line of sight

17
Line of sight Kruispeiling Helling en strekking Azimut Monte Platasse =100° Azimut Monte Furgon =148° Tegenazimut ( of 180+Az = ..) Monte Platasse = 280° Monte Furgon= 328° 100° 148° Oriënteren in de Alpen Tijdens een bergwandeling in de Alpen wordt een wandelaar verrast door opkomende mist. Na het optrekken van de mist weet hij niet meer waar hij zich bevindt. Hij herkent in het landschap wel twee bergtoppen: m.n. de Monte Platasse en de Monte Furgon. Met zijn kompas ‘schiet’ hij de richtingen van die bergtoppen. Dit levert twee richtingen op. (zie fig. 1 en 2). Zo kan hij zijn standplaats terugvinden op zijn topografische kaart. R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012 Monte Platasse

Upload: romney

Post on 16-Mar-2016

73 views

Category:

Documents


1 download

DESCRIPTION

Line of sight. Kruispeiling. Helling en strekking. Oriënteren in de Alpen. - PowerPoint PPT Presentation

TRANSCRIPT

Page 1: Line of  sight

Line of sight Kruispeiling Helling en strekking

Azimut Monte Platasse =100°

Azimut Monte Furgon =148°

Tegenazimut ( of 180+Az = ..)Monte Platasse = 280°Monte Furgon= 328°

100°

148°

Oriënteren in de AlpenTijdens een bergwandeling in de Alpen wordt een wandelaar verrast door opkomende mist. Na het optrekken van de mist weet hij niet meer waar hij zich bevindt. Hij herkent in het landschap wel twee bergtoppen: m.n. de Monte Platasse en de Monte Furgon. Met zijn kompas ‘schiet’ hij de richtingen van die bergtoppen. Dit levert twee richtingen op. (zie fig. 1 en 2).

Zo kan hij zijn standplaats terugvinden op zijn topografische kaart.

R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012

Monte Platasse

Page 2: Line of  sight

Line of sight Kruispeiling Helling en strekking

Achterwaartse insnijding is een methode in de landmeetkunde om de coördinaten van het punt van de waarneming te bepalen door enkel hoekmetingen te verrichten naar ten minste drie andere, in coördinaten bekende punten in het platte vlak (2-dimensionaal). (Wikipedia).

R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012

Page 3: Line of  sight

De gesteentelagen op bovenstaande kaart zijn niet geplooid maar vertonen wel een helling.Een helling wordt gemeten loodrecht op de strekking, d.i. de oriëntatie van de waterpaslijn op het laagvlak.

Wat is de strekking van de lagen ?

A noord-zuid B west- oost

C NW-ZO

D NO –ZW ?

In welke windrichting hellen de lagen naar beneden?

A naar het noorden

B naar het zuiden

C naar het westen

D naar het oosten.

1500 m

1400

1300

1200

1100

1000

900

800

Hoe diep moet men boren door de heuveltop naar de zandsteenlaag ?

Line of sight Kruispeiling Helling en strekking

R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012

66%

Page 4: Line of  sight

Welk gesteente is het oudste ?

A KalksteenB ZandsteenC LeisteenD Conglomeraat.

Richting helling + aantal graden naar beneden hellend

Richting strekking

60

Line of sight Kruispeiling Helling en strekking

Fragment geologische kaart omgeving Ninglinspo

R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012

De lagen op kaart A zijn geplooid B zijn niet geplooidC staan loodrechtD liggen horizontaal.

Vooraleer bijgevoegde vragen te beantwoorden teken je best eerst een (schetsmatige) doorsnede volgens de lijn A –A’ op volgende geologische kaart. (De lagen dagzomen in een vlak gebied).

Page 5: Line of  sight

oplossing

Line of sight Kruispeiling Helling en strekking

R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012

Welk gesteente is het oudste ?

A KalksteenB ZandsteenC LeisteenD Conglomeraat.

De lagen op kaart A zijn geplooid B zijn niet geplooidC staan loodrechtD liggen horizontaal.

Page 6: Line of  sight

In X, Y, Z wordt steenkool aangeboord resp. In X op 50 m diepte, Y op 75 m diepte en Z op 100 m diepte. Teken de lijn waar die laag aan de oppervlakte komt.

Line of sight Kruispeiling Helling en strekking

R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012

Page 7: Line of  sight

In X, Y, Z wordt steenkool aangeboord resp. In X op 50 m diepte, Y op 75 m diepte en Z op 100 m diepte. Teken de lijn waar die laag aan de oppervlakte komt.

750

600

725

700

675

650

625700

675650

625

725

575

550525

500

Line of sight Kruispeiling Helling en strekking

R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012

Page 8: Line of  sight

Meten van helling en strekking met het kompas

Line of sight Kruispeiling Helling en strekking

R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012

Page 9: Line of  sight

Line of sight Kruispeiling Helling en strekking

R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012

Page 10: Line of  sight

Line of sight Kruispeiling Helling en strekking

laagvlak

splijtvlak

R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012

Page 11: Line of  sight

Prof. M. SintubinR. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart –

28/04/2012

Page 12: Line of  sight

Line of sight Kruispeiling Helling en strekking

Maboge

R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012

Page 13: Line of  sight

Line of sight Kruispeiling Helling en strekking

Met de dip of helling van een gesteentelaag, een breuk of een splijtvlak wordt de gemiddelde waarde van de maximale hellingshoek van die laag bedoeld. De helling staat loodrecht op de strekking van de laag. De dip is de hoek tussen een horizontale lijn loodrecht op de strekking en het vlak van de gesteentelaag.

De oriëntatie van een gesteentelaag wordt gegeven door de strekking, de dip en de windrichting waarheen de laag helt (hellingsrichting). Een laag (gele laag fig.) kan bijvoorbeeld de oriëntatie 30/40 SE hebben.

Dat betekent:- de strekking is 30° met het geografische noorden (het azimut),-de hellingshoek is 40° met het horizontale vlak en - de hellingsrichting is naar het zuidoosten (loodrecht op 30°, dus 30°+90° = 120° =zuidoosten).(naar Wikipedia)

30°

40°

R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012

Page 14: Line of  sight

Line of sight Kruispeiling Helling en strekking

R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012

Page 15: Line of  sight

70/45 SSE

R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012

Link met onderzoekscompetenties

Page 16: Line of  sight

Line of sight Kruispeiling Helling en strekking

R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012

Page 17: Line of  sight

4. Géomorphologie – Hydrologie

En amont de La Roche-en-Ardenne, le tracé de l'Ourthe décrit un train de méandres allongés très encaissés. Ces circonvolutions de l’Ourthe donnent un caractère paysager remarquable à la région comprise entre Maboge et Nisramont, arpentée chaque année par des milliers de promeneurs. Les méandres présentent une direction d’étirement préférentielle grossièrement perpendiculaire à la direction moyenne de la schistosité (Alexandre, 1956; Seret, 1979; fig. 12). Cette tendance est particulièrement nette dans les portions du cours d’eau qui sont sensiblement parallèles à la schistosité. C’est le cas entre La Roche en-Ardenne et Le Cheslé ainsi que dans la partie aval du cours de l’Ourthe orientale. Entre Le Cheslé et la confluence des deux Ourthes, l’Ourthe recoupe transversalement la schistosité. Dans cette zone, les méandres développent des apophyses orientées NW-SE, perpendiculaires à la direction moyenne de la schistosité (Alexandre, 1956).

Deux hypothèses ont été avancées pour expliquer le rôle de la schistosité dans le développement des méandres:

1. Selon Alexandre (1956), au travail d'érosion verticale est venu s'ajouter un glissement général du train de méandresvers l'aval. L’érosion progresse plus rapidement dans la partie du méandre qui est parallèle (et non perpendiculaire!) à la schistosité, par sapement de la base des feuillets ou des plaques suivant lesquels se débite la roche. Au contraire,dans la partie du méandre qui est perpendiculaire à la schistosité, l’érosion latérale est peu active.

2. Pour Seret (1979), l’étirement des méandres encaissés perpendiculairement à la direction de la schistosité résulte d’un processus périglaciaire. Le débitage de la roche suivant le plan de schistosité est accéléré par gélivation due à la croissance de lentilles de glace. Ce processus n’est actif qu’au- dessus du niveau de basses eaux. L’action mécanique de larivière se limite à l’élimination des débris qui s’accumulent à la base des parois rocheuses des rives concaves, au contactdesquelles une plate-forme rocheuse subhorizontale se forme dans le lit de la rivière. Cette plate-forme marque lalimite inférieure atteinte par la gélivation. Signalons que la migration latérale d’un méandre versl’aval peut aboutir à la capture d’un affluent (intercision). Ce phénomène s’est produit un peu en aval de La Roche-en-Ardenne où le ruisseau de Royen a été capturé par le méandre de Harzé.

Line of sight Kruispeiling Helling en strekking

R. Neyt – VLA-symposium – Mercator aangekaart – 28/04/2012