flipped classroom: lesfichesftceconomie.weebly.com/uploads/4/4/9/9/44999525/lesfiches-econo… ·...
TRANSCRIPT
24
Flipped Classroom: lesfiches
Emiel T’Kindt, Kris Thibau, Florian Mottart
(Amiroh, 2013)
25
Inleiding
Beste leerkracht,
Op de volgende bladzijden vindt u de lesfiches die horen bij de verschillende lessenreeksen. Dit maakt deel uit van onze bachelorproef. Wij willen namelijk bekijken of Flipped Classroom een rol kan spelen binnen het vak economie. Hiervoor hebben wij enquêtes afgenomen bij een heel aantal economieleerkrachten in Vlaanderen. Daardoor hebben we een zicht gekregen op wat de moeilijkste thema’s/ onderwerpen zijn om te geven bij economie in de tweede graad van het middelbaar.
Per thema hebben we een lesfiche voorzien. Een lesfiche bestaat dus uit meerdere lesvideo’s.
Hopelijk kan dit u helpen bij het geven van de leerstof. Hieronder wordt de werking van een lesfiche kort toegelicht.
Veel succes!
Emiel T’Kindt, Kris Thibau en Florian Mottart
Werking fiche
Leerplandoelen
Hierin staat samengevat wat er in deze fiche aan bod zal komen. Deze doelen zouden de leerlingen moeten bereiken na het afwerken van deze fiche met bijbehorend materiaal (filmpjes, PowerPoints…)
Lesvideo’s
Hier staan de verschillende filmpjes die bij een bepaalde fiche horen. Deze filmpjes zijn terug te vinden in de Weebly (zie onderaan deze pagina).
Extra’s
Hier krijgt u te zien welke bijbehorende extra’s er bij een bepaalde lesfiche horen. Deze extra’s zijn terug te vinden in de Weebly. Dit kunnen oefeningen, PowerPoint’s, Prezi’s, BZL-bundels,… zijn.
Samenvatting/ synthese
Per lesfiche wordt de vertelde leerstof van de lesvideo nog eens samengevat in een schematische tekst/ schema.
De leerlingen kunnen al deze zaken terugvinden op de Weebly.
Link Weebly: http://ftceconomie.weebly.com
26
Inhoudsopgave Lesfiches
Lesfiche Pagina
Lesfiche 1: loonberekening 27
Lesfiche 2: arbeidsproductiviteit 33
Lesfiche 3: de wisselkoers 35
Lesfiche 4: boekhouden 39
Lesfiche 5: vraag en aanbod 44
Lesfiche 6: optimale productiegrootte 50
Lesfiche 7: liquiditeit, solvabiliteit en rendabiliteit 54
Lesfiche 8: ondernemingsplan 58
Lesfiche 9: Economische groei en welvaart 62
Lesfiche 10: arbeidswetgeving 65
Lesfiche 11: invloed van internationale handel op het BBP 68
Lesfiche 12: BTW 74
ICT-fiche 1: loonberekening 76
ICT-fiche 2: vraag en aanbod 79
[Typ hier] Lesfiche 1: loonberekening 27
Lesfiche 1: loonberekening Leerplandoelen (leerplan GO)
De leerlingen kunnen
uitgaande van het brutoloon van een arbeider of een bediende, de RSZ, de bedrijfsvoorheffing en het nettoloon berekenen;
de werkgeversbijdrage voor een arbeider en een bediende berekenen;
de totale loonkost van een werknemer bepalen;
Lesvideo’s
o Arbeider en bediende verschil
o Van bruto naar netto (algemeen schema in woorden)
o Van bruto naar netto (bediende)
o Van bruto naar netto (arbeider)
o De werkgeversbijdrage + totale loonkost
o Loonwig
Extra’s
o PowerPoint loonberekening
o Extra ICT-fiche loonberekening
[Typ hier] Lesfiche 1: loonberekening 28
Samenvatting/ Synthese
Arbeider en bediende verschil
Werknemers kan je opdelen in 2 grote groepen: arbeider en bediende
Arbeider
o Voornamelijk handarbeid
o Verdient een loon
o Krijgt een uurloon, wordt minstens 2 keer per maand uitbetaald
Bediende
o Voornamelijk hoofdarbeid
o Verdient een wedde
o Wordt per maand betaald
Van bruto naar netto (algemeen schema in woorden)
Brutoloon
- RSZ-bijdrage
= belastbaar loon
- Bedrijfsvoorheffing
= nettoloon
RSZ-bijdrage
o Gebruikt om uitkeringen en sociale vergoedingen te betalen
o Bediende: 13,07 % op brutowedde
o Arbeiders: 13,07 % op 108 % van het brutoloon
Bedrijfsvoorheffing
o Voorschot op de belastingen
o Gebruikt om wegen aan te leggen of diensten te financieren (politie, onderwijs...)
Schema
[Typ hier] Lesfiche 1: loonberekening 29
Totaal te betalen bedrag door werkgever
Werkgeversbijdrage Brutoloon
o Sociale-bijdrage
o Gebruikt om uitkeringen en sociale vergoedingen te betalen
o Bovenop brutoloon
o Betaald door werkgever
o +/- 32 % op brutowedde (bij bediende)
o +/- 38 % op verhoogd brutoloon (bij arbeider)
Nettoloon RSZ-bijdrage Bedrijfsvoorheffing
o Wat werknemer krijgt
o Gebruikt om uitkeringen en sociale vergoedingen te betalen
o Arbeiders: 13,07 % op 108 % van het brutoloon
o Voorschot op de belastingen
o Gebruikt om wegen aan te leggen of diensten te financieren (politie, onderwijs...)
[Typ hier] Lesfiche 1: loonberekening 30
Voorbeeld met cijfers
o Smos, bediende
o Brutowedde: 2 300 euro
o Bedrijfsvoorheffing: 600 euro
Van bruto naar netto (bediende)
Van bruto naar netto (arbeider)
(vtm, 2013)
[Typ hier] Lesfiche 1: loonberekening 31
De werkgeversbijdrage + totale loonkost
Werkgeversbijdrage
o Sociale-bijdrage
o Gebruikt om uitkeringen en sociale vergoedingen te betalen
o Bovenop brutoloon
o Betaald door werkgever
o Ongeveer 32 % op brutowedde (bediende)
o Ongeveer 38 % op verhoogd brutoloon (bij arbeider)
Voorbeeld bediende
Voorbeeld indien arbeider
[Typ hier] Lesfiche 1: loonberekening 32
Loonwig
o Kloof tussen totale kosten werkgever en nettoloon/ nettowedde.
Loonwig bediende
Loonwig bediende procentueel
[Typ hier] Lesfiche 2: arbeidsproductiviteit 33
Lesfiche 2: arbeidsproductiviteit Leerplandoelen (leerplan VVKSO)
De leerlingen kunnen
het begrip arbeidsproductiviteit omschrijven;
Lesvideo’s
o Definitie arbeidsproductiviteit
o Aantal stuks per arbeider per jaar
o Omzet per arbeider per jaar
Extra’s
o PowerPoint arbeidsproductiviteit
Samenvatting/ synthese
Definitie arbeidsproductiviteit
Arbeidsproductiviteit is de gemiddelde productie per werknemer per tijdseenheid.
De arbeidsproductiviteit kan op 2 manieren berekend worden.
Voorbeeld
(prom.ua, 2016)
[Typ hier] Lesfiche 2: arbeidsproductiviteit 34
Manier 1: aantal stuks per arbeider per jaar
Formule
𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡𝑖𝑒 𝑝𝑒𝑟 𝑎𝑟𝑏𝑒𝑖𝑑𝑒𝑟 𝑝𝑒𝑟 𝑗𝑎𝑎𝑟 =𝐴𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑔𝑒𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑒𝑒𝑟𝑑𝑒 𝑠𝑡𝑢𝑘𝑠 𝑝𝑒𝑟 𝑗𝑎𝑎𝑟
𝐴𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑎𝑟𝑏𝑒𝑖𝑑𝑒𝑟𝑠
Manier 2: omzet per arbeider per jaar
Formule
𝑂𝑚𝑧𝑒𝑡 𝑝𝑒𝑟 𝑎𝑟𝑏𝑒𝑖𝑑𝑒𝑟 𝑝𝑒𝑟 𝑗𝑎𝑎𝑟 = P (prijs) ∗ Q (hoeveelheid)
[Typ hier] Lesfiche 3: de wisselkoers 35
Lesfiche 3: de wisselkoers Leerplandoelen (leerplan GO)
De leerlingen kunnen
de begrippen wisselmarkt en wisselkoers omschrijven;
het ontstaan van wisselkoersen illustreren;
de invloed van veranderingen van de wisselkoers op de handel toelichten (eenvoudig);
Lesvideo’s
o Theorie wisselkoers
o Voorbeeld
o Voorbeeld (zonder tussenstap)
Extra’s
o PowerPoint wisselkoers
Synthese/ Samenvatting
Theorie wisselkoers
(Bos, 2015)
[Typ hier] Lesfiche 3: de wisselkoers 36
Vakantie Online winkelen
Bv. Puma-schoenen uit Amerika Aankopen van
materialen in buitenland
(eBikemen, 2014)
(mon
di,
sd)
(amazon, sd)
(yelp, sd) ( Persia Access, 2016)
[Typ hier] Lesfiche 3: de wisselkoers 37
Voorbeeld
Je gaat naar Amerika met een budget van 800 euro. Je gaat je euro’s inwisselen tegen dollars in de bank. Hoeveel dollars krijg je ervoor indien de koers de volgende is:
1 euro = 1,1166 dollar
( BADILLO, 2013)
[Typ hier] Lesfiche 3: de wisselkoers 38
Voorbeeld (vervolg)
Je keert terug uit Amerika en hebt nog 100 dollars over. Deze ga je in België omwisselen tegen euro’s. Hoeveel euro’s krijg je ervoor indien de koers de volgende is:
1 euro = 1,3462 dollar
Voorbeeld (vervolg) zonder tussenstap van het omrekenen van de koers
[Typ hier] Lesfiche 4: boekhouden 39
Lesfiche 4: boekhouden Leerplandoelen (leerplan VVKSO)
formuleren dat de balans de toestand van een onderneming op een bepaald tijdstip vaststelt volgens oorsprong (passiefzijde) en aanwending (actiefzijde) van de middelen (SET 11);
formuleren dat de resultatenrekening een overzicht geeft van de opbrengsten en kosten van de onderneming (SET 11);
ondernemingsactiviteiten registreren op actief-, passief-, kosten- en opbrengstenrekeningen (SET 11);
Lesvideo’s
o Inleiding
o Vennootschapsvorm
o Beginbalans
o Het rekeningstelsel
o Aankoop / verkoop
o Resultatenrekening
o Resultaatverwerking
Extra’s
o Beperkt uitgewerkt rekeningenstelsel
Synthese/ Samenvatting
Inleiding
o Waarom houden we een boekhouding bij?
Het bedrijf wil op elk moment weten welke haar bezittingen zijn en welke schulden het nog heeft. Daarom houdt de boekhouding alle inkomsten en uitgaven bij van een bedrijf.
Vennootschapsvormen
o Wat is een vennootschap?
Een vennootschap wordt opgericht met het geld van privé-personen, die in ruil voor hun geld aandelen van het bedrijf krijgen.
[Typ hier] Lesfiche 4: boekhouden 40
o Wat is rechtspersoonlijkheid?
Door van een onderneming een rechtspersoon te maken, wordt deze onderneming door de wetgever gezien als een “persoon”. Dit wil zeggen dat de onderneming zelf instaat voor de betaling van haar schulden en het beheer van haar bezitting. Hierdoor kan je als aandeelhouder van dit bedrijf nooit meer verliezen dan het geld dat je investeerde in het bedrijf. Met andere woorden jouw privégeld op jouw bankrekening kan nooit aangesproken worden om de schulden van de onderneming te betalen.
o Waarom zijn er verschillende vennootschapsvormen?
Er zijn veel verschillende manieren om een bedrijf op te richten. Met veel aandeelhouders of met weinig, met veel geld of met weinig geld, met rechtspersoonlijkheid of zonder rechtspersoonlijkheid,….. De ene vennootschapsvorm leent zich beter voor bepaalde ondernemers/ ondernemingen dan andere.
De Balans
De balans geeft een overzicht van alle schulden, bezittingen en het eigen vermogen van een onderneming. Een balans bestaat altijd uit twee delen:
o Activa: aanwendingen van het vermogen
o Passiva: bronnen van het vermogen
Het totaal van de activa is altijd gelijk aan het totaal van de passiva. Hierdoor weten we dat onze balans klopt, want dan is er evenveel financiering als aanwending van de werkingsmiddelen van de onderneming.
Een beginbalans wordt opgesteld bij het oprichten van de onderneming en maakt deel uit van het ondernemingsplan.
[Typ hier] Lesfiche 4: boekhouden 41
Het rekeningstelsel
Dit is een schema van rekeningen dat ons helpt bij het bijhouden van de boekhouding. Elk rekeningnummer houdt een bepaald actief of passief van de onderneming in de gaten. Zo zal het nummer “55 000” een bankrekening van de onderneming voorstellen. Het rekeningstelsel kan ook verder uitgewerkt worden door de onderneming zelf. Wanneer de onderneming verschillende bankrekeningen heeft, kan zij deze als volgt opvolgen:
o 55 001 – rekening bij Fortis
o 55 002 – rekening bij KBC
o ……
Het rekeningstelsel is opgedeeld in 8 categorieën:
(deze van buiten kennen helpt ons snel zoeken in het rekeningstelsel!)
(kmocockpit, sd)
Aankoop- en verkoopverrichtingen
De meest voorkomende verrichtingen zijn aankoop- en verkoopverrichtingen. Hieronder een voorbeeld van hoe deze geboekt (=in de boekhouding genoteerd) worden.
[Typ hier] Lesfiche 4: boekhouden 42
De resultatenrekening
In de resultatenrekening worden alle kosten en opbrengsten bijgehouden. Hierdoor kan men na een bepaalde periode (meestal een jaar) berekenen welke de winst of het verlies van de onderneming is.
We definieerden winst / verlies als het verschil tussen opbrengsten en kosten.
De resultatenrekening bestaat uit 3 delen:
o Het bedrijfsresultaat (bedrijfsopbrengsten – bedrijfskosten)
o Het financieel resultaat (financiële opbrengsten – financiële kosten)
o Het uitzonderlijk resultaat (uitzonderlijke opbrengsten – uitzonderlijke kosten)
Hieronder vind je een voorbeeld van een berekening van een bedrijfsresultaat, meestal het belangrijkste onderdeel van de resultatenrekening:
(house of control, sd)
[Typ hier] Lesfiche 4: boekhouden 43
De resultaatverwerking
Wanneer we na het opstellen van de resultatenrekening weten hoeveel winst of verlies het bedrijf gemaakt heeft, moet dit natuurlijk nog verwerkt worden. We noemen dit het bestemmen van het resultaat. Dit wil zeggen dat de winst van dit jaar een bestemming krijgt, bijvoorbeeld ter betaling van een dividend aan de aandeelhouders.
Hieronder vind je een voorbeeld van de verwerking van de winst van een bedrijf:
(“codes”= verkort rekeningnummer)
(financiere tubize, 2015)
[Typ hier] Lesfiche 5: vraag en aanbod 44
Lesfiche 5: vraag en aanbod Leerplandoelen (VVKSO)
De leerlingen kunnen
de werking van het marktmechanisme op de productmarkt met behulp van het vraag- en aanbodschema illustreren (SET 1);
Lesvideo’s
o Inleidend voorbeeld
o De vraagcurve
o De aanbodcurve
o Het marktevenwicht
o Verschuivingen van vraag
o Verschuivingen van aanbod
Extra’s
o PowerPoint vraag en aanbod
o Extra ICT-fiche vraag en aanbod
Synthese/ samenvatting
Inleidend voorbeeld Chiro
Dag beste economisten. Mijn goede vriend Kris zit in de Chiro en organiseert regelmatig wat activiteiten. Er is al van alles doorgegaan in De Scheve Villa: een kerstbomenverbranding, een spaghettiweekend, een pannenkoekenslag… Binnenkort is het jaarlijks mosselfestijn weer aan de beurt. Nu stond Kris echter nooit stil bij de prijzen van het eten. De ene keer verkochten ze kaarten aan 15 euro, en toen werd er wel veel verkocht, maar werd er verlies gemaakt. Een andere keer verkochten ze kaarten aan € 19, maar toen kwam er bijna niemand. Kris is een sociale jongen en wil voor iedereen het beste. Jongeren moeten met hun ouders aan een degelijke prijs een maaltijd kunnen eten. Hij wil ook dat zijn Chiro voldoende winst maakt. Zo kunnen ook jongeren die minder welgesteld zijn op kamp aan een democratische prijs. Daarom wil Kris op zoek gaan naar een prijs die zowel voor de jongeren van de Chiro (de vragers) als voor de leiding van de Chiro (de aanbieders) aanvaardbaar is.
(Chirojongens Berlare, sd)
[Typ hier] Lesfiche 5: vraag en aanbod 45
De vraagcurve
Kris doet een rondvraag bij de jongeren van de Chiro en vraagt aan elk van hen hoeveel zij bereid zijn om te betalen voor het mosselfestijn. Kris bezorgt aan iedereen die zou kunnen komen een briefje, en vraagt aan hen om het bedrag dat ze willen betalen, op te schrijven. Dan plaatst Kris dit in volgende tabel:
Tabel briefjes
Prijs Aantal briefjes
15 50 15,5 50 16 50 16,5 50 17 50 17,5 50 18 50 18,5 50 19 100
We zouden er kunnen voor kiezen om deze gegevens mooi grafisch te weergeven. We hebben echter wel iets over het hoofd gezien.
De 100 mensen die bereid zijn om 19 euro te betalen voor de maaltijd, zullen het zeker niet erg vinden om een lagere prijs te betalen. Zo zullen ze ook 18,5 euro willen betalen, ook 18 euro, enzovoort.. We voegen een nieuwe kolom toe: aantal vragers. Hierin gaan we plaatsen hoeveel jongeren bereid zijn van een bepaalde prijs te betalen.
Prijs Aantal briefjes
Aantal vragers
15 50 500 15,5 50 450 16 50 400 16,5 50 350 17 50 300 17,5 50 250 18 50 200 18,5 50 150 19 100 100
Bij een prijs van 19 euro zal je enkel maar de 100 leden/personen vinden die bereid zijn om die prijs te betalen. De rest wil niet zo’n hoge prijs betalen.
Bij een prijs van 18,5 euro is het verhaal iets anders. Nu zullen er dus 150 vragers zijn, namelijk de 50 mensen die bereid waren die prijs te betalen + de 100 mensen die bereid waren om er 19 euro voor te betalen.
[Typ hier] Lesfiche 5: vraag en aanbod 46
Op deze manier kunnen we verder de vragers berekenen. Bij 18 euro zijn dat dan die 150 mensen + de 50 mensen die 18 euro willen betalen. Zo kan je verder redeneren, en dan krijg je volgende gegevens:
Prijs Aantal briefjes
Aantal vragers/ gevraagde hoeveelheid
15 50 500 15,5 50 450 16 50 400 16,5 50 350 17 50 300 17,5 50 250 18 50 200 18,5 50 150 19 100 100
Deze gegevens kunnen we nu uitzetten in een grafiek.
Grafiek vraagcurve
In een grafiek heb je 2 assen. De horizontale en de verticale as. In de Economie is er een algemene afspraak gemaakt dat de prijs steeds op de verticale as komt , afgekort met hoofdletter P. Op de horizontale as komt de hoeveelheid (Q), in dit geval de gevraagde hoeveelheid.
Punt (19, 100)
We kunnen bijvoorbeeld beginnen met het punt te bepalen dat bij 19 euro hoort. We weten dat dit punt ergens op deze lijn (lijn 19 euro aanduiden) zal liggen. Om nu te weten waar dit ligt op deze lijn, moeten we kijken naar het aantal vragers. Dit zijn er 100. Dus het punt ligt hier (aanduiden).
Tweede punt aanduiden(18,5; 150)
En op dezelfde manier kan je alle overige punten uitzetten op de grafiek.
Vraagcurve tekenen
Overige punten komen in beeld.
Je kan deze punten nu allemaal met elkaar verbinden. Dan krijgen we de vraagcurve.
De kopers = de vragers
De vraagcurve verloopt dalend. Merk op dat wanneer de prijs daalt, de gevraagde hoeveelheid toeneemt. Dit is logisch omdat wanneer de prijs daalt, consumenten sneller geneigd zal zijn om het product te kopen.
Definitie vraagcurve
De vraagcurve geeft weer wat de kopers bereid zijn te kopen bij verschillende prijzen.
[Typ hier] Lesfiche 5: vraag en aanbod 47
De aanbodcurve
In de vorige lesvideo hebben we de kant de jongeren van de Chiro, de vragers dus, bekeken. Er is nog een tweede grote groep, namelijk de aanbieders. Dit is de leiding van de Chiro. Kris heeft hier samen met de anderen over gebrainstormd en zijn tot het volgende gekomen.
100 man: Indien er 100 man komt, is alles aanwezig, en zijn er naast de traiteur weinig andere kosten waardoor een prijs van 15 euro zeker genoeg is om voldoende winst te maken.
300 man: indien er 300 man komt, zullen er redelijk wat bijkomende kosten zijn: bv. meer tafels en stoelen. Hierdoor zal de leiding een hogere prijs moeten vragen, bijvoorbeeld 17 euro.
500 man: indien er 500 man komt zijn er nog meer kosten, naast nog meer tafels en stoelen zal er bijvoorbeeld ook extra keukenmateriaal nodig zijn. In dit geval zal men nog een hogere prijs moeten vragen om nog winst te kunnen maken. De Chiro berekende dat dit zo’n 19 euro moet zijn.
We vatten deze gegevens samen in onderstaande tabel:
Prijs Aangeboden hoeveelheid
15 100 17 300 19 500
Grafiek aanbodcurve
We gaan nu de aanbodcurve tekenen. De werkwijze is dezelfde als in de vorige lesvideo.
Punt (15, 100)
We nemen nu bijvoorbeeld de prijs van 15 euro. Bij deze prijs zal de Chiro 100 kaarten aanbieden. We zetten dit punt uit op de grafiek.
We kunnen bijvoorbeeld beginnen met het punt te bepalen dat bij 15 euro hoort. We weten dat dit punt ergens op deze lijn (lijn 15 euro aanduiden) zal liggen. Om nu te weten waar dit ligt op deze lijn, moeten we kijken naar het aantal aanbieders. Dit zijn er 5. Dus het punt ligt hier (aanduiden).
Tweede punt aanduiden(17, 300)
En op dezelfde manier kan je alle overige punten uitzetten op de grafiek.
Aanbodcurve tekenen
Ander punt komt in beeld. Je kan deze punten nu allemaal met elkaar verbinden. Dan krijgen we de aanbodcurve.
De verkopers = de aanbieders
De aanbodcurve verloopt stijgend. Merk op dat wanneer de prijs stijgt, de aangeboden hoeveelheid toeneemt. Dit is logisch omdat wanneer de prijs stijgt, de verkopers meer goederen willen aanbieden.
Definitie aanbodcurve
De aanbodcurve geeft weer wat de verkopers bereid zijn te verkopen bij verschillende prijzen.
[Typ hier] Lesfiche 5: vraag en aanbod 48
Het marktevenwicht
Na al de onderzoeken van Kris, hoopt hij nu een antwoord te vinden op de vraag: Welke prijs kiezen we voor een kaart voor het Mosselfestijn? Om dit te weten te komen moeten we de 2 curves in één grafiek plaatsen. Als je dat doet krijg je het volgende overzicht.
We merken dat de 2 curves (vraag- en aanbodcurve) elkaar snijden. Dit punt noemen we het marktevenwicht. Dit is aangeduid met een rood punt. Je kan dit punt projecteren naar beide assen.
Verticale as => Evenwichtsprijs: Dit is de prijs waarbij vraag en aanbod gelijk zijn aan elkaar. De evenwichtsprijs bedraagt hier 17 euro.
Horizontale as => Evenwichtshoeveelheid: Dit is de hoeveelheid goederen die verhandeld zullen worden tegen de evenwichtsprijs. De evenwichtshoeveelheid bedraagt hier 300 stuks.
In theorie betekent dit dat er 300 kaartjes zullen verkocht worden tegen 17 euro. Uiteraard is dit een sterk vereenvoudigd voorbeeld. In de praktijk zullen er veel meer factoren meespelen.
Stel prijs hoger dan evenwichtsprijs
o In dit geval is er meer aanbod dan vraag. Dus concreet wil dat zeggen dat niet alle kaarten zullen verkocht geraken.
Stel prijs lager dan het evenwichtsprijs
o In dit geval is er meer vraag dan aanbod. Sommige mensen zullen niet komen.
[Typ hier] Lesfiche 5: vraag en aanbod 49
Verschuivingen van de vraag
Wanneer zal de vraagcurve verschuiven?
Inkomenswijziging
o Wanneer de inwoners van de regio morgen dubbel zoveel gaan verdienen, zullen zij meer willen/kunnen betalen voor een mosselfestijn.
Verandering van consumentenvoorkeur
o Indien er dit jaar slechte mosselen op de markt zijn, waar je dagenlang ziek van wordt, zullen er minder mensen naar ons mosselfestijn komen. Vele potentiële eters gaan nu liever elders iets anders gaan eten.
Verschuivingen van het aanbod
Wanneer zal de aanbodcurve verschuiven?
Het aantal producenten verandert
o Wanneer een andere jeugdbeweging uit de omgeving op dezelfde datum een barbecue plant, zullen er minder mensen naar ons mosselfestijn komen.
Wijziging in stand van de technologie
o Wanneer we mosselen in een kwekerij, ver van de zee, kunnen kweken, zullen er meer mosselen aangeboden worden.
[Typ hier] Lesfiche 6: optimale productiegrootte 50
Lesfiche 6: optimale productiegrootte Leerplandoelen (leerplan VVKSO)
De leerlingen kunnen
omschrijven wat verstaan wordt onder variabele en vaste kosten;
omschrijven wat verstaan wordt onder totale, gemiddelde en marginale kosten;
aantonen dat de winst een maximum bereikt als de marginale kosten gelijk worden aan de marginale opbrengsten;
de optimale productiegrootte uitbeelden op een grafiek, waarop eveneens de grootte van de totale opbrengst, kosten en winst bij deze productiegrootte in de vorm van rechthoeken zijn weergegeven;
Lesvideo’s
o De optimale productiegrootte bepalen
o Vaste en variabele kosten
o Winstmaximalisatie
o Marginale opbrengsten en marginale kosten
o Winst grafisch weergeven
Extra’s
o PowerPoint optimale productiegrootte
[Typ hier] Lesfiche 6: optimale productiegrootte 51
Synthese/ samenvatting
Variabele- en vaste kosten:
We kunnen de kosten onderverdelen in variabele- en vaste kosten. Vaste kosten staan op voorhand vast door het afsluiten van contracten. Variabele kosten zijn rechtstreeks afhankelijk van de verkopen.
Voorbeelden van vaste kosten: het loon van vaste werknemers, de huur, brandverzekering, verwarming, afschrijvingen van het meubilair, ……
Voorbeelden van variabele kosten: aankoopkosten, kosten van grondstoffen voor productieondernemingen (bv. verbruik staal en rubber bij een autoproducent) of het loon van een extra werknemer die nodig is om meer te produceren.
Marginale kosten
De wijziging van de totale kosten door de productie van één goed of dienst extra, noemen we de marginale kosten.
De wet van het toe- en afnemende marginaal product
Wanneer onze productiemiddelen weinig gebruikt worden, dan zullen extra werknemers een groot verschil maken. Bijvoorbeeld in een grote keuken zal je met 2 koks veel meer kunnen bereiken dan met 1 kok. In dit geval heb je een toenemend marginaal product: de extra kok doet de productie veel sneller stijgen dan de kosten.
Wanneer onze productiemiddelen reeds veel gebruikt worden, dan zullen extra werknemers een klein verschil maken. Bijvoorbeeld in onze zelfde keuken zal een 7de kok weinig extra kunnen doen tegenover een keuken met slechts 6 koks. Er is gewoon te weinig plaats om goed te werken, de bakplaat ligt altijd vol. Er zijn ovens te weinig,…… In dit geval heb je een afnemend marginaal product: de extra kok doet de productie trager stijgen dan de kosten.
Hoeveelheidsaanpasser:
Veel bedrijven zijn actief op een heel concurrentiële markt, hierdoor moeten zij zich aanpassen aan de bestaande marktprijs. Indien zij dit niet doen, zullen ze heel weinig verkopen. De enige manier voor deze bedrijven om hun omzet te vergroten is hun verkochte hoeveelheid te vergroten. Daarom noemen we deze bedrijven hoeveelheidsaanpassers.
[Typ hier] Lesfiche 6: optimale productiegrootte 52
Het verloop van de Variabele- en totale kostencurve verklaren:
(Goedgebeur, Peiremans , Sadones , & Waerniers, 2013)
Marginale kosten en opbrengsten
Marginale opbrengsten (MO) zijn de extra opbrengsten bij de verkoop van nog één extra goed of dienst.
Marginale kosten (MK) zijn de extra kosten bij de verkoop van nog één goed of dienst.
Formule Marginale kosten
of
Wanneer de marginale kosten en de marginale opbrengsten aan elkaar gelijk zijn, is de winst maximaal.
Toenemende marginaal product
= elke extra werknemer doet de productie sneller stijgen dan de kosten
(TVK en TK worden geleidelijk vlakker)
Afnemende marginaal product
= elke extra werknemer doet de productie trager stijgen dan de kosten
(TVK en TK worden geleidelijk steiler)
(Goe
dge
beu
r, P
eire
ma
ns ,
Sad
ones
, &
Wa
erni
ers,
2013
)
[Typ hier] Lesfiche 6: optimale productiegrootte 53
Gemiddelde kosten:
Soms heb je om de winst of optimale productiehoeveelheid te berekenen ook de gemiddelde kosten (GK) nodig. Dit zijn de kosten per verkochte eenheid. De GK bereken je door de totale kosten te delen door de hoeveelheid.
Formule
GK = TK/Q
Wanneer je de MO, MK en GK grafisch weergeeft, kan je grafisch een heel aantal dingen aflezen.
We zijn als volgt te werk gegaan:
o Bepaal het punt van winstmaximalisatie: MO = MK
o De gemiddelde winst is het verschil tussen de prijs (MO) en de GK
o De totale winst is de rechthoek gevormd door de gemiddelde winst en de verkochte hoeveelheid
o De totale kosten worden weergegeven door de rechthoek die gevormd wordt tussen de totale winst en de hoeveelheidsas
(Goedgebeur, Peiremans , Sadones , & Waerniers, 2013)
[Typ hier] Lesfiche 7: liquiditeit, solvabiliteit en rentabiliteit 54
Lesfiche 7: liquiditeit, solvabiliteit en rentabiliteit Leerplandoelen (leerplan VVKSO)
De leerlingen kunnen
aan de hand van de balans en de resultatenrekening de liquiditeit, de solvabiliteit en de rentabiliteit van de onderneming berekenen en interpreteren (SET 11);
formuleren wie er belang heeft bij de kennis van deze kengetallen (SET 11);
Lesvideo’s
o Wat is ratio-analyse?
o Liquiditeit
o Solvabiliteit
o Rentabiliteit
Extra’s
o Prezi liquiditeit, solvabiliteit en rentabiliteit (http://tinyurl.com/j3dot74)
Synthese/ samenvatting
Wat is ratio-analyse?
Ratio-analyse laat ons toe de financiële situatie van een bedrijf te onderzoeken. Aan de hand van de boekhouding van de bedrijven zelf gaan we kijken naar een aantal verschillende elementen van hun financiële structuur.
We leren 3 types ratio’s kennen:
Liquiditeit:
o Kan de onderneming op korte termijn (< 1jaar) aan haar betalingsverplichtingen voldoen?
Solvabiliteit:
o Is er een gezonde verhouding tussen het eigen vermogen en het vreemd vermogen?
Rentabiliteit:
o Hoeveel bedraagt de winst of het verlies tegenover het eigen vermogen?
o Hoeveel bedraagt de winst of het verlies tegenover de omzet?
[Typ hier] Lesfiche 7: liquiditeit, solvabiliteit en rentabiliteit 55
Vooraleer we elke type ratio nader bespreken (en een voorbeeld geven) stellen we 2 bedrijven voor:
Voorstelling van 2 bedrijven
Restaurant Luigi Elektrische werken De Man BVBA Luigi is een typische Italiaanse chef met temperament en passie voor eten. Hij is eigenaar van een kleine, maar gezellige pizzeria. Sinds de komst van de Pizzahut in het dorp heeft Luigi aanzienlijk minder klanten. Verder heb ik als boekhouder van Luigi al vaak klachten gehad omdat hij heel lang wacht met het betalen van zijn rekeningen. We bekijken hieronder de balans van zijn zaak.
Meneer De Man is een elektricien die nog maar 2 jaar in het vak zit. Hij had al wat tegenslag met zijn apparatuur en zijn bestelwagen. Hierdoor moest hij drie jaar geleden zwaar investeren in een nieuwe bestelwagen en veel nieuw en duur gereedschap. Wel heeft hij meer dan voldoende klanten. We bekijken hieronder de balans van zijn zaak.
Uit de resultatenrekening: Winst/ verlies van het boekjaar na belastingen = 7 500 euro
Uit de resultatenrekening: Winst/ verlies van het boekjaar na belastingen = 5 000 euro
(de Stock, sd)
(KIDS-N-FUN, sd)
[Typ hier] Lesfiche 7: liquiditeit, solvabiliteit en rentabiliteit 56
Liquiditeit:
o Kan de onderneming op korte termijn (< 1 jaar) aan haar betalingsverplichtingen voldoen?
Voorbeeld: de currentratio of de liquiditeit in ruime zin
Formule
(vlottende activa – vorderingen op > 1 jaar) / (schulden op < 1 jaar – overlopende rekeningen passiva)
Moet groter zijn dan 1 om aan te geven dat de onderneming op korte termijn geen extra financiering nodig heeft en dus aan haar betalingsverplichtingen kan voldoen. In de praktijk is een currentratio van 1.2 à 1.3 een gezonde currentratio.
Solvabiliteit:
o Is er een gezonde verhouding tussen het eigen vermogen en het vreemd vermogen?
Voorbeeld: de financiële onafhankelijkheid van de onderneming
Formule:
(eigen vermogen / totaal passiva) x 100
De financiële onafhankelijkheid wordt uitgedrukt in een percentage. Een gezonde financiële onafhankelijkheid begint van 30%, maar kan sterk verschillen van sector tot sector.
[Typ hier] Lesfiche 7: liquiditeit, solvabiliteit en rentabiliteit 57
Rentabiliteit:
o Hoeveel bedraagt de winst of het verlies tegenover het eigen vermogen?
o Hoeveel bedraagt de winst of het verlies tegenover de omzet?
Voorbeeld: Netto rentabiliteit van het eigen vermogen
Formule
(winst of verlies na belastingen/ eigen vermogen) x 100
De netto rentabiliteit van het eigen vermogen geeft ons een goed beeld van de winstgevendheid van de onderneming. Voor ondernemingen die verlies maken is dit percentage negatief. Hoe hoger de netto rentabiliteit van een onderneming, hoe beter.
[Typ hier] Lesfiche 8: ondernemingsplan 58
Lesfiche 8: ondernemingsplan Leerplandoelen (leerplan VVKSO)
De leerlingen kunnen
de opstelling van het ondernemingsplan verantwoorden en de belangrijkste componenten ervan omschrijven;
in een break-even grafiek de break-even afzet bepalen;
de opstelling van het ondernemingsbudget verantwoorden en de voornaamste componenten ervan omschrijven (SET 6);
Lesvideo’s
o Onderdelen in het ondernemingsplan
o Het marketingplan (de 4 P’s)
o Het financiële plan (bestaat uit 3 video’s)
o Het investeringsplan
o Het kosten- en opbrengstenbudget
o Het liquiditeitenbudget
o Break-evenanalyse
Extra’s
o PowerPoint marketingplan
o PowerPoint financiële plan
o PowerPoint break-evenanalyse
[Typ hier] Lesfiche 8: ondernemingsplan 59
Samenvatting/ Synthese
Onderdelen in het ondernemingsplan
1: Projectbeschrijving:
o Omschrijving welk product men op de markt wil brengen en hoe men dit wil bereiken.
2: Voorstelling van de ondernemer en de onderneming:
o opleiding + ervaring van de ondernemer(s) + personeel
o bedrijfsvorm
o naam van het bedrijf
o aandeelhouders
3: Marktonderzoek:
Wensen doelgroep? Concurrentie? Nieuwe trends?
4: Marketingplan:
Welke strategie gebruiken om in te spelen op de klanten (marketingmix)?
5: Financieel plan:
o Schatting van kosten / opbrengsten,...
o Hoeveel geld nodig?
o Waar geld vandaan halen?
Het marketingplan (de 4 P’s)
Product: Een goed product voldoet aan de wensen van de consument, wat die ook zijn.
Prijs: Een onderneming bepaalt zijn prijs door rekening te houden met een drietal elementen: kostprijs (cost-plus pricing), concurrentie (competitive pricing) en/of consument.
Promotie: Een goede promotie houdt rekening met het aida principe
Plaats: Een goede plaats betekent dat het product op het juiste moment op de juiste plaats is.
[Typ hier] Lesfiche 8: ondernemingsplan 60
Het Financiële plan
Het investeringsplan
Een investering is een aankoop die meerdere jaren moet meegaan in het bedrijf. (bv. stoel, tafel…)
Het investeringsplan is een verzameling van alle investeringen die moeten gedaan worden en hoe deze bekostigd worden.
Het kosten- en opbrengstenbudget
Het kosten- en opbrengstenbudget is een verzameling van alle kosten en opbrengsten.
Opmerking: In de kosten zitten ook de afschrijvingen en de intresten op een lening. De terugbetaling van de lening is geen kost.
[Typ hier] Lesfiche 8: ondernemingsplan 61
Het liquiditeitenbudget
In het liquiditeitenbudget wordt er gekeken naar de geldstromen van de onderneming. M.a.w. hoeveel geld er van en op de rekening komt, hoeveel er effectief betaald wordt. Het is niet de bedoeling dat de onderneming met een negatief saldo zit op zijn rekening.
Opmerkingen:
o In het liquiditeitenbudget wordt de aflossing van een lening wel verwerkt.
o De afschrijvingen zijn geen kost. Het beïnvloedt het saldo van de rekening niet.
Break-evenanalyse
Een startende onderneming integreert de break-even analyse vaak in het financieel plan. Bij de break-even analyse wordt er bekeken bij welke afzet een onderneming evenveel kosten als opbrengsten heeft. Wanneer de kosten gelijk zijn aan de opbrengsten spreekt men van het break-evenpunt. Als er minder afzet is dan bij het break-even punt, heeft de onderneming verlies. Indien er meer afzet is, heeft de onderneming winst.
[Typ hier] Lesfiche 9: economische groei en welvaart 62
Lesfiche 9: economische groei en welvaart Leerplandoelen (leerplan VVKSO)
De leerlingen kunnen
aangeven hoe economische groei wordt gemeten en het Bruto Binnenlands Product (bbp) als indicator van groei kritisch evalueren (SET 13);
motiveren waarom de Menselijke Ontwikkelingsindicator van de UNO een beter indicator is om de levenskwaliteiten in verschillende landen met elkaar te vergelijken (SET 13).
Lesvideo’s
o Inleiding economische groei en welvaart
o Definitie economische groei
o Toegevoegde waarde
o BBP
o Definitie welvaart
o Welvaartsindicatoren
o Human Development Index
Extra’s
o Prezi economische groei en welvaart: (http://tinyurl.com/j3dot74)
Synthese/ samenvatting
Inleiding economische groei en welvaart
Als ik mij afvraag hoe warm het vandaag buiten is, dan kan ik dit makkelijk bepalen aan de hand van een thermometer. Wanneer ik me afvraag hoeveel de economie groeit of hoe welvarend ons land is, wil ik dit ook kunnen meten. Met een gewone thermometer zal dit niet lukken. In dit filmpje stellen we eerst een thermometer op voor economische groei en daarna een thermometer voor welvaart.
Definitie economische groei
Wanneer ik me afvraag hoeveel de economie gegroeid is, vertrekken we best vanuit een concreet voorbeeld.
In dit geval een pizzeria. Wanneer heeft deze pizzeria de beste avond gehad? In dit geval is dit avond twee omdat hier meer pizza’s verkocht zijn dan op avond 1. Als we het aantal verkochte pizza’s in onze pizzeria meerdere jaren bijhouden, kunnen we kijken hoeveel de zaak groeit doorheen de jaren. Worden er steeds meer pizza’s verkocht, dan groeit de pizzeria.
[Typ hier] Lesfiche 9: economische groei en welvaart 63
Voor een land is dit gelijkaardig. Als we willen weten of de economie gegroeid is moeten we kijken naar de productie van goederen en diensten. Hier houden we natuurlijk rekening met alle goederen en diensten. Zoals bijvoorbeeld: auto’s, koelkasten, game-consoles, pintjes bier, concerttickets, gsm’s, gsm-abonnementen, naar de kapper gaan en alle andere goederen en diensten. We omschrijven economische groei als het produceren van steeds meer goederen en diensten.
Toegevoegde waarde
We kunnen geen auto’s bij gsm’s optellen, daarom rekenen we met de waarde van de goederen. Ook moeten we opletten aangezien sommige goederen gebruikt worden om andere te produceren. Om dit te verduidelijken nemen we het voorbeeld van een heel simpele economie met slechts drie bedrijven.
voorbeeld
Het eerste bedrijf is een boerderij die voor 5 euro graan produceert. Deze boer voegt dus 5 euro toe aan de omvang van onze economie, aangezien hij geen aankopen moet doen om zijn graan te produceren.
Het volgende bedrijf is een molen die het graan omzet in meel. Deze molenaar produceert voor 20 euro meel. Toch voegt hij maar 15 euro toe aan de grootte van de economie.
Om de waarde te berekenen die deze molenaar toevoegt aan de economie moeten we rekening houden met de aankoop van het graan. Aangezien de molenaar voor 20 euro meel produceert en 5 euro kosten heeft, heeft deze molen een toegevoegde waarde van 15 euro.
In deze laatste stap hebben we een bakkerij die van het meel voor 50 euro broden bakt. Toch voegt deze bakker maar 30 euro toe aan de omvang van de economie.
Aangezien de bakker voor 50 euro brood produceert en 20 euro kosten heeft, heeft deze baker een toegevoegde waarde van 30 euro.
Door het optellen van de toegevoegde waardes krijgen we een goed beeld van de grootte van de economie. Merk op dat de grootte van onze economie (50 euro) gelijk is aan het geproduceerde brood. Dit is een afgewerkt product dan kan geconsumeerd/ gebruikt worden.
BBP (Bruto binnenlands product)
Aangezien onze overheid graag weet hoe goed de economie het doet, houdt de overheid al jaren het bruto binnenlands product bij. Dit is een cijfer dat de grootte van onze economie weergeeft. We bekomen het BBP door de som te maken van alle toegevoegde waarden binnen één land. Meestal wordt dit cijfer op jaarbasis berekend. Het Belgische BBP was ongeveer 400 miljard euro in 2014.
Het BBP wordt gebruikt om economische groei te meten. In de economie noemen we het BBP dus een indicator voor het meten van economische groei. Als we het BBP gedurende verschillende jaren bijhouden, kunnen we deze cijfers gebruiken om in te schatten hoeveel onze economie gegroeid is. Wanneer in het nieuws vermeld wordt dat de Belgische economie in 2015 met 2 procent gegroeid is, dan is dit berekend aan de hand van het BBP.
Het BBP zal onze thermometer worden om economische groei te meten!
[Typ hier] Lesfiche 9: economische groei en welvaart 64
Definitie welvaart
Nu moeten we nog een thermometer ontwikkelen voor welvaart.
De centrale vraag bij het begrip welvaart is: ‘Hoe goed hebben de inwoners het? ‘.
Wanneer we ons afvragen hoe goed onze inwoners het hebben, komen er onmiddellijk een heel aantal zaken naar boven. Heeft iedereen een huis? Heeft elk gezin een auto? Heeft iedereen een gsm? Heb je overal in het land gsm ontvangst/ wifi? Is er voldoende eten in ons land? Hoe staat het met de gezondheidszorg? Krijgen alle kinderen onderwijs? Enzoverder…..
Wij zullen welvaart dan ook omschrijven als de mate waarin de inwoners hun behoeften kunnen bevredigen. Aangezien mensen veel behoeftes hebben, zullen we moeten werken met meerdere indicatoren.
Welvaartsindicatoren
We geven enkele indicatoren die kunnen helpen bij het meten van welvaart. Merk op dat deze allemaal zo zijn opgesteld zodat ze kunnen geteld/ gemeten worden.
Enkele mogelijke indicatoren zijn:
o Aantal daklozen per 1000 inwoners
o Aantal gsm’s per 1000 inwoners
o Aantal auto’s per 1000 inwoners
o Gemiddeld aantal bezoeken aan de voedselbank per inwoner per jaar
o Gemiddeld aantal jaren onderwijs
o De levensverwachting
o ……. (nog vele andere mogelijke indicatoren)
HDI (Human Development Index)
Een reeds bestaande thermometer voor welvaart is de HDI of Human Development Index. Deze index scoort elk land tussen 0 en 1 aan de hand van 3 welvaartsindicatoren. De gebruikte indicatoren zijn levensverwachting, onderwijs en BBP per inwoner. Door deze goede selectie geeft de HDI een goed beeld van de welvaart van een land.
Wanneer ons nu gevraagd wordt hoe we welvaart gaan meten, kunnen we hierop antwoorden. We werken met verschillende indicatoren. Of we maken gebruik van een bestaande index van verschillende indicatoren zoals de Human development index.
Conclusie
Als we economische groei meten gebruiken we hiervoor het BBP, dat wordt opgesteld door de som te nemen van de toegevoegde waardes binnen één land.
Als we welvaart meten willen we weten in welke mate de inwoners hun behoeften kunnen bevredigen. Hiervoor kijken we best naar een combinatie van indicatoren. Een bestaande en veelgebruikte combinatie van indicatoren om welvaart te meten is de human development index.
[Typ hier] Lesfiche 10: arbeidswetgeving 65
Lesfiche 10: arbeidswetgeving Leerdoelen (leerplan VVKSO)
De leerlingen kunnen
rechten en plichten van de werkgever en de werknemer toelichten aan de hand van de arbeidsovereenkomst en het arbeidsreglement;
de rol van de werknemers- en van de werkgeversorganisaties omschrijven bij het afsluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten en bij andere kwesties van sociale en maatschappelijke aard.
BZL-oefeningen
o de arbeidsovereenkomst
o het arbeidsreglement
o de cao
o sociale partners
o einde arbeidsovereenkomst
Synthese/ samenvatting
Arbeidsovereenkomst
Het is een overeenkomst waarbij een persoon, de werknemer, zich ertoe verbindt tegen loon arbeid te verrichten voor een andere persoon, de werkgever, en dit werk onder zijn gezag uit te voeren.
De arbeidsovereenkomst wordt tussen 2 partijen gesloten.
(JOE fm, 2014) (VTM, 2014)
WerknemerWerkgever
[Typ hier] Lesfiche 10: arbeidswetgeving 66
Er zijn 4 essentiële elementen bij een arbeidsovereenkomst
De overeenkomst: die is wederkerig: er zijn 2 partijen die tegenover elkaar verplichtingen hebben.
De arbeid: De werkgever verbindt zich er toe arbeid te verschaffen en de werknemer verbindt er zich toe het werk nauwkeurig en zorgvuldig te verrichten.
Het loon: loon is de tegenprestatie van de arbeid.
Het gezag van de werkgever: er kan slechts van een arbeidsovereenkomst sprake zijn als de werknemer zijn arbeid verricht, ondergeschikt aan de werkgever.
Het arbeidsreglement
Een document dat de algemene arbeidsvoorwaarden vaststelt als aanvulling op de individuele arbeidsovereenkomsten. Het verschaft de werknemers informatie omtrent de werking en de organisatie van arbeid in de onderneming.
Dit is het resultaat van een onderhandeling tussen werkgever en werknemers.
De cao
o Waarvoor staat de afkorting cao?
Collectieve arbeidsovereenkomst.
o Wat is een cao?
Een akkoord dat gesloten wordt tussen één of meer werknemersorganisaties en één of meer werkgeversorganisaties of één of meer werkgevers. In dit akkoord worden individuele en collectieve betrekkingen tussen werkgevers en werknemers in ondernemingen of in een bedrijfstak vastgesteld en worden de rechten en plichten van de contracterende partijen geregeld.
o Tussen welke 2 partijen wordt een cao gesloten?
Vakbonden en werkgevers.
Sociale partners
Werknemersorganisaties
Een synoniem voor werknemersorganisatie is vakbond. Dit is een organisatie die de belangen van de werknemer vertegenwoordigt. Hierin zitten werknemers. Dankzij vakbonden kunnen de werknemers zich verenigen en staan ze sterk tijdens de onderhandelingen over lonen, arbeidsduur, vakantiedagen…
Werkgeversorganisaties
Ook werkgevers organiseren zich in organisaties om hun belangen te verdedigen. Één van de belangrijkste functies van de werkgeversorganisaties is het overleggen met werknemersorganisaties over cao’s.
[Typ hier] Lesfiche 10: arbeidswetgeving 67
Einde arbeidsovereenkomst
Aan een arbeidsovereenkomst/ arbeidscontract kan een einde komen
1 door afloop van de termijn voor de overeenkomsten van bepaalde duur;
2 door de voltooiing van het overeengekomen werk voor de overeenkomsten voor een duidelijk omschreven werk;
3 door de wil van een van de partijen (ontslagen of ontslagnemend);
4 door onderling akkoord;
5 door de dood van de werknemer;
6 door overmacht met definitieve gevolgen.
[Typ hier] Lesfiche 11: invloed van internationale handel op het BBP 68
Lesfiche 11: invloed van internationale handel op het BBP Leerplandoelen (VVKSO)
De leerlingen kunnen
formuleren welke motieven ondernemingen hebben om zich op de internationale markt te begeven (SET 3).
Lesvideo’s
o Waarom exporteren?
o Kostenvoordelen
o Absolute kostenvoordelen
o Comparatieve kostenvoordelen
o Invloed internationale handel op BBP
Extra’s
o PowerPoint invloed van internationale handel op het BBP
[Typ hier] Lesfiche 11: invloed van internationale handel op het BBP 69
Synthese/ samenvatting
Waarom exporteren landen?
Wanneer we exporteren kunnen we ook in het buitenland geld verdienen. Zeker voor een klein land als België is dit een groot voordeel, want nu kunnen we ook andere afzetmarkten bedienen. Voor de Amerikanen is Belgisch bier een luxeproduct dat veel kwalitatiever is dan vele Amerikaanse bieren. Zo wordt een Belgisch bier als ‘Leffe’ in Amerika vaak dubbel zo duur verkocht als bij ons.
Hier zien we zo’n Belgisch biercafe in het centrum van New York. Welke voordelen levert de internationale handel op voor België?
Wanneer we meer exporteren dan importeren zal het Belgisch BBP stijgen en de binnenlandse werkgelegenheid stijgen.
Het verschil tussen export en import noemen we de handelsbalans. Een positieve handelsbalans is dus heel goed voor het BBP.
Waarom brouwen de Amerikanen niet zelf meer bier? (uiteindelijk moeten ze ons betalen voor het Belgisch bier)
Men kan natuurlijk meerdere goederen produceren en er moet een afweging gemaakt worden hoeveel er van elk goed geproduceerd wordt. Zo kan het zijn dat Amerika heel veel smartphones produceert.
Nu kunnen we ook de andere kant van het verhaal brengen. Ook al verdienen we geld aan de bierverkoop aan Amerika, andere producten zoals bijvoorbeeld smartphones zullen we bijvoorbeeld importeren uit Amerika. Nu moeten wij de Amerikanen voor deze smartphones betalen. Door deze combinatie van import en export kunnen de consumenten kiezen uit meer producten. Hoe groter de verschillen tussen de productieprijs van beide landen, hoe meer voordeel we zullen halen uit internationale handel. Zo zullen wij goedkoper bier produceren en de Amerikanen kunnen goedkoper Iphone’s produceren.
(experiencenomad, sd)
[Typ hier] Lesfiche 11: invloed van internationale handel op het BBP 70
Kostenvoordelen
Kostenvoordelen overzicht o Verdeling van de productiefactoren o De mate van ontwikkeling van een
land o Geografische ligging o Kunstmatige voordelen o Hoogte van de lonen
Absolute kostenvoordelen
Wanneer we gaan becijferen wat het voordeel is van internationale handel op het BBP, doen we dit best met een eenvoudig voorbeeld. Hiervoor veronderstellen we volgende zaken:
o 2 landen, Nederland en Japan
o 2 producten – voedsel en computers – produceren
o voor productie is uitsluitend arbeid nodig
o Nederland heeft 2 mln. arbeidsuren en Japan 1 mln. arbeidsuren beschikbaar voor de productie
Hier zien we dan de gegevens om onze productiehoeveelheden te berekenen. Deze zijn uitgedrukt in aantal nodige arbeidsuren om een eenheid computers of voedsel te maken. Zo maakt een Nederlander op 25 uur één computer. Een Japanner heeft hiervoor maar 10 uur nodig. Een Japanner maakt ook 10 uur sneller één hoeveelheid voedsel.
Japan kan beide producten dus goedkoper produceren en heeft in dit geval dus een absoluut kostenvoordeel. Betekent dit dat er in Nederland niets geproduceerd zal worden? Neen, daarvoor moeten we ook naar de ruilverhoudingen tussen onze twee producten kijken.
(AZ St. Elisabeth Herentals, sd) (Goewie, 2013)
(meowshare, sd)
(van Alphen, 2015)
(Leitner, 2012)
(Nadus, 2016)
(achterdewolken, sd)
(theroxytheatre, sd)
(VN-Arena, sd)
(De Fryske , sd)
[Typ hier] Lesfiche 11: invloed van internationale handel op het BBP 71
Ruilverhoudingen
Bij dit soort oefeningen vermeldt men vaak het begrip autarkie: dit betekent zelfvoorzienend en is het omgekeerde van internationale handel. Een autarkisch land zal alles zelf produceren en noch uitvoeren, noch invoeren. Wanneer we de ruilverhoudingen gaan bekijken bij autarkie, gaan we bekijken hoeveel we van het ene product moeten opofferen om één hoeveelheid meer van het andere product te maken. In dit geval is de ruilverhouding in Nederland 2:1. Dit betekent dat de Nederlanders 2 computers moeten opofferen om één eenheid voedsel meer te produceren. In Japan is deze ruilverhouding minder voordelig: de Japanners moeten 4 computers opofferen voor één eenheid voedsel meer te produceren. Hieruit kunnen we afleiden dat Nederland een comparatief kostenvoordeel heeft ten opzichte van Japan op vlak van voedsel. Zij moeten minder computers opofferen om één eenheid voedsel meer te produceren.
[Typ hier] Lesfiche 11: invloed van internationale handel op het BBP 72
Comparatieve kostenvoordelen
Op deze slide bekijken we het verschil tussen autarkie en volledig vrije handel. Bij autarkie gaan we ervan uit dat de arbeidsuren 50-50 verdeeld worden over de 2 producten.
In het geval van autarkie
o Hierdoor worden er in Nederland 40.000 computers geproduceerd (1.000.000/25)
o Hierdoor worden er in Nederland 20.000 eenheden voedsel geproduceerd (1.000.000/50)
o Hierdoor worden er in Japan 50.000 computers geproduceerd (500.000/10)
o Hierdoor worden er in Japan 12.500 eenheden voedsel geproduceerd (500.000/40)
In het geval van volledige vrijhandel:
o Worden er in Japan 100.000 computers geproduceerd (1.000.000/10)
o Worden er in Nederland 40.000 eenheden voedsel geproduceerd (2.000.000/50)
We merken dus op dat wanneer landen zich gaan specialiseren de totaal geproduceerde hoeveelheid stijgt. Hierdoor kan de welvaart in beide landen toenemen.
[Typ hier] Lesfiche 11: invloed van internationale handel op het BBP 73
Invloed van de internationale handel op het BBP
Wanneer er meer dan 2 goederen zijn, kan men gaan kijken naar de volledige import en export van een land (of landenblok). Hier zien we cijfers uit 2016 (Zie PowerPoint). Er werd in Europa 1 684,9 miljard Euro uitgegeven aan import. Er werd 1 736,6 miljard euro verdiend met de uitvoer. Dit geeft ons een handelsbalans van 51,6 miljard euro. Dit betekent dus dat er dankzij invoer en uitvoer 51,6 miljard meer verdiend is. Deze extra welvaart danken wij aan de internationale handel.
Al dit geld dat verdiend wordt, komt op verschillende manier opnieuw in de economie terecht:
o Lonen betaald aan Europese werknemers
o Machines aangekocht bij andere Europese bedrijven
o Dividenden mee betaald aan Europese inwoners, die met dit geld gaan winkelen
o ……
BBP eurozone stijgt
We kunnen dus zeker stellen dat de internationale handel een grote invloed heeft op het BBP van een land of een landenblok. Internationale handel beïnvloedt het BBP op veel manieren, de belangrijkste implicaties van de internationale handel vind je hieronder:
o Door internationale handel kan je een grotere afzetmarkt bedienen
o Door meer te exporteren dan te importeren kan het BBP sterk stijgen
o Meer importeren dan exporteren is vaak niet wenselijk omdat een deel van de nationale welvaart dan naar het buitenland vloeit
[Typ hier] Lesfiche 12: BTW 74
Lesfiche 12: BTW Leerplandoelen (leerplan GO)
De leerlingen kunnen
het begrip BTW omschrijven;
aan de hand van de bedrijfskolom het principe van de BTW verklaren en aantonen dat BTW een verbruiksbelasting is;
Lesvideo’s
o Wat is BTW
o Wie betaalt BTW
o BTW berekenen op de toegevoegde waarde
o Oefening BTW
Synthese/ samenvatting
Bordschema 1: Wat is BTW?
[Typ hier] Lesfiche 12: BTW 75
Bordschema 2: Wie betaalt BTW?
Bordschema 3: BTW berekenen op de toegevoegde waarde
Bordschema 4: Oefening BTW
(pinterest, sd) (schoolplaten, sd) (moleneducatief, sd)
[Typ hier] ICT-fiche 1: loonberekening 76
ICT-fiche 1: loonberekening Lesdoelen Informatica
De leerlingen kunnen
De berekening van bruto naar netto in Excel uitvoeren door middel van functies.
Het gegevenstype van een cel aanpassen.
Formules ingeven in een cel.
De RSZ-werkgeversbijdrage en de totale loonkost berekenen in Excel.
De loonwig op 2 verschillende manieren berekenen in Excel.
De onderdelen van de brutowedde voorstellen in een cirkeldiagram.
Een percentage in een cirkeldiagram afronden op 2 cijfers na de komma.
Lesvideo’s
o Van bruto naar netto
o RSZ-werkgeversbijdrage + totale loonkost
o Loonwig
o Weddeberekening grafiek in Excel
Extra’s
o Excel-bestand weddeberekening
Samenvatting/ synthese
Cirkeldiagram van bruto naar netto
Cirkeldiagram maken dat toont uit welke onderdelen de brutowedde bestaat.
Stap 1: Juiste gegevens selecteren
[Typ hier] ICT-fiche 1: loonberekening 77
Stap 2: Tabblad invoegen => grafieken => aanbevolen grafieken
Stap 3: Bevestigen door op oké te klikken.
Nu verschijnen er 2 nieuwe tabbladen bovenaan.
Stap 4: Bij ontwerpen => grafiekstijlen (stijl 3)
Resultaat
[Typ hier] ICT-fiche 1: loonberekening 78
Stap 5: procent afronden
Op procent klikken met rechtermuisknop => gegevenslabels opmaken => notatie
[Typ hier] ICT-fiche 2: vraag en aanbod 79
ICT-fiche 2: vraag en aanbod Lesdoelen Informatica
De leerlingen kunnen
de vraagcurve voorstellen in een Excel-grafiek.
de aanbodcurve voorstellen in een Excel-grafiek.
een grafiektitel toevoegen in een Excel-grafiek
as-titels toevoegen in een Excel-grafiek.
een legenda toevoegen in een Excel-grafiek.
Lesvideo’s
o Vraagcurve in Excel
o Aanbodcurve in Excel
o Afwerking grafiek + marktevenwicht
Synthese/ samenvatting
Extra’s
o Excel-bestand vraag en aanbod
Vraagcurve toevoegen
Stap 1: selecteer de gegevens van prijs en gevraagde hoeveelheid
Opgelet, selecteer de woorden prijs en gevraagde hoeveelheid niet mee!
Stap 2: kies voor aanbevolen grafieken
[Typ hier] ICT-fiche 2: vraag en aanbod 80
Stap 3: kies de lijngrafiek (derde grafiek)
Kies de derde grafiek. Klik op Ok om te bevestigen.
Stap 4: Aanpassen gegevens (gegevens selecteren => bewerken)
Klik op Reeks 1. Klik daarna op bewerken.
[Typ hier] ICT-fiche 2: vraag en aanbod 81
Stap 5: reeksnaam invullen + gegevens omwisselen
=>
Resultaat
Aanbodcurve toevoegen
Stap 6: aanbodcurve toevoegen
0
5
10
15
20
25
30
35
0 1000 2000 3000 4000 5000 6000
Vraagcurve
Gevraagde q
Prijs
[Typ hier] ICT-fiche 2: vraag en aanbod 82
Resultaat
0
5
10
15
20
25
30
35
0 1000 2000 3000 4000 5000 6000
[Typ hier] ICT-fiche 2: vraag en aanbod 83
Afwerking grafiek
Stap 7: afwerking grafiek (grafiekonderdeel toevoegen)
o Grafiektitel toevoegen
o As-titels toevoegen
o Legenda toevoegen
Resultaat
0
5
10
15
20
25
30
35
0 1000 2000 3000 4000 5000 6000
Pri
js
Hoeveelheid
Vraag en aanbod
Vraagcurve Aanbodcurve