AK – H7 SamenvattingDe verenigde staten van links maar rechts:

1) Coast Ranges, jong gebergte2) Central Valley, hier worden citrus met irrigatie vruchten verbouwd3) Sierra Nevada, jong gebergte4) Great Basin, hoogvlakte, droge woestijn5) Rocky Mountains, hooggebergte, jong gebergte6) Great Plains, hoog vlakte, graanbouw met irrigatie, weinig

neerslag, extensieve veeteelt (weinig vee per hectare)7) Centrale laagvlakte, laagvlakte, maïs zonder irrigatie, voldoende

neerslag, vruchtbare grond8) Appalachen, oud gebergte, middel gebergte9) Kustvlakte

De temperatuur word bedacht door 5 temperatuur factoren:

1) Breedte ligging (hoever vanaf de evenaar)2) Hoogte ligging (hoogvlakte, bergen)3) Aanvoer (kou of warmte door wind)4) Afstand van de zee5) Ligging gebergte ketens (gebergte houden wind tegen)

In de Verenigde Staten liggen de bergketens vooral van Noord naar Zuid. Er ontstaat dan een muur waar de wind niet doorheen kan.

Je hebt noorder winden (Notherns) en zuiden winden (Southerns of hot waves). Een hot wave is warm en heel vochtig.

In de winter is er in het westen aanlandige wind, deze neemt vocht mee en is gematigd van temperatuur.

In de zomer is er aflandige wind, die droog en warm is. Dit noem je een Middellandszeeklimaat.

Een hoog drukgebied is een gebied met veel lucht, de lucht daalt dan.

Dalende lucht is droog. Bij een laag drukgebied (stijgende lucht) heb je neerslag. Een luchtsoort is een hoeveelheid lucht met een bepaalde temperatuur en vochtigheid.

In de Verenigde Staten heb je 3 luchtsoorten:

1) Arctische lucht (koud en droog)2) Gematigde lucht (boven land, koud en droog)(boven zee, koel en

vochtig)3) Tropische lucht (warm en vochtig)

De lucht heeft invloed op de klimaten in de Verenigde Staten:

1) Zuid-Oost VS: Aanlandige wind, hier os een zee-klimaat (Cf) maar wel warmer dan bij ons met meer regen.

2) Noord-Oost VS: Landklimaat (Df), koude winter, door bergen en noordenwind, maar warme zomers door de zee.

3) Noord-West VS: Aanlandige wind, zee-klimaat.4) Zuid-West VS: Middelandszeeklimaat (Cs), In de zomers droog

(aanlandige wind) en in de winters koud (aflandige wind).

Een tornado (twister of wervelwind) ontstaat boven land waar droge, koude lucht botst met vochtige, warme lucht uit het zuiden. Dit zie je vooral in het midden van de Verenigde Staten (Tornado Alley).

Een orkaan ontstaat op zee bij minimaal 26 graden. Ook hier komt warme, vochtige lucht in contact met droge, koude lucht. Dit vind plaats in het Zuid-Oosten van de Verenigde Staten.

Tornado:

Voorjaar Midden van de VS (Tornado Alley) Kort (hij duurt maar een paar minuten) 1 km breed.

Orkaan:

Eind zomer / begin herfst Zuid-Oosten van de VS Lang (hij duurt een paar dagen) Minimaal 500km breed

De klimaten worden in koppen ingedeeld:

Het klimaat met een hoofdletter, de neerslag met een kleine letter.

B = heel droog / BS = steppe / BW = woestijn

E = koud, droog / EH = hoog

F = Hele jaar door neerslag

W = in de winter droog

S = in de zomer droog

India is een schiereiland (subcontinent). Als je kijkt naar het reliëf (hoogteverschillen), kun je India Indelen in 4 gebieden:

1. Het Noorden: Himalaya, meer dan 1.500 meter hoog. Lage bevolkingsdichtheid Klimaat EH (Koud, H = hoog)

2. Gangesvlakte: Laagvlakte (200-500m) Hoge bevolkingsdichtheid Vruchtbare grond door slib

3. Oost- en Westkust Smalle stroken Hoge bevolkingsdichtheid Klimaat Af (Tropisch Regenwoud)

4. Het Hoogland van Dekan 400-800m Regenschaduw Klimaten Bs & Aw (savanne)

In India is er geen echte zomer of winter, maar er is wel een droge en een natte tijd. Dit komt door de halfjaarlijkse wisselende wind: De moesson.

De moesson is onbetrouwbaar, soms begint het regenseizoen eerder en soms later. Dit heeft grote gevolgen voor de oogsten.

In de zomer is er veel zon, de lucht stijgt dan, aan de grond heb je te weinig lucht: lagedrukgebied. De lucht word dan van zee aangevoerd: aanlandige wind, zuidwesten Moesson.

In de winter is het andersom, er is dan een hoogdruk gebied boven land dus de wind waait in de richting van de zee: aflandige wind, droog dus.

De twee grote rivieren Ganges en Brahmaputra voeren 60% van al het water af. Het gebied dat afwatert op een rivier noem ie een stroomgebied. De grens tussen twee stroomgebieden noem je het een waterscheiding. In de zomer voert de rivier Ganges veel regenwater af, in de winter veel minder. De wisseling in waterstanden noem je debiet.

Er vinden vaak overstromingen plaats langs de rivieren. Dat is soms goed voor het laagje slib, maar soms overstroomt de rivier te ver. Dit komt door ontbossing. De regen neemt dan zand mee: bodemerosie. Soms kan een hele helling verschuiven, een aardverschuiving.

In India, bij de Golf van Bengalen, ontstaan er cyclonen. De Golf van Bengalen heeft de vorm van een trechter. Hierdoor kan het water alleen het land op. Vlak bij de kust remmen de golven af omdat het er ondiep is. De achterste golven halen de voorste in waardoor er een vloedgolf van wel 10 meter kan ontstaan.

Bangladesh is erg vlak, er zijn dus grote overstromingen. Bovendien zijn er in dit Deltagebied regelmatig overstromingen door de grote rivieren.