijk beschermd.
De afbeeldingen en het fotomateriaal zijn ter beschikking gesteld door en/of geplaatst met
toestemming van de volgende organisaties/ personen:
Cover: NanoForceGripper festo, ©Festo Nederland
Pagina 6: De geologische tijdspiraal, 3,8 miljard jaar ontwikkeling in beeld, U.S. Geological
Survey (+ bijlage)
Pagina 8: Bionic handeling assistant, ©Festo Nederland
Pagina 9: Koffervis, ©OCVA
Pagina 9: Mercedes-Benz bionic car, ©Ryan Somma
Pagina 11: NanoForceGripper Festo, ©Festo Nederland
Pagina 11: Detailopname lotuseffect, ©William Thielicke
Pagina 13: Binnenkant van een schelp (nacre), ©James Knowles
Pagina 14: Detailopname stam eeuwenoude taxus, ©Annette Schumer
Pagina 14: Detailopname houtnerf, ©Annette Schumer
Pagina 14: Detailopname palmboom, ©Annette Schumer
Pagina 15: Totstandkoming Bonechair Joris Laarman, ©Joris Laarman
Pagina 15: Volvo anti-collision, ©Volvo
Pagina 15: Zwerm sprinkhanen, ©Volvo
Pagina 17: Seeds of biomimicry, ©Biomimicry Guild
Pagina 20: Lifes Principles, ©Biomiomicry Guild (+ bijlage)
Pagina 20: Ontwerpspiraal biologie naar ontwerp, ©Biomimicry Guild/ biomimicryNL
Pagina 21: Arctium Lappa Burdock Fruit, Paul Henjum
Pagina 21: Detailopname klittenband, Alexander Klink
Pagina 21: Ruimtevaartpak met klittenband, Nasa
Pagina 22: Detailopname lotus effect, ©William Thielicke
Pagina 22: Lotusan-effect, ©Sto Lotusan
Pagina 23: Ontwerpspiraal uitdaging naar biologie, ©Biomimicry Guild/ biomimicryNL
Pagina 24: Impressie biomimicry workshop 1, ©Annette Schumer
Pagina 24: Impressie biomimicry workshop 2, ©Annette Schumer
Pagina 26: Schuttersvis, ©Scott Linstead
Pagina 27: Werking slokdarm, Merck Manual
Pagina 26: Voorbeeld 1, ©Saxion Kenniscentrum Design en Technologie
Pagina 27: Voorbeeld 2, ©Saxion Kenniscentrum Design en Technologie
Pagina 27: Schermafbeelding Ask Nature, ©Biomimicry 3.8
Pagina 28: Motvlinder, Andy Philips
Pagina 28: Biomimicry Taxonomie, ©Biomimicry Guild (+ bijlage)
7 Bronnen afbeeldingenPagina 29: Scoping creating evaluating (IBD spiral), ©Biomimicry Guild
Pagina 30: Entropy, ©InterfaceFlor
Pagina 30: Vermont, ©InterfaceFlor
Pagina 32: Tactiles, ©InterfaceFlor
Pagina 33: White pine tree met spiraalvormige bast, ©Walter Siegmund
Pagina 33: Schetsontwerp Vitalis fles, ©Logoplaste
Pagina 33: FEA-analyse, ©Logoplaste
Pagina 33: Vitalis waterfles, ©Logoplaste
Pagina 34: Bombardeerbeetle, Peter Halasz
Pagina 35: Bird Of Paradise bloem, ©Flectofin
Pagina 35: Flectofin-toepassing als zonnewering, ©Flectofin
Pagina 35: Pax impeller, PaxWater
Pagina 36: Entropy, ©InterfaceFlor
Pagina 36: Schets achterzijde schip, ©Ofoil
Pagina 36: Walvisvin, http://mrg.bz/B3PdxN
Pagina 37: Vogelnest, http://www.sxc.hu/photo/762874
Pagina 37: Haynest-product, ©Haynest
Pagina 38: Wat vogels zien, ©Ornilux
Pagina 38: Wat mensen zien, ©Ornilux
Pagina 39: Haai, Sharklet
Pagina 39: Detail haaienhuid, Sharklet
Pagina 39: Walvisvin, mrmoorey
Enschede
M.H. Tromplaan 28
Postbus 70000
7500 KB Enschede
Tel. (053) 487 11 11
Deventer
Handelskade 75
Postbus 501
7400 AM Deventer
Tel. (0570) 603 663
Apeldoorn
Kerklaan 21
Postbus 10120
7301 GC Apeldoorn
Tel. (055) 527 57 57
ISBN/EAN: ISBN/EAN: 978-94-6213-000-5
Titel: Biomimicry; biologie als ontwerp- en
innovatietool
Auteur: drs. Annette E. Schumer-Huurman
Uitgever: Saxion Kenniscentrum Design en Technologie /
Innovatief Materialen Platform Twente (IMPT)
Datum: december 2012
saxion.nl/impt
Bijlagen
Afbeelding pagina 6, geologische tijdspiraal
Bijlagen
Afbeelding pagina 20, Life’s Principles
Bijlagen
Afbeelding pagina 28, Biomimicry Taxonomie
Bijlagen
Afbeelding pagina 29, Scoping, creating, evaluating (IBC spiral)