marc eemans - de laatste surrealist

67

Upload: marceemans

Post on 05-Aug-2015

223 views

Category:

Documents


2 download

DESCRIPTION

Eemans, M. (1984). De laatste surrealist. Antwerpen: Kunst en kapitaal, 29).

TRANSCRIPT

Page 1: Marc Eemans - De laatste surrealist
Page 2: Marc Eemans - De laatste surrealist

DE LAA TSTE SURREALIST

I 1111111 IIIII 1111 IIIII 1111111111 1111111111 IIIII 11111111 GE3003779

Page 3: Marc Eemans - De laatste surrealist

MARC. EEMANS

De Laatste Surrealist

Kunst Gig Kapltaal

ANTWERP EN

Page 4: Marc Eemans - De laatste surrealist

I ' ;~ /1 n

©Marc. Eemans, Brussel © Nederlandse vertaling: Kunst & Kapitaal, Antwerpen

D 1984 3898 3 ISBN 90 70832 05 4

Over Marc.Eemans

Op 23 september 1897 wordt in Antheit, een dorpje in Wallonie, Paul Delvaux geboren. Delvaux groeit uit tot een surrealist - al heeft hijzelf steeds de benaming ,sur­realist" verworpen- van wereldformaat. Op 21 novem­ber 1898 wordt in Lessen, eveneens in het Waalse lands­gedeelte, Rene Magritte geboren. Magritte wordt de be­roemdste en duurste aller surrealisten. Tien jaar na Del­vaux, negen jaar na Magritte, wordt in Dendermonde, in het Vlaamse landsgedeelte, Marc.Eemans geboren.

Keren we nu even terug naar de tijd dat de nauwelijks tienjarige Eemans zijn vader regelmatig vergezelde bij diens be:ioek aan kunsttentoonstellingen, en dat hij via een verre verwant, de beeldhouwer Emiel De Bisschop, talrijke kunstenaars en schrijvers uit de kunstkring ,Doe stil voort", waarin schilders als Felix De Boeck, Prosper De Troyer en Victor Servranckx debuteerden, persoon­lijk leerde kennen. Op het Koninklijk Atheneum van Brussel had Eemans een merkwaardige leraar Neder­lands, een zekere Maurits Brants. Deze hing aan de muren van zijn klaslokaal reproducties van taferelen uit de Germaanse mythologie en meer bepaald uit het Nibe­lungenlied, wat de verbeelding van de leerlingen naar het verre verleden van het sagenrijk Thule deed afdwalen. Ook diem hier de invloed vermeld van Eemans' oudere broer Nestor, die een groot kenner van Richard Wagner was. In diens bibliotheek trof de jonge Marc. alles aan wat nodig was om zijn inwijding in de wereld van de eeu-

5

Page 5: Marc Eemans - De laatste surrealist

wiw· 111 th ·11 t • v ' I' V< ll·di ~ ·n : Tannhauser, Parsifal, '1'1 i t 111 l ' fl Lull ·. zond · de Ring d ·r Nibelungen te ver­~~c · t c·n,

111 d ti JII t ' l ' ll ic· 11dt' j.1 :1r b ·g n de ,benjamin der eerste U lw cl1 c• rh 11 .llur s ·hild ·rs" de werken van Plato en de Ftl1 11 ,, .111 Spi11 m;.1 l · l "l n, en de meesterwerken van de H" '''' I lo ll tnd ~> (' s m listen: ,Mei" van Herman Gor-1<'1, .. P ·l1 t'' ·n , Fidessa" van Louis Couperus en de ,.SOIIIH' tt ·n" v. n Willem Kloos. Deze dichters brachten ,lc· j on ~~.o· E ·mans op hun beurt op het spoor van de En­~·~-L t' rom. ntiekers, vooral van Shelley. Precies in 1922 Wt'r<J d · h nderdste verjaardag herdacht van zijn even tr:r •i · h als mysterieus verscheiden:

c jaren 1922-1925 moeten in Eemans' intellektuele ont­wikkeling als beslissende jaren beschouwd worden, ver­mits het in deze periode was dat Eemans de jonge dichter Rene Baert ontmoette. Dit gebeurde in een door studen­ten en kunstenaars bezo<;:hte herberg ,Le Diable au corps" in de Koolstraat in Brussel. Dank zij Baert ont­dekte de jonge Eemans Novalis in de voortreffelijke Franse vertaling van Maurice Maeterlinck. Rond hetzelf­de tijdstip bezocht Eemans regelmatig het fameuze ,Cabinet Maldoror", in 1923 door Geert Van Bruaene in het Hotel Ravenstein ingericht. Geert Van Bruaene maakte van zijn jonge bezoeker een enthousiaste bewon­deraar van de ,Chants de Maldoror" van de betoverende Isidore Ducasse, bijgenaamd comte de Lautreamont. Van kapitaal belang is anderzijds Eemans' ontmoeting geweest met Paul Van Ostaijen, die de vennoot van Geert Van Bruaene werd toen deze.een andere kunstgalerij, ,La

6

Vierge poupine", een van de belangrijkste cenakels van hei surrealisme in Belgie, in de N aamsestraat in Brussel oprichtte.

Met deze intellektuele bagage gewapend, evolueerde Marc.Eemans naar het surrealisme. Maar alvorens de be­slissende stap te wagen deed hij een tijdje- net als Rene Magritte - aan abstrakte kunst, die men toen, althans in Belgie, ,zuivere beelding" noemde. Op dit terrein was hij de volgeling van Victor Servranckx, Jozef Peeters, Pierre-Louis Flouquet, Karel Maes en Felix De Boeck. Er kan geen twijfel over bestaan dat hij op dat ogenblik onder sterke linkse en meer bepaald trotzkystische in­vloed stond. Het waren de Franse surrealisten en ook de jonge ,philosophes" van het tijdschrift ,L'Esprit" die hem voor het surrealisme sensibiliseerden en het ver­wondert geenszins dat hij met -Pierre N a ville korres­pondeerde (deze briefwisseling ging helaas verloren), die een der sterfiguren van het tijdschrift ,La Revolution Surrealiste" was.

lntussen was het Eerste Surrealistisch Manifest van Andre Breton verschenen (1924), dat onmiddellijk de aandacht van de jonge Eemans trok en zijn instemming wegdroeg. Voortaan zouden zijn verzuchtingen naar dat absolute, dat hij nooit nagelaten heeft na te streven, via de door Breton gewezen weg verlopen. Als outsider doch meteen als ,medestrijder" nam hij deel aan de zijde van de latere Belgische surrealisten aan de memorabele ,veld­slag van het Casino van St.-Joost-ten-Node" in oktober 1926 : de politie kwam erbij te pas om de vechters te scheiden en enkele belhamels naar het dichtstbijgelegen

7

Page 6: Marc Eemans - De laatste surrealist

pol it it'knnllnissJria. t 1 • 1 r:tnsp rt rcn. Van toen dateert ,alit· l'i ll 'lij n vril' IH.b ·h. J m ·t amille Goemans en met 11dou.lr d I. ~o 11 Tlr { d r · Mcs ns, een vriendschap die nooi t I',Olr v nro · ~ ·ld w rden.

V('llllt'ld ·nswn:trd i dat Mesens in 1928 in de galerij ., I.· {po4 u ·" d ' ' rst · tentoonstelling van Eemans organi­~ · ·r·d · ' II d. t d t ~ dier gelegenheid uitgegeven catalogus · ·n g ·d i ht b vatte van Jean (later Louis) Scutenaire, die op dat enblik een intieme vrierid van Marc.Eemans wns. publiciteit van deze galerij werd gevoerd met de n men van hen die middelerwijl wereldfaam verwier­v n : Marc Chagall, Max Ernst, Giorgio de Chirico, Hans (later Jean) Arp, Paul Klee.

T oen het Stedelijk Museum van Amsterdam in 1930 een tentoonstelling wijdde aan de Nederlandse ,Onafhanke­lijken", werden Marc.Eemans en zijn vrienden Magritte en Mambour als Belgische surrealistische gasten uitge­nodigd. Afgaande op de in de catalogus van deze tentoon­stelling geciteerde prijzen gold het werk van Eemans op dat ogenblik meer dan dat van zijn beide oudere vrien­den. ,Les reflets du temps" van Rene Magritte kostte 2.000 ,bel g. francs", ,La maladie des planchers" en ,Campagne" elk 1.500 ,belg. francs". De prijzen van Eemans lagen hoger: 3.000 frank voor ,Des maisons sur lamer", 2.500 frank voor ,Lorsque tout est fini" en ,Le secret de lamer". Behorend tot de ,Fransche groep" sur­realisten waren uitgenodigd en aanwezig Giorgio de Chi­rico met twee doeken (,La nuit de Pericles" en ,L'auto­mate", 15.000 fr. francs elk), Miro met een olieverf (6.000 fr. francs) en twee collages (4.000 fr. francs elk), Picabia met drie doeken en Giacometti met een sculptuur. Salva-

8

dor Dali~ Max Ernst, Yves Tan guy en Man Ray hadden werken 'toegezegd maar verzuimd ze in te zenden.

In 1970 beleefd~ ik trouwens in Straatsburg de aange­name verrassing in het kader van een door de Raad van Europa ingerichte en aan ,Europa 1925" gewijde retro­spektieve een werk aan te treffen van Marc.Eemans, geti­teld ,L'attitude des apparences" en gedateerd 1928. Dit werk stamde uit de oude verzameling van E.L.T. Mesens in Londen en behoorde aan de heer Calixte Veulemans in Brussel toe. Het volstond de catalogus in te kijken om vast te stellen dat het het enige schilderij was van een nog levende Belgische schilder. Terwijl de bevoegde overheid in Straatsburg Marc.Eemans dus voldoende representa­tief.achtte om een van zijn werken op te nemen, schijnen de Belgische specialisten niet eens zijn naam te kennen, wat blijkt uit de in Parijs ingerichte tentoonstelling ,Peintres de l'imaginaire- Symbolistes et surrealistes bel­ges" in 1972. Nochtans nam Eemans als ,surrealistisch schilder" reeds aan twee of drie officiele Belgische expo­sities deel en fungeerde zijn jeugdportret ( ongeveer 20 jaar oud) samen met werk van Magritte destijds in de schouwramen van het voorlopig Museum ·voor Moderne Kunst op het Koningsplein te Brussel.

De eerlijkheid verplicht ons te erkennen dat de naam van Marc.Eemans reeds in de eerste jaren van het officieel Belgisch surrealisme in de kring der ingewijden taboe was. T och werkte hij mee en zelfs vrij regelmatig aan ,Varietes" (hij ontwierp de titelpagina van dit tijdschrift), de belangrijke publikatie van Paul-Gustave Van Heeke waarin veel aandacht besteed werd aan het

9

Page 7: Marc Eemans - De laatste surrealist

'''' c• di II H. 'I' N' of dric pentekeningen van M 111 Ft 111 ,111 h •l)h ·n h ·t omslag van bepaalde nummers w '' 'd : .111dr• · p ·m ·k ·ningen vindt men in meerdere lilt• t '''' H« ' II , ( ok tr ·ft men er de reproduktie van twee 1111 c•,rl"' i It · ::; ·hild ·rijen aan: ,Twee klimopbladen

hrt•np, •n lol a. n n relief van Hans Arp" en ,Voetbal-11 h il l It " I () 'L • lspelers die het hoofd van een onder hen .d h.d g ·bruiken. Het doek werd aangekocht door Vic­torS ·rvr< n kx.

Bi j zijn surrealistisch debuut, rond 1927, was M r .Eemans een der eersten - ja, zelfs meer dan tien jaar v66r Delvaux - om de deugden van de poetische vervreemding van de vrouwenmode van het einde der vorige eeuw en het begin dezer eeuw te herkennen, wat duidelijk blijkt uit enkele zijner in , Varietes" afgedrukte pentekeningen. Twee jaar later gebeurde het onvermijde­lijke : Marc.Eemans en Camille Goemans verlieten de groep.

J a, hoe de vervreemding van de vrienden Eemans en Goemans van de surrealistische groep verklaard ? Wat Eemans betreft bestond er toch van meetaf een funda­menteel verschilpunt : terwijl de meeste leden van de groep een min of meer ,dada"istisch" verleden achter zich hadden, kwam Eemans in de groep terecht met een dia­metraal tegenovergestelde intellektuele bagage, die hem desniettemin ontvankelijk moest maken voor het sur­realisme ala Breton. In ieder geval, de kloof was er. Maar hoe thans nog alle aspekten van het drama achterhalen ? De specialisten terzake zijn het er volmondig over eens dat de studie van het surrealisme in Belgie nog steeds in de kinderschoenen staat.

Wat mij betreft, wil ik er toch op wijzen dat, ongeacht

10

het feit dat het surrealisme in Belgie hoofdzakelijk door franssprekende of tweetalige jonge intellektuelen gedra­gen werd, verschillende onder hen - net zoals dit reeds voor de Belgische symbolisten het geval was geweest -van Vlaamse afstamming waren : Camille Goemans, in Leuven geboren als zoon van de bestendige sekretaris van de Koninklijke Vlaamse Academic voor Taal- en Letter­kunde ; Marc.Eemans, in Dendermonde ter wereld geko­men; E.L.T. Mesens, Brusselaar van geboorte, debu­teerde in de flamingantische groep ,Ter waarheid" waar­toe Joris Van Severen behoorde, en hield niet op zich ,de flamingant van Londen" te noemen. En vergeten we niet dat de Vlaamse expressionistische schilder Frits Van den Berghe een ,surrealistische" periode heeft gekend, ter­wijl een Rachel Baes zich graag beriep op haar voor­ouders uit het Waasland en het geschikte klimaat voor haar surrealistisch werk in het middeleeuwse Brugge von d. T enslotte verdient het feit vermelding dat Marcel Marien in Antwerpen he.J: levenslicht aanschouwde.

Wat Marc.Eemans betreft, hij heeft zelf verklaard dat hij zonder het surrealisme nooit zou geworden zijn wat hij tenslotte geworden is. Volstaat dergelijke verklaring evenwel om in hem een waarachtige surrealist te begroe­ten ? Het probleem lijkt me ingewikkeld, maar toch meen ik die vraag bevestigend te moeten beantwoorden, alhoewel Eemans beslist een speciaal type van surrealist blijkt te zijn.

Prof. Dr Piet Tommissen

11

Page 8: Marc Eemans - De laatste surrealist

Marc. Eemans: ,De pelgrim van het Absolute", 1937.

Page 9: Marc Eemans - De laatste surrealist

W oord vooraf

De ,laatste surrealist"? Indien we Marcel Marien mogen geloven zouden hijzelf en zijn jonge vriendjes de achter­hoede van het Belgische surrealisme vormen. Elders in dit boek noem ik die Heren en Dames de ,bende van Gutt, Marien en Bussy" omdat ze samen een groepje na­oorlogse jonge post-surrealisten vormen die vooral dada­istische en weinig surrealistische bekommernissen heb­ben, maar er in weerwil van houden manifesten en pam­fletten te schrijven en te ondertekenen tegen mensen zoals ik, die heh niet aanstaan. Laat me er echter aan toe­voegen dat er eveneens (dixit Christian Bussy) een ,b~nde van Eemans" zou bestaan ... En daar hebben we

· eveneens de Gentse kunstcriticus Jos Murez, die in onze Vlaainse gouwen , ,surrealistische" schilders met de vleet heeft menen te ontdekken: een ietwat potsierlijke stel­ling ...

Maar ikzelf, ben ik werkelijk een .,surrealist"? Prof. Dr. Tommissen schrijft hieromtrent: ,Het probleem lijkt me ingewikkeld, maar toch meen ik die vraag beves­tigend te moeten beantwoorden, alhoewel Eemans be­slist een speciaal type van surrealist blijh te wezen." De schrijver van dit bevestigend antwoord haalde ander­zijds mijn verklaring aan volgens dewelke ik ,zonder het surrealisme nooit zou geworden zijn wat ik tenslotte geworden ben".

Hoe het ook zij, ik ben dus een ,speciaal type van sur­realist". De hiernavolgende opstellen zullen het wellicht overvloedig bewijzen. Hetgeen niet belet dat ik van in

l5

Page 10: Marc Eemans - De laatste surrealist

t 't'~ l hl·rr v< n de groep eerste Belgische 1 11 • 11 t 111 ;Hll 1 It u n overlijden inti em bevriend

II I ti ll I ll 111("1 c mille Goemans en met Mesens. 11 l 1 t 11 1d rl ~t~trd ik nog steeds vriendschappelijke rela-

11 1t11 1 1,,., ,. ·lt tpaar Scutenaire, terwijl Georgette Ma-~ , 1 " ' ' ""' ' ~; ·n. rzeld heeft me een vriendelijke brief te

1 l11 q L' li 11 :1:1r aanleiding van lasterpraat van Marcel M.tr i':n.

W. ar ik schrijf ,van in den beginne" moet ik terug­g . . n tot 6 oktober 1926. Het is inderdaad op die datum dat de zogenaamde ,slag van le Casino de Saint-Josse" plaats had. Waarover gaat het? Een jonge avant-garde toneelgroep ,Le groupe libre", geleid door Tania Bala­chova en haar verloofde Raimond Rouleau, zou die avond een voorstelling geven van twee toneelstukjes, ,Les Maries de la Tour Eiffel" van Jean Cocteau, en ,Tamtam" van de debuterende Geo Norge. Dit stond de jonge heren van twee pre-surrealistische tijdschriftjes, ,Correspondance" en ,Marie", niet aan. Samen met enkele vrienden, waaronder de dichter Paul van Ostaijen en de kunsthandelaar Geert van Bruaene hadden zij een vlugschriftje getiteld ,Quelques turpides" gedrukt en verspreidden ze het v66r de vertoning in de toneelzaal, hetgeen tot een hevige relleidde waarbij gewonden vie­len en waar de politie bijgeroepen werd. Camille Goe­mans die op het balkon had postgevat, wer4 van zijn plaats gerukt en de trap afgegooid. Dejonge Eemans die aan de zijde van de betogers stond, snelde hem ter hulp, redde hem van een harde behandeling en sloot aldus een trouwe vriendschap met de toekomstige direkteur van de ,,Galerie Goemans" in de rue de Seine te Parijs , waar hij de eerste Parijse ,marchand de tableaux" van Salva-

16

Marc. Eemans : , H ommage au pere de Ia Revolution", 1925/26, o lieverf op paneel, prive-verzamel ing.

Page 11: Marc Eemans - De laatste surrealist

leu I ell, I 1 111 l.1 g 1 i1t • •n Marc. Eemans zou worden. .t 11 I ' I 1 d 1 11 •d ·r de kleine groep betogers nog lang

11 1 ' 111 1.11 • 1 1 1 o on t t nd de eerste groep Belgische sur­" dt H 11 ,1,111 0 • Paul van Ostaijen echter niet zou toe­Il l d, 11 . In n. v lging van de Parijse surrealisten kwamen dt• B1 us:i ·Is· surrealisten regelmatig bijeen, soms in de ' I '. • ·m · 13rittanique, rechtover de achtergevel van het P.1rl ·ment in de Leuvense straat, meestal ten huize van R ·n ' Magritte, soms ook in het huis van de ouders van Marcel Lecomte in de De Merodestraat te St.-Gillis­Brussel of in het salon van mijn ouders. Het is in dit salon dat op zekere avond de foto's gemaakt werden die achteraf het boekje van Paul Nouge ,La subversion des images" zouden illustreren. Een van deze foto's, afge­beeld op het omslag van dit boek en waarvan het negatief berust in het Archie£ voor moderne kunst van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten te Brussel, toont Magritte (rechts) en mijzelf (links) die ,les buveurs" voorstellen; twee heren klinken het glas, doch ze hebben het glas niet meer, ze , doen alsof''.

Ik wil nog de nadruk leggen op de grote betekenis van het oeuvre van Giorgio de Chirico voor de bekering van Magritte en mezelf tot de surrealistische schilderkunst. Een legende beweert dat Magritte tOt trar1en toe ont­roerd was nadat Marcel Lecomte hem ,De zang der lief­de" van de Chirico had leren kennen. Mesens heeft deze legende steeds als een vrome leugen verworpen, en be­weerde dat het niet Lecomte, doch hijzelf was die Magritte de eerste werken van Chirico getoond heeft. Van tranen geen sprake meer ...

Wat er ook van zij, de Chirico heeft een grote rol ge­speeld in het ontluiken van de surrealistische schilder-

18

kunst in het algemeen en in de surrealistische bekering van Magritte en mijzelf tot een metafysische kijk op de werkelijkheid. Giorgio de Chirico, de eerste schilder uit de surrealistische beweging, werd achteraf verketterd door de surrealisten net zoals ikzelf, de ,laatste" onder de surrealistische schilders, zo dikwijls verketterd word. Zo is mijn schilderij ,Oroboeros" ontstaan : een borst­beeld van de Chirico, mijn zelfportret, en een kleine gou­den slang die in haar staart bijt - symbool van aanvang en einde.

19

Page 12: Marc Eemans - De laatste surrealist

Inkttekening, 1928.

Over mij~elf en het surrealisme in Belgie

In het begin van de jaren twintig kende het culturele leven in Belgie bij ·de jongeren een echte geestelijke omwenteling. Wij meenden aan het begin van een nieuw tijdperk gekomen te zijn. De kunst kende naast de dad;:t"is­tische explosie twee nieuwe richtingen, namelijk het expressionisme en hetgeen men in Vlaanderen ,de zui­vere beelding" placht te noemen en waarvan enkele aan­hangers eveneens bij het Italiaanse futurisme aanleunden.

De jonge Rene Magritte heeft in haast alle moderne richtingen geexperimenteerd. Dejonge Marc. Eemans, nota bene haast tien jaar jonger dan Magritte, heeft even­eens doch in veel mindere mate dan Magritte, de invloed van al die richtingen ondergaan om ten slotte, net zoals Magritte, de weg van ,de zuivere beelding" in te slaan. Daarbij komen voor beide kunstenaars allerlei andere wisselwerkingen en vriendschappelijke contacten, met kunstenaars en letterkundigen die dezelfde modernis­tische richtingen uitgingen. Laten we niet vergeten dat de pre-surrealistische Magritte gedurende een tijdje een ge-

. meenschappelijk atelier heeft gehad ·met de schilder en dichter Pierre-Louis Flouquet. Anderzijds heeft hij, samen met de schilder Victor Servranckx, een tot hiertoe onuitgegeven theoretisch tekstje geschreven ten voordele van de abstracte kunstrichtingen.

De pre-surrealistische jonge Eemans (hij was toen vijf­tien of zestien jaar) was een regelmatige medewerker van

21

Page 13: Marc Eemans - De laatste surrealist

1. t t Ill 'I '•" I · · ·I bl< d ,7 Arts". Hij was bevriend met d d11 lu 1 P.tul v.\n staijen en leerde de dichtkunst van I 1111 11 ,llll ill ll k ·nnen dank zij de kunsthandelaar Geert

,111 H1 u. t ·n •. ,De zangen van Maldoror" kunnen als een '<' I t • :1. nloop naar het surrealisme van Eemans be­ell uwd worden.

In 1924 verschijnt Bretons ,Manifeste du Surrealisme". Hct is een baken in de definitieve kunstontwikkeling zowel van Magritte als van Eemans. Voor mijzelf client eveneens de ontmoeting met de Duitse en Engelse romantici als bepalend beschouwd te worden, met (van op de schoolbanken) de Hollandse, Vlaamse en Franse symbolisten, zonder de Engelse pre-rafaelieten te verge­ten.

Een nog andere invloedssfeer voor Eemans is deze van de jonge Franse filosofen van het tijdschrift ,L'Esprit".

Dit alles om mijn geestelijke background te situeren, alvorens ik in contact trad met degenen die enkele jaren later de ,eerste Belgische surrealistische groep" zullen vormen. Deze groep kan als ongeveer definitief be­schouwd worden na de anti-avantgarde-rel van 1926, waar Eemans, als persoonlijke vriend van Goemans en Mesens, aan de zijde der toekomstige surrealisten staat en in de letterlijke zin van het woord het leven van Goe­mans heeft gered.

Laat ons nu eventjes een blik werpen op de leden van de groep waarbij oorspronkelijk Paul van Ostaijen en Gas­ton Bursens meer of min waren aangesloten. Van Os­taijen was een medewerker van Geert Van Bruaene en zelfs medestrijder gedurende de rel van het ,Casino de St.Josse".

22 Inkttekening, 1928.

Page 14: Marc Eemans - De laatste surrealist

Als hoofdfiguur zal ik Paul Nouge beschouwen, een meer dan eigenzinnig man, chemicus van beroep die alles met de .grootste __ ernst opnam en totaal van aile humor ge~ speend was. HIJ was een der medestichters van de Bel­gische Kommunistische Partij geweest, doch onthield zich toen van alle aktieve politiek. Geestelijk gesproken leunde hij aan bij schrijvers zoals Paul Valery, Jean Paul-han en dergelijke. ·

Als tweede voorman hebben we Camille Goemans een Jijn en uiterst gedistingeerd man, doch ietwat zwak' van karakter. Hij had dezelfde geestelijke bekommernissen al~ Nouge. Op het St.Michielscollege te Brussel had hij vr~endschap · ~esloten met de latere schrijvers Henri Michaux, Enc de Hauleville en Herman Closson. Van beroep was hij kunsthandelaar waardoor hij geassocieerd was met Geert Van Bruaene, na het vertrek van Van Os­taijen uit de ,Galerie La Vierge Poupine". Achteraf heeft hij de ,Galerie Goemans", in de rue de Seine te Parijs, gedurende een paar jaar opengehouden, waar hij Salvador Dali en Magritte ·onder contract had.

Derde belangrijke figuur was E.L.T. Mesens, eveneens kunsthandelaar en zodoende concurrent van zijn vriend Goemans. Mesens kwam van het Dadai"sme, net zoals Magritte. Hij debuteerde als jong Vlaams toondichter bevriend met J oris Van Severen en Wies Moens. In feit~ is hij_ steeds ~en dandy en een speelse figuur geweest met ee~ mternatwnale allure : hij was ·zowel in Parijs als Milaan of Landen thuis. In Landen heeft hij de moderne ~unst gepropageerd in zijn eigen kunstgalerij. Enkele tijd IS Eemans onder contract geweest bij Mesens en werden Mesens en Eemans onafscheidbare vrienden in zoverre dat Mesens, Van Bruaene en Eemans met hun drieen de

24

, , Gal erie de la Pipiniere" opengehouden hebben. Alhoe­wel totaal verschillend qua temperament en geestes­houding zijn Mesens en Eemans intieme vrienden ge­bleven tot aan de dood, in 1971, van Mesens.

Een andere en zeer vruchtba.re vriendschap is ontstaan tussen Goemans en Eemans. Wij hebben samen de uitge­verij en het tijdschrift ,Hermes" gesticht en hebben be­roepshalve samengewerkt op de ,Belgisch-Luxe~burgse Dienst voor Toerisme", zodat wij elkaar dagehJks van 's morgens tot 's avonds laat ontmoetten. In hun ,sur­realisme" gingen heiden de wegen van poezie, wijsbe­geerte en mystiek bewandelen met medewerkers zoals Bernard Groethuyzen, Henri Corbin, Henri Michaux, Andre Rolland de Reneville en wi jsgeren als Heidegger en Jaspers (natuurlijk geen surrealisten!).

Een vierde belangrijke figuur was Marcel Lecomte, die nooit helemaal ,surrealist" geweest is en daardoor echter de meest ,surrealistische" van de groep door zijn ,inso­liete" gedraging en zijn bestendige hang naar het myste­rie en het occulte.

Sam en met N ouge en Goemans was Lecomte een van de redacteurs geweest van de pre-surrealistische vlug­schriften ,Correspondance". Een vierde surrealist­schrijver is Jean (later) Louis Scutenaire die slechts na d_~ rel van het Casino van St.Josse tot de groep toetrad. HIJ was student in de rechten en dweepte met de beruchte ben de van Bonnot, alsook met de heiden van het V reem­delingenlegioen. Hij is vooral auteur van aforismen en van korte, soms dadai"stisch aandoende novellen. Als bur­german is hij ambtenaar op het Ministerie van Binnen­landse Zaken geworden en als surrealist boezemvriend van Eemans, in zover dat hij tenslotte getrouwd is met dezes liefje.

25

Page 15: Marc Eemans - De laatste surrealist

11 ~ 1•1\''' t 1 l l•t 1 ·ft , niemand weet al te best wat zijn 11 111 II , t 11 I · 01 n1ing aangaat, wel weet men dat hij op de li t 11 , ,•l • /\I , J emie voor Schone Kunsten geweest is, du It ' I' niet veel geleerd heeft, want zijn vakkennis als

l hi IJ ·r was aanvankelijk zeer povertjes, hetgeen nog ·r 'Cr opviel toen hij als surrealist aan ,anti-peinture"

ging doen : verboden mooi te doen ! Achteraf heeft hij aan mooidoenerij gedaan. Als mens was Magritte sarkas­tisch en niet zeer menslievend. Als intellectueel hield hij het liever bij de boekjes van ,Le Masque Noir" en de lee-

. tuur van Fantomas, alhoewel hij veel later, wellicht onder invloed van Goemans, ,existentialistische" bekommernissen moet gekregen hebben. Magritte wordt algemeen beschouwd als een vindingrijk kunstenaar. Men vergeet echter dat zijn vrienden hem steeds een vruchtbare inspiratiebron zijn geweest. Het ging meestal om ,l'inventioncollective"waarbij hij nietenkelhet ,in­soliete" onderwerp, doch zelfs de titels van schilderijen aan zijn vrienden te danken had.

In de om gang was Magri tte een zeer proza"ische burger­man. Zelfs rijk en beroemd, leefde hij in een interieurvol wansmaak, erger dan kitsch.

Waar de Franse surrealisten resoluut anti-muzikaal waren, speelde bij de Belgische surrealisten de muziek een grote rol : E.L. T. Mesens was als toondichter begon­nen, de broer van Magritte, Paul Magritte, was eveneens musicus, en de beroemd en rijk geworden Magritte bezat een vleugelpiano. De Belgische surrealistische groep telde onder haar leden de musicoloog Paul Hooreman en de toondichter Andre Souris, een merkwaardig man, die op zeker ogenblik uit de groep gestoten werd omdat hij een dodenmis gedirigeerd had.

26

Marc. Eemans: ,Match de foot-ball"' 1928, olieverf op doek, oude verzameling Victor Servranckx.

Page 16: Marc Eemans - De laatste surrealist

II t lt 111 ' lt 11 i ·t g ·zegd dat de hele groep anti-katholiek t , dl11' · ·lm ·vrouw Magritte zeer gelovig was en een

It t I I •tt i 11 • m t kruis droeg, wat Breton, de paus van het 1111 -.dism ', cens deed zeggen: ,Madame, enlevez cette

11 1 du1 ·".

. ; ' rgette Magritte was in haar: jeugd een mooi vrouw­t J dat graag koketteerde, maar ze was dom en had geen h ge dunk van haar man zolang het gezin in halve armoede leefde. Achteraf, met de komst van weelde en roem, is dat natuurlijk veranderd.

Marthe Beauvoisin, die levensgezellin van Paul Nouge geworden was, was niet al te mooi en was verhangen aan drank en sigaretten.

~rene Hamoir, de echtgenote van Magritte's boezem­vnend S~utenaire, heeft een roman geschreven, ,Boule­vard Emile Jacqmain", alsook enkele dichtbundels onder de schuilnaam Irine. Zij kwam uit een socialistisch mid­den en de surrealistische legende beweert dat haar familie tot de circuswereld behoorde.

Alvorens over Eemans zelf te spreken ~al ik nog twee namen vermelden : Paul Colinet, gemeenteambtenaar te Ukkel, een eerder dada'istisch dichter die zich circa 1933-34 bij de groep kwam vervoegen, en de laatkomer Marcel Marien, die er slechts in 1937 bijkwam en die zich sedert­dien als zijn officiele historiograaf en scherprechter voor­doet: ,Eemans een gestapist, Magritte een valsmunter C?eorgette Magritte een overspelige vrouw", dixit Ma~ nen. Zo de Parijse surrealisten vooral cafe-surrealisten geweest zijn, waren die in Brussel huiselijk aangelegd met het huis van Magritte als verzamelplaats, met af en toe een vergadering bij de ouders van Lecomte of van Eemans of met een afspraak in de Taverne Britannique, aan de L~u-

28

vensestraat, achter het Parlement, waar nog andere lite­raire groepen uit het Brusselse samenkwamen. De verga­deringen van de groep verli~pen ernstig. ~f en toe werd iets voorgelezen of een mamfest voorbere1d. Soms werd over recente muziekgebeurtenissen gesproken en werd gemusiceerd.

Wat Eem'ans betreft, ik zal zeer kort zijn. Hij was be­vriend met Mesens en Goemans en kende het oeuvre van Lautreamont.

Met Nouge ben ik nooit tot hechte vriendschap gek~~ men, want Nouge, geboren in 1895, waste oud voor miJ en te eenzelvig, ik, Eemans, te schuchter en te jong. Tus­sen Magritte en mij is het nooit tot intimiteit gekomen alhoewel ik hem wel af en toe raad mocht geven qua techniek. We waren ook te verschillend van tempera­ment. Eemans was, zoals de schrijver }oris Vriamont mij noemde ,een sombere Viking" die durfde spreken over mystieke auteurs als Ruusbroek en Hadewich als ,:voo~­lopers" van het surrealisme. Ik was eveneens. verd1ept m de wereld van het symbolisme, van de Dmtse roman­tiekers, en voelde mij een volbloed Germaan, alhoewel Paul Colinet mij ,Marc le Grec" noemde. Ik was evd~n­eens een Vlaams-nationalist en na een kortston 1ge Trotsky-periode een groot bewonderaar van het ?Pk~~ mende nationaal-socialisme. Dit alles maakte dat 1k miJ ten slotte niet helemaal thuis voelde in de surrealistische groep. Nooit heb ik echter. de ?and m~~ het surreal~sme verbroken en wellicht sta 1k diChter biJ het surreahsme van Andre Breton dan mijn Belgische bondgenoten. Eemans is ,un surrealiste pas comme les autres".

De Belgische surrealisten hebben elk hun eigen wereld-

29

Page 17: Marc Eemans - De laatste surrealist

h • l1 ouwin , hun eigen zienswij9e wat poezie, literatuur (' II ~ ·hild rkunst betreft. Er is geen eenheid inzake esthe­t iL· k, :t il n vriendschappelijke banden en een g~meen­~ ·h, ppelijk standpunt : anti-literatuur en anti-peinture, n vooral geen contacten met andere kunstenaarsgroe­

pen~ om zodoende een zeer gesloten kring te vormen, une ,chapelle", zoals men in het Frans zegt. Zelfs een Paul Delvaux die zo dicht bij het surrealisme staat is nooit als een echte surrealist beschouwd, een onaanzien­lijk kunstenaar als Robert Willems echter wel, omdat hij de neef was van Paul Colinet en wellicht ook omdat hij nooit een ;,concurrent" van Magritte kon worden, terw~jl ik dat niet alleen kon maardaadwerkelijk was.

30

Vervalste dobbelstenen en gemerkte speelkaarten

Wie ooit als bevoorrechte bij E.L. T. Mesens te gast was, heeft ongetwijfeld mogen genieten van zijn tafelgesprek­ken over duizend-en-een onderwerpen betreffende de

. internationale avant-gardebeweging en in het bijzonder het surrealisme.

Zijn meest geliefde onderwerp dat hem ook het nauwst aan het hart lag, was wat hij noemde ,~~ pseudo-verval­singen" (,les demi-faux"). Zo vertelde hiJ graag over het­geen een jonge Duitse schilder - M~x Ernst - ov~r­kwam, toen nog vrij onbekend maar die later, volgroeid, als een der grote Parijse meesters werd beschouwd, a.an wie begin van de jaren twintig een zekere Eugene G~m­del het nabootsen toevertrouwde van werken van arties­ten die ·toentertijd opgang maakten. Eugene Grinde! gaf Max Ernst, die om geld verlegen zat, deze opdracht om zijn vader beet te nemen toen deze gevraagd had hem

" een mooie collectie PariJ'se avant-gardisten" aan de hand

te doen als waardevolle geldbelegging. Mesens was van mening dat een ,namaak ", geschilderd door een kunste­naar met een grote toekomst voor zich, slechts een ,pseudo-vervalsing" kan genoemd worden.. .

Hij dacht waarschijnlijk ook aan de ~?pieen d1e. P.P. Rubens gemaakt heeft naar werk van Tmaan en Michel­angelo, kopieen die men niet meer beoordeelt als zoge­naamde vervalsingen maar als kopieen ,tout court".

E.L.T. Mesens hield ook de beeldhouwwerken voor

31

Page 18: Marc Eemans - De laatste surrealist

.. 1 t•tld u ·rv.1bingen", ontstaan naar voorbeelden uit 1 l1dd ., ij ·n. daar deze werken niet door de kunstenaar

1 ·II ~.; ' l l1 ., kt zijn alhoewel ze zijn signatuur meekregen. M ·s ·ns dacht ongetwijfeld aan de beeldhouwwerken .m Renoir, van Giorgio de Chirico, alsook aan die van

~ ijn vriend Magritte. Hij was er vast van overtuigd dat dergelijke ,pseudo-vervalsingen" er gerust aanspraak op mochten maken de ,veilige waarden" te evenaren op de h~?d~lsmarkt van de hedendaagse kunst. Anderzijds liep hiJ met hoog op met degenen die zich bezondigen aan anti-datering en oningewijden in de waan laten dat ze, bijvoorbeeld, destijds aan ,constructivisme" deden, ter­wijl ze toen slechts aan vrij onbelangrijke ,deco-kunst" toe waren.

Mesens, die zich gaarne - al was het maar als een uitda­ging- ,de Londense flamingant" noemde en nooit een blad voor de mond nam, kon zich hevig opwinden als hij sprak over het camouflageprocede dat de historici van het Vlaamse expressionisme opgebouwd hebben rond het ,onvaderlands" gedrag van Frits Van . den Berghe gedurende Wereldoorlog I. Van den Berghe die met zijn vriend, de aktivist Rene De Clercq, die trouwens zijn doeken verkocht, naar Blaricum in Nederland vluchtte in november 1918, is wel degelijk eveneens een ,akti-vist" geweest! .

Maar vermits onderhavig opstel eigenlijk handelt over de tentoonstelling ,Rene Magritte en het surrealisme" en vooral over mijn bevindingen van onwaarhden, verlaten we even de ,pseudo-vervalsingen", het ,anti-dateren" en de ,camouflagepraktijken" en ker~n we terug naar de catalogus van voornoemde tentoonstelling waarin een duidelijke poging aanwezig is om ,de speelkaarten te merken". ·

32

W aar gaat het in feite over ? Over een zogenaall_lde ,klandestiene" tentoonstelling gedurende de Dmtse bezetting, althans volgens de tekst van de cat.alogus, e~n tentoonstelling van enige werken van Magntte en ZlJn vrienden, geexposeerd ,in de galerij Lou Cosyn, eerste verdieping van nummer Sla, Magdalenastraat, langs de LINKER-deur van de gang''. ·

Deze tentoonstelling was echter geenszins klandestien : de kunstcritici van die tijd waren allen uitgenodigd, ikzelf was op de vernissage, als oude vriend van Lou Cosyn en als intimus van Camille en Sacha Goemans, geldschieters van Lou Cosyn (Goemans' late~e. e~htg.e­note trouwens, na zijn scheiding van Sacha Ch1gmnsk1). Sommigen hebben zich toen afgevraagd hoe het. kv.:am dat Camille Goemans, die zowat gedurende deruen Jaar op een zijspoor van het Belgische surrealisme was gezet, nu weer persona grata in dit midden was geworden. Het antwoord is nogal eenvoudig : door een ,mirakuleus" toeval waren de echtelingen Goemans tijdens de bezet­ting eensklaps schatrijk geworden, en daar geld geen geur heeft, was niemand nieuwsgierig naar de oorsp:ong va.n die rijkdom en allerminst de Brusselse surreahsten, d1e zich toch altijd ver verheven gevoeld hebben hoven zulke banale wisselvalligheden. Een ander ,sprookje", verschenen op dezelfde bladzijde van bovengenoemde catalogus, gaat over twee andere tentoonstellingen, waar­van er een, met werk van Raoul Ubac, werd ,ingekort na inmenging van de bezettende overheid".

Die expositie werd inderdaad gesloten een dag v66r de officiele sluiting, alhoewel naar men vertelde de va~~r van de kunstenaar zich onmiddellijk beriep op ZlJn sympathie voor het rexisme. Die vroegtijdige sluiting

33

Page 19: Marc Eemans - De laatste surrealist

lijkt me toch wat verdacht, daar de heren van de ,Propa­ganda AbteiluJ,;J.g" zich weinig of niet inlieten met ,cen­suur" van . die aard. Zij hielden zich eerder onledig met het hof .te maken aan de vrouwelijke bedienden van het Paleis voor Schone Kunsten, en hoe gaarne bezweken zij niet voor de charmes van vrouw, dochter of ,nicht'' van een of andere rijke economische collaborateur, van wie ze ook de uitgelezen wijnvoorraad op prijs stelden.

Ik wil hier een parenthese openen om te bevestigen dat de ,bezettende autoriteiten" in Belgie weinig ,nazi­gezind" waren. Dat kon men meer dan eens ervaren. Immers, velen onder hen waren katholieken uit het Rijn­land en bekenden openlijk hun anti-nazisme. Zelfs in de schoot van de S.D., gewoonlijk ,Gestapo" genoemd, waren er anti-nazi's - of ook nog ,dubbel-agenten" -beta:ald door de Intelligence Service. Er moet eveneens aan · herinnerd worden dat de zogenoemde ,entartete Kunst" nooit in Belgie ter sprake is gekomen. Expressio­nisten zoals Servaes, Saverijs, Brusselmans, Tijtgat, Mam­bour, hebben samen deelgenomen aan tentoonstellingen in Nazi-Duitsland, zonder ook maar iets te hebben ver­anderd aan hun eigen stijl. Indien Rene Magritte, in illo tempore, overstapte naar een · impressionistische tech­niek, was dit zeer waarschijnlijk niet uit kleinmoedigheid voor de ,vijand" zoals men veronderstellen zou, want deze ommekeer (zoals het in de catalogus heet), die Magritte later ,het surrealisme in voile zon" noemde, sproot zogezegd voort uit de noodzaak zich te verzetten tegen het sinistere oorlogsklimaat door middel van ,de kleur en de vreugde". Zijn vriend Nouge had dit klimaat trouwens gekenmerkt als ,mediocre" wereldramp. De

34 Inkttekening, 1928.

Page 20: Marc Eemans - De laatste surrealist

nieuwe richting van Magritte was dus (zoals de opsteller van de catalogus beweert) ',moreel en pikturaal". w aar is dat de Henegouwse surrealist Fernand Dumont in maart 1945 in het concentratiekamp van Belsen gestorven is, terwijl de Brusselse surrealisten vrij goed overeenkwa­men met de nazi-bezetter. Zo kon Marcel Marien na een paar maanden krijgsgevangenschap uit Duitsland terug­keren en bijna onmiddellijk na zijn thuiskomst (en niet klandestien, meen ik) het tijdschrift ,L' Aiguille aimen-' " . tee mtgeven. . W at verder de catalogus aangaat : op een bepaalde

pagina ziet men reproducties van het schutblad van een tiental boeken van Belgische surrealisten verschenen tus­sen 1941 en 1943, waarvan een uitgegeven bij Gallimard te Parijs. Al deze werken moesten toch vooraf ,gecensu­reerd" worden en van een ,uitgave-nummer" voorzien? De censors kweten zich over het algemeen vrij noncha­lant van hun taak, dat wil ik grif toegeven, en ik voeg erbij dat te Parijs de bezettende macht even weinig ,pro­nazi" was als in Brussel.

Ik besluit: vanwege de zogenaamde censuur hadden onze surrealisten weinig weerstand te vrezen, integen­deel ! Er is zelfs meer : enkele heren Belgische surrealis­ten hebben ernstig gecollaboreerd en kregen na de bevrij­ding te doen met de epuratie. Ik zal geen namen noemen. Dat laat ik over aan de beroepsverklikkers uit de kring van de na-oorlogse surrealisten. Het is echter wel gepast deze historie even op te rakelen, vermits de geschied­schrijvers van het Belgische surrealisme daarover stiekem zwijgen ... wellicht uit schaamte.

36

V oor de tentoonstelling ,Rene Magritte en het Surrea­lisme in Belgie" hebben verschillende ernstige kunst­historici zich borg gesteld, met aan het hoofd de heer Philippe Roberts-Jones, Hoofdconservator van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten te Brussel. En toch heeft een bijzonder welingelicht persoon. mij ver­teld dat de expositie gezien werd door de misvormende en partijdige brilglazen van de ,bende van Gutt, Marien en Bussy" ... hetgeen niet weinig beduidt!

Natuurlijk is deze ,bende", en dan vooral Mar~el Marien, goud waard op dit vlak, maar men mag ook met uit het oog verliezen dat deze Marien v66r alles een man is met oogkleppen, vervuld met oneindig veel wrokkige gevoelens, een man die graag uitpakt met de allures van een surrealistische Fouquier-Tinville, hetgeen ons onlangs nog bewezen werd in zijn boek ,,Le radeau de la memoire" waarin hij Magritte voor een valsmunter ver­sli jt en diens echtgenote voor een overspelige vrouw.

Dat de hele tentoonstelling rond de twee internationaal bekende kunstenaars Magritte en Delvaux draait, moet ons niet verwonderen, maar dat men zich veroorloofd heeft er enkele dada"istisch gerichte kunstenaars aan toe te voegen, die helemaal niets- of althans zeer weinig -.~e maken hebben met het surrealisme, heeft me met verblJS-

tering geslagen.

Zeker, er is wel enig verba~d mogelijk tussen dad.a"ism~ en surrealisme, en ongetwqfeld met het ,surreahsme dat de ,bende Gutt" lief is, maar is er dan ook geen ver­band tussen surrealisme en symbolisme?

37

Page 21: Marc Eemans - De laatste surrealist

Waarom werd de overeenkomst niet onderstreept tussen, bijvoorbeeld, ,L'Empire des Lumieres" (Het Rijk van het Licht) van Magritte en het schilderij van William Degouve de Nuncques, met als titel ,Het blinde huis" ?

En waarom werd de ,pn!-surrealistische" tendens bij Leon Spilliaert niet beklemtoond, deze vriend van de sur­realist Camille Goemans, wiens portret hij destijds in potlood getekend heeft ?

Wat meer is: sommige doeken van Fernand Khnopff kunnen toch overeenkomsten bieden met werken van Magritte en dan denk ik vooral aan het schilderij van Khnopff ,Verlaten Stad", dat in het Brussels Museum hangt en dat voorzeker mag doorgaan als een van de mooiste Magrittes ,avant la lettre".

Keren we echter terug naar de zogenaamde dadai"stische , , prehistorie" van het Belgische surrealisme, metals ver­tegenwoordigers op de expositie: Clement Pansaers en Paul Joostens, terwijl ik mij afvraag waarom er geen plaats werd ingeruimd voor Michel Seuphor, de huidige geschiedschrijver van de abstrakte kunst, die destijds een vooraanstaartde Vlaamse dadai"st geweest is, noch voor Paul Neuhuys, de animator van de toenmalige Ant­werpse groep dadai"sten van ,\=a Ira".

Ik weet dat Dachy's ietwat langdradige tekst ,Dada­park" in de catalogus over deze twee heren handelt en nog over een paar anderen, maar de voile klemtoon komt voornamelijk Pansaers en Joostens ten goede, ofschoon die eerder zou moeten bestemd zijn voor de Vlaamse dichter Paul van Ostaijen, die een tijdje geassocieerd was

Marc. Eemans: , ,L'attitude des apparences", 1928, olieverf op doek, verzameling Calixte Veulemans .' Enig werk van een nog

lev en de surrealist op de tentoonstelling , ,Europe 1925" in Straatsburg, 1970.

Page 22: Marc Eemans - De laatste surrealist

metGeert VanBruaeneindegalerij ,La ViergePoupine" en die - samen met de toekomstige surrealisten uit het Brusselse - deelnam aan de beruchte, lawaaierige mani­festatie tegen een opvoering bij de ,Groupe Libre" van Tania Balachova en Raimond Rouleau, in november 1926. Marc Dachy heeft wel Van Ostaijen vernoemd in de catalogus, maar vermits zijn inlichtingen verre van volle­dig zijn, zwijgt hij over de invloed die Van Ostaijen heeft gehad <?P het Belgische surrealisme, ten minste op mijn surreahsme.

Daar ikJoostens goed gekend heb voor en na de Twee­de W ereldoorlog, kari ik in ieder geval bevestigen dat hi{ voor het surrealisme van Magritte en diens vrienden maar luttele waardering kon opbrengen.

Ik weet dat J oostens toen een verbitterd man was omdat hij miskend werd en zowat als ,maudit" werd beschouwd. En indien Joostens dada!st.was, begin van de jaren twintig, en daarop terugkeerde, in 1946, omdat de ,mode" het zo wenste, kan men toch anderzijds niet over het hoofd zien dat hij gedurende vele jaren een zoge­naamde ,gotische" strekking volgde, ge!nspireerd door een soort ,godsdienstig mysticisme", en zulks kan men dan toch bezwaarlijk dada'isme noemen.

Laat ons echter terugkeren tot de tentoonstelling ,Het surrealisme in Belgie" in het Brusselse Museum en het ,geval" Delvaux bespreken.

Alle specialisten terzake erkennen dat Paul Delvaux nooit ,zuiver surrealist" is geweest, en dit wordt duide­lijk gemaakt in de volgende bewoordingen : ,De erotiek waarmee hij zijn doeken vult, heeft de aandacht van Paul Eluard gewekt en de surrealisten aangezet hem bij hun

40

tentoon~tellingen te betrekken, ofschoon Delvaux zelf er zich altijd tegen verzet heeft bij de surrealisten te worden ondergebracht". . .

Zo gezien kan men Delvaux enigszins voor een Clovis Tro1.1ille van het Belgische surrealisme laten doorgaan, hetgeen helemaal niet vleiend is voor Delvaux! Tro~­wens, Marien schrijft toch in de catalogus : ,Het vl~es 1s zwak. .. Kan men onverschillig blijven voor een mtstal­ling van zoveel naakt, totaal naakt, in een tijd dat het woord ,schandaal" op zichzelf nog een geur van schan­daal had ? En waren Eluard en Breton geen bewonderaars bij uitstek van Delvaux ? Deze heeft schaamhaar op zijn doeken schaamteloos en zelfs met voorliefde getoond lang v66r (nu veertig jaren .~erug). de meest a:rogante Amerikaanse en andere tlJdschnften er z1ch aan

d " waag en . Wat het beruchte schaamhaar betreft, Magritte was er

- een hele tijd voor Delvaux - al niet afkerig van. Dat bleek al in 19.30 met zijn ,L' evidence eternelle", nogal sensatieverwekkend op de tentoonstelling in de galerij Giso te Brussel in 1931 waarvoor ik, samen metMesens en de Nederlandse binnenhuisarchitect Edmond van Ton­deren verantwoordelijk geweest ben. Magritte heeft trou~ens velerlei naakten met schaamhaartjes geschil­derd: op zijn doek ,Vrouwen" (1922, dus voor zijn sur­realistische periode): ook in ,Tentative de l'lmpossible" (1928), in zijn ,Inondation" (1930) en zijn ,Reuzi_t:" (1931) en ,,Deverkrachting" (1934) .. Maar MarcelM.~nen was er nog niet van teruggekomen m 1976, toen hiJ een mooi blond bosje schaamhaar aanbracht onder de lende­nen van een schone, antieke torso, wat ons het ,grapje" bezorgde getiteld , , La recreation". Waarom in's hemels-

41

Page 23: Marc Eemans - De laatste surrealist

naam heeft men dan nagelaten tegenover dit ,surrealis­t isch-dada'istisch" beeld die andere antieke torso te tonen die Roger Van de Wouwer destijds getooid had met een bloederig maandverband? .

Maar. .. nu ik Van de Wouwer vernoem, moet ik onmiddellijk opmerken dat hij een van de velen is, die op de tentoonstelling ontbraken. Zou de ,bende Gutt" in onmin geraakt zijn met deze beminnelijke artiest, die zij - zowat 15 a 20 jaar geleden -tot dubieuze naaktfiguren had aangezet en voor wie zij handtekeningen verzamelde van serieuze lieden, toen een muggezifter klacht had neergelegd omdat Van de W ouwer gezondigd had tegen de goede zeden (of de goede smaak ?) door zijn vrouwen­beeld op dada!stische wijze te sieren met een maand­verband?

Vooraleer het verder te hebben over, ,afwezigen" lijkt het mij gepast even de ,aanwezigheid" te noteren in de catalogus van een dame die in de ,petite histoire" van het surrealisme in Belgie een rol speelde, namelijk het liefje van Goemans. Zij immers bewerkstelligde het failliet, in 1930, van de surrealistische Galerie Goemans, in de rue de Seine te Parijs evenals de benarde terugkeer uit Parijs van het echtpaar Magritte en van Camillie Goemans, om zo­doende de aanleiding te zijn geweest tot de dertien jaar durende quarantaine van Goemans bij de Belgische sur­realisten.

Wat verder de afwezigen aangaat, wens ik te verwijzen naar het speciale nummer van het tijdschrift , , Varietes" , gewijd aan ,Le surrealisme en 1928»» of beter nog naar het prospectus waarop drie namen verschijnen van voor immer uit ·de annalen van het ,surrealisme in Belgie" ver-

42 Inkttekening, 1928.

Page 24: Marc Eemans - De laatste surrealist

I ' l ' ll c rl kunstenaars, namelijk Defize, Delbroeck en lh ·rt Valentin.

e eerste twee hebben geexposeerd in Parijs, en dit onder de hoede van Andre Breton, de derde - een goede vriend van Eluard - is redakteur geweest bij het dagblad Le Soir en was een der voornaamste medewerkers van het surrealistische tijdschrift , Varietes" om later over te schakelen als regisseur naar de commerciele film.

Een andere afwezige is een naamgenoot van Marcel Marien en Antwerpenaar, net als hij . Het betreft hier mijn oude vriend Georges Marien, aktief als ,collage­surrealist" in 1927-28 en tegelijkertijd apotheker op het Falconplein te Antwerpen, waar hij soms optrad als goedwillige ,genezer" van zijn vriend Paul Joostens en van talrijke vrouwtjes van Iichte zeden uit het beruchte Schipperskwartier. '

Ik heb mijn foto gevonden in de bijhorende , ,doku­menten", zonder naamvermelding ( ... natuurlijk), als een van de twee heren - de andere is Rene Magritte - die de glazen klinken zonder een glas in de hand te hebben, op ,La Subversion des Images" (gedateerd 1929-30, doch eerder wel1927-28) van Paul Nouge, terwijl ik op dezelf­de foto de schouwmantel met spiegel uit het salon van mijn ouderlijk huis teruggevonden heb, aldus vereeuwigd en verheerlijkt, en dit dank zij de beginperiode van het Belgische surrealisme. Wie goed toekijkt, kan mijn aan­wezigheid eveneens ontdekken tussen de eerste Belgische surrealisten (zeer bescheiden weliswaar), groepsgewijze geschilderd door Jane Graverol onder de titel : ,De Regendruppel". Het blijkt inderdaad dat ik de persoon · ben van wie slechts het onderste van het gelaat te zien is,

44

rechts van de maakster van het schilderij. Anderzijds moet ik erkennen dat de gelijkenis van de geportretteer­den niet altijd al te best is ...

Een Franse kunsthistorica, mevrouw Jose Vovelle, heeft een thesis geschreven over het surrealisme in Belgie en zij vermeldt in haar proefschrift zowel Defize, van wie zij een doek reproduceert, als Delbroeck. Zij haalt zeven­maal Auguste Mambour aan, van wie ze ,Le barrage des rales" reproduceert en een tekening met de titel ,Anna". Zij vergat evenmin Hubert Dubois noch mijzelf, met niet minder dan tienmaal mijn naam en vier reproduk­ties. Niet zo bijster wel ingelicht over mijn persoonlijk­heid (waarschijnlijk de schuld van een lid der ,bende Gutt"), heb ik haar beter kunnen informeren na het ver­schijnen van haar boek, terwijl zij een paar jaar ~elede~ nog meer kennis heeft kunnen verwerven over miJn akti­viteiten bij Paul Hadermann, professor aan de Vrije Uni­versiteit van Brussel, die zij ontmoette op een internatio­naal colloquium te New York.

Ik ken maar al te goed de redenen waarom ik van de ten­toonstelling verwijderd werd gehouden. De organisato­ren hebben nochtans ongelijk gehad, groot ongelijk, want zij hadden een ganse vitrine kunnen vullen met vlugschriften en pamfletten waarmee de heren en dames van de ,bende Gutt" mij overstelpt hebben. Men had zelfs de notulen kunnen tonen van het proces wegens eerroof dat ik, v66r een paar jaren, heb ingespannen tegen Marcel Marien en dat ik, jammer genoeg, verloren heb na een prachtig pleidooi in zijn voordeel vanwege Meester Gutteilstein.

45

Page 25: Marc Eemans - De laatste surrealist

Men zou er tenslotte een brief hebben kunnen tentoon­stellen van een man die een der medewerkers aan de cata­logus van de tentoonstelling is, een brief waarin Marc Dachy niet aarzelt mete beschuldigen van misdaden die tot hiertoe aan het Belgisch gerecht ontsnapt zijn. Ik ver­taal hier de slotzin van deze brief: , ... verklikker en verantwoordelijk voor aanhoudingen, tipgever van de fascistische politie, in een woord een moordenaar". Het kan niet duidelijker en niet mooier ! En dit alles omdat ik geen salonkommunist ben, zoals een behoorlijk ,sur­realist" betaamt te zijn, ook omdat ik het lef heb Magrit­tes beroemde ,Deze pijp is geen pijp" niet als een diep­wijsgerig iets te beschouwen,. maar als kinderachtige beu­zelarij. Ik mag zelfs beweren dat de idee voor dit berucht geworden schilderij Magritte ingegeven werd na een door Magritte afgeluisterde overdenking van een kind voor een van Magritte's schilderijen op een surrealistische ten­toonstelling teLa Louviere .

J a, dit alles omdat ik, zoals mijn goede vriend Mesens steeds beweerd heeft, slechts een ,sentimentele anar­chist" ben ...

Vermits mevrouw Vovelle oneindig beter ingelicht schijnt te zijn dan de organisatoren in het Brusselse Museum, haalt · zij niet minder dan zesmaal de door hen vergeten Rachel Baes aan en wijdt twee pagina's aan haar oeuvre met twee reproducties. Hoe verklaart men deze plotselinge ongenade ten aanzien van Rachel Baes, die toch op een zeker ogenblik zo intiem was met Magritte ? Hij schilderde zelfs een zeer fraai portret van haar, dat hij ,Sheherazade" noemde. Misschien hebben die Heren achteraf vernomen dat Rachel Baes de Eva Braun van de , ,fascist" J oris van Severen geweest is ...

46 Inkttekening, 1928.

Page 26: Marc Eemans - De laatste surrealist

Laten we echter ook in mevrouw Vovelle's boek deaf­wezigen opzoeken. Zo vind ik in het hoofdstuk ,De andere kunstenaars" onder de rubriek ,Expressionisme en surrealisme": Frits Van den Berghe (intieme vriend van Mesens en Eemans) en Octave Landuyt; onder de rubriek ,Abstrakten" vind ik Servranckx en Lacomblez, de eerste een metgezel van Magritte (v66r de eigenlijke Magritte!) en rond 1930 een vriend van Goemans en Eemans ; onder de rubriek ,Moeilijk te rangschikken ar­tiesten": Paul Renotte, Alexis Keunen, Maxime Van de Woestijne en Aubin Pasque, de paus van de ,fantas­magie" en aanvoerder (rond 1927-29) van een zogeheten ,afgescheurde" groep surrealisten, waarvan sprake is

. (rond de jaren '70) in de catalogus van een tentoonstelling in het Bruss else Museum. De voortreffelijke Engelse his­toricus van het surrealisme David Sylvester, een van de twee commissarissen van de laatste retrospektieve van Magritte's oeuvre in het Museum Pompidou te Parijs en in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel, kwam mij een paar jaar geleden interviewen betreffende deze ,afge­scheurde groep" en ik kreeg aldus de gelegenheid hem uitvoerig in te lichten over deze toch zeer surrealistische, leuke grap, ,un canard" zou ik op zijn Frans zeggen, want ontstaan , in het boekhandeltje ,Le Canard Sauvage", aan de Waverse steenweg te Brussel.

Maar mevrouw Vovelle, die alles weet (of bijna alles) over het surrealisme in Belgie, haalt nog een verzwegene aan, namelijk. Monique Watteau, pseudoniem van de dochter van de Luikse dichter Hubert Dubois en die nu Alika Lindbergh heet, vermits zij de echtgenote is van Scott Lindbergh, de jongste zoon van Charles Lindbergh, na eerst de vrouw geweest te zijn van de Belgische zoo-

48

loog Bernard Heuvelmans en dan nog samengewoond te hebben met een . bekende mannelijke Hollywood-star ... vanwaar trouwens haar zigeuner-voornaam Alika.

Als ,Monique Watteau" was deze Alika in de jaren vijftig een trouwe gaste op de dagelijkse bistrot-samen­komsten van de Parijse surrealisten. Zij heeft meege­werkt aan het nummer 4 (in de lente 1958) van het tijd­schrift ,Le surn~alisme meme" waarin haar foto ver­scheen en een fragment uit een van haar drie romans, sam en met drie van haar pentekeningen. Want deze lief­tallige ietwat erotische schrijfster was v66r alles de schil­deres van feeerieke surrealistische doeken. Ik · moet hier nog de naam van een andere dame vermelden, mevrouw Vovelle blijkbaar onbekend, namelijk die van een vrien­din van Paul Colinet en van Marcel Lecomte. Beiden hebben zeer lovende teksten over haar geschreven. Ik heb het over Suzanne Van Damme, echtgenote van de ltaliaanse surrealist Bruno Capacci.

De organisatoren van de tentoonstelling hadden ook niet de naam mogen vergeten van de schilder Jules Lem­pereur, op zeker ogenblik - zo ik mij niet vergis -de zwager van Colinet en in ieder geval diens vriend, ook van Eemans en Lecomte. Lempereur heeft zelfs een tekst van laatstgenoemde gei:llustreerd metals titel ,La Con­naissance des degres", tot op heden onuitgegeven.

Dan is er nog Remy Van den Abeele, vriend van Achille Chavee, dichter en kopstuk van een Waalse surrealis­tische groep uit de jaren dertig. Van Remy Van den Abeele kan gezegd worden dat zijn surrealisme, vooral dank zij zijn mooie vrouwelijke naakten, naar het hyper­realisme overgewaaid is, hetgeen evenwel nog geen reden

. is om hem helemaal dood te zwijgen !

49

Page 27: Marc Eemans - De laatste surrealist

Ben ik, op mi jn beurt, geen namen vergeten van hen die soms slechts tijdelijk aansloten bij het surrealisme in Bel­gie? Zeer zeker! Er is bijvoorbeeld nog Gaston Dehoy, medewerker (zoals ik) aan het efemere tijdschriftje ,Dis­tances" en er is de dichter Jacques Rece, die men had kunnen herkennen (met mijzelf) op een foto van Mesens, toen die met luchtkarabijn pijpen aan het schieten was op de kermisfoor in Brussel-Zuid, foto die wel in de cata­logus staat. Maar de twee vrienden, met Mesens in hun midden, werden zorgvuldig weggeknipt door iemand die

· hen wellicht geen goed hart toedraagt. Intussen vergeet ik haast twee Antwerpenaren : Gilbert Senecaut en Leo Dohmen. Deze laatste komt slechts voor in de lijst van degenen die doeken in bruikleen schonken. Beiden zijn verre van onbekenden in de Belgische surrealistische milieus maar misschien staan ze er niet meer in de gunst.

Een dame die als kunstenares helemaal onbekend schijnt te zijn bij de historici van het Belgische surrealisme is Marianne Van Hirtum. Ze is geboren in N amen maar woont te Parijs. Daar ontmoette ze in 1956 Andre Bre­ton, maar ontpopte zich slechts in 1959 als aktieve sur­realiste. En als wij hier wijzen op haar toetreding tot de surrealistische richting, is het om de aandacht van de lezer te vragen voor de pagina's 141-145 van het speciale nummer van de revue ,Obliques" onder de titel ,La femme surrealiste" waarin zij met enkele illustraties ver­meld wordt.

T enslotte is er nog de schilder Roland Delco!, goede . vriend van Louis Scutenaire die hem vereerde met een gedenkboekje getiteld ,La Chanson de Roland". Delco!

so

werd aanvankelijk door de kritiek begroet als een tweede Magritte. Maar ondanks zijn vriendschappelijke betrek­kingen met Scutenaire en zijn vrouw, heeft hij zich zeer vlug van de ,bende van Gutt" gedistancieerd en werd hij achteraf ,infra-realist". Hij hield een tentoonstelling in de lokalen van de gevangenis te St.-Gillis-Brussel, waar hij mooie, vlezige vrouwelijke naakten exposeerde, waar­schijnlijk ter hoogste bekoring der gevangenen. Delcol verklaarde dat hij ,nieuwe waarden voor de maatschap­pij tracht te scheppen, geen gevangeniscellen vol ontelba­re ondeugden wil zien, noch met deugden gevulde tempels ... ". Het ,infra-realisme" van Delco! heeft hier­mee de bodem ingeslagen van alles wat de ,bende Gutt" uitgedacht heeft inzake haar geliefkoosde ,dialectico­erotiek" in ,kunst en gemeenschap".

Daar het surrealisme nu eenmaal ,mode" is, vindt men benevens jongeren die deel uitmaken van de ,bende Gutt" een heleboel ,kunstenmakers" die zich toeleggen op ,ersatz-surrealisme" en ook vaak heel wat betere din­gen vervaardigen dan de wel tentoongestelde prullen van Robert Willems. Maar ja, niet iedereen heeft het geluk de neef te zijn van Paul Colinet, en dit verklaart misschien dat deze ,pseudo-surrealisten" de kans ontzegd werd deel te nemen aan de plechtige tentoonstelling in het Brusselse Museum. Hoe spijtig: zij hadden uitmuntend de, ,kitsch­erige" partij van deze groots opgezette expositie kunnen vervolledigen.

Ik ben er mij volkomen van bewust dat elke overzichte­lijke i:entoonstelling met barnumreklame gepaard gaat en dat getracht wordt de kijkers met veel tam-tam aan te

51

Page 28: Marc Eemans - De laatste surrealist

halen, doch het lijkt mij werkelijk ongepast het ludieke van kleinburgerlijke huisvlijt of goedkope kwinkslagen zoals ,Les moustaches absolues" van Colinet-Piqueray of ,Les difficultes" van Colinet-Willems op een zeer offi­ciele tentoonstelling gewijd aan het surrealisme in Belgie te willen beklemtonen. Een beetje ernst, mijne Heren!

De organisatoren van de tentoonstelling, be'invloed als ze zijn door het ,post-dada'isme" van Marcel Marien, kun­nen wei uitpakken met de slogan ,dat de wereld geen tra­nendal is", maar het is eveneens z6 dat een werk van Mambour, ,Le barrage des rales", of de vaak obsede­rende doeken van Rachel Baes een andere, diepere dimen­sie hebben dan de wei zeer kinderachtige bijdragen in het tijdschriftje ,Vendredi" of deze gesproten uit de samen­werking van oompje Colinet met neefje Willems.

Natuurlijk weet ik maar al te best dat het zich als dom­oor Iaten aanstellen ook tot een soort surrealisme schijnt te horen en dat het veel drolliger is dan een tijdschrift op de markt te brengen dat zich bijvoorbeeld toelegt op de vergelijkende studie van poezie, filosofie en mystiek, zoals een tiental jaren lang Camille Goemans, Henri Michaux en. ikzelf gedaan hebben, samen met andere gelijksoortige ,minussen", zoals Andre Rolland de Reneville, Bernard Groethuyzen, Karl Jaspers en Martin Heidegger.

Fe it is ook dat niet de eerste de beste voldoende begaafd is om zich te kunnen verdiepen in de filosofische verbor­genheden van een schilderij zoals ,Ceci n'est pas une pipe" of bepaalde andere duistere aforismen van de ,bende Gutt".

52

Afgezien daarvan komt het mij voor dat de catal?gus van de tentoonstelling ,Rene Magritte en het surreahsme in Belgie" een onuitputtelijke bron van waardevolle gegevens 1s.

Post-Scriptum .

In de biografie van E.L.T. Mesens, in de catalogus. geR~­bliceerd, wens ik enkele leemten aan te vullen d1e ZIJn geleerde samenstellers open hebben gelaten.

1. In 1930 opent Mesens, in samenwerking met Geert Van Bruaene en ikzelf, de , , Gal erie de la Pepiniere", gele­gen in de straat met dezelfde naam te Brussel. Hij toonde daar o.m. kunstwerken van de Mechelse surrealistische schilder-schoenmaker Hubert Wolfs (1899-1937).

2. In de loop van januari 1966 hebben Mesens en ikzelf een verzameling surrealistische collages tentoongest.eld (vernissage op 7 januari) in de toonzalen van de papier­groothandelBiihrinann, Keizerstraat 15/19 te Antwer­pen. Mevrouw Phil Mertens, thans cons~rva.~or van de afdeling ,Moderne Kunst" van de KonmkhJke Musea voor Schone Kunsten te Brussel, die belast was met de coordinatie van deze tentoonstelling, hield de traditio-nele. openingsrede.

3. Mesens stelde tentoon te Gent in de Galerij Richard Foncke in 1970, van 10 tot 23 oktober.

4. Mejuffer A.M. Lobbestael verdedigde einde studiejaar

53

Page 29: Marc Eemans - De laatste surrealist

197 4-75 aan de Rijksuniversiteit te Gent een licentiaats­thesis over E.L. T. Mesens. Haar promotor was Prof. Dr De Mayer. Dit werk van zowat 195 getypte bladzijden (een exemplaar ervan is in mijn bezit) komt niet voor in de ,Bibliografie" van de catalogus, evenmin als het licen­tiaatsproefschrift van Rik Sauwen, gewijd aan ,L'Esprit Dada en Belgique" (348 getypte bladzijden), dat hij ver­dedigde in september 1969 aan de Katholieke Universi­teit te Leuven (Fakulteit Romaanse filologie). Ook deze studie is in mijn bezit en ik heb kunnen vaststellen dat het ganse hoofdstuk IV ervan handelt over de talrijke wederwaardigheden die geleid hebben tot de stichtiilg van de eerste groep Belgische surrealisten.

5. Van 20 september tot 27 oktober 1984 had in de Gale­rij BBL, aan de De Keyzerlei te Antwerpen, een tentoon­stelling ,E.L.T. Mesens" plaats die ingeleid werd door een lange tekst gewijd aan de bedrijvigheid ·van deze kunsthandelaar en surrealistische ,collagist". · De auteur van de tekst, een zekere Simone Vanriet, blijkt de bibliografie van Mesens goed te hebben inge­studeerd en ze weet veel, heel veel, over het tamelijk bewogen leven van deze begenadigde ludieke kunstenaar, maar ze blijkt niet alles te weten of te willen weten, ook niet mijn intieme vriendschap, tot aan zijn overlijden toe, met Mesens, een vriendschap die officieel zou aan­vang nemen in 1926 met de rellen in het casino van Sint­Joost-ten-Node waar ik aan de zijde van de toekomstige Belgische surrealisten stand. In 1927 wordt Mesens direk­teur van de galerij ,L'Epoque" en Mevrouw Vanriet somt de namen op van de kunstenaars die er tentoon­gesteld hebben, doch vergeet daarbij mijn naam te ver-

54 Marc. Eemans: , Le rythme souverain", 1928, olieverf op doek,

prive-verzameling. ·

Page 30: Marc Eemans - De laatste surrealist

melden. Ik wil er nog aan herinneren dat ik in 1930, sam en met Geert Van Bruaene, vennoot van Mesens was en dat we, in januari 1966, samen collages tentoongesteld hebben in de toonzaal van papiergroothandel G.L. Biihr­mann n.v. in de Keizerstraat 15-19 te Antwerpen. In 1971, enkele dagen v66r het overlijden van Mesens, werd ik ge'interviewd door de B.R.T.-televisie over mijn her­inneringen aan Mesens, dit in de galerij Isy Brachot te Brussel, waar op dat ogenblik een haast postume Mesens-

. tentoonstelling plaats had. Mag ik er tenslotte aan herin­neren dat ik in de jaren 1927-1930 door Mesens in het ti jdschrift,, Varietes" gei:ntroduceerd werd en dat ik door hem als enige Belgische surrealist uitgenodigd werd -met betaalde reis - op zijn vernissage in de galerij Del Naviglio te Milaan op 12 november 1960.

Dit kon Mevrouw Vanriet niet weten, doch wat ze wel had kunnen en moeten weten is dat ik op vrijdag 26 fe­bruari 1965 te Brussel een ,E.L.T. Mesens-avond" inge­richt heb met een aan hem gewijd nummer van de ,Tij­dingen" van het Modernistisch Kunstcentrum Kunst en Poezie Brussel. Dit alles om er eventjes op te wijzen dat

· het dank zij Mesens is (hij was een tijdje mijn ,marchand de tableaux") dat ik thans in binnen- en buitenland meer of min bekend sta als ,Belgisch surrealist".

56

W at wet en we over de Belgische idealistische en symbolistische kunst ?

Nu de kunst van Fernand Khnopff (1858-1921) weer volop in de belangstelling staat en haar uitermate veellof wordt toegezwaaid - en wel sedert de laatste tien a vijf­tien jaar - met een hele reeks tentoonstellingen (som­mige zelfs ,geparfumeerd" !), met geleerde monografieen en ,beredeneerde" catalogi, komt het mij gepast voor de inleidende korte studie aan te halen die mijn broer Nes­tor Eemans vierendertig jaar geleden aan deze symbolist gewijd heeft. Khnopff was toen totaal in de vergeethoek geraakt, ja zelfs door sommige critici afgeschreven.

Ik citeer Nestor Eemans : ,Het oordeel dat de kunst­kritiek over de Belgische symbolist Fernand Khnopff geveld heeft, is kenmerkend voor de lichtzinnigheid waarmee men een artiest . ofwel op lof onthaalt, ofwel verguist en verdoemt, al naar gelang de gangbare, grillige en vluchtige modeverschijnselen. Het betreft hier inder­daad een schilder die, op het einde van de vorige en gedu­rende de twee eerste decennia van deze eeuw, van een internationale faam mocht genieten. De kunsttijdschrif­ten van de hele wereld publiceerden geestdriftige artikels over hem en loofden zijn schilderijen als echte meester­werken, waardig om gerekend te worden onder de groot­ste kunstwerken aller tijden. Museumconservators wed­ijverden onder elkaar om zijn werken te kunnen ophan­gen in hun museumzalen.

57

Page 31: Marc Eemans - De laatste surrealist

Heden, nude modern style van de westerse esthetica in haar wezenlijke eigenheid als door een vloedgolf is weg­gespoeld en vervangen door allerhande aspekten van zogenaamde nieuwe kunst, zijn de symbolisten, de pre­rafaelieten en andere idealistische meesters naar de ver­domhoeken verwezen. Wellicht min of meer beschaamd om hun ,vergissing" de werken van overschatte, voorbij­gestreefde schilders te hebben bewaard, hebben museum­conservators haastig die doeken van de muren afgehaakt en ze vervangen door de nieuwe, hedendaagse ,groot­heden", wier schilderijen misschien eveneens in kelders zullen verdwijnen zodra de modegril van deze ,avant­gardisten" voorbij zal zijn.

Het is trouwens toe te schrijven aan een bepaald ,avant-gardisme" dat een schilder als Khnopff hemel­hoog geprezen werd en daarna even vlug voor een nieuw opkomend avant-gardisme moest verdwijnen, net zoals ,de kooplieden uit de tempel" hem eigendunkelijk had­den verheven''.

Deze tekst uit 1950 is nog van even aktuele betekenis. Doch het rad der fortuin is weer gedraaid, zodat de ,modern style" en de ,Jugendstil" weer aandacht krij­geri, terwijl de ,avant-gardisten", die destijds zo'n op­gang kenden, op hun beurt naar het voorgeborgte van de kunsthemel verbannen worden.

Het symbolisme en de idealistische kunst zijn dus weer ,mode" geworden, met Fernand Khnopff als boegbeeld. Hij heeft, zoals hiervoren reeds gezegd, aile eer gekregen ten koste van de andere symbolisten van zijn generatie. Zo werden zijn werken met een grote tentoonstelling in verschillende steden vereerd. Eerst te Rome, verder te Hamburg en te Brussel, in het Museum voor Oude Kunst

58 Inkttekening, 1928.

Page 32: Marc Eemans - De laatste surrealist

in de Regentschapstraat, terwijl Emile Fabry ter viering van zijn honderdste verjaardag (1865-1966) zich tevreden moest stellen met een kleine retrospektieve in het gemeentehuis van St.-Pieters-Woluwe, waar hij van het begin van deze eeuw gewoond heeft en waar zijn dochter Suzanne en zijn schoonzoon Edmond Delescluze (heiden ook symbolistische schilders) nu nog wonen. Deze retrospektieve bleef gespeend van elke officiele erken­ning en bleef zonder verder gevolg.

Ook Constant Montald zowel als Jean Delville hebben zich moeten tevreden stellen met een zeer bescheiden huldiging, georganiseerd door de vroede vaderen der gemeenten waar ze het grootste deel van hun kunste­naarsleven woonden. Montald in het ,Mediatine-Malou" van St.-Lambrechts-Woluwe, Delville in een vleugel van de Abdij Kultureel Centrum te Vorst. Eveneens in het ,Mediatine-Malou" te St.-Lambrechts-Woluwe hebben we een retrospektieve mogen bewonderen van het werk van Armand Rassenfosse. Aan Felicien Rops en Paul Artot werd hulde gebracht in het museum van Elsene. N og mirider aandacht kregen Albert Ciamberlani en Charles Doudelet. Beiden blijken nog steeds onbeken­den te zijn. En dan gewagen we nog niet van Henri De Groux, van wie de ,verschrikkelijke levensweg" werd beschreven in een boeiend werk van de hand van zijn zwager Emile Baumann verschenen in Parijs in 1936. Waar de volksmond zegt ,geen sant in eigen land" viel De Groux toch de eer te beurt een retrospektieve te heb­ben gekregen in 1954 te Marseille, in het Museum Can­tini (hij stierf in Marseille in 1930), in een tijd dat het symbolisme nog niet bijster hoog stond aangeschreven.

Mevrouw Francine-Claire Legrand, specialiste inzake

60

het symbolisme in ons land, is niet te spreken over Ciam­berlani wiens nog bestaande atelier, volgepropt met werk van de me ester, slechts toegankelijk blijft voor enkele zeldzame intimi. De verzameling is nochtans een ware Golconda-schat. Wij voegen hieraan toe dat in het tuintje v66r het atelier nog een paar kariatiden staan, destijds gebeeldhouwd door Rodin toen deze nog een onbekende steenkapper was belast met de versiering van monu­menten bij de nieuwbouw te Brussel.

Charles Doudelet, die een groot deel van zijn carriere in Italie doorbracht, is minder in de vergeethoek geraakt dan Ciamberlani daar zijn naam vaak in verband staat met Maeterlinck wiens ,Douze Chansons", ,Beatrice" en ;,Peleas et Melisande" hij op geniale wijze ge!llu­streerd heeft. Maar wat weten we nog over hem ? Er moet te Gent in de V eldstraat 60, als bijzaaltje van het ,Cabinet Maeterlinck", in het museum A. Vander Hae­gen, een ,Karel Doudelet" -zaaltje bestaan, maar is dat toegankelijk voor het publiek ?

Ook Charles Doudelet is voor het grote publiek een onbekende. T och heeft hij de kans gekregen op verschil­lende tentoonstellingen van idealistische en symbolis­tische kunst in de schaduw van zijn vriend Maeterlinck te verschijnen, hetgeen andere kunstgenoten niet te beurt is gevallen. Om degenen die vergeten werden terug te kun­nen vinden, client men de catalogi van vroegere tentoon­stellingen te raadplegen, deze van ,Les XX", van ,La libre esthetique", verder van de ,Salons d'Art idealiste" en van ,Pour l'Art", zonder de catalogi van de opeen­volgende triennale salons te verwaarlozen, waar men soms ~ymbolistisch werk kon ontmoeten van meesters die meestal als realisten of impressionisten bekend zijn.

6l

Page 33: Marc Eemans - De laatste surrealist

Zo ontdekten we onlangs weer de naam van Marguerite Holemans, die op het tiende ,Salon des XX" in 1893 een reeks gravures tentoonstelde onder de titel ,Les Savants". Een van die etsen werd - buiten tekst - afge­drukt in het tweede nummer van het avant-gardistisch Vlaams tijdschrift ,Van Nu en Straks" van hetzelfde jaar.

Een ander vergeten kunstenaar is Emile-Henri Tiele­mans, evenals Jean Delvin een schilder die een grate rol gespeeld heeft in de evolutie van de hedendaagse kunst in Vlaanderen. Hij was leraar en later direkteur aan de Kunstacademie te Gent en onder zijn leerlingen waren er verscheidene latere Gentse symbolisten en impressionis­ten. Men rangschikt hem bij de genreschilders wat niet belet heeft dat het idealistisch fresco dat het Gentse Museum voor Schone Kunsten versiert van zijn hand is.

Er is verder het geval van de Ieperse historieschilder Louis Delbeke, bekend als auteur van een spiritualistisch boek. Van zijn schilderwerk is weinig of niets tot ons gekomen.

Laat ons eveneens Louis Baretta vermelden, aan wiens werk een klein museum te Veurne gewijd is, nu helaas gesloten, en dan hebben we nog Eugeen Broerman, die de raadzaal van het gemeentehuis van St. -Gillis-Brussel versierde, alsook de schilder Colman die meewerkte aan de decoratie van het gemeentehuis van Laken en een hele tijd leraar was aan de tekenacademie van St.-J ans-Molen­beek.

Feit is dat onder de kundige leiding van Ciamberlani aan het Hoger Instituut voor Schone Kunsten te Antwer­pen en onder de hoede van Montald aan de Konink­lijke Academie te Brussel alle leerlingen, die er hun stu­dies voltooiden en er deelnamen aan de· eindejaars-

62 Marc. Eemans: , L' envoi de J ehaantje", 1929, olieverf op doek, prive-verzameling Brussel.

Page 34: Marc Eemans - De laatste surrealist

examens, hun voorkeur toonden voor monumentale en idealistische en symbolistische kunst.

Het spreekt echter vanzelf : indien men alle ,Eerste Prijzen" of zelfs ,,Prijzen van Rome" of de ,Godecharle­prijzen" ·van die periode nu zou terugzien, men onge­twijfeld neiging :zou hebben tot glimlachen, zoniet tot grimlachen. . Maar niet alles uit die tijd mag naar de vuilnisbelt ver­

wezen worden. Wat meer is, bet zijn niet alleen matig begaafde leerlingen die soms een andere richting inge­slagen zijn. We weten maar al te goed dat de ,abstrak­ten" Jozef Peeters en Victor Servranckx als symbolisten debuteerden.

Het is eveneens bekend dat de ,,super-abstrakte" Piet Mondriaan (hij weze dan geen Belg) symbolistisch werk schilderde. Graag vermelden we bier de naam van de Gentse graveur Jules De Bruycker, schepper van prach­tige symbolistische etsen, en ook Frans Masereel en Vic­tor Delhez, heiden houtsnijders, die niet zelden symbo­listisch werk leverden.

Hoe dankbaar is bet c~talogi van vroegere tentoonstel­lingen na te · pluizen om namen te ontdekken die niet mogen vergeten worden.

Zo zijn er een aantal die naast de grootmeesters van de idealistische, symbolistische of · monumentale kunst, zoals Montald, Fabry, Ciamberlani en Delville, meege­werkt hebben aan de zesendertig mozaYeken die de wan­den versieren van de hemicyclus van bet Halfeeuwfeest­paleis te Brussel, namelijk Emile Vloors en Orner Dier­ricl6c Laatstgenoemde nam samen met Khnopff, Ciam­berlani en E. Broerman, ook deel aan de versiering van bet gemeentehuis van St.-Gillis-Brussel. Er zijn nog talent-

64

volle artiesten die bij de symbolisten mogen gerangschikt worden: Auguste Donnay, Walter Sauer, Maurice Lan­gaskens, Paul Artot, Emile Berchmans, Louise Danse, Auguste Leveque, Privat Livemont. Uit een dagblad­artikel vernamen we dat een pas geopend Venetiaans museum minstens 200 werken van Privat Livemont zou bezitten. En hiermee is de opsomming verre van volle-· dig. Wij kenden sedert lang de schilder Emile Baes, vader van de surrealiste Rachel Baes, als groot specialist in vrouwelijk naakt. Bij toeval vernemen we uit een boek van Georges Verdavaine, verschenen in 1923, dat Baes een perfekt idealistisch schilder kon zijn, onder meer in zijn doek waarin hij naakte figuren, vooral jonge meisjes, uitbeeldt - bijna in natuurlijke grootte - als symbool van de lente, ronddartelend in een fleurige tuin, zoals de

. idealistische traditie dat wil.

. Ongetwijfeld ontbreken bier nog vele namen, zoals die van Frits Van den Berghe, vooral bekend als expressio­nist, en die van Jean-Jacques Gailliard, beter beschouwd als super-impressionist maar wiens ,Zieke Tuin" toch moet aanzien worden als een der volmaaktste meester­werken van bet symbolisme in ons land. We mogen trou­wens zijn versiering van de Swedenborgkapel niet verge­ten, die intussen naar Zuid-Afrika is verhuisd en waar­over Khnopff in 1916 in zijn lezing aan de Koninklijke Academie te Brussel met zoveel bewondering sprak.

Wij hadden bet reeds over Suzanne Fabry en haar echt­genoot Edmond Delescluze, die nu nog - in bet spoor van Emile Fabry - de symbolistische kunst trouw zijn gebleven. Zij staan echter niet alleen. Wij vermelden bier als neosymbolist : Gustaaf De Bruyne, bij leven leraar aan de Kunstacademie van Antwerpen. Vernoemen we

65

Page 35: Marc Eemans - De laatste surrealist

ook Gabriel Meiring, in Zuid-Afrika geboren uit een Zwitserse vader en een Franse moeder, maar die sedert enkele jaren in Belgie vertoeft.

We voegen er nog de naam aan toe van een jongedame die we gedurende een oponthoud in De Haan ontdekten, namelijk de tekenares Sonnie Moyaert. Haar werken ver­tonen meestal een Freudiaans-erotische inslag, maar op­merkenswaardig zijn de achtergronden in haar oeuvre. Die zijn dan weer echt symbolistisch. Verder geloven we gaarne dat vele andere kunstenaars ons zouden kunnen verrassen met hun ,symbolisme". Zo heb ik in mijn hoek ,Le nude Rops a Delvaux" (Het Naakt van Rops tot Delvaux) een eigenaardig schilderij kunnen afdruk­ken van Jacques Schroder, met de titel: ,Galatee et le cyclope" dat ons doet denken aan niemand minder dan Odilon Redon... Epigonenwerk, natuurlijk ! Op de Kunstmesse te Bazel zagen we in de stand van de Londen­se galerij Whitford and Hughes een zeer mooi symbolis­tisch paneel van Maurice Langaskens. Schilder Langas­kens was voor ons natuurlijk geen onbekende maar we wisten weinig over zijn symbolistisch werk.

Een ander als symbolist verzwegen artiest is Joe English, in 1918 aan het iJ zerfront gestorven en vooral befaamd in flamingantische milieus. Hij ook verdient zeker onze aandacht. In Borgerhout bij Antwerpen werd alvast een straat naar hem vernoemd.

Tot hiertoe hadderi we het enkel over schilders, maar onze lijst van idealistische en symbolistische kunstenaars zou oneindig Ianger zijn zo we eveneens de beeld­houwers lieten aantreden.

Uiteraard waren beeldhouwers altijd aangewezen op

66

het maken van naaktfiguren en wie ,naakt" zegt als onderwerp voor kunst, denkt onmiddellijk aan allegorie en symbool. Bekijken we maar de gevel van het Museum voor Oude Kunst in de Regentschapstraat te Brussel, de indrukwekkende allegorieen die de triomf der kunst ver­zinnebeelden.

Wij beperken ons tot een paar namen: Jef Lambeaux bijvoorbeeld, de schepper van Brabo op de Grote Markt te Antwerpen, maar ook vermaard om zijn haut-relief ,De menselijke driften" in de tuinen van het Halfeeuw­feestpaleis te Brussel, Paul De Vigne, Charles Van der Siappen, Julien Dill ens, Thomas Vins;otte, Victor Rous­seau, Pierre Braecke, Egide Rombeaux, Constantin Meu­nier, Isidore De Rudder, Godefroid De Vreese, en nog vele anderen, zoals Philippe W olfers, een der zeldzame beeldhouwers van wie werken in de catalogus ,Peintres de l'Imaginaire" voorkomen.

Het hoeft geen betoog : de beeldhouwers die onder de uitgesproken idealisten en symbolisten kunnen gerang­schikt worden, hebben zich niet uitsluitend toegelegd op zuiver poetisch werk. Zeer dikwijls hebben ze ,op be~ . stelling" borstbeelden van personen van enig aanzien moeten beitelen om te voorzien in, zoals Antoine Wiertz ooit beweerd heeft, ,het bord soep van elke dag". Aileen George Minne, vriend van Maurice Maeterlinck, heeft kwasi zijn hele loopbaan gewijd aan idealistische en sym­bolistische kunst. En nochtans, gedurende een vrij korte periode maakte hij realistische beelden, en dan Iaten we zijn talrijke tekeningen met religieuze onderwerpen nog buiten beschouwing.

Een zeer opmerkenswaardig aspekt van symbolistische beeldhouwkunst was het aanwenden van het zogenaam-

67

Page 36: Marc Eemans - De laatste surrealist

de ,;chrysele phantine", dit is: het gelijktijdig gebruik van goud en ivoor bij beeldhouwwerk.

Wat ik gezegd heb over zovele symbolistische schilders die volkomen verwaarloosd worden, opzij geschoven, kompleet vergeten, dat geldt ook voor verscheidene beeldhouwers. Wie herinnert zich bijvoorbeeld nog Joseph Strijmans, of Arthur Craco, ofook nog Emiel De · Bisschop, die tijdens de eerste wereldoorlog op de ten­toonstelling ,Doe stil voort", in het Museum voor Moderne Kunst zich als een jong, veelbelovend artiest voordeed met zijn groots beeld ,Loki"? Bij diezelfde gelegenheid exposeerderi voor 't eerst de schilders J ozef Peeters en Victor Servranckx als symbolistische schil­ders, alsook Felix De Boeck en Prosper De Troyer.

Om te besluiten : men zal met mij vaststellen dat er nog oneindig veel gedaan kan worden om de idealistische en symbolistische kunst in eer te herstellen. Veel moet nog ernstig · onderzocht worden en herwaardering is absoluut geboden. Ongetwijfeld een hele opgave, doch talrijke ontdekkingen liggen in 't verschiet.

68

Het ,symbolisme" bij enkele surrealistische, para-surrealistische en pseudo-surrealistische . kunstenaars

Niemand zal wellicht durven betwisten dat zelfs de oer­mensen in hun onderbewustzijn het magische, met zijn lange stoet archetypen en symbolen, hebben aangevoeld.

Het is ook zo, dat de mens van alle tijden geleef9 heeft onder de alles-overkoepelende macht van wat hem obse­deerde en zijn verstand te boven ging. Daarom heeft hij altijd getracht zichzelf te verheffen tot het peil van het mysterie en de mythe, vandaar ook dat hij ,goden" cre­eerde aan wie hij bovenzinnelijke eigenschappen toe­schreef, welke hij zelf niet leek te bezitten.

De hedendaagse mens mag dan minachtend de schou­ders ophalen voor hetgeen hij bijgeloof uit een duister verleden pleegt te noemen, toch drijft alles hem uitein­delijk en onweerstaanbaar naar het raadsel van het ,eigen ik", het troebele mysterie van hart en ziel. Hij is ten­slotte vrij karig ingelicht over de fysiologische beschrij­ving van zijn hart, die luidt (zoals het encyclopedische woordenboekje zegt) : ,holle spier in de borst ... die met de bloedvaten in kontakt staat en het uitgangspunt is van de bloedsomloop". Doch begint diezelfde ,holle spier" niet sneller te kloppen bij de minste emotie ?

69

Page 37: Marc Eemans - De laatste surrealist

En de moderne mens kan wei zo proza'isch mogeiijk de ziel trachten te bepaien ais ,de som van aile morele en intellektueie waarden" ... maar dan ontwijkt hij tensiotte toch het feit niet dat ze de onveranderlijke, geheime zetel is van zijn puutste eigenheid en tegelijkertijd het meest ondoorgrondeiijke ,wezen", waarvan de diepste afgrond door geen enkele psychoiogie ooit gepeiid zai worden, Iaat staan ,omschreven" !

Het volstaat dat de mens zijn eigen individuaiiteit on­derzoekt; om onmiddellijk vast te stellen hoe een menigte pijnigende obsessies daarin opsteken, die hij niet kan terugdringen ·in de verste schuiihoeken van zijn be­wustzijn. Ais een echte biinde beweegt de mens van van­daag zich nog steeds in een woud van symboien, maar wee hem, . die zich ais ,ziener" uitgeeft en beweert die symboien te kunnen duiden en getuigt deze symboien te

· kunnen aanwenden ais een ,code" die hem de sieuteis verschaft om binnen te dringen in de meest geheime oor­den van deze ,schijnwereld".

Geen enkele onderwijsmethode heeft een opening gevonden tot dat duistere woud waar wellicht de nacht de enige Iichtbron is. Maar.:. in tegehstelling tot degenen die zich verlustigen in een soort traditioneel occultisme, zijn enkeie uitzonderlijk begenadigden erin gesiaagd het vuur te benaderen dat gioeit in het diepste van dit woud van symboien en daar binnenstappend, staan zij dan tegenover het ,goddelijke" dat schittert aan de top van het ,eerste Iicht".

0 ! De dronkenschap vim de mystiekers aan het einde van · het smalle pad dat hen over de afgrond moet Ieiden ! En zij, die aan de rand van de afgrond biijven toekijken, siaan intussen een wei zeer gek figuur, en nog erger zijn

70 Inkttekening, 1928. ·

Page 38: Marc Eemans - De laatste surrealist

de anderen eraan toe, wanneer ze in de diepte neertuime­len, verblind als ze waren door voze en banale redenerin­gen.

Voor sommigen · volstaat het de waarde van het symbool te ontkennen. Zij praten dan over de taal van het symbool zoals Mijnheer Jourdain het over het proza had. Zo zien we dan, bijvoorbeeld, Rene Magritte in de gedaante van Mijnheer Jourdain (met bolhoed) in symbo­lische taal, praten wanneer hij zijn schilderijen aile sym­bolische · betekenis ontzegt. In een brief aan de heer Robert-Jones, hoofdconservator der Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van Belgie, bevestigt hij namelijk ,dat zijn opvatting over de schilderkunst erop gericht is aan de voorwerpen de waarde te schenken als zijnde slechts voorwerpen". Zeer juist, maar die voorwerpen als zodanig, krijgen toch door zijn penseeltrekken de waarde van symbolen, al was het maar door hun voortdurend herhaalde en bijgevolg obsederende verschijning, en wei gedurende niet minder dan veertig jaar, op zijn schil­derijen ...

Denken we maar aan die fors overdreven verzameling rinkelbelletjes, allerlei snuisterijen, bolhoeden, bombar­dons ... die in lange reeksen schilderwerken veertig jaar lang steeds terugkeren. Laten we het echter aan anderen over om de intrinsieke waarde van al die voorwerpen in Magritte's oeuvre te bepalen. Bekijken we liever enkele van zijn schilderijen waar dezelfde elementen : ,heme!, aarde, water en vuur" met pijnlijke koppigheid telkens opnieuw opduiken, en waarmee Magritte er evenwel toch niet in slaagt de muur van zijn obsessies te doorbre­ken.

Bekijken we aldus bijvoorbeeld het doek ,Au seuil de

72

la liberte" (1929) (Op de drempel van de vrijheid) en daarna dat andere van dertien jaar later ,Les gouts et les couleurs" (1942) (Smaken en kleuren). In het ene zowel als in het andere zien we vlammen (hoeveel vlammen komen er niet voor in Magritte's oeuvre!), een mooie, blauwe hemel met kleine, witte wolkjes en tenslotte een bos, dichtbegroeid met zeer groene bomen. Welja ... in beide doeken vinden we voorwerpen - of liever ,sym­bolen" - zo eigen aan de ,wereld" van Magritte.

En alhoewel de benadering ervan en hun uitvoering zeer proza!sch zijn, iets dat eigen is aan de estetiek van deze kunstenaar, is hun intrinsieke waarde hoogst mytisch en d~s ,symbolisch". Magritte mag dan nog een struisvogelpolitiek voorwenden en . met misprijzende laatdunkendheid gewagen van ,de kleingeestigen die geen schilderij kunnen bekijken zonder er automatisch .allerlei symbolen en allegorieen in te ontwaren", toch getuigen zijn doeken van symbolische of allegorische ten­denzen (vaak zelfs gewild of met voorbedachtheid).

De schilder belandt hierbij in een waarachtige, burger­lijke mythologie, in een gezellig burgerlijk proza"isme, waarbij hij zich met merkwaardige vlijt inspant om de armoede van het bestaan te overschrijden. Hij geeft er dan een andere betekenis aan die deze ,mythologie" uit haar oorspronkelijke karakter rukt, doch laat niet na het alledaagse te sublimeren. Het lukt hem zelfs, dank zij allerlei kunstgrepen die herinneren aan tovertruukjes van foorkramers of wondermiddeltjes van alchemistische aard, om de werkelijkheid ,surrealistisch" te overstijgen.

Aldus slaagt hij er dikwijls in werk te leveren dat het sublieme benadert en is hij ertoe in staat ons pure poezie te schenken ondanks de armzalige middelen die hij han-

73

Page 39: Marc Eemans - De laatste surrealist

teert. Het witte konijntje dat uit de mouw van de schil­der te voorschijn komt, wordt aldus een eenhoorn en het halssnoer van kleine valse parels tooit zich met al het wonderbaarlijke dat besloten ligt in de figuur van Shehe­razade, titel van een doek uit 1950, en waarvan meer dan een kopie bestaat en dat het gesublimeerd portret vormt van de surrealistische schilderes Rachel Baes die thans, te Abbeville, naast haar minnaar ]oris van Severen begraven ligt : een moderne repliek van de Tristan en Isolde-mythe of die van Abelard en Heloi'se!

Het volstaat de ,literaire" titels (of ,gedichten") onder talrijke van Magritte's doeken te ,lezen" om te mer ken dat hij zich niet altijd gebonden achtte aan loutere ,objekten".

Op zijn helderziende momenten - en die zijn zeker niet zeldzaam bij zulk een inteilektualistische, om niet te zeggen rationalistische en Cartesiaanse geest die Magritte is- erkent deze kunstenaar dat zijn werken ,materiele" tekens zijn van de vrijheid van ons denken. Zij beogen­,door middel van het aanwenden van al het mogelijke -de Zin der dingen niet aan te tasten, wat leidt tot het ,Onmogelijke". Magritte voegt er nog aap. toe : ,De vraag: 'W at is de Zin van deze beelden?', zou deze erin be­staan met de Betekenis het Mogelijke te doen lijl{.en op een mogelijke idee. Een ander antwoord op die vraag zou zijn: 'Een betekenis geven aan de Inhoud.' De kijker kan dan, met de grootst mogelijke vrijheid, het werk zien zoals het is en de Zin ervan trachten te achterhalen, d.i. het 'Onmogelijke'." ,De Zin achterhalen" ... d.i. het ,Onmogelijke" ! Deze vlucht in een filosofische abstrak­tie, dit overdreven gebruik van hoofdletters ... Wat daar­van te onthouden ? Magritte is, helaas !, zonder er zich

74

bewust van te zijn, als de jockey op een van zijn eerste ,surrealistische" doeken, verloren gelopen in een woud van symbolen en ailegorieen.

Dit ,verloren lopen" vermindert weliswaar op generlei wijze de echte waarde van Magritte's mooiste oeuvre. W el integendeel. . . daar zijn zovele vertrekpunten in aan­wezig in de richting van het, ,Rijk van het Licht", dewe­reld waar de mens zich oog in oog met zichzelf zieten ein­delijk het alledaagse achterlaat om binnen te treden in het mystieke, het ,andere ik", dat sommigen · ,God" noe­_men en dat tenslotte niets anders is dan de weerschijn van de essentiele sublimerende genade die ons boven aile schijn verheft. .

Met Dali (de ,surrealist" Dali, niet de kwezelaar Dali) wagen we ons in een ander woud van symbolen, van ob­serende taferelen. Doch in dit woud heeft Sigmund Freud zijn voetangels en ,schietgeweren" geplaatst en Dali, zoals zoveel andere surrealisten, is er het slachtoffer van geworden met een echt onthutsende nai'viteit. Dit belet niet dat het verkennen van het met zovele voetangels vol­gezette woud meer aandacht vraagt dan enkel maar een anekdotische benadering. Het volstaat, derhalve even de bovenlaag weg te krabben van Dali's oeuvre en zich dus niet te laten inisleiden door de clowneske rookwolk waarachter de meester van Port Lligat zijn ,al te geniale" persoonlijkheid weet te verhullen.

Dali mag in aile rust de lof zingen van de ,paranoi'sche kritiek", want heel zijn estetica is gegrondvest op ver­klarende associaties van waarizinnige feno~enen (meest­al onbewust ontstaan, maar sluw uitgewerkt). Ondanks de schijn ervan, zit er gee:ri_, ,gratuite" in deze al te gekke uitbeeldingen. Zo is er bij Dali bijvoorbeeld het waar-

75

Page 40: Marc Eemans - De laatste surrealist

achtige fenomeen van verdierlijking, een ,primitieve de­monstratie", zoals Gilbert Durand terecht opgemerkt heeft, namelijk het gewemel of liever het krioelen van allerlei wezens. Men denke maar aan de rijen rottende ezels in ,Le chien andalou" of aan het schilderij getiteld ,Le grand masturbateur" waar het gekriel van mieren ge-

. associeerd wordt met het wriemelen van larven. Bij de ,surrealist" Dali is inderdaad vaak het weerzinwekkende van het larve-stadium aanwezig, wat getuigt van een kwaadaardige sfeer,die haar bron vindt in de delirische verbeelding van zijn ,parano"ische kritiek". Maar bij Dali is eveneens de obsessie aanwezig van het uiteenbarsten of zelfs het uit-elkaar-spatten, het verwringen van beeld en vorm die versmallen, versmelten en zich oplossen tot een vieze brij van ingewanden of ... faecalien.

Dali's wereld is aldus meer dan schemering en maakt deel uit van de vervloeking der anari:wrfosen en van alle dingen die zichzelf vernietigen in een delirisch, luguber spel waarvan Dali en de spelregels en de kontrole erover volkomen verliest.

Van dichtbij bekeken mag men zich verlustigen in zijn verwijzingen naar het intra-uterale, het nucleaire, of het kannibalistische, men vindt er toch altijd een volkomen hallucinerende verbijstering in terug, waar de symboli­sche archetypes getuigen van een vri j doorzichtig infantil­lisme. Alles in Dali's surrealistische kunst hoort tot ,het nocturne van het beeld", alles is bij hem een uitnodiging tot een reis zonder terugkeer, alles ligt er ondergedom­peld in het nachtelijke water, vol met het slijk der om­binding en de verrotting van de innerlijke mens, ten prooi aan de verschrikkingen in zijn verziekte zieleleven en vastgekluisterd door een duivel in het onderaardse.

76 Marc. Eemans: ,Aux frontieres de l'oiseau", 1928, olieverf op doek, verkocht Palais Galli era, 1972.

Page 41: Marc Eemans - De laatste surrealist

Dit alles geldt slechts voor de ,surrealistische" Dali en niet voor de man die zich aan religieuze kunst bezon­digde of aan Gala-verheerlijking.

Zoals Gilbert Durant doet opmerken, heeft Dali deze intui'tie tot ontbinding van de tijd willen uiten door mid­del van zijn weke horloges, vloeibaar als water.

Ook de Oostenrijkse ,surrealistische" schilder Le­herb schijnt bezeten te zijn dooreen wereld in totale om­binding, vandaarzijn ,Monumentvandewaanzin" en de noodzaak van zij"n ,tijdvernietigend manifest". Net zoals Dali, schept Leherb behagen in een zeker exhibitionisme dat het belachelijke niet schuwt, evenmin als het nai'eve. Maar achter dit exhibitionisme schuilt een verbetenheid om de taboes van onze tijd te willen vernietigen, te ver­woesten, om dan verder verloren te lopen in de lusteloos­heid van een tijd zonder terugkeer. Zijn kunst mikt op een, ,absolute automatisering", om uiteindelijk stof te bi~den voor schilderwerken vol wilde agressie, uitda­geride obsceniteiteri en schrille kleuren.

Iridien het oeuvre van Leherb zowel als dat van Dali de verwerking wil zijn van een extraversie, dan wil dat van Elisabeth Geurden integendeel het drama weergeven van introverte natureh. Haar werken zijn als de ineengerol­de egel met al zijn stekels naar buiten gekeerd. In haar schilderijen zijn alle punten scherp gericht op een kli­maat van het einde der tijden.

Trouwens ... het ligt toch in de aard van de ware symbolen, dat ze uit het onderbewustzijn opflitsen als pijlen van onze verbeeldingskracht.

Zo bepaalde kunstenaars uit de duistere hoeken van de verbeelding hun onderwerp opdiepen, dan behoren anderzijds een Max Ernst, een Magritte, een Mesens? tot

78

diegenen die uit het licht van hun verbeelding weten te scheppen. Er is in hun oeuvre iets zonnigs, zelfs iets speels (vooral bij Mesens) en als hun ingeving soms over­helt naar het fantastische, .dan nog ontaardt dit niet tot het ziekelijke of het viscerale.

Het is beslist geen toeval dat Patrick Waldberg, in zijn mooi hoek over Max Ernst, een heel hoofdstuk de titel gaf: ,De vreugde van het Ieven" en hij begint dit hoofd­stuk als volgt : , Voor een artiest is lev en : zijn zielspro­blemen oplossen door middel van zijn expressiemogelijk­heden". Maar hoeveel kunstenaars zijn er toe in staat hun ,problemen" op te lossen, ze te transcenderen, ze te su­blimeren, om aldus een werk te leveren van diepe vreugde - al mag dit dan nog voortspruiten uit geleden pijn en tranen ?

Een schilderij als ,Europa na de regen" (1940-41, col­lectie Wadsworth Atheneum) lijkt ons op dat gebied een echt voorbeeld, want dit prachtige doek, m'et een halluci­nante voorgrond, toont ons niettemin een zicht op een heldere hemel. Andere werken van Max Ernst openbaren ons, ondanks hun fantastische indruk, een exotische vreugde. Het zijn groots opgezette sprookjes waarin ,Alice in Wonderland" zich volledig thuis zou kunnen voelen.

De onlangs overleden Jane Graverol heeft eveneens heel wat schilderijen met symbolische inhoud op haar actief. Het meest typische in die zin is wel het doek dat afgebeeld is op het kaft van het speciaal nummer van het tijdschrift ,Obliques" (nr. 14-15), gewijd aan ,La femme surrealiste". Het stelt een vrouwelijk bekken voor geprangd tussen twee rotswanden met een mooie zomerse hemel als achtergrond en waarvan de pubis een

79

Page 42: Marc Eemans - De laatste surrealist

vogel voorstelt. Vooral in ons Nederlands taalgebied weet iedereen wat een vogel op dergelijk gedeelte van het menselijk lichaam wil zeggen en dat ,vogelen" een wer­kelijk ,gevleugelde" betekenis heeft ...

Indien men geloof mag hechten aan wat Paul Delvaux aan een journalist heeft toevertrouwd, dat hij er als kleine jongen van droomde ooit stationschef te worden, dan is het wellicht daaraan te wijten dat er op vele van zijn wer­ken treinen en stations te zien zijn met wachtzalen (altijd in de fin-de-siecle stijl), bevolkt met naakte dames. Trei­nen en stations, met talrijke naakte vrouwen, schijnen te bewijzen dat de kunstenaar onder een zekere seksuele frustratie moet Ieven. Ook staan er bij hem, tussen de ru"ines van antieke, ingebeelde steden, naakte vrouwen, ofwel zien we ze als slaapwandelaarsters in de banale straatjes van de Brusselse voorsteden, waar ze niet zelden als blikvangsters dienen voor ronddolende , , voyeurs".

· De hoofdthema's voor het oeuvre van Delvaux zijn dus bestendig aanwezige symbolen van de obsessie ,Liefde en de vlucht daarvan weg" .

Wat Leonor Fini aangaat, haar werk in een droom­wereld vermeiend, is steeds van een degelijke sereniteit, maar bij haar speelt ook de ,tijd" een belangrijke rol. Marcel Brion schrijft over haar: ,Vermits de tijd en de ruimte voor de hedendaagse mens hun absolute waarde verloren hebben, hun intrinsieke inhoud en hun veilige zekerheden hebben ingeboet, zijn de monsters uit de st.a­biele tijden en geijkte afmetingen nu overbodig gewor­den om ons mee te voeren naar ,de overzijde".

Ofschoon deze bewering van Brion in tegenspraak is met ontelbare surrealistische werken en met veel ander, door monsters gedomineerd werk, kunnen we er toch

80

---

lnkttekening, 1928.

Page 43: Marc Eemans - De laatste surrealist

mee instemmen wanneer hij beweert ,niet meer geloven in monsters, is ook niet meer geloven in de zonde".

In werkelijkheid houden velen (vooral de ,surrealis­ten") wel degelijk rekening met de zonde en weten ~e zich gebukt gaan onder deze overgeerfde vermaledlJ­ding uit tweeduizend jaar christendom en meer dan veer­tig eeuwen jodendom. De zonde is een misdaad tegen de geest en de bron van een eindeloze stoet ondeugden en van wrevel in het menselijk hart, gepaard met het nood­lot van de trieste wereld rondom ons, en tenslotte een aanvechting van de ,ware" mens.

Leonor Fini ontsnapt niet volledig aan het begrip ,zonde", noch aan de daaruit geboren monsters, maar wij erkeimen gaarne dater een andere, meer serene ach­tergrond te ontdekken is in ,De bewaakster van de fenix" (1954), ,De slaap in de grot" (1955) of de talrijke ,Bewaaksters van het ei", het ei als symbool van de ,pri­mitieve ontkieming". Het alchemische ei, zowel als het kosmische ei behoren tot de universele traditie en in de westerse wereld en in het Verre Oosten.

Heeft Leonor Fini bewust naar deze primaire symbo­len willen verwijzen ? Wij weten het niet en laten aan anderen de zorg zich in haar werk te verdiepen.

Toch hebben we hier de cruciale vraag aangesneden, namelijk, of Leonor Fini al of niet bewust het symbool ,ei" bij haar werk betrokken heeft ? We kunnen dit pro­bleem een andere dimensie geven door a-priori aan te nemen dat het bewust ,hanteren" van een symbool, dit laatste automatisch besmet met vernietiging-werkend effekt het tenslotte te verlagen tot een · eenvoudige alle­gorische rol, d.i. ,de fictie een voorwerp uit te beelden rriet als doel -de gedacht~ aan iets anders wakker te roe-

, pen .

82

En hier geven we Rene Magritte volkomen gelijk wan­neer hij zich, in een brief aan Roberts-Jones, hardnekkig verzet tegen de gewoonte aan een objekt steeds zijn kon-

. ventionele waarde toe te kennen, steunend op een tradi­tionele zienswijze, terwijl degene die het a1s een ,verin­wendigend" middel ziet, het als ,nieuw" kan aanwen­den. Ongetwijfeld, een groot aantal symbolen hoort thuis in het kollektieve onderbewustzijn van het mens­dam, maar geen enkele traditie heeft het recht er aan­spraak op te maken, en het zijn slechts arme duivels, die geen aansluiting meer hebben met de werkelijkheid (waarin ook het bovenzinnelijke aanwezig is), "die de bestendige behoefte hebben zich te bedienen van pseudo­symbolen, klaargestoomd om hun uitgedroogde inspira-ratiebron op te vullen. .

Een waarachtig symbool . moet eerst rijpen in het diepste wezen van de kunste.naar vooraleer op te duiken in zijn werk, zonder dat hij zich van dit proces ten voile rekenschap kan geven. Slechts wanneer het symbool wer­kelijk verborgen ligt in het oeuvre, kan men oordelen over de waarde ervan en zijn scheppende verwezenlijking ervaren. Het ware symbool spruit voort uit het onder­bewuste van de mens, uit de grote innerlijke rijkdom van zijn hechtste wezen en men kan het aantal ,pseudo­surrealisten" slechts bij benadering schatten die, de Waalse Marcel Delmotte napratend, in sommige galerijen ,,gespecialiseerd" in mondain surrealistisch werk, over­vloedig worden uitgestald. Alles in dergelijk werk is fla­grante gemaaktheid, alles is er gekunsteld en leugen­achtig, een nietswaardig spel van moeizame fabrikatie: Een ,sleutel tot het land der dromen", bestemd voor ongeletterden is reeds voldoende om de armoede, of

83

Page 44: Marc Eemans - De laatste surrealist

beter nog de bekrompenheid van geest ervan aan te tonen, en tevens om er ons van te overtuigen hoe arm­zalig deze pogingen zijn om fantastische kunst, science­fiction of atomische griezeltaferelen te produceren. ·De grote angst voor een nucleaire bedreiging is slechts een gemakkelijk voorwendsel tot een eindeloze uitbeelding van monsters die maar al te nadrukkelijk verwijzen naar de wandaden van diabolische behandelingen en de ver­scheurdheid der zielen.

Het lijkt er wel op dat we terecht zijn gekomen in een . tijdperk van geweldige mutaties en interplanetaire ont­dekkingen en dat ·we tevergeefs wachten op de dageraad der tovenaars. Onze hoop is echter dat dit de ondergang der vervalsers moge worden.

84

De kunsthandelaar van Bazel

Een wereldwijd verspreid gezegde luidt: ,Wij reizen om te .leren ". T oen ik eens in Bazel vertoefde ter gelegenheid van de Kunstmesse, vernam ik daar dat ik reeds in 1904 overleden ben. Dit staat alleszins z6 vermeld in het gedenkboek verschenen bij de tiende verjaardag van de opening der Galerie von Bartha te Bazel.

Zo ik toch, volgens de tekst, in 1904 gestorven ben, dan laat de legende bij een kleurenreproductie van een van mijn schilderijen mij weer herrijzen in 1927! Waarschijn­lijk is het jaartal 1904 niets anders dan een van die ontel­bare grappen van het ,zetduiveltje" dat in alle drukke­rijen rondwaart. Elders in dezelfde tekst (onder de titel ,Wiederentdeckungen") verneem ik hoe ik, buiten mijn weten, in 1977 geexposeerd heb in de Galerie von Bartha samen met Fran~ois Joseph Crepin en Pierre Roy, de Hongaar J eno Gj_bor eii de Rus Kalmakoff, zonder de Belg Emile Fabry te vergeten, een van mijn vroegere pro­fessoren aan de Koninklijke Akademie voor Schone Kunsten te Brussel. Eigenaardig gezelschap ! En zonder twijfel zeer verscheiden, als men bedenkt dat Emile Fabry, overleden op de hoge leeftijd van 101 jaar, een der leidende figuren was van het Belgische symbolisme; dat ook Kalmakoff een symbolistisch schilder was, niet zo , ,idealistisch" als Fabry, maar eerder fantasmagorisch en satanisch. Wat Gabor betreft, die kan men beschouwen als een epigoon van de Parijse school. Hij is nu eens

85

Page 45: Marc Eemans - De laatste surrealist

,post-kubist" naar de trant van Andre Lhote, dan weer ,constructivistisch" met een koude abstrakte stijl. Ver­volgens zijn . er de drie surrealist en : Crepin, Pierry Roy en ikzelf. ·

Wat valt er te zeggen over Joseph Crepin, die men eerder na1ef-mediumnist kan noemen dan wel surrealist, of­schoon Andre Breton zijn kunst waardeerde zoals we in zijn . boek ,Le surrealisme et la peinture" lezeri ?

Pierre Roy, op zijn beurt, kan gezien worden als een voorloper van het surrealisme en hij heeft zeker niet behoord tot de surrealisten van Andre Breton. Deze heeft Roy evenwel altijd hoog aangeslagen. Groot­meester Giorgio de Chirico schreef in 1925 aan Pierre Roy het volgende : , U weet hoezeer ik u waardeer als mens en als kunstenaar. U beschikt over de meest ver­fijnde intelligentie die ik ooit ontmoet heb en uw laatste schilderijen hebben een diepe indruk op mij gemaakt door het subtiellyrisme dat ervan uitgaat".

Wat mijzelf betreft, wel, ik voel mij echt vereerd omdat mijn doek het enige is dat in de brochure ,Wiederentdeckungen" als illustratie van surrealistische kunst in kleur mocht verschijnen. En ik lees in de bijho­rende tekst, zo ik hem goed verstaan heb, dat precies zoals dit het geval was met Pierre Roy, mijn werken als debu­tant-surrealist de meest ,overtuigende" zijn.

De heer von Bartha deelt blijkbaar deze mening met de heer Philippe Roberts-Jones, conservator van de Ko­ninklijke Musea voor Schone Kunsten te Brussel, die het weleer had over mijn ,hero1sche epoque", en daarmee bedoelde hij die van v66r Wereldoorlog II. .

Een doek, zoals datgene waarvan een reproductie ver-

86

scheen in voornoemd gedenkboek, stamt uit die ,hero1-sche epoque" van het surrealisme. Inderdaad, uit een periode toen het surrealisi:ne nog niet erkend werd als ,veilige waarde" op de kunstmarkt. Maar is dat een onbetwistbare reden om zulke werken hoger te schatten dan die uit latere perioden ? Ik kan het moeilijk aan­vaarden. Niet op het vlak van de inspiratie, noch wat de techniek betreft. Integendeel, beide lijken mij even waar­devol. Of hangt het af van het oordeel der critici ?

Zijn een schilderij zoals ,Met ruimte gekleed" uit 1970-71, of dat andere, ,De late pelgrim" uit 1970, min­derwaardig vergeleken met bijvoorbeeld ,Aan de gren­zen van de vogel" uit 1928 of nog ,,Detragischevriendin" uit datzelfde jaar? In een monografie gewijd aan mijn werk, met reproducties van schilderijen, kwam Piet Tommiss.en tot het besluit dat ik gaandeweg op intellek­tueel en dus ook op artistiek terrein vooruitgegaan ben. Hierover wens ik niet verder uit te weiden. Wat mij ver­eert- en mij een weinig verontrust- is het feit dat de heer von Bartha verklaart, dat ik in mijn jeugdjaren een der beste abstrakte Belgische schilders geweest ben, samen met Magritte, van wie ik mij om ,politieke" meningsverschillen gedistancieerd zou hebben. Ik zei het reeds, ik ben vereerd en verontrust .

Vereerd, omdat ik erkend word als een der eerste Bel­gische surrealisten, maar ook ongerust, vermits de heer von Bartha beweert dat ik om ,politieke" redenen Magritte de rug zou hebben toegekeerd. Het is wel zo dat Rene Magritte, net zoals de meeste surrealisten, ,linkse" ideeen aankleefde, ja zelfs kommunistische, terwijl ik de faam had ,rechtse" richtingen genegen te zijn, ondanks het feit dat ik een ,Hulde aan Lenin;' geschilderd heb.

87

Page 46: Marc Eemans - De laatste surrealist

,Dit is geen pijp" van Magritte, en .... ,Deze pijpis wei degelijk een pijp" van Eemans.

Page 47: Marc Eemans - De laatste surrealist

Om het met elkander eens te worden en om onze waar­achtige gemeenschappelijke ,revolte tegen de moderne wereld" te verklaren, wil ik herinneren aan hetgeen mijn lieve vriend E.L.T. Mesens (die als eerste mijn werken verkocht heeft) pleegde te zeggen, namelijk dat wij allen ,sentimentele anarchisten" waren en zijn. Ik geloof dat zijn ,bepaling" dicht bij de waarheid moet liggen.

Het is ontegensprekelijk zo dat de politiek weinig of geen vat heeft gehad op de ontwikkelingsdrang noch van Magritte's oeuvre noch op mijn oeuvre. Indien er een ,afstand" ligt tussen ons beider werk, dan is dit toe te schrijven aan een verschil in temperament. Magritte werd door zijn opvattingen gedreven tot een rationalis­tische zienswijze, ja zelfs tot het proiaische, terwijl ik het enigszins hield bij een ,voortzetting" van het esthetische symbolisme.

Bepaalde critici en historici beschouwen mij als een epigoon van Magritte, zelfs als zijn nabootser, alhoewel tussen ons tweeen toch een zichtbare scheidingslijn loopt qua inspiratie en denkrichting.

Nu is het wel zo, dat er aanvankelijk een soort paral­lellisme te merken was tussen ons beiden, zoals de kunst­criticus Alain Viray eens schreef, er onmiddellijk aan toe­voegend : . ,Hetgeen gemakkelijk te verklaren is, omdat het surrealisme in die periode als bij osmose doorsijpelde van de ene naar de andere". Enkele van mijn pentekenin­gen, verschenen in het maandblad ,Varietes" (1928-1929), tonen reeds duidelijk aan wat mij van Magritte gescheidenhoudt. ':-In 1930verschijnt bij deuit­geverij Hermes mijn kunstmap ,Vergeten te worden",

>:- De niet-gedateerde, niet-gesigneerde tekeningen in dit boek.

90

waarin mijn pentekeningen samen met een paar sibil­lijnse teksten van mijn hand zijn afgedrukt en die met klaarheid wijzen op de eigenheid van mijn kunst, een kunst met een ,gnostische" achtergrond, zoals de des­kundige Serge Hutin eens geschreven heeft, en die totaal vreemd is aan de denkwereld van Magritte. Prof. Dr Paul Hadermann aarzelt hierbij niet te spreken van mijn ,tro­bar clus" of hermetische denkwereld.

In mijn boek dat ik publiceerde over de kunst van het naakt van Rops tot Delvaux, vindt men op een bladzijde van elkaar gescheiden, ,De reuzin" van Magritte en van mijzelf ,Evanescentie", allebei uit 1931. Men kan zich geen groter kontrast indenken !

Hoezeer de plastische transpositie van Baudelaire's ge­dicht (Magritte heeft het op zijn doek gekopieerd) pro­zaisch-surrealistish en koud is, in een kleinburgerlijk interieur, met een log naakt dat surrealistisch wil heten, evenzeer is mijn ,Evanescentie" idealistisch, met uiterst geraffineerde vormen. Een kunsthistoricus met vol­doende speurzin en ervaring zou een uitgebreid essay kunnen schrijven over het verschil tussen de wereld van Magritte (en andere surrealistische schilders) en de wereld waarin ik leef. ·

W aarschijnlijk is dit voor een deel de taak van een latere biograaf, maar Prof. Dr Piet T ommissen heeft reeds vast­gesteld dat ik de enige surrealistische schilder van de liefde ben, terwijl de surrealistische dichters wel degelijk dichters van de liefde zijn. Van wie gezegd wordt schilder of dichter van de liefde te zijn, kan even goed beweerd worden dat hij een geestdriftig lofzanger is van de vrouw en van wat Goethe genoemd heeft : ,het eeuwig vrouwe­lijke dat ons verheft boven onszelf".

91

Page 48: Marc Eemans - De laatste surrealist

De poezie en het sacrale

Met een. voet in het woud van Broceliande, bakermat van de ridderromans van de Ronde Tafel, waar mythen en sagen hun oorsprong hadden, wens ik eerst en vooral te stellen dat ik mij niet zal wagen op het terrein van de etnologie, noch in het domein van de filosofie of de diep­tepsythologie en ook rtiet in dat van de historici.

Ik wil mij beperken tot het postulaat : ,De mens is een sacraal mysterie", .zoals trouwens de dichter Patrice de la Tour . de Pin reeds geschreven heeft. Inderdaad, de mens is in wezen een sacraal geheim . en wel naar lichaam en naar ziel. Men mag evenwel niet dadelijk besluiten dat de mens een heilige of een engel is, zoals dat in de omgang soms beweerd wordt, meestal afgezwakt tot: ,Wie de engel wil uithangen, zal vlug als ezel versleten worden".

Zeker, de mens metal zijn tekorten, met zijn deugden en gebreken, is tenslotte maar een arme, beklagenswaar­dige stakker, die niet veroordeeld moet worden en even­min vereerd. Maar als men hem in zijn diepste wezenheid doorschouwt, zal men niet aarzelen hem te zien als een mysterie, bekwaam om alle mogelijke opgaven aan te kunnen.

Wat er ook van zij, nu we leven in een maatschappij die hoelanger hoe meer ontluisterd werd, behoort het aan de besten onder ons de medemens terug te leiden tot zijn werkelijke eigenheid en · te onderzoeken wat er kan gedaan worden om hem het ,sacrale" terug te schenken, ondanks al hetgeen de grote massa tot de meest onteren­de onwaarachtigheid heeft neergehaald.

93

Page 49: Marc Eemans - De laatste surrealist

In feite is de mens z6 geworden omdat onze al te mate­rialistische wereld van vandaag hem tot de hechtste min­derwaardigheid heeft gedoemd, wijl de samenleving waarin we leven hem in .de waan laat, hem zelfs de mening inprent, als . zou hij in een paradijselijke wereld Ieven waar alles openbloeit tot , vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid'', misleidende slogan die twee eeuwen geleden gelanceerd werd teneinde de mens makkelijker met blindheid te kunnen slaan en hem in slavernij te hou­den.

De ene mens is voor de andere een wolf(, ,homo homini lupus"). Daar zal niemand aan twijfelen, maar op bepaalde, begenadigde momenten, wanneer iemand door een bevoorrechte belevenis getroffen wordt, kan hij ·-· hoe verdorven hij ook moge zijn - onvermoed opgetild worden tot een sacraal gevoel dat hem tot een hoogte ver­heft die hij zelf wellicht nooit zal bevroeden. Toch zijn er ervaringen welke vaak, indien niet meestal, boven­zinnelijk zijn en de mens. kunnen verheffen en opvoeren tot extasen die hem toelaten te ontsnappen aan zijn men­selijk tekort en hem losrukken uit aile doemdenken. De grote Duitse wijsgeer Martin Heidegger heeft dat reeds in zijn werk onderstreept waar hij het heeft over ,Ieven om de dood". Denken we maar even aan de hallucinatie­verwekkende middelen die Baudelaire naar paradijselijke verten voerden, aan Thomas de Quincey en Henri Michaux, die proeven ondernamen om zichzelf tot een illusoire, extatische; nurnineuze toestand te brengen.

Dikwijls gaan mystiek en poezie hand in hand." Om ons echter niet te ver te wagen op de meteloze en al te verre wegen van de Oosterse mystiek, stellen we enkel vast dat onze westerlijke wereld meer dan een mystisch

94

Page 50: Marc Eemans - De laatste surrealist

dichter heeft gekend. Ik zal hier slechts de wonderbare poetische gloed bij de Spaanse Sint-Jan van het Kruis vermelden in zijn , , Geestelijk Canticum" of het diepzin­nige in de gedichten uit , ,Der Cherubinischer Wander­mann" van de Duitse barokke mystieker Angelus Sile­zius ( eigenl. Johannes Scheffer 1624-1677).

Ook in onze tijd weerklinkt nu en dan de roep van het goddelijke in het werk der dichters. De Franse dichter Paul Valery heeft het aldus over ,het eerste vers dat gege­ven wordt". De romantici hadden het over de kus van de Muse, die hen met een plotselinge emotie bedacht, die ze dan de ,inspiratie" noemden.

En zoals de Vlaamse expressionistische dichter Paul van Ostaijen in 1925 op een vergadering te Brussel in het Frans verklaarde : ,Er zijn twee grote strekkingen in de poezie : de ene spruit voort uit het onderbewustzijn, de andere wordt bewust gecreeerd, met dien verstande dat tussen beide uitersten alle gamma's mogelijk blijven". Van Ostaijen voegde er echter onmiddellijk aan toe : ,De poezie die uit het onderbewuste ontstaat, wordt 'gescha­pen' uit een geestelijke extase".

Wat meer is, we mogen ons samen met Van Ostaijen erover verwonderen dat de literatuurhistorici altijd ge­tracht hebben extatische schrifturen gescheiden te hou­den van de eigenlijke letterkunde. Dezelfde dichter heeft de bedenking geopperd dat de dadai:sten (en wij voegen eraan toe: de surrealisten) weinig afwisten van de mystici en de westerse literatuur lieten aanvangen bij Lautrea­mont. Het is inderdaad symptomatisch te moeten vast­stellen wat Jules Monnerot in zijn essay ,La poesie moderne et le sacre" over velerlei dingen schrijft, met inbegrip van etnografie en sociologie, zonder evenwel

96

ook maar een woord te reppen over de mystiek, hoewel er sprake is van de bevindingen van het gnosticisme en hij herhaaldelijk verwijst naar de studie van Levy-Bruhl die handelt over ,Mystische ervaringen en symbolen bij de primitieven". ·

Ook A. Breton zet in zijn ,Premier Manifeste du Sur­realisme", allerlei lui- om een of andere reden- als sur­realisten ,avant la lettre" op een rijtje, doch verzwijgt daarbij elke mystieke auteur, christen of andere. Wellicht belette zijn aangeboren athei:stische overtuiging hem enige surrealistische waarde toe te kennen aan welke ver­tolking van een goddelijke stem dan ook.

In zijn in 1942 verschenen ,Prolegomenes" ( = inlei­ding) a un troisieme manifeste du surrealisme ou non" geeft hij toe dat zijn ,eigen, vrij kronkelige weg" langs­heen Abelard en Eckehardt _loopt, die nochtans heiden getuigen van deze zo heftig door de surrealisten verguisde godsdienstigheid. Zo wij ons niet vergissen, moet Breton ook erkend hebben- zij het een beetje laat- dat de ro­mantische ,mysticus" Navalis ook op zoek was naar een ,geestelijk domein, waar leven en dood, het reele en het imaginaire, het verleden en de toekomst, het overdrach­telijke en het onmeedeelbare, niet als tegenstrijdig met elkaar moeten worden beschouwd".

Van zijn kant citeert de gewezen katholieke surrealist Michel Carrouges in zijn studie ,Andre Breton et les donnees fondamentales du surrealisme" in zijn bibliogra­fie van referenties de werken van Kardinaal de Cusa. Laat ons in elk geval erkennen dat, reeds bij het ,ontstaan" van het surrealisme - en wei in de geschriften van A. Breton - er een bevoorrechte plaats overbleef voor ,de alchemie van het woord" om zich te beroepen op

97

Page 51: Marc Eemans - De laatste surrealist

Rimbaud en Lautn!amont, maar ook - en misschien iet­wat te veel- op Nicholas Flame! en Cornelius Agrippa van wie Breton de bezorgdheid om de ,furor" prees, waarmee trouwens de surrealisteri zeker bezield waren. Breton preciseert: ,Men moet me goed begrijpen: het gaat niet om een eenvoudige hergroepering van woorden of om een willekeurige opeenstapeling van visuele heel­den, maar om het herscheppen van een toestand die in niets aan de geestelijke alienatie te benijden heeft". Zodus : Breton gelooft tenslotte zelf in een ge"inspireerd geestesdelirium - zij het langs de wegen van de alchemie die tot de ,mania" leidt. Hij verwijt verder Rimbaud enige lafheid ten aanzien van de ,alchemie van het woord" omdat bij deze dichter de ,ouderwetse poezie" nog teveel aan bod komt. Breton gaat dan verder : ,Het ,verbum" is meer, en is bijvoorbeeld bij de kabbalisten, niets minder dan het evenbeeld van de geschapen mense­lijke ziel. Wij weten dat men ze oorspronkelijk be­schouwd heeft als zijnde oorzaak der oorzaken, bron van hetgeen we vrezen, van wat we schrijven, van wat we be-

. " mmnen . Onmiddellijk na deze uitspraak geeft Breton toe dat

,het surrealisme in een voorstadium is" en hij voegt er nog bij : ,Ik haast me te erkennen dat dit stadium wel­

. licht nog voortduren zal zolang ik er zal zijn". N u Breton er niet meer is, kan men zich afvragen wat

er geworden is van de metafysische zoektocht die Breton rakelings maar onafgebroken ondernomen had. Zoals men al vaker heeft opgemerkt, is zijn nooit aflatende be­zorgdheid om het surrealisme steeds in de richting gegaan van bepaalde initiatische bekommernissen.

Voor mindere ,goden" onder de surrealisten is het sur-

98

Page 52: Marc Eemans - De laatste surrealist

realisme echter slechts de voortzetting van het dada!sme geweest, om enkel begaan te zijn met het aanwenden van het ongewone, het ongepaste en de gekste overdrijvingen van een op hol geslagen verbeelding, zonder de minste aandacht voor de door hun thans overleden meester zo dierbaar beoogde ,point supreme". Zeker is dat de mees­ten van hen zich in niets meer hebben laten be.palen door alchemie of ,occulte wetenschappen" - dit voor zover ze er zich ooit om bekommerd hebben ...

Zo de surrealisten ·de zoektocht will en voortzetten, zoals Breton dat heeft voorgehouden, zouden ze, over de Duitse · romantici en de geestelijke schrijvers heen, nieuwe wegen moeten vinden in het onmetelijk domein der verborgenheden die op ontdekking wachten. ,Wij moeten", heeft Breton geschreven, ,proberen helder en . klaar te achterhalen wat er broeit buiten het weten zelf van de mens in de diepste roerselen van zijn brein, ook indien hij het ons in zijn eigen draaikolk kwalijk zou · nemen".

Om die roerselen van de menselijke geest te doorgron­den, hadden Breton en zijn vrienden aangeknoopt bij de psychoanalyse van Sigmund Freud, doch de Zwitserse psycholoog J. Pia get heeft aangetoond dat de psycho­analytischeideeen van Freud ook berusten op mythen en verder slechts steunen op subjektieve beoordelingen be­treffende onze wilsuitingen en onze emoties. Volgens deze geleerde kan het mysterie van de menselijke ziel met haar veranderlijke facetten niet ontleed worden dan door endocrinologische analyses. C.G. Jung, zonder zo ver te gaan, had zich reeds bezig gehouden met het kollektieve onbewuste en met de wereld van de archetypen, terwijl Gaston Bachelard en zijn volgelingen het onmetelijk do-

100

mein van het imaginaire willen doorgronden. Het is hier echter niet de plaats om een inventaris op te maken van de bewonderenswaardige bevindingen der recente opzoe­kingen in dit domein. We verheugen ons erover dat deze studies, zowel als de existentiele wijsgerige benadering van het ,poetische" van Heidegger reeds heel wat licht hebben geworpen op de essentie van de poezie en op het verband tussen enerzijds de dichtkunst en anderzijds -wat men pleegt te noemen - het onzegbare.

Het gaat dan om geluiden uit ons verste verleden, ar­chetypen van onze voorvaderlijke sacrale ontboezemin­gen, die de deugden van het,mysterium fascinans" be­zongen hebben. Misschien betreft het hier tenslotte niets anders dan wat de surrealisten - zij het slechts bij bena­dering - het ,psychisch automatisme" genoemd heb­ben. In elk geval, ,psychisch automatisme" of niet, alles hangt af van de waarachtigheid en de sereniteit van die­gene die het onzegbare in woorden kan vertolken, want uit zijn vergeestelijking ontluikt dan het ,grate sacraal geheim" dat de echte, werkelijk ge!nspireerde dichter bepaalt. .

101

Page 53: Marc Eemans - De laatste surrealist

,Magrittisme" : de surrealistische omwenteling en haar naweeen

Het lijkt mij onmogelijk te spreken over surrealistische schilderkunst zonder dadelijk het woord ,omwenteling" errtaast te zetten. Vergeten wijinderdaad niet dat het tijd­schrift van de F ranse surrealistische groep waarvan · Andre Breton de bezieler was, de titel droeg : La revolu­tion surrealiste: Toen dat tijdschrift vetdween, werd het door een ander vervangen : Le surrealisme au service de Ia revolution. De surrealistische beweging, die op de dada­istische subversie volgde, was van eerst af een groep van jonge intellectuelen : dichters, schilders en beeldhouwers die zich losgescheurd hadden van de burgerlijke maat­schappij, waaruit zij voortgekomen waren. Eerst matig anarchistisch ·- sentimenteel anarchistisch, dat spreekt -bekeerden zij zich daarna tot het marxisme, althans tot

· een zeker marxisme dat vaak in conflict was met het or­tho.doxe marxisme. Voor de meesten was het maar een salon-marxisme, want zij die ertoe kwamen consequent te zijn met hun politieke overtuiging en zich te onder­werpen aan de tuchtvan de kommunistische partij, waren zeer zeldzaam.

Niet elkeen die het verlangt te zijn, is een surrealist. Men client voorzichtig te zijn als men het epitheton , ,sur- .

103

Page 54: Marc Eemans - De laatste surrealist

realistisch" geeft aan iemand die een kunst toepast welke estetisch enigszins gelijkt op die welke gehuldigd wordt in de kringen van Andre Breton en van zijn vrienden of in de buitenlandse groepen die zich als de filialen van deze orthodoxie beschouwen. Zo zijn, bijvoorbeeld, een Felix Labisse en een Paul Delvaux geen, ,surrealistische" schil­ders in de strikte zin van het woord, net zoals Giorgio de Chirico, Salvador Dali en Max Ernst opgehouden zijn het te zijn de dag waarop zij een surrealistische oekaze kregen. Er zijn natuurlijk marginale gevallen, zoals Joan Miro en Jean Arp die nooi t geheel , , surrealistisch'' war en en daar?.m nimmer het voorwerp van een uitdrijving ge­weest ZIJn.

Spreken wij nu over het Belgische surrealisme dat vele jaren innig verbonden was met de groep van Andre Bre­ton. Evenals die stroming heeft het ook zijn marxistische crisis gehad en afgesloten van de wereld geleefd. En ook daar zijn er uitsluitingen en scheidingen geweest. Lange tijd werd de kern gevormd door Paul Nouge, de voor­naamste denkmeester van het cenakel, en door Rene Magritte (Lessen 1898 - Brussel 1967), de schilder bij uit­nemendheid van de groep. Wij verklaren ronduit dat wij deze kunstenaar als een der belangrijkste van deze tijd be­schouwen, ofschoon hij steeds beweerd heeft slechts ,anti-schilderkunst" te bedrijven.

De surrealistische roeping van Rene Magritte kondigde zich betrekkelijk laat aan; hij heeft dan ook veel weife­lende pogingen gekend die hem beurtelings onder de ver­leiding brachten van het kubisme, het futurisme, het ex­pressionisme en zelfs van de ,zuivere beelding", tot op het ogenblik dat de dichter Marcel Lecomte hem de reproduktie toonde van een schilderij van Chirico : De

104

............ -

Marc. Eemans (links) met Camille Goemans in een surrealistische pose in de duinen van Sint-Idesbald, 1930. -

Page 55: Marc Eemans - De laatste surrealist

zang der liefde. Dat was de grote revelatie en het vertrek naar de Magritte-wereld van balvangertjes, rinkelbelle­tjes, bolhoeden, muziekinstrumenten en andere vaak zeer gewone dingen. Doch de bewering dat Magritte's schilderijen zo maar wat losse beelden voorstellen, is een grove vergissing, want alles is er overwogen en vaak het resultaat van een ,collectieve vinding" door Magritte en zijn vrienden. Zoals Paul Nouge gezegd heeft: ,De beel­den door Rene Magritte geschilderd willen ons wakker maken, ons rukken uit de minderwaardige slaap van het

· automatisme en de gewoonte. Als ze ons bekoren, ver­ontrusten, beledigen of ons geweld aandoen komt dat uit­eindelijk steeds ten goede aan ons geweten".

De Magritte-geest heeft tot merkwaardige resultaten geleid, maar ook tot schrijnende mislukkingen. Een der schoonste successen is ontegenzeglijk Het rijk der lichten (Br].lssel, Museum voor Moderne Kunst). Andere merk­waardige doeken, om er sle.chts enkele te noemen, zijn voor ons De boodschap (oude verzameling E.L.T. Mesens), Het bindteken, Het geheugen (Brussel, verzame­ling van de Belgische Staat), De prins der dingen (Hever~ lee-Leuven, prive-verzameling) en De gezellen van de vrees (verzameling mevrouw Jea,n Krebs). Bij de werken die wij als minderwaardig beschouwen en het grote talent van Magritte geheel onwaardig, mogen gerekend worden al diegene die behoren tot zijn zogenaamde ,impressio­nistische" periode, want ze zijn niet aileen schreeuwerig en slecht uitgevoerd, doch ook meestal smakeloos van in­sptraue.

Wat het ,magrittisme" betreft - want er bestaat een hele groep schilders die zijn ,evenknie" menen te kun­nen zijn -, wij zullen hen stilzwijgend voorbijgaan en

106

met E.L.T. Mesens tegen die heren zeggen: ,Steek boven Magritte uit als gij het kunt, of laat anders de schilder­kunst varen".

E.L.T. Mesens (1903-1971), Magritte's vriend van het eerste uur, en een der eerste bewerkers van zijn huidige beroemdheid, heeft (hoewel zelf geen schilder) gepoogd, niet Magritte voorbi j te streven, maar wei iets heel anders te doen dan , ,magrittisme". Hij heeft de collagekunst beoefend op een even volmaakte als gevoelige wijze. Deze collages, al stemmen ze zelden overeen met de gewone normen van het denken, de logica en de moraal, zijn nochtans nooit irritant, zelfs niet ongewoon, want ze munten v66r alles uit door een echte zin voor poezie en getuigen evenzeer van een zeer grote verfijning, zowel in de kleur als in de uitvoering.

In 192 4 ·met collages begonneh, die min of meer aan die van Max Ernst doen denken, benutte Mesens meer en meer het tekenen en het schilderen om zijn collages aan te vullen tot echte schilderijen.

In al die collages manifesteert zich een speelse kunst, in het verlengde van het dadai'sme, maar die desondanks haar specifiek goede eigenschappen · heeft. Er is een ,Mesens-geest" .die uit charme bestaat, maar ook uit gra­tie en klaarheid, want ik kende geen klaarziender mens dan hij op het gebied van de werkelijke waarden van de hedendaagse kunst.

Toen, onder de impuls van zijn vriend, de dichter Hubert Dubois, Auguste Mambour zich van 1926 tot 1929 tot het surrealisme bekeerde, bracht hij alles mee van wat een talentrijk schilder aan vakmanschap ver­wor\ren had. Van die korte bekering tot het surrealisme, die waarschijnlijk niet heel oprecht was, is vooral de her-

107

Page 56: Marc Eemans - De laatste surrealist

innering gebleven aan een doek Reuu;lversperring (Luik, Musee de l'Art wallon), evenals een reeks tekeningen getiteld Eureels. Het is eigenlijk heel weinig. .

Verscheidene jaren later werd de Belgische surrealisti- . sche schilderkunst verrijkt door drie schilderende dames: Suzanne van Damme, Jane Graverol en Rachel Baes .

Juist zoals die van Mambour, was de verschijning van Suzanne van Damme (Gent, 1901) aan de hemel van het Belgische surrealisme slechts kortstondig, precies lang genoeg om ettelijke · surrealistische dichters, als Marcel Lecomte en Paul Colinet, te verleiden en om werken te schilderen die nieer met fantastische kunst dan met eigen­lijk surrealisme te maken hebben. De techniek van deze doeken is verfijnd en de silhouetten van vrouwen en van monsters die erbij te pas komen, zijn van een zeldzame elegantie. Men vindt er reminiscenties aan Salvador Dali, maar ook aan Lucien Coutaud, wat ons feitelijk ver ver­wijdert van het surrealisme.

Dit is niet het geval voor Jane Graverol (1907-1984) die in de Belgische surrealistische kringen thuis was, vooral in die van Paul Nouge, van Louis Scutenaire en van Marcel Marien. Een hele tijd heeft men haar van ,magrit­tisme" beschuldigd, maar wat daarvan aanwezig kon zijn in haar surrealistische werken, is reeds lang voorbij­gestreefd. Jane Graverol heeft werken gepenseeld vol van ongewone dingen en met heimelijke zinspelingen. Zo zal een blote vrouwenborst een vogel ertoe aanzetten ,het inluiden van de lente" te bezingen. Wij kennen van haar ook doeken vol misschien godlasterlijke bedoelingen, zoals het schilderij De Heilige Geest. Godlasterlijk of niet, toch is dit doek geheel geladen met poezie. Uit elk schilderij van Jane Graverol ontspringt de poezie bij

108

stromen, en die stromen zijn even teer als onstuimig, want bij haar is het .surrealisme vrouw geworden en dit met een wellust waarvan de erotiek geheel geladen is met evanescenue. . .

BoveO: de surrealistische kringen waarin zij te Parijs verkeerde; verkoos Rachel Baes (1912-1983) de ver­heven eenzaamheid van haar Brugse afzondering. Zij leidde er het leven van hen die aan herinneringen toe zijn en zich aan de cultus wijden van een absolute, aan gene zijde waarvan me~ nog slechts asse vindt...

Dochter van een schilder die lid was van het Institut de France, began Ra~hel Baes reeds zeer vroeg met schilde~ ren, want ze was nauwelijks zeventien jaar toen zij reeds werken tentoonstelde te Parijs in het Salon des Sur­independants. Pas vrij laat nochtans heeft zij zich bekeerd tot het surrealisme, waar zij dadelijk een uitzonderlijke plaats veroverde die aan niemand iets verschuldigd is en die . de weerspiegeling is van een bovenmatig introverte persoonli jkheid.

Sedert zij in Brugge woonde had Rachel Baes zich erop toegelegd in ,Brugse kant" . figuren te schilderen, alsook het belfort van die stad. Die lokale inkleding heeft haar kunst een ,Vlaamse" sfeer gegeven, tot dan toe ongekend in de wereld van het surrealisme.

In tegenstelling tot Magritte of Jane Graverol die zich voor de uitvoering van hun schilderijen-ideeen gaarne bedienen van een gladde en bijna natuurgetrouwe factuur, gebruikt Rachel Baes een veeleer expressionis­tische techniek met deformaties en schematiseringen van de tastbare werkelijkheid die doen denken aan de kunst van de · Vlaamse expressionistert. Zij gebruikt zwarte, grijze, asblauwe, grauwgroene en paarsachtig rode (zeer

109

Page 57: Marc Eemans - De laatste surrealist

zelden lichtgele) kleuren, en de verf is eerder dof en ruw, dat alles in harmonie met haar onderwerpen.

De doeken van die kunstenares zijn feitelijk als dromen bij wake, om ,wakker" te blijven. Ze zijn van een vrese­lijke luciditeit, de luciditeit van een vrouw die het ont­leedmes omdraait in haar eigen levende vlees, om het daarin knagende kwaad eruit te snijden. Volgens Rene Magritte zou de wereld van Rachel Baes de ,wereld van Marcel Proust" zijn, die van het zich weder herinneren ... Er is daar eveneens een zeer Maeterlinck-achtige angst in ,eenzame trots" gedrapeerd, zoals Geert van Bruaene ze1.

Raoul Ubac (Malmedy, 1910) debuteerde als fotograaf in het surrealisme en kwam pas in 1932 bij de Belgische surrealistische groep doch verliet deze kort na de twee­de wereldoorlog weer toen hij zich in Parijs vestigde · om er als min of meer non-figuratief schilder een mooie carriere te maken onder de bescherming van de Galerie . Maeght. Het bewijs dat hij tot de surrealistische ortho­doxie behoorde, leverde hij door, in 1938, deel te nemen aan de internationale surrealistische tentoonstelling in de Galerie des Beaux-Arts te Parijs. Zijn korte surrealistische periode was vooral gekenmerkt door fotografische com­posities, surrealistisch van vinding.

Hoewel laat tot het surrealisme gekomen, heeft Jules Lempereur (Nijvel, 1902) er zijn adelbrieven verworven dank zij de surrealistische dichter Marcel Lecomte die door sommige van Lempereurs schilderijen gei:nspireerd werd tot een reeks van prozagedichten, getiteld : Con­naissance des degres.

Ofschoon hij nooit andere dan toevallige relaties met de Belgische surrealistische groep gehad heeft, wordt

110

Paul Delvaux (Antheit, 1897) thans beschouwd als de grootste Belgische surrealistische schilder na Magritte, en zi jn reputatie heeft, evenals die van voornoemde, de gren­zen van ons land ver overschreden.

In zijn jeugd heeft Paul Delvaux werken van expres­sionistische aard geschilderd en tevens landschappen in aquarel die wijzen op het temperament van een schilder die zeker een schitterende carriere had kunnen maken op het gebied van de schilderkunst-om-de-schilderkunst. Maar omstreeks 1935 werd Delvaux plotseling getroffen door de genade van het surrealisme. Dat kwam volgens sommigen door de sterke aantrekkingskracht die de pit- · tura metafisica van Giorgio de Chirico op hem uit­oefende ; volgens anderen door het navolgen van de wer­ken van Magritte. Van navolging kan echter geen sprake zijn, want Delvaux' universum is geheel verschillend van dat van Magritte : er bestaat niet de geringste overeen­komst. T erwijl bij Magritte alles voortkomt uit een stre­ven dat wij ,Cartesiaans" zouden noemen en alles ver­werkt wordt op een uiterst bewuste wijze, rijst daaren­tegen bij Delvaux de inspiratie uit de diepten van zijn onbewust wezen. Men heeft zijn schilderkunst bezeten

· genoemd, en ze is het zonder twijfel, al was het maar wegens die lange stoet van naakte vrouwen die door, de meeste van zijn doeken rondwaren. En dat zijn dan naaktfiguren met sterk geaccentueerde geslachtskenmer­ken en meestal staan ze naast zeer burgerlijk geklede heren die er veeleer uitzien als vulgaire voyeurs. AI die personages hebben nochtans iets dromerigs en zijn als zovele slaapwandelaars, verdwaald in de netten van een wereld die niet meer van deze wereld is door te veel van deze wereld te zijn. En inderdaad, Paul Delvaux' wereld

111

Page 58: Marc Eemans - De laatste surrealist

is bijna uitsluitend die van de droom en vertoont mis­schien meer verwantschap met de psychoanalyse dan met de kunstkritiek. Deze heeft hier nochtans ook haar woordje te zeggen, waar het gaat over de techniek van deze schilder die vaak arm aan ,matiere" is, doch in deze schilderkunst kan men andere kwaliteiten erkennen en ze definieren als een soon van anti-schilderkunst, maar dan van een geheel andere aard dan die van Magritte.

Ja, Delvaux' kunst is v66r alles ideeen-schilderkunst, en als zodanig blijft ze niet beperkt tot de droomwereld ; verscheidene van zijn doeken zijn immers als zovele va­rianten op het memento quia pulvis es. Die zijn dan bevolkt met geraamten die zich met de meest diverse din­gen bezighouden en zelfs het drama van Jezus' lijden mimeren. Het zijn aile werken die deel uitmaken van een uiterst luguber spel en die verbijsteren en in verwarring brengen.

Wij denken ook nog aan andere doeken die ons in een Jules Verne-sfeer dompelen, en ook aan die welke bij Delvaux. een onmiskenbaar heimwee onthullen om weg te reizen naar onbestaande horizonten. ; vandaar zijn evo­caties van landelijke of voorstad-stationnetjes, van trei-

. nen die aankomen of gehoor geven aan het vertrek­signaal. Vaak ook zijn het gesloten slagbomen en kleine meisjes die dat vertrek missen.

Tenslotte, zoals Paul Haesaerts schreef, is er bij Paul Delvaux altijd ,een toevallige samenvoeging van vreemd­soortige elementen die in zijn geest rondwaren ; ze ver­anderen er gedurig van plaats, alsof ze zich in een kalei­doscoop bevinden die men in beweging brengt". Terwijl Magritte een uiterst helder surrealisme beoefent waarvan hij . de samenstellende delen met een onverbiddelijke,

112

Page 59: Marc Eemans - De laatste surrealist

koele methode en logica leidt, voelt men dat Delvaux daarentegen bezeten is door een wereld die hem specifiek eigen is. Hij wordt meegesleurd door de vloedgolf van zijn intiemste ik, om te dwalen in een doolhof waar geen draad van Ariadne hem schijnt te willen helpen en naar het volle daglicht · voeren. .

Een andere ,niet-orthodoxe" surrealist is Maxime van de Woestijne (Leuven, 1911), zoon van de schilder Gus­tave van de Woestijne. Sommige van zijn werken zijn on­tegenzeglijk door Magritte ge"inspireerd, doch Van de ·Woestijne heeft noch de dialectische strengheid, noch ~e statigheid van de meester van Het rijk der lichten. Hij is dan ook meer zichzelf in schilderijen die veeleer poetisch dan surrealistisch ge"inspireerd zijn.

Nq.dat Pol Bury (Haine-Saint-Paul, 1922) jarenlang een der voornaamste vertegenwoordigers geweest is van de surrealistische groep in Henegouwen, is hij de weg in­geslagen naar andere aspecten van de avant-gardekunst. Zo kan men zeggen dat zijn ,surrealisme" slechts een ieer voorbijgaande etappe geweest is in zijn kunstenaars­loopbaan die voor het ogenblik zich schijnt te vermeien in wat men de kinetische kunst zou kunnen noemen.

Eveneens nog een woord over de prachtige surrealis­tische tekenaar Armand Simon (1906-1981), een eenzaat die ,De zangen van Maldoror" op een prachtige wijze geillustreerd heeft.

Aan de rand van het surrealisme heeft zich een pseudo­surrealistische stroming ontwikkeld waar, naast bedre­ven schilders van het gehalte van Jean Ransy (Baulet, 1910) en Marcel Delmotte (Charleroi, 1901) of Delporte met hun beproefde academische techniek, ook fabrikan­ten van , ,surrealistische" schilderkunst opgedaagd zijn

114

aan wier knoeiwerk wij beter stilzwijgend voorbijgaan. Maar naast dezen is er ook een ,fantastische" stroming met vaak magisch-hermetische bedoelingen die zich on­der de benaming ,fantasmagie" geconcretiseerd heeft. Van Belgie uit, waar deze bewegirig in 1958 is ontstaan, heeft ze zich in verscheidene landen verspreid waaronder Frankrijk, Duitsland, Nederland, Tsjechoslovakije en J oegoslavie.

Het beste en het slechtste treft men er in de grootste verwarring aan : sommige van deze artiesten zijn be"in­vloed door de science-fiction, andere beroepen zich kor­daat op de occulte wetenschappen, ja zelfs op de Rozen­kruisbeweging. Onder de meest waarachtige kunstenaars noemen wij allereerst Robert Geenens (1896-1976), een overloper van het magische realisme, met een zeer ge­degen kunst, merkwaardig van techniek en van grote esthetische waarde, aan de uiterste grens van de non-figu­ratieve kunst. Er zijn ook Aubin Pasque (1903-1981) met zijn glansrijke kosmogonische werken vol referen­ties aan de occulte kunst, en Paul Dufrane (Brussel, 1922) wiens kunst vooral door de droom ge"inspireerd wordt en waarvan de factuur steeds volmaakt is. Op dit niveau ver­noemen wij tegelijk Victor Lefevre (1912) en zijn vrouw Gilberte Dumont, twee artiesten die met voorliefde een ontegenzeglijk magisch realisme beoefenen. Maar er is ook de ,prote"iforme" Alexis Keunen (Luik, 1921) wiens beproefde · techniek nooit te kort schiet, alsmede Elisa­beth Geurden (Gent, 1924) wier kunst v66r alles een obsessioneel karakter heeft.

Zullen wij bij deze ,fantasmagische" kunstenaars Jacques Lacomblez (Brussel, 1934) rekenen, die altijd vij­andig gestaan heeft tegenover de ,fantasmagie"' hoewel

115

Page 60: Marc Eemans - De laatste surrealist

zijn kunst van dezelfde esoterische criteria uitgaat ? Ver­geten wij vooral Urbain Herregodts niet (Edegem, 1935) wiens kunst zich ook in die richting beweegt, maar dan met een grotere oorspronkelijkheid. Hij illustreerde L 'agenda d'emeraude van de surrealistische dichter Achille Chavee. Dan is er ook nog het zonderlinge geval van Trebla, een visionaire en mediamieke schilder wiens kunst bij het zuiver psychisch automatisme aanleunt.

Een vooraanstaande figuur is Octaaf Landuyt (Gent, 1922). Hij debuteerde met tamelijk realistische composi­tiesdie ,surrealistisch" ge!nspireerd waren. Daarna scha­kelde hij naar een meer expressionistische schilderkunst over waaraan zijn techniek van groot paletvirtuoos een werkelijk weelderige schoonheid verleende. In die fase van zijn kunst heeft Landuyt vaak ,viscerale" onder­werpen of echt monsterachtige personages behan~eld, maar zijn schitterende kleur geeft aan die verbijsterende wereld een fascinerende magie.

AI blijft men hem mordicus onder de surrealisten rang­schikken, toch moet Octaaf Landuyt veeleer gerekend worden tot de neo-expressionistische schilders van de na­oorlogse tijd. Zijn kunst steunt zeer zeker op een fantas­tische visie van de wereld ; maar alles wat fantastisch is, is niet noodzakelijk surrealistisch ... Verre van dat !

116

W aarom zou ik verbitterd zijn ?

Ik veroorloof mij hierbij een gedeeltelijke herdruk te brengen van drie artikelen die eminente Brusselse kunst­critici geschreven hebben naar aanleiding van een ten­toonstelling van mijn werk te Brussel.

Dit is geen verwaandheid van mijnentwege, maar uit­sluitend bedoeld als dankwoord tot deze heren gericht naar aanleiding van hun ruime belangstelling voor mijn oeuvre en tegelijkertijd om enkele van hun zienswijzen nopens mijn kunst recht te zetten. Inleidend tot deze citaten, hecht ik eraan een tekst aan te halen van Prof. Dr Piet Tommissen, die- alhoewel geen kunstcriticus, maar socioloog- toch een der beste kenners is (in Belgie althans) zowel van de Dada-richting als van het surrea­lisme, een tekst die werd overgenomen door de Vlaamse journalist Achiel Samois in het ,Bulletin Info trimeste­riel" van het Cultureel Centrum Astoria, ter gelegenheid van mijn expositie in het Cultureel Centrum van Boon­dael te Elsene.

,Wanneer Marc. Eemans, schrijft Tommissen, zeer jong nog, rond 1924, als abstrakt schilder debuteert, is hij de benjamin in dit nieuwe kunstenaarsgild van ons land, en als hij enkele jaren later- 1926, 1927- aansluit bij de groep der Belgische surrealisten, is hij weer de benjamin onder hen, met als strijdgenoot Rene Magritte.

117

Page 61: Marc Eemans - De laatste surrealist

Toch is zijn oeuvre pas onlangs uit de schaduw getre­den en begint de diepe originaliteit van zijn persoonlijk­heid aan het licht te komen.

Sedert de eerste tentoonstelling van eigen werk in 1927 in de Galerij ,L'Epoque" te Brussel, ingericht door zijn vriend E.L. T. Mesens, bekleedt Eemans een opmerke­lijke plaats te midden van de grote Europese meesters van die periode. Wij herinneren er anderzijds aan dat v66r een paar jaren Marc.Eemans onze enige nog in leven zijnde Belgische vertegenwoordiger was op de expositie ,Europa 1925", ingericht door de Raad van Europa in de lokalen van de ,Ancienne Douane" te Straatsburg. Zijn naam mocht daar prijken tussen de meest vermaarde artiesten van die tijd.

Op onlangs gehouden publieke veilingen in het Palais Galliera·te Parijs stond hij vermeld in de catalogus en wel in alfabetische rangorde tussen Dunoyer de Segonzac en Max Ernst, en in de zaal hingen doeken van Cezanne, Chagall, Degas, Dufy, Gauguin, Modigliani , Utrillo en Vlaminck, om slechts enkele terecht befaamde meesters te noemen. Dit bewijst ten overvloede dat, hoewel de waardeschaal van Marc.Eemans ' oeuvre op de internatio­nale kunstmarkt nog ver beneden die van de grootmees­ters ligt, het in elk geval het werk van vele hedendaagse Belgische kunstenaars overstijgt. W at echter niet belet dat deze ,peintre maudit", zoals een van zijn bewonde­raars hem met enige ironie genoemd heeft, nog ontdekt moet worden door de liefhebbers van goede kunst.

Ofschoon zijn werken lange tijd niet meer tentoonge­steld werden in de kunstgalerijen, begint zijn oeuvre toch

. bekendheid te verwerven en de laatste jaren heeft men doeken van Eemans kunnen zien in het Gemeentelijk

118 Marc. Eemans: ,Le pied sub til", 1928, olieverf op doek, Galerie Werner Kunze, Berlijn.

Page 62: Marc Eemans - De laatste surrealist

Museum van Sint-Niklaas, in het Museum Em. Verhae­ren te Sint-Amands, in het Museum Dhondt-Dhaenens te Deurle en eveneens in het Kursaal van Oostende, terwijl galerijen. in Parijs, Milaan, Bazel en Berlijn interesse tonen voor deze ,surrealist ... anders dan de anderen". Zo hebben wij · · hem onlangs genoemd en inderdaad, wij hechten eraan de continu!teit in de gedachtenwereld van deze schilder te beklemtonen, die tegelijkertijd dichter is en kunsthistoricus, en van wie wij mogen beweren dat hij, als surrealist, Andre Bretons surrealistische theo­rieen het dichtst benadert", aldus Tommissen.

Paul Caso is zo vriendelijk geweest over drie kolommen in de Brusselse krant ,Le Soir" uit te weiden over ,Het oeuvre van Marc.Eemans, vanaf 1925 pionier van het sur­realisme in Belgie". Het is echter, geachte heer Paul

. Caso,. niet nodig historische onnauwkeurigheden de · wereld in te zenden.

Juist is, dat ik van bij de opkomst van de surrealistische beweging open heb gestaaii voor deze nieuwe inzichten en wei vanaf 1924, bij het verschijnen van het ,Manifeste du surn~alisme" van Andre Breton. Maar het is pas na het beruchte,, bataille du Casino de Saint-J osse", in 1926, dat ik de eerste definitieve kontakten heb gehad met de toe­komstige groep der Belgische surrealisten. Ik kende reeds minstens twee leden van die groep, die mij trouwens hun leven lang trouwe vriendschap hebben betoond, name­lijk Camille Goemans, wiens jongere broer Paul mijn schoolkameraad was op het Atheneum te Brussel, en E.L.T. Mesens die ik meerdere keren ontmoet had in het ,Cabinet Maldoror" van Geert Van Bruaene.

Paul Caso herinnert er in zijn artikel aan dat er meer-

120

maals sprake is geweest van de ,peintre maudit" Marc.Eemans, maar dat ,peintre maudit" was in den beginne niets anders dan een boutade van mijn vriend Rene Bourgaux, die met het surrealisme geen uitstaans heeft. Deze geestige boutade heeft echter ,zijn weg ge­maakt" en scheen uitstekend te passen bij een artiest die achtervolgd wordt door sommige zich surrealist noe· men~e .nijdassen, die niet terugdeinzen voor lasterlijke aantl)gmgen.

Caso schrijft : ,Wat hebben de schilderijen van Marc.Eemans een voortreffelijk patina gekregen, met zachte nuances van brons, van blauw fluweel en stralend rood ! De tekening is uiterst knap en adembenemend mooi. Men heeft Marc.Eemans ooit ,peintre maudit" genoemd. Dit is hij echter helemaal niet voor zijn vrien­den, noch voor sommige verzamelaars die goed op de hoogte zijn van de beginperiode van het Belgische surrea­lisme.

Marc.Eemans is, in 1925-1927, de benjamin van de •roep surrealisten. Hij was gedurende enkele jaren de metgezel van Magritte, van Camille Goemans (de eerste verkoper van Dali) en van Mesens. .

Eemans moet op de juiste plaats in de kunstevolutie van die tijd worden gezien. Hij heeft aan het surrealisme diepte verleend en het mysticisme dat hem aileen ken­merkt. ,Het komt er in de eerste plaats op aan" meent · emans ,de mens boven zichzelf te verheffen tot een

mysterieuze hoogte. Is de mens in zijn diepste wezen reen mysterie, waaruit - als hij er beroep op doet - de goden kunnen opstaan ?" We komen onder de bekoring van deze droomwereld, die Eemans steeds met eindeloze ijver en samengebalde emotie heeft willen uitbeelden,

121

Page 63: Marc Eemans - De laatste surrealist

zowel in zijn meditatief symbolisme, als in de schittering van zijn palet. Trouwens, dat is het wat ons het meest ge­troffen heeft in zijn gezamelijk werk : bij hem ligt het mysterie niet aileen besloten in de uitgewerkte idee, maar tevens in de materie, een essentiele gave die men ook aan~ treft bij de grote orgelpunten van Paul Delvaux en in de chromatisch-driftige penseeltrekken van Max Ernst." Tot zover Caso. ·

De Brusselse kunstcriticus Stephane Rey schreef over mij : ,Hij is dichter, filosoof, kunstcriticus, bezieler van tijdschriften, maar hij heeft zich enkele hardnekkige vijanden op de hals gehaald en bleef enigszins alleen, als pechvogel, met slechts wat herinneringen en wat wrok. Marc.Eemans heeft een bewogen carriere gehad. Zeer jong nog, stond hij reeds in de voorste rangen in de ,strijd" voor een nieuwe kunstrichting. Met Servranckx, P .L Flouquet, J ozef Peeters en anderen hoorde hij bij de eerste Belgische abstrakten en wat later (1927-1928) was hij een der eerste surrealistische militanten. Hij was de benjamin temidden van de groep, waaronder Magritte, Goemans, Nouge, E.L.T. Mesens, Marcel Lecomte en Scutenaire. In 1930 geeft hij een kunstmap uit met teke­ningen en tien gedichten, ,Vergeten te worden", het enige authentieke surrealistische dichtwerk dat ooit in het Nederlands verschenen is. Hij is er verbitterd om dat hij zo lang gescheiden bleef van zijn vroegere geestes­genoten. Eemans heeft veel geschreven, veel geredetwist, hij heeft zich enkele verwoede tegenstanders op de hals gehaald en men liet hem alleen achter, met zijn herinne­ringen en zijn rancunes. Het is hoog tijd de onwillige houding ten opzichte·van zijn werk te herzien en einde-

122 Marc. Eemans : ,La tour vigie" , 1978, olie op papier, prive-verzam eling.

Page 64: Marc Eemans - De laatste surrealist

lijk de reele verdiensten van Marc.Eemans te belichten. Het kan niet ontkend worden : zijn recent werk getuigt van een bestendige gehechtheid aan het oeuvre van zijn beginperiode door een opvallende c~ntinu'iteit in de ge­dachtenwereld, in zijn mystieke en surrealistische taal, en dit vanaf de jaren dertig. Er zijn schilderstukken van hem waarin we in schemerlicht vrouwenfiguren de armen zien strekkeri, er zijn onheilvoorspellende gieren, raad­selachtige spookkastelen, tempels van stilte waartegen de vloedgolf met zacht geruis uitsterft op een helder strand".

W elnu, beste Stephane Rey, ik ben miss chien een pech­vogel, doch koester beslist geen wrokkige gevoelens. Ik blijf met herinneringen achter ... evenwel zonder ver­driet, want - zoals u zegt - ik ben een filosoof, of liever nog : een $to'icijn, en ga mijn eigen weg met de glimlach op 't gelaat en aile moedwiilige beledigingen kunnen me weinig of niet deren. Elkeen weet trouwens, zoals Alain Viray schreef, dat ,in de schoot van de surrealistische beweging men elkander bekampt, ja zelfs haat".

En inderdaad, zowel in Parijs als in Brussel wordt met de eilebogen gestoten om de ene en de .andere uit te ban­nen. Zelfs Paul Eluard, Max Ernst en aile andere grote surrealisten Werden hiervan het slachtoffer te Parijs, zoals Andre Souris te Brussel, een ,eer" echter die mij nooit werd . aangedaan.

Wel werd ik in 1973 bedacht met een luxueus pamflet, uitgegeven door Marcel Marien, die elders - naar het schijnt - niet geaarzeld heeft mij ervan te beschuldigen tipgever te zijn van de politie, zoals hij trouwens · ook Magritte als valsmunter bestempeld heeft. Men vergete niet : in de zogenaamde ,surrealistische milieus" schrikt

124

men er met voor terug zelf verklikker te spelen en iemand over te leveren aan verachting en verguizing, zonder scrupules, ja zelfs met instemming van het Bel­gisch gerecht. De beschuldigingen van Marien en zijn jonge medeplichtigen hebben mij totaal onberoerd gela­ten en ik ben niet onder hun aanvallen bezweken.

In zijn a:rtikel betoogt Stephane Rey dat het hoog tijd is ,de juiste waardering voor Marc.Eemans op te brengen" en Alain Viray had reeds geschreven: ,Men beweert soms dat Eemans een nabootser is van Magritte", maar hij voegde er dadelijk aan toe : ,Het is evident dater van nabootsen geen sprake kan zijn, wei is het normaal van een zeke.r paralleilisme te gewagen, hetgeen gemakkelijk te verklaren valt, vermits men destijds in een periode leefde waarin het surrealisme als een osmose in aile arties-tenmiddens bleek te ageren". .

Hier rekent Alain Viray af met de klakkeloze bewering van Marcel Jean, waar deze mij, in zijn ,Histoire de la peinture surrealiste" uit 1954, samen met Mambour citeert als epigoon van Magritte.

Marcel Jean napratend, sebree£ Jose Vovelle in 1972 in haar hoek ,Le surrealisme en Belgique" : ,Bij Mambour is de invloed van Magritte goed merkbaar, maar in 1928-29 is die nog sterker aanwezig bij Marc.Eemans".

Het zal volstaan, meen ik, de artikelen van hogerge­noemde Brusselse kunstcritici te lezen om er zich reken­schap van te geven hoe lachwekkend het oordeel van Marcel Jean klinkt, evenzeer als dat van Jose Vovelle, want het was niet over Magritte dat zij het kunnen heb­ben, waar Paul Caso spreekt van ,onirische vlam", van

125

Page 65: Marc Eemans - De laatste surrealist

,symbolistische bespiegeling" . of van ,het stralende palet". En ik zie verder niet goed in hoe Stephane Rey de kunst van Magritte zou kunnen karakteriseren als ,mys­tieke taal" wanneer toch Alain Viray - in een ander arti­kel over mij - niet aarzelt mij ,prins van het magische idealisme" te noemen, epitheton dat bepaald niet toepas­selijk is op Magritte.

In zijn artikel schrijft Stephane Rey mij ook verbittering toe, omdat ik mij ,zolang afzijdig hield van de andere Belgische surrealisten" en hij voegt eraan toe dat ik wei degelijk ,zoveel algemene waardering verdien als de meesten onder . hen".

Maar waaiom, mijn waarde Stephane Rey, zou ik verbit­terd zijn,'wetende dat die ,algemene waardering" aange­kweekt en ruchtbaar gemaakt wordt door een maffia bedrijvig in de modern,e kunstwereld met behulp van publiciteit en andere blufpraktijken. Indien mij de waar­dering in Belgie ontzegd wordt door deze maffia, dan verheug ik mij er anderzijds over erkenning te vinden in het buitenland, vanwege discrete maar geschikte bewon­deraars, ja zelfs van leden van de Ac~demie Fran~aise zoals Jean Paulhan en Marcel Brion.

Men zegt dat onze samenleving een ,crisis" doormaakt, maar in vierkelijkheid bevinden wij ons op een helling, die naar een niet-te-stelpen decadentie voert, en heel zeker in het domein van de kunst. Bi j gevolg moet u vooral niet denken dat er een plaats kan voorbehouden wor­den voor iemand van wie ooit gezegd werd : ,,Hij lijkt wei een Germaanse prins, opgestaan uit de schaduw,

126

ofwel. uit het graf, drager van een boodschap uit een andere wereld, magier en profeet, nu weergekeerd met als opdracht te betoveren".

Indien in ons landje van ,middelmatigen" de officiele instanties aan mij voorbijgaan, doet het mij toch deugd te kunnen rekenen op de vriendschap van talrijke jongeren en ik mag mij gelukkig achten de sympathie te krijgen van scherpzinnige en grootmoedige Brusselse kunstcritici als Paul Caso, Stephane Rey en Alain Viray, die ik er altijd dankbaar zal om blijven.

127

Page 66: Marc Eemans - De laatste surrealist

. ' ''1~:> - I, '• l..i .. 'j

- i

2 5 JUi~i 1985

Page 67: Marc Eemans - De laatste surrealist