werkboek - goodseed4. god en zijn woord zijn niet van elkaar te scheiden; daar-om noemt men de...

Wie was die Man?Wat was Zijn boodschap?

WERKBOEK

DE V

REEMD

ELING

OP D

E WEG

NA

AR EM

MA

ÜS

JOH

N R. CRO

SS

Wie was die Man?Wat was Zijn boodschap?

WERKBOEK

De Vreemdeling op de weg naar Emmaüs - werkboekJohn R. Cross

Oorspronkelijke titel: The Stranger on the road to Emmaus - workbook

This book was first published by GoodSeed International, Alberta, CanadaTranslated by permission.

Vertaling: drs. A. PellegromOmslagontwerp: Lumineus Design, EdeOpmaak binnenwerk: Incendior, Wageningen

ISBN: 978-1-77304-053-0NUR-code: 707

© 2012 GoodSeed® InternationalPO Box 3704Olds, AB T4H 1P5Canada

Internet: www.goodseed.comE-mail: [email protected]

De Bijbeltekst in deze uitgave is, tenzij anders vermeld, ontleend aan de Herziene Statenvertaling, © Stichting HSV 2010. Alle rechten voorbe-houden, © Stichting HSV en uitgeverij Jongbloed – Heerenveen.

All rights reserved. No part of this book may be reproduced in any form without written permission of the publisher.

Ik wil graag mijn waardering uitspreken voor Meredith DeRidder, die dit Werkboek heeft opgezet, voor mijn dochter Naomi, die het een enorm stuk verder heeft geholpen en voor mijn vrouw Janice en mijn

broer David, die de puntjes op de i hebben gezet.

WAT DE BIJBEL OVER GOD ZEGT:

Welzalig… die Hem met heel hun hart zoeken. (Psalm 119:2)

Want wie tot God komt, moet geloven dat Hij is, en dat Hij beloont wie Hem zoeken. (Hebreeën 11:6b)

INHOUDSOPGAVEVRAGEN

Neem eveN de tijd om dit te lezeN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9

Hoofdstuk 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11

Hoofdstuk 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15

Hoofdstuk 3 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18

Hoofdstuk 4 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22

Hoofdstuk 5 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26

Hoofdstuk 6 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32

Hoofdstuk 7 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35

Hoofdstuk 8 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38

Hoofdstuk 9 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42

Hoofdstuk 10 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47

Hoofdstuk 11 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51

Hoofdstuk 12 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56

Hoofdstuk 13 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60

Hoofdstuk 14 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64

Hoofdstuk 15 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73

ANtwoordeN op de vrAgeN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77

- 9 -

NEEM EVEN DE TIJD OM DIT TE LEZEN…1. Het is de bedoeling dat dit werkboek bij het boek De Vreemde-ling op de weg naar Emmaüs wordt gebruikt. De Vreemdeling bevat ongeveer 1300 Bijbelcitaten met begeleidend commentaar. Hoe-wel het uw studieboek is, leest het als een verhaal, niet als een schoolboek. Als u het studieboek niet in uw bezit hebt, kunt u bij de uitgever (zie colofonpagina) een exemplaar bestellen. De vragen en antwoorden van dit werkboek zijn afgestemd op het studieboek.

2. Leer omwille van het zelf weten. De bedoeling van dit boek is het hoofdonderwerp van de Bijbel te bestuderen. Of u het ge-looft of niet, dat is aan u. U hoeft uw huidige overtuigingen of toekomstige conclusie niet te beargumenteren.

3. Zorg dat u eerst het grote plaatje voor ogen krijgt. Probeer het tempo van deze studie niet af te remmen. Als u een vraag hebt, schrijf hem dan op en bewaar hem voor het einde, tenzij u ver-duidelijking nodig hebt van de stof waar u mee bezig bent. Als u het grote plaatje eenmaal voor u hebt, gaat u terug en vult u de details in met de beantwoording van uw vragen.

4. Bestudeer één gedeelte per keer, in de volgorde waarin het is geschreven. Dit is geen Bijbelstudie waarbij je zomaar van de ene naar de andere les kunt overspringen. Het is belangrijk om ieder gedeelte van een hoofdstuk in De Vreemdeling te le-zen en dan eerst de vragen in dit werkboek te beantwoorden, alvorens verder te gaan met het volgende gedeelte. Als u een vraag verkeerd beantwoordt, zoek dan de aangegeven pagina op en neem de stof nog eens kort door. Het kost maar een paar minuten, maar zal een enorme hulp blijken als u verder in het boek komt.

5. Als het stoppen met lezen en beantwoorden van de vragen in dit werkboek u het gevoel geeft dat het de lopende geschiedenis in uw gedachten onderbreekt, leg dit boek dan weg en lees eerst De Vreemdeling uit.

6. Werk de studie helemaal door. Zich een definitief oordeel

- 10 -

vormen over de voornaamste boodschap van de Bijbel zonder deze studie helemaal te hebben doorgewerkt, brengt het grote ri-sico van verkeerde conclusies met zich mee.

7. Beschouw de vragen in dit werkboek niet als een examen of een test. Het zijn gewoon vragen ter herhaling, om u een idee te geven in hoeverre u de voornaamste punten begrepen hebt. Voel u niet beledigd als u een vraag te gemakkelijk vindt – dan hebt u de stof begrepen. Anderen vinden het misschien wel een moeilijke vraag. In een aantal gevallen is er meer dan één ant-woord goed. Geef dan alle juiste antwoorden aan. Bij vragen waar voor het in te vullen woord een onderbroken lijn (_ _ _) is aangegeven, geeft het aantal streepjes het aantal letters van het woord aan.

8. De tekst onder het kopje OM NOG EENS OVER NA TE DEN-KEN versterkt niet alleen wat u geleerd hebt, maar helpt u ook om in de Bijbel uw weg te vinden.

Open nu De Vreemdeling op de weg naar Emmaüs, lees het voor-woord en begin dan met hoofdstuk 1.

Veel plezier met uw studie!

- 11 -

HOOFDSTUK 1VRAGEN

1. PROLOOGEr zijn geen vragen over dit gedeelte.

2. ALLES OP EEN RIJTJE ZETTEN1. De Bijbel is al eeuwenlang een bestseller.

❏ waar ❏ niet waar

2. De Bijbel lijkt in veel opzichten op een puzzel; om hem goed te begrijpen moeten de stukjes op de juiste wijze aan elkaar worden gepast.


3. Belangrijke sleutels om de Bijbel te gaan begrijpen zijn:

A. Leer eerst de eenvoudige concepten en ga dan naar de meer gecompliceerde.

B. Begin bij het begin en bestudeer hem dan in de volgor-de van de gebeurtenissen die plaatsgevonden hebben.

C. Blijf bij één onderwerp tegelijk.D. Zorg eerst voor het grote plaatje en ga dan desgewenst

terug om de details in te vullen.E. Alle bovengenoemde manieren.

4. De Bijbel spreekt over veel verschillende zaken. Als je deze thema’s of onderwerpen lukraak door elkaar behan-delt, wordt het resultaat:

A. een duidelijk verstaan van de boodschap van de Bijbel.B. een nauwkeurige kennis van de basiselementen van de

Bijbel.C. verwarring.

De VreemDeling - werkboek

- 12 -

5. Het verklaarde doel van De vreemdeling op de weg naar Em-maüs is (geef er 3 aan):

A. De belangrijkste Bijbelse gebeurtenissen behandelen.B. Werken aan meer begrip door de Bijbelverhalen in een

logische volgorde aan elkaar te rijgen.C. De lezer een uitgebreid en allesomvattend verstaan

van de Bijbel te geven.D. De Bijbelverhalen met elkaar verbinden tot één doorlo-

pende en heldere boodschap.

3. EEN UNIEK BOEK1. De Bijbel is uniek in die zin dat het een harmonieus en

doorlopend geheel is, ondanks het feit dat (3 antwoorden goed):

A. de auteurs over een periode van 1500 jaar hebben ge-schreven.

B. de auteurs uit verschillende lagen van de maatschappij kwamen.

C. de auteurs op drie verschillende continenten hebben geschreven.

D. de auteurs in 14 verschillende talen schreven.

2. Alles bij elkaar hebben ongeveer 40 mannen _______ boe-ken geschreven die, samengevoegd tot één boek, de Bijbel vormen.

A. 12 B. 53 C. 66

3. Wie was volgens de Schrift de auteur van elk Bijbelboek?

A. Eén enkele menselijke profeetB. GodC. Daar zegt de Bijbel niets over.

- 13 -

Hoofdstuk 1

4. God en Zijn Woord zijn niet van elkaar te scheiden; daar-om noemt men de Bijbel nogal eens:

A. Gods Woord B. De Schrift

5. De Bijbel zegt dat God de profeten zo leidde dat zij precies datgene neerschreven wat Hij geschreven wilde hebben. Indien nodig konden zij daar nog gedachten aan toevoe-gen die ermee te maken hadden.


6. We hebben alle redenen om er zeker van te zijn dat de Bij-bel die we vandaag hebben ______________ wat de profe-ten hebben geschreven.

A. in essentie dezelfde is alsB. totaal anders is danC. op essentiële punten ongeveer gelijk is aan

7. Welke belangwekkende aanspraak maakt de Bijbel over zichzelf met betrekking tot God?

A. Hij geeft de mens ideeën over wie God is.B. Hij is Gods boodschap voor de mens.

OM NOG EENS OVER NA TE DENKEN1. In vroeger tijden was een profeet een boodschapper die

Gods woorden aan het volk doorgaf. Die boodschap ging meestal over aspecten van het dagelijks leven, maar de boodschap van de profeet bevatte bijna onveranderlijk ook dingen die nog moesten komen. Dit voorzeggen van de toekomst had een praktisch aspect. Het was een krach-tige test om te bepalen of een profeet ook werkelijk een profeet was.

Wanneer die profeet in de Naam van de heere spreekt, en het ge-beurt niet en het komt niet uit, dan is dat een woord dat de heere niet gesproken heeft. (Deuteronomium 18:22)


- 14 -

De boodschap van een profeet werd bevestigd door de nauwkeurige vervulling van zijn profetieën. Het moest voor 100% kloppen – er was geen ruimte voor fouten.

Maar de profeet die overmoedig handelt door een woord in Mijn Naam te spreken dat Ik hem niet geboden heb te spre-ken, of die in de naam van andere goden spreekt, die profeet zal sterven. (Deuteronomium 18:20)

Met andere woorden, een profeet moest voor 100% gelijk krijgen, anders ging hij eraan. Het zal duidelijk zijn dat zo’n systeem ontmoedigend was voor ‘kandidaat’ valse profeten.

2. Zoek het begin en het einde van zowel het Oude als het Nieuwe Testament.

3. Benoem de delen van de Bijbel die niet Gods Woord zijn, zoals voetnoten, een concordantie, kaartjes e.d.

4. Zoek de volgende Bijbelverzen op en lees ze (BOEK, hoofdstuk, vers): 2 TIMOTHEÜS 3:16; 2 PETRUS 1:20-21; JESAJA 40:8

- 15 -

HOOFDSTUK 2VRAGEN

1. IN HET BEGIN1. De Bijbel zegt dat God Zichzelf in de verleden eeuwigheid

heeft geschapen.


2. De Bijbel zegt dat God ____________ is en bestaat van de verleden eeuwigheid tot de toekomstige eeuwigheid.

3. Wat heeft God volgens de Bijbel nodig om te kunnen be-staan?

A. De basisbehoeften van alle levenB. Eeuwige materieC. Niets

4. God heeft veel namen die Zijn karakter omschrijven. Een daarvan is de naam ____ ________, die aangeeft dat God uit Zichzelf bestaat.

5. De naam Heere richt onze aandacht op Gods positie: Hij is Heere der heren.


6. Als de Allerhoogste, is God (twee antwoorden goed):

A. hoog in de lucht gezeteldB. de hoogste HeerserC. de Koning van het heelal

7. De Bijbel benadrukt dat er maar _ _ _ God is.

8. De Bijbel zegt dat God onzichtbaar is omdat Hij _ _ _ _ _ is.


- 16 -

OM NOG EENS OVER NA TE DENKENZoek in de Bijbel de volgende verzen op en lees ze (BOEK, hoofdstuk, vers):

PSALM 102:13; PSALM 8:2; JEREMIA 10:10a

2. ENGELEN, HEERSCHAREN EN STERREN

1. De Bijbel geeft aan dat engelen (twee antwoorden goed):

A. ontelbaar zijnB. onzichtbaar zijnC. aan God gelijk zijn

2. Engelen zijn geschapen om God te dienen.


3. Omcirkel de woorden die de meest correcte weergave zijn van Gods relatie met zijn geschapen wezens.

Wie de peddel ____________ , maakt koopt breekt

is ook de _______________ van de peddel. reparateur eigenaar verkoper

4. Toen God Lucifer schiep (twee antwoorden goed):

A. maakte Hij hem in alle opzichten volmaakt.B. gaf Hij hem bepaalde verantwoordelijkheden.C. was deze niet anders dan de andere engelen.

- 17 -

Hoofdstuk 2

5. De Bijbel zegt dat God waard is:

A. geen lof en eerB. een beetje lof en eerC. alle lof en eer

6. Het woord ‘aanbidding’ betekent: iemands [rijkdom / waarde] verklaren.


NEHEMIA 9:6; PSALM 145:3

- 18 -

HOOFDSTUK 3VRAGEN

1. HEMEL EN AARDE1. Het eerste boek van de Bijbel is Genesis en dat betekent

oorsprong. ❏ waar ❏ niet waar

2. Volgens Genesis heeft God alles geschapen wat we kun-nen zien en niet kunnen zien. Hij deed dit (twee antwoor-den goed):

A. door Zijn handen te gebruiken.B. door gewoon te spreken.C. vanuit het niets.D. door al bestaand materiaal te gebruiken.

3. De Bijbel zegt dat God alles weet en verstaat, maar be-perkt is in wijsheid.


4. De Bijbel beweert dat alleen God de volgende drie eigen-schappen bezit: Hij is

al _ _ _ _ _ _al _ _ _ _ _ _ _al _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

5. De Bijbel leert duidelijk de idee van het pantheïsme – God is in alles en alles is God.


- 19 -

Hoofdstuk 3


PSALM 139:2-6 ; JESAJA 40:25-26,28

2. HET WAS GOED1. De Bijbel zegt dat God negen dagen nodig had om de we-

reld te scheppen.


2. De Schrift geeft aan dat de oorspronkelijk geschapen we-reld anders was dan de wereld die we nu kennen.


3. Het gehele heelal werkt volgens nauwkeurige regels en onthult daarmee dat God een God van [toeval / orde] is.

4. Wij behandelen die natuurwetten bijna instinctief met groot respect omdat we beseffen dat waar een wet is, er ook een consequentie is.


5. De Bijbel zegt dat “God zag dat het goed was”. Met andere woorden, alles wat Hij heeft gemaakt was:

A. volmaakt B. gelouterd C. heilig

6. (Gebruik de woordenbalk op de volgende pagina om de volgende vragen te beantwoorden.) Gods schepping was volmaakt omdat volmaaktheid een onderdeel van Zijn ka-rakter is. Twee andere woorden die dit aspect van de zui-vere natuur van de Heere beschrijven zijn ____________ en ____________, die allebei zonder mankementen beteke-nen.


- 20 -

7. God schiep de rijke variëteit die we zien en ervaren om ervan te genieten. God is een God die echt voor ons ____________ en ons ____________.

3. MAN EN VROUW1. De Bijbel zegt dat de mens naar het beeld van God is ge-

schapen. Dat betekent dat we exacte kopieën van de Heere zijn met al Zijn eigenschappen.


2. Welke uitspraak is waar?

A. God heeft het leven in de mens geblazen.B. De mens werd helemaal vanzelf levend.C. Een engel bracht de mens tot leven.

3. Omdat God de Schepper van Adam en Eva was, was Hij ook hun [allergrootste fan / eigenaar]. Hij wist wat voor hen het beste was.

4. God beval Adam en Eva om niet:

A. van de boom des levens te eten.B. van de boom van de kennis van goed en kwaad te eten.C. van enige boom in de Hof te eten.

5. Het vermogen om [te kiezen / te lopen] onderscheidt de mens van een robot. Dat maakt een relatie echt. En dat geeft in-houd en betekenis aan het woord [lachen / gehoorzamen].

6. De Bijbel zegt dat de mensheid is geschapen om Gods grootheid te weerspiegelen en om Hem te eren zoals een zoon zijn vader eert.


heilig - liefheeft - rechtvaardig - zorgt

- 21 -

Hoofdstuk 3

7. Hoewel God de Schepper van het heelal was, was Hij voor Adam en Eva

A. een goede en zorgzame vriend.B. een goed geïnformeerde, maar afstandelijke instruc-

teur.C. een hooghartige en onverschillige vreemdeling.

8. De Schrift leert ons dat alleen volmaakte mensen in de tegenwoordigheid van een volmaakt God kunnen leven.


OM NOG EENS OVER NA TE DENKEN1. In Papua New Guinea dicteert de cultuur dat degene die de

peddel maakt ook de eigenaar van de peddel is. Zoek in de Bijbel de volgende verzen op die het verband tussen Schepper en Eigenaar illustreren.

1 KRONIEKEN 29:11-12; PSALM 24:1-2; PSALM 47:3

2. Een concordantie is een hulpmiddel om Bijbelverzen te vinden. Als u zich bijvoorbeeld herinnert dat God had ge-zegd dat Hij de mens “naar Zijn beeld” zou maken, maar u weet niet meer waar dat vers staat, dan kijkt u in de con-cordantie onder het woord beeld.

En God schiep de mens naar Zijn beeld, naar het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen.

Als alternatief kunt u ook een online concordantie gebrui-ken (www.biblija.net). Het voordeel daarvan is dat u ver-schillende Bijbelvertalingen kunt gebruiken en met elkaar kunt vergelijken (vergeet niet dat de Bijbel oorspronkelijk niet in het Nederlands is geschreven).

- 22 -

HOOFDSTUK 4VRAGEN

1. IK ZAL1. Lucifers opstandigheid kwam voort uit zijn [woede / trots],

die God haat.

2. De Bijbel zegt dat God vanwege Zijn heilige natuur geen _ _ _ _ _ in zijn tegenwoordigheid kan dulden.

3. Lucifer is onder nog andere namen bekend geworden, na-men die aspecten van zijn karakter onthullen. Combineer elke naam met twee betekenissen. Kijk eventueel op pa-gina 64.

A. duivel a. tegenstander b. valse aanklager B. satan c. lasteraar d. vijand

2. HEEFT GOD GEZEGD?1. De Bijbel vertelt ons dat satan

A. de grote bedrieger is.B. een onschuldige grappenmaker is.C. ons werkelijk gelukkig wil maken.D. een product van onze verbeelding is.

2. Eerst verdraaide satan de woorden van God om Eva aan God te doen twijfelen, daarna ___________ hij ze regel-recht.

A. ontkendeB. negeerdeC. bevestigde

- 23 -

Hoofdstuk 4

3. De Bijbel zegt dat God de ongehoorzaamheid van Adam en Eva als een onschuldige vergissing, een misverstand beschouwde.


4. Een wet overtreden heeft gevolgen. De Bijbel leert ons dat de gevolgen van de zonde zeer verstrekkend zijn.


5. Adam en Eva maakten voor zichzelf kleding van vijgen-bladeren en verstopten zich voor God omdat zij een on-gemakkelijk nieuw gevoel ervoeren, namelijk [schuld / nederlaag].

6. Adam en Eva konden _ _ _ _ _ _ of zij wilden gehoorza-men of niet. Al kan het iets gerings lijken, God beschouwt elke ongehoorzaamheid als _ _ _ _ _.

7. Hoewel de zonde van Adam en Eva hun relatie met God schaadde, had het verder geen permanente gevolgen.


8. Adam en Eva maakten dan wel schorten voor zichzelf, maar hun schone uiterlijke schijn was geen remedie voor de innerlijke werkelijkheid.


3. WAAR BENT U?1. De Heere wilde dat Adam en Eva heel goed voor zichzelf

begrepen wat er precies was gebeurd. Zij waren Hem on-gehoorzaam geweest! Zij hadden satan vertrouwd in plaats van God.



- 24 -

2. Adam en Eva (twee goede antwoorden):

A. waren niet bereid de verantwoordelijkheid voor hun zonde op zich te nemen.

B. gaven toe dat ze uit vrije wil satan waren gevolgd.C. wezen met de vinger naar anderen om ze de schuld

voor hun zonde te geven.

3. De daden van Adam en Eva hadden invloed op

A. alleen henzelf.B. het gehele menselijk geslacht.

4. De Bijbel zegt dat een mannelijk kind beloofd werd vanuit de toekomstige nakomelingschap van Eva. Dit mannelijke kind zou de mensheid van de gevolgen van de zonde bevrijden. Het zou bekend staan als (meerdere goede antwoorden):

A. de Gezalfde.B. de Beloofde Verlosser.C. de Uitverkorene.D. de Redder, ‘Hij Die redt”.

5. De Bijbel zegt ook dat satan dit kind tijdelijk zou verwon-den, maar dat het kind satan zou ____________.

A. vermorzelen.B. ernstig verwonden.C. helpen.

6. Vanwege de zonde van Adam en Eva bleef niets volmaakt. De aarde en alles erop kreeg te lijden van de gevolgen van een:

A. droogte. B. vloek. C. zondvloed.

7. Zoals het negeren van de wet van de zwaartekracht tot gebroken botten leidt, heeft ook het overtreden van Gods Woord consequenties. Het bitterste gevolg van de zonde is [de dood / een mislukking].

- 25 -

Hoofdstuk 4

4. DE DOOD1. In de Bijbel impliceert de dood een soort scheiding. Het

woord kan ook teniet doen of niet meer bestaan betekenen.


2. Volgens de Bijbel heeft de zonde een onontkoombare con-sequentie: Het _ _ _ _ van de zonde is de dood (Romeinen 6:23).

3. Koppel de betekenissen aan elkaar.

__ A. dood van het lichaam 1. scheiding van de menselijke geest van God

__ B. dood van een relatie 2. eeuwige scheiding van de menselijke geest van God

__ C. dood van de toekom- 3. scheiding van de mense- stige vreugde, de lijke geest van zijn lichaam tweede dood

4. God is heilig en daarom kwetst alle zonde Hem. Hij walgt er van en is [boos over / zich niet bewust van] alle zonde. Hij wil er niets mee te maken hebben.

5. Sprekend over de gehele mensheid zegt de Bijbel dat de zonden van de mens hem van God hebben _ _ _ _ _ _ _ _ _ _.

6. Omdat God volmaakt is kan Hij geen zonde in Zijn tegen-woordigheid toestaan. Habakuk 1:13 zegt dat Hij te rein is om het kwaad te kunnen zien; Hij kan geen onrecht tolereren.


7. De _ _ _ _ van _ _ _ _ is een plaats van eindeloze straf die God speciaal voor satan en diens volgelingen heeft ge-maakt.

8. De zondige mens zal dezelfde straf als satan ondergaan. De Bijbel noemt dit de _ _ _ _ _ _ dood, waarschijnlijk om-dat het na de fysieke dood plaatsvindt.

- 26 -

HOOFDSTUK 5VRAGEN

1. EEN PARADOX1. Zoals God natuurwetten heeft ingesteld die het heelal re-

geren, heeft Hij ook geestelijke [suggesties / wetten] inge-steld die de relatie tussen God en mens regeren.

2. De Bijbel zegt dat zonde in het morele grootboek aan de debetkant komt te staan en maar op één manier betaald kan worden:

A. Door religieus te zijn.B. Door hard te werken.C. Met de dood.

3. De Bijbel zegt: De mens die zondigt, die zal sterven.


4. De mens staat voor een dilemma met twee facetten, net als de twee kanten van een munt.

❖ We hebben iets wat we niet willen, namelijk een [mora-liteits- / zonde-] probleem, met alle gevolgen van dien.

❖ We hebben iets nodig wat we niet hebben, namelijk een [goedheid / volmaaktheid] die het ons mogelijk maakt in Gods tegenwoordigheid te leven.

5. De Bijbel zegt dat God rechtvaardig is, wat betekent dat Hij als rechter eerlijk en onpartijdig is.


- 27 -

Hoofdstuk 5

6. God openbaarde een vorm van liefde toen Hij de we-reld schiep, namelijk ____________ en ____________. Maar toen onthulde God een dieper gaande liefde, een ____________ liefde. Op deze liefde doelen we als we de woorden genade, barmhartigheid, goedheid en ontferming ge-bruiken (gebruik de beste woorden).

7. God oordeelt [al / de meeste van / de ergste van] onze zonden, hetzij tijdens ons leven op aarde, hetzij na de lichamelijke dood.

8. God heeft voor een manier gezorgd waarop de zonde-schuld van de mens betaald kan worden, zodat de mens aan de doodstraf kan ontkomen. God heeft dat gedaan omdat

A. Hij zijn schepselen liefhad.B. satan dit eiste.C. de mens het verdiende.

9. De Bijbel zegt dat de hoogmoed die de oorzaak van satans rebellie was ons verhindert om bij God hulp te zoeken. De Heere kan de mens slechts helpen aan de doodstraf te ontkomen als

A. de mens zich vernedert en Gods hulp zoekt.B. de mens tevreden is met wie hij is.C. de mens in het leven vervulling vindt.D. de mens anderen helpt.

OM NOG EENS OVER NA TE DENKENZoek de volgende verzen in de Bijbel op en lees ze.

PSALM 96:10; PSALM 98:9; PSALM 101:1

Welk thema hebben ze gemeen?

zorg - onverdiende - romantische - betrokkenheid- vriendelijke


- 28 -

2. VERZOENING1. Adam en Eva konden noch uiterlijk, noch innerlijk iets

doen om het zondeprobleem te [vergeten / af te komen van].

2. De Bijbel zegt dat de _ _ _ _ het gevolg van de zonde is.

3. Kaïn en Abel, de eerste kinderen van Adam en Eva, zijn beiden zondeloos geboren.


4. De Schrift zegt: Zonder het ____________ vindt er geen ver-geving plaats.

A. wassen met waterB. vergieten van bloedC. vergieten van tranen

5. Op grond van bepaalde gebeurtenissen in de toekomst zei God dat Hij de dood van een dier accepteerde in plaats van die van een mens, als een [betaling / plaatsvervanger] voor de mens.

6. Het vergoten bloed zou zorgen voor een verzoening-be-dekking waardoor (drie antwoorden goed):

A. God de zonde van de mens niet langer zag.B. God de mens nu als rechtvaardig zag.C. satan tevreden gesteld zou zijn.D. de mens nu in Gods tegenwoordigheid geaccepteerd

kon worden.

7. Het offer van Kaïn was niet acceptabel omdat

A. hij er niet op vertrouwde dat Gods instructies betrouw-baar waren.

B. hij niet op Gods manier tot God kwam.C. hij niet het beste van zijn akkerbouwproducten offerde.D. er bij zijn offer geen vergoten bloed aan te pas kwam.

- 29 -

Hoofdstuk 5

8. Kaïn was boos, maar God legde hem in Zijn genade uit dat hij ook _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ zou worden als hij op dezelfde manier als zijn broer kwam.

9. De Bijbel zegt dat de hemel (drie antwoorden goed):

A. een plaats is voor gelovige mannen en vrouwen.B. een denkbeeldige plaats is.C. misschien wel en misschien niet bestaat; dat zullen we

moeten afwachten.D. een plaats is waar de unieke relatie van de mens met

God wordt hersteld.E. een plaats is zonder pijn, tranen of dood.

3. TWEE AAN TWEE1. Hoewel de mensen in de tijd van Noach de Heere links

lieten liggen, ____________. Zonde bedroeft God.

A. kon God niets aan hun zonden doen.B. maakte God zich niet druk om hun zonden.C. kon God hun zonden niet door de vingers zien.

2. De mens mag dan zonder God geleefd hebben, God hield hem toch verantwoordelijk voor zonden.


3. Noach was anders dan de andere mensen in zijn tijd om-dat (twee antwoorden goed):

A. hij een rechtvaardig mens was.B. hij God vertrouwde.C. hij een zondaar was.

4. De Bijbel vertelt dat Noach God een dierenoffer bracht, waaruit blijkt dat hij de noodzaak inzag om een onschul-dige plaatsvervanger voor hem de [cultureel bepaalde / dood-] straf te laten ondergaan.


- 30 -

5. De mens dreigt wel eens zonder zijn dreigementen ooit waar te maken, maar God houdt Zich altijd aan Zijn woord.


6. Alleen een almachtig God kon de zondvloed en alles wat er mee te maken had in het leven roepen.


4. BABEL1. De mensen wilden een toren bouwen om eer te bewijzen

aan:

A. GodB. Adam, de eerste mensC. zichzelf

2. Het is juist om onszelf te verheffen, want dat zijn we ge-woon waard.


3. Volgens de Schrift is er in Babel voor het eerst sprake van een georganiseerde [rebellie / religie].

4. Het woord _ _ _ _ _ _ _ kunnen we definiëren als: het pogen van de mens om God te bereiken.

5. De Bijbel beschrijft de mens als (twee antwoorden goed):

A. verkerend in een geestelijke woestijn.B. verloren en niet in staat om de weg terug te vinden

naar een juiste relatie met God.C. niet in staat om ooit vriendschap met de Heere te heb-

ben.

6. In contrast met de religieuze pogingen van de mens, leert

- 31 -

Hoofdstuk 5

de Bijbel dat door de Heere Zelf is voorzien in de enige ware manier om voor God acceptabel gemaakt te worden.


OM NOG EENS OVER NA TE DENKENVergelijk de volgende verzen met elkaar:

GENESIS 9:1; GENESIS 11:4

- 32 -

HOOFDSTUK 6VRAGEN

1. ABRAHAM1. Door de beloften die God aan Abram gaf, maakte Hij hem

duidelijk dat een van zijn nakomelingen De GezalfDe zou zijn.


2. Streep het verkeerde antwoord door.

God zei dat vanwege Abrams [respect voor / geloof in] God, gerechtigheid [werd bijgeschreven op / werd afgeschreven van] Abrams rekening om zijn [zondeschuld / pech] teniet te doen.

3. Toen God naar Abram keek, zag hij hem als ____________, omdat hij God geloofde en een bloedig offer bracht als verzoening-bedekking voor zijn zonde.

A. gelukkig B. rechtvaardig C. boos

4. Abraham ontdekte dat het enige wat hij hoefde te doen om een gerechtigheid te verwerven die gelijk was aan Gods gerechtigheid, was de Heere te vertrouwen, dan zou God voorzien.


2. GELOOF1. Waar geloof is gebaseerd op

A. feiten. B. wat je voelt.

2. De betekenis van iemands geloof wordt niet bepaald door de hoeveelheid geloof die men praktiseert, maar door de-gene op wie men zijn geloof en vertrouwen baseert.


- 33 -

Hoofdstuk 6

3. Abrams gehoorzaamheid was een poging om God en an-deren te bewijzen dat zijn geloof echt was.


3. IZAK1. Abraham had geleerd dat God volkomen betrouwbaar

was en dus deed hij wat God van hem vroeg. Hij had ____________ Gods goedheid.

A. een wankele hoop opB. een absoluut geloof inC. een beetje geloof in

2. Hoewel Izak de aan Abraham beloofde zoon was, gehoor-zaamde Abraham de Heere omdat hij er van overtuigd was dat God bij machte was om Izak weer uit de doden op te wekken.


3. Al was God tussenbeide gekomen en had Hij Abraham ge-zegd dat hij Izak niet moest doden, toch was er wel sprake van een dode. God zorgde voor een ____________. En dat was naar Gods gedachte.

4. De ram werd geofferd als aanvaardbaar – of volmaakt – offer in plaats van Izak. De ram was Izaks

A. vriend. B. huisdier. C. plaatsvervanger.


- 34 -

5. God gaf Abraham nog een les over Zijn karakter. God stel-de Abraham op de proef door hem te bevelen zijn enige zoon te nemen en op een altaar aan Hem te offeren. Daar-mee wilde Hij hem laten zien

A. dat Hij alleen met een kinderoffer gunstig gestemd kon worden.

B. dat Hij een toornig God was.C. waarheden over oordeel, geloof en verlossing door een

plaatsvervanger.

6. Verbind de juiste zinsdelen met elkaar.

__ A. Zoals Izak op rechtstreeks bevel van God moest sterven,__ B. God kwam tussenbeide.__ C. Een onschuldig dier stierf__ D. Zoals Abel een offerdier had geofferd om in zijn plaats te sterven,__ E. Zoals God het offer van Abel acceptabel had gevonden,

1. God zorgde voor een plaatsvervanger. 2. zo voorzag God in een ram als acceptabel offer in

plaats van Izak. 3. zo ligt de gehele mensheid onder het doodvonnis. 4. zo stierf een ram in plaats van Izak. 5. in plaats van de mens.

7. Dit verhaal is een levendige illustratie van twee mensen die op Gods manier tot God kwamen, in de vaste overtui-ging dat Zijn woord waar was.


- 35 -

HOOFDSTUK 7VRAGEN

1. ISRAËL EN JUDA1. Izak had twee zoons, Ezau en Jakob. Ezau was net als

Kaïn, hij ging gewoon zijn eigen weg. Maar Jakob werd als rechtvaardig beschouwd omdat hij in geloof tot God kwam en

A. een bloedig offer bracht als verzoening-bedekking voor zijn zonde.

B. elke dag bad.C. een goed, hardwerkend mens was.

2. God hernieuwde Zijn belofte met Jakob, dezelfde belofte die Hij ook aan Abraham en Izak had gedaan, door te zeg-gen dat uit de nakomelingschap van Jakob De BeloofDe _ _ _ _ _ _ _ _ _ zou voortkomen.

2. MOZES1. Farao maakte de Israëlieten tot slaaf omdat

A. zij Egypte over wilden nemen.B. hij meer arbeiders nodig had.C. zij te talrijk werden en hij bang was dat zij zich tegen

Egypte zouden keren.

2. Veertig jaar na Mozes’ vlucht uit Egypte vanwege de moord op een Egyptenaar sprak God tot hem vanuit een brandende struik. Toen Mozes de struik naderde, zei God tegen Mozes dat hij zijn schoeisel af moest doen omdat hij zich op heilige grond bevond.



- 36 -

3. God vertelde Mozes dat:

A. hij de terechte straf voor de moord nog zou krijgen.B. hij de Israëlieten uit Egypte zou leiden.C. hij een begaafd man was die God nodig had.

4. God droeg Mozes op om de Israëlieten te vertellen dat het de ____________ was die hem naar hen had gezonden.

A. Almachtige GodB. AllerhoogsteC. ik beN

3. FARAO EN HET PASCHA1. God leerde zowel de Israëlieten als de Egyptenaren dat

(twee antwoorden goed):

A. Hij degenen die op Hem vertrouwen verlost.B. Hij alleen God is.C. alleen Israëlieten aan de straf van God konden ontko-

men.

2. God schenkt genade en barmhartigheid aan hen die op Gods _ _ _ _ _ _ tot God komen.

3. Omdat God genadig is, was het aanvaardbaar om enkele geboden over het Pascha te negeren, zolang men het maar met goede bedoelingen deed.


4. Als een Egyptenaar al Gods instructies voor het Pascha zou opvolgen omdat hij geloofde dat de Heere de enige ware God was, zou God zijn huis ook voorbijgaan.


- 37 -

Hoofdstuk 7

5. De eerstgeborene bleef in leven – maar alleen omdat een onschuldig lam was gestorven. Het lam was de plaatsver-vanger van de eerstgeborene geworden.


6. Verbind de zinnen die met de idee van plaatsvervanging te maken hebben met elkaar.

__ A. God had Abel aanvaard __ B. Toen Abraham Izak als offer bracht __ C. Bij het Pascha 1. stierf de ram in plaats van Izak. 2. stierf het lam in plaats van de eerstgeborene. 3. omdat een dier in zijn plaats was gestorven.

- 38 -

HOOFDSTUK 8VRAGEN

1. BROOD, KWARTELS EN WATER1. De Israëlieten waren tevreden met de zorg en leiding van

de Heere.


2. God zei tegen Mozes dat hij het volk moest zeggen niet meer brood te verzamelen dan zij die dag konden eten. De volgende dag zou er weer brood zijn. God leerde hen dat Zijn Woord:

A. betrouwbaar was als alles goed ging.B. waar was en dat men erop kon vertrouwen.C. iets belangrijks voor hen was om goed over na te den-

ken.

3. De mens verdient Gods liefdevolle zorg niet en toch zorgt God voor de mens, ondanks zijn zonde. Deze onverdiende liefde noemen we genade.


OM NOG EENS OVER NA TE DENKENZoek de volgende verzen op en lees ze.

NEHEMIA 9:19-21; JESAJA 30:18; PSALM 78:38

2. TIEN LEEFREGELS1. God gaf Mozes de aanwijzing om een grenslijn om de

berg heen te trekken

A. om de mensen tegen vallende rotsblokken te beschermen.B. om de Israëlieten te laten zien waar God woonde.C. om de scheiding te illustreren die er tussen een heilig

God en zondige mensen bestaat.

- 39 -

Hoofdstuk 8

2. God zei tegen de Israëlieten dat als er in hun leven iets belangrijker was dan Hij, zij de eerste leefregel hadden overtreden.


3. De Bijbel zegt dat God niet wil dat de mens afbeeldingen of andere goden aanbidt omdat

A. niemand weet hoe Hij er uitziet.B. alleen God aanbidding waard is.C. zij niet op God lijken.

4. Alleen al door Wie God is, mag Zijn naam niet spottend of oneerbiedig worden genoemd.


5. De Bijbel vergelijkt bepaalde vormen van toorn met

6. God kent onze daden en wat er plaatsvindt in

A. ons hart. B. ons denken. C. onze verbeelding.

7. Iemand die bedrieglijk of oneerlijk is loopt satan achterna, want satan is de vader van de _ _ _ _ _ _ .

8. Stelen, bedriegen en liegen zijn altijd verkeerd.

A. Klopt. Ze druisen totaal tegen Gods karakter in.B. Fout. Soms vereist ons welzijn of onze plicht het.

9. Als God iets tegen de mens zegt, kun je er meestal wel van op aan dat het waar is.


moord - woede-uitbarsting - gebrek aan respect - stress


- 40 -

10. Door de jaren heen zijn Gods verwachtingen van de mensheid drastisch veranderd.


11. De Tien Leefregels hebben de mens laten beseffen wat de Heere als zonde beschouwde.


3. DE RECHTBANK1. Hoeveel geboden zegt de Bijbel dat de mens moet gehoor-

zamen om door God geaccepteerd te kunnen worden?

A. Vier ervan, maar wel geheel en volkomen.B. De eerste acht (de laatste twee zijn optioneel).C. Alle tien geboden.

2. God houdt de mens verantwoordelijk voor al zijn zonden, zelfs voor zonden die hij niet beseft.


3. Het is mogelijk om al Gods geboden consistent en volko-men te houden.


4. De Tien Geboden hebben twee hoofddoelen (geef beide aan).

A. Mensen het zwijgen opleggen die zeggen dat hun le-ven goed genoeg is om door God geaccepteerd te wor-den.

B. De mensheid laten zien dat we inderdaad overtreders van de wet zijn.

C. De mensheid een lijst regels geven om ons aan te hou-den, zodat we God kunnen behagen.

- 41 -

Hoofdstuk 8

5. Zoals een spiegel vuil laat zien, laten de tien leefregels de _ _ _ _ _ van de mens zien.

6. God heeft de Wet gegeven, opdat door het gebod de zonde ____________ zondig zou blijken te zijn.

A. redelijk B. uitermate C. enigermate

7. De Bijbel zegt dat de mens zondig is

A. vanaf zijn geboorte.B. vanaf zijn verwekking.C. vanaf zijn eerste keus om te zondigen.

8. God droeg de Israëlieten op om heilig te zijn, een woord dat met Gods ____________ karakter te maken heeft.

A. afstandelijke B. kritische C. volmaakte

9. De idee dat iemands goede levensstijl en denken op kun-nen wegen tegen zijn slechte daden en daarom Gods ac-ceptatie kunnen verdienen, is de Bijbel geheel vreemd.


- 42 -

HOOFDSTUK 9VRAGEN

1. DE TABERNAKEL1. De Israëlieten moesten een heiligdom bouwen. Dit was

(twee antwoorden goed):

A. een speciale plaats die tabernakel werd genoemd.B. hetzelfde als de religieuze plaatsen van tegenwoordig.C. omdat God een woning nodig had.D. een complex visueel hulpmiddel dat de Heere had laten

maken.

2. Het heiligdom was in twee ruimtes verdeeld: eenderde van het gebouw vormde het heilige der heiligen en het ove-rige tweederde deel het heilige. Waardoor waren de beide ruimtes van elkaar gescheiden?

A. Een grote deurB. Een dik gordijn of voorhangselC. Acht gouden pilaren

3. Noteer HH naast de voorwerpen die in het heilige der heiligen stonden, H naast de voorwerpen in het heilige en VH naast de voorwerpen die zich buiten in de voorhof bevonden.

A. ____________ het koperen altaarB. ____________ de ark van het verbondC. ____________ het wasvatD. ____________ de kandelaarE. ____________ de tafel met de toonbrodenF. ____________ het verzoendekselG. ____________ het reukofferaltaar

- 43 -

Hoofdstuk 9

4. Toen de tabernakel klaar was, ging de wolk die de Israë-lieten leidde boven het heilige der heiligen staan als teken van Gods tegenwoordigheid temidden van Zijn volk.


5. De [hand / arm] op [het lichaam / de kop] symboliseerde de overgang van de zonde en de schuld van de betrokkene op het dier. Omdat het dier nu de zonde van die persoon droeg, moest het [lijden / sterven]. Het loon van de zonde is de dood. Het was een geval van een onschuldige die als [plaatsvervanger / advocaat] in de plaats van een schuldige stierf. De Bijbel zegt dat God het offer namens hem [ac-cepteerde / afwees].

6. Nadat men door de enige ingang binnen was gekomen, was de eerste stap om God te naderen het brengen van een offer op het koperen altaar.


7. Omdat de dood de straf op de zonde is, beeldde het offer uit:

A. wat nodig was om de zonde te kunnen vergeven.B. dat God een bloedig offer nodig had.C. dat satan tevreden gesteld werd.

8. De Bijbel zegt dat alleen de hogepriester één keer per jaar het heilige der heiligen binnen mocht gaan, nooit zonder [bloed / water], dat hij offerde op het verzoendeksel. Dit ge-beurde op [het Pascha / Grote Verzoendag].


EXODUS 40:17-38


- 44 -

2. ONGELOOF1. Naarmate de Israëlieten meer over de Heere leerden, wer-

den zij ook meer ____________ voor wat zij allemaal wis-ten.

2. God kan het oordeel over zonde een tijdlang uitstellen, maar uiteindelijk oordeelt Hij elke zonde.


3. Gods bedoeling met het oordeel is het bewerkstelligen van een andere houding, die wordt omschreven met de woorden berouw en bekering.


4. Als de Bijbel het woord bekering gebruikt, bedoelt hij:

A. huilen en spijt hebben.B. beloven je leven te beteren.C. een verandering in het denken.

5. Mensen kunnen alleen tijdens dit leven op aarde tot beke-ring komen en door God verhoord worden.


3. RICHTEREN, KONINGEN EN PROFETEN1. De Bijbel leert dat, omdat alle wegen – alle geloven – uit-

eindelijk tot dezelfde God leiden, het er op aankomt ge-woon op God te vertrouwen.


waard - verantwoordelijk - gewaardeerd

- 45 -

Hoofdstuk 9

2. Anders dan veel andere koningen die over Israel hebben geregeerd, vertrouwde koning David God wel. David noemde de Heere ‘mijn ____________’.

A. Redder B. Inspiratie

3. Salomo bouwde in Jeruzalem een tempel, mogelijk op de plek waar Abraham bereid was geweest om Izak te offe-ren. Het was een permanent gebouw, dat qua ontwerp leek op de _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ die hij verving.

4. God zond profeten die (twee antwoorden goed):

A. Israël waarschuwden dat de Heere hen om hun zede-loosheid zou oordelen.

B. bij het volk populair waren omdat ze hen vertelden wat zij wilden horen.

C. specifieke informatie over de komende Verlosser ga-ven.

5. Toen het volk in ballingschap was en geen tempel had, introduceerde men de synagoge als plaats van sociale con-tacten, onderwijs en bestudering van de Schrift.


6. De ____________ waren door het Griekse denken beïn-vloede Joden die afbreuk deden aan het Woord van God.

A. Sadduceeën B. Farizeeën C. Rechters

7. De ____________ hielden zich stipt aan de wet. Zij maak-ten zich zo druk om het houden van de Tien Geboden dat zij er zelfs regels aan toevoegden.

A. Sadduceeën B. Schriftgeleerden C. Farizeeën


- 46 -

8. Door de eeuwen heen zijn er altijd mensen geweest die er vol verwachting op wachtten dat God Zijn beloften zou vervullen. Zij wachtten bovenal op de komst van:

A. de keizer.B. De Beloofde Verlosser.C. Farao.


JESAJA 29:13; SPREUKEN 1:1-7

- 47 -

HOOFDSTUK 10VRAGEN

1. ELIZABET, MARIA EN JOHANNES1. De Israëlieten hebben lang op de komst van De Beloofde

Verlosser gewacht. In het Bijbelvers hieronder zien we dat God van Zichzelf zegt dat Hij naar de aarde zal komen en dat Johannes Hem als heraut de weg zal bereiden. Verbind de omcirkelde woorden in het vers met de juiste persoon of groep hieronder.

God Johannes de Israëlieten

Zie, Ik zend Mijn engel, die voor Mij de weg bereiden zal. Plotse-ling zal naar Zijn tempel komen die Heere Die u aan het zoeken bent, de Engel van het verbond, in Wie u uw vreugde vindt. Zie, Hij komt, zegt de heere van de legermachten. (Maleachi 3:1)

2. De baby moest Zoon van God genoemd worden.


3. Omdat Jezus geen menselijke vader had, had Hij Adams zondige natuur niet. Hij was juist net als God volmaakt omdat God Zijn Vader was. Hij had de natuur van God.


OM NOG EENS OVER NA TE DENKENIn Lukas 1:46-55 lezen we dat Maria de Heere prijst en Hem mijn Zaligmaker noemt. Maria zei dit omdat zij als zondares wist dat zij een Zaligmaker, een Verlosser nodig had. Lees deze verzen maar eens door.

2. JEZUS1. Zoals God namen heeft die Zijn karakter beschrijven,

kreeg ook De Beloofde Verlosser namen die Zijn karakter beschrijven. Verbind elke naam met de betekenis ervan.


- 48 -

__ A. Jezus 1. God met ons __ B. Immanuël 2. Grieks voor Messias __ C. Christus 3. Verlosser of Redder __ D. Messias 4. Gezalfde

2. Meer dan 700 jaar eerder had de profeet Micha opgeschre-ven dat de Beloofde Messias (twee antwoorden goed):

A. in Bethlehem-Efratha geboren moest worden.B. in een koninklijk paleis geboren zou worden.C. van eeuwige dagen af was.

3. Toen de wijzen Jezus zagen, bogen zij zich neer en aanbaden Hem. Gods wet was heel specifiek: alleen ____________ mocht worden aanbeden.

A. God de AllerhoogsteB. de Joodse koning van dat momentC. de Romeinse keizer

4. De naam Zoon des mensen (twee antwoorden goed)

A. impliceert dat Jezus een menselijke vader had: Jozef was Jezus’ vader

B. legt de nadruk op de mensheid van Jezus: Hij nam een menselijk lichaam aan en was volkomen mens.

C. verklaart de ware identiteit van Jezus: eeuwenlang hebben kenners van de Schrift deze naam als een ver-wijzing naar De GezAlfde beschouwd.

5. In het begin was het Woord… en het Woord ____________.

A. werd een god. B. was God.

OM NOG EENS OVER NA TE DENKEN1. Zoek de volgende profetie op en vergelijk hem met de

vervulling ervan.

MICHA 5:2 à MATTHEÜS 2:3-6

- 49 -

Hoofdstuk 10

2. Als er achterin uw Bijbel kaarten zitten, zoek dan eens op:

Nazareth, Bethlehem, Jordaan, Meer van Galilea

3. TUSSEN DE SCHRIFTGELEERDEN1. Hoewel Jezus God Zelf was, koos Hij er voor om naar de

aarde te komen als een

2. Zelfs als jongen maakte Jezus een diepe indruk op de ge-leerden in de tempel.


4. GEDOOPT1. De doop impliceert:

2. Johannes leerde dat de Joden van de Schrift waren afge-weken door menselijke ideeën over te nemen. Hij zei dat zij anders moesten gaan denken over hun dwaalwegen en tot God moesten terugkeren. Een ander woord daarvoor is:

A. verzoeningB. verdrietC. bekering

3. Johannes de Doper identificeerde Jezus als de Beloofde Verlosser, Degene Die de zonde van de wereld zou weg-nemen. Johannes noemde Hem [het Lam / de Gave] van God en zei dat Jezus al [met / voor] hem had geleefd – van eeuwigheid af.

buitenaards wezen - mens - avatar

verlossing - vereenzelviging - afwassing - lichamelijke reinheid


- 50 -

4. De doop wast onze zonden af, zodat we voor God weer acceptabel zijn.


5. Het is belangrijk te erkennen dat onze beperkte verstan-delijke vermogens geen [oneindige / eindige] God in ons [oneindige / eindige] denken kunnen passen.

6. Hoewel het juist is om elke persoon van de Drie-eenheid God te noemen, kunnen we toch het volgende onder-scheid maken:

De Allerhoogste = de _ _ _ _ _ Jezus Christus = de _ _ _ _ De Geest = de _ _ _ _ _ _ _ Geest

7. De Bijbel zegt dat God een Drie-eenheid is – Vader, Zoon en Geest – maar toch één God. Maak met behulp van IS en IS NIET het diagram af dat ons helpt de Drie-eenheid te verstaan.

- 51 -

HOOFDSTUK 11VRAGEN

1. DE VERZOEKING IN DE WOESTIJN1. Hoewel Jezus God was, was Hij ook volkomen mens, met

echte lichamelijke behoeften.


2. Satan stelde Jezus voor stenen in broden te veranderen, zodat Hij te eten had. Maar er zat wel een addertje onder het gras. Als Jezus dit zou doen, zou Hij:

A. laten zien dat er niemand in het heelal groter was dan Jahweh.

B. daarmee satans orders opvolgen.

3. Jezus pareerde elke verzoeking van satan met het citeren van:

A. bepaalde gerespecteerde filosofen.B. Gods geschreven Woord.C. Zijn vader Jozef.

4. Jezus reageerde op de eerste uitdaging van satan door te zeggen dat de zorg voor je lichamelijke behoeften belang-rijker is dan de zorg voor de geestelijke behoeften.


5. Satan houdt van religie en het citeren van de Bijbel is een geliefde methode van hem om mensen te bedriegen. Toen de duivel Jezus verzocht citeerde hij Gods Woord correct en binnen de context.



- 52 -

6. Als Jezus satan zou aanbidden, zou Hij hem ook dienen.


7. De strijd tussen God en satan is in evenwicht. Jezus is net zo machtig als satan.


8. Zelfs degenen die het dichtst bij Jezus stonden schreven dat Jezus:

A. geen zonde beging en dat er in Zijn mond geen bedrog werd gevonden.

B. maar zelden overdreef of te terughoudend was als Hij sprak.

2. MACHT EN ROEM1. Bekering is iets dat van binnen plaatsvindt. Jezus wilde

Zijn heerschappij graag in het hart beginnen.


2. Jezus sprak wel met gezag, maar kon Zijn claims niet waarmaken omdat Hij mens was.


3. Jezus genas veel mannen en vrouwen van lichamelijke handicaps en ziekten omdat (drie antwoorden goed):

A. Hij bewogen met hen was.B. Hij wilde aantonen dat Hij en Zijn boodschap van de

hemel kwamen.C. Hij machtig was.D. Hij probeerde populariteit en macht onder het volk te

verwerven.

- 53 -

Hoofdstuk 11

OM NOG EENS OVER NA TE DENKENIn de cultuur van die tijd moest een melaatse “onrein!” roe-pen als er iemand aankwam. Men geloofde dat men een melaatse met de wind mee tot op twee meter kon benade-ren. Maar met de wind tegen was een afstand van 40 meter nog niet veilig genoeg. Eventueel fysiek contact met een melaatse was niet alleen weerzinwekkend, maar zelfs on-denkbaar.Toch zegt de Bijbel dat Jezus Zijn hand uitstrekte en bewust een melaatse aanraakte (Markus 1:40-45). Die aanraking was niet nodig. Jezus heeft heel wat mensen op afstand gene-zen. Stel u eens voor wat zo’n aanraking voor de toekijken-de menigte betekende – en voor de melaatse zelf. Het moet iets bijzonder schokkends geweest zijn! Niet alleen was het onaanvaardbaar binnen die cultuur, maar volgens de wet was iemand die een melaatse aanraakte ceremonieel onrein. Jezus echter niet. Het effect was hier juist andersom: Jezus raakte de man aan en de melaatse werd rein. Die aanraking was een opzettelijke. Het was de aanraking van God.

3. NICODEMUS1. Toen Jezus tegen Nicodemus zei dat hij opnieuw geboren

moest worden doelde Hij op een mystieke en miraculeuze geboorte als baby.


2. De Bijbel zegt dat Jezus Nicodemus vertelde dat hij, als hij in Jezus zou geloven, _ _ _ _ _ _ leven zou hebben.

3. De bijbelse betekenis van het woord ‘geloven’ kunnen we beschouwen als:

A. een eenvoudige intellectuele instemming met iets.B. een vastberaden besluit om het onmogelijke voor el-

kaar te krijgen.C. synoniem met ‘erkennen’ en ‘vertrouwen’.D. een abstract, mystiek verwerven van kennis.


- 54 -

4. [De mate / het voorwerp] van iemands geloof is van essenti-eel belang.

5. Jezus beloofde eeuwig leven, niet alleen aan Nicodemus, maar aan:

A. iedereen wiens goede daden opwegen tegen de slechte.B. iedereen die religieus genoeg is.C. iedereen die in Hem gelooft.

6. De Bijbel zegt dat de mens onder het oordeel ligt en be-stemd is voor de eeuwige dood in de poel van vuur, zo-lang hij zijn vertrouwen niet op Jezus stelt, dat Hij hem verlost.


7. Jezus verklaarde dat er een middenweg – een ‘grijs ge-bied’ – was tussen het geloven in hem en het niet in Hem geloven.


8. De Bijbel zegt dat je tot je dood moet wachten om achter je eeuwige bestemming te komen.


4. VERWORPEN1. De Bijbel zegt: En toen Jezus hun ____________ zag, zei Hij

tegen de verlamde: Zoon, uw zonden zijn u vergeven.

2. Jezus liet de leraars van de wet zien dat Hij God was door:

A. zonden te vergeven.B. te weten wat zij dachten.C. een verlamde man te genezen.

energie - geloof - werk - liefde

- 55 -

Hoofdstuk 11

3. Jezus kon alleen diegenen helpen die hun _______ erkenden.

4. De religieuze leiders verwierpen Jezus als De Beloofde Verlosser omdat:

A. Hij op de sabbat werkte.B. Hij niet als een medisch deskundige was erkend.C. het Hem niet kon schelen wat anderen dachten.

5. Alle discipelen waren goed opgeleide religieuze leiders.


OM NOG EENS OVER NA TE DENKENZoek het volgende Bijbelgedeelte op en lees het:

MATTHEÜS 22:15-22

5. HET BROOD DES LEVENS1. Jezus zag dat de mensen alleen maar wilden dat Hij Ko-

ning werd omdat ze dan gratis eten zouden krijgen. Jezus: (twee antwoorden goed)

A. wilde graag in de harten van de mensen regeren.B. zei dat het doel in het leven van de mensen moest zijn

het verkrijgen van eeuwig leven.C. deed onmiddellijk nog een wonder om te bewijzen dat

Hij God was.

2. Toen de mensen Jezus vroegen wat zij moesten doen om eeuwig leven te kunnen verdienen, antwoordde Hij: Dit is het werk van God, dat u ____________ Die Hij gezonden heeft (Johannes 6:29).

A. Hem Koning maaktB. gelooft in HemC. Hem dient

hulpeloosheid - erfdeel - zondigheid - eigenwaarde

- 56 -

HOOFDSTUK 12VRAGEN

1. EEN BEZOEDELD KLEED1. In de gelijkenis die Jezus vertelde over de Farizeeër en de

tollenaar, vertrouwde de Farizeeër er op dat zijn juiste ma-nier van leven hem voor God rechtvaardig maakte.


2. De tollenaar besefte dat hij:

A. een hulpeloze zondaar was.B. een heleboel goede werken moest doen om voor God

acceptabel te zijn.C. een heel goed en rechtvaardig man was.

3. God kan alleen in een ____________ hart werken.

4. Jezus verbond berouw met [nederigheid / zelfrespect].

5. Waarop steunden de Farizeeën om met God in het reine te komen?

A. Hun godsdienstige praktijken.B. Hun geloof in Gods genade.C. Hun Joodse afkomst.D. Hun goede werken.

6. De Bijbel is er heel duidelijk over dat goede werken nood-zakelijk zijn om met God in het reine te komen.


berouwvol - trots - op zichzelf vertrouwend - goed

- 57 -

Hoofdstuk 12

7. De Bijbel zegt dat alle mensen:

A. van nature goed zijn.B. slaven van de zonde zijn.C. door goede werken verlost kunnen worden.

8. God houdt iedereen voor de eigen keuzes verantwoorde-lijk.


2. DE WEG1. In Johannes 10:7-10 vergelijkt Jezus Zichzelf met de

____________ van de schapen.

2. Jezus vergeleek degenen die de schapen bedreigen met:

A. mensen die hun dieren slecht behandelen.B. dwaalleraars – mensen die een andere weg tot God

verkondigen.C. degenen die goede mensen dreigen aan te vallen.

3. Zoals er slechts één ingang was om de schaapskooi binnen te komen, is de enige manier om aan de gevolgen van de zonde te ontsnappen het geloof in _ _ _ _ _.

4. Jezus heeft gezegd dat Hij de enige [weg / metgezel] tot God is. Zijn Woord is de/het enige [waarheid / boek]. [Eeuwig le-ven / Geluk] is uitsluitend in Hem te vinden.

3. LAZARUS1. Jezus zei dat de ziekte en de dood van Lazarus de discipe-

len zou helpen om te geloven.


priester - herder - profeet - koning


- 58 -

2. Martha geloofde dat Jezus haar broer uit de doden kon opwekken als Hij dat wilde, omdat Hij de Messias was.


3. Hoewel Martha wist dat Lazarus bij het einde van de we-reld opgewekt zou worden, had Jezus de macht om hem op elk willekeurig moment op te wekken.


4. Waarom bad Jezus hardop toen ze de steen van het graf wegrolden?

A. Opdat de mensen die luisterden zouden geloven dat Jezus God was.

B. Omdat Jezus wilde dat God Hem zou horen.C. Omdat Jezus wilde dat de mensen begrepen dat Hij

een rechtvaardig man was.

5. De Bijbel zegt dat het voor de mensen beschikt is dat zij eenmaal moeten sterven en dat daarna het oordeel volgt.


4. DE HEL1. Waarom ging Lazarus naar het paradijs?

A. Hij was arm.B. Hij had geloof en kwam op Gods manier tot God.C. Hij had heel goed geleefd.

2. De rijke man ging naar ____________ omdat hij God ne-geerde en alleen voor zichzelf leefde. Je krijgt in de hel geen ____________ kans om alsnog in de hemel te komen. ____________ is er alleen voor wie ____________ en ge-looft tijdens dit leven.

tweede - de hel - zich bekeert - genade

- 59 -

Hoofdstuk 12

3. De Bijbel zegt dat als iemand weigert Gods geschreven Woord te geloven, hij zich ook niet zal laten overtuigen als er iemand uit de doden opstaat.


5. ACCEPTATIE EN VERRAAD1. Toen Jezus op een ezelsveulen Jeruzalem binnenreed, re-

ageerde de menigte met applaus en lofprijzingen in de hoop dat Hij hun Romeinse onderdrukkers ten val zou brengen. Zij beseften niet dat zij daarmee:

A. een 500 jaar oude, door de profeet Zacharia gegeven profetie vervulden.

B. precies deden wat de Farizeeën wilden.

2. Vanwege Jezus’ populariteit bij de enorme mensenmassa’s die naar het Pascha waren gekomen, waren de religieuze leiders:

A. van plan Hem in het openbaar te doden om een voor-beeld te stellen.

B. hoopvol dat Jezus nog een wonder zou doen.C. bang om Jezus te doden.D. van plan om Jezus koning te maken.

3. Jezus zei dat het brood Zijn [lichaam / vriendschap] voorstelde.

4. De beker (wijn) was een symbool van het bloed van Jezus dat spoedig voor veel mensen vergoten zou worden.


OM NOG EENS OVER NA TE DENKENZoek de volgende profetieën op en vergelijk ze met hun vervullingen:

ZACHARIA 9:9 à MARKUS 11:7-10PSALM 41:10 à MARKUS 14:17-20ZACHARIA 11:12 à MATTHEÜS 27:3-7

- 60 -

HOOFDSTUK 13VRAGEN

1. DE ARRESTATIE1. Hoewel Jezus Zijn menselijke wil aan die van Zijn hemel-

se Vader ondergeschikt had gemaakt, had Hij het wel vre-selijk moeilijk met het lijden dat Hem stond te wachten.


2. Toen de menigte die er op uit was gestuurd om Jezus te ar-resteren Hem vertelde wie zij zochten, vertelde Jezus met een nadrukkelijk IK BEN (het) Wie Hij was. Een letterlijke vertaling vanuit de oorspronkelijke taal zou luiden:

A. ik beN aan de macht.B. IK BEN sterker dan deze menigte.C. IK BEN, op dit moment, God.

3. In reactie op de bekendmaking van Jezus dat Hij de IK BEN was:

A. jouwde de menigte Hem uit.B. lachte Judas Iskariot spottend.C. viel de menigte achteruit op de grond.

4. Toen Jezus Petrus opdroeg Hem te beschermen, sloeg deze het oor van een knecht af.


5. Toen de hogepriester Jezus vroeg of Hij De Beloofde Ver-losser was, antwoordde Jezus: [Ik ben het / Ik ben het niet].

6. Hoewel Jezus een Koning was, had Hij geen politieke am-bities. Zijn regering begon in de harten van mensen.


- 61 -

Hoofdstuk 13

7. Het nachtelijke proces van het Sanhedrin was legaal.


2. DE KRUISIGING1. Het Sanhedrin bevond Jezus op twee punten schuldig,

maar slechts één was juist was:

A. Hij beweerde dat Hij de Christus / Messias was.B. Hij verbood het betalen van belasting aan de keizer.

2. Herodes en Pilatus konden Jezus geen van beiden schul-dig bevinden aan iets waar de doodstraf op stond.


3. Kruisiging was een Romeinse manier om de doodstraf te voltrekken die alleen voor slaven en de ergste criminelen werd gebruikt.


4. Koning David schreef over de kruisiging van de Messias ____________ voordat het de officiële vorm van de dood-straf van Rome werd.

5. Jezus verzekerde de misdadiger aan het kruis naast Hem dat hij naar het paradijs zou gaan omdat hij zijn [wens / vertrouwen] op Jezus stelde, dat Hij hem van de gevolgen van de zonde zou bevrijden.

200 jaar - 800 jaar - 50 jaar


- 62 -

6. Toen Jezus stierf, scheurde het voorhangsel in de tempel, dat voor het heilige der heiligen hing, van boven naar beneden. Dit was veelzeggend omdat (twee antwoorden goed):

A. achter het gordijn kijken, je dood betekende.B. de hogepriester had gezegd dat dit zou gebeuren.C. alleen God het voorhangsel heeft kunnen scheuren,

een mens niet.

7. Het Griekse woord dat met Het is volbracht is vertaald werd in de tijd van Christus op allerlei verschillende manieren gebruikt. Welke omschrijving geeft de betekenis ervan nauwkeurig weer (drie antwoorden goed)?

A. Het werk dat u me hebt gegeven is klaar.B. De schuld is afbetaald.C. Mijn leven is afgelopen.D. De zoektocht naar een aanvaardbaar offer is beëindigd.

8. De sterfdag van Jezus was het hoogtepunt van de Paas-week – de dag waarop het lam werd geslacht.


9. Dit alles gebeurde op de ____________dag, toen het Paas-lam werd geslacht.

3. DE BEGRAFENIS EN DE OPSTANDING1. Het graf was heel goed beveiligd, want (twee antwoorden

goed):

A. de discipelen sliepen ’s nachts voor het graf.B. het werd door goed getrainde soldaten bewaakt.C. de ingang ervan was verzegeld.

Voorbereidings - Verzoen - Pinkster

- 63 -

Hoofdstuk 13

2. Wat was de eerste reactie van de wachtposten toen de en-gel van de Heere voor het graf verscheen?

A. Zij vochten met de engel.B. Zij vielen flauw van angst.C. Zij gingen er vandoor.

3. De engel vertelde Maria en Salome dat Jezus:

4. De Bijbel zegt dat Johannes, toen hij het lege graf zag:

5. Jezus, De GezAlfde, had de [kop / hiel] van satan vermor-zeld, precies zoals God het in de Hof van Eden had be-loofd.

6. De dood is het gevolg van de zonde. Jezus hoefde niet te sterven, want Hij was zondeloos. Hij stierf vrijwillig.


OM NOG EENS OVER NA TE DENKENGa eens na hoe nauwkeurig Jezus de bijzonderheden rond Zijn dood en opstanding had voorzegd:

MATTHEÜS 16:21; 17:22; 20:18-19

dood was - sliep - was opgewekt - in coma lag

in paniek wegvluchtte - geloofde - huilde van ongeloof

- 64 -

HOOFDSTUK 14VRAGEN

1. DE VREEMDELING1. Jezus legde de twee mannen uit dat de Christus moest

____________ (drie antwoorden goed).

2. Jezus gebruikte ____________ om alle gebeurtenissen rond Zijn dood, begrafenis en opstanding uit te leggen.

A. de Joodse SchriftenB. een gelijkenisC. geschiedenisboeken

2. DE BOODSCHAP OP DE WEG NAAR EMMAÜS— VAN ADAM TOT NOACH — 1. Welke zinnen horen bij elkaar?

__ A. De mens koos zijn eigen weg en dat bracht hem in een geestelijke wildernis.__ B. De vriendschap tussen de mens en God bestaat niet meer.__ C. Satan misbruikt de mens om hem zijn wil te laten doen. __ D. De mens is satan in diens rebellie tegen God gevolgd.__ E. De zondige mens heeft geen relatie meer met een heilig God; bij de dood wordt de geest van de mens van zijn lichaam gescheiden om voor altijd gescheiden van God en alle toekomstige vreugde te leven.__ F. De mens staat voor God in het beklaagdenbankje, beschuldigd van het overtreden van Zijn heilige wet.

1. De mens is schuldig. 2. De mens is dood. 3. De mens is een vijand van God. 4. De mens is vervreemd. 5. De mens is een slaaf. 6. De mens is verloren.

lijden - sterven - opstaan - reïncarneren

- 65 -

Hoofdstuk 14

2. Volgens de Bijbel moet de mens drie soorten dood onder ogen zien.

__ A. De dood van het lichaam: __ B. De dood van een relatie: __ C. De tweede dood:

1. God gescheiden van de mens. 2. De geest gescheiden van het lichaam 3. Voor eeuwig gescheiden van God en alle toekomstige vreugde, door het eeuwige verblijf in de poel van vuur.

3. God heeft de mens [met een wil / zonder emoties] geschapen, zodat hij door zijn gehoorzame keuzes God kon eren.

4. De mens kan zichzelf niet acceptabel voor God maken.


5. Koppel de volgende uitspraken tot volledige zinnen.

__ A. Zoals een dier stierf om Adam en Eva van accepta- bele kleding te voorzien,

__ B. Zoals Abel een bloedig offer bracht om vergeving van zonden te verkrijgen,

__ C. Zoals er maar één ark en één deur naar de veiligheid was,

__ D. De mens kan God niet met religieuze werken bereiken of behagen,

__ E. Zoals de mensen in de tijd van Noach om hun zonden werden geoordeeld,

1. zo zal God alle mensen oordelen, onafhankelijk van hun levensbeschouwing.

2. zo stierf Jezus om ons in de tegenwoordigheid van God acceptabel te maken.

3. maar God kwam naar de mens in de Persoon van Jezus Christus.


- 66 -

4. zo is Jezus de enige weg tot het eeuwig leven.5. zo werd Jezus het definitieve offerlam dat zijn bloed

vergoot en stierf, zodat onze zonden vergeven kon-den worden.

6. De mens moest vanwege zijn zonde sterven. Maar God had de mens ook lief en daarom betoonde Hij de mens in Zijn [barmhartigheid / mildheid] [verdraagzaamheid / genade]. Hij bood de mens [werk / een weg] om aan die dood te ontsnappen.

7. We zijn weliswaar als vijanden van God in deze wereld geboren, maar door wat Jezus aan het kruis heeft gedaan kunnen we nu vrienden zijn.


3. DE BOODSCHAP OP DE WEG NAAR EMMAÜS— VAN ABRAHAM TOT DE WET —

1. Koppel de zinnen aan elkaar.

__ A. Zoals Izak was vastgebonden en zichzelf niet kon redden,

__ B. Zoals de ram in plaats van Izak stierf, __ C. Zoals de zondeschuld van Abraham werd betaald

toen Hij God vertrouwde,

1. zo betaalt Jezus onze zondeschuld als we ons vertrou-wen op Hem stellen.

2. zo stierf Jezus in onze plaats en nam Hij aan het kruis onze straf op Zich. Hij is onze plaatsvervanger.

3. zo zijn wij door de zonde gebonden en niet bij machte onszelf voor de gevolgen ervan te redden.

2. God schreef gerechtigheid bij op Abrahams schuldbewijs omdat hij vooruitzag naar wat Jezus aan het kruis zou gaan doen.


- 67 -

Hoofdstuk 14

3. Jezus stierf in onze plaats en nam onze straf voor de zonde op Zich. Hij is onze [plaatsvervanger / gelijke].

4. Welke beweringen met betrekking tot het woord geloven zijn waar?

A. Het is synoniem met vertrouwen.B. Het is gebaseerd op feiten.C. Het omvat intellectuele instemming en vertrouwen

vanuit het hart.

5. Jezus riep uit Het is volbracht omdat Hij Zijn deel bij het betalen van onze zondeschuld gedaan had. Nu moeten wij ons deel bijdragen.


6. Verbind de vergelijkingen tussen het Pascha en Jezus met elkaar.

__ A. Het lam voor het Pascha moest volkomen zijn.__ B. Het lam moest mannelijk zijn.__ C. Het lam stierf in de plaats van de eerstgeborene. __ D. De Israëlieten mochten geen enkel bot van het Paas-

lam breken.__ E. Toen de doodsengel kwam ging hij elk huis voorbij

dat het bloed aan de deur had gesmeerd.

1. Geen van Jezus’ beenderen is gebroken.2. Jezus was zonder zonde.3. God heeft gezorgd voor een manier om het oordeel

over de zonde aan ons voorbij te laten gaan. Het oor-deel kwam op Jezus aan het kruis.

4. Jezus stierf in onze plaats, als onze plaatsvervanger.5. Jezus was een man.


- 68 -

7. Jezus, het Lam van God, werd gekruisigd op dezelfde dag dat het Paaslam werd geslacht. Hij stierf op het moment dat in de tempel het avondoffer werd gebracht.


8. Het houden van de Tien Geboden helpt ons de verbroken relatie met God te herstellen.


9. Jezus had geen eigen zonde waarvoor hij moest sterven en daarom kon Hij voor de zonden van de hele wereld sterven.


10. God zegt dat we gerechtvaardigd zijn. We zijn dus [zondeloos / rechtvaardig verklaard].

11. Wanneer we met de gerechtigheid van Christus zijn be-kleed hebben we in Gods ogen een gerechtigheid die gelijk is aan Gods heilige volmaaktheid.


12. We kunnen door God slechts rechtvaardig bevonden worden als we ons ____________ stellen op het feit dat Jezus aan het kruis in onze plaats stierf.

4. DE BOODSCHAP OP DE WEG NAAR EMMAÜS— VAN DE TABERNAKEL TOT DE KOPEREN SLANG —

1. Door onze zonden zijn we van God vervreemd.


geloof - vertrouwen

- 69 -

Hoofdstuk 14

2. De dierenoffers waren een tijdelijke betaling voor de zon-de, maar Jezus was het permanente en definitieve Lam.


3. De Bijbel zegt dat we in Gods familie worden aangenomen met de volle rechten van een zoon. In plaats van vervreemd te zijn, zijn we een zoon.


4. Koppel de volgende vergelijking van het koperen brand-offeraltaar in de tabernakel aan Jezus.

Het offer moest zijn… Jezus…

__ A. van het vee, van de 1. is zonder zonde. runderen en van het kleinvee __ B. een mannetje 2. stierf in onze plaats.

__ C. zonder enig gebrek 3. is het Lam van God. __ D. om een welgevallen voor 4. is een man. zich te vinden __ E. verzoening [of bedekking] 5. was het bloedige offer voor hem te bewerken voor ons. __ F. [een] bloed [offer] 6. is Degene door Wij

vergeving van zonden ontvangen.

5. Verbind de volgende zinsdelen tot volledige zinnen.

__ A. Zoals het brandofferaltaar de eerste stap naar God was door middel van het bloedige offer,

__ B. Zoals de Israëliet die een dierenoffer kwam brengen geloof in Gods instructies toonde,

__ C. Zoals het voorhangsel in de tabernakel, dat de mens van God scheidde, in tweeën scheurde en daarmee de mens toegang tot het heilige der heiligen bood,

__ D. Zoals voor de Israëlieten de enige manier om van


- 70 -

hun slangenbeten te genezen heel eenvoudig het zich omdraaien en kijken naar de koperen slang was,

1. zo is Jezus, ons plaatsvervangende Lam, de eerste en enige stap naar een juiste relatie met God.

2. zo zond God Jezus om als een offer voor de mens te lijden, zodat we vrijmoedig in Gods tegenwoordig-heid kunnen treden.

3. zo moeten wij ons vertrouwen stellen op wat Jezus aan het kruis heeft gedaan.

4. zo is de enige manier waarop wij met God in het reine kunnen komen de bekering door ons om te ke-ren en in geloof naar Jezus te kijken, in het geloof dat Hij onze zondeschuld heeft betaald.

6. Verbind de volgende voorwerpen van de tabernakel met het vers dat Jezus met dit voorwerp vergelijkt.

__ A. Ik ben de Weg, de Waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij. (Johannes 14:6)

__ B. Ik ben het Licht der wereld; wie Mij volgt, zal beslist niet in de duisternis wandelen, maar zal het licht van het leven hebben. (Johannes 8:12)

__ C. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie in Mij gelooft, heeft eeuwig leven. Ik ben het Brood des levens. (Johannes 6:47-48)

__ D. En aan hun zonden en hun wetteloze daden zal Ik beslist niet meer denken. Waar er nu vergeving voor is, is er geen offer voor de zonde meer nodig. (Hebreeën 10:17-18)

1. de kandelaar2. de tafel van de toonbroden3. het verzoendeksel4. de ene deur

- 71 -

Hoofdstuk 14

7. Zoals Jezus uit het graf opstond en de dood overwon, worden wij voor nu en voor altijd geestelijk levend.


8. Hoewel de mens eens geestelijk dood was en de eeuwige dood in de poel van vuur tegemoet ging, zijn degenen die geloven nu geestelijk levend en zullen zij voor altijd in de _ _ _ _ _ wonen.

5. DE BOODSCHAP OP DE WEG NAAR EMMAÜS — VAN JOHANNES DE DOPER TOT DE OPSTANDING —

1. De opstanding laat zien dat Jezus de _ _ _ _ heeft over-wonnen; Hij heeft een eind gemaakt aan het verschrik-kelijke definitieve karakter ervan.

2. Verbind de volgende zinsdelen tot een geheel.

__ A. Zoals een herder zijn verloren schaap zoekt en redt,

__ B. Zoals en slaaf geketend was en niet bij machte om zichzelf te bevrijden,

__ C. Zoals de schaapskooi maar één deur had, __ D. Zoals de Farizeeën niet bij God konden komen

door de Tien Geboden te houden,

1. zo zijn wij slaven van satan en niet bij machte om onszelf te verlossen.

2. zo kunnen wij niet door goede werken of daden bij God komen.

3. zo verliet Jezus de hemel en stierf Hij voor ons aan het kruis, in onze plaats, om onze zondeschuld te betalen en ons zo van de dood te redden.

4. zo is er maar één weg tot God.


- 72 -

3. Wie is er voor de kruisdood van Jezus verantwoordelijk?

A. Alleen het Joodse volk.B. Alleen de Romeinse soldaten.C. Ieder mens die heeft geleefd of nog zal leven.

4. Aan het kruis vond een belangrijke ruil plaats. Jezus nam onze ____________ op Zich en gaf ons Zijn ____________.

5. De Bijbel zegt duidelijk dat eeuwig leven een:

A. geschenk is (onverdiend, gratis).B. verdienste is (verdiend).C. loon is (verdiend).

6. Het gaat niet om de mate van ons geloof, maar [in wie / waarin ] we geloven.

7. Door het _ _ _ _ _ _ ,

geloven we dat Jezus in onze plaats voor onze zonden is gestorven.geloven we dat Jezus onze zondeschuld heeft betaald.geloven we dat Gods gerechtigheid door de dood van Je-zus tevreden is gesteld.geloven we dat God ons de gave van het eeuwige leven schenkt.

8. Omcirkel de redenen waarom Jezus stierf.

A. Onze zonde eiste de dood.B. Jezus moest voor Zijn eigen zonden sterven.C. Jezus nam de eeuwige gevolgen van onze zonden op

Zich.

geloof - zonden - vertrouwen - gerechtigheid - liefde

- 73 -

HOOFDSTUK 15VRAGEN

1. WAT WILT U DAT IK DOEN ZAL?1. De Bijbel zegt dat Jezus weer terugkomt. We kunnen er

zeker van zijn dat dit ook gebeurt omdat God Zijn belof-ten altijd waarmaakt.


2. De Bijbel zegt dat als we de boodschap van het kruis afwijzen,

A. we God ook nog op andere manieren kunnen vinden.B. er gegarandeerd nog meer kansen komen om Gods

boodschap te accepteren.C. de rest van de Schrift niet goed begrepen kan worden.

3. De Bijbel zegt dat je, omdat je een zondaar bent, een zondeschuld hebt die je nooit krijgt afbetaald. Het is een schuld die vereist dat je van God gescheiden en in de poel van vuur geworpen wordt. De Bijbel zegt ook dat als je gelooft dat Jezus je zondeschuld heeft betaald en je alleen op Hem vertrouwt dat Hij je van de straf voor de zonde bevrijdt, God je zonden vergeeft en je relatie met God wordt hersteld.


4. De Bijbel zegt dat als je je vertrouwen op Jezus Christus hebt gesteld, je schuldbewijs 2000 jaar geleden aan het kruis is genageld, waarmee je zondeschuld is verdwenen.


5. God vergeeft ons – er van uitgaand dat we vrij van zonde verder zullen leven.



- 74 -

6. De relatie van een gelovige met God lijkt veel op die van een zoon met zijn vader. Hun [gemeenschap / relatie] staat vast. Ze zullen altijd vader en zoon blijven. Maar als de zoon ongehoorzaam is, wordt zijn [gemeenschap / relatie] met zijn vader verbroken totdat hij zijn schuld erkent en belijdt.

7. Verbind de afbeeldingen met elkaar via het kruis.

A. 1.

B. 2.

C. 3 .

D. 4.

E. 5.

F. 6.

G. 7.

8. De Schrift zegt dat iemands leven wordt bepaald door de [goedheid / focus] waaraan hij vasthoudt.

VIJAND

VERVREEMD

EEUWIGOORDEEL

Schuldbewijs

SCHULDENAAR

EEUWIGLEVENN

Z

OW

VERLOREN

48 ChapteR FIFteen

3. The Bible says that you are a sinner; you have a sin-debt that you must forever pay—a debt that requires separation from God in the Lake of Fire. It also says if you believe Jesus paid your sin-debt and trust in Him alone to deliver you from sin’s penalty, then God forgives your sin, and your relationship is restored.

� True �False

4. If you have put your trust in Jesus Christ, the Bible says that your Certificate of Debt was nailed to the cross 2000 years ago, removing your sin-debt.

� True �False

5. God forgives us—assuming we will live sin-free lives. � True �False

6. A believer relates to God as a son relates to his father. Their [fellowship / relationship] is fixed. They will always be father and son. However, if the son disobeys, then his [fellowship / relationship] with his father is broken until he admits his guilt and asks forgiveness.

7. Connect the following icons through the cross.

C. 3.

d. 4.

e. 5.

F. 6.

G. 7.

a. 1.

B. 2.

SCHULDIG

SLAAF

VERZOEND

Schuldbewijs

GEDELGDESCHULD

BETAA

LD

Gerechtvaardigd

RECHTVAARDIGVERKLAARD

AANGENOMEN

N

Z

OW

GEVONDEN

VRIJGEMAAKTVERLOST

- 75 -

Hoofdstuk 15

9. Wat zijn de dingen waarop we ons behoren te focussen (drie antwoorden goed)?

A. Wat we nu dankzij Jezus hebben.B. Jezus beter leren kennen.C. Hem in alles vertrouwen.D. Onszelf en ons welzijn.

10. Welke van de volgende drie zijn als obstakels te beschou-wen, als zaken die ons focus teniet doen?

A. onze menselijke natuur — alleen maar bezig zijn met onszelf

B. het systeem van de wereld — zondige invloeden om ons heen

C. de duivelD. alle drie de bovengenoemde

11. Onze menselijke natuur heeft een ingebouwd verlangen om zich te richten op:

A. God. B. anderen. C. zichzelf.

12. Alleen maar bezig zijn met ____________ en met eigen behoeften en verlangens is altijd schadelijk. Ware blijd-schap vinden we pas als we opgaan in het kennen van ____________ en het dienen van ____________.

13. We kweken sterke geestelijke wortels als we _ _ _ _ _ _ _ _ blijven.

anderen - jezelf - God


- 76 -

14. Er zijn verschillende zaken die ons helpen geestelijk te groeien door gefocust te blijven. Verbind ze met elkaar.

__ A. God Zelf 1. Helpt ons te stimuleren. __ B. Door het geloof 2. De discipelen gingen overal

heen om dit goede nieuws te vertellen.

__ C. De Bijbel 3. Deze vriendschappen brengen ons geestelijke rijpheid.

__ D. Gebed 4. Eens komt Jezus weer. __ E. Anderen vertellen 5. Zo wandelen we met God. __ F. Muziek 6. Gewoon met God praten. __ G. Andere gelovigen 7. Woont in ons in de persoon

van de Heilige Geest. __ H. Toekomstige hoop 8. Het is een dagelijkse bron

van kracht.

OM NOG EENS OVER NA TE DENKENZoek de volgende verzen op en benoem de woorden die synoniem zijn met de gedachte van het gefocust zijn.

KOLOSSENZEN 3:1-2; HEBREEËN 12:2; HEBREEËN 3:1

2. EEN GESCHIKTE TIJD1. Volgens de Bijbel verdraagt God in Zijn genade zonde een

tijdlang, maar zal Hij die in Zijn rechtvaardigheid wel oor-delen, hetzij in dit leven, hetzij na de dood.


2. Voor degenen die in de verleiding komen om een besluit om Christus te vertrouwen uit te stellen herinnert de Bij-bel ons er aan dat het nu de tijd is om zo’n besluit te ne-men. Waarom?

A. God probeert ons tegen onze wil in te dwingen.B. We weten nu eenmaal niet wat de toekomst in petto heeft.C. De boodschap van de Bijbel verandert nooit.

- 77 -

ANTWOORDENHOOFDSTUK 11. PROLOOG

Geen vragen

2. ALLES OP EEN RIJTJE ZETTEN1. Waar 2. Waar 3. E 4. C 5. A, B, D. In een dun boek als dit is het onmogelijk om

iemand een uitgebreid, veelomvattend verstaan van de Bijbel door te geven.

3. EEN UNIEK BOEK1. A, B, C2. C 3. B 4. A, B 5. Niet waar. Weliswaar leidde God de profeten, zodat

het opgeschrevene precies was wat Hij opgeschreven wilde hebben, maar deze mannen waren niet vrij om er hun eigen gedachten aan toe te voegen.

6. A 7. B

HOOFDSTUK 21. IN HET BEGIN

1. Niet waar. De Bijbel zegt dat God geen begin en geen einde heeft; Hij is eeuwig.

2. eeuwige 3. C 4. ik beN 5. Waar. 6. B, C. 7. een 8. geest

2. ENGELEN, HEERSCHAREN EN STERREN1. A, B 2. Waar 3. Maakt, eigenaar. 4. A, B 5. C

De ant-woordenstaan op pag. …van het boek.

1414,1515-1717

15-17

17,18171819

192021

23

23262627272828

3030313232, 33


- 78 -

6. Waarde

HOOFDSTUK 31. HEMEL EN AARDE

1. Waar 2. B, C 3. Niet waar. God weet alles.4. A. alwetend, B. almachtig, C. alomtegenwoordig5. Niet waar. De Bijbel leert duidelijk dat God groter is

dan en afgezonderd van Zijn schepping.

2. HET WAS GOED1. Niet waar. God heeft alles in zes dagen geschapen.2. Waar 3. Orde 4. Waar 5. A, B, C 6. Rechtvaardig, heilig 7. Zorgt, liefheeft

3. MAN EN VROUW1. Niet waar 2. A 3. Eigenaar 4. B 5. Kiezen, gehoorzamen 6. Waar 7. A 8. Waar

OM NOG EENS OVER NA TE DENKENMet de concordantie moet u bij Genesis 1:27 uitkomen.

ANTWOORDEN BIJ HOOFDSTUK 41. IK ZAL

1. trots 2. zonde 3. A: b, c B: a, d

2. HEEFT GOD GEZEGD1. A 2. A 3. Niet waar. God beschouwt alle ongehoorzaamheid als

zonde. 4. Waar 5. Schuld

32

35353536

39

40414344454646, 47

48505152, 5353535554

626364

656869

7070

- 79 -

Antwoorden

6. Kiezen; zonde 7. Niet waar. God is heilig en kan daarom geen zonde in

Zijn tegenwoordigheid dulden. De ongehoorzaam-heid van Adam en Eva creëerde een geweldige kloof in de relatie tussen God en mens

8. Waar

3. WAAR BENT U?1. Waar 2. A, C 3. B 4. A, B, C, D 5. A 6. B 7. De dood

4. DE DOOD1. Niet waar 2. Loon 3. A: 3 B: 1 C: 2 4. Boos over 5. Gescheiden 6. Waar 7. Poel van vuur 8. Tweede

HOOFDSTUK 51. EEN PARADOX

1. Wetten 2. C 3. Waar 4. Zonde, volmaaktheid 5. Waar 6. Zorg, betrokkenheid, onverdiende 7. Al 8. A 9. A

2. VERZOENING1. Af te komen van 2. Dood 3. Niet waar. Kaïn en Abel erfden de zondige natuur van

Adam. 4. B 5. Plaatsvervanger 6. A, B, D

72

71, 7271

74747576767777

787879-828079828383

898990909192929393

939495

969696


- 80 -

7. A, B, D 8. Geaccepteerd 9. A, D, E

3. TWEE AAN TWEE1. C 2. Waar 3. A, B 4. Dood 5. Waar 6. Waar

4. BABEL1. C 2. Niet waar 3. Religie 4. Religie 5. A, B 6. Waar

HOOFDSTUK 61. ABRAHAM

1. Waar 2. Blijft staan: geloof in, werd bijgeschreven, zonde-

schuld3. B 4. Waar

2. GELOOF1. A 2. Waar 3. Niet waar. Omdat Abraham God vertrouwde, was het

natuurlijke gevolg dat hij deed wat God wilde dat hij deed.

3. IZAK1. B 2. Waar 3. Plaatsvervanger, dier of ram 4. C 5. C 6. A: 3 B: 1 C: 5 D: 4 E: 2 7. Waar

98100102, 103

107107107107110111

116116117117118118

124

125, 126126126

127127

129

131131135, 136135135135, 136136

- 81 -

Antwoorden

HOOFDSTUK 71. ISRAËL EN JUDA

1. A 2. Verlosser

2. MOZES1. C 2. Waar 3. B 4. C

3. FARAO EN HET PASCHA1. A, B 2. Manier 3. Niet waar. God gaf de Israëlieten specifieke instructies

en maakte hen duidelijk dat deze opgevolgd dienden te worden.

4. Waar 5. Waar 6. A: 3 B: 1 C: 2

HOOFDSTUK 81. BROOD, KWAKKELS EN WATER

1. Niet waar. Zij morden en klaagden. 2. B 3. Waar

2. TIEN LEEFREGELS

1. C 2. Waar 3. B 4. Waar 5. Moord 6. A, B, C 7. Leugen 8. A 9. Niet waar. We kunnen er altijd op rekenen dat het

waar is. 10. Niet waar. Gods verwachtingen zijn constant en on-

veranderlijk. 11. Waar

3. DE RECHTBANK1. C 2. Waar

139140

141142143143

145150

149149, 150150150

154155156

158160160160, 161162163164163, 164

164

164165

165166


- 82 -

3. Niet waar. Wij zijn niet in staat om de wet consistent en volkomen te houden.

4. A, B 5. Zonde 6. B 7. A 8. C 9. Waar

HOOFSTUK 91. DE TABERNAKEL

1. A, D 2. B 3. A: VH, B:HH, C:VH, D:H, E:H, F:HH, G:H4. Waar 5. Hand, kop, sterven, plaatsvervanger, accepteerde6. Waar 7. A 8. Bloed, Grote Verzoendag

2. ONGELOOF1. Verantwoordelijk 2. Waar 3. Waar 4. C 5. Waar

3. RICHTEREN, KONINGEN EN PROFETEN1. Niet waar 2. A 3. Tabernakel 4. A, C 5. Waar 6. A 7. C 8. B

HOOFDSTUK 101. ELIZABET, MARIA EN JOHANNES

God Johannes de Israëlieten

Zie, Ik zend Mijn engel, die voor Mij de weg bereiden zal. Plot-seling zal naar Zijn tempel komen die Heere Die u aan het zoe-ken bent, de Engel van het verbond, in Wie u uw vreugde vindt. Zie, Hij komt, zegt de heere van de legermachten.

167167168169169169172

175175176, 177178180180180181,182

183183184184184

187187188188189190190194

198

- 83 -

Antwoorden

2. Waar 3. Waar

2. JEZUS1. A: 3 B: 1 C: 2 D: 4 2. A, C 3. A 4. B, C 5. B

3. TUSSEN DE SCHRIFTGELEERDEN1. Mens (de beide andere opties zijn onjuist) 2. Waar

4. GEDOOPT1. Vereenzelviging 2. C 3. Het Lam, voor 4. Niet waar. De doop op zich neemt zonden niet weg

en maakt ons niet acceptabel voor God.5. Oneindige, eindige 6. Vader, Zoon, Heilige 7.

HOOFDSTUK 111. DE VERZOEKING IN DE WOESTIJN

1. Waar 2. B 3. B 4. Niet waar. Jezus zei dat een mens zich in de eerste plaats

om zijn geestelijk welzijn behoort te bekommeren.5. Niet waar. Satan citeert de Schrift nooit correct. 6. Waar 7. Niet waar. Jezus, God de Schepper, is veel machtiger

dan satan, die een geschapen wezen is. 8. A

2. MACHT EN ROEM1. Waar2. Niet waar. Jezus was God en verleende Zijn woorden

200200

202, 205206207209209

209213

214215216

216219220220

223223223

223, 224224225

225226

227

IS NIET

IS N

IET IS N

IET

IS

IS IS


- 84 -

geloofwaardigheid door middel van wat Hij deed.3. A, B, C

3. NICODEMUS1. Niet waar. Hij had het over een geestelijke wederge-

boorte. 2. Eeuwig 3. C 4. Het voorwerp 5. C 6. Waar 7. Niet waar 8. Niet waar

4. VERWORPEN1. Geloof 2. A, B, C 3. Hulpeloosheid, zondigheid 4. A 5. Niet waar. Geen enkele discipel was een religieus lei-

der.

5. HET BROOD DES LEVENS1. A, B 2. B

HOOFDSTUK 121. EEN BEZOEDELD KLEED

1. Waar 2. A 3. Berouwvol 4. Nederigheid 5. A, C, D 6. Niet waar. De Bijbel is er duidelijk over dat goede wer-

ken ons niet met God in het reine kunnen brengen.7. B 8. Waar

2. DE WEG1. Herder 2. B 3. Jezus 4. Weg, waarheid, eeuwig leven

227226-229

229230230230231231231231

233233, 234235235

237

238. 239239

243244244244244, 245

245245246

247, 248248248248

- 85 -

Antwoorden

3. LAZARUS1. Waar 2. Waar 3. Waar 4. A 5. Waar

4. DE HEL1. B 2. De hel, tweede, genade, zich bekeert 3. Waar

5. ACCEPTATIE EN VERRAAD1. A 2. C 3. Lichaam 4. Waar

HOOFDSTUK 131. DE ARRESTATIE

1. Waar 2. C 3. C 4. Niet waar. Petrus hakte het oor van de knecht wel af,

maar niet omdat Jezus Petrus had opgedragen Hem te beschermen.

5. Ik ben het 6. Waar 7. Niet waar. Nachtelijke processen waren illegaal.

2. DE KRUISIGING1. A 2. Waar 3. Waar 4. 800 jaar 5. Vertrouwen 6. A, C 7. A, B, D 8. Waar 9. Voorbereidings

3. DE BEGRAFENIS EN DE OPSTANDING1. B, C 2. B 3. Was opgewekt 4. Geloofde

249249, 250250251253

253254255

256256258258

261262262

262264266265

266268272274276277, 278279279279

282282283284


- 86 -

5. Kop 6. Waar

HOOFSTUK 141. DE VREEMDELING

1. Lijden, sterven, opstaan 2. A

2. DE BOODSCHAP OP DE WEG NAAR EMMAÜS— VAN ADAM TOT NOACH —

1. A: 6 B: 4 C: 5 D: 3 E: 2 F: 12. A: 2 B: 1 C: 3 3. Met een wil 4. Waar 5. A: 2 B: 5 C: 4 D: 3 E: 1 6. Barnhartigheid, genade, een weg 7. Waar

3. DE BOODSCHAP OP DE WEG NAAR EMMAÜS— VAN ABRAHAM TOT DE WET —

1. A: 3 B: 2 C: 1 2. Waar 3. Plaatsvervanger 4. A, B, C 5. Niet waar 6. A: 2 B: 5 C: 4 D: 1 E: 3 7. Waar 8. Niet waar. De Tien Geboden laten ons zien dat we zon-

daars zijn die alleen op Gods manier tot God kunnen komen.

9. Waar 10. Rechtvaardig verklaard 11. Waar 12. Beide antwoorden zijn juist.

4. DE BOODSCHAP OP DE WEG NAAR EMMAÜS— VAN DE TABERNAKEL TOT DE KOPEREN SLANG —

1. Waar 2. Waar 3. Waar 4. A: 3 B: 4 C: 1 D: 2 E: 6 F: 5 5. A: 1 B: 3 C: 2 D: 4 6. A: 4 B: 1 C: 2 D: 3 7. Waar 8. De hemel

286287

292292

295, 296296294297297-302301, 302300

302, 303303302304303305, 306306

307309309309309

313315314312311-316311-315316317

- 87 -

Antwoorden

5. DE BOODSCHAP OP DE WEG NAAR EMMAÜS— VAN JOHANNES DE DOPER TOT DE OPSTANDING —

1. Dood 2. A: 3 B: 1 C: 4 D: 2 3. C 4. Zonden, gerechtigheid 5. A 6. In wie 7. Geloof 8. A en C

HOOFDSTUK 151. WAT WILT U DAT IK DOEN ZAL?

1. Waar 2. C 3. Waar 4. Waar 5. Niet waar. Als we op God vertrouwen, is Zijn verge-

ving onvoorwaardelijk en volkomen. 6. Relatie, gemeenschap 7. A: 7 B: 5 C: 6 D: 2 E: 4 F: 3 G: 1 8. Focus 9. A, B, C

10. D 11. C 12. Zichzelf, God, anderen 13. Gefocust 14. A: 7 B: 5 C: 8 D: 6 E: 2 F: 1 G: 3 H: 4

2. EEN GESCHIKTE TIJD1. Waar 2. B, C

320318-324320319324326325327

329331332, 333332

334334, 335336, 337338338, 339339-342340340340343-347

348350

GoodSeed® International

P. O. Box 3704Olds, AB T4H 1P5

CANADABusiness: 403 556-9955Facsimile: 403 556-9950

Email: [email protected]

GoodSeed International is een non-profit organisatie die zich ten doel heeft gesteld de inhoud van dit boek duidelijk te communiceren in vele talen. Als u geïnteresseerd bent in lopende projecten of vertalingen, nodigen we u graag uit om contact met ons op te nemen.

goodseed® International is a not-for-profit organization that exists for the

purpose of clearly communicating the contents of this book in this language and others. We invite you to contact us if you are interested in ongoing projects or translations.

‘goodseed,’ and the Book/Leaf design mark are trademarks of goodseed International.

GoodSeed Australia1800 [email protected]

GoodSeed Canada800 [email protected]

BonneSemence CanadaService en français888 [email protected]

GoodSeed Europe(+49) 05231-94 35 [email protected]

GoodSeed UK0800 [email protected]

GoodSeed USA888 [email protected]

Werkboek bij

DE VREEMDELINGop de weg naar Emmaüs

DE VREEMDELING OP DE WEG NAAR EMMAÜSJOHN R. CROSS

Bij het bestuderen van een zo belangrijk boek als de Bijbel is het van belang om de feiten nauwkeurig te kennen. DE VREEMDELING op de weg naar Emmaüs is geschreven om de Bijbel overzichtelijk en helder te maken. Dit bijbehorende werkboek gaat een stap verder. Het is ontworpen met de uitdrukkelijke bedoeling om bij het lezen van DE VREEMDELING samen met u de belangrijkste boodschap van de Bijbel door te nemen.

Dit werkboek laat u dingen leren door ze zelf te ontdekken. Bijna elk hoofdstuk eindigt met ‘Om nog eens over na te denken’. Deze aansporing is bedoeld om u te leren zelf door de Bijbel te navigeren. Met DE VREEMDELING en dit werkboek hebt u twee uitstekende hulpmiddelen in handen om inzicht in de Bijbel te krijgen.

DE VREEMDELING op de weg naar Emmaüs is bedoeld om een beter begrip te krijgen van de belangrijkste boodschap van de Bijbel. Het is ook een geweldig hulpmiddel om uw geloof te delen met anderen. U kunt dit boek (eventueelmet behulp van het werkboek) samen doornemen met een vriend(in) of het gewoon cadeau geven. Op een heldere en begrijpelijke manier wordt het evangelie van Jezus Christus aan de lezer voorgesteld. In dit boek komt de Bijbel echt tot leven!

WERKBOEK

Stranger WorkBook - Dutch

DE V

REEMD

ELING

OP D

E WEG

NA

AR EM

MA

ÜS

JOH

N R. CRO

SS

werkboek - goodseed4. god en zijn woord zijn niet van elkaar te scheiden; daar-om noemt men de...

Documents