service magazine 22.3
DESCRIPTION
Ontwikkelingen in de corporatiesectorTRANSCRIPT
JAARGANG 22 NUMMER 3 JUNI 2015
M A G A Z I N E
Thema
Ontwikkelingen in de corporatiesectorNieuwe verhoudingen in de volkshuisvesting: Meer zeggenschap voor huurdersIs een rendabele sociale huurwoning mogelijk?De veranderende woonbehoefte van de net-niet generatie
Big Datais not that big
www.forensicanalytics.nl
Big Data is groots. En ja, de informatiepotentie is gigantisch. Maar wij houden het graag simpel. U heeft het vastgoed en u heeft de data. Wij maken deze data bruikbaar. VX Company Forensic Analytics biedt met Smart@Data een IT-oplossing waarmee u grote hoeveelheden data kunt verzamelen, beheren en analyseren. Specifiek geschikt voor vastgoedbedrijven, overheidsinstellingen in het domein van veiligheid en gemeenten.
Van data naar waardevolle inzichten
201502_Advertentie SERVICE.indd 1 5-2-2015 15:08:24
Big Datais not that big
www.forensicanalytics.nl
Big Data is groots. En ja, de informatiepotentie is gigantisch. Maar wij houden het graag simpel. U heeft het vastgoed en u heeft de data. Wij maken deze data bruikbaar. VX Company Forensic Analytics biedt met Smart@Data een IT-oplossing waarmee u grote hoeveelheden data kunt verzamelen, beheren en analyseren. Specifiek geschikt voor vastgoedbedrijven, overheidsinstellingen in het domein van veiligheid en gemeenten.
Van data naar waardevolle inzichten
201502_Advertentie SERVICE.indd 1 5-2-2015 15:08:24
SERV ICE M AGA ZINE JUNI 20 15
RedactioneelDe corporatiesector, een onderdeel van de vastgoedmarkt dat wellicht niet het meest in het
oog springt door bijvoorbeeld spectaculaire gebouwen, maar welke wel een belangrijk
onderdeel vormt binnen de Nederlandse markt. Deze markt ondergaat op dit moment een
aantal belangrijke transformaties. Zo is er de overname van een deel van Vestia’s vastgoed
portefeuille door het Duitse Patrizia, een van de eerste grote overnames, en is er een
toenemende interesse in andere Nederlandse woningportefeuilles. Verwacht wordt dan
ook dat het aantal overnames in de komende tijd zal toenemen (Capital Value, 2015).
Deze transacties worden in bepaalde mate gevoed door de herziening van de Woningwet,
welke recent door de Eerste Kamer is gekomen. Deze nieuwe Woningwet houdt kortgezegd
in dat corporaties terug moeten naar de hoofdtaak, namelijk het bieden van huisvesting
voor mensen die het financieel en/of maatschappelijk moeilijk hebben. Belangrijke stappen
hierin zijn het terugbrengen van het bezit naar de kernregio en het scheiden van het DAEB
en nietDAEB bezit. Dit wordt allemaal besproken in ons thema: Ontwikkelingen in de
corporatiesector.
Daarnaast hebben we ook weer een uitgebreide invulling aan rubrieken en artikelen voor u
die een ander onderwerp aansnijden. Zo komt het retailvastgoed uitgebreid aan bod. Geri
Wijnen schrijft over de uitdagingen in het huidige retailvastgoed en Frank Quix bekijkt de
problemen bij Leidsche Rijn Centrum. De ONE van Heijmans brengt een nieuw woon
concept, welke wordt toegelicht door Anneke Timmermans. Door Mathieu Van Marcke
wordt de digitale (r)evolutie binnen de vastgoedwereld aangestipt. Ditmaal wordt de
column ingevuld door Wouter Swolfs, incubation manager bij Deloitte: hij grijpt het
KODAKmoment aan om u als lezer aan het denken te zetten over de manier waarop
projectteams, organisaties en bedrijven omgaan met dit fenomeen.
Als laatste rest mij u te bedanken voor de interesse in het magazine, wat mij de kans gaf dit
jaar als bestuurslid actief te zijn bij SERVICE en samen met de redactie dit magazine een
jaar lang te mogen publiceren. Daarnaast zou ik graag onze layout specialist, de raad van
advies, de sponsoren, auteurs en overige betrokken partijen en boven alles de redactie
willen bedanken voor de inzet die de publicatie jaargang 22 van het SERVICE Magazine
heeft mogelijk gemaakt. Dan sluit ik af met u voor de laatste maal namens de redactie heel
veel leesplezier te wensen.
Capital Value (2015). Buitenlandse interesse voor Nederlandse huurwoningen verder toegenomen
Stephan Kerperien Hoofdredacteur SERVICE Magazine 2014/2015
ColofonALGEMEENSERVICE Magazine is een uitgave van Stichting SERVICE Magazine. Stichting SERVICE Magazine wordt beheerd door studievereniging SERVICE, de studievereniging van de studierichting Real Estate Management and Development van de faculteit Bouwkunde aan de Technische Universiteit Eindhoven. Het magazine verschijnt drie keer per jaar in een oplage van circa 1.500 exemplaren.
BRONNENVoor onderzoeks en studiedoeleinden mogen delen uit dit magazine gedupliceerd worden, mits voorzien van bronvermelding. Verveelvuldiging voor overige doeleinden is alleen toegestaan met toestemming van het bestuur van studievereniging SERVICE. Ten aanzien van de juistheid van de inhoud kan geen aansprakelijkheid worden aanvaard.
REDACTIEStephan Kerperien HoofdredacteurBas Ebbers RedacteurErwin Rebel RedacteurMartha Hensbergen RedacteurRik Verwaest Redacteur
VORMGEVINGEline Pellis Layout & omslagwww.elinepellis.com
COVER AFBEELDINGtostphoto / Shutterstock.com
DRUKWERKDrukkerij OCC dehoog
BESTUURWillem van Laarhoven VoorzitterJasper van de Koevering SecretarisRick van Kempen PenningmeesterGerben Sinke Acquisiteur Stephan Kerperien Hoofdredacteur Dagmar Bokkinga Voorzitter Reiscommissie
STICHTINGSBESTUURSteven de Ridder VoorzitterRoy Zöld Acquisitie/ PenningmeesterJan Martijn Buruma MagazineStef de Vos Magazine
RAAD VAN ADVIESdrs. ing. N.J.T. Bol (Grontmij | Kats & Waalwijk groep)
B. Petit MSc (INGDiBa – Real Estate Finance)
ir. F.A.M. Elferink MSc MSRE MRICS (Cushman & Wakefield)
ir. S.J.E. Maussen MRE (P3 Advies / Bouwen In Eigen Beheer)
SPONSORENAT Osborne, Bouwkunde bedrijvendagen, Brink Groep, DTZ Zadelhoff, IVBN, Local, Savills, Stichting Interface, VX Company
CONTACTGEGEVENSStichting SERVICE MagazineVertigo 08H09Postbus 5135600 MB Eindhoven
W: www.SERVICE-studievereniging.nlE: info@SERVICEstudievereniging.nl
Big Datais not that big
www.forensicanalytics.nl
Big Data is groots. En ja, de informatiepotentie is gigantisch. Maar wij houden het graag simpel. U heeft het vastgoed en u heeft de data. Wij maken deze data bruikbaar. VX Company Forensic Analytics biedt met Smart@Data een IT-oplossing waarmee u grote hoeveelheden data kunt verzamelen, beheren en analyseren. Specifiek geschikt voor vastgoedbedrijven, overheidsinstellingen in het domein van veiligheid en gemeenten.
Van data naar waardevolle inzichten
201502_Advertentie SERVICE.indd 1 5-2-2015 15:08:24
Huisvesting & Vastgoed | Infrastructuur, Gebiedsontwikkeling & MilieuAT Osborne Utrecht | Brussel | Parijs
Toe aan eenpaar ‘once in a lifetime’projecten?
Bij AT Osborne zijn grote projecten vrijwel dage-
lijks werk. In een team werk je aan belangrijke
maatschappelijke en politieke thema’s. Van de
Zuidas en de A2 tot het Ilperveld en het Rijks-
museum.
Brede blik
AT Osborne werkt aan oplossingen voor ruimtelij-
ke vraagstukken. Met 150 consultants en managers
hebben we alle disciplines in huis. Van managers
tot technici, juristen en fi nancieel experts. Specia-
listen met een brede blik die buiten gebaande
paden durven denken. Het AT Osborne Ontwikke-
lingsfonds en de AT Osborne Academy bieden
ruimte voor research en development en dragen
bij aan state of the art adviezen.
Topwerkgever
AT Osborne wordt gewaardeerd als topwerk-
gever. De werksfeer en vrijheid in het werk scoren
hoog. Als jij die vrijheid ook ambieert en kunt
koppelen aan een sterk verantwoordelijkheids-
gevoel, willen we graag met je praten. Kijk op
www.atosborne.nl voor actuele kansen.
R U I M D E N K E N D
Beter vastgoed is betaalbaar, gezond en leuk. Daarom transformeert en exploiteert Local bestaand vastgoed. Wij optimaliseren de waarde voor de eigenaar en de gebruiker en werken zo aan een mooier, duurzaam en gezond Nederland.
www.local.nl
Local verandert vastgoed.
Beter vastgoed is betaalbaar, gezond en leuk. Daarom transformeren wij bestaande gebouwen voor eigenaar en gebruiker.
Local optimaliseert de waarde en werkt zo aan een mooier, duurzaam en gezond Nederland.
SERV ICE M AGA ZINE JUNI 20 15
Inhoud
4 Lectori Salutem De woningmarkt als sorteermachine?
6 Column Waarom mensen niet schaalbaar zijn, en dit effect heeft op jouw onderneming
8 Project ontwikkeling in het nieuwe tijdperk
11 De digitale (r)evolutie in vastgoed
Thema
14 Introductie thema - Ontwikkelingen in de corporatiesector
16 Thema column - Moderne vierendeling
18 RICS: nieuwe woningwet is stimulans voor corporatiesector
21 Financiële effecten van de herziene Woningwet
24 Nieuwe verhoudingen in de volkshuisvesting
26 Eindhoven Vooruit
29 Bezuinigen en toch investeren in duurzaamheid?
33 Is een rendabele sociale huurwoning mogelijk?
36 Vastgoed in het buitenland Als young professional in Londen
39 De veranderende woonbehoefte van de netniet generatie
42 Retail is detail
45 Uitdagingen in de huidige retail vastgoedmarkt
48 Eén jaar in de praktijk
52 Afstudeerder TU/e KPI’s en kosten reducerende maatregelen voor ziekenhuisvastgoed
56 SERVICE Actief
60 Afstudeerverslagen TU/e REMD
64 Contact SERVICE Magazine
36
48
56
39
4
Lectori Salutem
De woningmarkt als sorteermachine?De nieuwe Woningwet werd op 11
december 2014 door de Tweede Kamer
aangenomen, op 17 maart 2015 volgde
de Eerste Kamer, waardoor de herziene
Woningwet op 1 juli 2015 van kracht
zal worden. Voor woningcorporaties
verandert er heel wat.
Woningcorporaties moeten terug naar
hun kerntaak: het bouwen, verhuren
en beheren van sociale huurwoningen
voor mensen met een laag inkomen of
aan mensen die om een andere reden
moeilijk passende huisvesting kunnen
vinden. Één van die veranderingen
is de verplichting om ‘passend toe
te wijzen’.
Momenteel is de enige eis die er gesteld wordt ten aanzien van de relatie
tussen inkomens en huurprijzen een maximum inkomen van € 34.911 en
een maximale huurprijs onder de liberalisatiegrens (tabel 1). Volgens de
Tijdelijke regeling Diensten van Algemeen Economisch Belang moeten
woningen onder de liberalisatiegrens voor 90 procent toegewezen worden
aan huishoudens met een inkomen onder de € 34.911 (figuur 1).
Beperkingen aan inkomens en huurprijzen zijn dus niet nieuw.
De landelijke regeling ‘passend toewijzen’ van sociale huurwoningen moet
er voor zorgen dat huurders een woning toegewezen krijgen waarvan de
huur aansluit bij hun inkomen. Op die wijze zouden betalingsproblemen
voorkomen moeten kunnen worden (en zou er in mindere mate een beroep
gedaan hoeven te worden op de huurtoeslag).
Binnen enkele jaren (zoals het er nu naar uitziet zelfs voor eind 2016)
moeten corporaties voldoen aan de passendheidsnorm. Dat wil zeggen dat
tenminste 95 procent van de huishoudens met recht op huurtoeslag een
woning toegewezen moet krijgen met een huur onder de aftoppingsgrens,
zijnde de grens waaronder zij bij eventuele huurverhoging (grotendeels)
worden gecompenseerd door de huurtoeslag.
Saillant detail is dat de passendheidstoets in 2008 juist is
afgeschaft. Men was destijds van mening dat de ingewikkelde
huurinkomenstabellen vereenvoudigd moesten worden en dat
huurders meer eigen verantwoordelijkheid moesten krijgen
bij het maken van de afweging welke huur bij hun inkomen
paste. Het recht op keuzevrijheid ging voor passend heid.
“Maar moeten we dan terug naar de
betutteling van voor 2008?"
Door de economische crisis is de betaalbaarheid van het
wonen zowel bij gemeenten als bij woningcorporaties weer
terug op de agenda, zowel vanuit een zakelijk belang (het
voorkomen van huurderving) alsook vanuit een maatschap
pelijk belang (het voorkomen van schulden).
Woningcorporaties signaleren dat huurders met lage inkomens
vaak hoge eisen stellen ten aanzien van hun woning en dat zij
kiezen voor een woning met een hoge huur waarbij zij een
groot beroep doen op de huurtoeslag. Huurders calculeren
het verkrijgen van huurtoeslag dus veelal in bij het aangaan
van een huurovereenkomst. Hierbij realiseren zij zich niet
dat een versobering (of ernstiger nog, een afschaffing
ervan) nog wel eens realiteit zou kunnen worden.
“Willen we de woningmarkt echt
gebruiken als sorteermachine?"
Maar moeten we dan terug naar de betutteling van voor
2008? Moet de overheid bepalen wat ‘passend wonen’ is?
En waar wordt dan op gebaseerd wat er door een huishouden
‘verwoond’ mag worden? Moeten we ook gaan kijken of
iemand een dure hobby heeft, graag in een grote auto
rondrijdt of het liefst drie keer per jaar naar de Bahama’s
op vakantie gaat? Oké, dit gaat wellicht wat ver maar het
idee moge duidelijk zijn. Willen we de woningmarkt echt
gebruiken als sorteermachine?
Moeten we niet liever de hand in eigen boezem steken en
zorgen dat het aanbod beter aansluit bij de vraag, of liever
gezegd bij de financiële mogelijkheden van de nieuwe
huurder? Zeker in nieuwbouw zien we steeds meer beweging
ten aanzien van een versobering van de kwaliteit.
drs.ir. Marieke LeussinkMarieke Leussink studeerde in 2003 af als psychologe aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Daarna voltooide ze in 2010 de masteropleiding Real Estate Management & Development aan de faculteit bouwkunde van de Technische Universiteit Eindhoven. Sindsdien is zij werkzaam als onderzoeker bij het onderzoeksinstituut Interface.
5SERV ICE M AGA ZINE JUNI 20 15
TABEL 1.
Inkomens en huurprijsgrenzen 2015
Inkomensgrenzen huurtoeslag 2015 Huurgrenzen 2015
Eenpersoons € 21.950 Kwaliteitsgrens € 403,06
Meerpersoons € 29.800 Aftoppingsgrens laag (1 en 2persoonshuishoudens) € 576,87
Eenpersoonsouderen € 21.950 Aftoppingsgrens hoog (3 of meerpersoonshuishoudens € 618,24
Meerpersoonsouderen € 28.825 Liberalisatiegrens/huurtoeslaggrens € 710,68
Maximaal inkomen voor een sociale
huurwoning
€ 34.911
Huurprijsgrenzen:
Inkomensgrenzen: < €403,06 €403,06 €576,87/€618,24 €576,87/€618,24 €710,68 > €710,68
Huurtoeslag
gerechtigden
95%
Passendheid
Niet
huurtoeslaggerechtigden
met inkomen tot €34.911
90%
Tijdelijke regeling diensten van
alg. econ. belang
Niethuurtoeslag
gerechtigden
met inkomen vanaf €34.911
Een andere prijskwaliteitverhouding zou het ook mogelijk
moeten kunnen maken om nieuwbouwwoningen onder de
aftoppingsgrenzen te verhuren. Hier ligt de uitdaging voor
de vastgoedprofessional van nu!
FIGUUR 2.
De woningmarkt als sorteermachine?
Tot slot kunnen we de huurder misschien zijn eigen
verantwoordelijkheid wel (deels) laten behouden, maar
dan wel een eigen verantwoordelijkheid die gebaseerd is
op daadwerkelijke informatie. Wat zou er gebeuren als we
de aanstaande huurder vooraf beter voorlichten en inzicht
geven in zijn totale woonlasten?
FIGUUR 1.
Toewijzingsmogelijkheden volgens de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang en volgens de
toekomstige passendheidsnorm(Prijspeil 2015).
Inkomen
< € 34.911 > € 34.911
Huishoudensamenstelling
TweepersoonshuishoudensÉénpersoonshuishoudens
Inkomen
huurwoning huurwoning huurwoning
Inkomen Inkomen
< € 21.950
< € 576,87 < € 576,87 < € 618,24
Optie 1: Huurwoning > € 710,68
Optie 2: Koopwoning
< € 29.800 < € 29.800€ 21.950 € 34.911
€ 576,87 € 710,68 € 576,87 € 710,68 € 618,24 € 710,68
€ 29.800 € 34.911 € 29.800 € 34.911
Drie of meerhuishoudens
6
Column
Waarom mensen niet schaalbaar zijn, en dit effect heeft op jouw ondernemingIedereen kent het Kodak moment. Of
beter gezegd, iedereen zégt dat hij dat
kent, want dat betekent dat je bij de
tijd bent. Heel belangrijk, dat bij de tijd
zijn, anders loop je achter. Maar ken jij
het verhaal van Kodak wel goed genoeg
en besef jij dat een disruptie als bij hen
in nagenoeg iedere business kan
plaatsvinden? Hebben wij het wel over
dezelfde casus? Begrijpen wij elkaar
goed? Let’s check...
Het Kodak moment gaat niet over het missen van kansen. Ook
niet over besturen, directies & MT’s die een geniaal idee van een
medewerker niet kunnen plaatsen. Omdat het niet in de visie of
strategie past. Omdat het niet binnen de kaders van de productrange
valt. Omdat er geen markt voor is. Omdat het echt een heel radicaal
idee is. Radicaal. Of wellicht disruptief. Maar wat is het dan wel?
Voor Kodak was het een krankzinnig idee om de hele business om
te zetten naar de digitale fotografie. Op dat moment leek dat nog
radicaal. Een echt heel radicaal of beter gezegd disruptief idee
waarvoor op dat moment bij de leiding het lef ontbrak om het ook
echt in uitvoering te brengen.
Allemaal goede waarnemingen en logisch te onderbouwen. Easy to
explain. On top of mind in de meeste opiniestukken en Management
lezingen te over die dit onderwerp aanpakken. Radicaal of disruptief
zijn geen allemansvrienden. En zeker niet van de meeste bestuurders
en beslissers. Vaak gaat het over het verleggen van je blikveld (je
kent ze wel, die Blue Oceans). Over het aanboren van nieuwe kansen
en mogelijkheden.
Wouter SwolfsAls Incubation Manager houd ik mij bezig met het begeleiden van teams die nieuwe producten ontwikkelen in onze Startup omgeving.Ik begeleid hen van een eerste gesprek, via business model ontwikkeling naar een eerste stap van ontwikkeling met bijvoorbeeld rapid prototyping of een pilot. Daarna volgt een verdere rollout en marktpositionering.Daarnaast faciliteer ik workshops, moderate ik brainstorms en roundtable gesprekken, en ben ik keynote spreker over exponentiële technologie.
De boodschap brengen dat ‘zoals het nu gaat’ het niet
meer lang goed zal gaan. Creatieve en analytische
geesten die het MT vertellen dat Artificial Intelligence
(AI) in hoog tempo de menselijke arbeid aan het
overnemen is. A future of robots.
Mooie verhalen waar bestuurders graag naar luisteren
maar als ze dan uiteindelijk in de auto naar huis zitten,
relativeren ze deze verhalen ook weer gemakkelijk
weg onder de noemer: dat zal vast bij ons zo snel niet
gebeuren!
Laten we eens een voorbeeld nemen wat iedereen
zal herkennen en proberen aan te geven wat er kan
gebeuren: Jouw bedrijf werkte met een zaal vol
typistes. En maakte de planning met gebruik van een
kaartensysteem. Jouw klanten vonden het niet erg
om een paar dagen op een product of antwoord te
wachten. Dat was vroeger.
Nu zit je in de Cloud, constant online. Klanten
bestellen via hun smartphone app of via de mobile-
friendly portal. Je hebt een volledig IT en Cloud
geïntegreerd systeem voor planning & logistiek. En je
kunt met gemak in de back-end van alle systemen. Er
is een afdeling met geniale geesten die voor jou aan
het werk zijn om de concurrent voor te zijn. En vooral
ook voor te blijven. Jouw ‘presence is undisputed’. En
je hebt niets te vrezen vanuit de markt.
En dan komt de dag dat je op weg naar jouw bedrijf
hoort van dat nieuwe bedrijfje. Een éénpitter of kleine
club. Met een product dat jij ook levert. Met het
verschil dat dit bedrijfje ‘agile’ is.
Gemaakt om direct te reageren op de vraag van
de markt. Met een state-of-the-art systeem dat
opschalen naar meer productie, komend of opererend
van waar dan ook op de wereld, met één muisklik
mogelijk maakt. Ze spelen in op de ‘waiting time’ van
de consument. De tijd waarin wij allemaal, wachtend
op een afspraak, het openbaar vervoer of die nieuwe
serie, even de smartphone of tablet pakken.
7SERV ICE M AGA ZINE JUNI 20 15
De wereld is binnen handbereik en de consument
kan alles, altijd, en met gigantische keuzevrijheid
vinden, bekijken en bestellen. Daar komt het Kodak
moment in beeld: exponentieel denken. Niet kunnen
voorspellen wat de toekomst brengt. En daar liggen
dus ook allerlei kansen. Eigenlijk voor iedereen. Want
als je als bedrijf niet tijdig mee durft te gaan en dus
niet inspeelt op mogelijke veranderingen in de wereld,
dan komt er hoogstwaarschijnlijk een dag waarop je
beseft dat je achter loopt en dat er andere organisaties
zijn die je niet meer kunt bijhouden.
Daar speelt dat disruptieve nieuwe bedrijfje op in.
Disruptief voor jou en jouw bedrijf. Omdat jij de
aansluiting gemist hebt. En het nieuwe bedrijfje start
met de nieuwste en meest geavanceerde technologie
en maakt daar dankbaar gebruik van. Oh, en jij dacht
nog wel dat je er alles aan had gedaan om bij te
blijven. Maar wij denken als mens nu eenmaal lineair:
dat alles een gevolg moet zijn van een stap, die op
de andere volgt. Overzichtelijk en te voorspellen. Te
berekenen. Te beredeneren.
Als mens willen we overzicht, alles kunnen berekenen,
beredeneren en belangrijker nog voorspellen. De
voorspellingen komen meestal niet uit maar dat
vinden we dan weer niet erg.
Dit bedrijfje heeft echter niet jouw bedrijfsmodel. Nee,
zij draaien niet op FTE, zij draaien op CPU’s en data.
Schaalbaar, flexibeler in kosten en onvermoeibaar.
Zij hebben goed gekeken naar nieuwe manieren
van betaling. Hoe je klanten vasthoudt. Hoe je ze
afhankelijk van jóuw bedrijf maakt. Hoe zij altijd
dichtbij zijn. Hoe jij de logische keuze blijft. 24/7.
Want de realiteit leert ons dat het grootste taxibedrijf
geen auto’s heeft (Uber). De grootste retailer
geen voorraad beheert (Alibaba). En het grootste
hotelbedrijf geen kamers bezit (Airbnb).
Nu exponentiële groei in deze wereld alleen maar
toeneemt, het datagebruik en online presence binnen
de wereld groeit en er steeds meer kan, ontstaat er
een “gap op opportunity”.
Kansen die te verzilveren zijn als je bereid bent om
jouw bedrijfsmodel te ‘pivotten’, dus zo te draaien dat
het slagvaardig wordt. Of met een ander bedrijfsmodel
te starten als dat nodig is.
Kansen zijn er genoeg. Kansen voor jou maar ook
kansen voor jouw (potentiële) concurrenten.
Want als jij de kans niet grijpt, dan doet een ander dit
wel...
8
Project ontwikkeling in het nieuwe tijdperkWaardecreatie, klant en kwaliteit
De wereld is voorgoed veranderd, een
nieuw tijdperk is definitief aangebroken.
De economie is getransformeerd van
aanbod- naar vraaggestuurd. Het
klassieke vastgoedproces is krakend
tot stilstand gekomen en past niet
meer in deze dynamische wereld. Op
het gebied van vastgoed zijn we van
“veel programma, geen ruimte” naar de
situatie gegaan van “veel ruimte, geen
programma”. Het oude Koningskoppel
“gemeente, ontwikkelaar” is verstoten
door een nieuw Koningskoppel:
“beleggers, consumenten”. Meer dan
ooit is de vrager “in the lead” en dit eist
het centraal stellen van de gebruikers in
het ontwikkelproces. Ook is er sprake
van nieuwe toetreders op de vastgoed-
markt, nieuwe disciplines aan de
vastgoedtafel en een verhoogd tempo
waarin ontwikkelingen elkaar opvolgen.
Allemaal items die van de ontwikkelaars
een omslag in het denken vergen, die
niet altijd even gemakkelijk is.
drs. Jaco Meuwissen MRE MRICS1
Passie, analytisch denken en gevoel voor esthetiek typeren deze gedreven manager en ervaren deskundige op het gebied van projectontwikkeling. Netwerken is belangrijk, maar hij staat voor inhoud. Geïnspireerd door mooie omgevingen, bijzondere ontmoetingen en gesprekken, zet hij zich in voor de creatie van een betere, stedelijke omgeving. Goede gebieden, waar mensen graag verblijven. Zoals de Italiaanse stad Bergamo, of Maastricht, de thuishaven van 3W New Development.
Robèrt Dackus MIM MRICS2
Het specialisme van Robèrt2 ligt binnen de velden van marktonderzoek en de ontwikkeling van nieuwe concepten. Als ervaren researcher en conceptontwikkelaar is hij een waardevolle coach voor onze opdrachtgevers. Het ontwikkelen van vastgoedconcepten en visies benadert hij vanuit een marketingtechnische invalshoek. Zijn motto? Start with why. Zijn streven? Een prettige leefomgeving voor de generaties van de toekomst. Een bruggenbouwer tussen vastgoed en marketing.
“Meer dan ooit is de vrager ‘in the
lead', dit eist het centraal stellen van
de gebruikers in het ontwikkelproces."
Ontwikkelaar in de nieuwe tijdBasiskennis van projectontwikkeling is niet meer voldoende
om bestaansrecht te hebben. Het is belangrijk kennis uit de
“klassieke” projectontwikkeling te combineren met nieuwe
kennisvelden. De focus lag in het verleden vooral aan de
voorzijde van het proces (grondverwerving, het bouwen)
maar schuift nu naar de achterkant (afzetmarkt, waarde
toevoegen).
Uitdaging ligt ook in een uitgebalanceerde onderneming
door optimalisatie van complementariteit in disciplines.
Dit leidt tot nieuwe competenties die zich richten op het
benutten van de huidige kennis maar juist ook op verbreding
van kennis. Bijvoorbeeld het organiseren van investerings
kapitaal, het vergroten van de kennis van marketing, het
verbinden van partijen en het aangaan van nieuwe relaties
(buiten de vastgoedsector).
“Ontwikkelopgave van de toekomst
gaat om waardecreatie en kwaliteit."
Doordat grondposities minder belangrijk zijn geworden, valt
hierin een stuk macht en inkomsten weg. Het verdienmodel
is niet langer gebaseerd op ontwikkeling van greenfield of
het toevoegen van vierkante meters, maar op waardecreatie.
Neem als voorbeeld de toekomstige herontwikkelings
opgaven voor winkelcentra. Cushman & Wakefield becijferde
dat circa vijftig procent van de winkelcentra van tien jaar en
ouder moeten worden herontwikkeld om weer toekomst
bestendig te zijn. Herontwikkelen met als centrale opgave
optimaliseren van de vierkante meters zodat weer een upto
date koopmachine ontstaat.
1 2
9SERV ICE M AGA ZINE JUNI 20 15
Een onderdeel uit de Retailagenda stelt het compacter maken van
winkelgebieden centraal. Op dit moment staat 7,5 procent van de winkels
leeg en bestaat dertig procent van het winkeloppervlak uit overcapaciteit.
Een aantal gemeenten gaat met vastgoedeigenaren en winkeliers aan
de slag om overbodige vierkante meters winkelruimte te schrappen.
Optimaliseren kan ook het verkleinen van het winkelcentra betekenen
omdat er eenvoudigweg geen vraag meer is naar winkelmeters.
“Stenen zonder content hebben geen waarde..."
Waardecreatie en kwaliteit, deze twee aspecten staan centraal in de
ontwikkelopgaven van de toekomst. Vastgoed heeft waarde als de retailers
en/of eigenaren er geld mee respectievelijk aan kunnen verdienen.
Dit betekent dat de ontwikkelaar inzicht moet hebben in de behoeften
van de klant en deze vertalen naar het optimale winkelformat. De waarde
berekeningen van vastgoed kunnen niet meer enkel worden gebaseerd
op vierkante of kubieke meters, maar op waarde voor de gebruiker.
Vreemde Vogels in VastgoedlandDe projectontwikkelaar zal in toenemende mate een adviserende rol hebben
en meer in contact komen met de (bestaande) gebruiker. Samenwerken met
gebruikers en “branchevreemde” professionals is voor veel ontwikkelaars
nieuw. Het zijn de zogeheten “vreemde vogels”, die naast de bekende
partijen als overheden, architecten, stedenbouwkundigen ook zitting nemen
aan de vastgoedtafel. Welke partijen zijn dat?
De eerste groep vreemde vogels die we hier definiëren zijn de retailers. Zij
zijn de laatste jaren sterk geprofessionaliseerd in het ontwikkelen van hun
winkelformats. De inrichting van een winkel is een uitgekiende ruimtelijke
puzzel, gebaseerd op (consumenten)wetenschap. De vorm, oppervlakte,
kleurstelling, schapposities zijn cruciaal in het behalen van de omzet. Het is
wezenlijk retailers in de ontwerpfase te betrekken zodat de winkelunits
aansluiten bij hun format. Zo kan een optimale omzet en dus een optimaal
huurniveau worden gerealiseerd.
“Verleiden van consumenten doe je niet alleen
met een mooi ontwerp."
De volgende groep is sterk in opkomst en speelt in toenemende mate een
belangrijke rol in het ontwikkelproces. Dit is vooral het gevolg van het feit
dat kennis van consumentengedrag steeds belangrijker wordt bij de
ontwikkeling van leefomgevingen en vastgoedprojecten. Het zijn weten
schappers zoals onder andere de neurowetenschappers, consumenten
psychologen en gedragsdeskundigen. Allemaal nieuwe disciplines die
als geen ander weten hoe consumenten denken en handelen en kunnen
daardoor hun koopgedrag beïnvloeden. Zij adviseren bij het (her)inrichten
van een openbaar gebied zodat de gebruikers het als een prettige omgeving
ervaren door het stimuleren van het onbewuste deel van ons brein. Een
bijzondere beleving kan worden gecreëerd door deze kennis te koppelen
aan de creativiteit van architecten en stedenbouwers.
Een andere belangrijke groep zijn de internationale investeerders die
interesse hebben in Nederlands vastgoed. Van 2004 tot 2012 werd de
Nederlandse markt in commercieel vastgoed gedomineerd door Nederlandse
investeerders(Deloitte, 2014). Zij waren verantwoordelijk voor 70 procent
van alle investeringen. In de laatste twee jaar is de dominantie van investeer
ders verschoven naar de buitenlandse investeerders. Het marktaandeel van
de Nederlandse investeerders daalde naar 34 procent. In 2013 investeerden
buitenlandse investeerders circa 5,1 miljoen euro in Nederlands commercieel
vastgoed en in 2014 was dit gegroeid naar meer dan 9 miljoen euro.
Investeerders uit de VS hebben een marktaandeel van 23
procent, gevolgd door Duitse investeerders met veertien
procent. Zij investeren voornamelijk in “value add” en
“opportunistic” vastgoed. Dit zijn projecten waar door
herontwikkeling de waarde van het vastgoed dient te stijgen.
Buitenlandse investeerders zijn daarmee interessant voor
ontwikkelaars. Echter, zij stellen hoge eisen aan de
ontwikkelaar. Niet alleen kennis van ontwikkeling maar ook
van macroeconomische effecten op commercieel vastgoed
financieringsmodellen, optimalisatie van branchering
waardoor de cash flow uit huur structureel stijgt en
daarmee de waarde van het vastgoed.
De laatste groep vreemde vogels vallen onder de verzamel
naam “industrie”. Zo is autofabrikant BMW in Duitsland
nauw betrokken bij de ontwikkeling van stedelijke gebieden.
Deze sector weet als geen ander hoe de vervoersmodaliteiten
van de toekomst eruit zullen zien. Parkeerfaciliteiten,
infrastructuur en voorzieningen als laadpalen dienen in het
ontwerp van openbare ruimte en gebouwen meegenomen
te worden. Het is wezenlijk de automotive sector vaker te
betrekken bij stedelijke ontwikkelingen.
Functie steden verandertDe urbanisatiegraad stijgt wereldwijd. Het toekomstig
werkveld van de ontwikkelaars zal dan ook vaak het stedelijk
gebied zijn. De stad is meer dan een winkelbestemming.
Steden veranderen van “places to buy” naar “places to meet”
waar mensen voor een veelvoud van behoeften terecht
kunnen. Van winkelen tot wonen, werken en recreëren. Dit
betekent dat het totaalproduct “stad” op orde moet zijn door
een adequate mix van voorzieningen. Om deze mix te kunnen
creëren, dient de ontwikkelaar zicht te hebben op de
posi ti onering van de stad, haar verzorgingsgebied en
concurrentie. Zo kan hij de juiste productmarkt combinatie
ontwikkelen. En omdat niet elke stad hetzelfde is, dient de
ontwikkelaar maatwerk te creëren.
Wetten van de retail worden herschrevenWinkelen blijft de belangrijkste reden om steden te bezoeken4.
Echter, de trend van polarisatie zet verder door. Alleen in
aantrekkelijke steden stijgt nog steeds het aantal bezoekers
zoals onder andere in Amsterdam (+7 procent) en Maastricht
(+22 procent). In de G4 en Maastricht is het aantal buiten
landse retailers in tien jaar verdubbeld, terwijl het aantal
Nederlandse retailers met 33 procent is afgenomen.
“We zitten midden in een retail-
renaissance, retailwetten worden
herschreven."
Het aandeel funshoppen in het totale koopgedrag groeit
overal, maar twee keer zo hard in binnensteden als daar
buiten(PvdL, 2014). Het harde A1 wordt steeds kleiner en op
deze harde A1 locaties blijven de winkelhuren stijgen(DTZ,
2015). Winkelstraten internationaliseren en mode zal het
straatbeeld domineren. Winkels die niet meer relevant
zijn in de ogen van de consumenten zullen verdwijnen.
10
De winkel wordt een marketingtool voor merken. Single brandstores
verdringen de multiple brandstores. Het assortiment in deze winkels
wordt breder, de winkels groter. In 1968 bedroeg de gemiddelde oppervlakte
van een winkel circa . 40 vierkante meter, in 2008 was dit 250 vierkante
meter en in 2014 is dit gegroeid naar ca. 870 vierkante meter(DTZ, 2015).
Echter, het aantal winkels neemt af.
We zitten midden in een retailrenaissance, retailwetten worden
herschreven. De effecten van de belevingseconomie moeten door de
ontwikkelaar worden vertaald in winkelomgevingen. Het toekomstbestendig
maken van winkelgebieden in steden zal één van de belangrijkste opgaven
zijn. De ontwikkelaar moet dus weten waarom een consument voor een
winkelgebied kiest.
Uit een onderzoek van Inretail blijkt de volgende Top 5keuzefactoren:
• De reistijd en bereikbaarheid (72%)
• Uitgebreid aanbod in kleding en/of schoenen (43%)
• Parkeergelegenheid (38%)
• Specifieke winkels in schoenen en/of kleding (36%)
• Sfeer in winkelgebieden (28%)
Vrijwel allemaal factoren die geen direct verband houden met het gebouw,
maar cruciaal zijn in de keuze van de consument. De positie van een
winkelgebied is geen statisch gegeven. Een winkelgebied dat nu “hot” is
kan over enkele jaren “not” zijn doordat een concurrerend winkelgebied
goede maatregelen heeft genomen en daarmee meer consumentenrelevantie
heeft gekregen. De competitieve positie van winkelgebieden wordt bepaald
door twee dimensies. Ten eerste de “hardware”, dit omvat zaken als sfeer van
het gebied, portfolio van formules en parkeerfaciliteiten. Ten tweede de
software: de samenwerking van retailers, vastgoedeigenaren en gemeente.
Hardware en software moeten op elkaar worden afgestemd. Dit betekent
dat de ontwikkelaar ook inzicht moet hebben in de software om zo de
hardware te ontwikkelen die bij dat winkelgebied past.
The New Customer JourneyDe digitale Superconsument 2020 is er al! Het internet heeft de consument
veranderd in een expert die goed geïnformeerd is. De toenemende
digitalisering heeft ook geleid tot een nieuwe klantreis: “The New Customer
Journey, van keukentafel naar kassa”. In de klassieke benadering wordt
gedacht in termen van “vanaf de parkeerplaats van het winkelcentrum en
weer eindigend op de parkeerplaats”, maar daar is al een reis aan vooraf
gegaan. Thuis online informeren en oriënteren. Met die kennis bepaalt de
consument waar hij/zij gaat winkelen. Deze kennis over de nieuwe klantreis
is onontbeerlijk bij het ontwikkelen van winkelgebieden en eist samen
werking met nieuwe disciplines.
“De nieuwe klantreis begint thuis aan de
keukentafel. Niet op de parkeerplaats van een
winkelcentrum."
Effecten integratie online offlineOfschoon er een verplaatsing is van de omzet van fysiek naar online, moeten
we het effect relativeren. In 2013 werd een online omzet gehaald van circa 10
miljard euro. In 2014 werd voor circa 14 miljard euro aan online aankopen
besteed. Dit is slechts 13 procent van de totale omzet in retail in Nederland.
De laatste jaren is een afnemende groei online omzet zichtbaar.
Pure online retailers zullen het binnen vijf jaar afleggen tegen de fysieke
winkelstraat omdat de fysieke winkels steeds beter in staat zijn een mix van
fysieke en virtuele winkelervaring te bieden (IBM, 2014). De winkel blijft het
primaire touchpoint voor de constument(ABN AMRO, 2015).
De toekomst…De wereld is voorgoed veranderd, een nieuw tijdperk is
definitief aangebroken. Stedelijke gebieden worden het
primaire werkveld voor de ontwikkelaar van de toekomst.
Maatwerk ontwikkelen door het creëren van een adequate
functiemix die past bij de betreffende stad is de centrale
opgave.
Om in het nieuwe tijdperk relevant te blijven als ontwikkelaar,
dient hij de “klassieke” basiskennis op hoog niveau te
beheersen en deze optimaal te combineren met de kennis
van nieuwe disciplines aan de vastgoedtafel. Het optimaal
afstemmen van de hardware en software staat centraal in
het ontwikkelproces. Zijn verdienmodel is gebaseerd op
waardecreatie voor de opdrachtgever.
Winkelen blijft een belangrijk motief om steden te bezoeken
en de fysieke winkel blijft cruciaal in The New Customer
Journey. Maar de effecten van de toenemende digitalisering in
het consumentengedrag en de wijze waarop de “koopknop”
kan worden geactiveerd, vormen belangrijke elementen bij de
(her)ontwikkeling van winkelgebieden.
Waardecreatie en kwaliteit staan centraal in de
ontwikkelopgaven van de toekomst.
BronvermeldingABN AMRO. (2015) Retail wordt Metail, Technologie biedt kansen
Deloitte. (2014) Global Powers of Retailing
DTZ. (2015) Vervangende grenzen, duidelijke contouren, tendensen in de vastgoedmarkt.
IBM. (2014) Inretail, Q3 2013.
Planbureau voor de Leefomgeving. (2014) De bestendige binnenstad
NRW. (2015) Winkels maken de stad
Jaar Groei online winkelen
2005 32%
2006 28%
2007 38%
2008 27%
2009 17%
2010 11%
2011 9%
2012 9%
2013 8,5%
TABEL
Groei online winkelen per jaar (t.o.v. vorige periode)
Bron: Thuiswinkelen.org (2015)
11SERV ICE M AGA ZINE JUNI 20 15
De digitale (r)evolutie in vastgoedVastgoed wordt vaak aanzien als de
oudste business ter wereld, of
misschien de tweede oudste. De drie
bekende regels lijken de afgelopen
eeuwen nog niet verandert: Location,
location en location. Of is er toch iets
aan de hand?
De impact van nieuwe technologieën is tot op vandaag nog steeds gering in
het vastgoed, maar ik ben ervan overtuigd dat we in de komende jaren een
aantal disruptieve veranderingen zullen zien in de manier waarop we
business doen in vastgoed en de platformen waarop vastgoed aangeboden
en gevonden zal worden. De laatste jaren zagen we daarnaast ook de
opkomst van de marktplaatsen als een van de meest zichtbare gevolgen
van de digitalisering op de vastgoedmarkt. Tot op vandaag kan men nog
niet zeggen dat de digitale impact een disruptiegevolg heeft gehad in de
Benelux, in tegenstelling tot wat er in het buitenland aan het gebeuren is.
In de komende vijf jaar zal de digitalisering echter ook in de Beneluxlanden
een veel grotere rol spelen waardoor business modellen zullen veranderen,
de rol van bepaalde stakeholders zal verwateren of evolueren door
disintermediatie. Tegelijkertijd zal ook de toegang tot financiële middelen
vergroten dankzij crowdfunding, waardoor de toegangsdrempel om te
investeren in vastgoedontwikkelingen steeds verder af zal nemen. Ook de
behoefte aan steeds meer en betere communicatie en customer intimacy
zal de winnaars onderscheiden van diegenen die blijven spartelen in de
grote rode oceaan, waarvan sprake in het ophefmakende boek Blue Ocean
Strategies, waarin de winnaars van morgen dankzij waardeinnovaties
nieuwe markten aanboren en zo steeds opnieuw in de blauwe oceaan
kunnen blijven zwemmen en ver weg blijven van de rode oceaan waar vele
concurrenten een harde prijzenslag voeren.
“In de komende vijf jaar zal de digitalisering
echter ook in de Benelux-landen een veel grotere
rol spelen waardoor business modellen zullen
veranderen, de rol van bepaalde stakeholders zal
verwateren of evolueren door disintermediatie."
Marktplaatsen: van domme vitrines naar intelligente matchmakers Laat ons even kijken naar de evolutie van de vastgoed marktplaatsen.
Die waren duidelijk de firstmovers op vlak van vastgoed digitalisering.
Mathieu Van MarckeMathieu is de oprichter en zaakvoerder van hooox, de Belgische marktleider in vastgoedcommunicatie en marketing. Het bedrijf adviseert de belangrijkste vastgoedontwikkelaars op vlak van corporate en projectcommunicatie. Het bedrijf verzorgde de communicatie voor meer dan honderd vastgoedprojecten in diverse Europese landen. Het advies spreidt zich van buurtcommunicatie, over het ontwikkelen van commercialisatietools, het beheren van de lead generation, tot het aankopen van media en het opbouwen van een doordachte digitale communicatiestrategie.
Ieder land of iedere regio kent ondertussen haar lokale
kampioen en blijkbaar is het zeer moeilijk om de first
movers van de troon te stoten. Ondertussen bestaan er
beursgenoteerde mastodonten zoals Trulia en Zillow die
verschillende miljarden waard zijn. Dankzij de enorme
hoeveelheid aan data waarover ze beschikken, zijn dergelijke
bedrijven in staat om vrij nauwkeurige vastgoed
waarderingen te maken. Hiervoor gebruiken ze complexe
algoritmes die gelijkaardig zijn aan de algoritmes die
gebruikt worden bij… dating websites.
Slimme waardering op basis van Big dataEen andere evolutie op marktplaatsen is dat deze bedrijven
over steeds meer data beschikken: data die ze inkopen en
geodata om de waarde van een pand beter in te schatten.
Zo zal een pand meer waard zijn wanneer er een goede
school of een Starbucks in de buurt is, of als de
criminaliteitscijfers lager liggen. Deze data worden
gecombineerd met de historische waardes van panden en
de individuele eigenschappen van een specifiek pand,
zodat de marktplaatsen op basis van complexe wiskundige
modellen al zeer nauwkeurig de prijzen van een pand
kunnen inschatten. Sterker nog, u kunt als eigenaar van een
pand een woning ‘claimen’. Eenmaal dat geverifieerd werd
dat u inderdaad de eigenaar bent van dat pand, kunt u de
waardering verfijnen door extra informatie over uw woning
in het systeem toe te voegen, zoals recente investeringen die
u gedaan heeft op vlak van isolatie. Hierdoor kan uw woning
nu heel precies ingeschat worden en kent de marktplaats
beter dan om het even wie de reële waarde van uw woning.
Tot slot bieden dergelijke websites ook een ‘make me move
price’, dit is de prijs waarvoor u bereid bent om uw woning
op korte termijn te verkopen en vrij te maken. U kunt als
gebruiker eveneens de gegevens inkopen van alle partijen
die in de afgelopen maanden interesse hebben getoond in
uw woning, ook al stond deze niet te koop. En als koper kunt
u huizen identificeren waarvan u op de hoogte gesteld wilt
worden mochten deze ooit op de markt komen. In de zeer
nabije toekomst zullen we trouwens de opkomst zien van
marktplaatsen die geodata combineren om kopers toe te
laten als eerste geïnformeerd te worden wanneer een
opportuniteit zich voordoet binnen de perimeter die ze
ingesteld hebben via de marktplaats.
12
Desintermediatie en de rol van de makelaarZoals vaker het gevolg is wanneer het internet geïntegreerd wordt in
bestaande business processen, komt er al snel een transformatie. Door
de toenemende transparantie vermindert het belang en de rol van de
intermediair, die net leeft van de intransparantie op de markt. De rol van de
makelaar zal op termijn dus in vraag gesteld moeten worden. In België
wordt de makelaar nog steeds betaald door de verkopende partij, in de
vorm van een commissie op de totale verkoopprijs. Recentelijk ziet men
echter steeds vaker de opkomst van makelaars die op zoek gaan naar een
pand voor de kopers. Mogelijks evolueren we dan naar een systeem
gelijkaardig aan dat in de Verenigde Staten, waarbij de onderhandeling
gebeurt door de twee makelaars die elk één van de partijen vertegen
woordigen. Maar ik vermoed dat we eerder gaan naar een verschuiving
van de competenties van de makelaar. De nadruk zal waarschijnlijk minder
liggen op dealmaking, maar eerder een adviserende rol over de manier
waarop een pand gecommercialiseerd moet worden, alsook advies op vlak
van fiscaliteit, financiële montages en communicatie.
Veilingen en virtuele dataroomsNaast de snelle evolutie van marktplaatsen, zien we de opkomst van
nog een aantal typische internetdiensten op de vastgoedmarkt. De
veilingwebsites stellen in België nog niet veel voor, maar websites als
Auction.com beweren al voor meer dan 30 miljard dollar aan vastgoed
verkocht te hebben via hun veilingplatform. Bovendien zien we ook het
gevolg van document management en digital rights management. Via
intelligente web platformen wordt de volledig dataroom, traditioneel
gebruikt voor grotere vastgoedtransacties, vervangen door een virtuele
dataroom. Dankzij dit systeem kan de toegang tot informatie veel beter
gecontroleerd worden, kunnen er buffers en interne validatie processen
ingebouwd worden, en kan er heel precies nagegaan worden wie welke
informatie bekeken heeft.
3D printing evolueert van schaalmodellen naar reële huizenSinds een aantal jaren worden heel wat maquettes van vastgoed projecten
gecreëerd met 3D printers. Dit is niet zo verwonderlijk gezien de 3D
modellen meestal al bestaan voor het maken van renders of 3D animaties.
Door een paar technische ingrepen kan het model aangepast worden om
drukklaar gemaakt te worden. De grootste aanpassing betreft meestal het
geven van diepte aan bepaalde muren om een effectieve draagstructuur te
creëren die breder is dan één pixel. De evolutie in dit domein is enorm:
bestaande gebouwen worden gescand in puntenwolken en omgezet naar 3D
omgevingen, en het printen beperkt zich niet meer tot polymeren. Er wordt
volop geëxperimenteerd met allerlei materialen zoals metalen. Er is zelfs
een voorbeeld van een chinees bedrijf dat beweert eenvoudige huizen te
kunnen printen in beton voor een kostprijs van 5.000 USD. Velen zien dan
ook in 3D printing de mogelijkheid om veel organische architectuur te
creëren, alsook een oplossing inzake materialen gezien een hele woning
(in theorie) gebouwd kan worden in één en hetzelfde materiaal.
Van videogames tor virtuele realiteit Reeds begin jaren 2000 zag men de opkomst van virtueel vastgoed. Online
platformen (Massive Multiplayer Online Role Playing Games of MORPG’s)
zoals Second Life boden haar leden niet enkel de mogelijkheid om een
avatar te creëren en een woning te bouwen, maar eveneens om diensten
en producten te verkopen met Lindendollars, welke effectief uitwisselbaar
waren tegen reële dollars. In 2004 verdienden er een paar duizend mensen
een tweede loon via dergelijke transacties en een honderdtal mensen
verdiende enkel met vastgoed alleen meer dan 5.000 USD per maand.
Ondertussen is de hype rond Second Life gaan liggen, maar
het is wel een bewijs dat er plaats kan worden gemaakt
voor virtueel vastgoed. In dezelfde context zien we de
afgelopen jaren steeds meer toepassingen in vastgoed die
gebruik maken van realtime 3D engines, gelijkaardig aan
de technologieën die gebruikt worden in de gaming industrie.
Via virtuele brillen (oculus rift), via een tablet of via smart
phones gecombineerd met cardboards van Google, kan je
vandaag perfect navigeren in een virtuele ruimte.
“In dezelfde context zien we de
afgelopen jaren steeds meer toe-
passingen in vastgoed die gebruik
maken van real-time 3D engines,
gelijkaardig aan de technologieën
die gebruikt worden in de gaming
industrie."
Ook op mobiel vlak zien we steeds vaker de impact van
augmented reality. Dankzij locatiegegevens en beeld
herkenning kan je via een applicatie vrij accuraat panden die
te koop staan opzoeken via een virtuele tussenlaag. Layar is
waarschijnlijk een van de meest populaire applicaties om
dergelijke virtuele lagen te bouwen bovenop de realiteit.
E-commerce vernietigt Retail vastgoedwaardeHet succes van Zalando en gelijkaardige ecommerce
websites kent iedereen. Retail en logistiek zijn tot nu toe de
vastgoedproducten die het zwaarst geïmpacteerd werden
door de digitaliseringsgolf. Terwijl triple A locaties min
of meer hun vastgoedwaarde kunnen behouden, merken
we een snelle achteruitgang in minder begeerde locaties,
terwijl de groei van logistieke centra aan het exploderen is
omwille van de steeds groeiende vraag naar ecommerce. In
België groeide ecommerce vorig jaar met 10 procent in een
stagnerende retail markt. Dit is een mooi voorbeeld van hoe
nieuwe technologieën en nieuwe business modellen een
disruptieve impact kunnen hebben op vastgoed.
AFBEELDING 1
3D printing zou wel eens onze manier van bouwen grondig
veranderen
13SERV ICE M AGA ZINE JUNI 20 15
Crowdfuding voor vastgoedNaar mijn mening zal crowdfunding de katalysator zijn van
een derde digitale schok in het vastgoed. Na retail en
makelaardij, die zichzelf zullen moeten heruitvinden als
gevolg van nieuwe technologieën, zullen ook de vastgoed
ontwikkelaars een snelle verandering merken in hun
business model. Dankzij de opkomende crowdfunding
platformen en de peertopeer lening clubs, komt er een
‘paradigm shift’ in de manier waarop projectontwikkelaars
aan het nodige eigen vermogen geraken om een project op
te starten. Geen onnodige luxe in een markt waarin de
banken een eigen vermogen van 30 à 40 procent eisen om
een project te financieren.
“Dankzij de opkomende crowdfunding
platformen en de peer-to-peer lening
clubs, komt er een ‘paradigm shift’ in
de manier waarop project ontwikkelaars
aan het nodige eigen vermogen geraken
om een project op te starten."
Gezien de omvang van vastgoedtransacties, zal het
wetgevend kader wellicht aangepast moeten worden om
meer middelen op te halen.
In België moet er bijvoorbeeld een prospectus opgemaakt
worden die, voor transacties boven bepaalde bedragen,
goedgekeurd moet worden door de FSMA (De Autoriteit
voor Financiële Diensten en Markten). In Frankrijk bestaat
er ondertussen een nieuw statuut voor crowdfunding
platformen waardoor deze complexe en kostelijke
tussenstap niet meer noodzakelijk is.
Dankzij de toenemende transparantie en de desinter
mediërende rol van crowdfunding, kunnen particulieren
rechtstreeks mee participeren in projecten. Maar het blijft
zeker niet beperkt tot een kleine inbreng van particuliere
beleggers. Steeds meer institutionele beleggers en family
offices vinden hun weg naar vastgoedinvesteringen via
vastgoed platformen.
BronvermeldingKim, W. C., & Mauborgne, R. (2005). Blue Oceon Strategy. Harvard Business Review Press.
14
Rik Verwaest SERVICE Magazine redactieIntroductie thema
Ontwikkelingen in de corporatiesectorWoningcorporaties. Sinds het begin van
de vorige eeuw zijn ze onlosmakelijk
verbonden met de Nederlandse woning-
markt. Dat is tot op heden niet anders.
Hun geschiedenis wordt geken merkt
door een aantal sleutel momenten, maar
ondanks verschillende beproevingen is
het systeem in de kern steeds overeind
gebleven (de Jong, 2013). Vandaag
staan we echter voor een nieuw
sleutelmoment dat zijn impact op de
corporatiesector zoals we die kennen
niet zal missen.
De totale Nederlandse woningvoorraad omvat
ruim 7,2 miljoen woningen (in 2012). Zo’n 40
procent hiervan zijn huurwoningen, waarvan ruim
70 procent in handen is van woningcorporaties.
In totaliteit bezitten woningcorporaties bijna een
derde van alle Nederlandse woningen (CBS, 2014).
Diezelfde woningcorporaties bezitten bovendien ook
nagenoeg alle sociale woningen. Woningcorporaties
zijn met andere woorden niet weg te denken uit
het Nederlandse huisvestingssysteem (Elsinga &
Wassenberg, 2007).
Woningcorporaties ontstonden begin 20e eeuw
als neveneffect van een overheid die besloot in te
grijpen in de woningmarkt. Met het vaststellen
van de Woningwet in 1901 erkende de overheid
het probleem van gebrekkige huisvesting en trok
ze de verantwoordelijkheid naar zich toe om in
voldoende en betaalbare woningen te voorzien.
Woningcorporaties namen als non-profit organisaties
met een duidelijke maatschappelijke taak de bouw
van deze woningen op zich en realiseerden zo, met
massa’s subsidies en overheidsleningen als geldbron,
miljoenen woningen. Vooral in tijden van crisis,
zoals in de perioden na de Eerste en de Tweede
Wereldoorlog, kende de corporatiesector grote
successen (Smeets, Dogge, Soeterboek, & Tsenkova,
2009; de Jong, 2013).
De nauwe band tussen de sector en de overheid hield
decennialang stand. Na de val van de Berlijnse Muur
en het falen van de communistische planeconomie
groeide eind jaren 80 echter sterk het geloof in de
werking van de vrije markt. Ook in Nederland
werd het beleid gekenmerkt door privatisering en
deregulering. De verhoudingen tussen de markt,
de overheid en de samenleving werden grondig
hertekend. Dit had evenzeer grote gevolgen
voor de volkshuisvesting. Halfweg de jaren 90
werden woningcorporaties financieel volledig
zelfstandig. Hoewel de maatschappelijke taak van
woningcorporaties niet ter discussie stond, maakte de
verzelfstandiging wel de weg vrij voor een uitbreiding
van de bedrijfsactiviteiten naar onder meer duurdere
huurwoningen en koopwoningen (de Jong, 2013;
Rijksoverheid, 2015).
De laatste tien jaar groeide de kritiek op woning-
corporaties. Onder meer de Europese Commissie
moeide zich in de discussie door te stellen dat de
staatssteun die corporaties ontvangen terecht komt
bij activiteiten die daar niet voor bestemd zijn. Enkel
‘diensten van algemeen economisch belang (DAEB)'
mogen hiervoor in aanmerking komen.
15SERV ICE M AGA ZINE JUNI 20 15
Daarnaast zijn in de loop der jaren verschillende schan-
dalen aan het licht gekomen die de sector allesbehalve
deugd hebben gedaan. Participeren in riskante en
soms megalomane ontwikkelingsprojecten, financieel
wanbeheer en speculatie, fraude en zelfverrijking;
de kerntaak van woningcorporaties leek soms ver
zoek (Elsinga & Wassenberg, 2007; de Jong, 2013;
Rijksoverheid, 2015).
Het was duidelijk dat het anders moest en dat
verandering op til was. Verschillende onderzoeken
en kritische rapporten later is de wijziging van de
Woningwet een feit. De wet werd op 11 december 2014
door de Tweede Kamer en op 17 maart 2015 door de
Eerste Kamer aangenomen. Vanaf 1 juli dit jaar treedt
de herziene Woningwet in werking (Rijksoverheid,
2015). Ze zal een grote invloed hebben op de werking
en het functioneren van woningcorporaties zoals we
ze vandaag kennen. De Woningwet vormt dan ook de
rode draad doorheen de verschillende artikelen binnen
het thema ‘ontwikkelingen in de corporatiesector’, net
als andere recente maatregelen die de toekomst van de
sector mee zullen bepalen.
De financiële effecten van de herziene Woningwet
kun nen verstrekkend zijn en vormen het onderwerp
van het artikel van Jaring Hylkema en Floris Regnault
van Finance Ideas. Hoewel met de wetsherziening
woningcorporaties hetzelfde kunnen blijven doen wat
altijd van hen verwacht werd, namelijk het voorzien van
goede en betaalbare woningen voor huishoudens met
beperkte middelen, zullen de bedrijfsvoering en de in
de loop der jaren uitgebouwde commerciële activiteiten
van woningcorporaties wel grote veranderingen
ondervinden.
Gert-Jan van der Flier koppelt de financiële gevolgen
van een gewijzigde regelgeving aan het duurzaamheids-
vraagstuk. Nieuwe maatregelen hebben een signi-
ficante impact op het investeringsvermogen van
woningcorporaties. Die dienen de tering naar de
nering te zetten en zoeken hun toevlucht in
bezui nigingsmaatregelen. Tegelijkertijd wordt
van hen verwacht dat ze volop investeren in een
grondige verduurzaming van de woningvoorraad.
In zijn artikel gaat Gert-Jan in op de keuzes die
corporaties maken in een poging bezuinigingen en
duurzaamheidsinvesteringen met elkaar te verzoenen.
Ook de rendabiliteit van corporatiewoningen, of
het gebrek daaraan, komt aan bod. De laatste jaren
zijn inspanningen gedaan om de investerings- en
exploitatiekosten binnen de perken te houden. Arend
Bongers pleit, als econoom bij het ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, in zijn artikel
voor een verdere verlaging van deze kosten waardoor
de realisatie van rendabele en energieneutrale sociale
huurwoningen een haalbare kaart wordt.
De betaalbaarheid van sociale huurwoningen staat
duidelijk onder druk. Sommige corporaties hebben na
financieel mismanagement de schulden opgestapeld.
Daarbovenop komt de ingevoerde verhuurderheffing
die extra druk zet op hun financiële draagkracht. In
een zoektocht naar financiële zuurstof gaan woning-
corporaties, naast de eerder vermelde bezuinigingen,
ook over tot de verkoop van woningen. In zijn column
verdedigt Arjan Schakenbos van woningcorporatie
Vestia, ondanks felle kritiek, deze verkoopbeslissing.
Transparantie, professionalisering en integriteit
vormen dan weer de kernwoorden in het artikel
van Onno Hoff. Als bestuurslid van RICS Nederland
wijst hij op het belang van een transparant beleid bij
woning corporaties. Inzicht in de doelmatigheid en
doeltreffendheid van corporaties ontbreekt te vaak, en
dat terwijl er publiek geld mee gemoeid is. Onno wijst
op de broodnodige professionaliseringsslag binnen de
sector en benadrukt daarbij de doorslaggevende rol
van een integere bedrijfsvoering.
Voor de gemeente Eindhoven blikt Yasin Torunoglu,
wethouder bevoegd voor volkshuisvesting, terug op de
corporatiegeschiedenis van de stad en de uitdagingen
waar ze momenteel voor staat op het gebied van
volkshuisvesting. Binnen het kader van de nieuwe
Woonvisie voor Eindhoven en de herziene Woningwet
komen onder meer flexibel wonen, betaalbaar wonen,
scheefwonen, en de leefbaarheid van wijken en
buurten aan bod.
Tot slot gaat Marcel Trip van de Nederlandse Woon-
bond in op de aspecten van de herziene Woningwet
die ervoor moeten zorgen dat huurders beter gehoord
worden en sterker kunnen wegen op het beleid.
Woningcorporaties hebben in de eerste plaats een
maatschappelijke rol te vervullen in het voorzien van
goede en betaalbare woningen voor huishoudens die
zwak staan op de woningmarkt. De positie van hun
klanten, de bewoners van de vele corporatiewoningen
in Nederland, mag dan ook niet vergeten worden in
deze reeks thema-artikelen.
BronvermeldingCBS. (2014). Woningvoorraad naar eigendom.
Opgeroepen op april 11, 2015, van http://statline.cbs.nl/
StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=71446ned
de Jong, R. (2013). De balans verstoord. Den Haag: Aedes.
Elsinga, M., & Wassenberg, F. (2007). Social housing in
the Netherlands. In C. Whitehead, & K. Scanlon, Social
housing in Europe (pp. 130-147). Londen: LSE London.
Rijksoverheid. (2015). De Woningwet 2015 in Vogel
vlucht. Opgeroepen op april 11, 2015, van http://
www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/
publicaties/2015/03/17/woningwet-2015-in-vogelvlucht.
html
Smeets, J., Dogge, P., Soeterboek, R., & Tsenkova, S.
(2009). The Netherlands. In V. Gruis, S. Tsenkova, & N.
Nieboer, Management of privatised housing (pp. 60-
83). Oxford: Blackwell Publishing.
16
Thema column
Moderne vierendelingDiscussie over verkoop van woningen
door corporaties is aan de orde van
de dag. Het landelijke beleid dwingt
corporaties woningen te verkopen of
binnenkort af te splitsen in een aparte
bedrijfstak (DAEB - niet-DAEB1). Het
lokale beleid roept corporaties op het
aantal sociale huurwoningen tenminste
op peil te houden en waar mogelijk
goedkope woningen toe te voegen.
Hoe kan het dat er na de unaniem
aangenomen herziene Woningwet en na
de overduidelijke conclusies van
de Parlementaire Enquête Woning-
corporaties direct controverse ontstaat?
Dat sociale huurwoningen en woningcorporaties ooit het onderwerp
zouden zijn van een parlementaire enquêtecommissie had niemand
kunnen voorspellen. Toch is het gebeurd. Met geen pen is te
beschrijven wat er misging in het verleden. De gevolgen spreken
boekdelen. Er is een nieuwe wet. Een heldere wet ook, waarin de taken
van woningcorporaties niet alleen duidelijk omschreven staan, maar
ook duidelijk afgebakend zijn. Er is echter ook een verhuurderheffing
gekomen, welke in combinatie met een ruim huurbeleid een grote
druk veroorzaakt op de betaalbaarheid van sociale huurwoningen
en de beschikbaarheid van goedkope woningen. Woningcorporaties
bezuinigen noodgedwongen en verkopen woningen in een poging de
verhuurderheffing te compenseren. Voor ons, Vestia, is de verkoop
van woningen mede het gevolg van het derivatendebacle, waardoor
wij achterbleven met een schuld van circa 6 miljard euro, ruim 2
miljard meer dan passend is bij de omvang van Vestia.
Tot op heden verkochten wij voor ruim 1,5 miljard
euro, een aanzienlijke start voor onze omvangrijke
verkoopopgave. Aan PATRIZIA verkochten wij ruim
5.500 woningen voor 577 miljoen euro en aan
Woonstad Rotterdam circa 7.000 studenteneenheden.
Het Wooninvesteringsfonds verkocht in 2014 ruim
3.700 woningen en ook de andere corporaties verkopen
woningen. Maar dat gaat niet zonder stevige discussies.
Politieke, volkshuisvestelijke en financiële argumenten
over betaalbaarheid en verkoop door corporaties lopen
in deze discussie als een onontwarbaar web door
elkaar. Op het moment dat je landelijk 1,7 miljard euro
belasting heft op sociale huurwoningen mag je als
overheid niet verwachten dat alle huren in steden en
dorpen gaan dalen. Corporaties kunnen dit financiële
gat niet dichten met interne bezuinigingen. We moeten
wel verkopen om een deel van de voorraad betaalbaar
te houden en te kunnen blijven investeren.
Ik heb de indruk dat we als een gladiator tussen vier
paarden zijn gebonden. #1 De verhuurderheffing
veroorzaakt grote druk op de betaalbaarheid en
beschikbaarheid van goedkope sociale huurwoningen.
#2 Corporaties moeten meer hun schulden aflossen
zodat ze weer beter in staat zijn te investeren in de
woningvoorraad. Dus moeten ze woningen verkopen.
#3 Het verzet van gemeenten tegen verkoop van
woningen vult de kranten, terwijl het veelal om niet
meer dan een paar procent van de sociale voorraad
gaat die nota bene niet eens verloren gaat bij een
verkoop. #4 Voor Vestia geldt daar bovenop dat
wij niet alleen verkopen voor onze eigen financiële
gezondheid, maar ook voor die van de andere
corporaties. Want als Vestia niet slaagt krijgen zij
(nogmaals2) de rekening gepresenteerd.
Arjan SchakenbosArjan Schakenbos studeerde bestuurskunde in Nijmegen en werkte als managing partner bij Twynstra Gudde voordat hij in 2004 voorzitter werd van de raad van bestuur van het Woningbedrijf Rotterdam. Na de fusie met de Nieuwe Unie in 2007 bekleedde hij dezelfde functie bij Woonstad Rotterdam. Vanaf 2011 was Schakenbos CEO bij woningbeleggingsfonds Vesteda. Momenteel is hij voorzitter van de Raad van Bestuur van Vestia en vervult hij als voorzitter van de raad van toezicht bij Stichting Kunsthal Rotterdam en als lid raad van toezicht Equipe Zorgbedrijven een tweetal nevenfuncties.Fotografie: Paul Tuinte
1. De activiteiten van woningcorporaties worden als gevolg van de inwerkingtreding van de nieuwe regelgeving verdeeld in zogenoemde DAEB (Diensten van Algemeen Economisch Belang) activiteiten en nietDAEB activiteiten. Alleen voor DAEB activiteiten mag staatssteun worden ontvangen.
2. De sanering van Vestia had een meerjarige saneringsheffing voor de sector tot gevolg. Het Centraal Fonds Volkshuisvesting kende Vestia in 2013 een maximale steun van € 675 miljoen plus rente toe.
En wat gebeurt er nu precies bij verkoop aan een
belegger? Het korte antwoord is: niet zo heel veel
anders dan bij verkoop aan een corporatie. Ook de
belegger betaalt verhuurderheffing, ook de belegger
zal binnen de regels van de wet de woningen beheren,
ook de belegger zal met regelmaat de woning grondig
opknappen en mogelijk op een bepaald moment de
woning verkopen aan de zittende huurder of aan een
nieuwe bewoner indien de gemeente daarmee instemt.
Natuurlijk zijn er ook verschillen, denk aan de inzet
van sociaal beheer ten behoeve van leefbaarheid,
maar dat beïnvloedt de huurprijs, de betaalbaarheid,
slechts beperkt. En wij merken dat beleggers open
het gesprek aangaan over vraagstukken rondom
woonruimteverdeling.
Iemand die op deze manier gevierendeeld wordt kun
je niet vragen de pijn in één van de ledematen te
ontkennen. Wij zien als geen ander dat betaalbaarheid
onder druk staat, wat het kritisch kijken van gemeentes
naar verkoop van sociale huurwoningen legitimeert.
Maar wanneer de discussie over betaalbaarheid en
verhuurderheffing wordt vertaald in “u moet geen
woningen meer verkopen” dan worden de problemen
eerder nog groter. Het wordt een onzuivere discussie
en het vertroebelt de besluitvorming.
En vergis je niet, we lopen daarmee het risico dat (inter)-
nationale beleggers de Nederlandse markt snel weer
voorbij gaan.
Mijn hoop en verwachting is dat men meer inhoudelijk
en minder politiek gaat kijken naar de verkoop. Dat
corporaties en gemeente belangen open bespreken en
zoeken naar een ‘win-win’ die breder is dan de lokale
situatie. Denk aan de omvang en het type woningen,
de situatie bij de verkopende corporatie en de intenties
van de kopende partij. Vestia zal blijven verkopen om
de andere corporaties niet met een rekening op te
zadelen. Een verantwoordelijkheid die Vestia neemt
om de resterende sociale huurwoningen goed en
betaalbaar te houden, zodat de rekening niet linksom
of rechtsom bij huurders terecht komt. En mocht die
omstreden verhuurderheffing ook nog eens van tafel
gaan, dan bestaat de kans dat we deze vierendeling het
hoofd kunnen bieden.
Management Advies Automatisering Bouw Huisvesting Vastgoed
Knap als je met je eerstecarrièrestap Nederlandvooruit brengt.
De vakfanaten van Brink Management & Advies bieden besluitvormers in bouw, huisvesting en vastgoed grip en perspectief. We combineren kennis van vraag- en aanbodzijde om solide oplos-singen te leveren die duurzaam werken en bijdragen aan een betere balans in de markt. In onze netwerkorganisatie krijg je alle ruimte voor je eigen ontwikkeling en werk je vanaf de eerste dag mee aan boeiende projecten. Zo maakten we de spectaculaire herhuisvesting van de Nachtwacht mogelijk en geven we het internationale gerechtshof integrale adviezen rondom de nieuwbouw. Kijk op onze website als je wilt samenwerken met professionals die denken én doen!
brinkgroep.nl knap werk
18
RICS: nieuwe woningwet is stimulans voor corporatiesector
Onlangs heeft de Eerste Kamer
ingestemd met de Herzieningswet
Toegelaten Instellingen Volkshuisvesting,
als onderdeel van de Woningwet
(Ministerie van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties, 2015). Hiermee
werd een belangrijke stap gezet in de
hervorming van de sociale huurmarkt
en de wijze waarop woningcorporaties
zich in de toekomst moeten organiseren,
financieren en verantwoorden.
Aanleiding om de Woningwet op dit punt te herzien is vooral
de constatering van de overheid dat corporaties zich weer
zouden moeten richten op hun kerntaak: het binnen hun eigen
gemeente aanbieden van huisvesting aan mensen met een laag
inkomen. Dit is enerzijds een reactie op het loslaten van de
Rijkssturing van het volkshuisvestingsbeleid, de expansie van hun
werkgebied, alsmede bovenlokale fusies en uitbreiding van hun
activiteiten met commerciële ontwikkelingen en vastgoed met een
maatschappelijke functie. Dit heeft de afgelopen twee decennia
druk gezet op de verhoudingen tussen overheid en instellingen,
waarbij de vaststelling van de regering is geweest dat het interne
toezicht veelal tekortschoot.
Ambities van BlokMen zou deze wetswijziging kunnen bestempelen als achterstallig
onderhoud en vervolgens overgaan tot de orde van de dag. Dit zou
er echter van getuigen dat de ambities van minister Blok worden
onderschat. Daarnaast wordt op deze wijze voorbij gegaan aan een
ontwikkeling in de vastgoedmarkt die gaande is en onomkeerbaar
is: ruimte geven aan nieuwe denkers en doeners die integer en
transparant willen werken onder professionele omstandigheden.
Laat ik beginnen met een toelichting op de ambities van minister
Blok.
“Het is een onomkeerbaar proces:
ruimte geven aan nieuwe denkers en
doeners die integer en transparant
willen werken onder professionele
omstandigheden."
In de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel
in december 2014 geeft Blok inzicht in zijn ambities
(Algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst,
2014). Zo geeft hij commentaar op de conclusie van
de Enquêtecommissie Woningcorporaties dat het
inzicht in de doelmatigheid en doeltreffendheid van
corporaties ontbreekt. Minister Blok stelt dat hij
een groot voorstander is van transparantie over de
prestaties die geleverd worden met publiek geld. Het
beschikbaar krijgen van open data om daarmee de
vergelijkbaarheid tussen corporaties en het inzicht
voor gemeenten en huurdersorganisaties te vergroten
wordt door de minister als ambitie gepresenteerd.
Marktwaarde als basis voor vergelijkbaarheidDaarmee samenhangend is zijn uitspraak om te komen
tot één waarderingsbegrip voor woningcorporaties.
Dit dient de marktwaarde in verhuurde staat te zijn.
De uitleg daarbij is duidelijk. Willen corporaties
vergelijkbaar zijn met andere (lees: commerciële)
verhuurders, dan is overstappen naar dit waardebegrip
noodzakelijk. Kiezen voor marktwaarde moet tevens
voorkomen dat de bestaande verwarring met
begrippen als historische kostprijs en bedrijfswaarde
blijft voortbestaan. Zeker in het publieke debat
leidt dit regelmatig tot een verkeerd beeld van de
vermogenspositie van corporaties.
Waarderingshandboek corporatiesMinister Blok heeft het Centraal Fonds Volkshuisvesting
(CFV) gevraagd om het begrip marktwaarde in verhuurde
staat uit te werken tot een eenduidige richtlijn voor de
sector (Centraal Fonds Volkshuisvesting, 2014).
ing. Onno Hoff MRE MRICSSamen met drie andere partners startte Onno Hoff eind 2014 met Pin Oak Asset Management. Hun dienstverlening richt zich op het bieden van full service fund en asset management. Binnen Pin Oak is Onno verantwoordelijk voor interimmanagement en advisering van corporaties en vermogensbeheerders op het gebied van portefeuillemanagement en asset management. Daarnaast is hij bestuurslid van RICS Nederland. Voorafgaand aan Pin Oak werkte hij zeven jaar als managing director residential en fund director bij a.s.r vastgoed vermogensbeheer en daarvoor was hij werkzaam bij Vesteda, Heijmans en Bouwfonds.
19SERV ICE M AGA ZINE JUNI 20 15
Het hieruit voortgekomen Waarderingshandboek (Ortec Finance BV,
2014) riep begin maart 2015 bij RICS een aantal vragen op (RICS
Nederland, vakgroep Wonen, 2015). Opvallend was dat nergens werd
gerefereerd aan bestaande internationale taxatierichtlijnen (IVS).
Het geeft de indruk dat het handboek een product is van wat nu al
wordt toegepast in de corporatiesector. Om het sterker te zeggen:
de sector beschouwt zichzelf als maatstaf. Opvallend daarbij is de
zinsnede uit de adviesbrief van het CFV dat er overeenkomsten,
maar ook verschillen werden aangetroffen in de methodiek en de
gehanteerde gegevens bij corporaties die het marktwaardebegrip
al hanteren in hun jaarrekening, bovendien gebaseerd op keuzes
en aannames die vaak niet werden onderbouwd (Ortec Finance BV,
2014). Een voorstel voor eenduidigheid in een handboek klinkt dus
niet onlogisch, maar of het verstandig is om die te baseren op de
huidige methodiek binnen de eigen sector is een vraag die gesteld
mag worden.
In het advies werd gepleit voor een ‘full’ versie en een ‘light’ versie
waarderen. Dit laatste werd vooral ingegeven door de op zich
nuttige, maar ook doorgeslagen wens de administratieve lasten voor
corporaties beheersbaar te houden door de tussenkomst van een
externe taxateur vrijwel volledig te weren uit het waarderingsproces.
In de aangenomen wetswijziging heeft dit voorstel stand gehouden
en het zal dan ook in de komende periode nader worden uitgewerkt.
Praktijk bij beleggersIn dit kader zal de praktijk van de institutionele beleggers worden
bekeken. Die werken al vele jaren met de marktwaarde in verhuurde
staat en juist daar blijkt dat de wisselwerking met externe taxateurs
heeft gezorgd voor stevige inhoudelijke discussies over de markt en
de door de taxateurs gehanteerde parameters. De finale toets vindt
nog eens jaarlijks plaats door de accountant. Juist het inschakelen
van een onafhankelijke externe taxateur met zicht op de gehele
markt is een instrument dat in het advies terzijde wordt geschoven.
Omwille van de beperking van administratieve lasten wordt gekozen
voor een modelmatige taxatie, waarbij degene die beoordeeld
wordt op de vastgoedsturing ook degene is die het model zou
kunnen vullen. Dit draagt niet bij aan een onafhankelijk en objectief
taxatieproces.
RICS stelde in haar position paper de vraag of een taxateur een
taxatie opdracht, waarbij enig maatschappelijk vertrouwen in het
geding is, wel mag aanvaarden als deze gepaard gaat met instructies
of dwingende regels (zoals een voorgeschreven methodiek of
bepaalde verplichte uitgangspunten) die zouden kunnen verhinderen
dat hij op de marktwaarde uitkomt.
“De juistheid van een taxatie is nooit helemaal te
verifiëren noch te falsificeren."
Mede naar aanleiding van het commentaar van RICS op het Waarde-
rings handboek is er nogmaals een breed ingestoken consultatieronde
uitgevoerd. Eind april werd tijdens een klankbordgroep op het
Ministerie van Binnenlandse Zaken stilgestaan bij een nieuwe versie
van het Waarderingshandboek. Een belangrijke conclusie was dat
het Waarderingshandboek een levend document moet worden.
Regelmatige bijstelling door actualisatie van de gehanteerde para-
meters en kengetallen zal onderdeel worden van een nog nader
uit te werken procesgang.
De oproep voor een onafhankelijk samen gesteld
adviesorgaan, met vertegenwoordigers uit de markt,
alsmede aansluiten bij de 28 aanbevelingen van
het Platform Taxateurs en Accountants (Platform
Taxateurs en Accountants, 2013) werd ter harte
genomen. De belangrijkste verbeteringen in het
Waarderingshandboek zien toe op de volgende
onderdelen:
1. Thans wordt verwezen naar de internationale
taxatiestandaarden van de IVS;
2. Er is meer rekening gehouden met lokale markt-
omstandigheden bij het kiezen van de parameters
in het handboek;
3. Een aantal parameters krijgt een centrale basis,
zodat er meer uniformiteit is gegarandeerd (o.a.
inflatie en kostenindex);
4. Het aantal vrijheidsgraden wordt mogelijk uitgebreid,
waardoor een taxateur in de full versie meer moge-
lijk heden heeft om op de marktwaarde te komen
en een aannemelijkheidsverklaring af te geven;
5. Het voorstel is nu om te werken met een basisversie
en een full versie. De light versie wordt mogelijk
alleen in uitzonderingsgevallen toepasbaar;
6. Expliciet is opgenomen dat deze waardering
toegepast wordt voor de jaarrekening en nauwelijks
geschikt is voor vastgoedsturing. Er is een compleet
nieuwe hoofdstuk Kaderstelling toegevoegd;
7. In de discussie werd meermaals gewezen op het in
orde maken van de vastgoedadministratie bij
corporaties en de doorontwikkeling van het hand -
boek als positief in het kader van professionalisering
in de corporatiesector.
De beoogde ambities van Minister Blok zijn met deze
verbeterde aanpak van een modelmatige waardering
van de marktwaarde in verhuurde staat bij woning-
corporaties weer een stap dichterbij gekomen.
‘Marktwaarde’ is naar zijn aard immers een opinie
van een taxateur inzake de uitkomst van een theo-
retische verkooptransactie. Marktwaarde is daarmee
een inschatting van een professional die altijd een
zekere mate van onzekerheid met zich mee brengt.
Marktwaarde is niet – althans niet a priori – gelijk
te stellen aan de uitkomst van een model, hoe
geavanceerd dat model ook is. De juistheid van
een taxatie is nooit helemaal te verifiëren noch te
falsificeren. Vanwege dit onvermijdbare “uncertainty-
vraagstuk” is juist de zorgvuldigheid van het taxatie-
proces en onafhankelijkheid van de taxateur van grote
betekenis (Platform Taxateurs en Accountants, 2013).
Dat brengt mij op de tweede ontwikkeling in de vast-
goedsector: de onomkeerbare tendens naar een verdere
professionalisering in de gehele vastgoedmarkt. Niet
alleen op het gebied van vaardigheden en kennis, maar
ook op het gebied van normen en waarden.
20
Bijkomende voordelenOp dit moment hanteert circa 10 procent van de woning corporaties
de marktwaarde voor de jaar rekening. Voor het merendeel van de
corporaties betekent de overstap dus een ingrijpende verandering
in de manier van werken en denken. Dat vraagt niet alleen om een
goede inrichting van het taxatieproces en de primaire systemen,
maar biedt ook kansen om een aantal bijkomende effecten van deze
maatregel te benutten. Een plek in het proces voor een onafhankelijke
taxateur zal een impuls geven aan de verbetering van de vastgoed-
administratie, de betrouwbaarheid van vastgoeddata en het gebruik
van actuele marktinformatie.
In de stukken die werden verspreid bij het advies van het CFV wordt
deze conclusie gedeeld: “Ook voor de bedrijfsvoering van corporaties
heeft de marktwaarde waardering belangrijke voordelen. De markt-
waarde en de daaraan ten grondslag liggende marktconforme kas-
stromen bieden inzicht in de wijze waarop het vastgoed wordt
geëxploiteerd. Het biedt daarmee de mogelijkheid om onderscheid te
maken tussen de maximale verdiencapaciteit van het vastgoed en de
inzet daarvan voor maatschappelijke activiteiten voor de doelgroep.
Daarnaast kan er beter worden gestuurd op eventuele inefficiënties.
Het inzicht van de besteding van middelen naar maatschappelijke
activiteiten en eventuele inefficiënties is ook voor het toezicht van
belang (Centraal Fonds Volkshuisvesting, 2014).”
Het gebruiken van informatie uit taxaties voor inzicht en het meten
van prestaties, eventueel verrijkt met externe bronnen, is momenteel
een grote uitdaging in de vastgoedmarkt. Regelgeving en toezicht
zijn aangescherpt als gevolg van de kredietcrisis en onderzoeken
naar (vastgoed)fraude in de wereld van projectontwikkelaars en
institutionele beleggers. Zowel bij vastgoedvermogensbeheerders,
die onder toezicht staan van De Nederlandsche Bank (DNB) en de
Autoriteit Financiële Markten (AFM), als bij woningcorporaties
wordt meer aandacht gevraagd voor risicomanagement en het
aantonen van maat schappelijke en financiële prestaties.
Nieuwe denkers en doenersDeze aandacht voor het beheersen van risico’s moet zorgen voor
een verbetering in de wijze waarop organisaties momenteel
hun bedrijfsvoering inrichten. Dat vraagt om goed opgeleide
medewerkers die op hun beurt het voortouw nemen bij de
verbetering van de primaire processen en de aanschaf van
hoogwaardige kennissystemen die vastgoedsturing makkelijker
en inzichtelijker maken.
Ik denk dat het van belang is te onderkennen dat deze professiona-
lisering niet volledig kan steunen op processen, voorgeschreven
modellen en regelgeving. Een groot deel van de verantwoordelijkheid
komt ook op de schouders van de mensen die het werk moeten
uitvoeren. Aangescherpt toezicht en toegenomen regeldruk vragen
om een andere manier van denken en werken. Dat vraagt ook om
ruimte van bestuurders om dit te promoten en mogelijk te maken.
De aandacht voor integer (kunnen) werken, alsmede het bespreek-
baar maken van ethische vraagstukken winnen aan terrein. Organisaties
die actief werken aan de ontwikkeling van hun medewerkers op
vakinhoudelijk gebied én op het gebied van normen, waarden en
voorbeeldgedrag zullen in mijn ogen succesvoller zijn op de lange
termijn.
Onomkeerbaar procesIn mijn ervaringen als bestuurslid bij RICS Nederland
zie ik die tendens ook. De verbetering van interne
processen, sturing op vastgoedwaarde en onafhanke-
lijke toetsing op prestaties en risico’s zijn in combinatie
met een groeiend besef van ethisch handelen voor
mij een duidelijk signaal dat er een onomkeerbaar
proces van professionalisering in de vastgoedsector
gaande is. Dit zal zeker bijdragen aan de door minister
Blok gewenste transparantie en toenemende vergelijk-
baar heid van partijen die daarin werkzaam zijn.
RICS is een internationale organisatie die professiona-
liteit, taxatiestandaarden en ethische normen verzorgt
en waarborgt in de vastgoedmarkt in de breedste zin
van het woord. Mensen zijn lid op persoonlijke titel.
RICS acteert in het algemeen belang en overstijgt
daar bij de individuele belangen van haar leden. Het
ledenlandschap van RICS is divers en kent vertegen-
woordigers uit alle (commerciële- en maatschappelijke)
geledingen van de vastgoedmarkt in Nederland.
Veel mensen herkennen zich in de standaard die RICS
nastreeft en worden na een gedegen assessment lid
van de vereniging. Enkele toonaangevende vastgoed-
bedrijven in Nederland hebben zichzelf als doel gesteld
om met hun gehele management team op te gaan voor
de RICS accreditatie.
BronvermeldingAlgemene commissie voor Wonen en Rijksdienst.
(2014). Verslag van een wetgevingsoverleg d.d. 8
december 2014. Den Haag: Tweede Kamer der Staten-
Generaal.
Centraal Fonds Volkshuisvesting. (2014). Advies
uitwerking marktwaarde in verhuurde staat . Baarn:
CFV.
Ortec Finance BV. (2014). Analyse individuele
handboeken waarderen marktwaarde. Rotterdam: Ortec
Finance B.V.
Ortec Finance BV. (2014). Handboek modelmatig
waarderen marktwaarde in verhuurde staat. Rotterdam:
Ortec Finance B.V.
Platform Taxateurs en Accountants. (2013). Goed
gewaardeerd vastgoed, 28 aanbevelingen voor taxeren
en taxatierapporten. NBA.
RICS Nederland, vakgroep Wonen. (2015). Position
paper: Waarderen marktwaarde in verhuurde staat.
Voorburg: RICS Nederland.
21SERV ICE M AGA ZINE JUNI 20 15
Financiële effecten van de herziene WoningwetPer 1 juli 2015 wordt de Herzieningswet
Toegelaten Instellingen Volkshuisvesting
(Herzieningswet) van kracht. Met de
invoering van deze wet kunnen woning-
corporaties op hoofdlijnen hetzelfde
blijven doen als voorheen, namelijk
voorzien in goede en betaalbare
woningen. De invoering heeft echter
wel verregaande gevolgen voor de com-
merciële activiteiten en bedrijfsvoering
van woningcorporaties. De Herzienings-
wet gaat onder andere in op het
werkgebied van woningcorporaties,
de rol van gemeenten en huurders-
organisaties, het toezicht en het
scheiden van de sociale en commerciële
activiteiten in de administratie.
Daarnaast verplicht minister Blok
woningcorporaties via de Herzieningswet
de huurprijzen betaalbaar te houden
voor huishoudens met een smalle beurs.
Inperking werkdomeinDe Herzieningswet heeft als doel de lokale binding van
woning corporaties te vergroten. Verschillen in schaal tussen
woningcorporaties en woningmarktgebieden brengen mogelijk
tegenstrijdige belangen met zich mee. Huurinkomsten afkomstig een
gemeente hoeven niet bij dezelfde gemeente terug te komen in de
vorm van investeringen. Om hier iets aan te doen wordt Nederland
opgedeeld in verschillende woningmarktregio's.
Een woningcorporatie mag vervolgens nog maar in één
woningmarktgebied actief zijn. Buiten dit kerngebied
mag de woningcorporatie het bestaande bezit niet
meer uitbreiden, maar nog wel beheren en waar nodig
herontwikkelen.
De Herzieningswet bepaalt daarnaast dat corporaties
weer terug moeten naar hun maatschappelijke kerntaak.
De focus van de werkzaamheden moet weer komen
te liggen op het beheren en exploiteren van sociaal
woningvastgoed en het direct daarmee verbonden
maatschappelijk vastgoed. Woningcorporaties mogen
nog investeren in de bouw van commercieel vastgoed
en koopwoningen, maar alleen als er aantoonbaar sprake
is van marktfalen. Om dit aan te kunnen tonen dienen
woningcorporaties een markt- en rendementstoets uit
te voeren. Pas nadat goedkeuring is verkregen van de
toezichthouders mag er worden geïnvesteerd in het
voorgenomen nieuwbouwproject.
“Het verplicht passend toewijzen
zal voor veel woningcorporaties een
negatief effect gaan hebben op de
ontwikkeling van huurinkomsten."
In tegenstelling tot de ontwikkeling van het sociale
woningvastgoed mag de ontwikkeling van commercieel
vastgoed niet met garantie van de overheid (WSW
borging) worden gefinancierd. Dit betekent dat woning -
c orporaties voor de betreffende investering commerciële
financiering dienen aan te vragen of eigen middelen
dienen in te zetten. Gezien de veelal beperkte
omvang van de commerciële vastgoedportefeuille
is de verwachting dat woningcorporaties door
deze maatregelen in de toekomst nog beperkt in
commercieel vastgoed gaan investeren.
Jaring Hylkema MSc1
Jaring adviseert en ondersteunt woningcorporaties bij de implementatie van de Woningwet en bij financieel strategische vraagstukken. Daarnaast doceert hij aan de Finance Ideas Academy en verzorgt hij regelmatig trainingen over de Woningwet. Jaring heeft de afgelopen jaren een grote financieel strategische expertise opgebouwd door woningcorporaties te adviseren bij de inrichting van financiële sturing, herstructurering, fusies, aan en verkoop van vastgoed en het aantrekken van commerciële financiering.
Floris Regnault BSc2
Floris doet voor het afronden van de master Real Estate Management and Development aan de Technische Universiteit Eindhoven onderzoek naar de financiële effecten van veranderende regelgeving in de corporatiesector. Zijn afstudeeronderzoek voert hij uit bij Finance Ideas.
1 2
22
Scheiding sociale en commerciële activiteitenMet de invoering van de Herzieningswet wordt ook invulling gegeven
aan de Europese Beschikking inzake staatssteun aan woning-
corporaties. Op basis van deze beschikking mogen woningcorporaties
voor hun sociale activiteiten, de zogenaamde Diensten van Algemeen
Economisch Belang (hierna DAEB activiteiten), staatssteun ontvangen.
Voor de commerciële activiteiten (de zogenaamde niet-DAEB
activiteiten) mogen woningcorporaties echter geen staatssteun
ontvangen. Woningcorporaties mogen deze activiteiten wel uitvoeren,
maar dan in een level playing field met beleggers die niet voor
staatssteun in aanmerking komen.
Tot de DAEB-activiteiten behoort het verhuren van sociale huur-
woningen aan huishoudens met een inkomen lager dan € 34.911 en
de verhuur van maatschappelijk vastgoed. In dit verband wordt onder
staatssteun de overheidsgarantie (WSW borging) op financiering,
financiële saneringssteun van het Centraal Fonds Volkshuisvesting
(bijvoorbeeld bij Vestia) en de door gemeenten verstrekte korting op
de commerciële uitgifteprijs van grond verstaan.
Woningcorporaties worden verplicht in de administratie een
scheiding aan te brengen tussen de DAEB-activiteiten die voor
staatssteun in aanmerking komen en de commerciële (niet-DAEB)
activiteiten die niet voor staatssteun in aanmerking komen. Deze
scheiding moet voorkomen dat er kruisbestuiving kan plaatsvinden
tussen staatssteun gerelateerde activiteiten en de activiteiten die
daar niet voor in aanmerking komen. De toezichthouder CFV gaat
erop toezien dat deze scheiding wordt nageleefd en dat er bovendien
op de DAEB-activiteiten niet meer staatssteun wordt ontvangen
dan strikt noodzakelijk voor de uitvoering van de werkzaamheden.
De eventueel teveel ontvangen staatssteun kan dan door de
toezichthouder worden teruggevorderd.
Passend toewijzenMet de invoering van de Herzieningswet wordt ook het passend
toewijzen aan de primaire doelgroep heringevoerd. Met passend
toewijzen worden woningcorporaties verplicht bij het toewijzen
van sociale huurwoningen aan huishoudens die voor huurtoeslag
in aanmerking komen, de huurprijs onder de zogenoemde
aftoppingsgrenzen aan te bieden.
Het uitgangspunt is dat 95 procent van de huishoudens
die, op basis van hun inkomen, voor huurtoeslag
in aanmerking komen bij toewijzingen worden
gehuisvest in een woning met een huur tot de
aftoppingsgrens. Deze aftoppingsgrens is afhankelijk
van de huishoudensamenstelling van de huurder(s).
De toewijzing aan een huishouden is passend zodra
de huur bij aanvang van de verhuring niet hoger is
dan de aftoppingsgrens zoals weergegeven in tabel 1.
“Duurzaamheidsinvesteringen kunnen
als gevolg van passend toewijzen onder
druk komen te staan."
Op het passend toewijzen werd tot 2008 toegezien
door de gemeenten. De destijds geldende norm was
dat er maximaal vier procent niet passend toegewezen
mocht worden. Daarnaast verzorgde de gemeente
ook het uitkeren van huursubsidie. In 2008 is deze
taak overgegaan naar de belastingdienst. Deze
overgang bracht zulke problemen met zich mee dat
de passendheidstoets met terugwerkende kracht is
afgeschaft tot 1 januari 2008 (Companen, 2014).
Door de verschuiving van de verantwoordelijkheid
voor de huurtoeslag is in de thans nog geldende
wetgeving geen harde eis gesteld aan het aandeel
passende toewijzingen. Wel is in de huidige wetgeving
opgenomen dat sociale huurwoningen met voorrang aan
huurders met recht op huurtoeslag toegewezen dienen
te worden. Om toe te zien dat de woningcorporaties
de toewijzing passend zouden blijven uitvoeren zijn
er intentieafspraken gemaakt met Aedes. Sinds de
afschaffing van het verplicht passend toewijzen is
het aandeel van de huurwoningen dat niet passend is
toegewezen (huurprijs te hoog ten opzichte van het
inkomen) echter gestegen naar ruim 23 procent, zie
figuur 1. Hierdoor kan achteraf vastgesteld worden dat
woningcorporaties zich niet aan de afspraken uit de
intentieverklaring hebben gehouden.
1 - 2 personen > 3 personen
Huur boven liberalisatiegrens
(> € 710,68)
Geen recht huurtoeslag
Huur van aftoppingsgrens tot
liberalisatiegrens
(< € 710,68)
Te duur niet
passend
Te duur niet
passend
Huur tot aftoppingsgrens drie
en meepersoonshuishouden
(< € 618,24)
Passend
Huur tot aftoppingsgrens een
en tweepersoonshuishouden
(< € 576,87)
Passend
TABEL 1
Vereenvoudigde weergave grenzen huurtoeslag
FIGUUR 1
Passendheid toewijzingen door woningcorporaties
bron: Aedes 2014, CFV 2013
100%
90%
80%
70%
60%50%
40%
30%20%10%0%
Te duur
niet
passend
Te
goedkoop
niet
passend
Passend2009 2010 2011 2012 2013
23SERV ICE M AGA ZINE JUNI 20 15
Financieel effect De argumentatie achter de herinvoering van passend toewijzen is
dat minister Blok vindt dat de overheidsuitgaven op het gebied
van huurtoeslag als gevolg van de afschaffing van het passend
toewijzen in 2008 fors zijn toegenomen. Om deze stijging een halt
toe te roepen verplicht minister Blok woningcorporaties voortaan
weer passend toe te wijzen. De overheidsuitgaven lijken echter
voornamelijk gestegen te zijn door een forse toename van het aantal
huishoudens die recht hebben op huurtoeslag en niet doordat
het gemiddelde bedrag dat deze huishoudens aan toeslag heeft
ontvangen is gestegen, zie figuur 2.
“De Herzieningswet biedt naast passend
toewijzen ook kansen op het gebied van te
liberaliseren bezit."
Het verplicht passend toewijzen zal voor veel woningcorporaties een
negatief effect gaan hebben op de ontwikkeling van huurinkomsten.
Bij de toewijzing van huurwoningen werd in 2013 nog in ruim 23
procent van de gevallen een huurprijs gevraagd die hoger ligt dan
de maximaal toegestane huurprijzen op basis van passend toewijzen.
Om aan verplichte norm van passend toewijzen te kunnen voldoen
worden woningcorporaties gedwongen bij de toewijzing lagere
huurprijzen in rekening te brengen dan dat ze op basis van hun
streefhuurbeleid van plan waren te vragen.
Een daling van de toekomstige inkomsten zorgt er tevens voor dat
de investeringscapaciteit van woningcorporaties zal afnemen.
Woningcorporaties zullen hierdoor gedwongen worden scherpere
keuzes te moeten maken tussen enerzijds het betaalbaar houden van
de huurprijzen van het bestaande bezit en anderzijds het creëren
van investeringsruimte om te kunnen investeringen in renovaties en
nieuwbouw.
Daarnaast kunnen duurzaamheidsinvesteringen als gevolg van passend
toewijzen onder druk komen te staan. Voor het verbeteren van het
energielabel van een sociale huurwoning zijn vaak forse investeringen
nodig. Deze investeringen kunnen worden terugverdiend door de
huurprijzen na de investering te verhogen. Als de huurprijs na de
investering echter uitkomt boven de geldende aftoppingsgrens dan
wordt de woningcorporatie gedwongen bij toewijzing de huurprijs
te matigen. De vraag is dan of woningcorporaties financieel nog
uitkomen bij investeringen in duurzaamheidsmaatregelen als deze
niet geheel terugverdiend kunnen worden.
Vergroten investeringscapaciteit De Herzieningswet biedt woningcorporaties naast
de beperking van het passend toewijzen ook de
mogelijkheid om een deel van haar sociale bezit
aan te wijzen als commercieel te verhuren bezit.
De staatssteunregels zijn in dat geval dan niet van
toepassing op het commercieel geclassificeerde
bezit. Dit biedt woningcorporaties het grote voordeel
dat er op deze portefeuille extra inkomsten kunnen
worden gegeneerd. Bijkomend voordeel is ook dat
sociale huurwoningen die na mutatie commercieel
worden verhuurd (boven de liberalisatiegrens) niet
meer aangeslagen worden voor de verhuurderheffing
(belasting op de verhuur van woningvastgoed). Voor
een gemiddelde huurwoning met een WOZ-waarde van
€ 150.000 scheelt dat al snel € 800 aan belasting op
jaarbasis. Gecombineerd met een huurverhoging van
€ 150 per maand levert dit per woning € 2.600 aan
extra inkomsten op. Woningcorporaties kunnen zo -
doende door het voeren van specifiek beleid met
te liberaliseren woningen de gevolgen van de lagere
kasstromen opvangen en daarmee de investerings-
capaciteit verruimen of daarmee de huren van de
sociale woningvoorraad betaalbaar houden.
BronvermeldingCBS (2014). Samenstelling inkomen; particuliere
huishoudens naar diverse kenmerken. Verkregen van
http://statline.cbs.nl/Statweb/selection/?DM=SLNL&PA
=70991NED&VW=T
Centraal Fonds Volkshuisvesting (2013). Corporatie in
perspectief. Verkregen van http://www.cfv.nl/media_
dirs/11076/media_files_data/data_cip_2013.xlsx
Companen (2014). Achtergrondne en gevolgen van
het afschaffen van de passendheidtoets. Verkregen
van http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-
publicaties/rapporten/2014/11/12/rapport-companen-
achtergronden-en-gevolgen-van-het-afschaffen-van-
de-passendheidstoets.html
Corporatie Benchmark Centrum (2014). Corporatie in
perspectief. Verkregen van https://cbc.databank.nl/
files/Data%20CiP%202014.xlsx
Rijksoverheid(2014). Herzieningswet toegelaten
instellingen volkshuisvesting. Verkregen van http://
www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-
en-publicaties/kamerstukken/2014/10/28/
wettekst-herzieningswet-toegelaten-instellingen-
volkshuisvesting/wettekst-herzieningswet-toegelaten-
instellingen-volkshuisvesting.pdf
Rijksoverheid(2015). Ontwerpbesluit toegelaten
instelling volkshuisvesting. Verkregen van http://
www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-en-
publicaties/besluiten/2015/02/06/ontwerpbesluit-
toegelaten-instellingen-volkshuisvesting-2015/
ontwerpbesluit-toegelaten-instellingen-
volkshuisvesting-2015.pdf
FIGUUR 2
Omvang huurtoeslag, bron: CBS, 2014
120
115
110
105
100
Ove
rhei
dsui
tgav
en
in m
ln e
uro
Inde
x
2600
2500
2400
2300
2200
21002009 2010 2011 2012 2013
Geïndexeerd gemiddeld
ontvangen bedrag
huurtoeslag
Geïndexeerd aantal
ontvangers huurtoeslag
Overheidsuitgaven
huurtoeslag
FIGUUR 1
Passendheid toewijzingen door woningcorporaties
bron: Aedes 2014, CFV 2013
24
Nieuwe verhoudingen in de volkshuisvestingMeer zeggenschap voor huurders
Het corporatiebestel stamt uit het begin
van de twintigste eeuw. Met het vast-
stellen van de Woningwet in 1901
maakte de overheid zich mede verant-
woordelijk voor de beschikbaarheid van
voldoende, betaalbare woningen.
“In de “schaduw” van die nieuwe
Woningwet ontstond de woning-
corporatie, zoals we die nu nog steeds
kennen. Een private, non-profit
organisatie op de woningmarkt, maar
verbonden met een publieke taak, door
specifieke wet- en regelgeving, subsidies
en financiering.” (de Jong, 2013, p. 11)
Ongeveer een derde van alle Neder-
landers woont in een corporatie woning.
Daarmee spelen de corporaties een
belangrijke rol in het wonen in
Nederland. Corporaties zijn niet weg te
denken uit de nederlandse volkshuis-
vesting. Helaas gaat er wel eens wat
mis, zoals bleek uit de parlementaire
enquête Woningcorporaties in 2014.
BruteringDe brutering in de jaren 90, waarbij woningcorporaties
werden verzelfstandigd, was de basis van het systeem
zoals het de afgelopen twintig jaar heeft gefunctioneerd.
Tegelijkertijd lag het ten grondslag aan een hoop van
de problemen die bij de parlementaire enquête de
revue passeerden.
In 1989 trad staatssecretaris Heerma aan. Hij kwam
met voorstellen die corporaties op eigen benen in de
markt moesten laten staan. Dit vormt de achtergrond
voor de brutering in de eerste helft van de jaren
90. In deze brutering werden alle objectsubsidies
in de sociale woningbouw in één keer afgekocht.
Corporaties werden niet langer gesubsidieerd, maar
waren voortaan zelfstandige bedrijven met een sociaal
oogmerk. De voorstellen van Heerma werden in 1993
vrijwel geheel overgenomen in een pakket aan regels,
de nieuwe Woningwet en het Besluit Beheer Sociale
Huursector (BBSH) (de Jong, 2013). De overheid trok
zich terug, de corporaties moesten zich zelf reguleren.
Dat paste in het overheidsbeleid van deregulering en
privatisering, wat in dezelfde periode ook leidde tot
de privatisering van bijvoorbeeld de NS en de PTT.
Tot die tijd waren veel corporaties verenigingen, met
een interne verenigingsdemocratie en een verkozen
bestuur.
De verzelfstandiging van de corporaties heeft
niet alleen gezorgd voor ruimte tussen politiek en
corporaties, maar heeft ook de invloed van huurders
op hun corporatie verkleind. De veelzeggende titel
‘ver van huis’ die de enquêtecommissie koos voor haar
eindrapport, geeft ook te denken over de afstand van
de corporaties ten opzichte van de huurders in dat
huis.
Parlementaire enquête woningcorporatiesBegin 2012 komt het schandaal met Vestia naar buiten.
De grootste corporatie van Nederland heeft voor ruim
23 miljard euro aan derivatencontracten afgesloten
met banken. Dit is uiteindelijk de reden dat de Tweede
Kamer besluit tot een parlementaire enquête naar
de woningcorporaties om te onderzoeken of de vele
incidenten voortvloeien uit structurele tekortkomingen
in het corporatiestelsel.
Marcel Trip MAMarcel Trip is communicatieadviseur bij de Nederlandse Woonbond. De Woonbond is de belangenbehartiger van huurders in Nederland. Meer dan de helft van alle hurende huishoudens is, al of niet via een plaatselijke huurderorganisatie, aangesloten bij de Woonbond.
25SERV ICE M AGA ZINE JUNI 20 15
De enquêtecommissie kwam met een uitgebreid
rapport en aanbevelingen om het stelsel aan te pakken.
Ook de positie van huurders komt daarbij aan bod. De
parlementaire commissie oordeelt dat de huurder een
stevigere positie moet krijgen in het stelsel.
‘Enerzijds omdat dit de maatschappelijke legitimiteit
van het stelsel vergroot. Anderzijds wordt hiermee
meer tegenkracht georganiseerd binnen een
corporatie en fungeert de huurder op onderdelen
als een zogenaamde derde laag.” (parlementaire
enquêtecommissie Woningcorporaties, 2014, p. 33)
Kortom, de machtsverhoudingen moeten verschuiven,
waardoor de huurders een grotere stempel kunnen
drukken op het beleid van de corporatie. Het gaat
immers over de huur die zij betalen en het dak boven
hun hoofd. Daarbij wordt ook gesteld dat de minister
er voor moet zorgen dat huurdersorganisaties de
(finan ciële) middelen krijgen om zich goed en
professioneel te organiseren.
Dat huurders behoefte hebben aan meer mogelijkheden
voor inspraak bleek ook uit een peiling die de Woon bond
in 2014 deed onder huurders en huurdersorganisaties.
Een grote meerderheid van de respondenten meent
dat meer zeggenschap voor huurders misstanden
bij verhuurders kan voorkomen. 89 procent van
de huurdersorganisaties en 86 procent van de
individuele huurders is deze mening toegedaan.
Twee derde van de huurdersorganisaties vindt dat
hun huurdersorganisatie of bewonerscommissie
onvoldoende zeggenschap heeft. De meest genoemde
redenen zijn dat uitgebrachte adviezen vaak niet
worden overgenomen en dat huurders te laat
betrokken worden bij het beleid van de verhuurder
(Nederlandse Woonbond, 2014).
Sterkere positie huurdersOp 17 maart 2015 is de herziene Woningwet unaniem
aangenomen door de Eerste Kamer. Met deze herziening
worden veel aanbevelingen over zeggenschap van
huurders bekrachtigd. Huurders krijgen bijvoorbeeld
een gelijkwaardige positie in het maken van de
prestatieafspraken met corporaties en gemeentes.
Woningcorporaties hebben een belangrijke rol in
het gemeentelijke huisvestingsbeleid. Gemeentes,
woningcorporaties en huurdersorganisaties leggen
dit beleid vast in de zogenaamde prestatieafspraken.
Huurdersorganisaties worden volwaardige partijen
bij het maken van deze afspraken met gemeentes en
corporaties. Dat geeft hen meer mogelijkheden om
invloed uit te oefenen op beslissingen die huurders
en woningzoekenden raken, zoals het aanbod van
betaalbare huurwoningen.
Gemeentes en huurdersorganisaties ontvangen uitgebreide informatie
van de corporaties: jaarrekening, jaarverslag, volkshuisvestelijk
verslag en een overzicht van voorgenomen werkzaamheden. Ook
moet de corporatie inzicht bieden in haar financiële mogelijkheden.
De drie betrokken partijen kunnen elkaar aan de prestatieafspraken
houden. Als zij er niet onderling uitkomen, kunnen zij geschillen
voorleggen aan de minister.
Maar huurdersorganisaties krijgen niet alleen meer te zeggen
vanwege een sterkere positie in de prestatieafspraken. In de
corporatiesector krijgen huurdersorganisaties door de nieuwe
Woningwet ook uitgebreide bevoegdheden, waardoor zij meer
invloed kunnen uitoefenen op het beleid. Zij krijgen onder andere
instemmingsrecht bij fusies en verbindingen en het recht om
minimaal een derde van de Raad van Commissarissen voor te dragen.
Bovendien wordt, naar analogie met de ondernemingsraden, beter
vastgelegd welke professionaliseringskosten door de verhuurder
worden betaald. Huurdersorganisaties mogen een externe deskundige
inhuren. De verhuurder moet deze kosten vergoeden. Verder moeten
huurdersorganisatie en verhuurder in overleg bepalen hoeveel
scholingsdagen redelijk zijn. Het minimum is vastgelegd op drie
dagen per jaar. Dit wordt vastgelegd in de Wet op het overleg
huurders verhuurder (Wohv).
Het wordt ook mogelijk om een huurdersraadpleging te houden.
Huurdersorganisaties kunnen dit middel inzetten, maar gemeentes
en corporaties ook. Op deze manier krijgen huurders een duidelijkere
stem in het beleid van hun verhuurder.
De wooncoöperatieEen andere wijziging in de herziening van de Woningwet, is de
mogelijkheid voor huurders om als collectief zelf het beheer van hun
woningen over te nemen.
Huurders krijgen de mogelijkheid om een wooncoöperatie op te
richten, waarin bewoners gezamenlijk hun huurwoning kunnen kopen
en/of het onderhoud verzorgen. PvdA-senator Adri Duivesteijn diende
bij de behandeling van de herziene Woningwet een motie in voor een
actieprogramma. De invoering van wooncoöperaties dient volgens
Duivesteijn in samenwerking met gemeentes, woningcorporaties en
huurdersorganisaties te worden gestimuleerd. De motie is aangenomen.
Dat betekent dat zelfbeheer door huurders ook actief gepromoot gaat
worden.
Kortom, de positie van huurders wordt door tal van maatregelen
versterkt. Wat de Woonbond betreft is dat een belangrijke stap.
Het gaat immers om beleid dat gaat over het dak boven hun hoofd
en de huur die zij betalen.
BronvermeldingJong, R, de (2013) De Balans verstoord.
Parlementaire enquêtecommissie Woningcorporaties (2014)
Hoofdrapport Ver van huis.
Nederlandse Woonbond (2014) Ledenraadpleging 2014.
26
Eindhoven Vooruit
De naam Eindhoven Vooruit zal niet
direct een kreet van herkenning
oproepen bij de doorsnee inwoner
van onze stad. Nee, het is geen
sportvereniging. Noch een politieke
beweging. Eindhoven Vooruit is de
naam van de eerste woningcorporatie
in Eindhoven die in 1899 het maat-
schappelijk speelveld betrad. Oprichter
was Gerard Philips, samen met broer
Anton grondlegger van het gelijknamige
wereldconcern. Gerard Philips consta-
teerde dat goede en betaalbare
huisvesting voor zijn arbeiders in
Eindhoven nagenoeg ontbrak. Met
Eindhoven Vooruit wilde hij daar iets
aan veranderen. Deze corporatie
bouwde aan de Weverstraat in Woensel
twee rijen van zes huizen. Het is het
eerste complex sociale woningbouw
in Eindhoven, en een voorschot op een
historische ontwikkeling: in negentig
jaar tijd werden door Philips en aan
het bedrijf gelieerde corporaties 35.000
woningen opgeleverd in Eindhoven.
Van de grote steden in Nederland was Eindhoven laat
met zijn woningbouwverenigingen. In Amsterdam
ging de eerste corporatie al in 1852 van start, Arnhem
volgde een jaar later. Die trage start kwam omdat
Eindhoven lange tijd een slaperige provincieplaats
was. Pas met de komst van Philips eind negentiende
eeuw zette de stad een groeispurt in: tussen 1910
en 1934 nam de bevolking toe van 30.000 naar
100.000 inwoners. Nog een kwart eeuw later waren
dat er 170.000. Philips haalde jaarlijks duizenden
arbeidskrachten van heinde en verre naar de stad,
maar een gericht volkshuisvestingsbeleid ontbrak. De
gemeente had sinds de Woningwet van 1901 ruimte
om de sociale woningbouw in gang te zetten en schoof
deze opdracht door naar het particulier initiatief
(Oorschot, 1982; Oorschot, 1985).
CoproductieHet was met name Philips dat de handschoen opnam
en de cementmolens liet draaien. Zoals in Strijp, waar
in de schaduw van het PSV stadion tussen 1910 en 1926
het Philipsdorp verrees: een markante woonwijk met
ruime woningen met grote tuinen waar de bewoners
zelf groenten kunnen telen. Vanaf de jaren 20 wierp
ook de gemeente zich op de bouw van betaalbare
huurwoningen voor de snel groeiende bevolking.
En er kwamen steeds meer nieuwe corporaties bij,
zoals de Vereniging Volkshuisvesting, St. Trudo,
St. Joseph, Patrimonium, Thuis Best en Helpt U Zelf.
Op een zeker moment waren er in de stad achttien
corporaties actief. Daarvan zijn er na talloze fusies
nog vijf over: Woonbedrijf (dat alle woningen met een
Philips label beheert), Trudo, ‘thuis, Wooninc en Vitalis
(dat is gespecialiseerd in huisvesting voor ouderen).
Zij hebben samen 40.000 sociale huurwoningen in
portefeuille (Oorschot, 1982; Oorschot, 1985; Otten,
1987; Lintsen, 2009; Regionaal Historisch Centrum
Zuidoost Brabant).
In coproductie hebben de corporaties en de gemeente
na de oorlog vorm gegeven aan de stad die Eindhoven
nu is geworden. Met veel groen, aantrekkelijke wijken
en goede gemeenschapsvoorzieningen.
drs. Yasin TorunogluYasin Torunoglu (1982, Eindhoven) studeerde na MAVO, MBO en HBO Internationale Bedrijfscommunicatie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Na zijn studie ging hij als managementtrainee aan de slag bij energiebedrijf Essent. Van 2006 tot eind maart 2013 was hij gemeenteraadslid voor de PvdA in Eindhoven. Sinds maart 2013 is hij er wethouder. Hij heeft de thema’s Wonen, Wijken, Burgerparticipatie, Vastgoed, Handhaving en Dienstverlening onder zijn hoede.
27SERV ICE M AGA ZINE JUNI 20 15
Philips liep in deze ontwikkeling lang mee voorop. En van een concern
dat altijd heeft gegrossierd in innovaties was te verwachten dat het
dat ook op dat terrein deed. Bijvoorbeeld met de Polynorm woning,
een creatie van Anthony Horowitz, de uitvinder van de Philishave.
De Polynorm was een van de eerste prefab woningen, ontwikkeld om
inwoners van Eindhoven die door het oorlogsgeweld hun huis waren
kwijtgeraakt snel een alternatief te bieden. Ook stelde Philips een
aantal medewerkers in staat om zelf huizen te bouwen; een voorloper
van het huidige Particulier Opdrachtgeverschap. In de jaren negentig
besloot het rijk de corporaties te privatiseren. Eindhoven droeg zijn
woningbezit, ondergebracht in de Sociale Woningstichting, over aan
Trudo. Deze omslag had als resultaat dat corporaties in de stad zich
ook op andere activiteiten gingen richten. De Lichttoren en Strijp-S
zijn daar actuele voorbeelden van.
Grote veranderingenAnno nu staan we aan de vooravond van grote veranderingen op het
gebied van wonen in de stad. De nieuwe Woningwet maakt dat de
rollen van de gemeente en de corporaties de komende tijd anders
verdeeld zullen worden (Rijksoverheid, 2014). Corporaties moeten
terug naar hun klassieke taak, het bouwen en beheren van betaalbare
woningen voor de inwoners van Eindhoven met een smallere beurs.
Huurders en gebruikers worden voortaan nauwer bij het woning-
bouwbeleid betrokken, en de regie over wonen, leefbaarheid, en
wijken vindt in afstemming tussen corporaties en lokale overheid
plaats. Ook in Eindhoven zijn beide partijen op dit kruispunt
aanbeland, en in nauwe samenwerking zijn we op zoek naar de
juiste weg om in te slaan. Want Eindhoven is in diverse opzichten
een andere stad geworden. Dat vraagt om nieuwe oplossingen,
creativiteit en inspirerende innovaties. In cocreatie met investeerders,
makelaars, zorgpartners, corporaties, bewoners, grote werkgevers
en de gemeenteraad wordt een Woonvisie gemaakt waarin we
een nieuwe koers uitzetten. Deze is geënt op de afspraken die
we als burgemeesters en wethouders hebben gemaakt in het
collegeakkoord. Zo’n exercitie is nodig, omdat we ons steeds
duidelijker in een andere richting ontwikkelen dan steden elders
in het land. Als de centrumstad van Brainport is Eindhoven
uitgegroeid tot het hart van de Nederlandse kenniseconomie.
We scoren hoog op de internationale ranglijsten van regio’s voor
toptechnologie (Brainport development nv, 2011) En we willen de
komende tijd nog een tandje bijschakelen op dit parcours. Daarom
hebben we technologie, kennis en design als speerpunten voor
de toekomst gekozen. Door die focus zien we een groeiende trek
van kenniswerkers, arbeidsmigranten, studenten en ander jong
talent naar Eindhoven. Een sprekend voorbeeld om deze trend te
illustreren: in 2007 telde Eindhoven 700 kenniswerkers, in 2012 waren
dat er 2400 en in 2020 zijn dat er naar verwachting rond de 5.000
(Gemeente Eindhoven, 2014). Willen we als excellente kennisregio in
de race blijven, dan moeten deze talentvolle nieuwkomers hier een
aantrekkelijke stad aantreffen.
WoonlastenEen ander belangrijk onderdeel uit de Woonvisie is de betaalbaarheid
van onze voorraad goedkope woningen. Een flink deel van onze
bevolking is daar nog altijd op aangewezen. Maar we zien dat de
woonlasten elk jaar sterker onder druk komen te staan door stijgende
huren en energiekosten. Samen met de corporaties zoeken we naar
mogelijkheden om daar iets aan te doen. Want Eindhoven moet
een inclusieve stad zijn. We heten niet alleen graag hoogopgeleide
kenniswerkers uit Azië en de Verenigde Staten welkom, we zorgen
er ook voor dat niemand in onze stad uit de boot valt en dat er een
vangnet is voor mensen die om wat voor reden dan
ook niet aan een huis kunnen komen. Ook op dat
terrein zijn er in Eindhoven projecten gaande die zijn
uitgegroeid tot een voorbeeld voor de rest van het
land.
Zoals de DOOR! formule die zorginstellingen en
corporaties samen ontwikkeld hebben. Dit concept
richt zich op mensen (bijvoorbeeld psychiatrische
patiënten) van wie het niet zeker is of ze zich
zelfstandig wel kunnen redden. Hen wordt tijdelijk
een reguliere woning toegewezen. Na een jaar woon-
begeleiding wordt dan bekeken of ze definitief de
sleutel kunnen krijgen. Met deze aanpak wordt
overlast voorkomen en krijgen kwetsbare inwoners
uit onze stad toch een dak boven hun hoofd.
Op meer fronten staan we voor nieuwe keuzes in
Eindhoven. Een flink deel van onze huizenvoorraad
bestaat uit eengezinswoningen. Demografisch zien
we echter heel andere bewegingen. Er komen meer
alleenstaanden en een- en tweepersoons huishoudens.
Daarnaast vergrijst de samenleving in een hoog
tempo. Van ouderen verwachten we dat ze met hulp
van familie en hun sociale omgeving zo lang mogelijk
zelfstandig blijven wonen. Dat verschijnsel zorgt voor
een groeiende vraag naar compactere wooneenheden
die zijn gelegen in de buurt van medische zorg en
gemeenschappelijke voorzieningen. Op een slimme
manier proberen we deze kentering op te vangen.
Bijvoorbeeld door twee alleenstaanden samen een
sociale huurwoning te laten delen.
Flexibel wonenVerder is wonen voor steeds meer mensen in
ons midden een tijdelijke zaak. Kenniswerkers,
arbeidsmigranten, starters en studenten, maar
ook personen die net gescheiden zijn of financieel
in de problemen zitten, hebben vaak behoefte aan
een woning waar ze een tijd kunnen verblijven om
vervolgens weer naar elders te vertrekken. Ook in
Eindhoven is het nodig dat er rond de vijfhonderd
van zulke ‘flexwoningen’ komen. Dat kan door het
verbouwen van bestaande woonruimte, maar ook
door leegstaande kantoren of maatschappelijk
vastgoed die bestemming te geven. Als gemeente en
corporaties proberen we hier zo inventief mogelijk
mee om te gaan. In een van de prestatieafspraken
zijn we overeengekomen dat de stad om te
beginnen in 2015 tweehonderd eenheden voor deze
‘woonpassanten’ produceert. Het past allemaal bij een
toekomstgerichte stad die ook in de volkshuisvesting
als een living lab fungeert voor nieuwe zienswijzen,
technologieën en slimme woonvormen.
Daarnaast staan we voor de opdracht om de stad te
verduurzamen. Op dat punt wacht ons een pittige
klus. De tijd dat we aan de rand van de stad op enkele
weilanden een compleet nieuwe woonwijk konden
intekenen is voorbij. De fysiek van het Eindhoven van
2035 staat nu al voor 90 procent vast.
28
Dat eist van ons dat we veranderen door het bestaande
arsenaal aan woningen en vastgoed aan te passen en
er nieuwe functies aan te geven. Dat is gecompliceerd
en vaak ook duurder. Toch zien we van dat proces van
transformatie al een aantal geslaagde voorbeelden in
de stad. Zoals Strijp-S, dat voorheen een industrie-
landschap was, het hoofdkantoor van Philips Lighting,
dat momenteel op de schop wordt genomen en De
Groene Toren.
Vooral bij het terugdringen van het energiegebruik
zijn de ambities opgeschroefd. Niet alleen vanwege
de duurzaamheid, maar ook omdat gas en elektra
steeds zwaarder drukken op de woonlasten. Met
ons beseffen de corporaties dat er op dit punt extra
maatregelen nodig zijn. Zo gaan ze proberen nieuwe
woningen energieneutraal te bouwen. Daarnaast
investeren ze extra in zonnepanelen, energiebesparing
en energieopwekking. Woonbedrijf zet in een aantal
van zijn woningcomplexen ‘klimateams’ in. Samen
met huurders gaan die kijken hoe hun ‘energiegedrag’
verbeterd kan worden.
ScheefwonenDe nieuwe Woningwet schept scherpe kaders voor
wat corporaties wel mogen en wat niet. Waar wij dat
voor de ontwikkeling van Eindhoven beter vinden
willen we daar echter van afwijken. Daar liggen
enkele politieke dilemma’s op de loer. Zoals in het
dossier over ‘scheefwonen’. Het kabinet vindt dat
het maximum inkomen voor een sociale huurwoning
op € 34.000 ligt. In Eindhoven hanteren we echter
een grens van € 43.000. Niet alleen ervaren wij
als college ‘scheefwonen’ momenteel niet als een
maatschappelijk probleem, we constateren tegelijk
dat een flinke groep huurders met een iets hoger
middeninkomen nauwelijks andere alternatieven heeft
op de lokale woningmarkt. De banken hanteren zulke
strenge eisen voor hypotheken dat een huis kopen voor
hen onder de huidige omstandigheden nauwelijks een
optie is. Om die reden is samen met de corporaties
besloten om in Eindhoven voor het komend jaar geen
inkomensafhankelijke huurverhoging door te voeren.
Ook over de leefbaarheid van wijken en buurten
willen wij in samenspraak met de corporaties verder
gaan dan het kabinet met de nieuwe wetgeving
voor ogen staat. Corporaties zijn al langer onze
natuurlijke bondgenoot als het om de kwaliteit en
aantrekkelijkheid van de woon- en leefomgeving gaat.
Ze investeren in buurtbeheer en onderhoud van het
publiek domein, cultuur in wijken en het ondersteunen
van vrijwilligers en initiatieven van bewoners. Volgens
het Rijk mag hier straks niet meer dan € 125 per
woning voor worden gereserveerd. In Eindhoven leggen
we de lat echter hoger. We hebben in overleg met
de corporaties een aantal actiegebieden in de stad
geselecteerd. Dit zijn wijken waar we tussen nu en
2018 extra geld in gaan stoppen om de leefbaarheid te
vergroten. Per wijk sluiten we daar een buurtcontract
voor af.
Een ander interessant punt uit de nieuwe Woningwet is dat het
behalve de gemeente ook de klant c.q. huurder voortaan meer
invloed geeft op het opereren van corporaties. In het Bestuurlijk
Overleg en de urgentiecommissie hebben huurders en klanten
inmiddels een zetel gekregen. Om hun positie te versterken wordt
ook bekeken of we in Eindhoven naar een uniforme wijze van
woningtoewijzing toe kunnen gaan. Nu hanteert elke corporatie
daarvoor zijn eigen systeem variërend van loting tot het verdelen
van huurwoningen via inschrijving. Inwoners in de stad ervaren
deze verschillen als een drempel bij hun zoektocht naar een woning.
Honderd jaar lang zijn corporaties en gemeente al in de slag om van
Eindhoven een stad te maken waar het goed wonen, werken en leven
is. Een stad die altijd stappen vooruit wil zetten. Gisteren, vandaag
en morgen. Waarbij Eindhoven Vooruit niet alleen een echo uit het
verleden is, maar vooral ook een aanmoediging om gezamenlijk een
mooie toekomst te maken.
• Eindhoven telt 223.000 inwoners en 143 banen
• Er zijn 104.000 woningen in de stad.
• 40% daarvan is in handen van de corporaties,
15% is particuliere huur en de andere 45% betreft koophuizen.
• Er zijn in Eindhoven bijna 11.000 ‘scheefwoners’.
Dat is een kwart van de sociale huursector.
• Het aantal studenten in Eindhoven groeit de komende vijf jaar
met bijna 10% tot 26.000. Bij de kenniswerkers is de toename
nog spectaculairder: daar verdubbelt het aantal tot ruim 5000 in
2020.
BronvermeldingBrainport development NV. (2011). Brainport 2020; top economy,
smart society. Eindhoven.
Gemeente Eindhoven. (2014). Manifest nieuwe woonvisie Eindhoven.
Eindhoven.
Lintsen, H. (2009). De canon van Eindhoven.
Oorschot, J. v. (1982). Eindhoven, een samen in verandering deel 1.
Oorschot, J. v. (1985). Eindhoven, een samen in verandering deel 2.
Otten, A. (1987). Volkshuisvesting in EIndhoven.
Regionaal Historich Centrum Zuidoost Brabant. (sd).
Rijksoverheid. (2014). Novelle vernieuwde woningwet.
29SERV ICE M AGA ZINE JUNI 20 15
Bezuinigen en toch investeren in duurzaamheid?
Corporaties hebben de grens van hun
financiële mogelijkheden bereikt.
Gewijzigde regels, zoals staatssteun,
inkomensafhankelijke verhuur, ver-
huurderheffing en Woningwet, hebben
naast toezicht en verantwoording een
aanzienlijke impact op de financiële
positie van woningcorporaties. Het
investeringsvermogen neemt af en
corporaties reageren hierop door te
bezuinigen.
Tegelijkertijd wordt aan de sector
gevraagd om miljarden te investeren
om te kunnen voldoen aan het Conve-
nant Energiebesparing Huursector.
In de masterthesis ‘Bezuinigen en toch
investeren in duurzaamheid?’ heb ik
onderzoek gedaan naar de keuzes die
corporaties maken om uitvoer te
kunnen geven aan het convenant
energiebesparing huursector rekening
houdend met de gewijzigde regelgeving
en hun financiële positie.
WoningcorporatiesDe woningvoorraad van corporaties in Nederland
bestaat uit ruim 2,4 miljoen woningen. Dit komt
overeen met een marktaandeel van ruim 30 procent.
Sinds de jaren 90 hebben corporaties een steeds
grotere rol gekregen in het functioneren van de woning-
markt in Nederland en hebben zij hun activiteiten ook
naar andere segmenten verlegd. In 1992 is het Besluit
beheer sociale-huursector (Bbsh) ingevoerd. Hierin
zijn, door het ministerie van VROM, de taken van cor-
poraties geregeld. Nadien zijn deze taken uitgebreid
waardoor ook het behoud van de leefbaarheid in wijken
en buurten er onderdeel van uitmaakt.
Na jaren van voorspoed waarin veel geld is verdiend in
een stijgende woningmarkt beschikte de corporatiesector
over een aanzienlijk vermogen. Toen steeds meer
misstanden aan het licht kwamen veranderde, ondanks
vele volkshuisvestelijke successen, het beeld van
de corporatiesector. In een krantenartikel werd
omschreven dat corporaties last hebben van zeven
‘plagen’ (Gualthérie van Weezel & Meerhof, 2010):
een slecht imago, inflatievolgende huurstijging,
stagnerende verkoopmarkt, een overheid die geld wil
afromen, hypotheekrenteaftrek, de Europese Unie
die ingrijpt en dreigende rentestijging. Corporaties
hebben feitelijk te maken met een dubbele crisis
(Gruis & van der Kuij, 2012). Zowel economisch als
politiek zijn zij onder druk gezet en als reactie daarop
zijn sloop- en nieuwbouwprognoses naar beneden
bijgesteld. Langzamerhand is duidelijk geworden dat
de middelen van de corporaties niet oneindig zijn.
Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (2011) en het
Centraal Fonds Volkshuisvesting (2011) wijzen erop dat
het beheersen van bedrijfslasten noodzakelijk is om
de financiële continuïteit te waarborgen. Het belang
hiervan wordt in het ‘Duurzaam Business-model’ van
Ortec Finance (Conijn & Kramer, 2010) onderstreept.
Dit model laat zien dat bij ongewijzigd beleid het
volkshuisvestelijk vermogen op korte termijn onder de
nullijn zakt (Figuur 1).
Gert-Jan van der Flier MSc MREGertJan van der Flier is onlangs afgestudeerd als Master of Real Estate (MRE) aan de TIAS School for Business and Society te Tilburg. Momenteel is hij als interim Adviseur Vastgoed werkzaam bij een grote gemeente. Hiervoor was hij bijna 10 jaar werkzaam in de corporatiesector onder andere als Manager Vastgoed. In die periode heeft hij de veranderingen in de sector van dichtbij meegemaakt.
30
Wijzigende regelgevingNa de verzelfstandiging van de corporaties in 1995, ook wel de
brutering genoemd, is ruimte ontstaan waardoor het mogelijk was
om met dure huurwoningen en koopwoningen geld te genereren
waarmee sociale volkshuisvesting en leefbaarheidsinitiatieven
gefinancierd konden worden. Nadat steeds meer provincies de
contingentering beëindigden, zijn gemeenten aan minder regels
gebonden voor wat betreft het realiseren van nieuwe woningen.
Dit was tevens voor veel corporaties het startsein om, al of niet op
verzoek van een gemeente, meer (toekomstige) bouwgrond aan te
kopen. Deze ontwikkelingen maakten het mogelijk om in een markt
waar ook de bouwkosten flink stegen de doelgroep te blijven voorzien
van betaalbare huurwoningen en te investeren in leefbaarheid.
De overheid heeft gedeeld in dit succes door de corporaties te
belasten met een bijdrage aan de krachtwijken en een integrale
vennootschapsbelasting.
Het grote vermogen van de sector, een aantal geconstateerde
misstanden en de crisis, die zich in 2008 aandiende, hebben de
overheid aangezet tot het wijzigen van de regelgeving. Met de
wet ‘Maatregelen Woningmarkt 2014 II’ verandert er veel voor
corporaties. Corporaties moeten zich nadrukkelijker met hun
kerntaak ‘sociale huisvesting’ bezighouden, het verdienpotentieel van
zogenoemde niet-DAEB-activiteiten wordt weggenomen, corporaties
moeten een verhuurderheffing gaan betalen en het toezicht wordt
verscherpt, wat leidt tot meer administratief werk. Het taakveld
wordt ingeperkt waardoor minder inkomsten gegenereerd kunnen
worden en corporaties hun businessmodel moeten aanpassen.
Energetische verbetering woningvoorraadMet het ondertekenen van het Convenant Energiebesparing Huur-
sector in 2012 hebben onder meer corporaties zich verplicht om:
• In 2020 ten minste een gemiddelde Energie‐Index van
1,25 (gemiddeld energielabel B) te bereiken voor de totale
huurwoningenvoorraad van de corporaties.
• Een verbetering van de woningvoorraad te
realiseren, leidend tot een woningvoorraad in 2020
waarvan 80 procent label C of beter heeft.
Om te voldoen aan dit convenant moeten corporaties
aanzienlijk investeren in het bestaande vastgoed.
Een belangrijk item vanuit het convenant is de
betaalbaarheid van huurwoningen. Zo mogen de
huren als gevolg van de energetische ingrepen
verhoogd worden mits dit, op gemiddeld complex-
niveau, leidt tot een verlaging van de woonlasten
voor de huurder. Verder wordt nadrukkelijk ingezet
op het hebben van een ambitie ten aanzien van
duurzaamheid in plaats van dwang. Sancties op het
niet nakomen van het convenant zijn daarom niet
opgenomen. Uit de voortgangsmonitor van Aedes
(SHAERE, 2013) blijkt dat in 2013 de gemiddelde
Energie Index 1,69 bedraagt wat overeenkomt met
energielabel D. Op basis van de monitoring blijkt dat
de doelstellingen nog lang niet gehaald zijn. De vraag
is of dat überhaupt voor de hele sector in 2020 gaat
lukken.
De corporatiesector verandertDe meeste regelwijzigingen hebben direct invloed
op de financiële positie van corporaties. Het eigen
vermogen zit hoofdzakelijk in de woningen en is
daardoor niet liquide. Met het wegvallen van inkomsten
uit niet-DAEB-activiteiten en een op slot zittende
woningmarkt moet de tering naar de nering gezet
worden. Zaken die de grootste impact hebben op de
bedrijfsvoering zijn onder te brengen in de heffingen,
de bedrijfsvoering en energiebesparing.
FIGUUR 1
Verloop vermogen bij basisvariant
(Duurzaam Businessmodel Ortec Finance, 2010)
Met het model ‘Duurzaam Businessmodel’ van Ortec Finance (2010) wordt
duidelijk dat bij ongewijzigd beleid het volkshuisvestelijk vermogen op korte
termijn onder de nullijn zakt. Hierbij wordt uitgegaan van inflatievolgende
huurstijging en een kostenstijging van 1 procent boven de inflatie. Verder
een continuering van het (des)investingsniveau, waaronder een nieuwbouw
volume van 30.000 en verkoop van 15.000 huurwoningen. Het volkshuis
vestelijk vermogen zou minimaal boven de 20 procent moeten blijven (rode
lijn). Het efficiënter maken van de bedrijfsvoering is dus een noodzaak
omdat anders problemen ontstaan met de financiering en realisatie van
zaken als nieuwbouw, onderhoud en maatschappelijke activiteiten.
jaren vanaf 2010100%
0%
100%
200%
300%
0 10 20 30 40 50
volkshuisvestelijk vermogen
FIGUUR 2
Verdeling energielabels corporaties 2013
(SHAERE, 2013)
HeffingenDoor de overheid worden verschillende heffingen
opgelegd zoals verhuurderheffing, vennootschaps-
belasting en saneringsbijdrage. Hier is vanuit de
individuele corporatie geen invloed op uit te oefenen.
Volgens de prognose (WSW, 2014) bedragen deze
heffingen circa 14 procent van de totale uitgaven in
2018.
35%
30%
25%
20%
15%
10%
5%
0%A++
0% 0% 0% 0,2%
0,1%
0%
4,5
%
3,5
% 2
,3%
16,3
%
1
4,4
% 1
1,7%
3
2,5%
3
2,4%
31,
5%
2
4,0%
2
5,1%
26,
2%
1
2,7%
13,7
%
15,3
%
7,0
%
7,7
%
8
,9%
2,8
%
3,1%
3
,8%
A+
SHAER 2013 SHAER 2012 SHAER 2011
A B C D E F G
31SERV ICE M AGA ZINE JUNI 20 15
Daarvan heeft de verhuurderheffing de grootste impact
op de bedrijfsvoering. De afdracht, per woning, als
gevolg van de verhuurderheffing bedraagt per jaar 1 à
1,5 keer de maandhuur. Dit is niet op te vangen door
het verhogen van de huren alleen. Daarom moeten
corporaties ook op andere vlakken geld vrij maken.
BedrijfsvoeringDe bedrijfslasten moeten volgens minister Blok
omlaag. Hij heeft Aedes gevraagd om te komen met
een plan van aanpak om de bedrijfslasten, inclusief
inflatiestijging, voor de komende vier jaar in
ieder geval op de nullijn te handhaven. Het is niet
ondenkbaar dat de overheid, ondanks de ingeslagen
weg, alsnog gaat ingrijpen om de bedrijfslasten nog
verder omlaag te krijgen.
BedrijfslastenDe onderzochte corporaties zijn duidelijk bezig met
het verlagen van bedrijfslasten door te besparen op
personeelskosten en efficiënter te werken. Sinds 2011
is een duidelijke daling van het aantal fte’s zichtbaar.
Een aantal corporaties geeft aan dat zij met de
invoering van een nieuw automatiseringssysteem een
goede start hebben gemaakt met het verlagen van de
bedrijfslasten. De geprognosticeerde bedrijfslasten
van individuele corporaties komen richting 2020
dichter bij elkaar te liggen. De corporaties verwachten
dat deze bij een aantrekkende economie, door
prijsstijgingen, weer iets gaan oplopen.
OnderhoudslastenDe gemiddelde onderhoudskosten zijn sectorbreed de
laatste jaren gedaald met 12 procent van € 1.512 naar
€ 1.325 per woning per jaar. Enerzijds komt dit door
de dalende prijzen als gevolg van de crisis. Anderzijds
wordt kritischer gekeken naar noodzaak en kwaliteit
van de ingrepen en wordt er efficiënter gewerkt. Een
veelgehoorde aanpak is het inzetten van instrumenten
zoals ketensamenwerking, het afsluiten van langjarige
contracten, het toepassen van innovatieve en duur-
zamere producten. Voorheen werd snel gekozen voor
nieuwbouw, nu wordt veel nadrukkelijker afgewogen
of een duurzame renovatie gunstiger uitpakt dan
sloop en nieuwbouw.
Net als bij de bedrijfslasten wordt de bandbreedte
van de onderhouds lasten richting 2020 steeds kleiner.
De onderzochte corporaties willen in ieder geval de
gevolgen van inflatie compenseren met besparingen op
het onderhoud. Ook hier wordt na jaren van dalende
inkoopprijzen rekening gehouden met de gevolgen van
een aantrekkende economie.
InkomstenNaast huurharmonisatie bij mutatie of een nieuwe
huurder is het na jaren van inflatievolgende huur-
verhoging mogelijk om, onder voorwaarden, de huren
versneld op te trekken naar een marktconform niveau.
Dit heeft grote consequenties voor het aantal woningen
dat onder de kwaliteitsgrens van € 403,06 valt. Met
name het aanbod van deze goedkope woningen neemt
daardoor drastisch af. In Figuur 2 is, van één van de onderzochte
corporaties, ter illustratie de ontwikkeling weergegeven van de
aantallen huurwoningen per prijsklasse bij ongewijzigd beleid.
Dit beeld komt overeen met de andere onderzochte corporaties.
Het aantal goedkope (tot € 403) en betaalbare woningen (vanaf
€ 403 tot € 576) neemt af en het aantal dure woningen onder de
huurtoeslaggrens neemt toe. Op basis van de CiP cijfers (2013)
bedraagt voor de periode 2009-2012 de afname van goedkope
woningen liefst 23,5 procent en dit zet zich door. Corporaties
moeten zich de vraag stellen of ze daarmee volkshuisvestelijk een
goede keuze maken. Op dit moment zijn er verschillende corporaties
die aangekondigd hebben om de huren voor 2015 (deels) niet te
verhogen. Er is in enkele gevallen zelfs sprake van huurverlaging voor
de goedkoopste categorie.
Het aantal woningen boven de huurtoeslaggrens blijft stabiel.
Mogelijk is dit te verklaren doordat corporaties nog geen duidelijke
keuzes hebben gemaakt ten aanzien van de splitsing DAEB en niet-
DAEB.
Bij huurwoningen waar de huurprijs als gevolg van huurstijging
de liberalisatiegrens van € 710,68 overschrijdt, bevriezen alle
corporaties de huurprijs onder deze grens om te voorkomen dat
dit niet-DAEB bezit wordt. Opvallend is dat het merendeel van de
corporaties overweegt om de woningen die net boven deze grens
vallen in prijs terug te brengen zodat ze onder het DAEB-regime
vallen. Werd in 2014 een maximale huurverhoging doorgevoerd,
in 2015 zijn er steeds vaker geluiden van corporaties die dit jaar
afzien van de maximale huurverhoging om zo te voorkomen dat de
woningen te duur worden voor de doelgroep.
De verkoop van huurwoningen loopt terug. Door de crisis zitten
de kanalen richting de commerciële sector zo goed als verstopt en
ook de verkoop aan zittende huurders loopt de laatste jaren terug.
Corporaties zijn daardoor afhankelijk van de mutatiegraad om
huurwoningen te verkopen. De mutatiegraad is tussen 2009 en 2012
gedaald van 8,1 procent naar 7,8 procent. De verwachting is dat
deze nog verder gaat dalen als gevolg van de inkomensafhankelijke
huur die bij mutatie berekend wordt, waardoor de doorstroming nog
verder stagneert.
EnergiebesparingIn de aanpak van energiebesparende voorzieningen zijn de grootste
verschillen zichtbaar. Naast de ‘drive’ van het management wordt
de duurzaamheidsopgave gekoppeld aan vastgoedportefeuille,
voorraadstrategie, huurbeleid en financieel beleid met de daarbij
FIGUUR 3
Ontwikkeling aantallen huurwoningen per prijsklasse.
Aan
talle
n hu
urw
onin
gen Goedkope
woningen
Betaalbare
woningen
Dure woningen
< huurtoeslaggrens
Dure woningen
> huurtoeslaggrens
200
920
1020
1120
1220
1320
1420
15
2016
2017
2018
2019
2020
10.000
7.500
5.000
2.500
32
horende rendementsvraag. De meerderheid van de
corporaties lijkt te kiezen om voor de woningen die
langer in exploitatie blijven minimaal een B-label te
halen en daarmee iets meer te doen dan omschreven
in het convenant.
De keuze voor het investeren in duurzaamheid is
hoofdzakelijk afhankelijk van de financiële positie van
de corporatie en de mogelijkheid om de investering
door te belasten in de huur. Uiteindelijk moeten de
corporaties zorgen voor een gezonde bedrijfsvoering.
Eén van de onderzochte corporaties heeft na het
verkrijgen van provinciale subsidie gekozen om
eenmalig de huur van alle woningen met 1 procent
te verhogen waardoor zij de gehele voorraad kunnen
opwaarderen naar een B+ label. Daarentegen zijn
er ook corporaties die als gevolg van hun financiële
positie of woningbezit dat grotendeels bestaat uit
gestapelde woningen kiezen om de ener getische
verbetering geleidelijk door te voeren en daarmee het
convenant qua tijdsplanning niet te volgen.
Voor het energieneutraal maken van de bestaande
woningen wordt maar beperkt gekozen. Dit is te
verklaren omdat de investeringen hoog zijn en als
gevolg van regelgeving niet te verhalen zijn via de
huur. Hiervoor moet de wetgeving aangepast worden.
Minister Blok heeft aangegeven om dit te onderzoeken.
Hier wordt onder meer gekeken naar de resultaten die
de Stroomversnelling in het kader van nul-op-de-meter
boekt.
Tot slotCorporaties zijn hard bezig met het aanpassen van hun
bedrijfsvoering. De regelgeving maakt het mogelijk om
onder voorwaarden te investeren in energiebesparende
maatregelen. Een gezonde bedrijfsvoering staat hierbij
voorop. Corporaties willen geen nieuwe excessen.
Gelukkig wordt steeds meer aandacht besteed aan de
betaalbaarheid voor de financieel zwakkeren. Met de
keuze af te zien van huurverhoging is er minder ruimte
voor energiebesparende investeringen. Door te kiezen
voor in ieder geval het volgen van het convenant
energiebesparing worden goede stappen gezet.
Hopelijk komt er snel duidelijkheid voor wat betreft
het doorbelasten van investeringen bij energieneutrale
woningen zodat ook deze optie financieel haalbaar is.
BronvermeldingCFV. (2011). Doorrekening effecten Regeerakkoord
voor de corporatiesector. Naarden: Centraal Fonds
Volkshuisvesting.
CFV. (2013). Corporatie in Perspectief 2013. Baarn:
Centraal Fonds Volkshuisvesting.
Conijn, J., & Kramer, B. (2010). Omvangrijke verkoop
van corporatiewoningen. Rotterdam: Ortec Finance.
Gruis, V., & van der Kuij, R. (2012). Financiering
van woningcorporaties na de dubbele crisis. In
Vastgoedfinanciering in woelige tijden. Amsterdam:
Stichting Fundatie Bachiene.
Gualthérie van Weezel, T., & Meerhof, R. v. (2010,
november 18). Voor de corporaties loert het gevaar
overal. Volkskrant.
SHAERE. (2013). Rapportage SHAERE 2013. Den Haag:
Aedes Vereniging van Woningcorporaties.
WSW. (2011). Trendrapportage woningcorporaties
2011; zekere onzekerheden. Hilversum: Waarborgfonds
Sociale Woningbouw.
WSW. (2014). Trendanalyse Woningcorporaties 2014
2018. Hilversum: Waarborgfonds Sociale Woningbouw.
33SERV ICE M AGA ZINE JUNI 20 15
Is een rendabele sociale huurwoning mogelijk?Op de 28.500 nieuwe huurwoningen
die corporaties jaarlijks bouwen boeken
corporaties gemiddeld 32 procent af
als onrendabel (ABF research, 2014).
Sinds 2010 hebben corporaties meer
aandacht voor beperking van de
investerings- en exploitatiekosten,
en is het aanvangshuurniveau voor
nieuwbouwwoningen verhoogd.
Daarom is een nagenoeg rendabele
huurwoning voor een huur tussen
€ 600 en € 710 haalbaar geworden.
In dit artikel wordt betoogd dat een verdere verlaging van
investerings- en exploitatiekosten mogelijk is, zodat een rendabele
en energieneutrale nieuwbouwwoning onder € 600 in het vizier
komt. Dit artikel schetst de mogelijkheden om het rendement
op nieuwbouw te verbeteren, binnen het kader van de nieuwe
Woningwet die vanaf 1 juli 2015 het speelveld voor corporaties
markeert.
Wat bedoelen we met rendabel bouwen?Corporaties zijn stichtingen zonder winstoogmerk. Uit de kasstromen
moeten rentekosten kunnen worden betaald. Daarnaast streven
corporaties veelal naar een rendement op eigen vermogen gelijk aan
de inflatie.
De vraag wat een rendabele investering is kan op drie manieren
worden beantwoord. De meest gangbare maatstaf tot nog toe is
de bedrijfswaarde. De bedrijfswaarde is het saldo van de contant
gemaakte exploitatie-inkomsten en -uitgaven bij exploitatie
als sociale huurwoning. Bij een onrendabele investering is de
bedrijfswaarde lager dan de stichtingskosten. In 2013 waren de
gemiddelde stichtingskosten € 162.000, de bedrijfswaarde was
€ 110.000 en de onrendabele top € 52.000.
Te onderscheiden valt de genormeerde bedrijfswaarde en de eigen
bedrijfswaarde die corporaties berekenen op basis van hun eigen
beleid en kengetallen.
De genormeerde bedrijfswaarde wordt gehanteerd door
het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) dat
de leningen van corporaties borgt. De parameters voor
de berekening van de genormeerde bedrijfswaarde
zijn voorzichtig. De netto restwaarde (inclusief
grond) na 50 jaar is bijvoorbeeld slechts € 5.000. Voor
onderhoudslasten en bedrijfslasten rekent het WSW met
genormeerde bedragen. Als de bedrijfswaarde hoger
is dan de lening kan de lening worden terugbetaald.
Een tweede benadering is de marktwaarde. Om alle
belanghebbenden een beter inzicht te geven in de
marktwaarde moeten alle corporaties vanaf 2016 hun
bezit waarderen op marktwaarde in verhuurde staat.
Deze wordt gebaseerd op in de markt gehanteerde
huurprijzen en exploitatielasten. Daarbij wordt de
waarde bij de hoogste van twee scenario’s gekozen:
verhuur tegen een maximale huur, of verkoop. Inzicht
in de marktwaarde draagt bij aan een bedrijfs-
economische afweging van portefeuillebeslissingen.
Gelet op de sociale doelstelling van corporaties is
een derde benadering mogelijk. Bij investeringen,
zoals sloop en nieuwbouw in oude stadswijken, zijn
ook maatschappelijke baten relevant die niet direct
tot uiting komen in de kosten en opbrengsten voor
de corporatie. Verbetering van de leefbaarheid en
veiligheid in de wijken kan in een maatschappelijke
kosten-batenanalyse (MKBA) worden uitgedrukt in
euro’s. Projecten die bedrijfseconomisch niet rendabel
zijn kunnen daarom wel een positief saldo hebben in
een MKBA.
TerugblikVanaf de jaren 90 tot de crisis hebben corporaties,
vanuit hun sociale doelstelling, de doelgroep laten
meeprofiteren van de welvaartstijging door een hogere
kwaliteit en groter woonoppervlak van nieuwbouw.
Nieuwbouw werd in toenemende mate aangeboden
in het prijssegment tussen de aftoppingsgrens1 van
de huurtoeslag en de liberalisatiegrens, terwijl deze
- gelet op de kwaliteit - ook in het geliberaliseerde
segment kon worden aangeboden. Dit zagen we terug
in de ontwikkeling van de onrendabele top, die vanaf
een nulpunt in 1995 was opgelopen tot € 60.000 per
woning in 2010 (RIGO Research en advies, 2015).
Arend BongersArend Bongers is econoom en werkzaam bij het DirectoraatGeneraal Wonen en Bouwen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Eerder werkte hij voor de Rijksgebouwendienst. Hij houdt zich bezig met onder andere economie, corporaties en de woningmarkt.
34
De onrendabele top kan worden gedekt door boek-
winst op verkoop van bestaande huurwoningen. Het
opbrengstpotentieel bij verkoop wordt geïllustreerd
door een vergelijking van de bedrijfswaarde van
de corporatievoorraad van 132 miljard euro, en de
marktwaarde in verhuurde staat van 232 miljard
euro (CFV, 2014). De leegwaarde ligt nog aanzienlijk
hoger. Dit potentieel komt bij verkoop beschikbaar
voor herinvestering. De corporatiesector werkt als een
revolving fund.
Tot 2008 werd bij de toewijzing van woningen aan
huishoudens met recht op huurtoeslag getoetst of
de woning qua huur passend was. Woningen met
een huur onder de aftoppingsgrens werden passend
geacht. Sinds de afschaffing van de passendheidstoets
per 2008 werden woningen boven de aftoppingsgrens
in toenemende mate ook verhuurd aan huishoudens
met recht op huurtoeslag2 waardoor deze huishoudens
kwetsbaarder werden bij financiële tegenslag. In 2007
was het aandeel nieuwe woningen onder de hoge
aftoppingsgrens 59 procent. Dit aandeel daalt tot 33
procent in 2015 (Rigo Luijks, 2014).
Sinds de crisis streven corporaties naar een kleinere
onrendabele top. Dat doen ze door kleinere woningen
te bouwen, minder complexe projecten te realiseren
en het aandeel eengezinswoningen te verhogen
ten koste van (minder rendabele) appartementen.
De onrendabele top werd verkleind door lagere
stichtingskosten maar ook door een betere beheersing
van de onderhouds- en bedrijfslasten en vooral door
een verhoging van de aanvangshuur van € 488 in 2007
tot € 659 in 2015, een stijging van 35 procent.
Het percentage onrendabel is sinds 2010 ongeveer
stabiel, ondanks de invoering in 2013 van de
verhuurder heffing voor gereguleerde huurwoningen,
die de bedrijfswaarde met circa € 25.000 per woning
verlaagt. Dit effect wordt gecompenseerd door extra
huurverhoging en bezuinigingen op onderhoud en
beheer. Corporaties kiezen echter soms ook voor een
lager investeringsprogramma. Als de rentabiliteit
van nieuwe projecten wordt verbeterd, zal deze optie
minder hoeven worden toegepast.
Ontwikkelen van rendabele sociale huurwoningenAls gevolg van gunstige omstandigheden zoals lage
rente, een slappe bouwconjunctuur en een toenemend
aanbod aan concept-eengezinswoningen zijn de
afgelopen jaren stappen gezet op weg naar een
rendabeler sociale nieuwbouwwoning. Corporaties
maken in toenemende mate gebruik van nieuwe
aanbestedingsvormen (bouwteam, design and build)
op basis van prestatiespecificaties in plaats van een
gedetailleerd bestek.
Dit gaat gepaard met een omslag in organisatie, werkwijze en
cultuur. Ontwikkelafdelingen worden bijvoorbeeld ingekrompen.
Een verbetering van de exploitatie kan worden bereikt door
onderhoud voor de eerste 15 à 20 jaar te contracteren en door
rekening te houden met aansluitende verkoop aan bewoners of
beleggers, waarmee wordt afgeweken van de uitgangspunten
achter de genormeerde bedrijfswaarde, zoals 50 jarige exploitatie
en genormeerde onderhoudsbedragen. Dit betekent dat de woning
na 15 of 20 jaar wordt onttrokken aan de sociale voorraad. Bij de
Prachtwoningen van Woonbron Rotterdam levert de gemeente
grond voor een sociale prijs, maar bij verkoop van de huurwoning
zal de corporatie het verschil tussen de sociale en marktgrondprijs
aan de gemeente afdragen.
In een studie in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties is berekend bij welke investeringskosten en
onderhouds- en bedrijfslasten een rendabele sociale huurwoning
voor € 675 mogelijk is (Fakton, 2014). De werkelijke kosten van
projecten in de benchmark www.watkostdebouwvaneenhuurwoning.nl
liggen gemiddeld ruim 30 procent hoger dan in deze studie.
De spreiding van kosten tussen corporaties en projecten is groot.
In de benchmark zijn voorbeelden van projecten op het benodigde
investeringsniveau (dus -30 procent lager dan gemiddeld).
Verschillende recente projecten met EPC 0,4 in de prijsklasse tussen
€ 600 en € 710 hebben een eigen bedrijfswaarde die dicht bij nul ligt.
Uitdagingen voor de komende jarenDe komende jaren staan de corporaties voor grote uitdagingen:
extra investeringen in verduurzaming van de voorraad en
aanpassing aan de behoeften van aandachtsgroepen zoals ouderen
met zorgbehoefte. Deze opgaven moeten worden gerealiseerd
binnen het kader van de nieuwe Woningwet, waarin de passend -
heids norm wordt geherintroduceerd en de liberalisatie grens drie
jaar wordt bevroren, waardoor de huurinkomsten worden begrensd.
Gegeven dit spanningsveld is beperking van de investerings- en
exploitatiekosten een logische keuze.
Nieuwe woningwet • Focus corporaties op sociale kerntaak; ontwikkelen koopwoningen
en dure huurwoningen slechts onder condities en strikte voor-
waarden toegestaan. Er moet een scheiding komen tussen
activiteiten waar staatssteun voor is toegestaan (sociale huur,
maatschappelijk vastgoed), en andere activiteiten (dure huur,
koop) waar geen staatssteun voor is toegestaan. Die activiteiten
zijn slechts toegestaan voor zover de markt geen belangstelling
heeft.
• Transparantie over investeringsbeslissingen: gemeente stelt
woonvisie op, corporaties en gemeenten maken prestatie-
afspraken;
• Herinvoering passendheidsnorm: woningzoekenden met recht op
huurtoeslag moeten in 95% van de gevallen een woning krijgen
aangeboden met een huur onder de aftoppingsgrens;
• Invloed van huurdersorganisaties op corporatiebeleid wordt
vergroot;
• Toezicht op grote investeringen wordt verscherpt;
• Vanaf 2016 is marktwaarde de verplichte waarderingsgrondslag
voor corporaties.
1. De aftoppingsgrens is de huur waarbij de maximale huurtoeslag wordt bereikt. Voor gezinnen geldt de hoge grens van € 618 en voor een en tweepersoonshuishoudens € 576. De liberalisatiegrens (€ 710) is de maximale huur waarbij recht op huurtoeslag bestaat. Tevens is dit de grens van de (gereguleerde) sociale sector.
2. Inkomen tot € 21.950 voor alleenstaande, € 29.800 gezinnen
35SERV ICE M AGA ZINE JUNI 20 15
DuurzaamheidVerbetering van de energieprestatie van de bestaande voorraad,
bijvoorbeeld via het concept van nul-op-de-meter (project
energiesprong), moet worden afgewogen tegen sloop en
nieuwbouw. Deze keuze speelt o.a. bij de eengezinswoningen
en appartementengebouwen uit de jaren 50 en 60.
Vanaf 1 januari 2015 geldt voor nieuwbouw een minimum eis van EPC
0,4. De voorraad zal in 2021 gemiddeld een B-label moeten hebben,
en nieuwbouwwoningen zullen volgens Europese verplichtingen vanaf
31 december 2020 bijna energieneutraal moeten zijn.
De extra investering voor een bijna energieneutrale nieuwe woning
wordt bij de huidige stand van de techniek geschat op € 5.000
tot € 15.000. Hoewel de energieprestatie op grond van het
woningwaarderingsstelsel een hogere huur mogelijk maakt, is deze
investering voor corporaties nog niet rendabel. De businesscase
wordt mogelijk rendabel als de lagere energielasten daarin
betrokken kunnen worden. De verwachting is dat de eis van (bijna)
energieneutraliteit innovatie zal uitlokken waardoor de totale kosten
over de gehele levensduur zullen dalen.
Herinvoering van de passendheidsnormDe herinvoering van de passendheidsnorm in de nieuwe Woningwet
vraagt om scherpe keuzes van corporaties. Hoewel de totale bestaande
voorraad voldoende groot is om de doelgroep te huisvesten, kan op
lokaal niveau behoefte bestaan aan nieuwbouw. Aan de hand van de
lokale situatie kunnen corporaties afspraken maken met de gemeente
en huurdersorganisaties over de mix van nieuwbouw en renovatie
die nodig is om de doelgroep te kunnen huisvesten. Gemeentelijke
grondprijzen en kaders voor gebiedsontwikkeling (bijvoorbeeld
parkeren en welstand) die van invloed zijn op bouwkosten, kunnen bij
deze afspraken worden betrokken.
Bij een huur van € 600 kan – bij gelijke rentabiliteit - ruim
€ 20.000 minder worden geïnvesteerd dan bij een huur op de
liberalisatiegrens. Corporaties die nieuwbouw willen realiseren
voor € 600 kunnen - voor zover hun vermogenspositie dit toelaat
- een onrendabele top accepteren en meer inkomsten proberen te
genereren uit de voorraad. Door kostenreductie bij nieuwbouw en in
het voorraadbeheer wordt de haalbaarheid van nieuwbouw vergroot.
Tot slotDe afgelopen jaren werd veel sociale nieuwbouw ontwikkeld in
het prijssegment tussen € 600 en € 710. In veel regio’s is de vraag
naar woningen met een huur in de prijsklasse boven € 600 klein.
De herinvoering van de passendheidsnorm vergroot de urgentie
om te blijven zoeken naar optimalisatie van het ontwikkel- en
beheerproces, zodat de kosten verder verlaagd worden en een
rendabele woning met een huur onder € 600 binnen bereik komt.
Daarbij zou het accent niet moeten liggen op minder oppervlak
en kwaliteit, maar op meer value for money door professioneel
opdrachtgeverschap en efficiënt beheer. Veel corporaties zijn bezig
onderhouds- en personeelslasten te verlagen. Een verdere verlaging
van de stichtingskosten is mogelijk als corporaties gezamenlijk
met hun schaal en inkoopkracht de bouwsector stimuleren om
met behulp van nieuwe technologie het bouwproces verder te
industrialiseren. Op termijn zullen corporaties dan niet meer zelf
hoeven te ontwikkelen maar industrieel gefabriceerde woningen
kunnen inkopen.
Om innovatie te stimuleren hebben het ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
het Rijksvastgoedbedrijf en de gemeente Almere
het Woningbouwatelier opgericht als werkplaats
voor innovaties in de woningbouw in bijvoorbeeld
plattegrond, bouwtechniek en exploitatie. De
gemeente Almere zoekt marktpartijen die goedkope
huurwoningen willen financieren, bouwen en
exploiteren. Uitgangspunt daarbij is dat de woonlasten,
inclusief energiekosten, niet uitkomen boven de € 550
per maand.
Overheid, toezichthouder en WSW stellen geen eisen
aan kostendekkendheid van projecten; dit is een
bedrijfsmatige afweging van de corporatie zelf. De
toezichthouder en het WSW beoordelen vooral de
kasstromen en solvabiliteit op corporatieniveau.
De bewustwording binnen de sector dat over
de besteding van maatschappelijk gebonden
corporatievermogen verantwoording moet worden
afgelegd neemt toe. Daarbij hoort een transparante
besluitvorming over investeringsbeslissingen. De
nieuwe Woningwet bevordert daarom het betrekken
van belanghebbenden zoals bewonersorganisaties en
gemeenten bij investeringsbeslissingen. Experimenten
van de corporatiesector met onder meer de Aedes
benchmark en de Aedes-transparantietool illustreren
dat corporaties zich maatschappelijk verantwoorden
over hun prestaties.
BronvermeldingABF Research, Volkshuisvestelijke prestaties woning-
corporaties 2014-2018, september 2014, geraadpleegd
op 22 april 20-15 http://www.rijksoverheid.nl/
bestanden/documenten-en-publicaties/rapporten/
2014/09/01/rapport-volkshuisvestelijke-voornemens-
woningcorporaties-2014-2018/rapport-volkshuisvestelijke-
voornemens-woningcorporaties-2014-2018.pdf blz. 23‐
CFV, Sectorbeeld 2014, 1 december 2014 , geraadpleegd
op 22 april 2015 http://www.cfvpublicaties.nl/
FbContent.ashx/pub_1001/Downloads/Sectorbeeld_
2014.pdf , blz. 18
Fakton, De rendabele sociale huurwoning, juli 2014,
geraadpleegd op 22 april 2015 http://www.rijksoverheid.
nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2014/08/27/
de-rendabele-sociale-huurwoning.html , blz. 9
IJKX/Rigo Luijkx, Rendabel sociaal bouwen, 10 juli
2014 geraadpleegd op 22 april 2015 http://www.
rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-en-publicaties/
rapporten/2014/08/28/rendabel-sociaal-bouwen/
rendabel-sociaal-bouwen-2.pdf , blz. 8
RIGO Research en Advies Onrendabele nieuwbouw
Investeringen in de sociale huursector, januari 2011,
geraadpleegd op 22 april 2015 http://www.rigo.nl/nl-NL/
Publicaties/Publicatie/_p/itemID/2360/Onrendabele-
nieuwbouw-in-de-sociale-huursector.aspx, blz 25
36
Vastgoed in het buitenland
Als young professional in LondenOnbevangen en met nog geen jaar
werkervaring, maar bovenal leergierig
en enthousiast, zet ik begin 2015 voet
op Engelse bodem. Bestemming: Londen,
het financiële hart van Europa waar het
hoofdkantoor van Savills gevestigd is en
waar ik de komende periode werkzaam
zal zijn. Links rijden in plaats van
rechts, thee (met melk!) in plaats van
koffie en ‘don’t wear brown in town’
betreffende schoenen. Dit is geen
wetenschappelijk artikel, iets wat zeker
de studenten al genoeg tot zich nemen.
Dit gaat over de praktijk en daarin mijn
ervaringen, over verschillen tussen
Londen en Amsterdam en (een beetje
over) kansen met beide handen
aanpakken..
Ik ben niet de ervaren professional die over het algemeen in dit magazine
verschijnen. Net als zo velen van de SERVICE Magazine lezers moest ik
ergens beginnen na het studeren en mijn weg proberen te vinden in de
alsmaar veranderende vastgoedwereld. Het is waar wat men zegt: een
studie geeft de basis en het bewijs van een bepaald denkniveau. Het vak
leren welk vak dan ook leer je in de praktijk. Voor mij begon het met de
gedachte dat een goed afgeronde studie an sich niet voldoende is. Daar ik
verder niet een super onderscheidende CV had met uitzondering van het
Korps Mariniers, was beginnen met een stage de meest logische stap. Zo
geschiedde, ik kwam terecht bij Savills Nederland. Na enkele weken gezeten
te hebben op de stageplaats die men in eerste instantie voor ogen had,
stapte ik over naar een andere afdeling.
Ondanks het feit dat een stageplaats bij Savills zodanig wordt
ingevuld dat je volledig meedraait in de werkzaamheden,
was het vertrek van een employé voor mij de kans tot dieper
nestellen in het bedrijf. Met enige aarzeling, of het niet erg
brutaal was, na welgeteld 9 volle werkdagen aan te geven
dat een vacature uitzetten wellicht niet nodig was stapte ik
naar HR voor een gesprek met de betreffende Managing
Director. Ondanks het feit dat ik nog volop met mijn Master
bezig was, kreeg ik de kans. En dat is hoe het voor mij begon:
eerst als een stageplaats, daarna ‘volledig’ werkzaam. Als
consultant staat Savills midden in de vastgoedwereld, en zo
heb ik in een korte tijd veel mogen zien. Partijen als banken,
institutionele beleggers, ontwikkelaars en private equity
partijen. Patrizia die toetreedt tot de Nederlandse (huur)
woningmarkt en zodoende deals en afgebroken ‘deals’ in de
Nederlandse markt. Ik wil dan ook wijzen op een artikel in
het FD van 22 december 2014. Drie noemenswaardige
transacties op de huurwoningmarkt, kantorenmarkt en een
single asset deal waar Savills bij alle drie betrokken was.
Het jaar 2014 was duidelijk een jaar vol activiteit op de
Nederlandse vastgoedmarkt en ik had mij dan ook geen
beter instapmoment kunnen wensen. Dit jaar zal eveneens
een interessant jaar worden, al is de vraag nog even waar
het beschikbare kapitaal naartoe zal gaan. Het achter
blijvende aanbod met name in direct vastgoed biedt wellicht
kansen voor een verschuiving naar NPL’s, opportunistisch
kapitaal zal dit jaar nog zoekende zijn waarna de focus
wellicht zal verschuiven naar valueadd: het zal zich gaande
weg het jaar allemaal uitwijzen.
“Het jaar 2014 was duidelijk een
jaar vol activiteit op de Nederlandse
vastgoedmarkt en ik had mij dan ook
geen beter instapmoment kunnen
wensen.”
Uiteraard is de Nederlandse vastgoedmarkt ondanks de
toegenomen activiteit niet te vergelijken met de Londense
markt. Met recente woningtransacties door buitenlandse
investeerders in het centrum van de stad waarbij yields rond
de 2 procent lagen is er alle reden toe aan te nemen dat
investeerders van waar dan ook ter wereld Londen inderdaad
als ‘safe haven’ zien. Wat maakt Londen zo aantrekkelijk? Een
vraag die ik mijzelf meerdere keren heb gesteld.
Batih van LeerBatih (25) heeft zijn studies gevolgd aan de Universiteit van Amsterdam, TU Delft en Rijksuniversiteit Groningen. Hij werkt sinds begin 2014 bij Savills Nederland, momenteel in het Investments team onder leiding van Clive Pritchard en Jan de Quay.
37SERV ICE M AGA ZINE JUNI 20 15
Weliswaar niet om dit te onderzoeken, maar wel om ervaring op te doen en
te leren heb ik de kans gekregen een periode werkzaam te zijn in deze
bruisende stad. Werkzaam vanuit het Savills hoofdkantoor nabij Oxford
Street, woonachtig tegen Hyde Park aan. Things could be worse...
Omdat de vastgoedmarkt in Londen tot één der meest transparante markten
ter wereld mag worden gerekend en informatie alom aanwezig is wil ik hier
niet te veel ingaan op cijfers en statistieken. De markt is dusdanig transparant
dat enig speurwerk van jullie kant dezelfde yields voor kantoren zal opleveren:
3.25% in de West End en 4.25% in de Londen City, ten tijde van het vierde
kwartaal in 2014. Leegstandcijfers zijn respectievelijk 3.30% en 7.20%.
“Londen is net als Berlijn sexy en booming, alleen
níet arm.”
Maar hoe is het om in deze stad te wonen en te werken? Ik heb er even van
mogen proeven en ik kan niets anders zeggen dan dat ik het iedereen kan
aanraden (mits je een internationale mindset hebt). Zoals de heer Joosten
in het buitenlandkatern van het SERVICE Magazine nummer van maart 2015
al aangaf is Londen dé Europese megastad. Met 5 vliegvelden kan het gezien
worden als een mega hub van allerhande activiteiten. Even aangenomen
dat wanneer je voor bedrijfsdoeleinden naar Londen gaat niet op één der
vliegvelden ver buiten de stad vliegt, kost het je via Heathrow of City Airport
niet erg veel tijd om op de plek van bestemming aan te komen.
Er zijn altijd voldoende taxi’s om de hoek, en het metro
netwerk is zo toereikend dat de lijnen in Amsterdam lijken
op een attractie in de Efteling. Nadat ik de eerste paar
dagen nog wel eens de verkeerde kant op heb gekeken
bij het oversteken van de straat, voel ik mij al snel ‘thuis’.
Niet in de allerlaatste plaats komt dat door de (tijdelijke)
woon plek: tegen de Noordzijde van Hyde Park aan, om de
hoek bij het alom bekende Notting Hill. Een bruisende buurt
vol eetgelegenheden, winkeltjes en uiteraard pubs. Hier
schenken ze nog echt bier, niet aangelengd en zonder
schuimkraag. Huizen veelal gebouwd in de Victoriaanse
stijl markeren het straatbeeld, en men moet niet raar
opkijken bij huren van 1000 pond per week voor een
simpel appartement. Wederom refererend naar vorig
buitenlandkatern: Londen is net als Berlijn sexy en booming,
alleen níet arm. Althans, het overgrote deel. Het oosten van
Londen is minder welvarend, waarbij de grens tot waar men
graag wilt wonen ongeveer ligt ten hoogte van Stratford.
Deze voor malige Olympische locatie van de Spelen in 2012 is
jarenlang het mikpunt van investeringen in de bebouwing en
openbare ruimte geweest. In het voormalige ‘Stinking
Stratford’ prijkt nu een Westfield Shopping Centre, maar tot
zover de opwaardering van het gebied. Zelf blijf ik liever in
het westen van Londen, maar zoals het een wereldstad
betaamt is er voor ieder wat wils.
AFBEELDING 1
Savills HQ London
Vermijd in de weekenden eens het altijd drukke maar zeer
toeristische Leicester Square en neem de taxi naar Clapham
ten zuiden van de rivier. Een avondje hier is relaxter, niet
toeristisch en het aanbod groot.
Anyway: vrije tijd in Londen is één ding. Er zijn teveel leuke
plekken om op te noemen en daar dit geen reisgids is
besteed ik de resterende woorden liever aan het werkende
leven in deze stad. Elke ochtend pakte ik de metro richting
het centrum (West End), waar het Savills hoofdkantoor is
gevestigd. Een ritje van ongeveer 7 minuten, gevolgd door
een paar honderd meter lopen. Een ideale situatie waar
vele werkzame mensen in Londen jaloers op zijn. Door de
astronomische bedragen voor woningen in de binnenste
regionen van de stad is het niet vreemd als de ‘commuting
time’, de reistijd tussen werk en woonplek, meer dan een
uur bedraagt. Het woonwerkverkeer gebeurd grotendeels
via de metro, die zoals reeds gezegd meer dan uitstekend is
en je makkelijk brengt naar één van de drie, voor onze
sector, meest interessante zakelijke districten, namelijk:
Canary Wharf, the City en West End.
Canary Wharf, gelegen in het oosten van de stad aan de
Thames, is een imposant geheel. De HSBC Tower en het
gebouw dat de CitiGroup Centre heet behoren tot de hoogste
gebouwen van het Verenigd Koninkrijk, met hun respectieve
lijke 235 en 200 meter hoogte. Gebouwd op het voormalig
vertrekpunt voor schepen naar India en de Cariben, is dit
gebied na enige tijd vervallen te zijn geweest nu een
bruisend zakelijk centrum. Zeker nadat de Jubileemetrolijn
was opgeleverd heeft dit gebied zich sterk ontwikkeld en is
niet meer weg te denken in de zakelijke infrastructuur van
de stad. Omdat de huurprijzen hier lager liggen dan in de
West End bevinden zich hier voornamelijk gebruikers die
behoefte hebben aan grotere metrages. Dit geldt ook voor
een ander financieel district: the City. Met de Heron Tower,
the Gherkin, the Cheesegrater, Tower 42 and ‘The Walkie
Talkie’ is dit financiële district minstens zo indrukwekkend.
Ook hier bevinden zich de gebruikers die veelal behoefte
hebben aan grotere vloeren, daar de meterprijzen (1.200
euro per vierkante meter) ook hier op een lager niveau
liggen dan de West End. Met meerdere metro stations, de
goede verbinding met Londen City Airport en dichter bij
het centrum gelegen is dit gebied net iets levendiger dan
Canary Wharf. Naast deze twee zakelijke districten zijn
veel kantoorgebruikers gesitueerd in de West End. De
huurprijzen liggen hier hoger (1.725 euro per vierkante
meter, variërend per locatie) wat ertoe heeft geleidt dat
het type gebruikers anders is dan in de grootschalige
glazen kantoortorens op de reeds besproken locaties.
Men vindt hier oude familiebedrijven (zo is de oudste
sigarenfirma van het Verenigd Koninkrijk gesitueerd op
Berkeley Square), kleinere hedgefunds en private equity
partijen. Het feit dat op Berkeley Square een bentley,
porsche en luxe jachtwinkel in de plint van de kantoren zijn
gesetteld, geeft een indicatie van de werkzaamheden (en
verdiensten) hier.
Ook hier geldt de regel locatie, locatie, locatie, naar
een uitspraak van Conrad Hilton. Berkeley Square en
de MayFair Area kunnen gerekend worden tot de duurste
kantoor meters van Europa, waar een paar honderd meter
verder boven Oxford Street de kantoorprijzen al een
significante verschuiving maken naar de 1.300 tot 1.400
euro per vierkante meter. De headline rents op de Zuidas
vallen in het niet: elke financiële speler van enige impor
tantie wil en moet in Londen of het nou op één van de
twee zakelijke centra buiten het centrum of de West End is
gevestigd zijn.
Op die dure meters wordt net als hier gewerkt. Anders, dat
wel. Begint de dag op het Amsterdamse Savills kantoor
steevast met een kop koffie, kun je hier English breakfast
tea verwachten. De sfeer is minder persoonlijk, en de
bena dering van elkaar onderling vanuit Nederlands
perspectief omslachtig. Direct, is hoe wij Nederlanders
daar door de Engelse collega’s bestempeld werden. Tijdens
reguliere werktijden die vaak genoeg uitlopen is het
contact mondjesmaat, wat gelijk veranderd wanneer na
werktijd de pub in wordt gedoken. En dat gebeurt regel
matig. Eten en drinken buiten de deur, met collega’s of met
vrienden, maakt een groter deel uit van het sociale patroon
dan in Nederland. En dan steekt de Engelse humor de kop
op. Heb je geen zin om wat te drinken naderhand, maar
moet je de inkopen nog doen is ook dit geen probleem.
Het merendeel van de winkels in het centrum is tot laat
geopend: Europa’s hoogste winkelhuren moeten ergens
van betaald worden.
Wederom wil ik erop wijzen dat dit mijn ervaring is: het
leven, maar ook de werksfeer. Wellicht is het in een ander
kantoor en ander bedrijf totaal verschillend en is dit een
alleplankenmisslaand artikel vanuit het oogpunt van
anderen. Feit blijft dat wanneer je een internationale
mindset hebt, je naar Londen moet. Al is het maar voor
een korte periode. Als die kans zich voordoet, kan ik niets
anders zeggen dan dat je die moet grijpen.
AFBEELDING 2
London RE Overview
39SERV ICE M AGA ZINE JUNI 20 15
Anneke Timmermans Msc REAnneke Timmermans is projectontwikkelaar bij Heijmans Vastgoed. In 2011 heeft ze de master vastgoedkunde behaald aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daarna is ze gestart als managementtrainee bij Heijmans. Na afronding van dit twee jarig programma is Anneke sinds 2013 werkzaam bij Heijmans Vastgoed als projectontwikkelaar. De visie van Heijmans om slim om te gaan met energie, materialen en ruimte past Anneke graag toe in haar vastgoedontwikkelingsprojecten. Daarnaast zoekt ze naar nieuwe manieren om antwoord te geven op de veranderende vraag naar ruimte. Bijvoorbeeld door middel van de tijdelijke, verplaatsbare Heijmans ONE woning voor jonge eenpersoonshuishoudens, waar Anneke initiatiefnemer en projectleider van is.
De veranderende woonbehoefte van de net-niet generatieSinds de opening van de twee proto-
types van Heijmans ONE op Zee-
burgereiland in Amsterdam regent
het telefoontjes en e-mails: “Wat
een geweldig huis”, “Eindelijk een
bouwbedrijf dat zich bekommert
om ons probleem”, “Hoe kan ik me
aanmelden” en zelfs “Can we order
them in Londen, Sweden, Mexico,
USA…..”? Van over de hele wereld
worden hartverwarmende reacties
gestuurd, waaruit wel blijkt dat dit
tijdelijke, verplaatsbare huis meer
doet dan alleen twee maatschappelijke
problemen oplossen (tijdelijk onge-
bruikte gronden en woningtekort
van jonge eenpersoonshuishoudens).
Het haakt “per ongeluk expres” in
op een groot aantal andere trends
en ontwikkelingen die de generatie
van nu, die we de net-niet generatie
genoemd hebben, bezighoudt.
Flexibiliteit, gebruik in plaats van bezit, minder in plaats van
meer, verbondenheid en DIY (do it yourself); zomaar wat
thema’s die deze netniet generatie kenmerkt. De massale
aandacht voor dit simpele houten, verplaatsbare huisje doet
de vraag rijzen voldoet het huidige woningaanbod nog wel aan de behoefte van de toekomst?
De net-niet generatieHet is een groep die nu tussen wal en schip valt op de
woning markt. De netniet generatie: jonge volwassenen
tussen de 25 en 35 jaar. Opleiding afgerond, eerste baan,
alleenstaand, de wereld aan de voeten, de young en high
potentials. Al snel komen zij er achter dat ze qua wonen niet
veel te kiezen hebben. Ze komen niet in aanmerking voor
sociale huur door een net te hoog inkomen of een veel te
lange wachtlijst, verdienen juist net te weinig voor vrije
sector huur en willen of kunnen zich nog niet vastleggen aan
een koophuis. Dus staan zij voor de keuze: terug naar hun
ouders, toch maar weer samenwonen met vieze huis
genoten; mijlenver uit het centrum of de hoofdprijs betalen
zodat er geen geld meer is voor leuke dingen? Het is het
allemaal netniet. Past het huidige woningaanbod wel bij de
behoefte van deze doelgroep? Wordt het niet tijd voor
verandering? We hebben het niet zomaar over een handjevol
“hipsters”; deze doelgroep is groot en groeiende. Volgens
het CBS (2015) zijn er op dit moment ongeveer een half miljoen
jonge eenpersoonshuishoudens en komen daar tot 2050 nog
eens 200.000 stuks bij. Maar wat wil deze doelgroep dan
wel?
Veranderend waardensysteemEr is aan deze netniet generatie duidelijk te merken dat
een verandering gaande is, te beginnen met hun waarden
systeem. De laatste eeuwen hebben in het teken gestaan
van het bereiken van onafhankelijkheid. Van jagen en
verzamelen, via industrialisatie naar het hoogste aantal
ZZPers ooit (1 op de 10 volgens het CBS (2014). Van hele
families in één ruimte, via elk gezin een eigen huis, naar het
hoogste aantal een persoons huishoudens ooit.
40
Het model van Motivaction (2015) geeft deze verandering in waarden mooi
weer; van behouden (traditioneel), via bezitten (modern), naar beleven en
ontplooien (postmodern).
Waar onafhankelijkheid en de bijbehorende bezittingen om dat te bewijzen,
voor hun ouders het hogere doel was, is dit voor de netniet generatie een
vanzelfsprekendheid. Zij hoeven niet meer op de barricade voor gelijke rechten en kunnen studeren, wonen, werken en reizen waar ze maar willen. Hun ouders hebben dit doel al voor ze bereikt, maar hebben hier
wel een flink offer voor moeten brengen. Om afhankelijkheid te bereiken
hebben we onze hulpbronnen, energie en elkaar uitgeput. De netniet
generatie heeft meer mogelijkheden dan alle generaties voor hen, maar
toch is er het gevoel dat er iets mist. Ze ontlenen hun status niet langer aan
het hebben van dure auto’s, huizen of een mooie titel op hun visitekaartje.
Meer dan ooit is er behoefte aan verbondenheid en het leveren van toe gevoegde waarde. Authenticiteit en zelfontplooiing is niet langer
voldoende. Het moet verder gaan dan dat, je moet met al die persoonlijke
kwaliteiten iets bij kunnen dragen aan het geheel.
Wederzijdse afhankelijkheid Stephen Covey (1989) beschrijft dit al in zijn drie fasen van persoon lijke groei:
na afhankelijkheid volgt onafhankelijkheid en als dat doel is bereikt volgt de
fase “wederzijdse afhankelijkheid”, als volgende stap in de mense lijke
ontwikkeling. Ook in de zelfbeschikkingstheorie (ZDT) van Deci en Ryan
(Ryan, 2002), die de basisbehoeften van menselijke motivatie beschrijft,
wordt naast competentie en autonomie juist verbondenheid als derde,
hogere basisbehoefte genoemd.
Nu onafhankelijkheid een vanzelfsprekendheid geworden is, kunnen we
doorgroeien naar deze derde fase van wederzijdse afhankelijkheid. Er
ontstaat ruimte voor en behoefte aan delen, helpen en bijdragen; het
leveren van toegevoegde waarde. Ook vanuit de psychologie wordt deze
behoefte om een bijdrage aan de wereld te leveren onderschreven.
Wanneer iemand toegevoegde waarde levert aan een groter geheel krijgt
men het gevoel ergens bij te horen en iets te dienen dat groter is dan
zichzelf (Boer, 2012). Kortom, de streefwaarden van de netniet generatie
zijn niet langer onafhankelijkheid en zelfontplooiing, maar het bereiken van
wederzijdse afhankelijkheid; verbondenheid, toevoegen en bijdragen.
Circulaire economieHet moge duidelijk zijn dat ons oude lineaire systeem van groei door
verbruik zijn einde nadert. Het nieuwe systeem waar door de netniet
generatie aan wordt gewerkt, is dat van de circulaire economie. Volgens
MVO Nederland (2015) is dit een economisch systeem dat bedoeld is om
herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en
waardevernietiging te minimaliseren. Doorgaan op dezelfde manier is
geen optie, zo hebben we geleerd van Al Gore, Wubbo Ockels en vele
andere voorvechters. Dit gedachtegoed past precies bij de nieuwe generatie. Het zoeken naar kringlopen en evenwicht past perfect binnen het nieuwe waardensysteem van toevoegen en verbondenheid.
Delen is “hot”Veel trends en ontwikkelingen die samenhangen met de netniet generatie
en hun voorkeuren, zoals gebruik in plaats van bezit, open source data en
DIY (do it yourself) hebben ook effect op de woonbehoefte. Een duurzame
trend die in Nederland al volledig is omarmd is die van het delen. Met name
in de netniet generatie is gebruik, ofwel het toegang hebben tot, veel
belangrijker dan het bezit. Dit komt tot uiting in de vele snel groeiende
platforms zoals Car2Go, Greenweels, Thuisafgehaald, Airbnb, Durftevragen,
Peerby en nog enorm veel meer.
Delen is “hot”; eten, spullen, vervoer, verblijf, menskracht;
het is niet langer het bezit van deze en andere zaken, maar
de snelheid en het gemak waarmee je er aan kan komen
wat het streven is. Door het dubbel gebruik van spullen
hoeft er ook nog eens veel minder van geproduceerd te
worden, wat weer gunstig is voor het milieu. Daarnaast
heeft het delen nog een ander prettig neveneffect, namelijk
het ontstaan van verbondenheid tussen de gebruikers.
Ook wordt er op een nieuwe manier gebruik gemaakt van
ruimte(s), wat zorgt voor een veranderende behoefte van
het ontwerp van de nieuwe woonomgeving.
En het houdt niet op bij het delen van spullen, eten en huizen
alleen. Ook informatie en kennis wordt op steeds grotere
schaal via internet gedeeld, waardoor de kennisindustrie
hard op weg is haar concurrentievoordeel te verliezen (voor
zover dat niet al verloren is). Het internet maakt “de crowd”
slimmer dan welke expert dan ook, door mensen met elkaar
te verbinden worden ideeën, informatie en kennis uitgewisseld
en kan men samenwerken over de grenzen van landen en
organisaties heen. Daarnaast heeft iedereen toegang tot
deze enorme hoeveelheid kennis. En kan iedereen kennis en
wijsheid halen (zoals o.a. Google doet) uit de informatie die
we genereren via internet en sociale media, zoals de links
die we aanklikken, de dingen die we ‘liken’ en ‘retweeten’
of wanneer we onze locatie delen (Surowiecki, 2004).
Zo kon het gebeuren dat de 15 jaar oude Jack Andraka een
betaalbare test voor alvleesklierkanker ontwikkelde, die 28
keer sneller, 100 keer gevoeliger en 26.000 keer goedkoper
is dan de huidige diagnostische tests. En dit alles door gebruik
te maken van het internet; informatie waar iedereen toegang
tot heeft. Wat dit gaat veranderen in ons dagelijks leven?
Heel veel. Volgens wetenschappers van de Amerikaanse
universiteit MIT zal door robotisering en computerisering
de helft van de banen gaan verdwijnen. Volgens een
behoudende schatting zullen dit in Nederland 2 a 3 miljoen
arbeidsplaatsen minder zijn. Wat is nog de toegevoegde
waarde van een ontwikkelaar of ontwerper wanneer iedereen
online zijn eigen huis kan samenstellen, kan toetsen aan wet
en regelgeving en meteen de benodigde vergunningen kan
aanvragen?
De groei in kennisdeling is wellicht ook een van de redenen
waarom DIY enorm in populariteit heeft kunnen toenemen.
En het gaat veel verder dan het “Eigen huis en tuin” van
vroeger. Van het bakken van een taart tot het bouwen van
een eigen MRI scan, overal is online wel een handleiding
van te vinden. Je Porsche motorblok uit elkaar halen? Google
“DIY Porsche engine rebuild” en er is een youtube filmpje
met stap voor stap uitleg. En door tips en verbeteringen van
gebruikers, wordt de informatie steeds beter. Resultaat:
minder (nieuwe) spullen nodig, geld besparing, veel plezier
en nog meer verbondenheid. Komt er straks wellicht ook een DIY eengezinswoning of flat?
Tiny house movementOok tot de woonomgeving dringen deze nieuwe waarden
door. De “tiny house movement” is een beweging die is
ontstaan in de Verenigde Staten waarbij mensen steeds
kleiner gaan wonen.
41SERV ICE M AGA ZINE JUNI 20 15
Hoofdredenen zijn de behoefte aan een eenvoudiger leven, duurzaamheid,
kostenoverwegingen, vrijheid, flexibiliteit, behoefte aan gemeenschap en
interesse in design (Mutter, 2013). Een groot huis met een flinke hypotheek
en een enorme ecologische voetprint zijn niet meer hip. Bewoners van een tiny house zijn helemaal klaar met al het “moeten”; werken om je hypotheek
te kunnen betalen, onderhoud, kopen en bezitten van spullen, ze kiezen
radicaal voor een geheel nieuwe levenswijze. Een eenvoudiger leven, een kleinere impact op het milieu en lagere vaste lasten, bieden de bewoners meer vrijheid, flexibiliteit en meer geld om te genieten van het leven. Inmiddels is deze beweging al overgeslagen naar Japan, Spanje en Groot
Brittannië. Ook in Nederland is veel interesse in dit fenomeen, maar werkt
regelgeving omtrent minimale afmetingen van woningen nog beperkend.
De nieuwe woonbehoefte en Heijmans ONEWat betekent dit nu voor de woonbehoefte van de toekomst? Niet veel als
wij deze nieuwe vraag als bouwers links laten liggen. Huizen zijn door de
eeuwen heen toch immers niet veel veranderd. De stortvloed aan positieve
reacties op het compacte, duurzame en flexibele huisje doet echter vermoeden
dat er veel kansen liggen. Kansen om in te spelen op de vraag naar kleiner,
duurzamer, flexibeler, leuker, groener, gezamenlijker, goedkoper, aanpas
baarder, makkelijker en bovenal slimmer wonen.
Heijmans ONE is slechts een eerste verkenning van deze vraag. Het is een
duurzame woning, die circulair is in zijn gebruik. Nadat de tijdelijke
bewoning op een pauzelandschap wordt beëindigd omdat de definitieve
invulling van start gaat, hoeft de woning namelijk niet te worden afgebroken,
maar kan hij opnieuw worden ingezet op een andere locatie. Zo gaat de
Heijmans ONE minimaal 30 jaar mee. Ons doel is om de Heijmans ONE
op den duur zelfvoorzienend en cradle to cradle te maken. Daarmee is
vandaag al de eerste stap gezet, doordat de woning allelectric is, waardoor
hij niet aangesloten hoeft te worden op gas. Daarnaast is door gebruik van
PV panelen, infra rood verwarming en slimme warm watersystemen het
energieverbruik van de woning neutraal. Ook wordt getest met een nieuw
douche systeem dat veel minder water verbruikt. Hierdoor komt een
zelfvoorzienende woning steeds dichterbij. Ook op gebied van materialen
bevat de woning nu al veel hout, maar worden ook mogelijkheden onder
zocht om steeds meer herbruikbare materialen toe te passen en materialen
beter te kunnen scheiden.
Ook qua gebruik sluit de Heijmans ONE aan bij de hiervoor
beschreven trends en ontwikkelingen. Het huis is met zijn
45 vierkante meter een voor Nederlandse begrippen zeer
compacte vrijstaande woning, wat aansluit bij de behoefte
aan minder, kleiner en duurzamer. Daarnaast biedt de
woning de bewoner veel flexibiliteit, doordat het per definitie
een tijdelijke oplossing is. Bovendien gebruikt de bewoner de
locatie en woning slechts tijdelijk en wordt geen eigenaar.
Dat tijdelijkheid echter ook meteen een lagere kwaliteit met
zich meebrengt wordt met Heijmans ONE ontkracht. Het
bewijst dat je met je huis toegevoegde waarde kan bieden,
maar wel op een onderscheidende en toffe manier.
De bouwer als woonprovider?!De uitdaging zit met name nog in de individualiteit. In
een volgende versie van Heijmans ONE is er wellicht meer
moge lijkheid om het huis zelf te ontwerpen en aan te passen.
Wie weet bouwen wij in de toekomst helemaal geen stenen
nieuwbouwhuizen meer, maar zijn wij “woonprovider” die
de koppeling tussen vraag en aanbod faciliteert. Dan zorgen
wij, al dan niet met partners, voor (ver)plaatsing, aanpas
sing, onderhoud, financiering en recycling van volledig
herbruikbare en zelfvoorzienende woonmodules. Zo ver is
het nu nog lang niet en er moet met name op gebied van
regelgeving en doorbreken van vaste (financierings)patronen
nog een flinke lans worden gebroken, maar met Heijmans
ONE zetten wij in elk geval de eerste stap.
Een stap naar een huis dat toegevoegde waarde biedt voor
de netniet generatie. Precies zoals zij dat doen voor ons.
BronvermeldingBoer, M. d. (2012). Durven doen wat je raakt. Nederland:
Uitgeverij Thema.
CBS. (2015, Mei 2). CBS Statline. Retrieved from CBS: http://
statline.cbs.nl/Statweb/
Centraal Bureau voor de Statistiek. (2014).
Achtergrondkenmerken en ontwikkelingen van zzp’ers in Nederland. Den Haag/Heerlen: Centraal Bureau voor de
Statistiek.
Covey, S. R. (1989). The 7 habits of highly effective people. United States: Free Press.
Motivaction. (2015, Mei 2). Segmentatie verhoogt uw effectiviteit: Mentality. Retrieved from Motivaction: http://
www.motivaction.nl/mentality
Mutter, A. (2013). Growing Tiny Houses. Lund, Sweden:
Master Thesis Lund University.
MVO Nederland. (2015, mei 2). Circulaire economie. Retrieved
from MVO Nederland: http://www.mvonederland.nl/
circulaireeconomie/watisdecirculaireeconomie
Ryan, E. D. (2002). Handbook of Self-Determination Research. Rochester: University of Rochester Press.
Surowiecki, J. (2004). The Wisdom of Crowds. United States:
Doubleday; Anchor.AFBEELDING 1
Heijmans ONE
42
Retail is detailEen beschouwing inzake Leidsche
Rijn Centrum (LRC)
Retail is een business van groei, om het
simpele feit dat het moet. Zonder groei
van de omzet kunnen retailers op de
lange termijn niet bestaan. Die groei
moeten ze realiseren om de groeiende
kosten voor te blijven. De groeiplannen
van retailers hebben als gevolg dat ze
onder andere willen groeien met
nieuwe winkellocaties en die blijven ze
ook nodig hebben. Maar hebben
retailers nog steeds nodig wat ze ooit
in een ander tijdsgewricht hebben
bedacht? Een analyse naar aanleiding
van een actuele casus LRC bij Utrecht.
Ontwikkelingen in retail algemeenWanneer we naar de omzet in de periode van de afgelopen tien jaar kijken
valt op dat de meeste sectoren in nonfood sinds 20082009 de inflatie niet
meer bij kunnen houden. Dit hoeft geen onoverkomelijk bezwaar te zijn
wanneer de marges enorm stijgen. Hier is echter in de meeste branches
geen sprake van.
Frank QuixFrank Quix studeerde bedrijfskunde en accountancy aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij werkte onder andere bij Ernst & Young en bij Deloitte, voordat hij zijn eigen bureau Q&A Research & Consultancy startte in 2013. Zijn bureau is gespecialiseerd in retail en richt zich op onderzoek, advies en opleiding voor de hele sector inclusief toeleveranciers. Frank is al 20 jaar actief als adviseur binnen de retail en combineert deze werkzaamheden met wetenschappelijk onderwijs aan de Rijks Universiteit Groningen en de Universiteit van Amsterdam.
De omzetgroei kan in veel gevallen de groei van de kosten
niet bijhouden wat we in de theorie ‘De schaar van Van
der Kind’ noemen. Het schaarmechanisme beschrijft de
noodzaak van de omzetgroei met liefst de inflatie of iets
daarboven, omdat de retailer zich dan in de regel beschermd
weet tegen de stijgende kosten in zijn operatie.
Online afvloeiing een serieus fenomeenIn dezelfde periode sinds 2004 heeft het aandeel online
retail een behoorlijke groei doorgemaakt. Hoewel
gepresenteerde cijfers van verschillende organisaties sterk
uiteenlopen, is onze analyse van alle cijfers dat in 2005
slechts 1,6 procent van de totale detailhandelsomzet online
werd gerealiseerd. In 2007 is de online omzet opgelopen tot
2,8 procent (Thuiswinkel, 2012) en in 2013 is de online omzet
opgelopen tot bijna 6,9 procent van de totale detailhandels
omzet (ABN AMRO, 2014). Vooral nonfood retail wordt
geraakt, maar de verschillen van sector tot sector zijn groot.
Voor elektronica is het aandeel ruim 20 procent (ABN AMRO,
2014) en voor voorverpakte levensmiddelen slechts 2
procent (ABN AMRO, 2014). Een complicerende factor is dat
niet alle online omzet als zodanig wordt gemeten, wanneer
fysieke retailers deze realiseren wordt de omzet als fysiek
aangemerkt bij het CBS. ING stelt in haar visie op sectoren
2014 dat de schoenenbranche al 14 procent online aandeel
kent en verwacht dat dit richting 2020 naar 35 procent
groeit. Voor de mode schat ING het online marktvolume in
op 13 procent.
De ontwikkeling van de metersOpmerkelijk genoeg heeft de ontwikkeling van vierkante
meters winkelvloeroppervlak niet meebewogen met
bovenstaande trends. Tussen 2004 en 2013 is het aantal
vierkante meters in nonfood met 13 procent gestegen,
waarbij in mode de stijging 22 procent en voor de
schoenenbranche 14 procent bedroeg (Locatus, 2014).
Wanneer we de jaren van de crisis (20072013) in ogen schouw
nemen (niet afzonderlijk in een grafiek opgenomen) zien we
nog steeds behoorlijke groei van het winkel vloeroppervlak.
Nonfood retail ziet de meters in de periode 20072013 met
6 procent toenemen.
FIGUUR 1
Omzet ontwikkeling retail 20042013 Bron: CBS, 2015, bewerking Q&A 2015
120
110
100
90
80
702004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
121
118
99
9391
85
81
77
FoodNonfoodConsumentenelektronicaDoehetzelfModeSchoenenWonenInflatie
43SERV ICE M AGA ZINE JUNI 20 15
De vloerproductiviteit staat onder drukWanneer we kijken naar de ontwikkeling van de omzet per vierkante meter,
de zogenaamde vloerproductiviteit, en de online ontwikkeling buiten
beschouwing laten, daalt de omzet per meter tussen 2004 en 2013 al
met 19 procent in nonfood, voor mode met 19 procent en schoenen met 18
procent, alles niet gecorrigeerd voor inflatie. Hierbij delen we de totale
detailhandelsomzetten (geen correctie voor online gerealiseerde omzetten)
in de respectievelijke branches in de respectievelijke jaren door de
vierkante meters winkelvloeroppervlak.
De consumenten prijsindex (CPI 20072013) stijgt met 13,9
procent en dat betekent een nog hardere reële daling van
de omzet per vierkante meter. Hiermee wordt een over
capaciteit in mode en schoenenretail van gemiddeld 30
tot 40 procent aan meters zichtbaar, omdat de inflatie voor
een groot deel moet worden goed gemaakt. Niet bijhouden
van de inflatie leidt tot een lagere winstgevendheid. Per
verzorgings gebied moet een afzonderlijke analyse gemaakt
worden in hoeverre er nog opname capaciteit is voor
nieuwe meters.
Toekomstvisie retail in NederlandDe verwachtingen voor retail lijken iets positiever te zijn
dan de afgelopen jaren. Sinds het uitbreken van de crisis
hebben we ten opzichte van de groeivoorspellingen die in
2008 klaar lagen voor de toekomst 11 procent moeten
inleveren. In 2008 werd gedacht dat de omvang van de
Nederlandse economie vijf jaar later, in 2013, 704 miljard
euro zou bedragen. In werkelijkheid bleek dat nog geen 627
miljard euro te zijn. De economie was maar liefst 11 procent
kleiner dan voorspeld door het IMF (NRC, 2014). Met die
kennis zijn destijds plannen gemaakt voor nu en morgen.
Online zal minder hard groeien dan in de afgelopen jaren,
maar desalniettemin zal dit voor een verdere afvloeiing
zorgen. Natuurlijk zullen ook fysieke retailers hun deel
online opeisen en de signalen lijken erop te wijzen dat
fysieke retailers harder online groeien dan zogenaamde
‘pure players’, retailers die alleen online verkopen. Deze
ontwikkeling brengt twee gevolgen met zich mee:
• Eigen online omzet kannibaliseert op de fysieke omzet
en (nieuwe) pure players zullen verder marktaandeel
pakken, omdat iedere euro die een online speler uit
de markt haalt bij een niet groeiende markt ten koste
gaat van bestaande (fysieke) spelers in termen van
marktaandeel.
• De kosten van online omzet zijn hoger dan bij fysieke
retail, dit omdat de retailer een aantal functies weer
overneemt van de klant zoals het order picken. Gevolgen
zijn lagere marges in totaliteit en sterk onder druk
staande productiviteit bij de fysieke retailer. Traditionele
retailers moeten investeren in online faciliteiten en
tegelijkertijd in het aantrekkelijker maken van de winkels.
De schaar zal dan nog harder toeslaan. Retailers zullen
moeten gaan rationaliseren in hun winkelportfolio. Dat
betekent concreet: winkels sluiten, wellicht kleinere winkels
en vaak ook minder winkels openen. Vooral die retailers die
verwachten meer omzet online te zullen halen, zullen hierop
voorsorteren. De regels van vóór de crisis; meer winkels,
meer meters is meer omzet, werkten in feite toen al niet
meer, maar zijn in de toekomst niet meer te hanteren.
Wanneer aanpassingen naar de toekomst toe uitblijven voor
wat betreft netto toevoeging van metrages, zal de vloer
productiviteit de neiging hebben om verder te dalen. Dit uit
zich op dit moment nog maar in beperkte mate in leegstands
cijfers, deels door alternatieve invullingen op leegkomende
locaties, maar vooral ook door het lang blijven exploiteren
van retailers.
FIGUUR 3
Ontwikkeling vloerproducititeit retail 20042013
Bron: CBS, 2015, Locatus 20032014, bewerking Q&A 2015
FIGUUR 2
Ontwikkeling winkelvloeroppervlak retail 20042013
Bron: CBS, 2015, Locatus 20032014, bewerking Q&A 2015
ElektronicaWoninginrichting
SchoenenDHZModeNonfoodFood
+13% +12% +22% +14% +14% +6%
-6%
115
105
95
85
75
652004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
118
107
90
82818178
67
FoodNonfoodConsumentenelektronicaDoehetzelfModeSchoenenWonenInflatie
De combinatie van de nieuwe economische realiteit, de digitalisering en de
overbewinkeling, heeft een enorme impact gehad op de performance van
fysieke winkels, in het bijzonder op de productiviteit per meter. Ook na 2007
worden nog steeds meters toegevoegd. De fysieke omzet voor schoenen en
mode is sinds 2007 met 23 procent gedaald als gevolg van afnemende
bestedingen en afvloeiing naar online verkoop. Het aantal meters groeit
met respectievelijk 8 procent in schoenen en 12 procent in mode. Dit leidt tot
een daling van de omzet per vierkante meter met 31 procent. In 2007 is de
omzet per vierkante meter voor schoenen en mode nog 3.386 euro gemiddeld
en daalt naar 2.340 euro in 2013.
44
Wij spreken daarom liever van latente leegstand die nog niet zichtbaar is
maar wel boven de markt hangt. We zijn beland in het nieuwe normaal met
een nieuwe economische realiteit van beperkte groei, afvloeiing als gevolg
van de digitale ontwikkeling en dit alles leidt tot een verdere over
bewinkeling waar reeds nu al sprake van is.
De casus Leidsche Rijn Centrum in het nieuwe normaalDe plannen voor LRC zijn al lang geleden gemaakt. Leidsche Rijn was één
van de laatste echt grote stadsuitbreidingen en LRC werd gezien als één van
de laatste grote centra met een stadsdeelverzorgende functie in Nederland.
Het zou het ‘tweede centrum’ van Utrecht worden. De belangstelling voor
de vestiging vanuit de retail was groot. Daarbij kon onmogelijk rekening
worden gehouden met alle toekomstige ontwikkelingen. Hoe om te gaan
met een projectie uit het verleden van een centrum in het nieuwe normaal?
Locatie suboptimaalIdealiter ligt een winkelcentrum in het midden van haar verzorgingsgebied.
De bedachte locatie van LRC is aan de rand van het beoogde verzorgingsgebied.
Bovendien is het voorziene LRC op relatief korte afstand van Utrecht Centrum
gelegen. Verwacht mag worden dat dit zorgt voor een benedengemiddelde
koopkrachtbinding vanuit het eigen stadsdeel op LRC. Dit blijkt een belangrijk
argument te zijn voor retailers in hun afwegingen om niet te kiezen voor
vestiging in LRC.
Actualiteit DPO-sommenIn het algemeen kan worden gesteld dat de belangrijke DPO (Distributie
Planologisch Onderzoek)variabelen als koopkrachtbinding en –toevloeiing,
gemiddelde besteding en vloerproductiviteit, waarmee in 2007 werd gerekend,
in 2014 niet meer mogen worden toegepast.
In 2007 werd in de DPO voor het niet dagelijkse pakket uitgegaan van een
norm vloerproductiviteit van 4.000 euro en in 2014 is dit naar beneden
bijgesteld tot een normproductiviteit van 3.000 euro. De 3.000 euro is
wellicht al aan de lage kant voor een goede exploitatie. Hierbij moet worden
aangetekend dat de productiviteit voor de sectoren mode en schoenen al
gemiddeld lager uitkomt als gevolg van de economische en digitale
ontwikkelingen. Uit een rondgang langs retailers lijkt het DPO getal uit
2014 minder realistisch en een goede exploitatie moeizaam in relatie tot de
beoogde huur. Bij het vasthouden aan de normbedragen uit 2014, zouden
we rekening houdend met de economische realiteit en digitalisering
wellicht moeten komen tot een centrum met een substantieel kleinere
capaciteit aan nonfood meters.
Online effect en mobiliteitseffect op LRCJongeren en gezinnen zijn in de basis een voordeel voor de ontwikkeling
van winkelgebieden, ze besteden meer aan goederen dan ouderen. Er
kleeft echter ook een nadeel aan deze groep, ze besteden namelijk ook
meer online. Almere is een referentie die Q&A Research & Consultancy
heeft onderzocht, met een bovengemiddeld hoog aandeel online aankopen.
Dit hoge aandeel wordt door twee zaken gedreven, tijdgebrek enerzijds en
gewenning anderzijds. Voor Leidsche Rijn hebben we geen afzonderlijk
consumentenonderzoek gedaan, maar gelet op de samenstelling van de
bevolking is het aannemelijk dat gedragingen van de bewoners gelijkenissen
zullen vertonen. Uit onderzoek blijkt dat de afvloeiing naar online verkoop
in de stad Utrecht uitzonderlijk hoog is voor niet dagelijkse goederen,
namelijk nu reeds 20 procent (Provincie Utrecht, 2015). Het nog ontbreken
van een niet dagelijkse winkelvoorziening kan bijdragen aan een groter
online aandeel van de bestedingen. Omdat mode en schoenen sterk
groeiende categorieën online zijn, zouden winkels die deze producten
verkopen met minder meters geprojecteerd moeten worden in LRC.
Een tweede aspect dat invloed heeft op mogelijke afvloeiing
is de mobiliteit van de bewoners. Zowel gebruikmaken van
de auto om elders boodschappen te kunnen doen of te gaan
winkelen als ook de goede en directe ontsluiting van de
binnenstad van Utrecht met het openbaar vervoer, zullen
effect hebben op de binding die de bewoners zullen krijgen
met LRC. Uit onderzoek voor de NRW in 2013 (Q&A Research
& Consultancy) bleek al dat consumenten tot 30 minuten
bereid zijn te reizen voor niet dagelijkse goederen. Wij
verwachten dat reeds bestaande patronen en het grote en
diverse aanbod van winkelvoorzieningen in de Utrechtse
binnenstad, voor bewoners van Leidsche Rijn, ook tot een
beperktere behoefte aan winkelmeters zal leiden in de
categorie niet dagelijkse goederen.
Overcapaciteit in Leidsche Rijn Wij hebben bovendien nog kennisgenomen van de reeds
bestaande overcapaciteit in het directe verzorgingsgebied,
die zich reeds uit in de bestaande leegstand bij de andere
winkelcentra. In de winkelstructuur waren ‘onder’ LRC nog
twee grote wijkwinkelcentra voorzien, Vleuterweide en
Terwijde. Naar huidige maatstaven zijn deze centra
over gedimensioneerd; nonfood retailers hebben grotere
verzorgingsgebieden nodig en vestigen zich niet langer in
wijkverzorgende centra. Vooral in Terwijde is deze tendens
goed waarneembaar, hier staat 45 procent van alle winkels
thans leeg (Locatus, 2015).
Bovendien is met de komst van The Wall ook nog extra retail
capaciteit toegevoegd aan het gebied, boven de geplande
capaciteit. Deze ontwikkeling heeft de zorgvuldige winkel
planning volledig doorkruist. Hoewel niet alle branches in
The Wall zijn toegestaan, betekent The Wall een forse
concurrent voor bijvoorbeeld de bruin/witgoed branche,
die zich door de vestiging in The Wall, niet ook nog eens in
LRC zal vestigen. Bovendien vindt in The Wall reeds de
verkoop van mode en schoenen plaats (natuurlijk onder
andere retail condities) en maken het concurrentieveld met
LRC er niet beter op. Hoewel goed bereikbaar en met gratis
parkeren, en in feite zonder concurrentie in stadsdeel
Leidsche Rijn, kampt The Wall vanaf de opening met
problemen en leegstand.
Compacter, maar sterker LRCGezien de hierboven beschreven ontwikkelingen lijkt het
ons verstandig om te komen tot een substantieel kleinere
maatvoering van LRC. Een die meer aansluit bij deze tijd en
de bijgestelde verwachtingen ten aanzien van de ontwikkeling
van nonfood retail in de komende jaren en de reeds
bestaande overcapaciteit. Zoals wij de situatie kwalitatief
beoordelen zouden wij komen tot een substantieel kleiner
verkoopvloeroppervlak dan het thans ingetekende deel voor
nonfood retail. Een kleiner centrum zorgt overigens weer
voor de benodigde schaarste en dit kan weer leiden tot een
betere exploitatie voor diegenen die zich wel hier kunnen
vestigen. Compacter, maar sterker een centrum qua dimensie
passend bij de nieuwe retail realiteit, aantrekkelijk voor de
bewoners en rendabel voor de ondernemers.
45SERV ICE M AGA ZINE JUNI 20 15
ir. Geri WijnenGeri Wijnen is werkzaam bij BRO als adviseur retail binnen de groep Functies & Beleid. Zij studeerde Real Estate Management & Development aan de Technische Universiteit Eindhoven. Daarvoor was ze ruim vier jaar werkzaam als ontwikkelingsmanager van diverse winkelcentra bij Wereldhave.
Uitdagingen in de huidige retail-vastgoedmarktHet zijn lastige tijden in de retailsector
en voor het winkelvastgoed. Althans,
dat horen we overal om ons heen. Onze
manier van winkelen verandert, we
kopen online, houden de hand op de
knip, bekende winkelketens gaan failliet
of hebben het zwaar en er is leegstand.
De minister presenteerde zelfs een
Retailagenda om het winkelen
toekomstbestendig te maken. Wat is er
aan de hand en hoe moet het verder?
We kijken naar de huidige
ontwikkelingen in de retail- en
retailvastgoedsector en de uitdagingen
die daardoor veroorzaakt worden.
Wat is er aan de hand? De derde retailrevolutieOns winkelgedrag is de laatste jaren sterk veranderd. Winkelgebieden kampen
met afnemende bezoekersaantallen en we zijn in toenemende mate online
gaan winkelen. Deze ontwikkeling wordt ook wel omschreven als de derde
retailrevolutie (Sorenson, 2012). Efficiëntie en gemak staan daarbij op een
andere wijze centraal dan voorheen.
De eerste zogenaamde retailrevolutie is feitelijk de opkomst van detailhandel
als gevolg van de efficiëntie van specialisatie. Handel in producten en
diensten is ontstaan in een maatschappij waarin het handig en voordelig
bleek als ieder zich bezig hield met datgene waarin hij uitblinkt. De tweede
revolutie behelst de opkomst van massaconsumptie en zelfbediening. In het
verlengde van de groei van de industriële wereld vond men manieren om
fabrieksmatig in grote hoeveelheden en tegen steeds lagere prijzen te
produceren. Een groter aanbod en lagere prijzen waren een feest voor de
consument, maar centraal stond feitelijk de efficiëntie van het proces van
de retailer.
“Daarbij liggen er volop kansen voor
hen die zich richten op het zo adequaat
mogelijk aanpassen van het eigen
verkoopproces naar een optimaal
koopproces voor de klant."
De fase die we nu ingegaan zijn is wederom gestoeld op
efficiëntie en gemak, maar dit keer draait het om de
optimalisatie van het (aankoop)proces van de consument.
Technologische ontwikkelingen zoals de opkomst van
internet en smartphones hebben absoluut bijgedragen aan
deze kentering. Samen met een terugloop in consumenten
bestedingen vanwege de economische laagconjunctuur
heeft dit serieuze gevolgen gehad voor de gevestigde
detailhandel. Mensen blijven echter altijd producten en
diensten nodig hebben. In onze sterk gespecialiseerde
samenleving is de behoefte aan handel en handelsplatformen
alleen maar groter geworden. Daarbij liggen er volop kansen
voor hen die zich richten op het zo adequaat mogelijk
aanpassen van het eigen verkoopproces naar een optimaal
koopproces voor de klant. Dit gaat directe gevolgen hebben
voor retailers en daarmee ook voor de vastgoedmarkt en
onze detailhandelsstructuur.
Effecten, uitdagingen en kansen
RetailersIn de toekomst zal er slechts ruimte zijn voor hen die succes vol
een efficiënt koopproces voor de klant bieden. Het koopproces
van de klant wordt ook wel de customer journey genoemd.
Dit is de route die de klant aflegt om een product of dienst
te kopen en omvat momenten van inspiratie, oriëntatie,
aankoop en feedback. In een efficiënt aankoopproces wil de
consument zo snel mogelijk en zo eenvoudig mogelijk, op
het door hem gewenste moment en op de door hem gewenste
wijze het gekozen product of dienst tot zich nemen. Interessant
zijn in dit licht de zeven dimensies van gemak (MarketResponse,
2014) die onderscheiden kunnen worden. Dit zijn bereik
baarheid, begrijpelijkheid, tijdsbesparing, ontzorgen,
makkelijk kiezen (en vergelijken), flexibiliteit en vertrouwen.
Succesvolle retailers weten in te spelen op het gemak van de
klant in de customer journey middels deze dimensies. Een
soepele omnichannel benadering is daarbij vanzelfsprekend.
46
IKEA is een goed voorbeeld van een retailer die hier al flink mee op weg is.
De van origine ultieme zelfbedieningswinkel biedt de klant flexibiliteit in
serviceniveaus en kan des gewenst de klant ontzorgen en tijd besparen door
thuis bezorgen en montage van producten. De winkel is optimaal bereikbaar
door de combinatie van een webshop en ruime winkelopeningstijden. De
mogelijkheid producten gedurende lange tijd en zelfs zonder oorspronkelijke
verpakking te kunnen retourneren getuigt van vertrouwen.
In de dagelijkse sector is met de introductie van pickup points en
bezorgdiensten van ‘boodschappenboxen’ ook een ontwikkeling gaande
van ontzorgen van en tijdsbesparing voor de klant. In de modewereld wordt
hier bijvoorbeeld op ingezet door The Cloakroom, die mannen een gratis
personal shopper service biedt.
Eigenaren Wat voor retailers geldt, geldt ook voor eigenaren. Ook eigenaren van
winkelvastgoed kunnen het verschil maken door het faciliteren van een
optimaal koopproces voor de klant en het inspelen op de verschillende
dimensies van gemak. Dit kan bijvoorbeeld door het toevoegen van extra
voorzieningen als sfeervolle horeca, schone toiletten met kinder en
babyfaciliteiten, comfortabele zitplaatsen en kinderspeelplekken. Maar
ook door gezamenlijke langere openingstijden doordeweeks en op zaterdag
en het organiseren van interessante evenementen. Het management van
winkelcentra gaat daardoor een nog grotere en belangrijkere rol spelen,
evenals een goede samenwerking tussen vastgoedeigenaren en huurders.
Omzethuur of passantenhuur in combinatie met meer flexibele huur
contracten kan daarbij een wederzijdse stimulans zijn. Interessant is de
benadering van Stadshart Amstelveen, waar tal van extra services,
geboden worden (bijvoorbeeld gratis babykit, rolstoeluitleen en personal
shopper) om de klant een zo aangenaam mogelijke winkelervaring te
bieden. Ook is het gehele winkelcentrum doordeweeks geopend tot
minimaal 19 uur.
DetailhandelsstructurenVoor wat betreft het winkelvastgoed en de bestaande detailhandelsstructuur
is het onontkoombaar dat deze ontwikkelingen een effect gaan hebben.
Volgens Evers et al. (2012) wordt de ontwikkeling van de detailhandels
structuur bepaald door drie bepalende krachtenvelden (zie figuur 1), namelijk
de markt, de ruimte en de regels, die onderling een continue wisselwerking
hebben. Deze spanningsvelden zijn locatiestrategieën, marktregulering en
ruimtelijke ordening.
In de afgelopen jaren is met name veel aan de hand in de
wisselwerking tussen markt en ruimte, onder andere als
gevolg van omzetdalingen en winkelsluitingen. Zo loopt de
leegstand van winkelvastgoed al acht jaar achtereenvolgens
op en bedroeg deze op 1 januari 2015 zo’n 7,5 procent van
het totale aantal winkelpanden. Tegelijkertijd neemt het
totale winkel vloeroppervlak nauwelijks meer toe. Vorig jaar
werd nog geen 1 procent aan winkelmeters aan de totale
voorraad toegevoegd (Slob, 2015).
Lokaal en regionaal zijn er echter wel grote verschillen.
In regio’s als Zeeland, Groningen en Limburg loopt de
leegstand op tot 11 procent en lokaal tot boven de 20 procent.
In centra van middelgrote steden neemt de leegstand ook
sterker toe dan elders. Daar staat tegenover dat er ook
plaatsen zijn waar de leegstand slechts 3 a 4 procent
bedraagt, of waar deze zelfs afneemt zoals in Utrecht,
Den Bosch en Groningen (Locatus, 2015; Slob, 2014; Slob,
2015). In deze trend is duidelijk zichtbaar dat steden in het
algemeen, maar vooral de Randstad en enkele plaatsen
binnen andere regio’s, in trek zijn als woon en werkplaats
en daarmee als vestigingsplaats voor winkels. Marlet et al.
(2013) verklaart de ontwikkeling van verschillen tussen
steden en regio’s op basis van een combinatie van
geo grafische ligging en stads kenmerken, zoals het aantal
hoogopgeleiden, banenaanbod en variëteit aan stedelijke
voorzieningen. Hierbij is een parallel te zien met de
ontwikkeling van vestigingskeuzes van supermarkten.
Zo neemt het totaal aantal super markten in Nederland toe,
terwijl er tegelijkertijd steeds meer dorpen zijn zonder
supermarkt (Nieland, 2014). De trend van focus op
aantrekkelijke steden en grote regionale verschillen zal
de komende jaren verder toenemen. De vraag is of daarmee
de typisch fijnmazige detailhandelsstructuur van Nederland
wel overeind gehouden kan worden.
Ook zijn er binnen steden zelf grote verschillen tussen
sterke en zwakke locaties. Zo is er vooral meer leegstand in
aanloopstraten, waarbij het soms onvermijdelijk is dat deze
weer een woonbestemming of andere invulling gaan krijgen.
Ook is het niet duidelijk wat bijvoorbeeld het vertrek van
publiektrekkers als de Bijenkorf of een mogelijk faillissement
van V&D voor steden zou betekenen in termen van bezoekers
aantallen en loopstromen. In ieder geval is er een duidelijke
beweging naar meer compacte binnensteden gaande.
Andere locatiekeuzesDoor technologische ontwikkelingen als de opkomst van de
smartphone en tablet is er ook een verandering gaande wat
betreft locatiestrategieën. In het verleden is door schaal
vergroting in combinatie met een toename aan online
verkopen de vloerproductiviteit sterk afgenomen. In de
toekomst zullen er nog steeds plekken zijn voor enorm grote
winkels als Primark en internationale flagshipstores, maar
door een sterke omnichannel benadering (bijvoorbeeld
bestellen via internet in de winkel) kunnen winkels
toekomen met met een kleiner assortiment en minder
voorraad. Voor de meeste winkels geldt dat zij daardoor
minder vierkante meters nodig hebben.
FIGUUR 1
Bepalende krachtenvelden bij detailhandelhandelsontwikkelingen
(Evers et al., 2012)
Markt
Ruimtelijke ordeningRegelsRuimte
Locatiestrategieën Marktregulering
47SERV ICE M AGA ZINE JUNI 20 15
Vanuit het perspectief van gemak en efficiëntie is het eigenlijk ook vreemd
om als klant een groot deel van je tijd zoekend en lopend in een winkel te
verblijven. Afhaalpunten en bezorgservices zullen daarom nog verder
opkomen. Uiteindelijk is het onafwendbaar dat een groot deel van de
verkoop van lang houdbare dagelijkse food en nonfood producten via deze
weg plaats gaat vinden. Dit vraagt echter om ‘winkelmeters’ op een ander
type locatie en ook goede regelgeving op dit vlak.
Interessant is ook de rol van webwinkels. Zoals gezegd spreekt een goede
omnichannel benadering voor een succesvolle retailer voor zich. Ruim
tweederde van de webwinkels heeft dan ook interesse in een (tijdelijke)
fysieke winkel. Zij vestigen zich het liefst in een stads of dorpcentrum met
tenminste honderd winkels en een regionale aantrekkingskracht. Echter
ervaren webwinkeliers nog een te laag aanbod aan geschikte panden, hoge
huurprijzen en strikte huurwetgeving waardoor zij uitwijken naar plaatsen
buiten stads en dorpscentra (Weltevreden, et al., 2014). Indien regelgeving
en branchebeperkingen worden versoepeld kan de vestiging van webwinkels
kansen bieden voor binnensteden.
Door de toegenomen leegstand en met het oog op gemak voor de klant is er
ook ruimte voor de opkomst van winkels in de stad die zich voorheen juist
altijd daarbuiten vestigden, zoals de stadswinkels van bouwmarkten en
tuincentra. Praxis, Gamma en IKEA experimenteren hier al mee.
Daarnaast staat er nog veel te gebeuren met perifere winkellocaties, zoals
meubelboulevards en retailparks, maar ook autoshowrooms (NRW, 2015).
Vorig jaar steeg de leegstand op dit soort grootschalige locaties het hardst
(Slob, 2015). Met het verruimen van brancheringsmogelijkheden worden
andere winkeltypes aangetrokken, maar dit kan grote gevolgen hebben
voor binnensteden.
Hoe verder?Om de veranderingen binnen de retailmarkt in goede banen te leiden is het
nodig om keuzes te maken en is nieuwe regelgeving nodig. Op nationaal
niveau is een Regiegroep Retailagenda hier al mee aan de slag. Provincies
pakken ook al nadrukkelijk hun rol op ten aanzien van regulering en zullen
dit alleen nog maar meer gaan doen. Zeker is dat in sommige regio’s,
gemeenten en steden winkelmeters gesaneerd moeten worden om een
nieuw evenwicht te bereiken. Dit betekent dat veel vastgoedeigenaren nog
zullen moeten afboeken op hun bezit en dat gemeenten detailhandel in
kansarme gebieden zullen moeten wegbestemmen met het risico op
planschadeclaims. In kansrijke gebieden zullen bestemmingsplannen echter
meer flexibiliteit moeten bieden ten aanzien van branchering en
bijvoorbeeld horeca.
“Terwijl we het beschermen van onze
binnensteden en wijkwinkelcentra hoog in het
vaandel houden moet het niet onmogelijk worden
om dit soort andere winkelmeters te realiseren."
Overigens wil dit niet zeggen dat absoluut nergens in Nederland meer
nieuwe winkelmeters gerealiseerd zouden kunnen worden. Hiervoor
hebben we gezien dat onder invloed van de derde retailrevolutie voor
succesvolle retailers en eigenaren het creëren van een optimaal efficiënt
koopproces voor de klant centraal zal staan. Ze maken het verschil door in
te spelen op de dimensies van klantgemak in de customer journey. Retailers
maken daardoor ook andere locatiekeuzes.
Terwijl we het beschermen van onze binnensteden en
wijkwinkelcentra hoog in het vaandel houden moet het niet
onmogelijk worden om dit soort andere winkelmeters te
realiseren. Laten we hopen dat de nood nu hoog genoeg is
voor retailers, vastgoedeigenaren en gemeenten om tot
samenwerking en gezamenlijk investeringen te komen,
waarbij moeilijke keuzes niet geschuwd worden en waarbij
wij allen als klant de winnaar zijn.
BronvermeldingEvers, D., Kooijman, D. & Van der Krabben, E. (2012),
Toekomst van de Nederlandse detailhandelsstructuur: Een
verkenning van drijvende krachten. Real Estate Research Quarterly, April 2012, 2434.
Locatus (2015), RetailFacts 2015 – Kengetallen over de Nederlands detailhandel. Woerden: Locatus.
MarketResponse (2014), Making Life Easy, Event Gemak dient
de Klant, 19032014.
Marlet, G., Ponds, R., Woerkens, C. van (2013), De toekomst van de Gelderse stad. Utrecht: Atlas voor gemeenten.
Nieland, P. (2014), Steeds meer dorpen zonder supermarkt,
terwijl het aantal supermarkten stijgt, Locatus Retail Reflect, webpublicatie 07012014, http://www.locatus.com/
retailreflect/2014/07/01/steedsmeerdorpenzonder
supermarktterwijlhetaantalsupermarktenstijgt/
NRW (2015), Sluimerende leegstand in periferie potentiële veenbrand, webpublicatie 24032015, http://nrw.nl/
sluimerendeleegstandinperiferiepotentieleveenbrand/
Slob, G. (2014), Kunnen zelfstandig ondernemers de
leegstand oplossen?, Locatus Retail Reflect, webpublicatie
25082014, http://www.locatus.com/
retailreflect/2014/25/08/kunnenzelfstandigondernemers
deleegstandoplossen/
Slob, G. (2015), Na jarenlange stijging leegstand retail
eindelijk op de politieke agenda, Locatus Retail Reflect, webpublicatie 28012015, http://www.locatus.com/
retailreflect/2015/28/01/ontwikkelingenretail2014
eindelijkopdepolitiekeagenda/
Sorenson, H. (2012), Efficiency & Convenience, an
Introduction to “The Third Wave” of Retailers, Views, webpublicatie 20032012, http://shopperscientist.com/2012
0320.html
Rijksoverheid (2015), Retailagenda, webpublicatie 1703
2015, http://www.rijksoverheid.nl/documentenen
publicaties/publicaties/2015/03/17/retailagenda.html
Weltevreden, J., Bardoel, J., & Schildkamp, B. (2014),
Vestigingsvoorkeuren van webwinkels, een onderzoek naar de behoefte van webwinkels aan winkelruimte in Nederland. Amsterdam: Centre for Applied Research on Economics and
Management / Seinpost Adviesbureau B.V.
48
Jeffrey Boerebach MScJeffrey studeerde in november 2012 af aan de opleiding Real Estate Management and Development. Tijdens zijn master is hij actief geweest binnen studievereniging SERVICE, als redacteur van het magazine voor de 18e jaargang en als commissielid binnen het acquisitiebeleid. Sinds februari 2013 is Jeffrey werkzaam als Research Analist bij Redevco, een private investment manager met de focus op retail real estate in Europa.
Eén jaar in de praktijkNa mijn master Real Estate
Management and Development aan de
Technische Universiteit in Eindhoven
ben ik begonnen als Research Analist
bij Redevco. Redevco is een private
investment manager gespecialiseerd
in het beheren van retail vastgoed in
Europa. Toen mij werd gevraagd om
invulling te geven aan de rubriek ‘een
jaar in de praktijk' had ik veel moeite
om te beginnen met schrijven. Ik had
namelijk nog niet teruggekeken op mijn
afgelopen twee jaar in de praktijk. Het
klinkt wellicht als een cliché, maar als
ik nu terugkijk merk ik pas hoeveel
stappen ik heb gezet en hoe snel de
tijd voorbij is gegaan. In dit artikel zal
ik vooral vertellen hoe ik bij Redevco
terecht ben gekomen, wat Redevco voor
een bedrijf is, wat de rol van mijn
afdeling is en wat mijn werkzaamheden
zoal zijn.
Sense of placeDe relatie tussen het individu en een plaats, niet het eerste onderwerp wat
in je opkomt als je aan de masteropleiding Real Estate Management and
Development denkt. Toch is dit de titel en het onderwerp van mijn afstudeer
onderzoek. Tijdens de masteropleiding heb ik altijd affiniteit gehad met
commercieel vastgoed, en dan met name met retail vastgoed. In die tijd
(en nog steeds) waren er grote verandering gaande in de Nederlandse
binnensteden; de leegstand nam exponentieel toe in minder aantrekkelijke
steden, retailers die zich niet konden aanpassen aan de veranderende vraag
van consumenten gingen failliet en het feit dat
consumenten steeds meer online gingen kopen hielp ook
niet erg mee. In de tussentijd werden er vierkante meters
toegevoegd aan het al bestaande overschot wat niet ten
goede kwam aan de vloerproductiviteit van retailers. Het
nieuwe toverwoord was beleving, het toevoegen van
beleving zou uitkomst bieden en winkelgebieden weer een
nieuwe impuls geven. De praktijk was hier ook druk mee
bezig, zo ook de taskforce consumentenbeleving van de
NRW (Nederlandse Raad van Winkelcentra). Zij misten een
wetenschappelijke benadering, waarna ze in contact
gekomen zijn met de Technische Universiteit Eindhoven.
Mijn huidige manager was voorzitter van de taskforce en
werd tevens mijn stagebegeleider. Mijn afstudeeronderzoek
ging over de beleving in winkel gebieden, waarbij ik vooral
ben ingegaan op de relatie tussen het individu en de
plaats. In de literatuur wordt dit aangeduid als ‘sense of
place’. Uit mijn onderzoek kwam naar voren dat de
beleving met name afhankelijk is van de winkelmotivatie
(funshoppen of runshoppen) en het winkelaanbod, niet de
meest bevredigende uitkomsten maar wel uitkomsten die
verklaarbaar zijn.
“De belangrijkste bevindingen van het
Internet Strategy Platform zijn dat
e-commerce een versterkend effect
heeft op de polarisatie, winkels
en winkelgebieden zich met name
onderscheiden door experience of
convenience en de toekomst minder
voorspelbaar wordt.”
Tijdens mijn stage heb ik een goede indruk achter gelaten,
want ik kon na het afronden van mijn scriptie beginnen bij
Redevco als Research Analist. Op de Research & Strategy
afdeling hadden ze capaciteit te kort en ze konden mij goed
gebruiken. Redevco staat niet bekend als een bedrijf dat
snel studenten aanneemt, maar voor mij werd er een
uitzondering gemaakt. Hierdoor was ik wel veruit de
jongste, maar ik heb collega’s met veel ervaring om mij
heen van wie veel te leren valt.
49SERV ICE M AGA ZINE JUNI 20 15
RedevcoRedevco is een onafhankelijke, panEuropese real estate investment
manager gespecialiseerd in retail. Wij beheren een portefeuille van 450
panden in de hoofdwinkelstraten van de meest aantrekkelijke winkel
bestemmingen in Europa, zoals London, Parijs, Berlijn, Wenen, Amsterdam
en Barcelona. Daarnaast kijkt Redevco ook naar winkelcentra in binnensteden
en naar dominante retailparken buiten de stad. Wij verhuren aan grote
nationale en internationale retailers en wij geloven in een lange termijn
beleggings strategie waar kwaliteit en duurzaamheid een belangrijke rol
spelen.
Redevco heeft in principe twee soort klanten, de retailer
aan de ene kant en de eigenaar van het vastgoed aan de
andere kant. Wij kopen, verhuren, renoveren en verkopen
uit naam van beleggers die ons mandaat geven om een
bepaalde strategie tot uitvoering te brengen. Wij beheren
een totale portefeuille van 6,5 miljard euro verdeeld over
tien Europese landen. De operationele taken worden
uitgevoerd door zeven regionale kantoren die gevestigd zijn
in London, Amsterdam, Brussel, Düsseldorf, Parijs, Madrid
en Zurich. Daarnaast is er een Investment Management
team gevestigd in Londen en een Service Office gevestigd in
Amsterdam, waar ondersteunende functies als HR, PR,
Finance, IT, CR, Tax en Research & Strategy gevestigd zijn.
“Redevco heeft in principe twee soort
klanten, de retailer aan de ene kant
en de eigenaar van het vastgoed aan
de andere kant. Wij kopen, verhuren,
renoveren en verkopen uit naam van
beleggers die ons mandaat geven om
een bepaalde strategie tot uitvoering
te brengen.”
Research & StrategyWaar de consument graag komt, wil de retailer graag zijn
producten etaleren. Waar de retailer veel omzet kan halen,
heeft hij een hoge huur voor over, waar retailers een hoge
huur voor over hebben kan een aantrekkelijk beleggings
product zijn. Dit geeft direct het speelveld aan van Research
& Strategy. Op basis van informatie en onderzoek proberen
wij een visie op de toekomst van de retailmarkt en de retail
vastgoedmarkt te ontwikkelen en daar op strategisch en
tactisch niveau aanbevelingen voor te doen. Met name door
het uitvoeren van data analyses en impact analyses op
economisch en vastgoed gebied, proberen wij die visie over
te brengen op de board, het management team en de
landenorganisaties. Aan de hand van een aantal producten,
ontwikkeld door Research & Strategy, geef ik een beeld van
de werkzaamheden.
City analysisDoor demografische, economische en technologische
ontwikkelingen verandert er veel in de retailmarkt, met
polarisatie van winkelgebieden tot gevolg. Aantrekkelijke
winkelsteden worden aantrekkelijker ten nadele van minder
aantrekkelijke winkelsteden. Om de aantrekkelijkheid van
steden voor investeringen in winkelvastgoed te bepalen,
hebben we een model ontwikkeld dat op basis van
negentien indicatoren de aantrekkelijkheid weergeeft.
Demografische, economische en kwaliteitsaspecten van
steden worden in het model opgenomen, gescoord en
gewogen op basis van belangrijkheid. De uitkomst van dit
model geeft ons een Europese vergelijking van de meest
aantrekkelijke steden voor investeringen in winkelvastgoed
en helpt Redevco in het bepalen en uitvoeren van de
strategie. Het model geeft een aantrekkelijkheidscore voor
800 steden en 1450 regio’s in 25 Europese landen.
AFBEELDING 1
Retailpark Shopping Pajot in SintPietersLeeuw en Herontwikkeling van
een high street pand aan de Gedempte Gracht in Zaandam.
50
Het model wordt intern gebruikt om focus aan te brengen in
welke steden Redevco denkt nu en in de toekomst een goede
belegging te kunnen doen, alsook in welke steden er
voldoende vraag is vanuit zowel de retailer als de belegger.
Door middel van regressie analyses hebben we de kwaliteit
van het model gevalideerd. De verschillen in huurprijzen en
rendementen tussen de Europese steden worden voor 70
procent verklaard door acht van de negentien meegenomen
variabelen. Met name de zogenaamde soft factoren
(toerisme en toeristische trekpleisters, creatieve klasse en
een jonge dynamische bevolking) die opgenomen zijn
hebben veel invloed op de aantrekkelijkheid van steden voor
investeringen in winkelvastgoed.
Internet Strategy PlatformDe retailmarkt is een dynamische markt waarin momenteel
veel veranderingen plaatsvinden. Met name de ontwikkelingen
omtrent ecommerce en online winkelen hebben een grote impact op de
consument en de retailer. Hierdoor verandert de rol van de winkel voor de
retailer van een verkooppunt naar een contactpunt voor merkbeleving en
persoonlijk contact als waardedrijvers. Het Internet Strategy Platform
binnen Redevco is een interne werkgroep en discussie groep met portfolio
directors, managing directors en externe experts die continu onderzoek
doen naar de impact van ecommerce op winkelvastgoed en Redevco. Het
onderzoek ligt hier primair bij Research & Strategy en is al ruim 5 jaar
bezig. In totaal zijn er 30.000 consumenten ondervraagt over hun gedrag,
voorkeuren en toekomstvisie, en zijn er veel experts geïnterviewd over
hun ervaringen. Door het doen van workshops en het houden van discussies
zijn de onderzoeksresultaten vertaald in potentiele reacties van retailers en
de mogelijke effecten op Redevco. Door concrete actiepunten en initiatieven
te benoemen is Redevco in staat om bedreiging te mitigeren en kansen te
pakken. De belangrijkste bevindingen zijn dat ecommerce een versterkend
effect heeft op de polarisatie, winkels en winkelgebieden zich met name
onderscheiden door experience of convenience en de toekomst minder
voorspelbaar wordt.
Productontwikkeling en impactanalysesBeleggers in retailvastgoed, zoals pensioenfondsen en verzekeraars,
hebben rendementseisen om aan hun toekomstige verplichtingen te kunnen
voldoen. Winkelvastgoed is erg locatie gebonden en daar hangt het risico
rendementsprofiel sterk mee samen.
De kwaliteit van de stad, de microlocatie, het gebouw, de huurder, de
leverage en timing van aankoop en verkoop zijn van invloed op het
rendement. De vastgoedmarkt is een cyclische markt, waardoor timing een
belangrijk aspect is. Een goede visie en samenwerking met lokale teams is
daarom van essentieel belang. Juist deze lokale kennis binnen Redevco
maakt het mogelijk om de verschillende beleggingsstrategieën tot uitvoering
te brengen.
“De verschillen in huurprijzen en rendementen
tussen de Europese steden worden voor 70
procent verklaard door acht van de negentien
meegenomen variabelen. Met name de
zogenaamde softe factoren die opgenomen
zijn hebben veel invloed op de aantrekkelijkheid
van steden.”
De performance van winkelvastgoed hangt sterk samen met de onderliggende
economische situatie en vooruitzichten in het land en in de stad. Uiteindelijk
draait het om vertrouwen in de economie en het uitgeven van geld aan
producten in winkels door consumenten. Binnen Europa en ook binnen
Nederland is er veel gaande op politiek en economisch gebied dat van invloed
is op de aantrekkelijkheid van winkelvastgoed. Door het uitvoeren van
impactanalyses proberen we grip te krijgen op de ‘upsides’ en ‘downsides’
van economische en politieke invloed. Wat gebeurt er als Griekenland uit de
Eurozone stapt, wat voor invloed heeft deflatie op de waarde van vastgoed,
welk effect heeft het ‘quantitative easing’ programma van de ECB (Europese
Centrale Bank) op investeringen in vastgoed, is Zwitserland nog steeds een
‘safe haven’ nadat de SNB (Swiss National Bank) de ondergrens op de
wisselkeurs tussen de CHF en de EURO heeft losgelaten? Uiteindelijk
draait het voor Redevco om de juiste beslissingen te nemen en dit te
kunnen uitleggen aan de investeerders. Binnen Research & Strategy
proberen wij dit zo min mogelijk aan toeval over te laten en dus een
goede visie te vormen op de huidige en toekomstige situatie.
AFBEELDING 2
Redevco’s brochures over de aantrekkelijkheid van steden
en de impact van ecommerce op winkelvastgoed.
If you are interested to know more about Redevco’s view on market attractiveness and the
City Analysis, please contact Redevco.
Redevco B.V.
T +31 (0)20 599 62 62 | E [email protected] | www.redevco.com
CAM
BR
IDG
E
BOU
LOGN
E-B
ILLA
NCO
URT
VALE
NCI
A
WIE
SBAD
EN
NIC
ELE
EDS
ANTW
ERPE
N
DRES
DEN
GÖTE
BORG
FRAN
KFUR
T AM
MAI
NTO
ULOU
SEM
ÜNST
ER
MILAN
LAU
SAN
NE
CARDIFFLIN
Z
LIVERPOOL
BR
U SSELSBIRM
ING
HAM
MAA
STRI
CHT
ZURICHGENT
HASSELT
DEN HAAG
READING NEWCASTLE UPON TYN
E
HAM
BU
RG
SOU
THAM
PTON
YORK
BOLOGNA
FREI
BU
RG IM
BRE
ISGAU
KA
RLSRUHE
ROM
ASTU
TTGA
RTG
EN
ÈVE HANNOVER PRAHA
BASELFI
REN
ZE
EDIN
BU
RGH
HE
IDE
LBE
RG BR
ISTO
LMAN
CHESTER BREMEN
MÜNCHENGLASG
OW
MALM
Ö
LYO
NN
ANTE
S
STRA SBOURG
'S-HER
TOG
ENB
OSC
H
RO
TTERDA M
PARIS
MA
DR
ID
STOCKHOLM
BER
LIN
ISTANBUL DÜSSELDORF
KÖLN
KØBENHAVN
WAR
SZAW
AD
ORTM
UN
D
BU
DA
PE
ST
OXFORD
UTRECHT
BO
NN
NÜ R N B E RG
MAR
SEILLE
LILLE
OVER
CITIES ANALYSED
REdEvco’s viEw
MaRkET aTTRacTivEnEss of CItIesWheRe to InVest In RetAIl pRopeRtyThis brochure is printed on TOP10
Green Gloss paper 100% post-consumer FSC Recycled certified fibres and PCF (Process Chlorine Free).
Amsterdam, November 2013
20138586_Flyer_city_view_v5.indd 1 8-11-2013 10:29:33
ConvenienceExperience
MAIN CONCLUSIONS
If you are interested to know more about Redevco’s view on the impact of e-commerce on retail real estate, please contact Redevco.
Redevco B.V.T +31 (0)20 599 62 62 | E [email protected] | www.redevco.com
This Brochure is printed on TOP10 Green Gloss paper 100% post-consumer
FSC Recycled fi bre and PCF (Processed Chlorine Free)
Amsterdam, March 2015
REDEVCO’S VIEW
THE IMPACT OF E-COMMERCEON THE EUROPEAN RETAIL REAL ESTATE LANDSCAPE
PolarisationConsumers are shopping less frequently and prefer to visit the more attractive retail environments. Large and high-quality urban environments thrive at the expense of smaller and less attractive ones. The same is true for locations within cities; the best streets are benefi ting from declining interest in weaker streets.
Experience versus ConvenienceShopping is increasingly about experience and convenience. Retail destinations need to cater for this to retain their relevance for the consumer. Inner-city high street environments generally have a distinct advantage in terms of experience shopping because of their historical nature and the availability of cultural amenities and leisure opportunities. Out-of-town retail parks are better equipped for convenience shopping due to their accessibility and offer.
Future becomes less predictableRapidly changing consumer shopping preferences and habits combined with a rising need for technological innovation make the current marketplace for retailers a very demanding one. Only those retailers (and landlords) that are responsive to change will succeed.
YEARS OFRESEARCH
30,0
00 C
ONSU
MER
SUR
VEYS
ACTI
ON W
ORKS
HOPS
7 RE
SEAR
CH-I
NTO
-
6 EUROPEANCOUNTRIES
4 YEARS OFRESEARCH
9 RETAILCATEGORIES
30 EXPERTINTERVIEWS14
YEA
RS
OF S
TORE
PER
FORM
ANCE
DAT
A AN
ALYS
ED
90 CONCRETE ACTIONS AND185 NEXT STEPS IDENTIFIED
Redevco B.V. (2015) voor de brochure over Ecommerce
Redevco B.V. (2013) voor brochure over market
attractiveness
51SERV ICE M AGA ZINE JUNI 20 15
Ad HocNaast deze activiteiten komen er veel ad hoc vragen binnen zoals het maken
van presentaties voor gastcolleges en potentiele investeerders. Verder
beoordelen we acquisitie en dispositie voorstellen, doen we analyses naar de
relatie tussen de waarde van winkelvastgoed en duurzaamheid, adviseren
wij bij ontwikkelingen op de veranderende vraag van retailers naar vastgoed
en het toepassen van digitale strategieën, zoals bij onze binnenstedelijke
ontwikkeling in Bordeaux, en schrijven we artikelen om de kennis en kunde
van Redevco naar de markt toe uit te dragen. Verder zijn we continu op zoek
naar nieuwe methodes, bronnen en bedrijven die ons verder kunnen brengen
in het doen van onderzoek en het vormen/onderbouwen van beslissingen.
Wij zijn bijvoorbeeld betrokken bij de Store of the Future, een initiatief van
Q&A Consultancy om nieuwe technologieën te testen samen met retailers.
We zijn continu bezig met nieuwe bedrijven die ons inzicht kunnen geven in
footfall gegevens op straat en pandniveau om opkomende en neergaande
gebieden te kunnen signaleren.
AFBEELDING 3
ALEA101, Redevco’s recente ontwikkeling in Berlijn
AfsluitingRedevco is een bedrijf dat momenteel volop in beweging is,
ik ben nu twee jaar aan het werk voor Redevco en ben nog
lang niet uitgeleerd. Over mijn toekomst heb ik nog niet
heel veel kunnen nadenken, uiteindelijk wil ik wel een
switch maken naar een functie die zich meer richt op het
fysieke gebouw en minder op de onderliggende waarde
drivers. Aan de andere kant geven deze waarde drivers mij
een goede basis die mij kan helpen in mijn verdere carrière.
Met het geven van input en advies aan leden van de board,
senior management en directors ontwikkel je je snel.
Hierdoor heb ik een sterke ontwikkeling doorgemaakt in de
kwaliteit van het werk, het functioneel aanbieden en het
communiceren hiervan. Je leert op een politieke manier
informatie en sturing te geven zonder dat dit direct veel
impact heeft op werkzaamheden en huidige processen. Wat
ik als laatste wil meegeven is dat je de ruimte moet nemen
en moet krijgen om te excelleren, probeer innovatief te zijn
en nieuwe ideeën aan te dragen, maar probeer niet te snel
je mening te vormen.
52
Afstudeerder TU/e
KPI’s en kosten -reducerende maatregelen voor ziekenhuisvastgoed De ziekenhuiszorg heeft de afgelopen
jaren als gevolg van wetswijzigingen
veel veranderingen ondergaan. Vanwege
de wijziging in het financieringsstelsel
zijn de ziekenhuizen zelf verant-
woordelijk geworden voor het vastgoed
en dienen zij deze risico’s zelf te
dragen. Als gevolg hiervan wordt het
belangrijk om het ziekenhuisvastgoed
professioneel aan te sturen om zo een
optimale balans te vinden tussen de
huisvestingskosten en het primaire
proces (Muller, 2007). Dit heeft gezorgd
voor een omslag waarbij een aantal
ziekenhuizen is begonnen met
Corporate Real Estate Management
(CREM), zodat er strategische en
onderbouwde keuzes ten aanzien van
het vastgoed gemaakt kunnen worden
en er wellicht waarde toegevoegd kan
worden aan de organisatie.
Dit onderzoek geeft inzicht in de mogelijkheid om de
kritische prestatie indicatoren (KPI’s) gericht op de
huisvesting van ziekenhuizen te beïnvloeden met behulp
van kostenreductiemaatregelen behorend bij de CREM
strategie kostenreductie. Deze kostenreductiemaatregelen
kunnen de vastgoedmanagers van ziekenhuizen vervolgens
ondersteunen bij het maken van strategische keuzes met
betrekking tot de huisvesting en tevens helpen bij het
gericht sturen op de huisvesting KPI’s.
In het verleden zijn er onderzoeken uitgevoerd naar CREM
in de gezondheidszorg (Van Hasselt, 2005; Van der Voordt
& Van der Zwart, 2011) die hebben aangetoond dat
ziekenhuisbestuurders de functionele waarde van CREM
belangrijker vinden dan de financiële waarde. Als gevolg
van het financieringsstelsel is deze waarde voorheen niet
belangrijk geweest, aangezien de kapitaallasten werden
vergoed door de overheid. Deze huisvestingskosten gaan
tegenwoordig wel een belangrijke rol spelen bij zieken
huisorganisaties. Met KPI’s kan het management van een
ziekenhuisorganisatie wellicht gaan sturen op deze
huis vestingskosten (Riratanaphong et al., 2012). Door te
gaan sturen op kostenreductiemaatregelen kunnen de
huisvestingskosten worden verlaagd, zodat deze betaal baar
blijven en er meer geld overblijft voor betere kwaliteitszorg
van de ziekenhuizen. Dit wordt maatschappelijk als zeer
wenselijk gezien. Om na te gaan of het sturen op kosten
reductiemaatregelen inderdaad de huisvesting KPI’s kan
beïnvloeden, is er onderzocht of er verbanden zijn tussen de
mate van het toepassen van kostenreductiemaatregelen en
de ontwikkeling van de huisvesting KPI’s van ziekenhuizen.
Literatuur en onderzoekTen eerste is onderzocht welke kostenreductiemaatregelen
er worden gebruikt in de literatuur. Dit heeft geresulteerd
in een lijst met kostenreductiemaatregelen die is
gecategoriseerd naar kostenreductiemaatregelen die te
maken hebben met onderhoud, energie, financieel
management, ruimtegebruik en algemeen (figuur 1).
ir. Lieke van der Wal Lieke studeerde in maart 2015 af aan de leerstoel Real Estate Management & Development aan de Technische Universiteit Eindhoven. Haar afstudeer onderzoek, ’KPI’s en kostenreducerende maatregelen voor ziekenhuisvastgoed’, speelt in op de actuele trends en ontwikkelingen waarmee ziekenhuizen te maken hebben. Momenteel werkt zij als Consultant Gezondheidszorg bij AT Osborne waar zij zich bezighoudt met huisvestingsplannen, strategisch huisvestings en vastgoedadvies en met programma’s van eisen voor ziekenhuisorganisaties.
53SERV ICE M AGA ZINE JUNI 20 15
Deze kostenreductiemaatregelen kunnen effect hebben op
de prestatie van een organisatie. Het meten van deze
prestatie is mogelijk door gebruik te maken van kritische
prestatie indicatoren (KPI’s). Vervolgens is uit de literatuur
een lijst met huisvesting KPI’s opgesteld. De KPI’s zijn
gecategoriseerd naar KPI’s die te maken hebben met het
ruimtegebruik en de KPI’s die meer algemene kostenratio’s
meten. Om te kunnen onderzoeken of de kostenreductie
maatregelen invloed hebben op de huisvesting KPI’s is op
basis van een kwantitatieve analyse een steekproef
samengesteld. De populatie bij de kwantitatieve analyse
bestond uit alle algemene ziekenhuizen in Nederland,
gecorrigeerd met de ziekenhuizen die tussen 2009 en 2012
zijn gefuseerd of zijn overgenomen. Vanuit de database
DigiMV van Jaarverslagen Zorg is onderzocht welke
huisvestings KPI’s samengesteld konden worden. Hierin
ontbraken gegevens over vierkante meters, gestandaar
diseerde ruimten, aantal verhuizingen, de kosten per
gebouw en de budgetgegevens. Er waren vijf KPI’s die wel
samengesteld konden worden uit de database DigiMV. Deze
KPI’s zijn in het blauw weergegeven in tabel 1. Ook zijn in
deze tabel de overige KPI’s weergegeven.
In dit onderzoek is de keuze gemaakt om de analyse te
baseren op twee KPI’s, aangezien de KPI’s onderling
correleerden. De huisvestingskosten per fte en huisvestings
kosten als percentage van de totale omzet zijn hiervoor als
meest geschikt bevonden. De steekproef voor dit onderzoek
bestond uit negen algemene ziekenhuizen die tussen 2009
en 2012 een grote daling of stijging hadden van deze twee
KPI’s. De vastgoedmanagers van deze negen ziekenhuizen
zijn geïnterviewd over het toepassen van kostenreductie
maatregelen in de praktijk. In dit onderzoek zijn deze
uitkomsten vervolgens gekoppeld aan de daling of stijging
van de KPI’s. Op deze manier is gekeken of het toepassen
van de kostenreductiemaatregelen een daling in de
huisvesting KPI’s heeft lijken te beïnvloeden. Een daling van
de huisvesting KPI’s is in dit onderzoek positief, aangezien
de huisvestingskosten dan zijn gedaald.
Resultaten
Onderhoud Het planmatig organiseren van onderhoud wordt toegepast
door alle negen ziekenhuizen. Twee ziekenhuizen hebben
bewust onderhoud uitbesteed en hebben beide ook een
stijging in operationele kosten KPI’s. De ziekenhuizen die
meer onderhoud zelf doen en minder uitbesteden hebben
beide een verlaging in de KPI’s. De maatregel ‘onderhoud
uitbesteden’ lijkt dus geen kostenreducerende maatregel te
zijn. Er zijn twee ziekenhuizen die geen onderhoud
uitgesteld hebben en deze hebben beide een stijging in
KPI’s. De maatregel ‘bewust de kwaliteit verlagen’ kan niet
in relatie worden gebracht met de ontwikkeling van de
KPI’s; wel valt op dat dit geen gebruikelijke maatregel is bij
de ziekenhuizen in de steekproef aangezien geen van de
ziekenhuizen deze maatregel heeft toegepast.
EnergieEr zijn vier ziekenhuizen bewust bezig geweest met het zelf
inkopen van energie, waarvan er drie een daling hadden in
de KPI’s.
FIGUUR 1
Kostenreductiemaatregelen per categorie
TABEL 1
KPI’s voor kwantitatieve analyse met DigiMV
Kostenreductiemaatregelen: Onderhoud
Organiseren van planmatig onderhoud
Bewust uitbesteden van onderhoud
Bewust uitstellen van onderhoud
Bewust de kwaliteit verlagen (goedkopere materialen)
Kostenreductiemaatregelen: Energie
Kiezen voor de goedkoopste provider
Implementeren van besparende maatregelen
Doorvoeren van duurzaamheidsingrepen
Kostenreductiemaatregelen: Financieel management
Reduceren van de kosten bij de aankoop van een gebouw/grond
Schaalvoordelen maken in overnames
Minimaliseren van project constructiekosten, door keuze voor locatie mede te bepalen met behulp van leveranciers, onderhoud en de kosten
Aanpassen eigendomsverhouding vastgoed (financiële flexibiliteit)
Implementatieplannen van huisvesting/vastgoed maken gebaseerd op business case
Actief financieringskosten monitoren door financiële rapportages bij te houden en in te grijpen bij overschrijdingen
Actief inzicht houden in de kostenstructuur en de stuurruimte aanhouden
Gebruik maken van benchmark kosten diensten en producten
Uitbesteden van vastgoeddiensten
Kostenreductiemaatregelen: Ruimtegebruik
Standaardiseren van ruimten
Rekening houden met flexibiliteit in huisvesting strategieën zodat veranderingen in bedrijfsvoering geaccommodeerd kunnen worden
Veranderen plattegrondenàefficiënte plattegronden (bvo/nvo verhouding)
Reduceren (bewust afwijken) van de norm per ruimte en functie
Reduceren (bewust afwijken) van de gebruiksoppervlakte per persoon
Meervoudig gebruik maken van werkplek (flexplek, efficiëntie)
Reduceren werkplekken
Kostenreductiemaatregelen: Algemeen
Standaardiseren van meubilair en communicatieapparatuur (zelfde automatisering, voorkomen dat dit belemmert bij verandering ruimtegebruik)
Integreren van de vastgoedafdelingen met de planning van de bedrijfsvoering om te anticiperen op de toekomstige veranderingen in ruimte
Rekening houden met lage exploitatie en onderhoud kosten bij het architectonisch ontwerp
Ruimtegebruik Algemene kostenratio’s
Ruimte (m2) per werknemer Huisvestingskosten per m2
Percentage bezette ruimte Huisvestingskosten per werkplek
Totaal eigendom en gehuurde ruimte in m2 Huisvestingskosten per werknemer
Kosten niet gebruikte ruimte Huisvestingskosten per fte
Percentage gebruikte ruimte ten opzichte van niet gebruikte ruimte
Huisvestingskosten per bed
Gebruik van gestandaardiseerde ruimten Huisvestingskosten per euro omzet
Aantal bewegingen (verhuizingen inpandig) per jaar
Huisvestingskosten als % van totale kosten
Huisvestingskosten als % van totale winst per gebouw
Huisvestingskosten als % van totale omzet
Huisvestingskosten per productie unit
Huisvestingskosten als % van totaal labour en overhead kosten van business unit
Huisvestingskosten per gebouw
Gerealiseerde huisvestingskosten vs verwachte kosten
54
Twee ziekenhuizen zijn bewust bezig met duurzaamheid en hebben een
stijging in de KPI’s. Bij de overige ziekenhuizen was geen relatie waar te
nemen tussen het implementeren van energiebesparende maatregelen en
het doen van duurzaamheidsingrepen en de ontwikkeling van de KPI’s.
Financieel managementDe maatregelen die betrekking hebben op de investeringsfase zijn toegepast
door twee ziekenhuizen die bezig zijn geweest met het voorbereiden of
uitvoeren van nieuwbouw. Alle ziekenhuizen in de steekproef zijn bezig met
het toepassen van de overige financieel management maatregelen. Met
name de maatregelen omtrent business cases en het monitoren van
financieringskosten worden vaak toegepast. Op één ziekenhuis na houden
de ziekenhuizen actief inzicht in de kostenstructuur en stuurruimte. Dit
ziekenhuis heeft tevens een stijging in de huisvesting KPI’s over de jaren
20092012. Het toepassen van de maatregelen ‘gebruik maken van een
benchmark’ en het ‘uitbesteden van vastgoeddiensten’ kunnen niet in
relatie worden gebracht met de ontwikkeling van de KPI’s.
RuimtegebruikBij de maatregelen over het ruimtegebruik is een verschil waargenomen
tussen ziekenhuizen die nieuwbouw gepleegd hebben en ziekenhuizen die
te maken hebben met bestaande bouw. Het standaardiseren van ruimten is
bij drie ziekenhuizen in veel delen van het ziekenhuis toegepast. Drie
andere ziekenhuizen geven echter aan dat deze maatregel niet rendabel
is voor bestaande bouw. Uit het onderzoek blijkt dat het ziekenhuis dat
het hoogst scoorde op de maatregelen in het ruimtegebruik een daling
had in de KPI’s. Het ziekenhuis met de grootste daling in KPI’s liet
daarentegen zien dat dit ook te bereiken is zonder de maatregelen
omtrent het ruimtegebruik uit te voeren. Ook twee andere ziekenhuizen
voeren weinig maatregelen uit in de categorie ruimtegebruik, maar
hebben wel dalende KPI’s. Uit deze categorie lijkt de relatie tussen het
doorvoeren van de maatregelen en de huisvesting KPI’s minder zichtbaar.
AlgemeenHet meubilair is in alle ziekenhuizen gestandaardiseerd en ook de
communicatieapparatuur wordt steeds meer gestandaardiseerd. Bij alle
ziekenhuizen is er een goede samenwerking tussen de vastgoedafdeling en
de bedrijfsvoering en wordt er gekeken of de veranderingen mutaties in
het gebouw tot gevolg hebben en of deze mutaties haalbaar zijn. Er zijn
twee ziekenhuizen bewust aan het sturen op de keuzes van het
architectonisch ontwerp. Deze ziekenhuizen hebben beide een sterke
daling in de huisvesting KPI’s.
KPI’sUit dit onderzoek kwam naar voren dat er maar drie ziekenhuizen gebruik
maken van KPI’s. Eén ziekenhuis maakt bewust gebruik van KPI’s door deze
regelmatig te monitoren. Twee andere ziekenhuizen gaven aan de KPI’s af
en toe te monitoren. Bij het ziekenhuis dat bewust bezig is met het
monitoren van KPI’s is echter geen daling waargenomen in de KPI’s; bij de
twee ziekenhuizen die KPI’s af en toe monitoren juist wel.
Toekomst strategisch vastgoedmanagement bij ziekenhuizenTot slot is de vraag gesteld hoe de vastgoedmanagers over de toekomst
van het strategisch vastgoedmanagement bij ziekenhuizen denken. De
vastgoedmanagers zijn het hierover allemaal eens: strategisch vastgoed
management bij ziekenhuizen wordt steeds belangrijker. Zij zijn zich bewust
van het belang van strategisch omgaan met het vastgoed. Zij geven enerzijds
aan dat de omzet steeds belangrijker wordt en dat die wordt gegenereerd
op specifieke vierkante meters in de kern van het ziekenhuis. Het is
belangrijker geworden om te sturen op deze vierkante meters en op de
productie die daar gedraaid moet worden. Het vastgoed moet daarbij
faciliterend zijn aan het primaire proces.
Hierbij zal de ruimtebehoefte benaderd moeten worden
vanuit de capaciteitsbehoefte gekoppeld aan de te
verwachten productie. Voorheen werd dit afgestemd op het
aantal bewoners in de directe omgeving. Anderzijds werd
benoemd dat de vastgoedmanagers niet verwachten dat er
nog veel ziekenhuizen gebouwd gaan worden die het totale
pakket van specialismen en functies aanbieden. Bovendien
geven zij aan dat veel ziekenhuizen volledige nieuwbouw
niet meer kunnen financieren en dat er dus veel renovatie en
vernieuwbouwprojecten voor in de plaats zullen komen. Dit
heeft tot gevolg dat de vastgoedprojecten bij ziekenhuizen
steeds complexer zullen worden. Tot slot komt uit dit onder zoek
naar voren dat de lijst met maatregelen alle aspecten van
huisvesting omvat. Als mogelijke toevoegingen op de lijst
werden risicogestuurdonderhoud en het vooraf betrokken zijn
bij en sturen op het programma van eisen benoemd.
ConclusieHet toepassen van kostenreductiemaatregelen lijkt de
huisvesting KPI’s van ziekenhuizen zo te beïnvloeden dat
deze dalen. De maatregelen ‘onderhoud uitbesteden’ en
‘onderhoud uitstellen’ lijken invloed te hebben op de
huisvesting KPI’s, waarbij ‘onderhoud uitbesteden’ een
stijging van de KPI tot gevolg lijkt te hebben en ‘onderhoud
uitstellen’ een daling. Daarnaast lijkt het bewust omgaan
met de energieinkoop invloed te hebben op de energie
kosten en dus op de huisvesting KPI’s. Ook kwam naar voren
dat het bijhouden van financiële rapportages en het sturen
op de kosten van belang lijken te zijn om invloed te kunnen
uitoefenen op de huisvesting KPI’s. De relatie tussen de
maatregelen in de categorie ruimtegebruik en de huis
vesting KPI’s komt niet eenduidig uit dit onderzoek naar
voren. Hieruit valt af te leiden dat de kostenreductie
maatregelen met betrekking tot ruimtegebruik minder
invloed lijken te hebben op de kostenratio huisvesting KPI’s.
Wellicht kunnen deze wel invloed hebben op de ruimte
gebruik KPI’s die in dit onderzoek niet geanalyseerd zijn. In
de categorie algemeen lijkt uit de resultaten naar voren te
komen dat het sturen op het architectonisch ontwerp de
huisvesting KPI’s positief kan beïnvloeden. Tot slot komt uit dit
onderzoek naar voren dat het monitoren van KPI’s niet direct
invloed lijkt te hebben op de huisvesting KPI’s. Er is binnen dit
onderzoek niet te zeggen of de KPI’s bij de ziekenhuizen zonder
sturing en monitoring anders zouden zijn ontwikkeld wanneer
er wel sturing zou zijn geweest. De vastgoedmanagers geven
aan dat strategisch omgaan met ziekenhuisvastgoed in de
afgelopen jaren meer aan de orde is gekomen en dit in de
toekomst alleen maar zal toenemen. Het ziekenhuisvastgoed zal
meer benaderd moeten worden vanuit de capaciteitsbehoefte,
zodat het vastgoed het zorgproces beter kan gaan faciliteren en
er geen overmaat in vierkante meters ontstaat. De huis
vestings kosten monitoren en beïnvloeden wordt tevens
belangrijker, aangezien de ziekenhuizen zelf verantwoordelijk
zijn voor de kosten van de huisvesting. De kostenreductie
maatregelen en de bijbehorende huisvesting KPI’s kunnen
vastgoedmanagers hierbij helpen.
Uit de aanbevelingen van het onderzoek is gebleken dat een
benchmark van de ontwikkeling van de huisvestingskosten
en de huisvesting KPI’s van ziekenhuizen nog niet bestaat.
55
Het is interessant om een dergelijke benchmark op te zetten,
zodat een ziekenhuis zijn huisvestingskosten kan gaan
vergelijken met andere ziekenhuizen van dezelfde grootte.
Als de ziekenhuizen dan ook nog KPI’s gaan opstellen en
gaan monitoren, kunnen zij tijdig bijsturen wanneer
bijvoorbeeld de omzet tegenvalt. Via deze acties en het
toepassen van kostenreductiemaatregelen kan er grip
worden gehouden op de huisvestingskosten door de
vastgoedmanager en kan het ziekenhuis de goede zorg in
de toekomst ook garanderen.
BronvermeldingMuller, G. (2007). Gedifferentieerd management van ziekenhuisvastgoed. Amsterdam: ASRE.
Riratanaphong, C., Van der Voordt, D., & Sarasoja, A.
(2012). Performance Measurement in the context of CREM and FM. In D.V.P.A. Jensen, The Added Value of Facilities
Management: Concepts, Findings and Perspectives.
Lyngby: Polyteknisk Forlag.
Van Hasselt, C. (2005). Corporate Real Estate Management in de Ziekenhuiszorg. TU Delft, Delft.
Van der Voordt, D., & Van der Zwart, J. (2011). Value-Based Design A Management of Hospital Buildings. Conference
paper MISBE, Management and Innovation for a
Sustainable Built Environment. Amsterdam.
Huisvesting & Vastgoed | Infrastructuur, Gebiedsontwikkeling & MilieuAT Osborne Utrecht | Brussel | Parijs
Toe aan eenpaar ‘once in a lifetime’projecten?
Bij AT Osborne zijn grote projecten vrijwel dage-
lijks werk. In een team werk je aan belangrijke
maatschappelijke en politieke thema’s. Van de
Zuidas en de A2 tot het Ilperveld en het Rijks-
museum.
Brede blik
AT Osborne werkt aan oplossingen voor ruimtelij-
ke vraagstukken. Met 150 consultants en managers
hebben we alle disciplines in huis. Van managers
tot technici, juristen en fi nancieel experts. Specia-
listen met een brede blik die buiten gebaande
paden durven denken. Het AT Osborne Ontwikke-
lingsfonds en de AT Osborne Academy bieden
ruimte voor research en development en dragen
bij aan state of the art adviezen.
Topwerkgever
AT Osborne wordt gewaardeerd als topwerk-
gever. De werksfeer en vrijheid in het werk scoren
hoog. Als jij die vrijheid ook ambieert en kunt
koppelen aan een sterk verantwoordelijkheids-
gevoel, willen we graag met je praten. Kijk op
www.atosborne.nl voor actuele kansen.
R U I M D E N K E N D
56
SERVICE Actief
Beste lezer,
De negentiende studiereis van studievereniging SERVICE
heeft van 14 tot en met 23 mei jongstleden plaatsgevonden.
De reiscommissie heeft dit jaar een bestemming uitgezocht
waar de Chinese tradities samenvloeien met het westers
kapitalisme (Silver Media, sd). De stad Hong Kong kan
toegevoegd worden aan het rijtje met eerder bezochten
steden zoals: Dubai & Abu Dhabi (2014), Moskou & Sint–
Petersburg (2013), Shanghai (2012) en Singapore (2011).
Tijdens een studiereis kan op een goede manier kennis
worden gemaakt met de werkwijze, de bedrijfscultuur en
de mentaliteit van vastgoed gerelateerde bedrijven en de
vastgoedmarkt in een ander land. Dit is voor de studenten
zeer leerzaam en draagt bovendien bij aan een verbreding
van hun horizon. Studenten krijgen op deze manier inzicht in
de overeenkomsten en de verschillen in zowel de
vastgoedmarkt als het bedrijfsleven in het buitenland.
De bestemmingDe reiscommissie is vanaf het begin van het academisch jaar
druk bezig geweest met het zoeken naar een interessante
bestemming voor een leerzame studiereis. Legio interessante
bestemmingen behoorden tot de mogelijkheden, belangrijk
daarbij was op zoek te gaan naar een interessante en actieve
vastgoedmarkt die de bestemming extra leerzaam maakt.
Hong Kong bleek uiteindelijk de meest aantrekkelijke locatie
te zijn. Qua geschiedenis en cultuur heeft Hong Kong veel te
bieden. Hong Kong is een speciale administratieve regio van
China, echter functioneert deze voormalige Britse Kolonie als
zelfstandig land en zijn de enige zaken die vanuit China
bestuurd worden defensie en buitenlandse zaken (Silver
Media, sd). De strategische ligging aan de zuidoostkust van
China, in de delta van de Parelrivier, aan de ZuidChinese
Zee, maakte van de stad een van de meest welvarende en
kosmo politische steden ter wereld (Discover Hongkong, sd).
Hong Kong neemt onder meer door haar strategische ligging
een steeds belangrijkere plaats in bij de handel tussen China
en het Westen, wat er voor zorgt dat de stad ook op het
gebied van handel erg interessant is. Wat veel mensen
daarnaast niet weten is dat Hong Kong voor meer dan de
helft bestaat uit natuurgebieden en is opgebouwd uit 236
eilanden (Reisgraag, sd). Hong Kong heeft de meeste
wolkenkrabbers van de wereld, 2.354 stuks (alletop10lijstjes,
2015). Deze wolken krabbers zijn vaak interessante gebouwen
en gaan gepaard met enorme investeringen en langdurige
contracten. Daarnaast kent de stad chronische problemen
van (te) hoge huurprijzen. Sinds 2010 zijn de huren in Hong
Kong met 51 procent gestegen. Dit komt door een sterke
groei van bedrijven en de beperkte beschikbaarheid van
toplocaties. Een vierkante meter kantooroppervlakte kan
oplopen tot bijna 2000 euro per jaar en Hong Kong staat
daarmee in de top drie van duurste kantoorlocaties van de
wereld (Cushman & Wakefield, 2011). Hong Kong biedt dus
qua geschiedenis, cultuur, natuur, handel en vastgoed
ontzettend veel interessante informatie voor de studiereis.
AFBEELDING 1
De HongKonggangers
57SERV ICE M AGA ZINE JUNI 20 15
De reisNa een lange vlucht zijn we op vrijdag 15 mei aangekomen
in Hong Kong. Nadat de spullen in het hostel afgegeven
waren, zijn wij doorgegaan naar het Nederlands Consulaat
Generaal in Hong Kong. Bij het consulaat hebben wij een
interessante presentatie over de stad gekregen. In de
presentatie kwam de geschiedenis van Hong Kong aan bod
en hoe de Nederlanders in Hong Kong zaken doen. Het
consulaat gaf ons daarnaast nog een aantal handige ’DO’s
en DON’Ts in de Aziatische cultuur waar wij ons de daar
opvolgende dagen in gingen bevinden. Na het Consulaat zijn
wij naar de Man Mo Tempel gegaan, waar de god van de
krijgskunst en de god van de literatuur worden geëerd.
Zaterdag begon de dag met een vrije ochtend. Tijdens deze
ochtend zijn de studenten de stad gaan verkennen en
hebben zij genoten van een heerlijke Chinese lunch. In
de middag is de gehele groep met de ferry naar Macau
gevaren. Macau werd in 1557 gesticht door de Portugezen
en hebben deze regio tot 1999 in handen gehad, daarna
heeft het dezelfde status als Hong Kong gekregen. Met bijna
600.000 bewoners is het de dichtstbevolkte plaats ter
wereld! (landenwijzer, 2015). In Macau is er een bezoek
gebracht aan verschillende tempels, waaronder de AMa
Tempel die op de UNESCO Wereld Erfgoedlijst staat.
Daarnaast is er genoten van het adembenemende uitzicht
boven op één van de hoogste gebouwen. Met een heerlijk
Chinees avondmaal in onze maag zijn we afgereisd naar het
gokwalhalla van China. In dit stukje van Macau waan je
jezelf in de stad Las Vegas, de casino’s en hotels zijn een
indrukwekkende vertoning.
De volgende ochtend is er een bezoek gebracht aan het
Lamma eiland. Hier zijn we na een pittige wandeling boven
gekomen bij de Big Buddha en hebben we een bezoek
gebracht aan het Po Lin klooster. Met het mooie weer zijn
we gaan lunchen aan het strand en hebben velen van ons
een duik genomen in zee. Vervolgens zijn we bij the Peak
geweest en hebben we wederom genoten van het
wonderschone uitzicht over Hong Kong.
Maandagochtend was iedereen vroeg uit de veren en stond
iedereen klaar in sport outfit voor een activiteit die niemand
snel zal vergeten. We begonnen de dag namelijk met een
les Thai Chi. Na alles geleerd te hebben over onze innerlijke
energie was het tijd om het eerste bedrijf te bezoeken. Het
eerste bedrijf dat op de planning stond was DTZ Hong Kong.
DTZ heeft ons een erg leerzame lezing gegeven over de
verstedelijking in Hong Kong. Na DTZ zijn wij meteen
doorgegaan naar OMA. Hier hebben wij ook een zeer
interessante lezing gekregen over design intentie en het
bouwproces. Na de lunch stond het derde bedrijfsbezoek op
de planning, CBRE Research. Bij CBRE hebben wij een
lezing gekregen over de kantorenmarkt van Hong Kong en
hebben de studenten vragen kunnen stellen over de extreme
huur prijzen die worden gevraagd. Deze drukke dag hebben
we afgesloten op de Temple Street Market. Deze markt staat
bekend om zijn lekkere eettentjes op straat en het heeft zijn
naam meer dan waar gemaakt met een heerlijk avondmaal!
AFBEELDING 1
Skyline HongKong
58
De volgende ochtend hebben we een rondleiding gekregen
over de campus van de University of Hong Kong en zijn wij
ontvangen door het hoofd van de afdeling Real Estate
Management. In de middag zijn wij bij CBRE Global Investors
op bezoek geweest. Hier hebben wij een lezing gekregen over
de Aziatische markt en in het specifiek de vastgoedmark van
Hong Kong. Voor het diner zijn wij naar de hippe buurt SOHO
gegaan en hebben wij meteen gebruik gemaakt van de
langste roltrap ter wereld. Na het diner zijn we met de
welbekende Star Ferry voor een paar cent de rivier
overgestoken. Eenmaal aan de overkant hebben we nog
vanaf de kade naar de betoverende lichtshow staan kijken.
Woensdagochtend begon de dag bij Savills waar wij een
leuke lezing hebben mogen bijwonen waarbij hotelvastgoed
centraal stond. Na een heerlijke Chinese lunch met dumplings
zijn wij naar Link REIT gegaan. Link REIT is het grootste
beleggingsfonds van Azië en richt zich voorname lijk op de
retailmarkt. Hier hebben wij een lezing gehad over deze
beleggersmarkt en kregen wij een rondleiding door een van
hun shopping centers. Deze interessante dag is afgesloten
bij de Happy Valley Racecourse. Dit was een bijzonder
spektakel van racende paarden tussen de vele
wolkenkrabbers!
Op donderdag stonden de laatste twee bedrijfsbezoeken
gepland. De dag begon bij Colliers, waar we een interessante
lezing kregen over winkelvastgoed in Hong Kong. We
hebben de dag vervolgens voortgezet bij APG Asset
Management waar we een rondleiding door een logistiek
center kregen met aansluitend een presentatie. Dit was het
laatste bedrijfsbezoek van de studiereis en hebben we
afgesloten met een gezellige borrel. Deze avond zijn we
naar de lady’s market gegaan, waar iedereen zijn souvenirs
kon inslaan en waar alle vrouwen na stevig onderhandelen
nog een tas van hun favoriete merk konden kopen. En waar
de waaghalzen onder ons nog even typisch Chinese
specialiteiten probeerden, waaronder slang.
Op de laatste dag in Hong Kong had iedereen nog even tijd
om van deze fantastische stad te genieten. De laatste inkopen
konden worden gedaan en er kon nog heel even genoten
worden van het heerlijke weer. Aan het begin van de middag
verzamelde iedereen zich weer en werd de terugreis ingezet.
Tot slotHong Kong is een bijzondere stad waar de Chinese cultuur
zich op een bijzondere manier mengt met de Westerse
cultuur. Tijdens deze studiereis is goed naar voren gekomen
dat zaken doen in Azië en dan in het specifiek in Hong Kong
heel anders gaat dan in Nederland. Hong Kong was een
onvergetelijke ervaring op alle denkbare vlakken.
AFBEELDING 2
Centrum HongKong
59SERV ICE M AGA ZINE JUNI 20 15
Uwadvertentiehier?
ContactHet SERVICE Magazine is één van de grootste academische vakbladen, zeker in het vastgoed. Met adverteren in het SERVICE Magazine heeft u: • een bereik van 1.500 studenten (20%) en alumni of
aanverwante professionals (80%)
• een sponsorship aan een kwalitatief hoogwaardig vakblad
• een directe verbinding met docenten, afstudeerders en studenten aan de Technische Universiteit Eindhoven
Heeft u naar aanleiding hiervan nog vragen?
Kijk dan op onze website: www.service-studievereniging.nl
Gerben SinkeAcquisitie/[email protected] 22 06 26 37
De bedrijfs bezoeken waren interessant, de cultuur was
geweldig en de natuur was beeldschoon. Hong Kong bedankt!
De studiereis is echter niet zomaar een reis geworden om
nooit meer te vergeten. Hiervoor wil ik als eerst de heer Adri
Proveniers bedanken voor zijn ondersteuning en mede
werking tijdens de studiereis. De heer Proveniers is nauw
betrokken geweest bij de cases die gemaakt zijn tijdens de
studiereis. Ik wil ook alle deelnemers bedanken voor jullie
inzet en gezellig heid. Verder gaat een dankwoord uit naar
alle bedrijven in Hong Kong die ons met open armen hebben
ontvangen en ons van verschillende presentaties en rond
leidingen hebben voorzien. Ook wil ik graag alle sponsoren
bedanken die deze reis mogelijk hebben gemaakt. Zonder de
bijdrage van Colliers, Hemminkways en Repon Dakbedek
kingen BV was het organiseren van een dergelijke reis niet
gelukt.
Tot slot wil ik de reiscommissie in het bijzonder bedanken.
Zij hebben zich het afgelopen jaar ontzettend hard ingezet
om deze reis voor elkaar te krijgen. Bij dezen een groot
dankwoord aan Eefke Winkelmolen, Stefan Werner, Robin
Junker, Ron Haerkens en Stacy van den Brink. Door hun
enthousiasme, doorzettingsvermogen en betrokkenheid voor
en tijdens de reis is het gelukt om een geweldige reis neer
te zetten!
BronvermeldingDiscover Hongkong. (sd). Geschiedenis. Opgehaald van
http://www.discoverhongkong.com/nl/planyourtrip/
knowhongkong/history.jsp.
Reisgraag. (sd). Hongkong. Opgehaald van http://www.
reisgraag.nl/vakantie_china/hongkong/.
Silver Media. (sd). Hongkong voor beginners. Opgehaald van
http://www.hongkongvoorbeginners.nl/.
Stacy van den Brink Dagmar Bokkinga (PR Reiscommissie) (Voorzitter Reiscommissie)
60
Afstudeer- verslagen TU/e - REMD
Op deze pagina treft u een
overzicht van de meest recente
afstudeerverslagen van de opleiding
Real Estate Management and
Development aan de Technische
Universiteit Eindhoven. Het complete
overzicht van afstudeerverslagen is te
vinden op de website van SERVICE:
www.service-studievereniging.nl.
Voor bestellingen en prijzen kunt
u contact opnemen met
info@servicestudievereniging.nl
Auteur: Rixt de Jong
Bestelnr.: 539
Opleiding: REMD
Jaar: 2014
The role of anchor stores in downtown shopping areas Which effects may be expected when closing down an
affiliate of department store de Bijenkorf in a major
downtown shopping area and what kind of outlets may
be feasible replacements?
August 17, 2013, the management of de Bijenkorf announced
to close down five of the twelve stores. This type of stores
once had the biggest drawing power in Dutch shopping
areas because they affect the distribution of shoppers over
the shopping area and create extra footfall for adjacent
stores. This study questions for several reason the drawing
power of de Bijenkorf in Breda and Den Bosch and more in
general of Dutch department stores. The results in this
study, conducted by a survey, showed a low familiarity with
the affiliates of de Bijenkorf in Breda and Den Bosch and a
low frequency of visits to any of the affiliates in the
Netherlands. Therefore, the group of consumers that will
change their shopping area choice is small. The majority of
consumers is able to find compensation in the shopping
area itself by visiting stores which offer similar commodities
as de Bijenkorf.
However, a substantial group of consumers believes that the
shopping supply deteriorates after the closure of de Bijenkorf.
Therefore, the properties in Breda and Den Bosch should be
filled with another anchor store. This study recommends to
replace it with foodcourts instead of stores of Primark or
Media Markt.
Auteur: Bas America Bestelnr.: 540
Opleiding: REMD
Jaar: 2014
Dilemma Woningcorporaties; administratief of juridisch scheiden (DAEB en niet-DAEB)
Auteur: Benny Ng Bestelnr.: 541
Opleiding: REMD
Jaar: 2014
Stad vs regio Als gevolg van overaanbod aan bedrijfskavels stagneert de
bedrijfsgronduitgifte in het Stedelijk Gebied Eindhoven (SGE),
bestaande uit de gemeenten Best, Eindhoven, Geldrop
Mierlo, Helmond, Nuenen c.a., Oirschot, Son en Breugel,
Veldhoven en Waalre. Verder leidt dit overaanbod tot
leegstand en verloedering van de bestaande bedrijfs
ruimten. Daarmee komt het gemeentelijk economisch beleid
in gevaar.
61SERV ICE M AGA ZINE JUNI 20 15
De vraag is, wat de mogelijkheden zijn voor een regionale aanpak van het
overaanbod van bedrijfskavels. Vanuit een regionale benadering kunnen als
gevolg van planreductie de kosten en opbrengsten verevend worden tussen
gemeenten. Een volgende stap in het intensiveren van de regionale samen
werking is het verzelfstandigen van de verschillende grondbedrijven tot één
regionaal ontwikkelbedrijf (ROB). Gemeenten brengen grond, middelen en
personeel in een ROB. Dergelijke samenwerkingsvormen vereisen veel
bestuurlijke ambitie en vertrouwen tussen gemeenten. Daarnaast worden
bestuurlijke en uitvoeringsbevoegdheden van individuele gemeenten
beperkt. In de praktijk lijkt een ROB waarbij alle bedrijfskavels worden
ondergebracht onhaalbaar. Een project gebaseerde variant is eerder
denkbaar, welke ingezet wordt voor bovenregionale projecten, zoals
campuslocaties. Door intensieve samenwerking ontstaat er daadkracht die
past bij de regionale economische ambities van het SGE. De huidige
bestuurlijke afstemming en fasering van de uitgifte van bedrijfskavels is een
lichte vorm van samenwerking en is onvoldoende om het probleem op te
lossen. Met een dalende vraag naar bedrijventerreinen leidt het faseren
slechts tot het uitstellen van het overaanbod. Het schrappen van overaanbod
is een korte termijn opgave, waarbij gemeenten zich proactief moeten
oriënteren op de marktvraag en minder op de consequenties voor de
gemeentelijke financiën.
Auteur: Niels van der WindtBestelnr.: 542
Opleiding: REMD
Jaar: 2015
Modeling housing price developments in the Netherlands De complexiteit van een woningmarkt biedt diverse uitdagingen om woning
prijsontwikkelingen econometrisch te modelleren. Dit onderzoek geeft meer
inzicht in de Nederlandse woningprijsdynamiek door de verschillende relaties
tussen woningprijzen en zijn determinanten in beeld te brengen. Verder is er
onderzoek gedaan naar het voorspellen van woningprijzen.
In de studie zijn woningprijsontwikkelingen gemodelleerd in een econometrisch
errorcorrectie model (ECM). Een ECM bestaat uit twee vergelijkingen welke
respectievelijk de lange en kortetermijnprijsontwikkelingen beschrijven. Op
de lange termijn worden woningprijzen vooral gedreven door fundamenten
als het inkomen van huishoudens en de hypotheekrente, op korte termijn
speelt vooral het speculatief gedrag van participanten op de woningmarkt
een belangrijke rol. Als aanvulling op de bestaande studies, is aangetoond
dat er structurele veranderingen zijn opgetreden in de langetermijnrelatie,
mogelijk als gevolg van beleidsmaatregelen. Daarnaast is geconstateerd dat
woningprijzen zich regelmatig loskoppelen van de fundamenten. In deze
periodes zijn woningprijzen moeilijk te verklaren en te voorspellen.
Op basis van drie verschillende scenario’s, die elk een specifiek herstel van de
Nederlandse economie reflecteren, is een voorspelling van de woningprijs
gedaan. Middels het geschatte model wordt verwacht dat woningen een
nominale prijsstijging van 2,5 tot 3,0 procent in 2015 zullen ondergaan.
Auteur: David MartoredjoBestelnr.: 543
Opleiding: REMD
Jaar: 2014
Herstructurering en sociale stijging van gedwongen verhuizers: kansen, belemmeringen en maatregelenHet doel van dit onderzoek is om inzicht te verkrijgen in de
kenmerken die van belang zijn voor de kansen op de sociale
stijging van gedwongen verhuizers als gevolg van her
structurering (sloopnieuwbouw) bij het maken van een
woon en vrijetijdscarrière. Met behulp van literatuurstudie
en semigestructureerde interviews is in kaart gebracht
welke maatregelen de kansen van gedwongen verhuizers
op een woon en vrijetijdscarrière kunnen vergroten. Het
herhuisvestingsproces beïnvloedt deze sociale stijgings
kansen. Het gebrek aan kennis en kunde van gedwongen
verhuizers tijdens het zoeken naar een nieuwe woning en
buurt kunnen de kansen op sociale stijging namelijk
verkleinen. De hulp van woningcorporaties, bewoners
organisaties en bewonersondersteuners kunnen in dit proces
kan bijdragen aan het vergroten van deze kansen. Het blijkt
dat tijdens het herhuisvestingsproces maatregelen getroffen
kunnen worden die de kansen van gedwongen verhuizers
voornamelijk op het maken van een wooncarrière vergroten.
Het herhuisvestingsproces heeft indirect invloed op hun
kansen op het maken van een vrijetijdscarrière. De maat
regelen die van grote invloed zijn, hebben vooral te maken
met het bieden van professionele ondersteuning aan
gedwongen verhuizers. Hierin staan het toepassen van
persoonlijke benadering en het bieden van passende
oplossingen centraal.
Auteur: Marianne Phernambucq
Bestelnr.: 544
Opleiding: REMD
Jaar: 2015
Gezond zorgvastgoed met zorgmatrixCare organisations need to acquire a greater understanding
of their real estate portfolio. This study developed a portfolio
analysis tool that provides financial and commercial information
for managing the care real estate portfolio. It provides
handholds for strategic real estate management. The BCG
matrix is used to make a practical portfolio analysis tool in
developing longterm real estate strategy for care
organizations.
The developing portfolio analysis ‘The Care real estate
matrix’ and the conclusions were drawn up on the basis of a
literature study, and interviews with care and real estate
professionals, supplemented by the case study.
62
Auteur: Lieke van der Wal Bestelnr.: 545
Opleiding: REMD
Jaar: 2015
KPI’s en kostenreducerende maatregelen voor ziekenhuisvastgoedDe ziekenhuiszorg heeft de afgelopen jaren als gevolg van wetswijzigingen
veel veranderingen ondergaan. Vanwege de wijziging in het financierings
stelsel zijn de ziekenhuizen zelf verantwoordelijk geworden voor het vastgoed
en dienen zij deze risico’s zelf te dragen. Als gevolg hiervan is het belangrijk
geworden om het ziekenhuisvastgoed professioneel aan te sturen en een zo
optimaal mogelijke balans te vinden tussen de huisvestingskosten en het
primaire proces. Dit heeft gezorgd voor een omslag waarbij een aantal
ziekenhuizen is begonnen met Corporate Real Estate Management (CREM)
zodat er strategische en onderbouwde keuzes ten aanzien van het vastgoed
gemaakt kunnen worden en er wellicht waarde toegevoegd kan worden aan
de organisatie. Dit onderzoek geeft inzicht in de mogelijkheid om met
behulp van kostenreductiemaatregelen behorend bij de CREM strategie
kostenreductie de kritische prestatie indicatoren (KPI’s) gericht op de
huisvesting van ziekenhuizen te beïnvloeden. Deze kostenreductiemaatregelen
kunnen de vastgoedmanagers van ziekenhuizen vervolgens ondersteunen bij
het maken van strategische keuzes met betrekking tot de huisvesting en
tevens helpen bij het gericht sturen op de huisvesting KPI’s.
Auteur: Alette JanssenBestelnr.: 546
Opleiding: REMD
Jaar: 2015
Zoveel mensen, zoveel wensen. Klaar voor de vergrijzing?Het aantal ouderen neemt de komende jaren toe door de dubbele vergrijzing.
Mensen moeten en willen langer thuis blijven wonen, maar dit is vanwege de
vraag naar zorg niet altijd mogelijk. Doel van dit onderzoek is om inzicht te
krijgen in welke mate wordt voldaan aan de kwalitatieve en kwantitatieve
behoefte aan wonen en zorg voor senioren. Het onderzoek richt zich op
landelijk en op gemeentelijk niveau voor vier, op inwoneraantallen
vergelijkbare gemeenten (Heerlen, Helmond, Hilversum en SúdwestFryslân).
Er is gebruik gemaakt van de door TNO ontwikkelde Functioneringsprofielen,
bestaande databases (met name WoON 2012), verzamelde datagegevens van
woningcorporaties en interviews met gemeenten. In het onderzoek wordt
onderscheid gemaakt tussen geschikte, verzorgde en beschermde woon
vormen en worden de woningmarktsegmenten nonprofit en profit
onderscheiden. Geconcludeerd wordt dat het aantal nonprofit geschikte
woningen ruim voldoende is voor de vraag van ouderen (65+) met een
mobiliteitsbeperking, alleen voldoen die niet altijd aan de huidige fysieke
woonwensen en kwaliteitseisen. Voor mensen met mobiliteitsbeperkingen
en problemen met de persoonlijke verzorging is het aanbod beperkter,
maar ook daarin voorzien de meeste gemeenten voldoende. Aan beschermde
woonvormen is er meestal niet voldoende aanbod, behoudens voor
dementerende ouderen. Op basis van het onderzoek is gebleken dat er
landelijk en gemeentelijk niveau nog een grote opgave ligt om te kunnen
(blijven) voldoen aan de vraag, zeker als rekening wordt gehouden met de
maatschappelijke veranderingen.
Auteur: Jeffrey VerburgBestelnr.: 547
Opleiding: REMD
Jaar: 2015
De Nederlandse vrije huursector in beeld: vraag en aanbod geconfronteerdDit onderzoek is ingegaan op mogelijke ontwikkelingen van
de vraag naar vrije sectorhuurwoningen op de Nederlandse
woningmarkt naar aard en omvang. Daarnaast is het
huidige aanbod van de vrije huursector getoetst aan de
woonvoorkeuren van de onderzoeksgroep en de
aankoopcriteria van institutionele beleggers, om zodoende
de marktruimte in kwalitatief en kwantitatief opzicht in
beeld te brengen. Uit het onderzoek blijkt dat er tot het jaar
2030 een structurele vraag naar vrije sectorhuurwoningen is
en dat de vrije huursector een groeimarkt binnen bepaalde
randvoorwaarden is. De vrije huursector heeft potentie om
tot het jaar 2030 met ongeveer 322.800 tot 504.800
woningen in omvang te stijgen, afhankelijk van de
economische ontwikkelingen en de focus van het
overheidsbeleid. Daarnaast blijkt dat de vraag naar de vrije
huursector relatief beperkt is in vergelijking met de overige
woningmarktsectoren en dat de vraag relatief lager uitvalt
dan in eerdere onderzoeken wordt gesuggereerd.
Desondanks heeft de vrije huursector de mogelijkheid om in
omvang te groeien ten opzichte van de gereguleerde
huursector en koopsector, waarbij het huidige aandeel van
de vrije huursector kan stijgen van 3,4% naar 4,3% tot 6,3%
in het jaar 2030. Verder blijkt dat er in beperkte mate een
mismatch is tussen het huidige aanbod van vrije
sectorhuurwoningen, de woonvoorkeuren van de
onderzoeksgroep en de aankoopcriteria van institutionele
beleggers. Dit onderzoek laat zien dat er voor institutionele
beleggers kansen liggen om in de vrije huursector te
investeren en zodoende in kunnen spelen op de marktruimte
in kwalitatieve en kwantitatieve zin.
Auteur: Meggie van der WerfBestelnr.: 548
Opleiding: REMD
Jaar: 2015
Een onderzoek naar het koopgedrag en de koopintenties van potentiele woningkopers in NederlandSinds 2008 is in Nederland sprake van een crisis op de
woningmarkt. Na flinke prijsstijgingen in de periode van
1995 tot 2008, zijn gedurende de crisisjaren de woningprij
zen flink gedaald. Door deze ontwikkelingen hebben veel
huishoudens een verhuizing naar een (andere) koopwoning
uitgesteld. Daarmee is het aantal verkochte koopwoningen
per jaar drastisch afgenomen van 200.000 verkopen in 2008
naar slechts 120.000 verkopen in 2011. Door onder andere
de strengere financieringsvormen en de aanhoudende
onzekerheid over de woningmarkt, zijn veel woonconsu
menten terughoudend met de aanschaf van een koopwo
ning. Om het inzicht in de koopintenties en het koopgedrag
te vergroten zijn 21 diepteinterviews onder woonconsu
menten gehouden.
63SERV ICE M AGA ZINE JUNI 20 15
Uit het onderzoek blijkt dat de intenties van
woonconsumenten om een woning te kopen afhankelijk zijn
van de persoonlijke situatie en verschillen per persoon en
huishouden en voornamelijk te verklaren zijn uit de
levensfase. In totaal zijn elf relevante factoren geformuleerd
die van belang zijn bij koopintenties. De beperkingen die
woonconsumenten ervaren om de koopplannen te kunnen
realiseren hebben met name betrekking op de werkelijke
controle en mogelijkheden, zoals het niet kunnen verkrijgen
van een toereikende hypotheek. Daarnaast moet er
voldoende aanbod van woningen zijn en moet de
woonconsument voldoende financiële mogelijkheden
hebben om de koopintentie daadwerkelijk te kunnen
realiseren.
Auteur: Victor GrootswagersBestelnr.: 549
Opleiding: REMD
Jaar: 2015
QuickScan verzorgingshuis Door de ontwikkelingen in de langdurige zorg komen op
korte termijn verzorgingshuizen leeg te staan, met alle
maatschappelijke problemen en financiële risico’s van dien.
De zorgorganisaties moeten daarop reageren, bijvoorbeeld
door te zoeken naar een alternatieve bestemming voor het
verzorgingshuis. De transformatiestrategieën voor het
leegstaand verzorgingshuis zijn in hoofdlijnen bekend, te
weten verzwaren, verhuren en afstoten. In de praktijk is de
zorgorganisatie echter niet altijd in staat de strategieën te
concretiseren tot een haalbaar plan. Het onderzoek dient
daarom ter ondersteuning van de zorgorganisatie bij de
keuze voor een alternatieve bestemming van een leegstaand
verzorgingshuis. De focus ligt hierbij op het ontwikkelen van
een financieel afwegingsmodel dat ten behoeve van het
strategisch portefeuillemanagement de
transformatiepotentie van het leegstaand
verzorgingshuisvastgoed inzichtelijk maakt.
Het financieel afwegingsmodel (genaamd ‘QuickScan
Verzorgingshuis’) genereert met beperkte invoerwaarden
projectspecifieke resultaten. Daarom is het met de
QuickScan mogelijk om in een korte tijd de
transformatiepotentie van meerdere verzorgingshuizen
inzichtelijk te maken. Deze QuickScan geeft een afweging op
basis van de netto contante waarde van de potentiële
investeringen in een transformatie. Daarnaast geeft de
QuickScan inzicht in de invloed van contextuele factoren.
Deze factoren worden als aandachtspunten aan de
zorgorganisatie teruggekoppeld en dienen als handvatten
om een weloverwogen afweging voor een
transformatiestrategie te maken. De QuickScan sluit daarom
naadloos aan op de problematiek die speelt bij het vastgoed
van de zorgorganisatie.
Auteur: Barzien KhoshbakhtBestelnr.: 550
Opleiding: REMD
Jaar: 2015
Fragmented Ownership in Shopping Centres. The influence of fragmented ownership on the value of retail unitsThis study represents probably the first attempt in finding out whether a
fragmented ownership structure in planned shopping centres affects the
value of retail units. The impact of the ownership structure on the value of
retail units has not been found in academic journals. Since there is a lack of
quantitative research on this matter makes, this research can provide
empirical support to policy decision making for shopping centre owners.
Thus, the purpose of the study is to investigate the relationship between
ownership structure and the value of retail units in planned shopping
centres. The study s research question is as follows: does a fragmented
ownership structure influence the value of retail units in planned shopping
centres? To achieve the study s purpose, a regression model based on
spatial and nonspatial determinants of shopping centre rents is designed,
since the literature review shows that rents and value are related. A dataset
of 97 planned shopping centres, situated on supportive retail locations in
the Netherlands is used. The data is based on the shopping centre s market
characteristics, site characteristics, building characteristics, retail image
and retail mix. The primarily physical and financial data represent the
period 20122014, depending on the variable. The study s results show,
among others, that fragmented ownership is not preferred in small and
large shopping centres.
Auteur: Ruben BartelinkBestelnr.: 551
Opleiding: REMD
Jaar: 2015
Corporate Real Estate Risk ManagementCorporate Real Estate Risk Management is the research area where
corporate risk management and corporate real estate management
intertwine. The knowledge and available literature about this relatively
new research field is mainly based on theoretical research and looks at
the subject from a specific point of view.
The two main research questions are: Which risks related to corporate
real estate may affect the added value of CRE to the shareholder value?
And which of these risks are perceived as most important and are these
risks differently evaluated with respect to job & company specific
characteristics?
A literature study and complementary interviews with CRE specialists
provided the necessary input for a corporate real estate risk list
containing 43 risks in six different categories. Some of these risks were
perceived significantly different when ranked according to job & company
specific characteristics. It turned out that the risk perception differentiates
the most when ranked according to geographical location or industry
segment. The size of the organization expressed in the number of
employees does not influence the way in which the risks are perceived.
64
Contact SERVICE Magazine
Thema volgende editieWaar deze editie zich richtte op de ontwikkelingen in de corporatie-
sector, zal in de komende editie het vastgoed in de zorgsector
centraal komen te staan. Een van de eerste dingen waar u aan
zult denken bij zorg, is een ziekenhuis. Ziekenhuizen die sinds de
wijziging in het financieringsstelsel zelf verantwoordelijk zijn voor
het vastgoed, waardoor zij ook zelf de risico’s moeten dragen.
Oorzaak: De overheid bezuinigt. Deze bezuinigingen zorgen ervoor
dat de marktwerking is geïntroduceerd binnen het zorgvastgoed
en dit dwingt organisaties tot strategisch handelen (Hermus, 2014).
Door deze verantwoordelijkheid voor het eigen vastgoed, neemt
dit vastgoed ook een ander onderdeel in binnen de financiële
huishouding van zorgorganisaties. De onderhoudskosten zijn,
bij eigen bezit, voor eigen rekening, wat zorgt voor een grote
bedrijfseconomische impact. Dit geeft mogelijkheden, want
zorgorganisaties zijn opzoek naar alternatieven. Dit geeft
ruimte voor investeren in vastgoed, door beleggers of woning-
corporaties(in geval van woningen) of door het uitgeven van
obligaties (Eichholtz, 2012).
Wat zijn de ontwikkelingen? Welke strategische stappen moeten
genomen worden? Kortom: Wat gaat er om bij ‘Vastgoed In De
Zorg’?!
Hermus, Jeroen. (2014) Zorgvastgoed; Kansen voor
zorginstellingen én marktpartijen. SERVICE Magazine
22.1 pag. 30
Eichholtz, Piet. (2012) Bank minder belangrijk als
financieringsbron. Gevonden op: http://www.finance-
ideas.nl/uploads/files/017-019_ZM0912.pdf
Bent u geïnteresseerd in het schrijven van een artikel
voor SERVICE Magazine of kent u wellicht mensen die
een goede bijdrage zouden kunnen leveren? Neem
dan contact op met de redactie via onderstaande
contactgegevens.
Abonneren/Opzeggen/AdreswijzigingenEen abonnement op SERVICE Magazine is gratis.
Abonneren, het opzeggen van een abonnement of
het wijzigen van uw (adres)gegevens kunt u snel en
gemakkelijk doen via:
http://www.service-studievereniging.nl/magazine
Stephan Kerperien
Hoofdredacteur
Bas Ebbers
Redacteur
Erwin Rebel
Redacteur
Contact
Martha Hensbergen
Redacteur
Rik Verwaest
Redacteur