nn_les_1-4_engels

Upload: amaliamoga

Post on 03-Mar-2018

213 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

  • 7/26/2019 NN_les_1-4_engels

    1/13

    Vocabulaire bij Nederlands Nu! Les 1 t/m 4

    Les pag oef lidw woord Engels

    1 15 A1 al already

    1 15 A1 de biologie biology

    1 15 A1 de the

    1 15 A1 drie three

    1 15 A1 een a

    1 15 A1 en and

    1 15 A1 het gesprek - gesprekken conversation

    1 15 A1 hallo hello

    1 15 A1 het the

    1 15 A1 heten to be called

    1 15 A1 hier here

    1 15 A1 hoe how

    1 15 A1 hoe lang how long1 15 A1 horen to hear

    1 15 A1 ik I

    1 15 A1 in in

    1 15 A1 je you

    1 15 A1 jij you (with emphasis)

    1 15 A1 juist right

    1 15 A1 kiezen to choose

    1 15 A1 komen to come

    1 15 A1 het land - landen country

    115

    A1 de les - lessen lesson

    1 15 A1 lezen to read

    1 15 A1 luisteren to listen

    1 15 A1 de maand month

    1 15 A1 meelezen to read while listening

    1 15 A1 naar to

    1 15 A1 nee no

    1 15 A1 niet not

    1 15 A1 nog eens once more

    1 15 A1 of or

    1 15 A1 de rest rest

    1 15 A1 het restaurant restaurant

    1 15 A1 sinds since

    1 15 A1 studeren to study

    1 15 A1 de taxichauffeur taxi driver

    1 15 A1 de tekst - teksten text

    1 15 A1 uit from, out

    1 15 A1 vaak often

    1 15 A1 welk(e) which

    1 15 A1 het werk work

    1 15 A1 werken to work

    1 15 A1 wonen to live1 15 A1 zijn to be

    1 15 A2 het antwoord - antwoorden answer

  • 7/26/2019 NN_les_1-4_engels

    2/13

    Vocabulaire bij Nederlands Nu! Les 1 t/m 4

    Les pag oef lidw woord Engels

    1 16 A3 de buschauffeur - buschauffeurs bus driver

    1 16 A3 de kantine - kantines canteen

    1 16 A3 de man - mannen man

    1 16 A3 vier four

    1 16 A3 de vrouw - vrouwen woman

    1 16 A3 waar where1 16 A3 wat what

    1 16 A3 wat voor what kind of

    1 16 A4 beantwoorden answer

    1 16 A4 de vraag - vragen question

    1 17 A4 als as

    1 17 A4 de dag - dagen day - days

    1 17 A4 het jaar - jaren year

    1 17 A5 best fine

    1 17 A5 gaan - hoe gaat het? how are you?

    117

    A5 goed / goede good

    1 17 A5 goedemiddag good afternoon

    1 17 A5 goedemorgen good morning

    1 17 A5 goedenavond good evening

    1 17 A5 herhalen to repeat

    1 17 A5 hoe gaat het met jou? how are you?

    1 17 A5 hoi hi!

    1 17 A5 jou you

    1 17 A5 de morgen - morgens morning

    1 17 A5 prima fine

    1 17 A5 u you (formal)

    1 17 A5 uitstekend / uitstekende excellent

    1 17 A5 wel - het gaat wel I'm all right, not too bad

    1 17 A5 zeggen to say

    1 17 A5 zo so, right away

    1 18 A6 alles everything

    1 18 A6 de buurman - buurmannen neighbor ( a man)

    1 18 A6 de collega - collega!s colleague

    1 18 A6 iemand someone, somebody

    1 18 A6 reageren (op iets) to react (to something)

    1 18 A6 de vriend male friend

    1 18 A7 dan than1 18 A7 eerst / eerste first

    1 19 A8 het alfabet alphabet

    1 19 A8 de letter letter

    1 19 A8 Nederlands / Nederlandse Dutch

    1 19 A8 de uitspraak pronunciation

    1 19 A9 de achternaam - achternamen family name - family names

    1 19 A9 eigen own

    1 19 A9 mijn my

    1 19 A9 de naam - namen name

    1 19 A9 nu now

    1 19 A9 opschrijven to write down

    1 19 A9 spellen to spell

    1 19 A9 uitspreken to pronounce

  • 7/26/2019 NN_les_1-4_engels

    3/13

    Vocabulaire bij Nederlands Nu! Les 1 t/m 4

    Les pag oef lidw woord Engels

    1 19 A9 de voornaam - voornamen first name

    1 20 B1 de auto - auto!s car

    1 20 B1 het boek - boeken book

    1 20 B1 het brood - broden bread

    1 20 B1 het ding - de dingen thing

    1 20 B1 de fiets - fietsen bicycle1 20 B1 de hond - honden dog

    1 20 B1 het huis - huizen house

    1 20 B1 de kat - katten cat

    1 20 B1 kennen to know

    1 20 B1 kijken to look

    1 20 B1 het kind - kinderen child

    1 20 B1 de melk milk

    1 20 B1 de mens - mensen human being, people

    1 20 B1 onder under

    1 20 B1 opzoeken to look up / to search for

    1 20 B1 de pen - pennen pen

    1 20 B1 het plaatje - plaatjes picture

    1 20 B1 de stoel - stoelen chair

    1 20 B1 de tafel - tafels tabel

    1 20 B1 de tas - tassen bag

    1 20 B1 voor for, before, in front of

    1 20 B1 het woordenboek dictionary

    1 22 B2 aan at

    1 22 B2 meestal most of the time

    1 22 B2 staan to stand

    1 22 B2 het voorbeeld - voorbeelden example

    1 22 B2 zitten to sit

    1 23 B2 gebruiken to use

    1 23 B2 invullen to fill in

    1 23 B2 de taal language

    1 23 B2 tweede second

    1 24 B3 dat - dit that

    1 24 B3 deze - die this, these

    1 24 B3 dichtbij close (to)

    1 24 B3 die that, those

    1 24 B3 dik - dikke thick, fat1 24 B3 dit this

    1 24 B3 dun - dunne thin

    1 24 B3 duur / dure expensive

    1 24 B3 goedkoop - goedkope cheap

    1 24 B3 groot - grote big, tall

    1 24 B3 hard - harde hard, loud

    1 24 B3 jong - jonge young

    1 24 B3 klein - kleine small, little

    1 24 B3 laatst / laatste last

    1 24 B3 langzaam / langzame slow

    1 24 B3 lekker / lekkere tasty, nice

    1 24 B3 licht - lichte light

    1 24 B3 maar but

  • 7/26/2019 NN_les_1-4_engels

    4/13

    Vocabulaire bij Nederlands Nu! Les 1 t/m 4

    Les pag oef lidw woord Engels

    1 24 B3 nieuw - nieuwe new

    1 24 B3 oud - oude old

    1 24 B3 snel - snelle fast

    1 24 B3 ver weg far away

    1 24 B3 vers - verse fresh

    1 24 B3 vies - vieze not tasty, unclean1 24 B3 zacht - zachte soft

    1 24 B3 zwaar - zware heavy

    1 24 B4 ze she, they

    1 25 B2 de student - studenten student

    1 25 B4 jullie you (plural)

    1 25 B4 laat / late late

    1 25 B4 moe tired

    1 25 B4 op tijd in time

    1 25 B4 te too

    125

    B4 laat late

    1 25 B4 thuis at home

    1 25 B4 de tijd time

    1 25 B4 we / wij we

    1 25 B4 zij she, they (with emphasis)

    1 26 C1 de film - films movie

    1 26 C1 de hobby - hobby!s hobby

    1 26 C1 jouw your (singular)

    1 26 C1 voetballen to play soccer

    1 26 C1 het woord word

    1 26 C1 zwemmen to swim

    1 27 C2 het adres - adressen address

    1 27 C2 het gegeven fact

    1 27 C3 de herhaling - herhalingen repetition

    1 27 C4 ander / andere other

    1 27 C4 de spelling spelling

    1 28 D1 betekenen to mean

    1 28 D1 de betekenis - betekenissen meaning

    1 28 D1 de blouse - blouses blouse

    1 28 D1 de broek - broeken trousers

    1 28 D1 de jas - jassen coat

    1 28 D1 de jurk - jurken dress1 28 D1 de kleding clothes

    1 28 D1 de kous - kousen stocking

    1 28 D1 onbekend / onbekende unknown

    1 28 D1 open open

    1 29 D1 de das - dassen tie

    1 29 D1 het overhemd - de overhemden shirt

    1 29 D1 de rok - rokken skirt

    1 29 D1 de schoen shoe

    1 29 D1 de sok - sokken sock

    1 29 D1 het T-shirt T-shirt

    1 29 D1 de trui sweater, jersey

    1 29 D1 het vest waistcoat

    1 30 D2 dragen to wear

  • 7/26/2019 NN_les_1-4_engels

    5/13

  • 7/26/2019 NN_les_1-4_engels

    6/13

    Vocabulaire bij Nederlands Nu! Les 1 t/m 4

    Les pag oef lidw woord Engels

    2 35 A5 volgend / volgende next

    2 35 A5 de week - weken week

    2 35 A5 het weekend weekend

    3 35 A5 morgen tomorrow

    2 36 A6 even for a short while

    2 36 A6 het paar - paren a couple of2 36 A6 het uur - uren hour

    2 36 A6 vrijdag Friday

    2 36 A6 weg away, gone

    2 36 A7 kort / korte short

    2 36 A7 lang / lange long

    2 37 B1 de taxi taxi

    2 37 B1 veel / vele many, much

    2 37 B2 onregelmatig / onregelmatige irregular

    2 37 B2 sommige / sommigen some

    237

    B2 de stad - steden city

    2 38 B2 drinken to drink

    2 38 B2 het glas - glazen glass

    2 38 B2 het water water

    2 38 B3 de arm - armen arm

    2 38 B3 het been - de benen leg

    2 38 B3 de bil - billen buttock, bottom

    2 38 B3 de borst - borsten breast

    2 38 B3 de buik - buiken belly

    2 38 B3 de enkel - enkels ankle

    2 38 B3 het haar - haren hair

    2 38 B3 de hand - handen hand

    2 38 B3 het hoofd - hoofden head

    2 38 B3 de kies - kiezen molar

    2 38 B3 de kin - kinnen chin

    2 38 B3 de knie - knien knee

    2 38 B3 het lichaam - lichamen body

    2 38 B3 de lip - lippen lip

    2 38 B3 de mond - monden mouth

    2 38 B3 de nek neck

    2 38 B3 de neus - neuzen nose

    2 38 B3 het oog - ogen eye2 38 B3 het oor - oren ear

    2 38 B3 de pols - polsen pulse

    2 38 B3 de romp - rompen trunk

    2 38 B3 de rug - ruggen back

    2 38 B3 de schouder - schouders shoulder

    2 38 B3 de tand - tanden tooth

    2 38 B3 de teen - tenen toe

    2 38 B3 de tong - tongen tongue

    2 38 B3 de vinger - vingers finger

    2 38 B3 de voet - voeten foot

    2 38 B3 de wang - wangen cheek

    2 38 TIP de cd-rom - cd-rom's cd

    2 38 TIP na behind

  • 7/26/2019 NN_les_1-4_engels

    7/13

    Vocabulaire bij Nederlands Nu! Les 1 t/m 4

    Les pag oef lidw woord Engels

    2 38 TIP weten to know

    2 39 B3 het gebit - de gebitten denture

    2 40 B3 de nagel - nagels nail

    2 40 B4 de aanduiding - aanduidingen indication - indications

    2 40 B4 acht eight

    2 40 B4 de appel - appels apple2 40 B4 de dollar - dollars dollar

    2 40 B4 de eenheid - eenheden entity

    2 40 B4 de euro - euro!s euro

    2 40 B4 de inhoud content

    2 40 B4 de kilo - kilo!s kilo

    2 40 B4 de kilometer - kilometers kilometer

    2 40 B4 het kwartier quarter of an hour

    2 40 B4 de liter litre

    2 40 B4 de munt - munten coin, money

    241 B4

    kopen to buy

    2 41 B4 de supermarkt supermarket

    2 41 B5 altijd always

    2 41 B5 de bloem - bloemen flower

    2 41 B5 de dochter - dochters daughter

    2 41 B5 iets something

    2 41 B5 om to

    2 41 B5 het raam window

    2 41 B5 soms sometimes

    2 42 C1 alsjeblieft please

    2 42 C1 anders other

    2 42 C1 het basisonderwijs primary education

    2 42 C1 Chinees / Chinese Chinese

    2 42 C1 de cursus - cursussen course - courses

    2 42 C1 de douche - douches shower

    2 42 C1 het Engels English

    2 42 C1 gemakkelijk / gemakkelijke easy

    2 42 C1 helpen to help

    2 42 C1 het kinderprogramma - children's programme

    2 42 C1 het lied - liederen song

    2 42 C1 lijken op to be alike

    2 42 C1 meezingen to sing along2 42 C1 moeilijk / moeilijke difficult

    2 42 C1 de muziek music

    2 42 C1 onze / ons our

    2 42 C1 de pabo - pabo!s teacher training college

    2 42 C1 praten to talk

    2 42 C1 de soap soap series

    2 42 C1 de televisie television

    2 42 C1 verder on, further

    2 42 C1 vertellen to tell

    2 43 C1 de baan- banen job

    2 43 C1 het bad - baden bath

    2 43 C1 de zoon / zonen son

    2 44 C2 ieder / iedere each, every

  • 7/26/2019 NN_les_1-4_engels

    8/13

    Vocabulaire bij Nederlands Nu! Les 1 t/m 4

    Les pag oef lidw woord Engels

    2 44 C3 de muur - muren wall

    2 44 TIP elk / elke each, every

    2 44 TIP met elkaar together, with each other

    2 44 TIP de minuut minute

    2 44 TIP vast / vaste fixed

    2 45 C4 de bus - de bussen bus2 45 C4 het centrum centre

    2 45 C4 de familie - families family

    2 45 C4 Itali Italy

    2 45 C4 missen to miss

    2 45 C4 rijden to drive

    2 45 C4 veranderen to change

    2 45 C4 vol / volle full

    2 45 C4 wij / we we

    2 46 C5 het dictee - dictees dictation

    246

    D1 de bank - banken sofa

    2 46 D1 de deur - deuren door

    2 46 D1 het gordijn - gordijnen curtain

    2 46 D1 de kast - kasten cupboard

    2 46 D1 de lamp - lampen lamp, light

    2 46 D1 het plafond - plafonds ceiling

    2 46 D1 de plant - planten plant

    2 46 D1 de prullenbak - prullenbakken wastepaper basket

    2 47 D1 het schilderij - schilderijen painting

    2 47 D1 de verwarming - verwarmingen central heating

    2 47 D1 de vloer - vloeren floor

    2 47 D1 de wand - wanden wall

    2 47 D1 de woonkamer - woonkamers living room

    2 47 D2 dichtdoen to close

    2 47 D2 het nummer - nummers number

    2 47 D2 de tekening drawing

    2 47 D3 opendoen to open

    2 47 D3 het papier - papieren paper

    2 47 D3 rondkijken to look around

    2 47 D3 schrijven to write

    2 47 D3 zien to see

    2 48 E het ei - eieren egg2 48 E maandag Monday

    2 48 E de paprika - paprika!s (sweet) pepper

    2 49 E beetje a little, a bit

    2 49 E kosten to cost

    3 50 A1 ach! oh boy!

    3 50 A1 beterschap wensen to wish someone well

    3 50 A1 daar there

    3 50 A1 dank je / dank je wel thank you

    3 50 A1 feliciteren - gefeliciteerd to congratulate

    3 50 A1 gefeliciteerd congratulations

    3 50 A1 de griep flu

    3 50 A1 heel / hele very, whole

    3 50 A1 het idee - ideen idea

  • 7/26/2019 NN_les_1-4_engels

    9/13

    Vocabulaire bij Nederlands Nu! Les 1 t/m 4

    Les pag oef lidw woord Engels

    3 50 A1 jarig zijn to have your birthday

    3 50 A1 de kledingzaak - kledingzaken clothes shop

    3 50 A1 lief / lieve sweet, nice

    3 50 A1 misschien maybe

    3 50 A1 de moeder - moeders mother

    3 50 A1 mooi / mooie beautiful3 50 A1 rustig / rustige quiet

    3 50 A1 de uitverkoop sale

    3 50 A1 de verjaardag birthday

    3 50 A1 vieren (verjaardag vieren) to celebrate your birthday

    3 50 A1 wensen to wish

    3 50 A1 worden to become

    3 50 A1 ziek / zieke ill, sick

    3 50 A1 zoeken to search (here: want)

    3 51 A4 de agenda - agenda!s agenda

    351

    A4 dinsdag Tuesday

    3 51 A4 donderdag Thursday

    3 51 A4 woensdag Wednesday

    3 51 A4 zaterdag Saturday

    3 51 A4 zondag Sunday

    3 52 A5 eergisteren day before yesterday

    3 52 A5 gisteren yesterday

    3 52 A5 overmorgen day after tomorrow

    3 52 A7 eet smakelijk! enjoy your meal!

    3 52 A7 sterkte! good luck, strength!

    3 52 A7 succes! good luck!

    3 52 A7 welterusten! sleep well!

    3 52 A7 werk ze! enjoy your work!

    3 53 A6 "s avonds in the evening

    3 53 A6 dansen to dance

    3 53 A6 de krant - kranten newspaper

    3 53 A6 "s middags in the afternoon

    3 53 A6 "s nachts at night (after 24.00 hrs)

    3 53 A6 normaal / normale normally

    3 53 A6 "s ochtends in the morning

    3 53 A6 overdag during the day

    3 53 A6 slapen to sleep3 53 A6 vanavond tonight

    3 53 A6 vandaag today

    3 53 A6 vanmiddag this afternoon

    3 53 A6 vannacht this night

    3 53 A6 vanochtend this morning

    3 53 A6 vrij / vrije free

    3 54 A7 eten to eat

    3 54 A7 het probleem - problemen problem

    3 54 A7 de wens - wensen wish

    3 54 A8 het examen - examens exam

    3 54 A8 examen doen to take an exam

    3 55 B1 gezond / gezonde healthy

    3 55 B1 de persoon - personen person

  • 7/26/2019 NN_les_1-4_engels

    10/13

    Vocabulaire bij Nederlands Nu! Les 1 t/m 4

    Les pag oef lidw woord Engels

    3 55 B1 uit eten gaan to go out and have dinner

    3 56 B1 de vorm form

    3 56 B2 alle all

    3 56 B2 nooit never, ever

    3 57 B3 de brief - brieven letter

    3 58 B4 lelijk / lelijke ugly3 58 C1 aanbellen to ring the bell

    3 58 C1 bah yuk!

    3 58 C1 bijna almost

    3 58 C1 binnen inside

    3 58 C1 binnenkomen to come in

    3 58 C1 de boerenkool (curly) kale

    3 58 C1 de buren neighbors

    3 58 C1 denken to think

    3 58 C1 gauw quickly, soon

    3 58 C1 gezellig /gezellige cosy

    3 58 C1 houden van to like, to love

    3 58 C1 de kippensoep chicken soup

    3 58 C1 koud / koude cold

    3 58 C1 lusten to like (food and drink)

    3 58 C1 de pan - pannen pan

    3 58 C1 ruiken to smell

    3 58 C1 warm / warme warm

    3 58 C1 de winter winter

    3 59 C2 bedankt thanks

    3 59 C2 het e-mailtje - e-mailtjes e-mail

    3 59 C2 graag willen to really want something

    3 59 C2 hem him

    3 59 C2 krijgen to get

    3 59 C2 liefs with love

    3 59 TIP begrijpen to understand

    3 59 TIP de context context

    3 59 TIP duidelijk maken to clarify

    3 59 TIP pakken to grab

    3 60 C3 boos / boze angry

    3 61 D1 de broer - broers brother

    3 61 D1 het gezin - gezinnen family (the small unit)3 61 D1 de grootouder - grootouders grandparent, grandparents

    3 61 D1 de oma - oma!s grandmother

    3 61 D1 de opa - opa!s grandfather

    3 61 D1 de ouder - ouders parent - parents

    3 61 D1 de vader - vaders father

    3 61 D1 de zus - zussen sister

    3 62 D1 het kleinkind - kleinkinderen grandchild

    3 62 D1 de neef - neven nephew, cousin

    3 62 D1 de nicht - nichten niece, cousin

    3 62 D1 de oom - ooms uncle

    3 62 D1 de schoonfamilie - families family-in-law

    3 62 D1 de schoonmoeder - mother-in-law

    3 62 D1 de schoonvader - schoonvaders father-in-law

  • 7/26/2019 NN_les_1-4_engels

    11/13

    Vocabulaire bij Nederlands Nu! Les 1 t/m 4

    Les pag oef lidw woord Engels

    3 62 D1 de schoonzus - schoonzussen sister-in-law

    3 62 D1 de tante - tantes aunt

    3 62 D1 de zwager - zwagers brother-in-law

    3 62 D2 de stamboom - stambomen family tree

    3 64 E nou well

    3 65 E leuk / leuke nice3 65 E me me

    3 65 E mij me (with emphasis)

    3 65 E weer again

    4 67 A1 afwassen to do the dishes

    4 67 A1 alleen only, alone

    4 67 A1 de bar - bars bar

    4 67 A1 dus so, as a consequence

    4 67 A1 Grieks Greek

    4 67 A1 de groente - groentes vegetable

    467

    A1 half / halve half

    4 67 A1 Hallo, met Rose Hello, Rose speaking

    4 67 A1 h eh

    4 67 A1 de keuken - keukens kitchen

    4 67 A1 koken to cook, make dinner

    4 67 A1 moeten to have to, must

    4 67 A1 nodig hebben to need

    4 67 A1 om (half vijf) at (four thirty)

    4 67 A1 op dinsdag on Tuesday

    4 67 A1 op school at school

    4 67 A1 precies / precieze exactly

    4 67 A1 schoonmaken to clean

    4 67 A1 serveren to serve (a meal or drinks)

    4 67 A1 spreken to speak

    4 67 A1 tas - tassen handbag

    4 67 A1 van of

    4 67 A1 wachten to wait

    4 67 A1 wanneer when

    4 67 A1 zelf myself, yourself

    4 67 A1 zesde sixth

    4 67 A1 zevende seventh

    4 68 A1 samen together4 68 A1 samenwerken to work together

    4 69 A4 april April

    4 69 A4 augustus August

    4 69 A4 de datum - datums date

    4 69 A4 december December

    4 69 A4 februari February

    4 69 A4 januari January

    4 69 A4 juli July

    4 69 A4 juni June

    4 69 A4 maart March

    4 69 A4 mei May

    4 69 A4 november November

    4 69 A4 oktober October

  • 7/26/2019 NN_les_1-4_engels

    12/13

    Vocabulaire bij Nederlands Nu! Les 1 t/m 4

    Les pag oef lidw woord Engels

    4 69 A4 september September

    4 70 A5 alstublieft here you are, please

    4 70 A5 hartelijk bedankt thanks very much (cordial)

    4 70 A6 daarna after that

    4 71 B1 de manier - manieren way

    4 71 B1 de plaats - plaatsen place4 71 B1 zetten to put

    4 71 B1 waar ... naartoe where ... to

    4 71 B1 waar heen where to

    4 71 B1 waar vandaan where from

    4 71 B1 waarom why

    4 72 B2 nemen to take

    4 72 B2 onderstrepen to underline

    4 72 B2 tegen to, against

    4 73 B3 de banaan - bananen banana

    473

    B3 de kiwi - kiwi!s kiwi

    4 73 B3 tellen to count

    4 73 B3 de winkel shop

    4 73 C1 achter behind

    4 73 C1 al lang for a long time

    4 73 C1 de badkamer - badkamers bathroom

    4 73 C1 het bankje - de bankjes bench

    4 73 C1 beneden downstairs

    4 73 C1 boven upstairs, above

    4 73 C1 de buurt - buurten neighborhood

    4 73 C1 de eend - eenden duck

    4 73 C1 fietsen to bicycle

    4 73 C1 het gras grass

    4 73 C1 hardlopen to run, to jog

    4 73 C1 hun their

    4 73 C1 lopen to walk

    4 73 C1 het midden middle

    4 73 C1 nog een another

    4 73 C1 ongeveer about

    4 73 C1 ons / onze our

    4 73 C1 het park - parken parc

    4 73 C1 de slaapkamer - slaapkamers bedroom4 73 C1 de speeltuin - speeltuinen playground

    4 73 C1 uitlaten (de hond uitlaten) to walk the dog

    4 73 C1 de verdieping - verdiepingen floor, level

    4 73 C1 de vijver - vijvers pond

    4 73 C1 de vogel - vogels bird

    4 73 C1 de zolder - zolders attic

    4 73 C1 de zomer - zomers summer

    4 73 C1 de zon - zonnen sun

    4 73 C1 zwaaien to wave

    4 74 C1 buiten outside

    4 74 C1 donker / donkere dark

    4 74 C1 interessant / interessante interesting

    4 74 C1 de pizza - pizza!s pizza

  • 7/26/2019 NN_les_1-4_engels

    13/13

    Vocabulaire bij Nederlands Nu! Les 1 t/m 4

    Les pag oef lidw woord Engels

    4 74 C1 saai / saaie boring

    4 74 C1 weinig just a few, not much

    4 75 C1 de lente - lentes spring

    4 75 C1 het voorjaar spring

    4 75 C2 de herfst fall

    4 75 C2 het najaar fall4 75 C2 het seizoen - seizoenen season

    4 75 C3 bewolkt cloudy

    4 75 C3 het sneeuwt it snows, to snow

    4 75 C3 misten to be foggy

    4 75 C3 onweren to thunder

    4 75 C3 regenen to rain

    4 75 C3 schijnen to shine, seem

    4 75 C3 vriezen to freeze

    4 75 C3 waaien to blow (wind)

    4 75 C3 het weer weather

    4 76 C4 het dinner - dinners dinner

    4 76 C4 de weersvoorspelling weather forecast

    4 76 C5 gesloten closed

    4 76 C5 de groothandel - groothandels wholesaler's

    4 76 C5 de kok - koks cook

    4 76 C5 de markt - markten market

    4 76 C5 het overleg - overleggen consultation, meeting

    4 78 C1 het balkon - de balkons balcony

    4 78 D1 het dak - daken roof - roofs

    4 78 D1 de gang - gangen hallway

    4 78 D1 het getal - getallen numer ( 10 > )

    4 78 D1 de kelder - kelders cellar, basement

    4 78 D1 de overloop landing

    4 78 D1 de schoorsteen - schoorstenen chimney

    4 78 D1 de schuur - schuren shed

    4 78 D1 het toilet - toiletten toilet

    4 78 D1 de trap - trappen stairs

    4 78 D1 de tuin - tuinen garden

    4 78 D1 de verwarmingsketel central heating boiler

    4 78 D1 de wasdroger tumble dryer

    4 78 D1 de wasmachine washing machine4 80 TIP aan - uit on - off

    4 80 TIP stoppen to stop

    4 81 E het eind(e) end

    4 81 E de Nederlander - Nederlanders Dutchman