re#arch2020

26
RE#ARCH2020 re # converse ZOMER editie 2011 03 # interbellum 04 # EMSCHERPARK 05 # avéole 14 | troubleyn 07 # doel 2020

Upload: niels-van-elven

Post on 09-Mar-2016

216 views

Category:

Documents


0 download

DESCRIPTION

RE#ARCH2020 is een studententijdschrift dat handelt over hoe architectuur zal evolueren in de toekomst. Hierbij is het de bedoeling ons per nummer te verdiepen in deelthema’s zoals RE#invent, RE#urbanise, RE#converse en RE#think. Deze thema’s behandelen op een dynamische wijze verschillende deelaspecten van architectuur. Het nadenken over respectievelijk innovatie, stedelijkheid, hergebruik en architectuurtheorie zal om het jaar hernomen worden. De deelproblematieken van deze verschillende editie’s beschrijven economische en ecologische duurzaamheid, architectuur en verstedelijking, architectuurprofessie,...

TRANSCRIPT

RE#ARCH2020

re#converse

ZOMER ed i t ie 2011

03# interbellum 04# EMSCHERPARK 05# avéole 14 | troubleyn 07# doel 2020

<< 3

In 2012 studeren we af. We beginnen - al dan niet - aan onze stage. Worden architect. Maar wat dan? Waar willen we naartoe met deze generatie architecten? En hoe denken wij om te gaan met architectuur in de toekomst? Waar willen we staan in 2020? Wat zullen op dat moment de cruciale vragen zijn en hoe bereiden we ons hierop voor? Hoe zien wij de architectuur veranderen? Welke plaats nemen wij in als architect? Zullen wij nog de kans hebben om op onaangeroerde plekken te bouwen? Zullen we ons moeten aanpassen aan wat er al is? Hoe wordt een reële duurzaamheid verwezenlijkt?

RE#ARCH2020 is een studententijdschrift dat handelt over hoe architectuur zal evolueren in de toekomst. Hierbij is het de bedoeling ons per nummer te verdiepen in deelthema’s zoals RE#invent, RE#urbanise, RE#converse en RE#think. Deze thema’s behandelen op een dynamische wijze verschillende deelaspecten van architectuur. Het nadenken over respectieve-lijk innovatie, stedelijkheid, hergebruik en architectuurtheorie zal om het jaar hernomen worden. De deelproblematieken van deze verschillende editie’s beschrijven economische en ecologische duurzaamheid, architectuur en verstedelijking, architectuurpro-fessie en teamwork, ...

RE#converse - de eerste editie - zal een kristische blik werpen op onze bestaande ruimtelijke situatie. Gebouwen en materialen krijgen een tweede leven door hergebruik. Vaak denken we dat “tweedehandse” architectuur enkel kan zijn wat ze altijd al is geweest. Dit is een misvatting. Architectuur met een verleden kan een rol spelen in de hedendaagse leefomgeving. Dit zal vandaag en in de toekomst leiden tot nieuwe inzichten en reflectie. Reconversie is kiezen. Hoe kunnen we verstandig omgaan met het bestaande patrimonium rondom ons? Hoe reageren we op het herinrichten, hergebruiken, herdenken, hermaken en hervormen van architectuur? Hoe zullen architecten, ingenieurs en studenten reageren op deze veranderende context? Zullen we in de toekomst ruimten blijven hergebruiken of zal dit eerder een negatief effect hebben?

We proberen het hergebruik-fenomeen vanuit zoveel mogelijk invalshoeken te verkennen, maar steeds vanuit een uitgesproken toekomstperspectief 2020. Dit wil zeggen dat we zowel spreken over het hergebruik van gebouwen en materialen, als het herstructureren en herinrichten van al eerder bebouwde ruimte en terreinen. We moeten ons aanpassen aan de noden van onze maatschappij en aarde, maar tegelijkertijd passen onze noden zich aan aan de ruimtelijke context rondom ons.

De re#dactie

#00 editoriaal

#00p03

p05

p06

p08

p12

p14

p16

p18

p22

p24

p26p24

#01

#02

#03

#04

#05

#06

#07

#08

#09

#10

editoriaal

abstracts

opinie

een interbellum

emscherpark

reconversie

open minded

doel 2020

project/perceptie

reflectie

Bronvermelding

>> het verhaal tussen authenticiteit, verval en reconversie

>> van duikbootbasis tot cultureel centrum: alvéole 14, saint-nazaire, (f)>> troubleyn/laboratorium: een broeiplek voor dromers, antwerpen

>> re#build>> re#happen >> re#think >> re#live >> re#use

>> locating the present between the past and the future >> supermeubel

>> filature nouvelle orléans >> flexopia

>> doelbai >> green city link

>> sea center oulu >> places to be

>> re#paint

>> lezing luc reuse: evr-architecten >> student conference / C-mine

>> reconversie is kiezen

<< HET VERHAAL TUSSEN AUTHENTICITEIT, VERVAL EN RECONVERSIEWe hebben wel een beeld voor ogen als we spreken over reconversie. Gevels worden doorboord met een stalen roostering terwijl licht binnen sijpelt op ongeziene plaatsen. Anderzijds hebben we ook het beeld van dat gebouw in zijn topjaren, de herinnering visualiseert het voor ons. Wat enkel ontbreekt is de periode tussen twee programma’s. Maar welk was de beeldwaarde van dit interval? Hoe is de identiteit geëvolueerd nadat het origineel gebruik verwijderd en vervangen werd? In een fotogra-fisch naslagwerk toont ‘urban explorer’ Reginald Van de Velde ons het beeld van een interbellum, het verhaal tussen authenticiteit, verval en reconversie.

#Niels Van Elven

<< VAN DUIKBOOTBASIS TOT CULTUREEL CENTRUM: ALVÉOLE 14, SAINT-NAZAIRE, (F)

Aan de golf van Biskaje vinden we in Saint-Nazaire een van de vijf duikbootbasissen die tijdens de tweede Wereldoorlog in het door nazi-Duitsland bezette Frankrijk gebouwd werden aan de Atlantische kust. LIN Finn Geipel + Giulia Andi transformeerden dit beladen, imposante oor-logsrelict in een sereen publiek kunstencentrum. Met een minimale, maar doordachte ingreep, slaagden ze erin om via dit ruwe en indrukwekkende bouwwerk de haven en stad terug te linken, terwijl dit gebouw jarenlang de doorgang versperde.

#Martijn Jaspers

<< TROUBLEYN/LABORATORIUM: EEN BROEIPLEK VOOR DROMERS

Troubleyn is de organisatie die het artistieke werk van creatieve dui-zendpoot Jan Fabre ondersteunt. Een aantal jaren geleden kregen zij de beschikking over het oude, deels afgebrande Ringtheater en een belen-dende school. Jan Dekeyser, die Jan Fabre meermaals als scenograaf bijstond, tekende voor de reconversie van deze infrastructuur tot een labo-ratoriumruimte. Hij ontwierp een plaats waar gedroomd en gecreëerd kan worden door Jan Fabre, maar ook waar ruimte is voor het experiment van andere, meestal jonge kunstenaars.

#Martijn Jaspers

“Het omschakelen, herstructureren en hergebruiken van voornamelijk bestaande, afgeschreven gebouwen en terreinen,” is de meest gangbare definitie van ons thema. Maar omsluit deze definitie de betekenis van reconversie wel volledig? RE#define zal het begrip op een speelse manier opentrekken en het vanuit zoveel mogelijk invalshoeken onderzoeken. Reconversie linken we automatisch aan de architectuurpraktijk, hoewel het ook in vele andere disciplines wordt toegepast. -Het herinterpreteren en het eigen maken van architectuurtheoretisch gedachtegoed, tijdelijke reconversie, hergebruik van materialen en voorwerpen zowel in kunst als in het dagelijkse leven- zijn onderwerpen die zullen worden besproken.

#Tanya Meuws

<< DUISBURG (D)De ultieme reconversie -van smerige industriële omgeving naar prachtig groen landschapspark- is een adequate beschrijving van het Emscher-park. Gelegen in het noordelijke deel van het Rurhgebied speelde dit ge-bied een belangrijke rol in de Duitse industrie, die later vervaagde. De Internationale Bauausstellung Emscherpark was verantwoordelijk voor de herstructurering van het stroomgebied van de Emscher. We doen een poging om de intrigerende sfeer die we kunnen opvangen in woorden uit te drukken. De culturele, economische, sociale betekenis proberen we te achterhalen. Het Emscherpark was een pionier in het vormgeven en suc-cesvol transformeren van industriële architectuur. IBA heeft de toon gezet.

#Tanya Meuws

<< GREEN CITY LINK

Het masterplan Urban Jungle bevat de kracht om Doel an sich te laten verder bestaan, maar slechts als sociaal decor voor publieke functies. De natuur gaat haar eigen gang tussen de gecontroleerde ruïnes van de woningen van weleer. Drie grote bouwcomplexen worden omheen Doel geplaatst langs de belangrijkste assen met ecologie en duurzaamheid als belangrijkste ontwerptools. Een ontwerp met reconversie op verschillende lagen. #Martijn Jaspers

<< SUPERMEUBEL

Het dambordpatroon en de bebouwing van Doel behouden is de grootste prioriteit van het materplan ‘krioelen-ontladen’. Het hergebruik van de bestaande bebouwing als nieuwe publieke functies en het plaatsten van nieuwe bebouwing zorgen voor de heropleving van Doel. Gesloopte bebouwingen hebben plaats gemaakt voor open vlakten. Het plaatsen van die nieuwe bebouwing zorgt voor nieuwe sferen en ingesloten gebieden op die open vlakte. Zo kunnen ze opnieuw gedefinieerd worden. Het sombere en verlaten Doel zal plaats maken voor een bruisend en groen dorp. #Nick Vanoppen

<< DOELBAIHet openen en gedeeltelijk verwijderen van de dijken die Doel jarenlang beschermden tegen de getijdenwerking van de Schelde is de basis van het masterplan Doelbai. In deze industriële omgeving geven we het grondgebied van Doel terug aan de natuur. Het voormalige dorp zal een rijk overstromings- en natuurgebied worden. Tussen de Schelde en het natuurgebied gaat het nieuwe Doel zich concentreren op een compact “wooneiland”.

#Tanya Meuws

<< LOCATING THE PRESENT BETWEEN THE PAST AND THE FUTURE

Vanuit het masterplan krioelen en ontladen vloeit de wil tot het behoud van Doel. Op de rand van wanhoop en dystopie wordt er een ingreep verricht om Doel weer om te toveren tot een volwaardig stad, vrij van zorgen en bedreigingen. Het heropleven van het dorp ligt hem in het toepassen van verschillende typen reconversie. “Locating the present between the past and the future.” Er ontstaat er een zoektocht naar de ideale maat van ingreep op deze post-apocalyptisch gebouwen. Voeg hierbij het aftakelen van een geselecteerd aantal gebouwen tot ruïnes en we krijgen een perfecte symbiose tussen urbanistatie en reconversie.

#Niels Van Elven

<< FILATURES NOUVELLE ORLÉANSHet meest waardevolle aan een ouder gebouw is zijn zelfstandig autoritair karakter. Laat het net dit kenmerk zijn dat snel durft te vervagen bij het snel plaatsen van enkele nieuwbouwblokken. De open ruimte geeft het bestaande net zijn krachtige identiteit. Door het toepassen van enkele instrumenten en typologiën kan er een reconversie geplaatst worden die geen afbreuk doet aan het bestaande. Deze technieken worden dusdanig uitgelegd en toegepast op één van de oude relikwieën van de industriële revolutie te gent. De Filatures Nouvelles Orléans krijgt na jaren te vertoeven in zijn eigen interbellum zijn nieuw leven als multifunctioneel kantoorruimte.

#Niels Van Elven

<< SEA CENTER OULUOulu, een stadje in noordwest Finland dat ontstond als zeehaven, vroeg aan de studenten van de University of Oulu om na te denken over een manier om het kuststadje terug op de kaart te zetten. Toppilansalmi, de oude haven, bleek de geschikte locatie te zijn om een Sea Center te situeren. Het ontwerp zelf baseert zich vormelijk op de typologie van de oude ‘storage houses’ waarvan de havens vol stonden. Reconversie en heropwaardering van een ongebruikte site in een oud-industriële omgeving door het injecteren van een nieuwe functie.

#Martijn Jaspers

<< LEZING LUC REUSE, EVR_ARCHITECTENNaar aanleiding van de lessen theorie en discours werden een achttal lezingen op het programma gezet voor de vierdejaars studenten archi-tectuur. Vier hiervan werden in Gent georganiseerd, waarbij Luc Reuse één van de sprekers was. Hij plaatst zichzelf op een verantwoordelijke manier in het hedendaags architectuurlandschap. In deze reflectie wordt zijn lezing in het licht van reconversie geplaatst.

#Martijn Jaspers

<< STUDENT CONFERENCE / C-MINEIn het kader van de student conference werd er een uitstap gepland naar de mijnsite C-mine te Genk. De gebouwen dreigden samen met de rijke mijngeschiedenis verloren te gaan door jarenlange leegstand. Men heeft getracht nieuwe functies in de gebouwen te integreren met respect voor het oude en het subtiel toevoegen van het nieuwe. Het nieuwe cultuurcentrum in het oude energiegebouw is de trots van de site. Het behoud van het originele interieur en het inpluggen van nieuwe functies versterkt nog eens de rijke geschiedenis van het gebouw.

#Nick vanoppen

<< FLEXOPIATijdelijkheid en flexibiliteit zijn kernwoorden in het project Flexopia. Het bestaat uit verplaatsbare woonstructuren, zo wordt er een positieve impuls gegeven aan vergeten plekken. Dit kan leiden tot een heropleving van de site. Enerzijds hebben deze dynamische structuren tal van voordelen in het licht van een tijdelijke reconversie. Anderzijds wordt het concept reconversie uitgeschakeld door deze ontwerpmethode.

#Tanya Meuws

<< PLACES TO BEDe omgeving rond de St-Michielskerk is een dode zone. Enkel op en rond het plein voor de kerk is er veel beweging. Het is vooral een doorgangs-zone van auto-, bus-, fiets- en voetgangersverkeer. Het hoofddoel van de opdracht is de omgeving laten heropleven tot een aangename plaats om te vertoeven. Dit door ingrepen te doen in de bodem of door nieuwe elementen te plaatsen. Met oog op het nieuwe COBRA-project dat volop in uitvoering is, zal de omgeving een meerwaarde krijgen en evolueren naar een verblijfsruimte. #Nick Vanoppen

#03

#05

#06

#04

#07

#08 #09

een interbellum

reconversie

open minded

emscherpark

doel 2020

project/reconversie reflecties

#01 abstracts

6 >> 2

1

“Door de schaarsheid van de ruimte wordt men geneigd om te gaan denken over reconversie. Alles wat we aangerijkt krijgen is naar mijn gevoel een bruikbare ruïne. Het gebouw vertelt een verhaal, waar wij op kunnen inpikken. En dat inspireert. De gebouwde archeologie die zich aanrijkt is bruikbaar voor reconversie mits het aan twee belangri-jke parameters voldoet.

Een eerste parameter is de betekenis van de plaats zelf. Er is een verschil tussen de collectieve, maatschappelijke betekenis en die van het individu of groepering. De betekenis is voor elke partij anders uitgelicht en bevat verscheidene nuances waardoor in het totaalspectrum een discussie plaatsvindt. Vooral als dit een materiële handeling is die door de gemeenschap wordt gefinancierd. Zo kan het zijn dat een bepaalde gemeenschap heel duidelijk stelt dat een ruimtelijke situatie een reconversie verdient, terwijl het individu of de gemeenschap die heel concreet bij die ruimtelijke situatie betrokken is misschien vindt dat het totaal zinloos is om de beslissing tot reconversie uit te voeren.We moeten ons steeds afvragen wat de supplementaire kwaliteit is tussen een nieuw ontwerp of een reconversie. Er is een spannings-veld tussen diegene die dit oplegt en zegt: “Dit is een beschermd monument met historisch belang, we gaan dat gebouw restaureren.” Aan de andere kant is er het belangrijke segment van de samenleving die zegt: “Dit gaat zoveel langer duren, gepaard met tal van kosten. In welke mate is dit wel verantwoord?” Er is een maatschappelijk draagvlak nodig. De reden waarom een gebouw een reconversie of restauratie moet krijgen zou afgetoetst moeten worden aan de mening van een breder publiek, en niet alleen besloten worden door één enkele instantie. Dit is een belangrijk maar zeer moeilijk punt in het belang van reconversie. We komen in een ideologisch dilemma. Moet een actuele cultuurproductie onderhevig zijn aan een democratisch besluitvormingsproces?

Een tweede parameter is het geheugen van de plek, de imprint van de geschiedenis. Er zijn sporen van een chronologie van gebeurtenissen die afleesbaar zijn, op de huid en in het inwendige van het object zelf. Deze chronologie is tevens ook de oplader voor de betekenis van de plek. In het beslissingsproces is de menselijke reden en diens emoties naar de aantrekkingskracht tot het gebouw een belangrijk component. Deze wil louter een emotionele relatie aangaan tot het object. Reconversie is als het schrijven van een palimpsest. Er is een gevoel van gelaagdheid. De impact van een reconversie is slechts één enkel

laagje dat rust op een cluster van ontelbare lagen geschiedenis die daar aan vooraf gaan. Een extra laag van betekenis wordt toegevoegd aan het bestaande zonder dat de chronologie van het oude in verval geraakt. Anderzijds vertelt Norman Foster ons over ‘Peeling away the layers of history’. Dus dat men onder de huid van het object ook het been laat zien, zodat de gelaagdheid van het object zichtbaar wordt. Er wordt getoond hoe de puzzel in mekaar zit. Mensen hebben nu eenmaal -voor hun eigen psychisch welzijn- een duidelijke lezing nodig van hoe de zaken zijn opgebouwd.”

Arch. Johan Van Den Berghe, y.e.AH!-architecten

In ons geval gaan we enkel op zoek naar herbestemmingen voor beschermde monumenten. Een gebouw zonder bestemming is gedoemd om verwaarloosd te worden en op termijn te verdwijnen. Daarom zullen wij altijd proberen te opteren voor een herbestemming. Dit kan gaan van een kerk, een herenhuis, kasteel of een industrieel pand. Wij moeten in alle gevallen denken aan reconversie. De nieuwe bestemming mag de draagkracht van het monument niet overschrijden, ook leggen wij restricties op naar isolatie, dubbel glas, en dergelijke. Samen met de aannemer en ontwerper zoeken we naar oplossingen om het comfort te verbeteren zonder afbreuk te doen aan het monument.

De draagkracht van een monument hangt af van pand tot pand. Een 20e eeuws gebouw kan misschien meer verdragen als pand uit de 16e eeuw. De draagstructuur moet nog sterk genoeg zijn wanneer men een zware functie zoals archiefruimte of appartementen in het gebouw voorziet. Er zijn een aantal technische implicaties verbonden aan elke functie, bijvoorbeeld de leidingen van badkamer en keuken bij appartementen. Het is niet evident om de juiste functie aan de juiste gebouwen te verbinden.

Sofie Van Turtelboom, Erfgoedconsulente

Gesprek met Johan Van Den Berghe, Architect y.e.AH!-architecten (Gent, 18 mei 2011).

Telefoongesprek met Sofie Van Turtelboom, Erfgoedconsulente (Gent, 9 juni 2011).

“De impact van een reconversie is slechts één enkel laagje dat rust op een cluster van ontelbare lagen geschiedenis die daar aan vooraf gaan.” Arch. Johan Van den Berghe

<< 7 2 3

45

6

Het hergebruik van gebouwen en terreinen zal in de toekomst meer invloed krijgen. Gebouwen zullen een steeds langere levensduur hebben, tegelijkertijd worden de opgelegde eisen steeds strenger. Men zal aangezet worden een engagement aan te gaan ten opzichte van reconversie. Dit onderwerp wordt verkend door de visie van een aantal personen werkzaam binnen architectuur te vatten.

Wat zijn jouw drijfveren om een gebouw te conserveren of juist af te breken? Hoe beïnvloedt reconversie uw dagelijkse praktijk of theoretische visie in het bouw- en/of ontwerproces? Wat betekent reconversie voor uw toekomst?

#02 opiniede re#dactiereconversie is kiezen

“De keuze om een gebouw te bewaren en te renoveren hangt in hoofdzaak af van de intrinsieke kwaliteiten van het pand en de site. Indien het gebouw geen echte meerwaarde voor zichzelf of voor de site betekent, kan het beter worden afgebroken in plaats van gerenoveerd.

Een verantwoorde renovatie is m.a.w. een renovatie die, indien ze niet zou plaatsvinden, een verlies zou impliceren. Dat geldt trouwens ook voor nieuwe architectuur: als er geen meerwaarde wordt gecreëerd voor de site, wordt er beter niet gebouwd. De recyclage en herontwikkeling van bestaande gebouwen is dé toekomst, zeker in het licht van duurzaam bouwen, de toenemende ruimteverdichting en het aantal leegstaande panden in steden.

Bestaand patrimonium nieuw leven inblazen kan zowel door de renovatie en upgrade naar de huidige eisen en wensen, alsook door herbestemmin-gen of transformaties waarbij bestaande panden een andere of gemengde functie krijgen. Zowel voor het gebouw als voor de omgeving kan dit een belangrijke impuls betekenen.”

Arch. Christine Conix, conix architects

Is reconversie waardevol? Dit is afhankelijk van de context en het eraan gekoppelde programma. Vaak worden er te grootse ideeën ingebracht die niet beantwoorden aan de vakbekwaamheid die nodig is om het gebouw te begrijpen.Niet alles heeft nood aan reconversie. De uitdaging hierin is het durven afbreken van gebouwen die niet in aanmerking komen. Het behoud van een gebouw is afhankelijk van het zorgvuldig afwegen van verscheidene parameters. Men moet oordelen en uitspraken doen over de architec-turale waarde en de historische betekenis van het gebouw. Zelf was ik als architect bij enkele reconversieprojecten betrokken zoals bijvoorbeeld C-mine in Winterslag. Dankzij de reconversie van het industrieel erfgoed tot een culturele bestemming, dat als krachtige motor van het project fungeert, krijgt Genk een tweede stadshart.

Dergelijke reconversies kosten mischien extra energie van alle partners maar het resultaat staat er wel en biedt garantie voor een duurzame toekomst. Reconversie is een complexe puzzel waar men zeer voorzichtig mee moet omspringen. Het hangt af van geval tot geval. Er is nood aan een input die vertrekt vanuit een holistische visie die het delicate werk tot een goed eind kan brengen.

TOEKOMST 2020: Er zal meer en meer gebouwd worden tot het punt dat reconversie een evidentie zal zijn. Om reconversie te realiseren ontbreekt er echter een brede waaier aan instrumenten, alsook door de overheid geformuleerde strategieën.

Reconversie moet dus holistisch aangepakt worden. De keuze wordt afgetoetst aan verschillende parameters zoals historiek, architecturale waarde, en ontelbare andere. Een reconversie zou moeten leiden tot het verder ontwikkelen van een buurt, de context staat centraal.

Arch. Peter Swinnen, Vlaams Bouwmeester

“Hergebruik is geen hedendaags fenomeen. Toen de Brugse Sint- Donaaskathedraal rond 1800 werd verkocht aan een privé persoon en de beslissing viel het geheel te slopen en de bouwonderdelen afzonderlijk te verkopen, verloor de stad een beeldbepalende constructie met grote historische en architectonische waarde. De materialen werden niet gedumpt en kregen een plaats in andere gebouwen. Het bleef een lege plaats in de stedelijke ruimte tot in 2002, het jaar van de bouw van Toyo Ito’s paviljoen. De mens bouwt steeds vanuit een bepaalde behoefte of noodwen-digheid. Een constructie zonder functie bestaat nauwelijks, zelfs de folies in de 18de eeuwse parken zijn er gekomen vanuit een nood aan vermaak bij een gegoede klasse in onze samenleving.Door een diversiteit aan veranderingen in de samenleving worden gebouwen vaak afgestoten omdat deze niet meer beantwoorden aan de specifieke gevraagde of opgelegde. Wij verzorgen onze zieken niet meer in grote middeleeuwse zalen of 19de eeuwse paviljoenen, deze werden omgeturnd tot musea, concertzalen of scholen. Het Gravenkasteel is opgetrokken als bescherming en werd in de 19de eeuw een textielfabriek. Nu is het gebouw een plaats voor concerten of feesten, een onderdeel van een nieuwe industrie, deze van het toerisme. Het tweede Dominicanen klooster in Gent werd het onderkomen voor het Departement Architectuur Sint Lucas. Zo zijn er honderden voorbeelden op te sommen in elke stad.

Juist deze mutatie geeft aan de stedelijke context een grote gelaagd-heid en onzuiverheid. “Complexity and Contradiction”, de titel van het befaamde boek van Robert Venturi, is in elke historische stad aanwezig. Bij het wegvallen van de oorspronkelijke bestemming wordt gezocht naar nieuwe mogelijkheden, het afbreken is maar één van de opties.Jarenlang ben ik lid geweest van de ”eerbiedwaardige” Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen (van 1978 t/m 1995). Ik stelde mij steeds de vraag – en nu nog - wat de impact is geweest van het begrip “monument”, een creatie van de 19de eeuw. Om de grote monu-menten vrij te maken, werd veel stedelijk weefsel weggeknipt, het “kleine” patrimonium zoals woningen wordt als ondergeschikt beschouwd aan de stedelijke ijkpunten zoals kerken, stadhuizen,….. Twee bouwblokken tussen de Sint-Niklaaskerk en het Belfort in Gent werden in de 20ste eeuw gesloopt voor een uitbreiding van het stadhuis en het moderniseren van de historische binnenstad. In het debat over het al dan niet behouden, hebben bouwhistorici de laatste decennia de bovenhand gekregen waardoor soms nieuwe mogelijkheden worden versmacht. Een evenwicht tussen behouden en slopen wordt bepaald door de tijdsgeest. Het Volkshuis van Victor Horta werd in de jaren ’60 gesloopt, een meesterwerk dat nu ver-moedelijk op de UNESCO wereldlijst van monumenten zou prijken. Wat een economisch verlies voor Brussel! Het patrimonium van Gaudi brengt

jaarlijks honderden miljoenen euros op voor Barcelona! Patrimonium is een van dé hoekpunten geworden van ons internationaal toerisme.Wat kan men slopen? Er zijn gebouwen waartegen een soort “maatschappelijke” aversie bestaat, gebouwen die door hun brutale verschijning een afkeer opwekken bij het groot publiek en bij architecten. Twee jaar geleden werd het postgebouw naast het Sint Pietersstation in Gent gesloopt zonder protest. Slopen kan men ook verantwoorden wanneer de maatschappelijke kosten zó hoog zijn dat een investering niet valt te verantwoorden.Wij leven echter in een tijd dat het maken van keuzes steeds moeilijker wordt. In onze fel bepleite democratie waarin het individuele steeds meer de bovenhand krijgt op het collectieve belang, is het bijgevolg ook te begrijpen dat het debat betreffende behoud of slopen niet evident is geworden. De keuze voor behoud houdt impliciet in dat het geven van een herbestemming steeds een actueel onderwerp is. Denk maar even aan het slopen of behouden van kerken, en de mogelijkheden om dit onroerend cultureel erfgoed een zinvolle betekenis te geven in een steeds sneller muterende samenleving.”

Arch. Marc Dubois, Hoofddocent Departement Architectuur Sint- Lucas

“De term “tijdelijkheid” heeft een belangrijke plaats verworven in het hedendaags architectuurdiscours, als reactie op het begrijpen van de stad als productieplek. Het impliciete dynamische aspect van deze nieuwe steden vormt een contrast met de routinevertoning van oude stedelijke structuren. Deze binnen-buiten beweging in steden leidt tot een nieuwe confrontatie: namelijk het begrip tijd in architectuur. Hoe zouden gebouwen fysisch en functioneel hun eigen dynamisch gebruik moeten bevestigen, en hoe kan er omgegaan worden met het constante en dynamische proces van activatie en deactivatie ervan? Hoe kunnen zij tijd in zich opnemen – en daardoor ook veranderlijkheid - gezien de solide materialisatie van stedelijke structuren?

Vreemd genoeg is de stad de enige heerschappij die de daad van vernietiging met zich meebrengt, en dit door een gebrek aan constructie. Dit fenomeen geeft de stad de karakteristiek van permanente veranderlijkheid. Sociale, economische en politieke behoeften veroorzaken verschillende lagen van formele en functionele metamorfose, een eigenschap die een nieuw facet geeft dat door architecten en stedelijke ontwerpers moet worden behandeld en worden begrepen. Op dit punt, los van andere input zoals het gebrek aan leegte in de stedelijke matrix en ook vele invloedrijke economische parameters, verschijnt reconversie als zeer efficiënt mechanisme voor de veranderlijkheid van steden.

Men kan twee groepen reconversie onderscheiden. Enerzijds wordt de architect geconfronteerd met een dosis formalisme bepaald door vroegere urbanistische ontwerpmethodes; een serie van nieuwe ingrediënten moet geïnjecteerd worden in dit schijnbaar onverwoestbaar oude beton. De reconversie van bestaande gebouwen daagt de architect uit om een nieuw programma te introduceren op een al gevormde en geïdentificeerde plek. Anderzijds is er ook de noodzaak om gebouwen vorm te geven in functie van een mogelijke toekomstige reconversie. Nieuwbouwprojecten moeten ontworpen worden met de onvermijdelijke achterliggende gedachte dat ook zij vroeg of laat op oncontroleerbare manieren getransformeerd of verwoest zullen worden.

In tegenstelling tot het idee om reconversie mogelijk te maken door het aanpassingsvermogen van vergankelijke gebouwen naar voren te brengen, zou het opheffen van de vervaldatum van bepaalde gebouwen kunnen leiden tot meer ruimte om de creaties van hedendaagse architecten te kunnen huisvesten. Dit is een totaal andere manier om verandering te bevorderen.”

Studente Clàudia Raurell - Escola Tècnica Superior d’Arquitectura La Salle (ETSALS)E-mailcorrespondentie met Clàudia Raurell, Studente - Escola Tècnica Superior d’Arquitectura La Salle (ETSALS) (Gent, 21 mei 2011).

Telefoongesprek met Peter Swinnen, Vlaams Bouwmeester (Gent, 8 juni 2011).

E-mailcorrespondentie met Christine Conix, Architecte conix architects (Gent, 18 april 2011).

E-mailcorrespondentie met Marc Dubois, Architect Hoofddocent Departement Architectuur Sint Lucas Gent en Brussel (Gent, 22 mei 2011).

“Om reconversie te realiseren ontbreekt er echter een brede waaier aan instrumenten, alsook door de overheid geformuleerde strategieën.”

Peter Swinnen, Vlaams Bouwmeester.

Arch. Johan Van den Berghe

8 >>

Urban exploration is een term die de laatste tijd veel aan populariteit wint. Het betreden van een verlaten, afgesloten gebouw om de authentici-teit te kunnen aanschouwen en te registreren, zich begeven daar waar de de tijd stilstaat en het binnendringen van een tijdscapsule, is het doel van de urban explorer. Alles is onaange-tast gebleven en het verleden is er te bewon-deren. Reginald Van de Velde zoekt en vindt deze artefacten. Voor hem is het ervaren van de verborgen ruimtes als een vlucht, weg van de chaos, weg van het hectische leven. Het programma is verloren, zijn gebruik evenzeer. Wat er overblijft is enkel het ongesproken verhaal dat zich uit in een tijdloos beladen karakter. Het is net dit wat het bezoeken zo interessant maakt.

Door verdwijning van het gebruik zal een gebouw blootgesteld worden aan de tand des tijds. Dit brengt een immense desolaatheid. Er zijn tal van verborgen parels waar velen nog niet van afweten. Hoe behandelt men het ongekende monument dat zonder een functie dreigt te bestaan? Er moet voor gezorgd worden dat het patrimonium niet zal lijden onder vanda-lisme maar het mag ook zeker niet zijn authenti-citeit verliezen. Hierin zou een reconversie met een zinvolle betekenis kunnen helpen.

In het volgende beeldessay vertelt urban explorer Renigald Van de Velde ons het verhaal tussen authenticiteit, verval en reconversie.

#03 een interbellumhet verhaal tussen authenticiteit, verval en reconversie#Niels Van Elven

Gesprek met Reginald Van de Velde, Urban explorer (Gent, 20 april 2011).

<< 9

10 >>

<< 11

12 >>

#04 emscherparkduisburg, duitsland#Tanya Meuws

De ultieme reconversie -van smerige industriële omgeving naar groene long- is een adequate beschrijving van het Land-schaftspark Duisburg Nord. Het noordelijke deel van het Rurh-gebied, het industriële hart van Duitsland, werd herontwikkeld tot landschapspark. Na de Tweede Wereldoorlog begon deze industriezone zijn sterke invloed op de Duitse economie te verliezen. Het gebied was zijn betekenis kwijt en het besef dat er iets moest gebeuren groeide. De Internationale Bauausstel-lung Emscherpark werd in 1989-1999 opgericht en was ver-antwoordelijk voor de herstructurering van het stroomgebied. Via een aantal grootschalige fysieke landschappelijke ingrepen werd het Emscherpark gecreëerd. We doen een poging om

de sfeer die we kunnen opvangen in woorden uit te drukken. Het ontwerp- en uitvoeringsproces alsook de culturele, econo-mische, sociale betekenis van het Emscherpark proberen we te achterhalen. Het Emscherpark was een pionier in het vormgeven en succesvol transformeren van industriële archi-tectuur. IBA heeft de toon gezet.

Het Rurhgebied heeft zijn betekenis te danken aan zijn zeer gunstige ligging en de grote rijkdom die het in zich draagt. Industrialisatie van dit gebied betekende een enorme groei voor de nationale, maar ook lokale economie. Dorpen zoals Essen, Bochum en Oberhausen groeiden dankzij industriële activiteiten uit tot grote steden. Het noordelijke deel van het Rurhgebied had een groot aandeel in de sterke economische positie van Duitsland. Deze industriezone werd voornamelijk

gekenmerkt door mijnbouw, in minder belangrijke mate was er staalbouw en chemische industrie aanwezig. Na de Tweede Wereldoorlog werd het opgraven van steenkool veel te duur. De sluiting van de mijnen zorgde ervoor dat de omliggende steden geteisterd werden door enorme economische problemen. Het gebied kon nu enkel steunen op de overgebleven staalindustrie en chemische fabrieken. Maar ook in deze sectoren was er een sterke daling van de werkgelegenheid. De woonzones rond de fabrieken werden door stijgende werkloosheid in sneltempo door de bewoners verlaten. Is er voor deze steden nog wel een toekomst?

In het licht van deze problemen werd in 1989-1999 de Bauausstellung Emscherpark opgericht onder leiding van professor Karl Ganser. De vooruitstrevende professor zag

toekomst in het voormalige Duitse industriële hart. De Bauausstellung was al langer actief en gekend in Duitsland. Dit was een overheidsorgaan verantwoordelijk voor het formuleren van nieuwe sociaal-culturele en ecologische ideeën en visies voor stadsplanning. Deze succesvolle transformatie werd vooral toegepast op industriële gebieden met een noodzaak aan een nieuwe economische impuls. Deze gebieden werden gedurende tien jaar economisch versterkt, zodat ze op eigen kracht weer verder konden gaan. Naast een reeks van andere projecten blijft het Emscherpark het meest bekende project van de IBA, misschien ook het meest overweldigende. Via de “Route der industriekultur” worden de parken en andere industriële ruïnes met elkaar verbonden. Een van de belangrijkste en misschien ook meest overweldigende ankerpunten van deze route is het openbare Lanschaftspark Duisburg Nord.

<< 13

We gaan op zoek naar de verschillende manieren waarop het IBA deze site opnieuw betekenis probeert te geven. De grootste uitdaging was om het gebied een bestaansreden en een economische sterkte te geven. Het had nood aan een tweede, liefst lang en duurzaam leven. Gezien de grote werkloosheid in de streek, werd er vooral gezocht naar nieuwe grootschalige industriële activiteiten. Toch is de economie die er nu gesitueerd is, lang niet zo grootschalig. Om het gebied als een landschapspark te kunnen ontwikkelen, had men nood aan een public relations stunt. Tegelijk met het leggen van een nieuwe economische basis via het IBA-project, werd er besloten om een internationale tentoonstelling te houden. Dankzij het organiseren van grote conferenties en tal van internationale evenementen kreeg het park een bestaansreden gedurende de eerste helft van haar bestaan. Het delen en uitwisselen

van kennis was in de ontwikkeling van het Emscherpark een zeer belangrijke aspect. Ook in het werkproces van IBA was de samenwerking en het uitwisselen van ideeën en visie cruciaal. Een open proces, leiderschap en een goede communicatie leidden tot de succesvolle transformatie van het industriegebied. De aanpak van IBA Emscherpark is over de hele wereld een sprekend voorbeeld voor andere herontwikkelingsprojecten.

De keuze om zoveel mogelijk industriële gebouwen en structuren te behouden is zeker niet voor de hand liggend in een gebied wat men kan bestempelen als een industriële afvalbak. De lokale bevolking zag deze afvalbak echter als een relict van een gouden periode in hun geschiedenis. Trots en herinnering kregen via de talrijke staalconstructies en industriële kunstwerken ook een nieuw leven. Er waren

een aantal grootschalige fysieke ingrepen nodig om de industriezone weer leefbaar te maken. Door sloopwerken en grote saneringswerken kreeg het gebied een nieuwe toekomst. De verontreinigde rioleringskanalen -die alle natuurlijke waterlopen uit het gebied hadden verdrongen- werden vervangen door een netwerk van heldere, praktisch drinkbare beekjes en waterstromen. Bereikbaarheid en toegankelijkheid voor voetganger en fietser zijn essentieel in het park. De aanleg van nieuwe paden en honderden bruggen, alsook het verwijderen van hekken en onveilige situaties zorgde voor een goede doorstroming. Om het groen te introduceren werden verschillende gebruiksparken aangelegd, met welbepaalde vaste of tijdelijke functies. Het middelpunt van het park is de ruïne van een in 1985 stilgelegd hoogovencomplex. Het contrast tussen het groene en

roestbruine staal creëert een intrigerende sfeer. Die is op elke verborgen plek, elk beeld voelbaar. Het is een ruïne van onze tijd, een nagedachtenis aan het begin van het industrietijdperk, waarin we ons nog steeds bevinden.

Deze ruïnes werden gesaneerd en beveiligd, zodat ze vrij toegankelijk zijn. Hoogoven 4 is op een hoogte van bijna 80m het uitkijkpunt over heel het park en een deel van het Rurhgebied. Prachtige zichten genereren een panorama op een niet zover geleden tijd. Groen en bruin, natuur en oud staal geven een intrigerend contrast.

REUSE BV, ‘Rotterdam meets Emscherpark’, http://www.icilalie.nl/Studiereis_Emscherpark.pdf (geconsulteerd 25/05/2011).‘Landschaftspark Duisburg Nord’, http://www.landschaftspark.de/en/home/index.php (geconsulteerd 6/05/2011).

14 >>

Tot 2007 stond in het centrum van Saint-Nazaire (F) een enorme duik-bootbasis te verkommeren en versperde daarenboven de doorgang tussen stad en haven. LIN Finn Geipel + Giulia Andi transformeerden dit beladen, imposante oorlogsrelict in een sereen publiek kunsten-centrum: Alvéole 14.

Korte geschiedenis:Nadat Groot-Brittannië in 1939 de oorlog verklaarde aan Duitsland, werd het duidelijk dat de ‘Unterseeboot’ (of U-boot) één van hun grootste zorgen van dat moment werd. Deze boten gebruikten torpedo’s om zowel gevechtsschepen als vrachtschepen tot zinken te brengen. Door de groeiende defensie van de Britten, werd het voor de Duitsers noodzakelijk de U-boten, alsook hun basissen, beter te beschermen.Vijf havens langs de Atlantische kust werden uitgekozen om deel uit te maken van het onderzeeërnetwerk van de Duitsers. Hieronder ook Saint-Nazaire. Daar bouwden ze middenin de haven een betonnen monster van 295 x 130m, dat bij de grootste in zijn soort gerekend kan worden.

De oorlog had een verwoestend effect op Saint-Nazaire: 85% van de stad werd met de grond gelijk gemaakt. Daardoor werd de onder-zeeërbasis de enige overgebleven link met het verleden. De dokken waren onverwoestbaar, versperden de doorgang tussen stad en haven en waren voor de inwoners gedurende ongeveer 60 jaar een doorn in het oog.Niettegenstaande de centrale ligging, stond het bouwwerk sinds de oorlog grotendeels leeg, buiten enkele kleine ruimtes die gebruikt werken voor stockage.

Afbreken was geen optie. Daar de bommen van de geallieerden er nooit in slaagden dit bouwwerk plat te smijten, leek het de Franse ingenieurs ook niet mogelijk hier wel in te slagen. In hun zoektocht naar een zinvolle invulling voor de bunker besloot de stad een architectuurwedstrijd uit te schrijven. De eerste prijs ging naar LIN Finn Geipel + Giulia Andi die ervoor kozen om één van de ‘cellen’ te converteren naar een muziek- en cultuurcentrum met ruimtes voor evenementen: Alvéole 14.

TransformatieAlvéole 14, letterlijk ‘Cel 14’, bevindt zich in de 14e cel van de bunker. Alle cellen zijn 19m breed en bestaan uit twee delen: een 22m lang gedeelte aan de stadszijde, vroeger gebruikt als opslag- en werkplaats, en het 92m lange dok zelf, met zijn bassin aan de havenkant. Beide delen zijn van elkaar gescheiden door een 5m brede dienstgang die alle cellen met elkaar verbindt. Deze verbindt nu het eerder gerealiseerde reconversieproject ‘Ville-port I’ in cellen 8-11 met Alvéole 14, hetgeen nieuwe gebruiksmogelijkheden biedt. Over deze nieuw gedefinieerde straat hangt een lichttapijt van ongeveer 400 LED’s. Het legt meteen de subtiliteit bloot waarmee dit

gebouw aangepakt werd en voegt een gevoel van fragiliteit toe aan de structuur.

Het gehele project neemt slechts 9% van de oppervlakte van de bunker in, en wordt verdeeld over de 2 ruimtes van cel 14. Het lange, oorspronkelijke U-bootdok werd een flexibele evenementenhal (LiFE), en de oorspronkelijke opslagruimte herbergt een ‘poppodium’ (VIP). Dit laatste bevat ook opnamestudio’s, een bar, kantoren en technische ruimtes. De bar, gelegen op een balkon boven de hall, biedt het beste zicht op het podium.

In LiFE werd een nieuwe betonnen vloer gestort die het onderzeeërbassin overdekt. Hierdoor werd het bassin in originele staat gelaten. Om de ruimte in een zo breed mogelijke opstelling te kunnen gebruiken, werd ervoor gekozen om de technische apparatuur te plaatsen op platformen langs de wanden en op 2 gigantische lichtbruggen die via rails verplaatsbaar zijn doorheen de zaal. Via elektrisch bestuurde lieren is het mogelijk om extra lichtconstructies en geluidsapparatuur in de ruimte aan te brengen. Door middel van een 16m lange vouwdeur kan de hal verbonden worden met de haven.

Bezoekers betreden de hal via de kant van de stad, door de oude dienstgang. Vanuit deze gang is het ook mogelijk om het dak van de bunker te bereiken langs een stalen trap van negentig treden, dwars door de 4 tot 9m dikke dakconstructie. Om deze doorgang naar het dak mogelijk te maken, werd ongeveer 470m³ beton weggesneden. Bovenop het dak springt de halve bol, die dienst deed als weerbescherming van de NATO-radar op de Tempelhof luchthaven van Berlijn, in het oog. De ruimte eronder fungeert als “denk tank”, en is een experimenteel platform voor kunst- en muziekprojecten. De rest van het dak doet voor een klein deel dienst als terras, terwijl het overgrote deel nog niet toegankelijk is.

Hoewel het dakplatform met de 9m hoge koepel op het eerste zicht als een extraatje overkomt, een soort van bijproduct van de reconversie om het gebouw meer aanzien te geven, is het in werkelijkheid een onmisbaar deel van het totaalconcept. Zonder de opvallende koepel, die ‘s nachts verlicht kan worden en over het havengebied uitschijnt, zouden de wijzigingen die binnenin het gebouw zijn aangebracht, van buitenaf niet waarneembaar zijn. Daarenboven heeft de nieuwe functie in het gebouw nood aan een sterk en tegelijk fragiel uithangbord, om zich te kunnen manifesteren tegen het massieve karakter van deze gigantische structuur. Het was daarnaast van essentieel belang om de betonnen schil van het gebouw ook fysiek open te breken. De trap naar het dak en het dakterras, met zicht naar stad en haven, zijn dus een logische aanvulling op de ruimtes binnen.

#05 reconversie

van duikbootbasis tot cultureel centrum: alvéole 14, sanit-nazaire, (f)#Martijn Jaspers

JAGER, Frank Peter, Old & New. Design Manual for Revitalizing Existing Buildings. (Basel: Birkhauser, 2010).; ‘Alvéole 14, Saint-Nazaire, France: information + photos. e-architect.’, http://www.e-architect.co.uk/france/alveole14_lin.htm (geconsulteerd 9/04/2011).; ‘Alveole 14: The Art of War. designbuild-network.com.’, http://www.designbuild-network.com/features/feature21270/ (geconsulteerd 27/03/2011).

<< 15

Het was lange tijd gebruikelijk om voor het creëren van culturele infrastructuur zonder meer te opteren voor nieuwbouw. Deze keuze van de lokale overheden werd gestimuleerd door de decreten met betrekking tot culturele infrastructuur, waarin vaak gedetailleerde voorschriften stonden over de voorwaarden waaraan de infrastructuur moest voldoen om voor erkenning en subsidiëring in aanmerking te komen. Aan dit beleid danken wij in Vlaanderen een hele reeks van cultuur-, ontmoetings- en wijkcentra. Sommige met de allure van een groot stadstheater, andere kleinschalig van opzet met meestal een polyvalente zaal als centraal gegeven. Maar ook nieuwe musea en theaters werden gebouwd, zoals het Concertgebouw van Brugge.De laatste jaren ontstond echter meer en meer het inzicht dat bestaande gebouwen een nieuw leven konden krijgen door ze te herbestemmen voor een cultureel doel. Zeker wan-neer het gaat om geklasseerde gebouwen, ligt een nieuw leven als culturele infrastructuur vaak voor de hand. Zo werd de vroegere rijkstechnische school van Leuven, een gebouw van Henry Van de Velde, omgebouwd tot bibliotheek en stadsarchief. Meer recent vond het Cultureel Centrum van Genk een nieuwe stek in de voormalige gebouwen van de mijn van Winterslag. << verwijzing art. Student Conference / C-mine Genk; p.25 >> Toen Jan Fabre met zijn gezelschap Troubleyn op zoek was naar huisvesting, stootte hij op het gedeeltelijk afgebrande Ringtheater en de belendende school in de Pastorijstraat. Dit ligt aan de rand van de Antwerpse Seefhoek, de geboorteplaats van Jan Fabre, maar vandaag ook een gekende probleemwijk. Het complex werd door de stad Antwerpen aan Troubleyn in erfpacht gegeven. Aan architect Jan Dekeyser werd opdracht gegeven om het geheel te verbouwen tot een laboratorium voor het gezelschap, maar ook voor de vele jonge kunstenaars die door Jan Fabre worden uitgenodigd. Het moest een huis voor en van kunstenaars worden. Een plek om te kunnen dromen.

Jan Dekeyser koos voor een concept waarin oud en nieuw met elkaar in interactie komen. Door zijn ingrepen creëert hij ruimte voor leegte, hij trekt nieuwe bouwvolumes op waar nodig en maakt gebruik van een select palet van materialen, zoals betonplex en eikge-fineerde multiplex, naakt of gegalvaniseerd staal en beton. Achter de voorgevel die niet breder is dan een poort, haalde hij het gebouw weg. Hij maakte zo een nieuwe toegang in openlucht naar de centrale hal. Daar geven repetitieruimtes en werkplaatsen samen op uit. Die centrale hal is het knooppunt van het complex. Hij doorbrak alle verdiepingen zodat het niet alleen horizontaal maar ook verticaal de verbinding vormt van alle elementen van het laboratorium. In deze ruimte ontwierp hij een wigvormige structuur die de loges, sanitair en keukens bevat. Voor Jan Dekeyser was het belangrijk dat het geen cleane ver-bouwing werd. Daarom respecteerde hij zoveel mogelijk de bestaande gebouwen met hun bakstenen muren en de beschadigingen die zij in de loop der tijden opliepen. Kunstenaars moeten immers het gevoel hebben dat zij in het gebouw mogen werken, dat zij het mogen gebruiken.

Voor Jan Fabre moest dit een gebouw van de verbeelding worden. Daarom vroeg hij aan een aantal bevriende kunstenaars zoals Luc Tuymans, Guillaume Bijl, Marina Abramovic, om een kunstwerk te creëren dat in het gebouw geïntegreerd werd. Hun ingrepen zijn bestemd om met het gebouw verbonden te blijven, ook wanneer de erfpacht is afgelopen en het gebouw terug in handen van de stad komt. Deze kunstenaars verwijzen vaak naar het werk van de opdrachtgever, bijvoorbeeld door de Nederlandse kunstenaar Hans van Houwelingen die in de foyer gebruik maakte van lapis lazuli, de azuurblauwe steen die verwijst naar het bic-blauw dat Jan Fabre vaak gebruikt.

#05 reconversietroubleyn/laboratorium: een broeiplek voor dromers, antwerpen #Martijn Jaspers

Architectuur in Vlaanderen / Jaarboek 2008-2009, editie 2010

#02 Renovatie Troubleyntheater, Antwerpen Jan Dekeyser © Ilse Liekens

Jan Fabre liet er het voormalige, uitgebrande Ringtheater en een aantal klaslokalen voor zijn gezelschap Troubleyn verbouwen tot een laboratorium: ‘een werkplaats voor dromers’. De kracht van Dekeysers interventies ligt niet zozeer in de absolute verfijning of obsessieve beheersing van details. Wel in een consistente exploratie en ontplooiing van het potentieel van de bestaande gebouwen en de geest van de plek. Zo schept het chirurgisch wegbreken van bouwonderdelen ruimte en leegte. Nadien wordt consequent ingegrepen met leesbare volumes en materiaal.

Auteur: Koen Van Synghel

VAN SYNGHEL, Koen, ‘Een gebouw op maat van de kunst’, in: De Standaard, 10 april (2007) n.p.; RINCKHOUT, Eric, ‘Theater van Fabre vol littekens en kunst’, in: De Morgen, 22 maart (2007) p. 22.WILLAERT, Philip, ‘Lab van creativiteit’, in: inside information, n° 3 (2007) pp. 86-88.; Rondleiding door Jan Dekeyser, Architect docent (Antwerpen-Borgerhout, 25 maart 2011).

Het doorbreken en in stand houden van een succesverhaal is deze dagen niet voor iedereen weggelegd. Concurrentie en imago spelen een cruciale rol in de strijd om naambekendheid en een degelijke omzet in de lokale winkelstraat. We leven vandaag in een maatschappij die veel ve-randering ondergaat. Alles gaat vooruit, niets staat stil. Met resultaat dat meer en meer lucratief gelegen panden tijdelijk aangeboden worden op de immomarkt. Een creatieve geest ziet hierin de uitgelezen kans om een nieuw concept te integreren, namelijk het concept van snelheid, spontaniteit en vooral tijdelijkheid. De reeds populaire pop-up retail krijgt een plaats in de hedendaagse manier van shoppen. Het idee is zeer simpel en het woord zegt het zelf, pop-up uit het niets en verdwijn in fame. Huur een pand, geef de kans aan een jonge designer om er zijn werk te plaatsen en verkoop zoveel je kunt in een korte tijd. Voordat de klant een derde maal wil gaan kijken bestaat er de kans dat de retail al weer opgedoekt is. De snelheid is de sleutel voor succes. Het is een blitse manier van verkopen die zich plaatst binnen de snelheid van de samenleving. Het is een manier van omgaan met tijdelijkheid waar de inhoud, de collectie alsook het bestaan van de store seizoensgebonden is.

#06 open minded

re#happen

re#think

#Tanya Meuws

#Tanya Meuws

#Tanya Meuws

“Het omschakelen, herstructureren en hergebruiken van voornamelijk bestaande, afgeschreven gebouwen en terreinen,” is de meest gangbare definitie van ons thema. Maar omsluit deze definitie de betekenis van reconversie wel volledig? RE#define zal het begrip op een speelse manier opentrekken en het vanuit zoveel mogelijk invalshoeken onderzoeken. Re-conversie linken we automatisch aan de architectuurpraktijk, hoewel het ook in vele andere disciplines wordt toegepast. -Het herinterpreteren en het eigen maken van architectuur-theoretisch gedachtegoed, tijdelijke reconversie, hergebruik van materialen en voorwerpen zowel in kunst als in het dagelijkse leven- zijn onderwerpen die zullen worden besproken.

FLC neemt een zeer duidelijke positie in ten opzichte van de gemanifesteerde ideeën over archi-tectuur. De vrije associatie van ontwerpers -Fucklecorbusier- of FLC (destijds opgestart door Marc Godts, Carl Bourgeois en Charlotte Geldof) is niet zozeer opgebouwd rond een tegenreactie op het architectuurerfgoed van enkel Le Corbusier. De naam is veeleer opgevat als een begrip. Ze proberen zich af te zetten van alle discours die de architectuur doorheen de geschiedenis het meest hebben gekleurd. Door ideeën vanuit het verleden links te laten liggen, doen ze een poging om voor zich-zelf een nieuwe vrijheid te creëren. Toch zal dit gecreëerde witte doek onbewust opnieuw worden ingevuld door hun eigen “vrije” gedachtegoed... Het verleden beïnvloedt het heden en de toekomst, in deze wereld is het onmogelijk om volledig bevrijd te zijn. Hierin vinden we de definitie van recon-versie terug, het omzetten van het ene naar het andere. De volgende generatie architecten komt misschien uit onder de naam -fuckfucklecorbusier- of FFLC.

re#live#Niels Van Elven

‘Trendwatching.com. Pop-up retail.’, www.trendwatching.com/trends/POPUP_RETAIL.htm (geconsulteerd 06/06/2011).BRUNETTA, Vincent; PATTEEUW, Véronique, Fucklecorbusier. Future Conflicts.(Antwerpen/Brussel: VAi, 2003)Gesprek met Marc Godts, Architect FLC Docent Sint Lucas Brussel (Gent, 4 april 2011).

Reconversie is niet altijd even zwaar en vast, op vele plekken wordt er aan tijdelijke en omkeerbare reconversie gedaan. Met minimale middelen en flexibele structuren en installatie’s worden vele terreinen ieder jaar enkele keren omgetoverd tot een sociale en culturele ontmoetingsplaats. Oude staalstructuren en hangars zijn het decor bij uitstek voor theatervoorstellingen, concerten, wandelingen en talrijke evenementen die om een extraatje aan sfeer en authenticiteit vragen. Tijdelijke reconversie is niet enkel toepasbaar op industriële sites. Grote hordes vee maken elke zomer plaats voor honderdduizenden festivalgangers. Een paar dagen per jaar worden weides bezet door grote podiumconstructies. Van landbouw en veeteeltakkers naar muziekfestival.

re#paintre#use

re#build

#Tanya Meuws#Tanya Meuws

#Niels Van Elven

Verloren gewaande schilderijen, gekend uit andere bronnen zoals brieven, worden ontdekt. Al die tijd lagen ze onder onze neus. Soms moeten we om reconversie te herkennen, verschillende lagen wegschrapen. Het kan soms eeuwenlang duren voor we het originele ontdekken en we beseffen dat het om hergebruik gaat. Met nieuwe technieken zoals röntgenopnames en pigmentanalyses kunnen we verder dan het oppervlak kijken. Onder de eerste laag verf vind men regelmatig een verborgen meesterwerk en komen we tot de vaststelling dat het om hergebruik gaat.

Sommige schilders schraapten het vorige werk van het doek, waarschijnlijk omdat ze er ontevreden over waren. Anderen schilderen er overheen of werkten op de achterkant van het paneel. Eind 19e eeuw was het overschilderen van doeken heel gebruikelijk, gezien schildersbenodigdheden kostbare materialen waren. Waarschijnlijk vonden schilders het belangrijker om nieuwe dingen uit te proberen dan alle oude studies te bewaren.Van Gogh was een fervent hergebruiker in de tijd dat hij in Parijs woonde en werkte. “Manden met aardappels” en “Mand met viooltjes” werden gemaakt op al eerder beschilderde doeken. Ook onder het werk “Vissersvrouw” van Jean-François Millet gaat een ander meesterwerk schuil. Dit bewijst dat reconversie in zijn ruimste betekenis zeker geen hedendaags fenomeen is, maar iets van alle tijden. We doen doorheen de tijd niet allemaal om dezelfde redenen aan reconversie; soms voor persoonlijk belang, soms voor het algemene. Vandaag de dag staat reconversie vooral in het teken van ecologie en bijkomend economie.

“Studio Hergebruik presenteert werk van kunstenaars, vormgevers en ontwerpers uit alle disciplines, die zich op enigerlei wijze toeleggen op hergebruik of recycling van materialen, beelden of concepten.”De gevel van deze opmerkelijke werkplaats wordt gesierd door de woorden re-search, re-make, re-use, re-write, re-consider en re-create. De kernwoorden om op een duurzame wijze om te gaan met materialen. Combineer deze talenten met een berg afvalmateriaal en een hele reeks nieuwe gebruiksvoorwerpen en kunstobjecten worden geboren. Studio Hergebruik, gelegen te Rotterdam, is een combinatie van werkplek, ontmoetingsplek, docu-mentatiecentrum, winkel en expositieruimte. Ook worden er educatieve- maar ook recreatieve work-shops gegeven, waar er rond bepaalde thema’s kan worden gewerkt. Ook deze manier van omgaan met materialen, elimineert de noodzaak aan reconversie. Het is de kunst om te ontwerpen zonder afval, liefst met afval. In de toekomst moet er ontworpen worden zodanig dat er geen afval overblijft, afval is een ontwerpfout. Het hergebruiken van de bestaande afvalhoop, zoals Studio Hergebruik het beoogt, is een eerste stap in dit proces. Voor meer informatie over Studio Hergebruik kan je terecht op www.studiohergebruik.nl/. Ook is een groot deel van de collectie te vinden bij Rewinddesign in Antwerpen.Anne-Katrien Ausems - ontwerper bij Studio Hergebruik- “het inspireren van jong tot oud om van afvalmateriaal iets te creëren is mijn passie”

Oude fabriekspanden, spinweverijen en kerken krijgen steeds vaker een nieuwe invulling. Ze zijn gered van afbraak en krijgen een nieuwe sfeer waardoor een nieuwe identiteit de oude vervangt. Niet enkel bij de grotere gebouwen merken we dit, maar ook op kleinere schaal. Het is net hier waar een reconversie op het eerste zicht niet toepasbaar is. Toch zijn er tal van bureau’s die er met glans in slagen. De woonboot van Denc!studio -die de naam A Notre Dâme D’esperance draagt- laat zien hoe men met een schip als decor omspringt. Het bureau slaagt erin om een oud containerschip van 30 meter lang om te toveren tot een puzzel van tuinen, patio’s en leefruimtes. Op het eerste zicht lijkt de 200 m² ruimte ruim genoeg voor een jong gezin, maar door tal van nutsvoorzieningen af te trekken van het geheel volgt de conclusie dat het gezin er op een compacte manier leeft.

Het karakater van de woonboot heeft -zoals het hoort- een prominente link met het verleden. Door het plaatsen van woonunits ontstaan er buitenruimtes die contrasteren met de industriele ruwheid van de stalen kuip. Deze twee staan tegenover elkaar, de dialoog is gestart.

‘Hergebruik van Materialen. Van Gogh museum Amsterdam.’, http://www.vangoghmuseum.nl/vgm/index.jsp?page=168081&lang=nl (geconsulteerd 21/04/2011).‘Studio Hergebruik/Studio Re-use’, http://www.studiohergebruik.nl/ (geconsulteerd 21/04/2011).VAN DER SCHAEGE, Koen, ‘Woonboot met tuintjes’, in: Bo magazine, n° 30 (november 2008) pp. 1-5.‘Trendwatching.com. Pop-up retail.’, www.trendwatching.com/trends/POPUP_RETAIL.htm (geconsulteerd 06/06/2011).

18 >>

1doel2020locating the present between the past and the future#Niels Van Elven

Het heropleven van het dorp ligt hem in het toepassen van verschil-lende typen reconversie. Met het kern idee: “locating the present between the past and the future” ontstaat er een zoektocht naar de ideale mate van ingreep op deze postapocalyptische gebouwen. De ingrepen die het ontwerp vormen, werden ingedeeld in drie cat-egorieën. Elk van hen heeft een andere benaderingswijze tot zijn context. Allen implementeren een vorm van reconversie. De één is wat denser in zijn uitwerking, terwijl de andere zich tevreden stelt met een simpelere werking.

Een eerste ingreep is betiteld als de “Inside out”, het omkeren. Deze manier van werken speelt zich volledig af binnenin de oude woning. Net zoals wanneer een ruïne gevormd wordt, worden het programma en de niet dragende binnenmuren verwijderd uit het decor. Door deze ingreep verliest de woning zijn voormalige indeling en kan er een andere invulling worden toegepast. Het toepassen van interieurelementen als wandkasten en dergelijke, leidt tot het ontstaan van een nieuwe circulatie en een herstructurering van de ruimten. Een tweede categorie is de “Add on”, het uitbreiden. Hierin wordt het bewaarde gebouw uitgebreid met een extensie. Deze doorboort het oude, zo wordt de oude structuur vernietigd en is er ruimte om nieuwe mogelijkheden te creëren. De ingreep wordt in sommige gevallen ook doorgetrokken doorheen meerdere woningen. Het zorgvuldig bekijken en oplossen van de stabiliteitsproblemen in de gemeenschappelijke wanden is hierin een must. Met deze twee typologieën wordt ervoor gezorgt dat de oude gebouwen een nieuw programma toegeschreven krijgen met een variërende invulling. De positionering van de bestaande invulelementen als ramen en deuren waren niet meer accuraat ten aanzien van de nieuwe indeling. Bij gevolg werden deze verwijderd, dichtgemaakt en hergepositioneerd. Deze procedure zorgt ervoor dat de gevels langs de straatkant zich omvormen tot een geheel, maar door het zichtbaar laten van de dicht gemaakte openingen is het oude in symbiose met het nieuwe.

Doordat Doel veel fasen kende van afbraak, is het weefsel er versnipperd geraakt en zijn tal van open ruimtes ontstaan. In dit ontwerp werden de open ruimtes gestructureerd door een derde en laatste typologie, de “Outside off”, de nieuwbouw. Deze gebouwen zorgden voor wat het masterplan vertelt over de publiek-privaat gradiënt. Door deze typologie zal de open ruimte gestructureerd worden. Samen met de ruïnes vormen de kleine open ruimtes een meer gesloten karakter en worden deze dus privaat. Ook door de openklappende panelen in de gevelwerking is er een dynamische correlatie tussen publiek en privaat. Deze categorie gebruikt geen oude gebouwen in zijn fysieke vorm. Enkel in zijn visueel aspect zorgt het voor een neutraliteit die helpt het oude karakter te ver-sterken.Met deze drie typologieën en het concept van de ruïnes wordt er een identiteit gecreëerd. Deze combineert het oude met het nieu-we, een plaatsing tussen het verleden en de toekomst zet zich. Het heden wordt gedefinieerd.

Doel, een klein dorpje in de gemeente Beveren wordt bedreigd door de uitbreiding van de Antwerpse haven. Er zou een volledig nieuw dok aangelegd moeten worden, waarvoor Doel zou moeten wijken. De actiegroep Doel2020 strijdt voor het behoud van hun dorp. Voor de overgebleven bewoners is Doel nog niet verloren en heeft het dorpje nog veel potentieel als woongebied. Onze op-dracht voor de bachelorproef architectuur luidde als volgt: “Maak Doel weer leefbaar.”Hieronder bundelen we vier van onze eigen projecten en bespreken ze in het licht van het thema. Het omgaan met de ruimtelijke situatie, zowel de culturele als de sociale, is in elk project verschillend. De benadering van Doel is in elk project uniek, gezien er rond drie verschillende masterplannen werd gewerkt. Krioelen/ontladen en Urban Jungle behouden gedeeltelijk het oude Doel, terwijl Doelbai een geheel nieuw idee promoot. De vraag of het nu goed of slecht is om gebouwen te behouden is niet van toepassing. Maar zoals we voorheen al stelden: “Reconversie is kiezen.” De keuze van onze redactie, allemaal zeer uiteenlopende visies worden hieronder aan elkaar getoetst via een korte omschrijving van de opzet en de uitwerking van deze projecten.

de re#dactie

KRIOELEN/ONTLADEN: Vanuit het masterplan krioelen en ont-laden vloeit de wil tot het behoud van Doel. Op de rand van wan-hoop en dystopie worden er ingrepen verricht om Doel weer om te toveren tot een volwaardig stad, vrij van zorgen en bedreigingen. In dit artikel staat de afwisseling het oude tegenover het nieuwe centraal, we proberen een link te leggen naar reconversie. Deze dualiteit bezit een cruciale waarde net als de koppels open/ges-loten, hol/vol, rust/beweging en versneld/vertraagd. In dit master-plan worden drie richtlijnen uitgeschreven, die in de verschillende ontwerpen worden geïmplementeerd. Een eerste is de rand, met als doel het afbakenen en het functioneren. Een tweede is het rel-ict, zij zorgen voor de verademing en zijn ook zeer belangrijk in het thema. Tot slot is er de publiek-private relatie die onderlinge ruimtes zal verbinden. Met al deze facetten in het achterhoofd werden er enkele typologieën bedacht die de huidige bebouwing helpt te ondersteunen en te richten naar een krioelend maar toch ontladend geheel.

#07 doel2020

FEIREISS, Lukas, Build-on. Converted Architecture and Transformed Buildings. (Berlijn: Die Gestalten Verlag, 2009)PROVOOST, Michelle, Re-arch. Nieuwe ontwerpen voor oude gebouwen. (Berlijn: Die Gestalten Verlag, 2009)

<< 19

2doel2020supermeubel#Nick Vanoppen

Doel is opgebouwd rond een dambordpatroon. Wat zeer uniek is in België. Geen enkele stad of dorpskern is op deze manier opgebouwd. Door het slopen van bepaalde woningen is dit dam-bordpatroon niet meer zo voelbaar als voorheen. Het master-plan ‘krioelen-ontladen’ zorgt weer voor een heropleving van dit patroon. Dit door het hergebruik van de oudere nog bestaande woningen en het strategisch plaatsen van nieuwe. Zo ontstaan er ingesloten gebieden die hun eigen identiteit krijgen in relatie met de woningen rondom.Door jarenlange leegstand en krakers zijn de nog overgebleven woningen in verval geraakt. Nieuw leven in deze woningen blazen is dan ook een eerste vereiste van het masterplan. Een dorp kan niet functioneren zonder zijn openbare functies. Deze worden verdeeld over heel het dorp. Uiteraard kan men Doel niet volledig overladen met openbare functies om de woningen te redden. Door het slopen van bepaalde woningen zijn de achtergevels en koterijen vrijgekomen. Zij zullen een nieuwe functie met zich mee krijgen. Hun vervallen staat wordt behouden, verdere aftakeling wordt tegengegaan en via reconversie zullen ze opengewerkt worden naar het ingesloten gebied toe. De nieuwe omwonenden kunnen deze ruimtes gebruiken om buitenactiviteiten te organis-eren en kinderen kunnen er naar hartelust spelen bij regenachtige dagen.

De ingesloten gebieden werken nauw samen met de ruïnes en de nieuwe woningen. Er heerst een groot contrast tussen beide. De vervallen baksteenarchitectuur tegenover de nieuwe houten archi-tectuur die als een blok in de ruimte is geplaatst. Om een connectie tussen die twee identiteiten te voorzien wordt er een groene slinger over het gebied gelegd. Deze slinger richt het ingesloten gebied in en beweegt zich door de twee identiteiten. Hij zorgt voor een connectie tussen beide en is een verwijzing naar het polderland-schap rondom Doel. Er beweegt een houten pad over het gebied en het probeert samen met zijn groene tegenhanger het gebied te domineren. Ze zitten kruisgewijs verstrengeld in elkaar.Vanuit de groene dominante vloeit het groen over op het dak en de gevel van de nieuwe woningen. Door middel van twee centrale patio’s kan het groen binnendringen tot het hart van de woningen. Zo hebben de bewoners voeling met wat er op en rond hun woningen gebeurt waardoor er weer die connectie ontstaat tussen het groen en zijn omgeving.Het masterplan ‘krioelen-ontladen’ komt terug in elk aspect van het ontwerp. Het krioelend gevoel dat u heeft als u het ingesloten gebied betreedt en u de woning benadert. Het ontladend gevoel als u de woning betreedt en u een zicht krijgt over het ingesloten gebied en de rest van Doel.

20 >>

3DOELBAI: Het openen en gedeeltelijk verwijderen van de dijken die Doel jarenlang beschermden tegen de getijdenwerking van de Schelde zal nieuwe mogelijkheden creëren. In deze industriële omgeving geven we het grondgebied van Doel terug aan de natuur. De reconversie zal gebeuren via een omschakeling van het voormalige dorp naar een rijk overstromings- en natuurgebied. Tussen de Schelde en het natuurgebied gaat het nieuwe Doel zich concentreren op een compact eiland. De dijk speelt een belangrijke rol tussen het oude en het nieuwe. De dijk wordt omgevormd van levensnoodzakelijke bescherming tot een functionele ‘woonfabriek.’

“Toch hebben ze de stap gezet. Ze hebben er geen spijt van gehad. Nog geen moment. Een eindeloos panorama over het mooie polderlandschap. Voorbijrazende miniatuurautootjes, die op de grond wellicht veel te hard rijden, maar vanuit de hoogte zich voortbewegen als slome insecten. Schepen zoeken statig en vastberaden hun weg door het voortklotsende water van de watersnelweg. Het licht van de zon, laaghangende en dramatische wolken, aangevuld door de pluimen van de kerncentrale. Duisternis die over het landschap valt en een zee van industriële lichtjes tot leven wekt.”

Het wooneiland wordt opgevat als een uitbreiding van de bestaande dijk, deze vormt de enige verbinding met het land. Zoals de dijk voorheen een levensnoodzakelijke bescherming

voor Doel vormde, wordt ze nu ook de stuwende kracht van het nieuwe eiland. De bestaande dijk wordt als het ware omgevormd tot een architecturaal, verbindend en functioneel element. Deze ruggegraat bevat de collectief noodzakelijke functies en doet dienst als een verbindingselement tussen de zes op de dijk geënte woontorens. Een ‘woonfabriek’ met een uitgesproken kunstmatige vormgeving en materialisatie zal voortaan de industriële oevers van de Schelde sieren.

Het gehele landschap alsook de woontorens onderling worden opgevat als een bouwfysische fabriek. Rondom de circulatiekoker worden de woonunits afgewisseld met een doorlopend glazen atrium. Deze buitenruimte met terrassen zorgt via drukverschillen voor de natuurlijke ventilatie, zo wordt oververhitting voorkomen. Dankzij het gebruik van overwegend beton met een geringe afwerking krijgt het eiland een robuuste en sterke uitstraling, het nieuwe Doel contrasteert met de omliggende industriegebouwen en staalconstructies. De bewoners zullen zich interieur en exterieur, psychologisch en fysisch beschermd voelen tegen de grillige weersomstandigheden en sterke overzeese westenwind.

De historische molen wordt als een knipoog naar het verleden behouden, dit zorgt voor een contrast tussen oud en nieuw. De monumentaliteit van de woontorens zorgt ervoor dat de kleine en authentieke molen een meer uitgesproken betekenis krijgt in dit betonnen woonlandschap. Er heerst ook een sterke dualiteit tussen het natuurlijk en groene overstromingsgebied en het kunst-matige betonnen wooneiland. Doel zal een nieuwe, aantrekkelijke identiteit krijgen in het Belgische industrielandschap, maar blijft nog steeds een klein beetje Doel...

doel2020doelbai

#Tanya Meuws

MAANDAG, Ben, ‘Hoog boven Rotterdam: spectaculair wonen.’, in: Magazine de Slanke stad, vol. 5 (2004) n.p.

<< 21

4

URBAN JUNGLE: Het masterplan Urban Jungle dat voor het ten dode opgeschreven Doel werd uitgewerkt, heeft een sterke ecologische en duurzame inslag. Het bevat de kracht om Doel an sich verder te laten bestaan, maar slechts als sociaal decor voor publieke functies. Het dorpje zelf wordt een speellandschap voor kinderen dat de begrenzingen van de oude bebouwing openbreekt, waarbij deze bebouwing als gecontroleerde ruïnes een 2e leven ingeblazen krijgt. Aangevuld met een aantal functies die binnenin Doel geplaatst worden, zorgen deze ingrepen ervoor dat het dorpje terug leefbaar wordt en zo blijft. Drie grote bouwcomplexen worden omheen Doel geplaatst langs de belangrijkste assen, met ecologie en duurzaamheid als belangrijkste ontwerptools.

Het was van groot belang om de verkeersdoorstroming om te vormen zodat kinderen, groen en auto’s in een zo duurzaam mogelijke samenhang op elkaar anticiperen. De parkeertoren in het begin van Doel zet de toon van het ecologisch en duurzaam denken dat over heel Doel toegepast wordt. Auto’s worden zoveel mogelijk naar de rand verdreven en gemeden in het natuurlijke landschap, terwijl fietsen dan weer een belangrijke plaats krijgen binnen het stedelijke weefsel van het dorpje.

Voor het ontwerp van het belangrijkste nieuwe gebouw werd de dijk gezien als 1 van de essentiële elementen. Vanuit de dijk ontstaat een horizontaal volume van 2 verdiepingen hoog, rustend op betonnen kolommen. Op het maaiveld en onder het woonvolume worden verschil-lende sociale functies geplaatst. Zo kunnen de kinderen er ondermeer buiten spelen bij regenweer, wordt een ruimte voorzien voor de was, is er plaats voor het stallen van de fietsen en is er ook een ruimte voor recyclage en het deponeren van bio-afval. Het zogenoemde ‘woon-volume’ bestaat niet alleen uit 11 woningen die geclusterd in elkaar verweven zijn, er is ook plaats voor een tentoonstellingsruimte en kantoren.

Als tegenreactie op het volume dat uit de dijk ontstaat, bevindt zich aan het andere uiteinde van het woonvolume een toren. Ter hoogte van het dakterras, dat zich over de volledige lengte van het basisvolume uitstrekt, bevindt zich in de toren een restaurant/café dat publiek toegan-kelijk is. De rest van de toren wordt ingevuld door appartementen. Een groene evacuatieroute strekt zich uit van bovenop de toren, tot op het groendak van het basisvolume. Deze evacuatieroute kan ook door de kinderen gebruikt worden als speelterrein.

Niet alleen de reconversie van Doel zelf is hier van toepassing, ook het hergebruik van materialen: baksteen voor het gebouw en aarde voor het landschap. Baksteen dient zowel voor de grondbedekking onder het gebouw, als voor de gevel die zich als een massieve sokkel om de 2 verdiepingshoge basis wikkelt. De bakstenen sokkel, op schaal van Doel, wordt dus in hetzelfde materiaal vormgegeven als het oude dorpje, hetgeen refereert naar het oude dorpsgevoel. Dit wordt in contrast geplaatst met de lichte, gedematerialiseerde toren die horizontaal het weidse landschap binnentrekt.

Een ontwerp met reconversie op verschillende lagen.

doel2020Green City Link

#Martijn Jaspers

22 >>

Filatures Nouvelle Orléans

flexopia

#Niels Van Elven

#Tanya Meuws

De stad Gent heeft met zijn ‘Bruggen naar Rabot’ een plan opgesteld om de Rabot wijk te doen heropleven. Hierin zijn de nieuwe molens, de gaarde-niersbrug en het nieuwe justitiepaleis enkele projecten die de verjonging op gang moet brengen. De Filature Nouvelle Orléans die aan de rand van het Rabot gesitueerd is, wordt als uitloper van het plan beschouwd. Hierin staat de heropleving van ‘de Lieve’ centraal, een dichtgegooid waterbek-ken. De Lieve wordt opengetrokken maar ook versterkt met een klein bos en zal als bufferzone dienen tussen de Filatures, de nieuwe brandweerka-zerne en de nieuwbouwwoningen in waaiervorm. Door deze buffer zal de FNO zijn eigen identiteit terugkrijgen. Het historisch karakter van deze site zal deze versterken.

Eenmaal binnenin het gebouw was de grootste ingreep de nieuwe circulatiekoker. Deze werd geplaatst zodat hij samen met de oude circulatietoren zou instaan ter bevordering van de brandveiligheid. Door deze ingreep worden er twee zones gecreëerd waartussen de binnenruimte omgevormd wordt tot een zone met buitenklimaat. Deze omdraaiing bevindt zich ook op het gelijkvloers, daar worden de ramen verwijderd uit de gevel zodat dit een open schil word. Hier achter worden de publieke functies geplaatst zoals een grootkeuken en een copycenter. De drie hogere verdiepen worden ingevuld als kantoorruimten.

Achter het ontwerp schuilt ook een onderzoek naar de tussenruimte die in verband wordt gebracht met het gebruik van units. Met als conclusie dat er drie soorten zijn. Een eerste is de ‘Gradiënt’, hierin bemerken we een samensmelting van de tussenruimte met de units. De tussenruimte is deels een circulatieruimte en anderzijds een belevingsruimte. Een volgende soort is de ‘box in box’. Hier is de tussenruimte de gehele op-pervlakte waarin telkens units geplaatst worden. Op deze manier versterkt de tussenruimte de identiteit en het karakter van de units. De laatste soort

is die van het ‘Sequentieel’. Hier bestaat de ruimtelijke ervaring uit een herhaaldelijke opeenvolging van units en tussenruimtes.

Deze tussenruimte kunnen worden gerealiseerd door rekening te houden met vijf basis instrumenten. Het weefsel, het positioneren van ruimtes tot een overlappend web. De bufferzone, een rustpunt en overgang tussen ruimte-ervaring. Het binnen-buiten gradiënt: een omkering van het klimaat. Binnen wordt buiten en vice versa. Het opladen van ruimtes: een karakter brengen aan een unit door contrastwerking met het bestaande. De ruimtelijke exploratie; het diagonaal ervaren van verschillende bewan-delbare hoogtes.

De kantoorruimten zijn ontworpen op basis van deze vijf instrumenten. Een verdieping is zo opgebouwd dat er een open ruimte ontstaat die dienst doet als ontmoetingsruimte tussen klant en bureau. Maar ook ten dienste als gallerij- die bezocht kan worden door open publiek. De reeks in het oogspringende dozen achter deze open ruimte zijn toegeschreven tot ver-schillende mede-eigenaars. Eén enkele doos wordt bezet door het aantal organisaties dat er achter gevestigd zijn. De bureau’s zelf zijn opgebouwd met een open schil waar meerdere ruimten aan grenzen. Naar gelang van de grootte van de organisatie kan er beslist worden hoeveel ruimten zijn tot hun toe schrijven. De ruimte ertussen is gemeenschappelijk terrein dat niet allen dienst doet als circulatie maar ook als werkplek. Dit alles tot bevordering van coöperatieve werkgelegenheid. Elkaar inspireren en van elkaar leren is het kernidee achter deze kantoren.

Een minpunt van dit ontwerp is de beperkte insteek van het instrument: ‘ruimtelijk exploratie’ Dit is enkel toegepast op de centrale patio waar de trap met een halve verdieping zich omhoog plooit. In de kantoren echter is het te weinig aanwezig.

Het project situeert zich op het plein voor de Sint-Michielskerk. Deze plek heeft op de wekelijkse markt na zijn functie van bruisend plein helemaal verloren en evolueerde naar een doorgangszone, waar mensen enkel passeren. Het plein wordt getransformeerd naar een park, die de doorgangszone een verblijfsplaats maakt. Met andere woorden er is een duidelijke link gecreëerd tussen de nieuwe functie -doorgangszone en verblijfsplaats- en de bestaande huidige -doorgangszone- en vroegere functie -verblijfsplaats- van deze plek. Het wandelpark is zeer statisch en gebonden tot de omgeving. Deze twee historische lagen op een beperkte manier verweven met elkaar. Dit park wordt gelinkt aan een nieuwe, tijdelijk woonzone. Flexopia bestaat uit verschillende flexibele woonunits, deze worden ontworpen naar de noden van de bewoners. Veranderingen die een ruimtelijke impact hebben zoals gezinsuitbreiding of

beroepsverandering zijn geen probleem. Lichte aanpasbare structuren, gemakkelijk te vervoeren zorgen voor een minieme connectie met de site waar je ze plaats. Deze woningen steunen op palen en laten dus een maximum aan mogelijkheden toe op het maaiveld. Een van deze mogelijkheden zou het behouden van bestaande structuren kunnen zijn. Het systeem zou dus als een parasiet op al bebouwde plekken kunnen groeien. Het woongedeelte manifesteert zich als een tijdelijke laag bovenop de bestaande historische laag, er is zeer weinig wat de twee bindt. De woonunits zijn ontworpen om ook op andere plekken te kunnen werken. Enerzijds zijn de plaatsing van de flexibele woonunits een vorm van tijdelijke reconversie, anderzijds zal het gebruik van nieuwe dynamische structuren elimineren de noodzaak om reconversie toe te passen. Flexibiliteit en dynamiek zijn kernwoorden binnen de architectuur van de toekomst.

In de volgende studentenprojecten wordt er nieuw leven geblazen in een aantal ruimtes met ongebruikt potentieel. De dialoog met het bestaande is voor elk project zeer veranderlijk. De link met de bestaande context kan enerzijds vertaald worden als het volledig of gedeeltelijk behouden van oude structuren en deze al dan niet betrekken bij de werking van de nieuwe ingrepen. Anderzijds kan er door middel van een nieuwe ingreep een volledig nieuwe identiteit meegegeven worden aan een terrein, dit met een zeer minieme band met het bestaande. Door de verscheidene visies kunnen de verschillende lagen van de geschiedenis meer, minder of zelfs helemaal niet met elkaar verweven zijn. De ontwerpen geven een overzicht op de complexe relatie tussen oud en nieuw op een aantal verrassende plekken.

#07 project/perceptie

<< 23

sea center oulu

places to be

#Martijn Jaspers

#Nick Vanoppen

Oulu, een stadje in noordwest Finland dat ontstond als zeehaven, vroeg aan de 4e jaars studenten architectuur van de University of Oulu om na te denken over een manier om het kuststadje terug op de kaart te zetten. Eerder werd er al een master-plan opgesteld om een deel van de haven nieuw leven in te blazen door het bouwen van een nieuwe wijk met zowel hoogbouw als laagbouw. In datzelfde masterplan, ontworpen door een studiebureau, werd er plaats gelaten voor de bouw van een Sea Center. Wat het Sea Center precies als functie of programma had, moesten de studenten zelf via onderzoek bepalen.

Van groot belang was natuurlijk de locatie van het gebouw. Toppilansalmi, zoals de oude haven genoemd wordt, kent verschillende grenzen. Zo is er de grens van het groen, de grens van het water en de grens van de oude industriële gebouwen. Het terrein zelf, waar het Sea Center gesitueerd zou worden, kan omschreven worden als een desolaat betonnen landschap. Maar dit wordt afgezwakt door de natuurlijke randen.

Het ontwerp baseert zich vormelijk op de typologie van de oude ‘storage houses’ waarvan de havens vol stonden. Op verschillende lagen worden deze ineenge-drukte typische vormen samengevoegd tot een ruimtelijk interessant geheel, met

de oude industrie als richtinggevend element voor het masterplan van het nieuwe Sea Center. Buiten vormen verschillende visvijvers en gras- en boomvlakken voor meer groen op de industrieel ogende site. De link met het water werd ook verbeterd door via gigantische ramen zichten te creëren aan de uiteinde van het gebouw. Daarenboven zorgen trappen en pontons voor een fysieke link met het water.

De visvijvers staan er niet gewoon als opsmuk. Het Sea Center bevat naast een museum over de zeevaart, een restaurant en een cafetaria, een toeristenbureau en een markthall ook een onderzoekscentrum. Dit labo doet onderzoek naar de staat van de waterstraat die Oulu en de Baltische zee verbindt. Het doel is de situatie te verbeteren en de vispopulatie terug op te krikken naar het niveau van vóór de industriële revolutie en de overbevissing. Net door die overbevissing werd de Baltische zee grotendeels leeggeplunderd, waardoor er al een hele tijd nood is aan een nieuw kweekprogramma voor vissen. De vissen die in de visvijvers geplaatst worden, kunnen dus puur gezien worden als onderzoeksmateriaal.

Door het injecteren van een nieuwe functie, slaagt dit project erin om reconversie en heropwaardering van een ongebruikte site in een oud-industriële omgeving tot een goed einde te brengen.

De site rondom de St.-Michielskerk is een verloren plek in hartje Gent. Er zijn verschillende gradaties in gebruik: van intens tot passief gebruik. Intens gebruik is er op en vooral rond het St. Michielsplein. Er heerst een immense drukte. Auto’s die af en aan rijden om zich te parkeren in de ondergrondse garage, bussen die op bepaalde tijd-stippen met veel lawaai passeren en voetgangers die het plein enkel gebruiken als doorgangszone. Het lijkt alsof iedereen er zo snel mogelijk weg wilt. Het passieve gedeelte bevindt zich rond de rest van de kerk. Er heerst stilte. Geen auto’s, geen bussen, geen fietsers en geen of weinig passanten. De achterzijde van de kerk kan niet bereikt worden gezien het water van de Leie er meteen op aansluit. Deze site is een gemiste kans voor Gent en zijn omgeving. Het opnieuw aangenaam maken van deze site is zeker een must.

Om het plein weer leefbaar te maken moet eerst het auto- en busverkeer aangepakt worden. Dit wordt volledig verbannen van de site. De ondergrondse garage kan wel nog steeds bereikt worden via een alternatieve route. Het enige openbare vervoer dat er zal rijden zijn trams, die via de nieuwe tramlijnen, volgens het COBRA-project, de site zullen passeren. Het plein wordt voor een deel verlaagd waardoor er voor de kerk een podium ontstaat. Deze herbestemming geeft passanten de mogelijkheid er te rusten op zittrappen die uitgeven op het podium en de kerk. Het podium is een grote troef tijdens de Gentse feesten waardoor de site nog eens een extra heropleving krijgt.

Door aan de waterkant de oever te verbreden kan men nu ook aan de achterzijde van de kerk wandelen. Men kan het water bereiken via twee zijden van de kerk. De eerste route bevindt zich tussen de kerk en het Pand. Deze verbindt het St. Michielsplein met de nieuwe brug die leidt naar de Veldstraat. Tevens is deze zone breed genoeg om allerhande activiteiten te organiseren die gerelateerd zijn aan de kerk of het Pand. Activiteiten gaande van openluchtmissen tot recepties en evenementen voor het Pand zelf. Om dit alles ook door te kunnen laten gaan op regenachtige dagen wordt de steeg overdekt met een glazen koepel. Zo kan er geen daglicht verloren gaan en wordt er geen donkere ruimte gecreëerd.

De tweede benaderingswijze leidt u tussen de kerk en de St.-Michielshelling. Deze zone staat, door middel van een tunnel onder de helling, in contact met de Korenlei. Om de tunnel aantrekkelijker te maken krijgt de sacristie, dat als bijgebouwtje aan de kerk hangt, een nieuwe functie toegewezen. Het wordt omgebouwd tot een infopunt over de geschiedenis van de St.-Michielskerk en het Pand. Mensen zullen hierdoor sneller geneigd zijn de tunnel te nemen en vanaf het infopunt hun reis verder te zetten richting Veldstraat, Korenmarkt of St.-Michielsplein.De site rondom de kerk had nood aan een heropleving. Door in de dode zones nieuw leven te blazen en in de drukke zones weer rust te brengen krijgt de site weer meer ademruimte. De kerk zal meer op zichzelf komen te staan en niet meer op gaan in zijn omgeving.

24 >>

Naar aanleiding van de lessen theorie en discours werden een achttal lezingen op het programma gezet voor de vierdejaars studenten architectuur. Vier hiervan werden in Gent georganiseerd, waarbij Luc Reuse één van de sprekers was. Hij plaatst zichzelf op een verantwoordelijke manier in het hedendaags architectuurlandschap. Samen met een aantal andere architecten en ingenieurs vormt hij het architectuurbureau evr-Architecten.

Evr-Architecten heeft een zeer gedefinieerde visie op architectuur. Woorden zoals onder andere respect voor natuur en omgeving, toekomstgericht denken, engagement en kritisch nadenken leiden tot de idee van een integrale duurzaamheid. Samen met de Footprint, die binnen het bureau als begrip een zeer belangrijke plaats inneemt, het verantwoordelijkheidsgevoel en de grote sociale dimensie die architectuur met zich meebrengt vormt de integrale duurzaamheid hun visie.

“Waarom zetten de meeste grote architecten zich nog niet in voor duurzaamheid?” was één van de vragen die Luc Reuse zich tijdens zijn betoog stelde. We zien maar al te vaak robuuste gebouwen uit de grond rijzen die de mogelijkheid van programmatransforma-ties niet toestaan. Binnen de ideeën van evr wordt de flexibiliteit als belangrijk element meegenomen van in het begin van het ontwerpproces.

Uitbreidbaarheid en inbreidbaarheid zijn principes die naar de toekomst toe van groot belang kunnen zijn. Doch, een compacte gebouwhuid dient aanwezig te zijn om zo weinig mogelijk warmteverliesoppervlakte te creëren. Om een gezond gebouw te ontwerpen wordt er verwacht dat er met zo correct en duurzaam mogelijke materialen gewerkt wordt. Hierdoor werd een meetinstrument bepaald om duurzaamheid uit de onbestemde idee weg te halen en geïntegreerd te kunnen handelen om zo tot een totaalpakket te komen. Deze geïntegreerde aanpak wordt ook binnen het bureau voortgezet. Hierdoor wordt teamwork een must en iedereen van het team krijgt een andere taak op zich om zo elkaars denken te verruimen en een beter geheel te vormen.

Hun visie werd ook uitgewerkt in verscheidene reconversieprojecten zoals het voormalig textielfabriek te Sint-Amandsberg, nu een kantoor voor ‘Tijdsbeeld & Piece Montée NV’. Maar ook in het plan voor de betoncentrale te Gent.

#09 reflecties

lezing luc reuse, evr-architecten #Martijn Jaspers & Niels Van Elven

Lezing van Luc Reuse, Architect evr-architecten (Gent, 15 maart 2011).

<< 25

Sint-Lucas Gent en Brussel slaan de handen in elkaar. Een prachtig initiatief van het Fragile-kader dat een grote bijeenkomst van buitenlandse architectuurstudenten heeft teweeggebracht. Studenten van over heel Europa zakten af naar Brussel en Gent. In het kader van ‘fragile’, de ‘fragiliteit’ in architectuur, gaven zowel Vlaamse als buiten-landse studenten lezingen over verschillende onderwerpen. Aan de hand van een eigen project probeerde zij hun visie over fragiliteit aan ons te verkondigen. Zo ontstonden er telkens interessante debatten met verschillende visies, waarover na de lezingen vaak nog werd nagepraat.

Met oog op het thema reconversie was er een uitstap naar de mijnsite Winterslag te Genk. Net als in de rest van Limburg werden ook in Genk de oude mijngebouwen onderworpen aan een heuse reddingsactie. Vele gebouwen raakten almaar meer in verval waardoor de rijke mijngeschiedenis van Genk dreigde te verdwijnen. Deze reddingsoperatie kreeg de naam C-mine. Zo heeft men het hoofdgebouw al heropend in november 2005. In dit gebouw bevindt zich een cinemacomplex van tien zalen, een fitness en healthcentrum

en enkele restaurants. Met oog op ecologie en energiebesparing worden de filmzalen gekoeld en verwarmd met lucht die onttrokken wordt uit de oude mijntunnels die zich nog steeds onder de C-minesite bevinden. Ook in het volledig vernieuwde interieur zijn materialen gebruikt die verwijzen naar de rijke geschiedenis.

Meer recenter, met name september 2010, werd het energiegebouw op de site heropend. Het gebouw dat vroeger instond voor het leveren van energie aan heel de site, heeft men terug in ere hersteld en verder uitgebouwd. Het herbergt nu een cultuurcentrum, designcentrum, seminarieruimtes en een toeristisch bezoekersonthaal. Het onthaal en de seminarieruimtes bevinden zich in het oude gebouw. De andere functies zijn geplaatst in nieuwe gebouwen die aan het oude energiegebouw zijn aangesloten. Het volledige gebouw is in tegenstelling tot het bioscoopcomplex hersteld in originele staat. Men betreedt het gebouw via de compressiezaal die dienst doet als inkomhal. Dit gebouw bestaat, op het gelijkvloers, uit een ruimte met stalen kolommen die het machineniveau erboven dragen. Tussen deze kolommen zijn de belangrijkste metalen pijpleidingen van de compressiemachines behouden. Hiermee werd samengeperste lucht naar de mijn-gangen getransporteerd. Het gelijkvloers biedt tevens toegang tot het cultuurcentrum met foyer, theaterzaal en de podiumzaal. Via de origineel gerestaureerde gietijzeren trap, in

Art Nouveau stijl, bereik je het machineniveau. Deze drie niveaus hoge ruimte is een zeer lichte en open ruimte. Dit is te danken aan de grote raampartijen in de muren en in het dak. Het is een open plan met de gerestaureerde compressiemachines centraal op de originele tegelvloer. Aan het plafond hangen spiraalvormige straalradiatoren waarvan de warmte door middel van ventilatoren in de ruimte verspreid wordt. In de aansluitende ruimtes aan deze open ruimte vind je een groot wiel dat bijna kamergroot is. Dit wiel bediende de liften die de mijnwerkers in de mijnen bracht. De barenzaal, waar de elektric-iteit werd opgewekt, is het eindpunt van het gebouw. Ook hier zijn de machines behouden en staat er een imposante muur van meters, tellers en knopjes. Vroeger was dit een donkere ruimte met geen buitenzicht. Nu krijg je via een grote glaspartij een prachtig zicht op de mijnterril, de oude paardenstallen en de oude magazijnen.

Alles werd weer in zijn originele staat hersteld met waar nodig een hedendaagse toets. Er is veel verloren gegaan door de jaren heen. Maar hetgeen dat nog rest van deze mijn en zijn geschiedenis probeert men met eerbied te bewaren.

#09 reflectiesstudent conference / C-mine#Nick Vanoppen

Lezing van Luc Reuse, Architect evr-architecten (Gent, 15 maart 2011).Student conference, Fragile kader (Gent, 6-8 april 2011).Bezoek C-mine, Organisator: Erik Geens (Genk, 26 oktober 2010)

P#04

P#08

P#09

P#10

P#11

P#14

P#15

P#17

P#16

P#18

P#19

P#20

P#21

P#22

P#23

P#24

P#25

P#25

P#12+13

FOTOVERANTWOORDING

BIBLIOGRAFIE

Sucrerie de Brugelette

Église JC

Charbonnage du Gouffre

De post

Emscherpark

Alvéole 14

Alvéole 14

Troubleyn

Manden met aardappels

ND D’espérance

Store Room Pop Up

Spiegeltaxi

Putrock 2011

Ketting van Wasknijpers

Doel 20

Doel 20

Locating the present between the past and the future

Doelbai

Green City Link

Filatures Nouvelle Orléans

Flexopia

Sea Center Oulu

Places To Be

Supermeubel

De betoncentrale

Théâtre Des Reines

De post i

Klooster Fransiscanessen

Handelsbeurs

Emscherpark

De post ii

#Reginald Van de Velde

#Reginald Van de Velde

#Reginald Van de Velde

#Reginald Van de Velde

Christian Richters

#Christian Richters

#Ilse Liekens

#Vincent Van Gogh

#Luc Roymans

#Martin O’Brian

#Fucklecorbusier

#Bert Stassen

#Studio Hergebruik

#Tanya Meuws

#eldeebee

#eldeebee

#Niels Van Elven

#Tanya Meuws

#Martijn Jaspers

#Niels Van Elven

#Tanya Meuws

#Martijn Jaspers

#Nick Vanoppen

#Nick Vanoppen

#EVR-architects

#Reginald Van de Velde

#Reginald Van de Velde

#Reginald Van de Velde

#Reginald Van de Velde

#Tanya Meuws

#Reginald Van de Velde

Architectuur in Vlaanderen / Jaarboek 2008-2009, editie 2010

#02 Renovatie Troubleyntheater, Antwerpen Jan Dekeyser © Ilse Liekens

Jan Fabre liet er het voormalige, uitgebrande Ringtheater en een aantal klaslokalen voor zijn gezelschap Troubleyn verbouwen tot een laboratorium: ‘een werkplaats voor dromers’. De kracht van Dekeysers interventies ligt niet zozeer in de absolute verfijning of obsessieve beheersing van details. Wel in een consistente exploratie en ontplooiing van het potentieel van de bestaande gebouwen en de geest van de plek. Zo schept het chirurgisch wegbreken van bouwonderdelen ruimte en leegte. Nadien wordt consequent ingegrepen met leesbare volumes en materiaal.

Auteur: Koen Van Synghel

De betoncentrale

C-mine i

C-mine ii

#02 opinie

#03 een interbellum: het verhaal tussen authenticiteit, verval en reconversie

#04 emscherpark

#05 reconversieprojecten

#07 studentenprojecten

#08 reflectie

#06 open minded

Tijdsbeeld & Piece Montée NV

#EVR-architects

#Nick Vanoppen

#Nick Vanoppen

Gesprek met Johan Van Den Berghe, Architect y.e.AH!-architecten (Gent, 18 mei 2011).Telefoongesprek met Sofie Van Turtelboom, Erfgoedconsulente (Gent, 9 juni 2011).E-mailcorrespondentie met Marc Dubois, Architect Hoofddocent Departement Architectuur Sint Lucas Gent en Brussel (Gent, 22 mei 2011).E-mailcorrespondentie met Clàudia Raurell, Studente - Escola Tècnica Superior d’Arquitectura La Salle (ETSALS) (Gent, 21 mei 2011).Telefoongesprek met Peter Swinnen, Vlaams Bouwmeester (Gent, 8 juni 2011).E-mailcorrespondentie met Christine Conix, Architecte conix architects (Gent, 18 april 2011).

Gesprek met Reginald Van de Velde, Urban explorer (Gent, 20 april 2011).

REUSE BV, ‘Rotterdam meets Emscherpark’, http://www.icilalie.nl/Studiereis_Emscherpark.pdf (geconsulteerd 25/05/2011).‘Landschaftspark Duisburg Nord’, http://www.landschaftspark.de/en/home/index.php (geconsulteerd 6/05/2011).Sitebezoek

Van duikbootbasis tot cultureel centrum: Alvéole 14, Saint-Nazaire (F)‘Alvéole 14, Saint-Nazaire, France : information + photos. e-architect.’, http://www.e-architect.co.uk/france/alveole14_lin.htm (geconsulteerd 9/04/2011).‘Alveole 14: The Art of War. designbuild-network.com.’, http://www.designbuild-network.com/features/feature21270/ (geconsulteerd 27/03/2011).JAGER, Frank Peter, Old & New. Design Manual for Revitalizing Existing Buildings. (Basel: Birkhauser, 2010)

LOCATING THE PRESENT BETWEEN THE FUTURE AND THE PASTFEIREISS, Lukas, Build-on. Converted Architecture and Transformed Buildings. (Berlijn: Die Gestalten Verlag, 2009)PROVOOST, Michelle, Re-arch. Nieuwe ontwerpen voor oude gebouwen. (Berlijn: Die Gestalten Verlag, 2009)DOELBAIMAANDAG, Ben, ‘Hoog boven Rotterdam: spectaculair wonen.’, in: Magazine de Slanke stad, vol. 5 (2004) n.p.

De re#dactie; Martijn Jaspers, Tanya Meuws, Niels Van Elven, Nick Vanoppen / Hogeschool voor Wetenschap en Kunst Sint-Lucas Departement Architectuur / Theorie & discours / Docent: Yves Schoonjans, Maarten Van Den Driessche / academiejaar 2010 - 2011 / Met dank aan: Johan Van Den Berghe, Sofie Van Turtelboom, Marc Dubois, Clàudia Raurell, Peter Swinnen, Christine Conix, Reginald Van de Velde, Marc Godts, evr-Architecten en Jan Dekeyser. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of enige wijze, hetzij elektronisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de re#dactie.

LEZING LUC REUSELezing van Luc Reuse, Architect evr-Architecten (Gent, 15 maart 2011).STUDENT CONFERENCEStudent conference, Fragile kader (Gent, 6-8 april 2011).Bezoek C-mine, Organisator: Erik Geens (Genk, 26 oktober 2010)

‘Hergebruik van Materialen. Van Gogh museum Amsterdam.’, http://www.vangoghmuseum.nl/vgm/index.jsp?page=168081&lang=nl (geconsulteerd 21/04/2011).‘Studio Hergebruik/Studio Re-use’, http://www.studiohergebruik.nl/ (geconsulteerd 21/04/2011).VAN DER SCHAEGE, Koen, ‘Woonboot met tuintjes’, in: Bo magazine, n° 30 (november 2008) pp. 1-5.‘Trendwatching.com. Pop-up retail.’, www.trendwatching.com/trends/POPUP_RETAIL.htmBRUNETTA, Vincent; PATTEEUW, Véronique, Fucklecorbusier. Future Conflicts.(Antwerpen/Brussel: VAi, 2003)

#EVR-architects

Reginald Van de Velde, 'Sucrerie de Brugelette', 28 februari 2010, digitale foto, eigen archief fotograaf.

Reginald Van de Velde, ‘Église JC’, 1 augustus 2010, digitale foto, eigen archief fotograaf.

Reginald Van de Velde, ‘Charbonnage du Gouffre’, 29 november 2009, digitale foto, eigen archief fotograaf.

Reginald Van de Velde, ‘De post’, 18 maart 2010, digitale foto, eigen archief fotograaf.

Eldeebee, ‘Doel 20, 8 september 2008, digitale foto, Flickr archief.

Anne-Katrien Ausems/Studio Hergebruik, ‘Ketting van wasknijpers’, 19 januari 2011, 360 × 360 px, digitale foto, Studio Hergebruik.

Christian Richters, ‘Public street - sound studios’, digitale foto, www.e-architect.co.uk/images/jpgs/france/alveole14_lin280208_christianrichters_5.jpg.

Tanya Meuws, ‘Emscherpark’, 9 april 2010, digitale foto, Het re#dactie archief.

Evr-architecten, ‘De betoncentrale’, 25 november 2008, digitale foto, Luc Reuse archief.

Reginald Van de Velde, ‘Théâtre des Reine’, 29 juni 2008, digitale foto, eigen archief fotograaf.

Reginald Van de Velde, ‘Klooster Fransiscanessen’, 5 april 2008, digitale foto, eigen archief fotograaf.

Reginald Van de Velde, ‘De post I’, 18 maart 2010, digitale foto, eigen archief fotograaf.

Reginald Van de Velde, ‘De post II’, 18 maart 2010, digitale foto, eigen archief fotograaf.

Reginald Van de Velde, ‘Handelbeurs’, 21 februari 2010, digitale foto, eigen archief fotograaf.

Martijn Jaspers, ‘Green city link’, 1 juni 2010, digitale foto, Het re#dactie archief.

Niels Van Elven, ‘Filatures Nouvelle Orléans’, 14 januari 2011, digitale foto, Het re#dactie archief.

Nick Vanoppen, ‘Place to be’, 15 januari 2010, digitale foto, Het re#dactie archief

Nick Vanoppen, ‘C-mine I’, 26 oktober 2010, digitale foto, Het re#dactie archief.

Nick Vanoppen, ‘C-mine II’, 26 oktober 2010, digitale foto, Het re#dactie archief.

Tanya Meuws, ‘Flexopia’, 15 januari 2010, digitale foto, Het re#dactie archief.

Martijn Jaspers, ‘Seacenter’, 5 december 2010, digitale foto, Het re#dactie

Evr-architecten, ‘De betoncentrale’, 25 november 2008, digitale foto, Luc Reuse archief.

Evr-architecten, ‘Tijdsbeeld & Piece Montée NV’, 19 september 2007, Luc Reuse archief.

Christian Richters, ‘Public street - sound studios’, digitale foto, www.e-architect.co.uk/images/jpgs/france/alveole14_lin280208_christianrichters_5.jpg.

Ilse Liekens, ‘Renovatie Troubleyntheater Antwerpen’, digitale foto, Jaarboek 2008-2009 VAI

Van Gogh ‘Manden met aardappels’, 1853-1890, 44.5 X 60 cm, olieverf op doek, Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting).

Anne-Katrien Ausems/Studio Hergebruik, ‘Ketting van wasknijpers’, 19 januari 2011, 360 × 360 px, digitale foto, Studio Hergebruik.

Luc Roymans, ‘ND D’espérance’, 30 november 2008, digitale foto, Luc Roymans photography.

Martin O’Brian, ‘Store Room Pop Up’, 16 juni 2009, digitale foto, Flickr archief

Bert Stassen, ‘Putrock 2011’, 16 juni 2009, digitale foto, Het re#dactie archief.

Fucklecorbusier, ‘Spiegeltaxi - Taxi miroir’, 2002, digitale foto, Het FLC archief.

Eldeebee, ‘Doel 20, 8 september 2008, digitale foto, Flickr archief.

Niels Van Elven, ‘Plan Old & New’, 1 juni 2010, plan pdf, Het re#dactie archief.

Nick Vanoppen, ‘Supermeubel’, 1 juni 2010, maquette, Het re#dactie archief.

Tanya Meuws, ‘Doelbai’, 1 juni 2010, maquette, Het re#dactie archief.

Ketting van wasknijpers#Studio Hergebruik