afstudeerbundel abc 2013

87
AFSTUDEERBUNDEL STUDIEJAAR 2012-2013

Upload: hanzehogeschool-groningen

Post on 27-Mar-2016

223 views

Category:

Documents


2 download

DESCRIPTION

 

TRANSCRIPT

Page 1: Afstudeerbundel ABC 2013

afstudeerbundelstudiejaar 2012-2013

Page 2: Afstudeerbundel ABC 2013

In front of you lies the graduation collection of the academic year 2012-2013. This graduation collection presents a state of the art of what students of Built Environment and Civil Engineering have done for their graduation. With this collection, we want to give our students, teachers and other contacts a portfolio of the several graduation projects that have been completed within our academy. Each year a hundred construction managers and civil engineers graduate in Groningen. Many of them get a job during or relatively soon after their graduation. Other students continue studying, which is becoming more attractive thanks to the various agreements we have set up with corresponding programmes. This allows talented students of Built Environment (specialization Architecture) to start our Master's programme at the Academy of Architecture.

The last phase of our study programme is the graduation. Students work on a project for six months and show that they can apply what they have learned in theory. All final projects are provided by real clients. A social practice that shows that the construction industry is in transition.

''The economic crisis, the population decline, sustainability and internationalization force the sector to investigate new perspectives and relationships. The industry is on the threshold of major paradigm shifts. The construction industry of the future is sustainable, integrated, transparent and flexible. Engineering and prices are subject to control, use and transformation. ICT will have a decisive influence. In the near future, the sector will no longer exist in its current form”, said William Verbaan in his publication New Force Field; New Paradigms, Trend Exploration of the Dutch construction industry (Blauwdruk, 2012).

The field and the role of construction managers and civil engineers in planning processes are changing. Final projects have an interdisciplinary and integrated character. Employers appreciate that, because it aligns with the way of working in current practice. Redesigns, repurposings and renovations are again this year placed in the framework of sustainable development. Healthy ageing and energy are also coming back on different scales back and technique is more often placed in the context of space and society.

Centres of Applied Research and apprentice workshops affiliated to our academy play an increasing role in final projects. Some assignments are given by ‘Bureau NoorderRuimte’, our Centre of Applied Research and Innovation on Area Development. In this centre of applied research lecturers, researchers, teachers, students and professionals work together on research based on current issues in the field.

The final projects in this collection do not only give a good idea of the wide range of topics entrusted to our built environment and civil engineers, but they often are detailed projects that deserve to be shown. These are projects of which students are staff are proud of.

On behalf of the School of Architecture, Built Environment and Civil Engineering I hope you will enjoy reading this graduation collection!

Paul van EijkDean School of Architecture, Built Environment and Civil Engineering

Preface

Page 3: Afstudeerbundel ABC 2013

VoorwoordVoor u ligt de afstudeerbundel van het jaar 2012-2013. Deze afstudeerbundel geeft een ‘state of the art’ van wat studenten Bouwkunde en Civiele Techniek zoal hebben gedaan voor hun afstudeeropdracht. Met deze bundel willen wij onze studenten en docenten, maar ook het werkveld een portfolio geven van de diverse afstudeerprojecten binnen onze academie. Elk jaar studeren in Groningen zo’n honderd bouwkundig en civiel ingenieurs af. Veel van hen hebben tijdens of relatief snel na het afstuderen een baan. Sommigen studeren nog verder, hetgeen steeds aantrekkelijker wordt door de diverse afspraken die we hebben met aansluitende masteropleidingen. Zo kunnen getalenteerde studenten Bouwkunde (specialisatie Architectuur) in aanmerking komen voor onze eigen masteropleiding aan de Academie van Bouwkunst.

De allerlaatste ‘proeve van bekwaamheid’ is het afstudeerproject. Studenten werken gedurende een half jaar aan een project en moeten laten zien dat ze datgene wat ze geleerd hebben geïntegreerd kunnen toepassen. Alle afstudeeropdrachten worden geleverd door echte opdrachtgevers, de praktijk van ondernemers en overheden. Een maatschappelijke praktijk die laat zien dat de bouwwereld sterk in transitie is.

‘’De economische crisis, de krimp van de bevolking, duurzaamheid en internationalisering dwingen de bouwsector tot nieuwe perspectieven en verhoudingen. De sector staat op de drempel van grote paradigmaverschuivingen. De bouwwereld van de toekomst is duurzaam, integraal, transparant en flexibel. Techniek en (bouw-)prijs zijn hier ondergeschikt aan beheer, gebruik en transformatie. ICT zal een doorslaggevende invloed hebben. De sector zal in de nabije toekomst in de huidige vorm niet meer bestaan’’, aldus Willem Verbaan in zijn publicatie Nieuw Krachtenveld; Nieuwe Paradigma’s, Trendverkenning van de Nederlandse bouwsector (Blauwdruk, 2012).

Het werkveld verandert en daarmee ook de rollen van bouwkundig en civiel ingenieurs in planprocessen. Niet voor niets hebben de afstudeeropdrachten een interdisciplinair en integraal karakter. Werkgevers stellen dat op prijs, omdat dit aansluit op de manier van werken in de huidige praktijk. Duurzame ontwikkeling is dit jaar wederom het kader voor herinrichting, herbestemmingen en renovaties. Het kan ook niet meer anders. Ook komen healthy aging en energie op verschillende schaalniveaus terug en wordt techniek steeds vaker in de context van ruimte en maatschappij geplaatst.

De kenniscentra en leerwerkplaatsen gelieerd onze academie spelen steeds vaker een rol bij afstudeeropdrachten. Een aantal opdrachten is uitgevoerd in opdracht van het Kenniscentrum NoorderRuimte. In het kenniscentrum werken lectoren, onderzoekers, docenten, studenten en professionals uit het werkveld samen aan onderzoek op basis van actuele ruimtelijke vraagstukken uit de praktijk. Kijk voor meer informatie op noorderruimte.nl.

De afstudeerprojecten in deze bundel geven niet alleen een goed beeld van het brede scala van onderwerpen die aan onze bouwkundig en civiel ingenieurs toevertrouwd zijn, het zijn vaak ook prachtig uitgewerkte projecten die het meer dan verdienen om getoond te worden. Projecten waar de studenten en wij als medewerkers trots op zijn.

Namens de Academie voor Architectuur, Bouwkunde en Civiele Techniek wens ik u veel leesplezier!!

Paul van EijkDean Academie voor Architectuur, Bouwkunde en Civiele Techniek

Page 4: Afstudeerbundel ABC 2013

inhoudBOuWKuNDE 4Alternatieve overkappingen sportcomplex Zierikzee 5Bouwmethodiek project “Eickenhof” 6Building Information Modeling 8Cascobouw methodieken 9Centrumplan Aduard 1 10Centrumplan Aduard 2 12Constructie ‘Erasmushiem’ te Leeuwarden 14De EMG graansilo 16De Stadsboerderij 18Duurzaam alternatief leidingbruggen 20Empirische Analyse Abox: Healthy Living 21Energieke Restauratie 22Energieneutrale gezins- en bedrijfswoning 24Haalbaarheidsonderzoek prefab sanitaire unit binnen renovatiebouw 25HDRT Architecture 26Healthy Living; Een levensloopbestendige woonomgeving 28Herbestemming De Zwarte Doos 30Herinrichting Dorpshuis ’t Schanshuus Niezijl 32Invoering Wabo bij de Gemeente Aa en Hunze 34KOP van Paddepoel: Herontwikkeling Dierenriemstraat 100 36Renovatie Poppodium Vera 38Ouderen in krimpdorpen 40Scholenbouw – Schulbau 42Seniorenhuisvesting van de toekomst 44Sportcomplex Roden 45Studentencomplex: herbestemming van een kantoorpand 46Studentenhuisvesting 48Toepassing hogesterktebeton 49Transformatie: Herbestemmen van leegstaande kantoorpanden in de Gemeente 50 Groningenuitbreiding Zeilvereniging VWDTP 1 52 uitbreiding Zeilvereniging VWDTP 2 54Verbeteren energieklassen 56Zeeburgerpad te Amsterdam 57Zorg voor de Leegstand 58

Page 5: Afstudeerbundel ABC 2013

CIVIELE TECHNIEK 60Aquaduct Rijksweg 31, een alternatieve bouwmethode 61BIMing Business 62Bruggen: innovatie 63De Noordelijke Knoop 64Maintenance dredging between Holwerd and Ameland 66Network Efficiency Analysis of Nusantara Pendulum 68Optimalisatie baggermethodiek haven Delfzijl 69Optimalisering Afvalwatersysteem Groningen 70Verbeteren van de informatieoverdracht binnen geïntegreerde contracten 72Waterenergieopwekking- en Energieopslag methoden in Nederland 73

BuREAu NOORDERRuIMTE 74Der Aa-kerk: energieke restauratie 75Duurzame energiepotentie van Oenkerk 76Herbestemming St. Antoniusschool 78Project De Selwerderhof 79urban Farming 80Wijkmanagement: ‘Samenwerken is elkaar versterken!’ 82

Page 6: Afstudeerbundel ABC 2013

-4-

afstudeeropdrachten bouwkunde

Page 7: Afstudeerbundel ABC 2013

Het onderzochte gebouw betreft een sportcomplex en wordt gerealiseerd in Zierikzee, deze plaats ligt in de provincie Zeeland en is onderdeel van gemeente Schouwen-Duiveland. Het project van W2N engineers is opgepakt om alternatieve mogelijkheden voor de dakconstructie van het zwembad te onderzoeken. Er is onderzoek gedaan op basis van een bestaand ontwerp. De probleemstelling kan worden neergezet als het optimaliseren van dakconstructies. De constructie van het zwembad is blootgesteld aan een agressief milieu, het aspect corrosie is daarom onderzocht en heeft tijdens het onderzoek hoge prioriteit gehad.

Het onderzoekNa het hoofdonderzoek is er onderzoek gedaan om de constructie verder te optimaliseren. Hiervoor zijn er drie interessante varianten voor het zwembad uitgewerkt, namelijk een tuiconstructie, een vakwerkconstructie en een houten constructie. Om aan te tonen dat de drie varianten voldoende sterk, stijf en stabiel zijn, zijn er van alle varianten stabiliteitsberekeningen, controleberekeningen en detailberekeningen gemaakt. Uiteindelijk is het resultaat uitgewerkt op tekening.

Conclusie economisch ontwerpDe varianten die het best uit het onderzoek naar voren komen zijn de varianten met de stalen raatliggers en de stalen vakwerkconstructie. Deze varianten scoren vrijwel op alle criteria goed. Vooral uitvoeringstechnisch en prijstechnisch schieten deze twee boven de anderen uit. Hier wordt bovendien de hoogste weegfactor aan meegegeven, wanneer er naar een economisch ontwerp gezocht wordt.

Het onderzoek doet concluderen dat het huidige ontwerp van W2N engineers destijds een goede praktische keuze is geweest voor het zwembad. De constructie heeft een laag eigen gewicht, biedt op de bouwplaats weinig handelingen en is prijstechnisch zeer aantrekkelijk. Ondanks de goede beargumentering voor de raatligger, had er eventueel ook voor

een stalen vakwerkconstructie gekozen kunnen worden. De vakwerkconstructie biedt het beste alternatief op de raatliggers. Wanneer er naar een ander materiaal dan staal geneigd wordt, dan zal conform het onderzoek hout geadviseerd worden.

algemene conclusieDe probleemstelling is neergezet als het optimaliseren van dakconstructies. Door het ontwerpen en het berekenen van constructies wordt er gezocht naar een optimaal ontwerp. Als constructief ontwerpers van dit onderzoek hebben wij gewerkt aan optimale constructies en verbindingen van het zwembad. De keuze die hiervoor gemaakt worden verschillen per materiaal en variant. De keuze van de schematisering in de hoofdberekening, die uiteindelijk veel te maken heeft met de uiteindelijke detaillering van een variant, is tijdens het onderzoek dan ook continu bewaakt en indien nodig bijgesteld. Er zijn uiteindelijk drie constructies uitgewerkt die sterk, stijf en stabiel zijn.

alternatieve overkappingen sportcomplex Zierikzee

-4- -5-

Luit DekkerTim NorgKlaas Sikkema

Page 8: Afstudeerbundel ABC 2013

Ter hoogte van de Beilerstraat, aan de ringweg van Assen, wordt een nieuwe wijk gerealiseerd. Momenteel staat hier nog een verzorgingstehuis voor psychogeriatrische zorg en behandeling voor jong dementerende mensen met aangeboren hersenletsel. Dit verzorgingstehuis wordt opnieuw gebouwd achter het bestaande gebouw. Het bestaande gebouw bied plaats aan 23 kavels voor vrijstaande woningen. .

Het onderzoekVoor dit project wil Strukton Bouw Groningen toe naar de meest efficiënte bouwmethode voor deze 23 woningen op het project “Eickenhof”. Deze 23 woningen zullen gebouwd worden in drie significant verschillende woningtypen die reeds door de architect zijn uitgewerkt tot een SO. Voor dit onderzoek richten wij ons enkel op de draagconstructie van de woningen inclusief de scheidingswanden. Dit omdat deze mogelijk deels dragend uitgevoerd dienen te worden. Daarnaast wordt gekeken naar de mogelijkheden om de woningen een EPC van <0,0 mee te geven en om te kijken wat voor gevolgen dit heeft voor de woningen. De opdrachtgever, in dit geval Strukton Bouw Groningen, heeft als doelstelling de meest efficiënte bouwmethode voor de

drie typen woningen toe te passen. Zij kunnen de woningen dan op een juiste manier op de markt brengen. Het doel van het onderzoek voor ons is onze kennis verbreden op het gebied van kwaliteit, materialen, kosten en tijd. Maar ook het verbreden van de kennis over installatiewerk en EPC.

Proces en resultatenVan elke deelvraag zijn een aantal relevante systemen onderzocht en uitgewerkt in een kort verslag. Daarna is een kostenraming en een planning gemaakt van elk systeem. Na het vooronderzoek is er meer bekend over de systemen en kunnen er classificaties worden gegeven aan de verschillende systemen middels een matrix. De uitkomsten wegen mee in de uiteindelijk keuze. Door uitsluiting vervallen systemen die technisch gezien niet (met elkaar) mogelijk zijn. Per woningtype is bepaald wat de meest efficiënte bouwmethode en materiaalkeuze is.

Uiteindelijk geven we nog een aantal aanbevelingen met het oog op de esthetica en procesverbetering van de woning. De resultaten zijn uitgewerkt tot een set tekeningen, bestaande uit plattegronden, doorsnedes, aanzichten en details op DO+ niveau. Daarnaast hebben we voor elk woningtype een drietal installatieconcepten uitgewerkt met een EPC <0,0.

algemene conclusieDoor middel van de deelvragen is aangetoond wanneer er voor een bepaald materiaal of bepaalde constructie gekozen kan worden. Door de varianten op meerdere aspecten te vergelijken, kan bepaald worden welke constructie zich het best voordoet in een bepaalde situatie.

De probleemstelling is neergezet als het optimaliseren van dakconstructies. Door het ontwerpen en het rekenen aan constructies, wordt er vanuit nature gezocht naar een optimaal ontwerp. Als constructief ontwerpers van dit onderzoek, is er gewerkt naar optimale constructies en verbindingen van het zwembad. De keuzes die gemaakt worden verschillen vanzelfsprekend per materiaal en variant. De keuze van de schematisering in de hoofdberekening, welke uiteindelijk veel te maken heeft met de uiteindelijke detaillering van een variant, is tijdens het onderzoek dan ook continu bewaakt en indien nodig bijgesteld. Er zijn uiteindelijk drie constructies uitgewerkt welke sterk, stijf en stabiel zijn.

bouwmethodiek project “eickenhof”

-6-

Ger BoerSimon HuizingaArjen Speelman

Page 9: Afstudeerbundel ABC 2013

-6- -7-

Page 10: Afstudeerbundel ABC 2013

Building Information Modeling (BIM) is een rijzend fenomeen in de bouwwereld. Het doel van BIM is om een efficiëntere samenwerking en communicatie te bewerkstelligen tussen de bouwpartners. Het tracht dit te doen door middel van een 3D model dat alle informatie van het bouwproces bevat. Er zijn echter veel onduidelijkheden over wat BIM precies inhoudt. Daarnaast is het moeilijk om voor te stellen wat er allemaal bij komt kijken wanneer een overstap van een traditionele 2D digitale tekentafel werkwijze naar een BIM werkwijze wordt gemaakt. Dit gold ook voor pvanb architecten, onze opdrachtgever.

OnderzoekIn dit rapport is antwoord gegeven op de volgende vraag: 'Wat zijn de aandachtspunten waar een architectenbureau rekening mee moet houden wanneer geambieerd wordt om BIM te implementeren?'

Om de onderzoeksvraag goed te kunnen beantwoorden zijn de onderstaande deelvragen opgesteld.1. Wat is BIM? 2. Wat zijn de mogelijkheden van BIM? 3. Wat zijn de gevolgen voor de huidige denk- en werkwijze binnen het bureau?

doel van het onderzoekHet doel van dit onderzoek is om projectoverstijgende kennis en kunde te genereren over BIM. De kennis en kunde die tijdens dit onderzoek gegeneerd wordt zal de basis vormen voor de beslissing: ‘BIM, ja of nee?’. Dit onderzoek is in feite de BIM adoptie bij PvanB architecten en eveneens een persoonlijke BIM adoptie.

OpzetHet onderzoek bestaat uit een theoriegedeelte waarin onderzoek is gedaan naar de informatie die benodigd is om BIM te kunnen adopteren. Het theoriegedeelte bevat een eigen geformuleerde definitie gegeven van BIM op basis van andere definities. Dit is gedaan omdat een eenduidige definitie van BIM ontbreekt.

Het onderzoek bestaat daarnaast ook uit een praktijkgedeelte. Dit is een real-time test case @ pvanb architecten. Tijdens het praktijkgedeelte is BIM software toegepast op een aantal lopende projecten. Daarbij zijn bevindingen gedaan over hoe een project geBIMt zou moeten worden en wat de verandering in werkwijze is. De manier van modelleren vergt een gestructureerde werkwijze waarbij afspraken gemaakt moeten worden over hoe een model opgezet moet worden. Hierbij is benaming en classificatie van de objecten waaruit het model opgebouwd is essentieel.

Er zijn veel vragen die pvanb zichzelf moet stellen om tot een voor het bureau geschikte en haalbare BIM implementatie te komen. Om deze reden is een methodiek ontwikkeld die gebruikt kan worden als hulpmiddel om tot een weloverwogen keuze te komen. De methodiek bestaat uit een keuzeschema met vragen die het bureau zichzelf dient te stellen om tot een keuze te komen in BIM software en BIM implementatiestrategie.

De methodiek geeft geen kant-en-klare oplossing. Het heeft een algemeen en specifiek deel, aangezien elk architectenbureau anders is. Naast het doorlopen van het schema moet het bureau zelf ook actie ondernemen. Dit gebeurt door middel van het in kaart brengen van de huidige situatie van het personeel, hardware, software en financiële middelen. Met deze methodiek wordt een overzicht gecreëerd van de algemene keuzes die gemaakt moeten worden, de situatie van het bureau en de aandachtspunten waarmee rekeningen gehouden moet worden bij een eventuele overstap.

Om het schema te testen is het ingevuld voor pvanb architecten. Waarna vervolgens een aanbeveling specifiek voor PvanB architecten is gegeven.

building information Modeling

-8-

Yerun Karabey

Page 11: Afstudeerbundel ABC 2013

De cascobouw is een bijzonder belangrijk onderdeel van het bouwproces. Daarom leek het mij erg interessant om projectmatig te onderzoeken welke casco uitvoeringsmethodiek het meest geschikt is. Tevens is het in de bouw niet altijd mogelijk om soortgelijke studies te maken per project, in verband met planning en overige werkzaamheden. Dit is dan ook de reden geweest om hier onderzoek naar te doen. Omdat ik stage loop bij Geveke Bouw te Eelde en zij ook bijzonder geïnteresseerd zijn in dit onderwerp, zijn zij de opdrachtgever.

OnderzoekIn samenwerking met Geveke Bouw zijn wij tot de volgende vraagstelling gekomen voor dit onderzoek: ‘Welke casco uitvoeringsmethodiek is het meest gunstig voor Geveke Bouw, bij een project als ‘Emmerhout flat G&H’.

Daarbij wordt gekeken naar de uitvoeringsmethodieken prefab, in het werk gestort, kalzandsteen en tunnel.

Het projectHet project Emmerhout bestaat uit de bouw van een winkelcentrum en vier appartementengebouwen, waaronder flat G en H. In deze appartementengebouwen komen 172 woningen, voornamelijk sociale huurwoningen. De twee bestaande flatgebouwen en de oude sporthal zijn geïntegreerd in de plint. Dit ensemble zorgt voor een compact middelpunt van de wijk en past stedenbouwkundig naadloos in het bestaande stelsel.

OnderzoekspuntenDe volgende punten zijn tijdens dit onderzoek onderzocht:• Principe uitvoeringsmethode• Bouwtechnische punten• Logistiek• Bouwkosten• Planning• Faalfactoren/ risico’s• Ervaring Geveke Bouw

ConclusieUit het gedane onderzoek kan geconcludeerd worden dat de voorkeur uitgaat naar de combinatie van in het werk gestorte wanden en breedplaatvloer.

De sterke punten van deze methode zijn als volgt:• De stabiliteit is redelijk eenvoudig te realiseren• Wijzigingen kunnen tot in een vrij laat stadium doorgevoerd worden• De totale casco bouwkosten liggen laag• Geveke Bouw heeft een lange en goede ervaring met deze stalen wandkist• Afwerkkosten liggen laag

Cascobouw methodieken

-9--8-

Mark Kok

Page 12: Afstudeerbundel ABC 2013

Ons onderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van de afstudeeropdracht “Centrumplan Aduard”. Deze afstudeeropdracht is de laatste fase van de opleiding Bouwkunde aan de Academie voor Architectuur, Bouwkunde en Civiele Techniek te Groningen. Wij hebben ons gericht op het maken van een visie voor een doorontwikkeling van het centrum van Aduard ten behoeve van de historische karakteristiek. Daarnaast wordt een ontwerp met uitwerking gemaakt binnen een specifiek gebied. Het doel van de visie en het ontwerp is het stimuleren van toerisme.

de opdrachtDe opdracht is geformuleerd door het Platform Erfgoed Aduard bestaande uit de volgende samenwerkende verenigingen en stichtingen: Kloostermuseum St. Bernardushof, Historische Vereniging Aduard, Stichting Zuiderpoort Klooster Aduard en Stichting tot behoud van Aduarder Monumenten. Vervolgens is deze bij de Hanzehogeschool Groningen terecht gekomen. De samenstelling van de afstudeeropdracht was met twee architectuurstudenten en één planologiestudent ideaal. Dit gaf ons namelijk de mogelijkheid om zowel een visie te ontwikkelen voor een groter gebied als een ontwerpstudie voor specifieke objecten.

achtergrondinformatie Het Platform Erfgoed Aduard houdt zich bezig met de geschiedenis van Aduard. Op de plaats waar nu het dorp ligt, stond ooit een groot cisterciënzerklooster. Dit klooster was één van de grootste van Noord-Europa en was de aanleiding voor het ontstaan van het dorp Aduard. De eerste bebouwing van het dorp Aduard is ontstaan uit bouwmaterialen van het klooster. Het kloostermuseum en de historische verwijzingen in Aduard zijn de trekpleisters van het dorp en trekken jaarlijks ruim 5.000 bezoekers.

Het onderzoekDe doorontwikkeling van het centrum wordt vanuit een historisch oogpunt onderzocht. De vraag die centraal staat in dit onderzoek is: ‘Hoe kan het historische centrum van Aduard doorontwikkeld worden, zodat de toeristische aantrekkingskracht wordt vergroot?' Om de hoofdvraag te beantwoorden is er gekeken naar de kloosterperiode, de ontwikkeling van Aduard in de borgperiode, de stedenbouwkundige structuur, de landschappelijke structuur, de infrastructuur en de zichtbaarheid van historische objecten. Vervolgens is op basis van deze analyse de plek met de meeste potentie gekozen. Dit bleek de locatie te zijn waar het oorspronkelijke klooster heeft gestaan.

ConclusieNa een uitgebreide vormstudie is er een concept ontwikkelt waarmee verwacht wordt het toerisme te vergroten. Er is een ontwerp gemaakt voor seniorenhuisvesting in combinatie met een café, een expositieruimte en een lezingruimte. De vorm is aan de hand van de oorspronkelijke voetprint van het klooster ontworpen. Op deze manier kan een karakteristieke sfeer worden neergezet en wordt de binnentuin in ere hersteld. Er is tijdens dit gehele proces kritisch gekeken naar de duurzaamheid, de functionaliteit en de architectuur die we wilden neerzetten. Kortom, dit plan draagt bij aan de reeds aanwezige allure van Aduard.

Centrumplan aduard 1

-10-

Rik van BerkelNander BrinkerNiels Nijkamp

Page 13: Afstudeerbundel ABC 2013

-10- -11-

Page 14: Afstudeerbundel ABC 2013

Centrumplan aduard 2

-13--12-

In de gemeente Zuidhorn is een toekomstvisie opgesteld voor het dorp Aduard. Deze toekomstvisie, “het wonder van Aduard”, geeft verbetermogelijkheden en kansen voor het dorp. In het plan worden bepaalde locaties aangewezen waar verbetermogelijkheden aanwezig zijn. Naar aanleiding van dit rapport, gaat dit onderzoek over het invullen van een van deze locaties. De hoofdvraag van het onderzoek is: 'hoe kan de historische kern van aduard worden versterkt door een functie toe te voegen aan de locatie van het voormalig café Schipper?'

Het projectHet project bestaat uit twee delen, een onderzoek en een ontwerp. Het onderzoek is verdeeld in deelvragen. Door middel van analyses wordt getracht antwoord op deze vragen te geven. De eerste analyse betreft een stedenbouwkundig onderzoek naar de oude kern van Aduard. Hierbij wordt gekeken naar de ontwikkeling van dit gebied vanaf het einde van de kloostertijd tot nu toe. Hierna wordt meer naar de directe omgeving van het voormalig café Schipper gekeken. Het gaat hierbij om het straatbeeld van nu en vroeger, de eisen en voorwaarden voor het bouwen op de locatie en de best passende functie op de locatie.

Het ontwerp en het programmaHet opnieuw uitgraven van het oude verbindingskanaal en de geschiedenis van de locatie zijn de basis voor het ontwerp en het programma. Het programma bestaat uit een café en een aantal appartementen voor starters en ouderen. De functie café is een invulling van het wonder van Aduard, dat een openbare functie aangaf op de locatie. Ook is het een verwijzing naar café Schipper, dat vroeger op deze locatie stond.

de vormDe vorm is ontleend aan een boerderijschuur. In het concept zijn huis en schuur van elkaar gescheiden in twee elementaire vormen. De vorm van het huis is vereenvoudigd tot een doos. Het contrast tussen de twee vormen

wordt door materiaalgebruik en richting benadrukt. De appartementen liggen in het volume van de schuur. Het café ligt evenwijdig aan de Burgemeester Seinenstraat en ligt voor een deel in het Lindt zodat een zichtlijn ontstaat over het water op de stad Groningen.

Verschillende variantenOp basis van het definitieve concept zijn varianten opgesteld. De sterkste variant is verder ontwikkeld tot een voorlopig ontwerp. Met behulp van relatieschema’s en vlekkenplannen zijn de plattegronden samengesteld. Deze zijn ook beïnvloed door de andere uitgangspunten met betrekking tot het vormconcept en de situatie.

Voorlopig ontwerpDe uitgangspunten en randvoorwaarden zijn gebruikt bij het vertalen van het concept naar het voorlopig ontwerp. Het ontwerp is vervolgens technisch uitgewerkt. Er is onder andere gekeken naar de constructie, duurzaamheidsaspecten, esthetische maar ook praktische overwegingen bij het inrichten van het terrein. Hierbij valt te denken aan onder andere tuinen en buitenruimte voor de appartementen, parkeergelegenheid en een buitenterras voor het café. Er zijn een aantal zaken veranderd in bepaalde onderdelen van het ontwerp, die het ontwerp zowel in esthetisch als in functioneel opzicht versterken. Het eindproduct is een definitief ontwerp. Het definitief ontwerp is verbeeld in plattegronden, doorsneden, gevelaanzichten, isometrieën, impressiebeelden, details en animaties.

Jochem GroenendijkArwin HiddingMark Venema

Binnen woonkamer

Page 15: Afstudeerbundel ABC 2013

-13--12-

Interieur cafe

interieur woonkamer

Bewerkte render buiten

Bewerkt buitenplein

Buiten bewerkt

interieur woonkamer

Page 16: Afstudeerbundel ABC 2013

Als afsluiting voor de opleiding Bouwkunde aan de Hanzehogeschool Groningen hebben wij gezocht naar een afstudeerproject gerelateerd aan constructief ontwerp. Hierbij is onze keuze gevallen op het project naam ‘Erasmushiem’ te Leeuwarden. Ingenieursbureau Dijkhuis vervult de taak als constructeur binnen dit project en kan daarom worden gezien als opdrachtgever tijdens het afstudeerproject. Het ‘Erasmushiem’ betreft een woonzorgcentrum en bestaat uit twee delen; het ‘slingergebouw’ en het ‘MFC gebouw’. Ons afstudeerproject is gericht op de toren van het MFC gebouw. Door Ingenieursbureau Dijkhuis is aangegeven dat de hoofddraagconstructie van het gebouw relatief duur is. Om deze reden hebben we ons onderzoek gericht op een goedkopere hoofddraagconstructie.

OnderzoeksvraagOm de vraag van de opdrachtgever te kunnen beantwoorden hebben we een hoofdvraag opgesteld. Deze hoofdvraag luidt:

‘Welke hoofddraagconstructie is financieel het meest voordelig voor de toren van het ‘Erasmushiem’ te Leeuwaren?’.

OnderzoekVoor het beantwoorden van de hoofdvraag hebben we verschillende subdoelen opgesteld en uitgewerkt. We hebben vier hoofddraagconstructiematerialen gekozen om ons onderzoek in uit te werken, namelijk hout, beton, kalkzandsteen en staal. Bij deze hoofddraagconstructiematerialen hebben we verschillende vloersystemen uitgewerkt in een onderzoek. Het gaat hierbij om een houten kanaalplaatvloer, massief houten vloer, kanaalplaatvloer, breedplaatvloer en staalplaatbetonvloer.

Voordat we een ontwerpberekening kunnen maken hebben we eerst verschillen bouwstructuren opgesteld. Er is namelijk nooit één type bouwstructuur. Als er gekozen wordt voor een kolom- of wanden structuur, hoe worden deze kolommen of wanden dan geplaatst en hoe worden de vloeren overspand? Deze verschillende type bouwstructuren kunnen gecombineerd worden met verschillende hoofddraagconstructiematerialen en vloersystemen. Van deze combinaties zijn ontwerpberekeningen gemaakt, hierin worden de constructiematerialen gedimensioneerd. Vanuit de dimensionering hebben we een kostenraming gemaakt. Uit de kostenraming is gebleken dat aan de hand van deze ontwerpberekeningen de prefabbetonwanden en kanaalplaatvloeren de voordeligste optie is. Met deze twee elementen is het gebouw verder uitgewerkt.

ConclusieMet de gekozen structuur, de hoofddraagconstructie-materialen en het vloersysteem hebben we een uitgebreide berekening gemaakt voor de hoofddraagconstructie van het gehele gebouw. Hierin komen de fundering, de kern en de overige draagconstructie duidelijk naar voren. Met alle gegevens van de hoofddraagconstructie is een definitieve kostenraming gemaakt. Door de kostenraming te vergelijken met de kostenraming van de hoofddraagconstructie opgesteld door Ingenieursbureau Dijkhuis, is gebleken dat de hoofddraagconstructie berekend in ons afstudeerproject voordeliger is. Door het maken van een kostenvergelijking hebben we onze hoofdvraag beantwoord.

Constructie ‘erasmushiem’ te leeuwarden

-14-

Anke Nomden Tjitske Roem

-15-

Page 17: Afstudeerbundel ABC 2013

-14- -15-

Erasmushiem, Leeuwarden

Page 18: Afstudeerbundel ABC 2013

de eMG graansilo

-17-

Rania Al Djejab Marjolein Maatman

De EMG graansilo aan het Eemskanaal is sinds 2002 in beheer van de Gemeente Groningen. Het pand is zijn functie verloren door de bouw van de Berlagebrug, direct naast de graansilo. De silo is hierdoor niet meer te bereiken voor schepen die vroeger het graan aanleverden. De graansilo is een intrigerend monument met een lange geschiedenis.

Onderzoek Voor de Gemeente Groningen hebben wij onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van herontwikkeling van de EMG graansilo. Na het afronden van het onderzoek hebben we een ontwerp gemaakt. De hoofdvraag van ons onderzoek luidde alsvolgt: ‘Wat zijn de mogelijkheden tot herbestemming van de EMG graansilo?’

We hebben ons onderzoek opgedeeld in vier deelonderzoeken. Een historisch onderzoek, een technisch onderzoek, een stedenbouwkundig onderzoek en een onderzoek naar de wensen van betrokken externe partijen. Daarnaast is er een technisch onderzoek gedaan om te onderzoeken wat de potentie van de schil/draagconstructie was. Hieraan droeg ook het historisch onderzoek bij, omdat wij achterhaalden hoe het gebouw in de loop der jaren was ontstaan.

Uit het onderzoek is gebleken dat het pand zich goed leent voor meerdere functies. De functies die in het gebouw komen zijn een restaurant, een nachtclub, een expositieruimte en ateliers.

Ontwerp en ontwerpuitgangspunten Aan de hand van deze functiebepaling hebben we een ontwerp gemaakt. Uit het onderzoek hebben we ontwerpuitgangspunten vastgesteld die we tijdens de ontwerpfase in ons achterhoofd hebben gehouden. De belangrijkste ontwerpuitgangspunten waren

• Het behouden van de bestaande bouw en constructie;• Samenkomst van oud en nieuw;• Een realistisch en haalbaar ontwerp realiseren.

We hebben ervoor gekozen het ontwerp realistisch te houden. Vanwege de eisen omtrent de monumentenzorg was het alleen mogelijk de ‘niet-monumentale’ delen van het pand aan te pakken. Het gaat hierbij om de golfplatendelen aan de gevel. We hebben ervoor gekozen deze delen om te toveren tot glazen elementen aan de gevel die de bestaande constructie als het ware omhullen. Als voorbeeld de glazen slurf aan het pand; we hebben van deze graantransportband een entree gemaakt voor de expositieruimte.

ConclusieOnze conclusie is dat de EMG graansilo zich architectonisch en bouwtechnisch goed leent voor een herbestemming met als functies kunst, cultuur en creativiteit. Door de relatief makkelijke aanpassingen krijgt het pand een geheel nieuw uiterlijk die het historische uiterlijk versterkt. De investering die gedaan zal moeten worden kan na meerdere jaren terugverdiend worden.

en verder…Na het afronden van ons afstudeerproject hebben we met behulp van een presentatieboekje ons ontwerp bij alle betrokken partijen neergelegd. Hierdoor hebben we de vraag gekregen van nachtburgemeester Chris Garrit, beheerder van het pand, om ons ontwerp te presenteren aan allerlei betrokken experts.

-16-

Page 19: Afstudeerbundel ABC 2013

-17--16-

Page 20: Afstudeerbundel ABC 2013

Na tientallen jaren dienst te hebben gedaan in Groningen, besloot Royal Cosun de Suikerunie fabriek te sluiten. Nadat de fabriek grotendeels was gesloopt, is de Gemeente Groningen in 2011 eigenaar geworden van het terrein van 130 hectare. Omdat de stad de komende jaren al voldoende locaties beschikbaar heeft voor woningbouw, bedrijven en kantoren was er geen definitieve bestemming voor het terrein. In 2013 heeft de gemeente besloten om een tijdelijke plan voor 10 tot 20 jaar te ontwikkelen voor het Suikerunieterrein.

Het planOp dit moment ligt er een plan om de bewoners van de stad weer bewust te maken van waar hun voedsel vandaan komt. Daarnaast is het de bedoeling om de communicatie tussen producent en consument te verbeteren. De gemeente heeft daarom besloten de locatie opnieuw in te richten en wil hier een duurzame stadsboerderij bouwen.

urban farmingOm bovenstaande doelen te kunnen behalen is er onderzoek gedaan naar Urban Farming. Dit is een trend waarbij landbouw middenin de stad plaatsvindt. Er is gekeken hoe het terrein kan worden ingericht om mensen weer bewust te maken van alle energie die nodig is om voedsel te produceren. Door mensen de handen uit de mouwen te laten steken, worden ze weer begaan met hun eten en zien ze wat nodig is om voedsel te produceren. Zo zijn er bijvoorbeeld grote bakken geplaatst op het terrein waarin mensen hun eigen moestuintje kunnen beheren.

Het ontwerpNaast het idee van Urban Farming is er een ontwerp gemaakt voor de stadsboerderij in combinatie met een expositieruimte. Hier kunnen scholieren, grote groepen en toeristen zien hoe het leven op de boerderij is. Zo kunnen mensen de stal in kijken, er kan geknuffeld worden met kleinvee en ze kunnen de melk die de koeien produceren proeven bij de melkbar. In het paviljoen is een grote expositieruimte aanwezig waar een tentoonstelling kan staan over de voedselproductie. Kinderen kunnen in een practicumruimte onder de microscoop zien wat er onder andere in voedsel zit.

Het ontwerpHet ontwerp van de stadsboerderij refereert naar een oude loods en respecteert hiermee de oude fabriekspanden van de oude Suikerunie. Door het gebouw op te bouwen uit duurzame materialen, zoals hergebruikte palletplanken en kabelhaspelplanken, wordt er nagedacht over het Cradle to Cradle principe. Doordat de draagconstructie makkelijk demontabel is, kan het gebouw na een periode van 10-20 jaar gemakkelijk verplaatst worden.

ConclusieDoor al deze aspecten te combineren en centreren op het Suikerunieterrein ontstaat een gebied waar mensen worden bijgebracht over de productie van voedsel, waardoor de communicatie tussen producent en consument wordt verbeterd.

de stadsboerderij

-18-

Daan Hammink

Stadslandbouw

-19-

Page 21: Afstudeerbundel ABC 2013

-18-

ontwerp terrein Suikerunie

-19-

Page 22: Afstudeerbundel ABC 2013

In ons onderzoek hebben we een nieuw ontwerp gemaakt voor een bestaande leidingbrug. De opdrachtgever (Tebodin) wil in de toekomst de optie hebben om een duurzamere leidingbrug als mogelijk alternatief aan te bieden aan opdrachtgevers. We hebben vele materialen en mechanicamodellen vergeleken om daaruit de beste optie te kiezen.

OnderzoekVerschillende materialen zijn onderzocht. Hieruit bleek dat de eisen voor een leidingbrug voor veel materialen te veel is. Eén van de eisen is dat de constructie 50 jaar in de buitenlucht mee moet kunnen gaan. De enige realistische optie buiten staal, blijkt (gelamineerd) hout te zijn. Gelamineerd hout is relatief duurzaam te maken.

VergelijkingenEr zijn verschillende brugontwerpen vergeleken. Uit deze vergelijking bleek dat vakwerkconstructies het meest materiaalefficiënt zijn. Deze positieve uitkomst geldt ook wanneer er vanuit het oogpunt van Cradle to Cradle wordt gekeken. Een vakwerk bestaat uit veel afzonderlijke onderdelen die zich herhalen. Hierdoor kunnen de afzonderlijke (groepen) onderdelen goed worden hergebruikt voor een andere locatie of functie. De beste brugontwerpen en materialen zijn vervolgens gecombineerd.

ConclusieEr is een brug ontworpen met het Howe-vakwerk als basis. Als materiaal raden we aan om gelamineerde liggers te gebruiken. Wanneer deze brug Cradle to Cradle wordt uitgevoerd zal dit leiden tot complexe en boutrijke details. Vervolgens zijn maatgevende knopen en balken getoetst en gedetailleerd.

duurzaam alternatief leidingbruggen

-20-

Lucas Hafkenscheid Ad de Vet

Impressie

Page 23: Afstudeerbundel ABC 2013

-21--20-

empirische analyse abox: Healthy living

Ons afstudeerproject gaat over het ontwikkelen van een definitie voor Healthy Living in een afstudeerperiode van vier maanden. Het project bestaat uit het onderzoeken van de term Healthy Living en de toepassing hiervan in een dorp.

aanpakWe zijn begonnen met het maken van een projectplan, waarin onze intenties en een stappenplan beschreven staan. Daarnaast introduceren we in ons projectplan de te beantwoorden hoofd- en deelvragen voor Healthy Living. Een deel van onze vragen hebben we beantwoord door middel van literatuuronderzoek, waarin onze bevindingen staan van verschillende artikelen over Healthy Living. De bevindingen uit onze literatuurstudie hebben we verwerkt in een checklist om de twee dorpen Schildwolde en Glimmen te beoordelen en te analyseren. Van de twee dorpen hebben wij gekozen om Schildwolde aan te passen naar een beter Healthy Living dorp, omdat Glimmen zijn gemeenschap al goed genoeg voorziet van Healthy Living.

Healthy neighbourhood en social sustainabilityIn ons literatuuronderzoek hebben wij geconstateerd dat Healthy Living bestaat uit Healthy Neighbourhood en Social Sustainability met hun respectievelijke aandachtspunten. Healthy Neighbourhood omvat ruimtelijke ingrepen voor een stad of dorp die ervoor kunnen zorgen dat de gemeenschap een gezonde leefstijl heeft. Social Sustainability gaat over de duurzaamheid van een gemeenschap, waarbij de geestelijke gesteldheid wordt bevorderd.

Healthy living in schildwoldeMet deze gegevens en informatie vanuit onze literatuuronderzoeken en locatieanalyses hebben wij ruimtelijke ingrepen voorgesteld om Schildwolde meer ‘Healthy Living’ te maken. Dit hebben we vervolgens verwerkt in een ontwerpverslag. Wij hebben het hart van Schildwolde aangepakt en veranderd, omdat wij vonden dat het hart te weinig gebruikt werd door de gemeenschap. Ook waren

de wegen in het dorpshart gevaarlijk voor voetgangers en fietsers. We hebben het hart veranderd in een meer fietsers- en voetgangersvriendelijke omgeving, waar de gemeenschap bijeen kan komen en waar interactie en netwerken kan plaatsvinden. Daarnaast hebben wij nog kleine aanpassingen gemaakt voor een slecht onderhouden speeltuin, zodat het bruikbaar is geworden. Door middel van de onderzoeken en analyses hebben wij onze hoofdvraag: ‘Welke ruimtelijke ingrepen kunnen leiden tot Social Sustainability en een Healthy Neighbourhood?’ beantwoord in het onderzoeksrapport.

Bjorn Marsman Rik Okel

Denny Xu

Page 24: Afstudeerbundel ABC 2013

Het efficiënt en zuinig omgaan met energie is een belangrijk onderwerp van gesprek. Hoe kun je historische gebouwen renoveren tot comfortabele gebouwen met een laag energieverbruik en tegelijkertijd de monumentale waarden van het pand niet vergeten? Het is erg lastig om dergelijke panden geschikt te maken voor een woon- of werkfunctie. Met ons onderzoek ‘Energieke Restauratie’ doen wij praktijkgericht onderzoek op dit gebied.

doel van het onderzoekVanuit Bureau NoorderRuimte is ons gevraagd om onderzoek te doen naar de energieke restauratie van kerken en boerderijen. Op dit gebied wordt momenteel vrijwel geen praktijkgericht onderzoek gedaan. Evaluatie van uitgevoerde energieke restauraties blijft vaak achterwege. Van ervaringen kan hierdoor niet worden geleerd.

Het doel van ons onderzoek was om vanuit kwalitatief onderzoek conclusies te kunnen trekken over energieke restauraties. Het kwalitatieve onderzoek was in dit geval gericht op praktijkvoorbeelden die zijn uitgevoerd bij monumentale kerken en boerderijen. Het resultaat zal kunnen worden vertaald naar lesmateriaal voor studenten en professionals. Ook zullen stakeholders dit kunnen gebruiken als basis voor de energieke restauratie bij vergelijkbare monumentale gebouwen.

Het onderzoekDoor de energieke restauratie van vier monumentale panden, twee kerken en twee boerderijen, te onderzoeken, zijn er twee adviezen gegeven. Voor één van de projecten, de boerderij te Baard, is er een totaaladvies opgesteld. Dit advies is gebaseerd op onze onderzoeksvraag:

'Wat zijn de effecten op het gebied van bouwkundige-, installatietechnische-, architectonische- en energieopwekkende ingrepen bij de “Energieke Restauratie” van de boerderij te Baard?'

Daarnaast is een advies gegeven voor de energieke restauratie van monumentale kerken en boerderijen in het algemeen.

OnderzoeksmethodeOm basisinformatie te verkrijgen over de energieke restauratie hebben we interviews afgenomen bij drie stakeholders van elk project; de opdrachtgever, aannemer en architect. Onze conclusies zijn dus gebaseerd op in totaal twaalf interviews.

Van het project te Baard hebben we een evaluatieplan opgesteld. Hierin hebben we informatie van voor en na de energieke restauratie structureel met elkaar vergeleken. De caseomschrijvingen van de drie vergelijkbare projecten hebben de basis gelegd voor het trekken van conclusies.

resultaatOns onderzoek heeft tot de volgende producten geleid:• Caseomschrijving van alle vier de projecten• Een evaluatieplan van de boerderij te Baard• Een totaaladvies voor de boerderij te Baard• Een totaaladvies voor monumentale kerken en boerderijen in het algemeen• Een brochure waarin het onderzoek beknopt wordt weergegeven.

De uiteindelijke adviezen zijn opgedeeld in bouwkundige-, architectonische-, installatietechnische- en energie opwekkende ingrepen. Tevens hebben wij een advies gegeven over de contractvorm en de opname van een monumentaal pand, voor de energieke restauratie. In de interviews kwam namelijk duidelijk naar voren dat de communicatie bij dit soort projecten verbeterd kan worden.

energieke restauratie

-22-

Anton JagerPatrick Kloosterman Tom Ploeger

Page 25: Afstudeerbundel ABC 2013

-23-

Energieke Restauratie boerderij te Baard

Page 26: Afstudeerbundel ABC 2013

Onze opdrachtgever, Brinks Advies, heeft een basismodel ontwikkeld, vanuit dit basismodel is een gezins- en een bedrijfswoning ontwikkeld. Deze woningen moeten energieneutraal zijn en zichzelf voorzien van eigen energiebehoefte. Daarnaast was de eis dat de materialen Cradle to Cradle zijn; de materialen moeten geheel of gedeeltelijk hergebruikt kunnen worden.

Gezinswoning De gezinswoning is een twee-onder-een-kapwoning. De woning heeft vier slaapkamers, een woonkamer inclusief keuken, een badkamer, apart toilet en genoeg bergruimte. De zuidgevel bevat veel glas om in de winter minder te hoeven verwarmen. Het dak komt het beste tot zijn recht in de omgeving als het groen is. De koepelvorm is het concept van het ontwerp en daarom is het dak in twee richtingen bol. De zonnepanelen en zonnecollectoren bevinden zich op het dak.

bedrijfswoning De woning heeft twee grote slaapkamers met eigen badkamer, een woonruimte met open keuken en kookeiland, een ruime hal, een apart toilet, een grote werkruimte met eigen entree en een berging. De gevelindeling zorgt voor veel lichtinval in de woning en heeft een aantrekkelijke zakelijke uitstraling die past bij de doelgroep. Een vegetatiedak zorgt voor een natuurlijke en milieuvriendelijke uitstraling en komt tot zijn recht in zijn omgeving. De zonnepanelen kunnen het best gelokaliseerd worden op een garage of op een ander gebouw.

Materialen en constructie.De dakopbouw bestaat uit een OSB-plaat op de constructie met daarop BioFoam isolatie en met als waterdichte laag een EP-dakmembraan. Als drainage en substraatlaag zal een schuimmateriaal toegepast worden en als laatste laag zal een sedumrol aangebracht worden. De opbouw van de gevel bestaat uit een HSB-wand. Het isolatiepakket zal bestaan uit cellulose en houtvezelisolatie als plaatmateriaal. Aan

de buitenzijde zal voor de dichte gevel clickbrick worden toegepast en voor de houten delen, indien aanwezig, wordt accoya hout toegepast. De kozijnen zijn duo kozijnen die bestaan uit vuren, purenit en accoya. In de kozijnen zit drievoudig glas en een passiefdeur. De dragende constructie bestaat uit gelamineerde liggers en spanten, ook de kolommen zijn van hout. De vloer van de begane grond is een combinatievloer en voor de eerste verdieping is een houten vloer toegepast.

energieneutraalVoor het ontwerpen van de gezinswoning en bedrijfswoning is de schil van de woning minimaal uitgevoerd met een Rc-waarde van 5,0m2 K/W. De energieprestatiecoëfficiënt (EPC) van de collectieve gezinswoning is 0,13. De bedrijfswoning heeft een EPC van 0,32, dit komt waarschijnlijk doordat de woning vrijstaand is. In de gezinswoning en de bedrijfswoning zit een CO2-gestuurd ventilatiesysteem met natuurlijk aanvoer en mechanische afvoer. Daarnaast bevatten ze ook een combi-warmtepomp (voor het leveren van warmtapwater en warmte) en photovoltaïsche zonnepanelen in combinatie met een elektroboiler, zonnestroomboiler en een naverwarmer.

energieneutrale gezins- en bedrijfswoning

-24- -25-

Jolanda FeenstraKristian KnolMartthieu Mooijman

Bedrijfswoning

Gezinswoning

Page 27: Afstudeerbundel ABC 2013

Haalbaarheidsonderzoek prefab sanitaire unit binnen renovatiebouw

-25-

Tegenwoordig is prefab niet meer weg te denken uit nieuwbouwprojecten. De ontwikkelingen op het gebied van prefab sanitaire voorzieningen zitten in een stroomversnelling en steeds meer bouwbedrijven spelen hier op in. Echter komt de renovatiebouw qua toepassing van prefab sanitaire units niet mee. Maar waarom gaan deze bedrijven niet mee in het toepassen van een sanitaire unit? Onderzoek geeft inzage of er mogelijkheden zijn om prefab sanitaire units toe te passen in de renovatiebouw.

Waarom dit project?Vanuit Bouwgroep Dijkstra Draisma is de vraag gekomen of door de toepassing van een prefab sanitaire unit in de renovatiebouw ook geld en tijd bespaard kan worden. Het onderzoek richt zich tot woningen uit het tijdperk 1960 tot 1990. Deze woningen worden momenteel volop gerenoveerd. De conclusies van het onderzoek moet uitwijzen of er kosten en tijd bespaard wordt door het toepassen van een prefab sanitaire unit in de renovatiebouw.

Hypothese Wij hebben gewerkt met de volgende hypothese: 'Het traditionele proces van de renovatie van badkamers uit de woningbouw gebouwd in tijdperk 1960 tot 1990 is efficiënter, sneller en goedkoper uit te voeren met behulp van prefab onderdelen of complete sanitaire units.'

WerkwijzeDrie onderzoeken staan centraal. In het eerste onderzoek worden de bouwkundige kenmerken van woningbouw uit het tijdperk 1960 tot 1990 onderzocht. Als tweede een generiek onderzoek naar een prefab sanitaire unit. In het laatste onderzoek hebben we gekeken naar de uitvoeringsmogelijkheden om een prefab sanitaire unit in bestaande woningbouw te plaatsen. Aan de hand van het laatste onderzoek hebben we vier mogelijkheden vastgesteld en onderzocht:

• Sanitaire unit via het dak in de woning plaatsen• Sanitaire unit via de gevel in de woning plaatsen• Sanitaire unit in delen toepassen (glasvezelversterkt polyester unit)• Sanitaire unit in delen toepassen (vervaardigd van HSB, geleverd uit eigen timmerfabriek)

Het laatste hoofdstuk is door middel van technische schetsen compleet uitgewerkt. Voor een realistische begroting zijn er, ten behoeve van een prefab sanitaire unit, drie offertes aangevraagd bij verschillende fabrikanten.

ConclusieHet onderzoek wijst uit dat de hypothese deels kan worden bevestigd. Het traditionele proces is daadwerkelijk efficiënter, sneller en goedkoper uit te voeren mits de unit in delen wordt geplaatst. Het verschil tussen de traditionele manier van renoveren en het uitvoeren van een prefab sanitaire unit in delen is ongeveer 680 euro per woning. Bij een groot renovatieproject van bijvoorbeeld 80 woningen is de besparing aanzienlijk. Tevens is dit de goedkoopste oplossing. Daarnaast neemt de totale bewerking per woning 22,5 uren in beslag. Ten opzichte van de overige onderzochte systemen is dit de meeste goedkope, en makkelijke manier van renoveren.

Erik van LangJan Pieter Reitsema

Page 28: Afstudeerbundel ABC 2013

De panden aan de Rijnsestraat 8 tot en met 26 en Oosterstraat 2 te Coevorden staal al geruime tijd leeg. Deze panden zijn aan verpaupering onderhevig en hebben een (nieuwe) functie nodig. De opdrachtgever Domesta heeft tot op heden nog geen goede invulling voor deze panden kunnen bedenken. De afstudeergroep HDRT Architecture is gevraagd onderzoek te doen naar een (nieuwe) functie voor deze panden. Het doel van dit onderzoek is het ontwikkelen van een ontwerp voor de locatie waarin een functie zijn huisvesting kan vinden. Tegelijkertijd moet deze functie binnen de context van de locatie passen en zal deze van betekenis zijn voor Coevorden.

Onderzoeksvragen De volgende onderzoeksvragen zijn opgesteld om tot het doel te komen: • Welk advies ten aanzien van renoveren komt naar voren na een globaal onderzoek van de technische staat van de gebouwen? • Naar welke functie is er vraag in het centrum van Coevorden? • Wat is de stedenbouwkundige context van de locatie? • Hoe is het te realiseren ontwerp met de functie in te passen in de context van de locatie?

Aan de hand van een technisch onderzoek, een functieanalyse en een stedenbouwkundig onderzoek zijn er uitganspunten opgesteld en meegenomen in het ontwerp dat leid naar de (nieuwe) functie.

Opname technische staat Voor een gefundeerd advies voor het renoveren van de gebouwen aan de Rijnsestraat is de huidige bouwkundige- en constructieve staat van de gebouwen in kaart gebracht. Het onderzoek is uitgevoerd volgens de NEN 2767. Het doel is het geven van aanbevelingen van mogelijke werkzaamheden om de panden te renoveren.

stedenbouwkundig onderzoek Het stedenbouwkundig onderzoek analyseert de stedenbouwkundige opbouw van de stad Coevorden. Om een antwoord te krijgen op de vraag wat de stedenbouwkundige context is van de locatie, zijn er vier onderwerpen op twee verschillende niveaus behandeld. De vier onderwerpen zijn bebouwing, infrastructuur, groen en waterwegen en voorzieningen.

functieanalyse De leegstaande panden aan de Rijnsestraat te Coevorden moeten een (nieuwe) functie krijgen. De opdrachtgever, woningcorporatie Domesta, heeft al meerdere malen onderzoek gedaan naar een (nieuwe) functie, maar is nooit tot een geschikt plan gekomen. Het rapport functieanalyse bevat een voorstel voor twee functies voor de leegstaande panden aan de Rijnsestraat.

(nieuwe) functie Uit de functieanalyse blijkt dat starterswoningen en ambachtswinkels de meest toekomstbestendige functies zijn en tevens het best op de locatie passen. Bij het maken van het ontwerp is rekening gehouden met het Bouwbesluit 2012 en Programma van Eisen per functie.

resultaat Voor zowel de starterswoningen als de ambachtswinkels zijn ontwerpen gemaakt en ieder ontwerp is op een verschillend niveau uitgewerkt. Voor de starterswoningen zijn er enkel interieurvoorstellen gemaakt en uitgewerkt op schetsontwerpniveau. Dit heeft te maken met het feit dat een aanbeveling is om de woningen te verkopen onder het concept ‘kluswoningen’. Bij de kluswoningen renoveert de woningcorporatie Domesta de buitenzijde van de woning en is de binnenzijde van de woning een renovatieproject voor de toekomstige bewoner.

Door het maken van voorstellen voor het interieur ziet een eventuele koper wat de mogelijkheden zijn wanneer de koper de woning wil verbouwen. Voor de ambachtswinkels is een ontwerp gemaakt in het hoekpand aan de Rijnsestraat. Met dit ontwerp is er plaats gemaakt voor vier ambachtswinkels. Ieder met een verschillende grootte. Boven de ambachtswinkels is in de bestaande situatie een huurwoning gesitueerd. Deze is in het nieuwe ontwerp eveneens opgenomen. In het ontwerp heeft de woning een eigen identiteit gekregen en is het nu de eyecatcher van de straat.

Hdrt architecture

-26-

Herbert Bron Ruwen HelderThomas Kamphuis Dennis Oosthof

Page 29: Afstudeerbundel ABC 2013

-27-

Page 30: Afstudeerbundel ABC 2013

Ondanks het feit dat het westen van Nederland groeit, is er in steeds meer gemeenten sprake van bevolkingskrimp. In 2006 was dit in 226 van de 458 gemeenten het geval. In Groningen gaat het om de gemeentes De Marne en de regio’s Oost-Groningen en Eemsdelta. Krimp heeft grote gevolgen voor de bevolkingssamenstelling in deze gebieden, het percentage ouderen komt steeds hoger te liggen. Er komen steeds meer huizen leeg te staan en voorzieningen zoals scholen, winkels en verenigingen verdwijnen. Dit kan de kwaliteit van een woongebied negatief beïnvloeden.

OnderzoekIn buitenlandse studies wordt gerefereerd naar begrippen als social sustainability en healthy neighbourhood. Zijn deze begrippen van toepassing op de leefbaarheid in Groningse krimpgebieden? Om dit te onderzoeken is de volgende hoofdvraag geformuleerd: ‘Hoe ziet een levensloopbestendige woonomgeving eruit, in relatie met de begrippen ‘social sustainability’ en ‘healthy neighbourhood’?

Na het opstellen van de hoofdvraag met de daarbij behorende deelvragen is er vanuit de onderzoeksgroep nog een extra vraag geformuleerd. Hierbij worden de resultaten uit het literatuuronderzoek en de analyse toegepast op één van de testcases.

‘Zijn er ruimtelijke interventies nodig om de levensloopbestendige woonomgeving van één van de onderzoeksdorpen te verbeteren, en zo ja, welke?’

literatuurEen levensloopbestendige woonomgeving is een breed begrip. Het onderzoek is afgebakend door het in relatie te brengen met de begrippen social sustainability en healthy neighbourhood. Verscheidene wetenschappelijke artikelen en literatuur zijn bestudeerd om een eigen definitie te kunnen geven aan de hierboven genoemde begrippen. Ook is er een relatie is gelegd met het begrip levensloopbestendige woonomgeving.

empirische analyseEr is gekozen om twee cases van dorpen te vergelijken uit verschillende gemeenten. Na het rekening houden met enkele randvoorwaarden is gekozen voor de dorpen Middelstum uit de gemeente Loppersum en Ulrum uit de gemeente De Marne.

Een checklist is gebruikt als hulpmiddel om de testcases te toetsen op levensloopbestendigheid. De checklist is opgedeeld in de thema’s fietsers, voetgangers, openbaarvervoer, voorzieningen en openbare ruimte. Elk thema bestaat uit verschillende punten waar de woonomgeving aan dient te voldoen. In combinatie met achtergrondinformatie van Middelstum en Ulrum zijn de dorpen geanalyseerd.

Beide dorpen hebben aan de hand van de checklist en analyse op de totale score een voldoende behaald. Echter zijn er voor beide dorpen verbetermogelijkheden. Op basis hiervan is voor beide dorpen een advies geschreven om de woonomgeving levensloopbestendiger te maken.

OntwerpNa het afronden van de empirische analyse is ervoor gekozen om voor Ulrum een ontwerp te maken ter verbetering van de levensloopbestendigheid. Ulrum heeft een winkelstraat dat in de kern van het dorp ligt, de Noorderstraat. Echter is deze straat onaantrekkelijk, niet overal even praktisch en het doorgaande verkeer mag er 50 km/h rijden. Het moet een aantrekkelijke straat worden met meer groen en de uitstraling en functie van een winkelstraat.

Healthy living; een levensloopbestendige woonomgeving

-28-

Ruben GeertsmaAnna van der Wal

Page 31: Afstudeerbundel ABC 2013

-29--28-

Page 32: Afstudeerbundel ABC 2013

-30-

Het afstudeerproject van Perry de Bruijn en Ruben Kaipatty betreft de herbestemming van een bestaand kantoorgebouw, de Zwarte Doos (1972) te Groningen. Het project is onder begeleiding van TEAM 4 Architecten uitgevoerd.

aanleidingHet thema van dit afstudeerproject, herbestemming, speelt in op een tweetal problematieken in de vastgoedsector. Het eerste probleem omvat de enorme kantoorleegstand. In Groningen staat circa 15% van de kantoorgebouwen leeg, dit komt overeen met het landelijk gemiddelde. Dit staat gelijk aan een oppervlak van 7,2 miljoen vierkante meter! Het tweede probleem is het kameraanbod in Groningen. Groningen is een groeiende jongerenstad. Doordat vraag en aanbod niet meer overeenkomen, is een tekort aan studentenkamers ontstaan.

Het projectBelangrijke uitgangspunten van de manifestatie BouwJong! zijn meegenomen in de uitvoering van het project. Dit zijn onder andere de bevordering van de interactie tussen bewoners en met de wijk en omgeving. Een laatste uitgangspunt is de keuze voor zelfstandige wooneenheden. Erg belangrijk, want op de manier komen de studio’s en appartementen in aanmerking voor huurtoeslag. Hierdoor kunnen kwalitatief hoogwaardige woningen aangeboden worden tegen een aantrekkelijke prijs.

Het stramien van De Zwarte Doos is uitermate geschikt voor huisvesting van jongeren. Het gebouw bestaat uit twee standaard type eenheden, de diepe woning en de ondiepe woning. Een flexibele indeelbaarheid maakt het mogelijk om deze te koppelen. Hierdoor worden riantere eenheden gecreëerd die inspelen op de verscheidenheid in wensen van jongeren. In totaal omvat het plan 290 wooneenheden voor jongeren (optimale situatie 322 eenheden). Op langere termijn zouden de eenheden eventueel geschikt zijn voor bijvoorbeeld zorgwoningen.

De omvang van het gebouw maakt het mogelijk om meerdere functies te bevatten. Zo zijn op de begane grond commerciële bedrijfsruimten, een studielandschap en bedrijfsruimten voor starters meegenomen in ons plan.Tot slot is de constructie van het gebouw vors overgedimensioneerd. Hierdoor is er de mogelijkheid om een extra bouwlaag op het gebouw te realiseren in de vorm van een optopping. Deze omvat een viertal penthouses, volledig losgekoppeld van onderstaande jongerenwoningen.

HaalbaarheidGedurende onze afstudeerperiode zijn vanuit Den Haag een aantal veranderingen doorgevoerd die grote invloed hebben op de haalbaarheid van ons project. Voorheen werd de maximale huurprijs van een woning bepaald aan de hand van het puntenstysteem. In de nieuwe situatie mag de maximale huurprijs 4,5% van de WOZ-waarde van het gebouw bedragen.

De invoer van deze maatregel heeft als gevolg dat de huurprijzen in de Randstad vors zijn gestegen en buiten de Randstad juist vors zijn gedaald. Als gevolg van deze maatregel zijn veel grote ontwikkelaars afgelopen jaar failliet verklaard. Momenteel wordt overwogen om deze methode aan te passen. Om het traject zo realistisch mogelijk te benaderen zijn wij in ons project uitgegaan van de oude situatie, het puntensysteem. Volgens een globale haalbaarheidsberekening is gebleken dat het project onder deze omstandigheden haalbaar is.

Herbestemming de Zwarte doos

Perry de BruinRuben Kaipatty

-31-

Page 33: Afstudeerbundel ABC 2013

-30- -31-

Page 34: Afstudeerbundel ABC 2013

Herinrichting dorpshuis ’t schanshuus niezijl

Niezijl is een klein dorp tussen Grijpskerk en Zuidhorn aan de Friesestraatweg. Het dorp telt bijna 500 inwoners. In Niezijl staat ’t Schanshuus, een voormalig schoolgebouw uit 1899 dat in de jaren ’60 is omgebouwd tot een dorpshuis. Namens de opdrachtgevers, Stichting Dorpshuis Niezijl en de Vereniging dorpsbelangen Niezijl, zijn wij gevraagd een advies te schrijven voor herinrichting van ‘t Schanshuus.

VerbeterpuntenAls afstudeergroep van drie hebben wij zowel het gebouw als het dorp geanalyseerd. Hierbij zijn diverse punten naar voren gekomen ter verbetering. In de huidige situatie staat het dorpshuis achter een woning. Hierdoor is ’t Schanshuur slecht zichtbaar en is er slechts een klein plein aanwezig voor evenementen. Op termijn heeft het dorpshuis de mogelijkheid om de voorgelegen kavel op te kopen.

Middels een analyse hebben we moeten concluderen dat de voorgelegen woning gesloopt dient te worden. De staat van dit woonhuis is dermate slecht dat behoud, geheel of gedeeltelijk, onbetaalbaar is door de hoge onderhoudskosten.Met als uitgangspunt dat de voorgelegen woning gesloopt wordt, ontstaat er een grote ruimte waar een nieuwe bestemming voor gevonden dient te worden.

OntwerpVoor het bestaande gebouw zijn verbeterpunten opgesteld en uitgewerkt in een ontwerp. Hierbij is een nieuwe functie toegekend aan de gymzaal en zal de kleine zaal/bar verder geïsoleerd worden. De gymzaal zal het karakter krijgen van een recreatiezaal door een nieuwe PVC vloer met houtstructuur en nieuw aan te brengen kozijnen in de voorgevel.

Voor het voorgelegen terrein is een programma van eisen opgesteld. In deze eisen dienden wij rekening te houden met de beeldkwaliteit van het gebouw en zijn aanbouwen plus het oude historische centrum. Uiteindelijk is het plan ontstaan om het terrein op te delen in drie zones; de parkeerzone, bufferzone en pleinzone. Voor iedere zone zijn uiteindelijk twee varianten ontworpen zodat de opdrachtgevers kunnen kiezen en verder kunnen groeien.

In eerste instantie is het mogelijk om te kiezen voor een goedkope oplossing (ontwerp 1). Van hieruit kan verder doorgegroeid worden naar een duurdere variant (ontwerp 2). In de meest dure variant voor de bufferzone is een bouwobject geplaatst waarin een bar en fietsenstalling is opgenomen. Beide totaalplannen passen in het beeldkwaliteitplan voor het dorp Niezijl.

-32-

Peter van HeukelemMaria Nienhuis Oedze de Vries

bestaande situatie -33-

Page 35: Afstudeerbundel ABC 2013

-32- interne verbouwing gymzaal

ontwerp 1

ontwerp 2

-33-

Page 36: Afstudeerbundel ABC 2013

invoering Wabo bij de Gemeente aa en Hunze

-34-

Met het invoeren van de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) op 1 oktober 2010 is er veel veranderd in gemeentelijk Nederland. Voor 1 oktober 2010 bestonden er verschillende vergunningen als bouw-, sloop- en kapvergunningen. Met de komst van de Wabo is alles samengevoegd tot één procedure die in één keer kan worden ingediend bij het bevoegd gezag. Dit betekent dat er ook één besluit wordt genomen over de verschillende componenten. Hoofdmotief achter het invoeren van de Wabo is het aanbieden van een betere dienstverlening en het verlagen van de lasten voor zowel klant als bevoegd gezag.

OpdrachtMet de invoering van de Wabo is het gehele werksysteem op de schop gegaan. De opdracht voor mij was om bij de Gemeente Aa en Hunze het werkproces in kaart te brengen en daar waar mogelijk te verbeteren. Omdat er bij de Gemeente Aa en Hunze af en toe problemen waren om de wettelijke termijn van een reguliere procedure te halen (8 weken), had ik de taak om te onderzoeken wat de oorzaak was. Aan de wetgeving op zich is weinig veranderd. De uitdaging voor de Gemeente Aa en Hunze lag vooral in het reorganiseren van het werkproces. Digitalisering speelt mede door de intrede van de Wabo een grote rol in dit proces.

De Gemeente Aa en Hunze heeft er voor gekozen om een hoog serviceniveau aan te bieden aan de klant. Omdat de gemeente in beginsel een dienstverlenende instelling is staat de klant centraal. Dit procesmatige serviceniveau houdt hoofdzakelijk in dat er veel tijd wordt gestoken in het vooroverleg. Door de klant uitgebreid te informeren over de (on)mogelijkheden van het plan worden de kaders voor zowel de klant als de gemeente duidelijk. Voordeel is dat de afhandeling van de officiële procedure slechts een juridisch/administratieve afhandeling wordt. Nadeel is echter dat er veel tijd wordt gestoken in projecten die uiteindelijk geen doorgang vinden.

ConclusiesUit mijn onderzoek is gebleken dat de hoofdreden van het niet altijd goed functioneren van de vergunningverlening is terug te brengen naar twee oorzaken, namelijk de controle en het overzicht van het proces. De manier van werken, de onderlinge afspraken en het systeem dat gehanteerd wordt is in principe goed. Dit komt voornamelijk omdat de medewerkers met de invoering van de Wabo een meer coördinerende rol hebben als het controleren en toetsen aan hun specifieke werkveld.

De meeste tijd gaat verloren door de fouten in de automatisering van het proces. In deze tijd, waarbij steeds meer digitaal beschikbaar wordt en de afhankelijkheid van computersystemen is vergroot, is dit niet de bedoeling. Naast het voorkomen van de fouten is het systeem kan de Gemeente Aa en Hunze ook een slag maken in het digitaliseren van bijvoorbeeld het archief en bestemmingsplannen. Door dit digitaal benaderbaar te maken kan veel tijd worden gewonnen.

Conclusies uit mijn onderzoek zijn weergegeven in de veel voorkomende problemen, oplossingen om deze te voorkomen en aanbevelingen om het proces op zich te vergemakkelijken.

Naast het onderzoek naar het proces heb ik deels meegewerkt binnen de organisatie. Dit had als doel om inzicht te krijgen in de organisatie, feeling te krijgen met de materie die de vergunningverlening en de Wabo inhoudt. Aan het eind van mijn periode was ik volledig zelfstandig in staat om een omgevingsvergunning te verlenen.

Pepijn van der Vinne

Page 37: Afstudeerbundel ABC 2013

-34- -35-

Page 38: Afstudeerbundel ABC 2013

Het bestaande pand aan de Dierenriemstraat 100 te Groningen heeft een dusdanig slechte staat dat er voor de overgang van kantoorfunctie naar woonfunctie een aantal veranderingen zullen optreden. In ons afstudeerproject hebben wij onderzocht welke ingrepen moeten worden gedaan om het gebouw klaar te maken voor haar nieuwe functie: woonruimte voor jongeren.

GevelconceptDe huidige schil voldoet niet aan de energie-eisen en zal in zijn geheel verwijderd worden. De bestaande draagconstructie wordt hierbij wel behouden. De vernieuwde schil wordt een HSB-element met verticale houten bekleding als afwerking. De twee verschillende draagconstructies liggen niet op één lijn waardoor verspringing in de gevellijn optreedt. De gevellijn van het achterste gedeelte komt verder naar buiten te liggen om een extra dimensie aan het pand te geven. Om esthetische redenen is besloten de raamkozijnen wel op dezelfde lijn te leggen. Doordat het bestaande betonnen prefab binnenblad blijft, zullen de huidige gevelopeningen behouden blijven. Aan de voorzijde worden, om een link met het ontwerp van de jaren ’60 te leggen, horizontale gevelopeningen toegepast. Die veranderingen zullen ertoe leiden dat er een gevel met een minimale Rc-waarde van 5,0 wordt behaald.

(Her)indeelbaarheidBij de herindeling zijn er per verdieping 16 appartementen van ongeveer 32 m2 gerealiseerd. Op de begane grond zijn het er 8. Het bestaande pand wordt op deze manier getransformeerd tot woontoren met 73 sociale huurappartementen voor jongeren. De zelfstandige units bestaan uit één ruimte voor slapen, koken en wonen met een aparte badkamer. Daarnaast is er toegang tot een privé inpandig balkon. Op de begane grond is een grote entree en een fietsenberging. Toegang tot deze berging kan van zowel binnen als buiten.

Het gehele pand krijgt een extra dimensie door bovenop het bestaande bouwdeel een optopping te realiseren met ruimte voor 8 appartementen met een oppervlak van 60m2. Deze appartementen zijn groter, hebben een aparte slaapkamer en een dakterras. Er is besloten om esthetisch een duidelijke scheiding tussen bestaand en nieuw te hanteren. De ‘houten doos’ is natuurlijk en statisch, terwijl de optopping modern en bewegelijk is. Op deze manier wordt een optimaal contrast gecreëerd, terwijl het pand wel één geheel blijft.

Optopping van vezelversterkt kunststofDe draagconstructie van de optopping wordt ontworpen van vezelversterkt kunststof, een materiaal die in de bouwwereld zijn weg nog moet vinden. Het is verstandig om eerst kennis van het materiaal op te doen, we hebben daarom onderzoek gedaan naar materiaaleigenschappen als stijfheid en sterkte. Opvolgend aan dit onderzoek is het ontwerp van de draagconstructie van de optopping. Dit ontwerp is opgedeeld in stabiliteit van de optopping, ontwerp van de constructieve vloer, ontwerp van een ligger, ontwerp van een kolom en ontwerp van een vakwerk.Gebleken is dat niet de hele draagconstructie kan bestaan uit vezelversterkt kunststof, de liggers en het vakwerk zullen bestaan uit staal.

Om aan te tonen of de optopping op het huidige constructie geplaatst kan worden zijn constructieve berekeningen gemaakt. Deze berekeningen moeten uitwijzen of de huidige constructie voldoende capaciteit heeft om de extra belastingen uit de optopping af te dragen.

KOP van Paddepoel: Herontwikkeling dierenriemstraat 100

-36-

Sanne HarmsenDaniël Huisman Katrien PetersGosse Slager

Indeling

Page 39: Afstudeerbundel ABC 2013

-36- -37-

Ontwerp in 2013

Bouw in 1966

Verbouw in 1990

Page 40: Afstudeerbundel ABC 2013

-38-

Het afstudeerproject ‘Renovatie Poppodium Vera’ is een bouwkundige opgave waarin wij antwoord geven op de vraag hoe het pand aan de Oosterstraat 44 Groningen te verbeteren is. De verbetering van het functioneren wordt weergegeven in een advies dat bestaat uit een renovatieplan. Tijdens de opstartfase van ons afstudeerproject is een projectplan opgesteld bestaande uit vier fasen: het vooronderzoek, de schetsontwerpen, het voorlopige ontwerp en het definitieve ontwerp.

VooronderzoekTijdens het vooronderzoek wordt onderzocht hoe het pand functioneert. Door middel van gesprekken met de opdrachtgever, bezichtigingen van het pand en onderzoek naar de doorstroming van de entree hebben wij inzicht verkregen in de problemen die zich binnen het pand voordoen. Daarnaast is het pand ruimtelijk vergeleken met een soortgelijk pand, een precedent onderzoek. Uit de onderzoeken is geconcludeerd dat de slechte functionaliteit van het pand aan Oosterstraat 44 vooral veroorzaakt wordt door de privéruimten die niet direct bijdragen aan de publieke functie. Deze ruimten hebben een onduidelijke functie en worden daardoor niet efficiënt gebruikt. Ook heeft de minimale toegankelijkheid voor minder valide bezoekers en werknemers een invloed op het functioneren. Deze zijn puntsgewijs opgenomen in het programma van eisen.

schetsontwerpenHet programma van eisen is vertaald naar verscheidende schetsontwerpen. Deze ontwerpen hadden voornamelijk betrekking op de entree, de ruimten zonder duidelijke functie en onze visie op de monumentale waarde van het pand. De ontwerpen zijn gepresenteerd aan de opdrachtgever. Hier zijn keuzes gemaakt: een nieuwe entree die zich bevindt in het naastgelegen pand van Arke, een nieuw trappenhuis over de gehele hoogte van het pand inclusief een lift. Tot slot worden er wijzigingen doorgevoerd bij de herentoiletten, de zolder en ruimten in het achterdeel van het pand.

Voorlopig ontwerpHet voorlopig ontwerp is een digitale uitwerking van de gekozen schetsen waarbij de feedback van de opdrachtgever is meegenomen. Deze is vervolgens getoetst aan het programma van eisen en waar nodig gewijzigd ten behoeve van het bouwbesluit. Het product is een renovatieplan van het gehele pand op VO-niveau waarin ruimtelijk antwoord wordt gegeven op de vraag.

definitief ontwerpDe laatste fase, het definitieve ontwerp is een uitwerking van de producten behorende bij een bouwaanvraag. Er is gekozen om een deel van het renovatieplan, het nieuwe trappenhuis, uit te werken. Verschillende materialen zijn getoetst in een multicriteria-analyse en vervolgens geïntegreerd in het tekenwerk. Om de energiebesparing van het nieuwe trappenhuis te vergelijken met het bestaande trappenhuis is een energierapport opgesteld. Toegevoegd aan deze fase zijn enkele uitvoeringaspecten zoals de ontwerpbegroting, de bijbehorende planning en het V&G plan.

ConclusieHet renovatieplan geeft een overwogen antwoord op de vraag hoe de functionaliteit van het pand aan de Oosterstraat 44 verbeterd kan worden. Het resultaat: een nieuwe entree en trappenhuis waarbij het pand grotendeels toegankelijk is voor mindervaliden en het pand efficiënter is ingedeeld.

renovatie Poppodium Vera

André Bronsema André MosLaura Werkman

Ontwerp entree Oosterstraat 46

Page 41: Afstudeerbundel ABC 2013

-38-

renovatie Poppodium Vera

-39-

Vera in de Oosterstraat Definitief ontwerp - Doorsnede D-D

Page 42: Afstudeerbundel ABC 2013

-40-

In de laatste jaren treedt er in steeds meer gebieden in Nederland krimp op, het aantal leeglopende dorpen groeit langzamerhand. Groningen is hier één van de voorlopende gebieden in, er zijn hier al duidelijke gevolgen te zien die krimp met zich meebrengt. Aan deze ontwikkelingen is weinig te doen, er kan enkel geanticipeerd worden op de veranderingen die voortkomen uit krimp.

Het onderzoekHet onderzoek richt zich op de oplossingsrichtingen binnen het onderwerp, er zal door middel van een vooronderzoek worden achterhaald wat er wordt gemist in een krimpdorp. Waarop vervolgens een product zal worden ontwikkeld om dit gemis op te vangen.

achtergrondinformatieVerwacht wordt dat Nederland in het jaar 2038 in zijn geheel zal gaan krimpen. Krimp is al gaande in sommige regio's in het land. In de randgebieden van Groningen, Zeeland en Limburg is krimp al goed te merken. Bevolkingsdaling is niet of slechts in beperkte mate tegen te houden, er is dus weinig tegen te doen. Er zal in plaats van bestrijdingsregelingen moeten worden gedacht aan begeleidende maatregelen om te anticiperen op krimp. Hierbij moet er rekening gehouden worden met alles wat er bij krimp komt kijken. Krimp alleen bestaat namelijk niet, het gaat altijd gepaard met andere ontwikkelingen. In alle gevallen van krimp komt vergrijzing, ontgroening en een hoog migratiecijfer voor. Deze aspecten kunnen zowel een oorzaak als een effect van krimp zijn. Daarnaast zullen er per krimpregio ook nog andere aspecten meespelen in het fenomeen krimp.

toekomstperspectiefAls er niet wordt ingespeeld op krimp zal het aantal inwoners verder dalen in de krimpgebieden, waardoor er een nieuwe sociale samenstelling zal ontstaan. Hierbij zal een groter aandeel aan ouderen en kansarme gezinnen overblijven. Dit zorgt voor een grotere vraag aan zorg en

geschikte huisvesting. Dit kan echter niet gerealiseerd worden en zal leiden tot een groter tekort aan aanbod. Ook zullen er meer voorzieningen wegtrekken en zal er een schaalvergroting opspelen. Een grotere leegstandsgraad zal opspelen, in woningen en in detailhandel. Deze factoren zorgen ervoor dat de krimpgebieden in Groningen in de toekomst een nog slechtere leefbaarheid hebben als er geen maatregelen worden getroffen.

situatie in WarffumHet dorp Warffum ligt in één van de krimpgebieden in Groningen. In het dorp ontstaan ontwikkelingen die ook spelen in de meeste andere krimpgebieden. Warffum is een dorp in de Eemsdelta en kampt net als de rest van het gebied met krimp. Het percentage ouderen in het dorp loopt langzaam maar zeker op. De vraag naar seniorenwoningen is zeer hoog en overstijgt het aanbod. Er is daarentegen veel aanbod van eengezinswoningen, waar nu simpelweg geen vraag voor is. Dit is terug te zien aan het groeiende aantal woningen die te koop worden aangeboden, zij zijn vrijwel onverkoopbaar en stapelen zich op.

OplossingOm te voldoen aan de hoge vraag naar passende woningen voor het grote aandeel aan ouderen in het dorp, zal in Warffum een verandering in de woningmarkt moeten komen Er zal een groter aanbod moeten komen van seniorenwoningen, die passen bij de wensen die de inwoners hebben. Met behulp van het dorp, zorginstellingen en de opdrachtgever, kan er een product worden ontwikkeld die de vraag naar specifieke woningen kan beantwoorden. Met gebruik van een productontwikkelingsplan heeft een product zich kunnen ontwikkelen, dat geschikt is voor de vraag naar seniorenhuisvesting. Naast gebruiks- en technische eisen wordt er bij productontwikkeling ook gekeken naar de markt en marketing, hoe het product zo slim mogelijk op de markt te brengen en verkoopbaar te maken.

Het productDoor ons onderzoek is er een product ontstaan die het voor ouderen mogelijk maakt om langer in hun eigen woning, en dus ook in het dorp te blijven wonen. Het is een tijdelijke huisvestingsunit die gebruikt kan worden als uitbereiding van de bestaande woning. De unit voldoet aan de eisen die zorginstellingen stellen voor geschikte seniorenwoningen. Het is gemaakt van duurzame producten (o.a. bamboe) en kan meerdere keren worden gebruikt. Ook zal het voldoen aan de uiterlijke eisen die bewoners stellen, en zal er voor iedereen een optie zijn naar hun smaak.

Ouderen in Krimpdorpen

Marilu de Bies

Page 43: Afstudeerbundel ABC 2013

-40- -41-

Page 44: Afstudeerbundel ABC 2013

-42- -43-

In tijden van financiële crisis zijn veel architectenbureaus op zoek naar nieuwe opdrachten en het verbreden van hun werkgebied. Dit is nodig om de draagkracht van hun bedrijf in de maatschappij te behouden. Aangezien de bouwsector in Duitsland meer te bieden heeft dan de bouwsector in Nederland, is ons buurland interessant voor architectenbureaus om zich op te oriënteren. Onix heeft een enorme kennisbank over het ontwerpen en bouwen van degelijke scholen. In Duitsland zijn veel scholen echter “old fashioned” en er wordt minder volgens moderne standaarden gewerkt.

OnderzoekBinnen ons onderzoek is getracht om de verschillen tussen Duitsland en Nederland ten aanzien van scholenbouw in kaart te brengen. Er is een integrale multi-level benadering gehanteerd op sociaal maatschappelijk niveau (macro), op niveau van locale regelgeving en onderwijs (meso) en op gebouwniveau (micro).

Verschillen tussen duitsland en nederlandBinnen het onderzoek werd duidelijk dat er grote verschillen in het onderwijssysteem tussen beide landen bestaan. Deze verschillen hebben zowel sociaal maatschappelijk, organisatorisch als technisch veel invloed op het ontwerp van een schoolgebouw. De Duitse regelgeving is een zeer complex systeem. Zelfs Duitse architecten hebben moeite met de vele verschillende documenten. De wet- en regelgeving van de bouwsector wordt per provincie anders geregeld. Dit komt voort uit de sociaal-politieke herstructurering volgens het Marshall Plan na de Tweede Wereldoorlog. Er bestaat geen richtlijn die gelijkwaardig is met het Bouwbesluit in Nederland. Ook is het zo dat voor elke gebouwfunctie een ander document aangehaald moet worden. Hieruit volgen vaak conflicterende wetten. Naast het complexe documentensysteem is ook de formulering van de Duitse wetten hinderlijk. De Montagstiftung Urbane Räume is een stichting die zich bezighoudt met het formuleren van een voorbeeldrichtlijn voor het ontwikkelen en bouwen van scholen in Duitsland.

Op gebouwniveau zijn echter ook verschillen binnen de bouwmethodiek te herkennen. Hier zijn bijvoorbeeld bij het plaatsen van kozijnen of bij het gebruik van ventilatieroosters grote onderscheidingen. Door de internationale kennisuitwisseling en de Europese normgeving worden deze verschillen steeds minder sterk.

Een duidelijk voorbeeld van de sociologische verschillen op micro-niveau, is de aansprakelijkheid van de architect. De architect staat in Duitsland veel hoger in hiërarchie dan in Nederland. Hij is bijvoorbeeld voor een veel groter gedeelte aansprakelijk voor ongelukken op de bouw of het functioneren van het gebouw na oplevering. Veel verschillen tussen Duitsland en Nederland, die in het onderzoek naar voren zijn gekomen, vinden hun oorsprong in culturele aspecten.

adviesVoor Nederlandse architectenbureaus die in Duitsland hun diensten willen verlenen is het te adviseren om samen te werken met een Duitse partner. Het is af te raden om zelfstandig actief te worden in de Duitse bouwsector.

CasusIn aanvulling aan dit onderzoek is met de kennis die we opgedaan hebben een casus uitgewerkt. Hierin werd onderzocht in hoeverre het project van de Michaëlschool te Leeuwarden (ontworpen door Onix architecten) op een vergelijkbare locatie in Duitsland zou kunnen functioneren. Vanuit deze uitgewerkte casus is een ontwerp gemaakt voor een nieuwe basisschool in Duitsland.

scholenbouw – schulbau

Robert HofstraLucas van Laack

Page 45: Afstudeerbundel ABC 2013

-43-

Page 46: Afstudeerbundel ABC 2013

Het onderzoek ‘Huisvestingsconcepten – Seniorenhuisvesting van de toekomst’ is een onderzoek die uitgevoerd is in samenwerking met zorgorganisatie Sensire. Het onderzoek richt zich op de maatschappelijke verandering die plaatsvindt en ervoor zorgt dat ouderen steeds langer zelfstandig blijven wonen.

toetsingscriteriaAan de hand van het onderzoek zijn criteria ontwikkeld waarmee het mogelijk is om zowel bestaande gebouwen als nieuwe concepten te toetsen. De toetsingscriteria richten zich onder andere op de consequenties die de maatregelen van het nieuwe regeerakkoord met zich mee brengen. Daarnaast zijn er criteria opgesteld die zich richten tot de organisatorische- en omgevingsaspecten van concepten en gebouwen.

ConceptenLos van deze toetsingscriteria zijn er een negental concepten ontwikkeld voor seniorenhuisvesting van diverse omvang en schaal. Voorbeelden van deze concepten zijn het appartementengebouw met zorgvoorziening, een seniorencampus met studievoorziening of het eventueel uitbreiden van een woning met een WMO-unit.

De concepten zijn allemaal getoetst aan dezelfde criteria en op deze manier kunnen ze onderling vergeleken worden en als referentiemateriaal gelden voor bestaande gebouwen en/of complexen. Deze vergelijking is verwerkt in een multicriteria-analyse.

toepassingAls conformering voor de werking van het toetsingsinstrument is deze toegepast op een bestaand woonzorgcentrum. Voor het woonzorgcentrum Sydehem in Zeddam is dan ook een nieuw voorlopig ontwerp gerealiseerd die gebaseerd is op één van de ontwikkelde concepten.

Het is belangrijk om een juiste keuze te kunnen maken uit de ontwikkelde concepten als toepassing. Dit is gedaan door middel van een uitgebreide analyse die uiteindelijk resulteerde in een toetsing volgens dezelfde criteria als die waaraan de ontwikkelde concepten getoetst waren. Op deze manier was het mogelijk om de criteria van het bestaande woonzorgcentrum te vergelijken met de criteria van de concepten.Op basis van deze vergelijking is er gekozen voor het concept ‘Zelfstandig wonen in een traditioneel appartementengebouw, in combinatie met zorgvoorzieningen’. Dit concept is vervolgens verder uitgewerkt naar een voorlopig ontwerp.

ConclusieVoor het voorlopig ontwerp is uiteindelijk opnieuw een criteriatoetsing opgesteld. Aan de hand hiervan is het mogelijk om de conclusie te trekken dat het daadwerkelijk mogelijk is om een bestaand centrum te toetsen aan de

criteria, de uitkomsten van deze toetsing te vergelijken met de toetsing van nieuwe concepten en uiteindelijk door middel van een voorlopig ontwerp het bestaande woonzorgcentrum gereed te maken voor de toekomst.

seniorenhuisvesting van de toekomstHans Posthumus

-44-

Page 47: Afstudeerbundel ABC 2013

-45-

Jort EileringRichard WolsSteven van der Woude

-44-

Ons onderzoek gaat over een bestaand sportcomplex, gevestigd te Roden. Het bestaat uit een zwembad (1974) en een aanbouwvan twee sporthallen, drie squashbanen en een aerobicszaal (1996). Tijdens dit onderzoek hebben wij geprobeerd de volgende hoofdvraag te beantwoorden: ‘Welke bouwkundige en installatietechnische maatregelen zijn er nodig om het sportcomplex in Roden energieneutraal te maken en welke uitvoeringsconsequenties zijn hieraan verbonden?’

OpzetHet eerste deel van het onderzoeksrapport bestaat uit de definitie van de term 'energieneutraal'. In het tweede deel worden een aantal referentieprojecten bekeken. Deel drie behandeld de verschillende rekenmethodes die voorhanden liggen en welke het best gebruikt kan worden. Hieropvolgend worden in deel vier de verschillende manieren van energiereductie en energieopwekking onderzocht en toegelicht. Als laatste worden er bij deel vijf verschillende pakketten van maatregelen behandeld en gekeken naar de verbetering die dit met zich meebrengt.

deel één Tijdens het onderzoek hebben wij de volgende term van energieneutraal gehanteerd:

'De term energieneutraal heeft betrekking op het gebouw gebonden en gebruikers gebonden energieverbruik vanaf het moment van oplevering totdat het gebouw wordt gesloopt. Een gebouw is energieneutraal als het tijdens het gebruik geen netto energievraag heeft. Hierbij wordt gekeken naar de verwachte jaarlijkse energiebalans bij normaal gebruik. Alle duurzame maatregelen ten opzichte van energievraag moeten binnen de grenzen van de gebouwlocatie worden opgelost om neutraliteit te bereiken.'

deel twee Vanuit interviews en het onderzoek dat gedaan is naar deze complexen is gebleken dat de energiezuinige toepassingen zowel mogelijk zijn bij nieuwbouw als bij bestaande bouw. Er is gebleken dat bij bestaande bouw sommige toepassingen lastig zijn te integreren, daardoor is het niet mogelijk om een bestaand gebouw volledig energieneutraal te maken.

deel drie Er is gekozen voor het programma Greencalc+, omdat deze volgens ons onderzoek voor een groot deel invulling kan geven aan het berekenen van energieneutraliteit. Het voldoet aan de vier criteria: Onderscheid gebouw en organisatie, berekening energiegebruik gebouw + collectieve voorzieningen, berekening energiebalans in kWh of J, gebouwgebonden energie én gebruikgebonden energie.

deel vierEr zijn veel manieren op het gebied van energiereductie en energieopwekking, zo kun je de schil van het gebouw aanpassen. Dit kan door het toepassen van andere materialen, een dikkere of betere isolatielaag te gebruiken om de warmte binnen te houden. Een factor die vaak vergeten wordt in de energiebesparing is de gebruiker.

deel vijf De meetinstrumenten voor duurzaamheid zijn met elkaar vergeleken op bruikbaarheid voor het meten van energieneutraliteit en toepassing op een sportcomplex. Sportcomplex de Hullen werd na invoering van de gegevens beoordeeld op een waarde van 77. Deze MIG van 77 valt binnen het G-label. Naar aanleiding hiervan zijn drie duurzaamheidspakketten opgesteld. Naarmate het onderzoek vorderde, werd duidelijk dat het niet haalbaar is om een bestaand sportcomplex met zwembad energieneutraal te maken. Dit is gebleken uit de referenties die bekeken zijn. Zwembaden zijn en blijven energieslurpende accommodaties, de warmtevraag is er het hele jaar constant. Wellicht in de toekomst, als de rendementen van dergelijke installaties vergroot zijn, is het makkelijker en op grotere schaal haalbaar.

sportcomplex roden

Huidige installatieHuidige sporthalHuidig zwembad

Page 48: Afstudeerbundel ABC 2013

-46-

De situatie op de kantorenmarkt in Nederland is veel dramatischer dan bekend. Bovenop de officiële leegstand van 7.164.000 m2 vloeroppervlak, blijkt nog eens 6.084.925 m2 verborgen leegstand te bestaan. Het feitelijke probleem is een groot tekort aan studentenwoningen en een te grote leegstand van kantoorpanden Om de optimale herbestemming te realiseren is er gekozen om een kantoorpand te herbestemmen tot een studentenhuisvesting. Zo wordt het kantoorpand niet gekraakt, wordt de grond niet verspild aan leegstand en kan er huisvesting worden gerealiseerd voor studenten. Herbestemmen en samenwerken met toekomstige gebruikers zijn twee ontwikkelingen die recentelijk veel worden genoemd zodra er gesproken wordt over het bouwen en wonen in de toekomst.

achtergrondinformatieOp basis van een enquêteonderzoek over de woonwensen van studenten is gebleken dat de meerderheid van de studenten een gemiddelde prijs van €400,- euro betaalbaar vindt voor kamers met eigen voorzieningen. Voor dit bedrag geldt dat zij een minimale oppervlakte willen van 15 m2. Verder zijn er twee precedenten gebruikt. Alle onderzochte studentencomplexen als referentie, bevatten zowel collectieve als commerciële ruimten. De collectieve ruimten zijn voornamelijk bedoeld voor het relaxen en studeren.

Ten behoeve van de herontwikkeling zijn de verouderde gebouwen ingrijpend veranderd. Het probleem van leegstand van kantoorruimte is opgelost door een flexibele indeling van plattegronden. De complexen zijn gericht op studenten, starters en blijvers. Eén van de recente ontwikkelingen in het huisvesten van studenten zijn de welbekende containerwoningen. Een voordeel van deze woningen is dat het snel gebouwd kan worden. Enkele nadelen kunnen zijn dat er snel geluidsoverlast is en dat het minder goed geïsoleerd is.

Het herbestemmingsprojectHet kantoorpand in Arnhem is een herbestemmingsproject. De kantoorfunctie wordt herbestemd tot een woonfunctie. In het bestemmingsplan is vermeld dat op het grondstuk waar nu het kantoorpand is gesitueerd ook een gebouw mag staan dat een woonfunctie heeft. Dit betekent onder andere dat de nieuwbouwregels van toepassing zijn voor het pand. Door middel van een warmtebeeldcamera zijn er vervolgens foto’s gemaakt van het pand. Het is, door infraroodmetingen, gebleken dat de panelen onder de ramen de meeste warmte afgeven. Met betrekking tot het interieur is gebleken dat sommige onderdelen kunnen worden hergebruikt. Op basis van een multicriteria analyse is gebleken dat de ‘interluxe wanden’ geadviseerd worden om te gebruiken in het pand indien het budget dat toelaat. Zo niet, dan wordt er verwezen naar de akoestisch isolerende wanden van ‘gyproc’.

ePC- waardeDe EPC-waarde moet volgens het huidige bouwbesluit terug worden gebracht van 1,1 naar 0,6. Momenteel is de EPC-waarde 0,99. Er zijn vier acties ondernomen om een EPC-waarde van 0,6 te bereiken. Ten eerste is er onderzoek gedaan om een ander verwarmingssysteem gebruiken. In het bijzonder een geïntegreerde verticale waterpomp waarbij er energie uit de grondbodem wordt gehaald om bijvoorbeeld het water op te warmen of als verwarmingswarmte te dienen. Ten tweede wordt aanbevolen om de leidingen van het warmtapwater te isoleren. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat door deze ingreep minder warmte verloren gaat gedurende het watertransport door de leidingen. Ten derde, indien mogelijk, het aansluiten van een WTW-systeem aan het huidige systeem. Als het upgraden door middel van samenvoegen niet mogelijk is, dan wordt het huidige systeem vervangen door een WTW-systeem. Om een EPC-waarde van 0,6 te bereiken moet er een minimum (dak)oppervlakte van 20m2 beschikbaar zijn en gebruikt worden om zonnecollectoren te plaatsen.

aanbevelingenHet gebouw is verdeeld in drie delen. Het middenstuk bevat kamers uit de lage klasse, de linker toren bevat kamers uit de middenklasse en de rechter toren bevat kamers uit de hoge klasse. Elk deel heeft zijn eigen ingang en is niet afgesloten van de rest. Op deze manier blijven de huidige verkeersroutes grotendeels bestaan en blijft het gebouw voldoen aan de vluchtwegregels. Voor de torens is er gekozen voor het ‘ALLFA Therm Carbon’ materiaal. Het biedt een luxe uitstraling en het is een financieel aantrekkelijke aanwinst. Aan het terrein wordt verder niet veel gedaan. Het bestaande hekwerk, met daarbinnen een koelunit die niet wordt gebruikt, wordt weggehaald. Hier komt een groenvoorzieningen voor in de plaats. De huurprijzen per kamer, appartement of studio, zijn inclusief gas, water en elektra.

studentencomplex: herbestemming van een kantoorpand

Gework IkilikjanMelanie Kwaks Soleiman Naderi

Page 49: Afstudeerbundel ABC 2013

-47-

Page 50: Afstudeerbundel ABC 2013

-48-

Aangezien er veel kantoorpanden (tijdelijk) leeg staan en er een grote vraag is naar studentenwoonruimte, bestaat er een kans dit te combineren. Jongeren zijn een erg belangrijke groep onder de spoedwoningzoekenden. Een transformatie van een leegstaand pand tot woonruimte zal de jongeren een woonplaats bieden. Niet alleen de jongeren profiteren van de transformatie maar ook anderen ondervinden de positieve gevolgen, bijvoorbeeld de eigenaar van het pand en de gemeente.

achtergrondDe verwachte groei van het aantal studenten in een stad is ruim 13%. Om aan deze groei te kunnen voldoen is het noodzakelijk dat in de periode 2012-2020 per jaar 500 extra wooneenheden gecreëerd moeten worden. Wat betreft het aantal kantoor- en bedrijfspanden, de leegstand hierin blijft groeien met gemiddeld 21% per jaar (2012-2013). Om een gebouw te transformeren tot woning, moet er flink verbouwd worden. De werkzaamheden die nodig zijn verschillen per gebouw.

Keuze voor een gebouwOm te controleren of een gebouw geschikt is voor woningen wordt geselecteerd op locatie, flexibiliteit, daglichttoetreding en de mate waarin het pand representatief is. Uiteindelijk is voor dit onderzoek gekozen voor een pand aan de Trompsingel. Nadat we voor dit gebouw hebben gekozen zijn de tekeningen bij de Groninger Archieven opgevraagd, ingekeken en uitgewerkt in VectorWorks.

Opzet van het onderzoekNa de keuze is het pand geanalyseerd op belangrijke aspecten: de hoofddraagconstructie, kernen, vluchtroutes, brandcompartimenten, daglichttoetreding en buitenruimten. Bij het maken van een goede plattegrond is het belangrijk rekening te houden met een programma van eisen. Deze is visueel uitgewerkt zodat het overzichtelijk is welke persoon wat nodig heeft. Er zijn drie verschillende vlekkenplannen gemaakt om inzicht te geven in mogelijke indelingsvormen.

KostenEr is gekeken naar het verschil tussen kosten en eventuele huuropbrengsten. Het blijkt dat er maandelijks een verlies van €5.025,- wordt gemaakt. In deze berekening is alleen het oostelijke deel van de begane grond meegenomen.

Controle van het projectOm het project te controleren met het bouwbesluit is gebruik gemaakt van Briswarenhuis.nl. Op deze website staan bouwbesluit checklists. Zo is er voor dit project de checklist bouwbesluit – woonfunctie gebruikt. De eisen zijn in grote lijnen samengevat en getoetst op het gebouw. Het is echter belangrijk om te vermelden dat tijdens dit onderzoek niet alle eisen getoetst kunnen worden, omdat het gebouw niet volledig is uitgewerkt.

uitvoerbaarheidNa al het voorbereidende werk is als laatste gekeken naar de uitvoerbaarheid van het project. Alhoewel het project niet in zijn volledigheid is uitgewerkt, wordt er wel nagedacht op welke wijze het al het eerder genoemde in het gebouw wordt verwerkt.

studentenhuisvesting

Danny KiekeboschNienke Schoorl

Page 51: Afstudeerbundel ABC 2013

-49-

Sjonnie Boonstra Marnix Kuijper

Dit project heeft een oriënterend karakter op het gebied van hogesterktebeton. Het materiaal is toegepast op het ontwerp van een fietsbrug over de N242 te Heerhugowaard. Hiervan is alleen de hoofdoverspanning met een lengte van 20 meter behandeld. De doelstelling van het project is het optimaliseren van het ontwerp door toepassing van hogesterktebeton. Bij dit doel wordt vooral gezocht naar een technische optimalisatie, waarbij onder andere materiaalbesparing en slank construeren een belangrijke rol spelen.

ProductkeuzeWanneer van hogesterktebeton wordt gepraat is het goed om een aantal onderscheidingen binnen hogesterktebeton te maken, daarbij wordt een indeling gemaakt naar druksterkte. Er is gekozen voor het ontwerpen met ultra-hogesterktebeton, vanwege brosheid worden hierin vezels verwerkt. Deze vezels zorgen ervoor dat het beton beter kan ‘vervormen’, maar de vezels zorgen ook voor ingewikkelde berekeningen en ontwerpmethoden.

Ultra-hogesterktebeton is nog een vrij nieuw en specialistisch product en er zijn weinig producenten die het kunnen ontwikkelen en maken. Tijdens ons project hebben we gekozen voor een Frans product: Ductal®, dit beton is al vaker toegepast

in bruggen met een grote overspanning. Met Ductal® kunnen met gemak druksterkten van 200 MPa worden bereikt. Ter vergelijking: dit is 10 keer hoger dan standaard beton.

MateriaalverdiepingDoor middel van een literatuurstudie is onderzoek gedaan naar ultra-hogesterktebeton. Hierin zijn de volgende onderwerpen behandeld: materiaaleigenschappen, rekenmethoden, regelgeving en productiemethoden.

Ontwerpvarianten Op basis van de kennis uit de materiaalverdieping zijn enkele varianten ontwikkeld, elk met specifieke uitgangspunten voor de optimalisatie. In een vergelijkingsonderzoek zijn de varianten door middel van een multicriteria-analyse onderling met elkaar vergeleken, daarbij kreeg variant 1 de hoogste score. Variant 1 is vervolgens berekend en getoetst op constructieve veiligheid. Tijdens deze toetsing is gebleken dat de ontwikkelde variant niet voldoet op het gebied van stabiliteit. Vervolgens is aan de hand van een gevoeligheidsanalyse de stabiliteit van het ontwerp onderzocht, aan de hand hiervan konden ook conclusies worden getrokken.

Conclusies• Stabiliteit is een maatgevende factor in het ontwerp met hogesterktebeton• Wanneer het ontwerp slank en stabiel is, is een grote gewichtsbesparing mogelijk• Ultra-hogesterktebeton heeft een lange levensduur en grote weerstand tegen agressieve milieus• Ontwerp en uitvoering van ultra-hogesterktebeton zijn specialistisch, hierbij zijn grote risico’s aan de orde. Dit maakt een afweging tussen UHSB en lagere betonsterktes noodzakelijk

toepassing hogesterktebeton

Page 52: Afstudeerbundel ABC 2013

-50-

In de afgelopen jaren zijn er veel initiatieven geweest om oplossingen te zoeken voor de kantorenleegstand. Door het verschil tussen vraag en aanbod is het vaak niet meer mogelijk om dezelfde functionele invulling te behouden voor de leegstaande kantoorpanden. De steeds groter wordende structurele leegstand is een omvangrijker probleem dan de tijdelijke leegstand. Hierbij speelt mee dat naast financiële factoren ook onderhoud vaak niet meer wordt uitgevoerd, waardoor er verpaupering optreedt. Door voor deze kantoorpanden een goede nieuwe invulling te bedenken die aansluit op de marktvraag, kan enerzijds het overschot worden teruggebracht en anderzijds weer worden voorzien in een maatschappelijke behoefte.

leegstandscijfers De vraag naar kantoorruimte is sinds 2009 aanzienlijk kleiner geworden dan de voorgaande jaren. Deze stijgende lijn is tot op heden niet meer veranderd. Op het moment staat 15,4 procent van de kantorenvoorraad in Nederland te huur of te koop. In het afgelopen jaar is ook de kantorenleegstand in Groningen weer toegenomen. Het overaanbod in Groningen staat momenteel op 11,9 procent, een stijging van 1,9 procent ten opzichte van vorig jaar. Als deze lijn de komende jaren zal worden gevolgd, komt ook Groningen waarschijnlijk in hoogste categorie terecht.

OorzakenEr zijn diverse oorzaken die bijdragen aan het huidige leegstandsprobleem. De economische recessie, de technische staat van het gebouw, de markt, de locatie en beleggers en ontwikkelaren spelen allemaal een belangrijke rol. Van de totale kantorenleegstand is er ongeveer een kwart kansarm voor transformatie of hergebruik. Voor het herontwikkelen van kantoren kunnen er verschillende methoden worden toegepast. Transformatie met functiewijziging, renovatie ten behoeve van hergebruik als kantoor, consolidatie of sloop met nieuwbouw van een bestaande of nieuwe functie. Transformatie komt hier als beste optie uit. Ook upgraden van een verouderd kantoor naar een hedendaags kantoor kan in sommige gevallen een uitkomst bieden.

VraagDoor het gelimiteerd toestaan van nieuwbouw en de focus meer te leggen op de bestaande voorraad kan beter worden bijgedragen aan het terugbrengen van de leegstand. Daarnaast biedt het grote tekort op de woningmarkt een mogelijkheid voor de kantoren om te voorzien in een woonbehoefte. De gemeente Groningen groeit en zal snel een inwonersaantal boven de tweehonderdduizend krijgen. Uit onderzoek is gebleken dat dertig tot vijfendertig procent van de kantoren geschikt is voor een woonfunctie, wat veel kansen kan bieden voor een nieuwe herbestemming.

Wetgeving- en regelgevingTransformaties krijgen te maken met diverse wet- en regelgeving. Tegenwoordig zijn er veranderingen gaande die steeds meer mogelijk maken. Zo wordt er in het bouwbesluit 2012 meer overgelaten aan de markt, waarbij niet meer de gemeente, maar de vraag van de gebruiker de kwaliteitseisen bepaald. Een knelpunt waar veel transformaties nog wel mee te maken krijgen zijn de bepalingen in de bestemmingsplannen. Voor het veranderen van een functie is in vele gevallen een wijziging van het bestemmingsplan nodig.

CasestudieVoor ons praktijkonderzoek hebben wij het kantorenpand aan de Trompsingel 21 getransformeerd. Om tot de keuze voor de nieuwe functionele invulling te komen, hebben wij informatie verzameld over de omgeving, de technische staat, de buurtbewoners en de ligging. Daarnaast hebben wij samen met diverse specialisten onderzocht welke functie er het beste zal passen. Dit heeft geresulteerd in een woonfunctie. Wij hebben hiervoor een doos-in-doos systeem bedacht die functioneert als een losstaande unit met een nieuwe schil. De geïntrigeerde verwarming en mechanische balansventilatie maken de unit onafhankelijk van de technische voorzieningen van het gebouw. Met het doossysteem kunnen er identieke studenteneenheden worden gemaakt met gezamenlijke voorzieningen, maar ook zelfstandige appartementen. Door kantoren weer een nieuw leven in te blazen met bewoning door studenten zal er in een grote behoefte worden voorzien en tegelijkertijd worden bijdragen aan het terugdringen van de kantorenleegstand in Groningen.

transformatie: Herbestemmen van leegstaande kantoorpanden in de Gemeente Groningen

Emiel BechaouchJordan Zandgrond

Page 53: Afstudeerbundel ABC 2013

-50- -51-

Trompsingel 21, huidige situatie

Trompsingel 21, nieuwe situatie

Page 54: Afstudeerbundel ABC 2013

-52-

De zeilvereniging VWDTP, Vereniging Watersport De Twee Provinciën, is gelegen aan het Paterswoldsemeer aan de Meerweg in Haren. De vereniging is opgericht in 1911 en zit sinds 1917 in het zogeheten ’t Vooronder van het clubhuis. In 1985 zat het clubhuis heel dicht tegen de sloop aan, omdat de gemeente het vanwege instortgevaar wilde sluiten. In hetzelfde jaar werd daarom de stichting 'vrienden tot behoud van het clubhuis' opgericht, die het bestaande gebouw renoveerde en er een deel aanbouwde, het nieuwe 't Vooronder. De gemeente Haren heeft 'De Sociëteit' op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.

ProbleemstellingSinds de laatste verbouwing in 1986 is de vereniging sterk gegroeid van 400 naar 950 leden. Het bestuur van VWDTP wil echter dat zij in de komende 10 jaar verder gaan uitbreiden en hun ledenaantal vergroten naar 1140 leden, een groei van 20%. Door de immense groei in de laatste jaren is er nu een significant ruimtetekort gesignaleerd. Daarnaast heeft de gemeente Haren een structuurvisie voor de Meerweg ontworpen, waarin zij de weg meer allure willen geven door er een boulevardachtige sfeer te creëren. Een mogelijk uitbreidingsplan moet daarom niet alleen aan de eisen van het bestemmingsplan, maar ook aan de eisen van de Meerwegvisie voldoen.

De centrale vraagstelling in dit onderzoek luidt alsvolgt:Hoe kan VWDTP in een visie het ruimtetekort van de aankomende 10 jaar oplossen?

Onderzoek Het onderzoek is opgebouwd uit drie onderdelen. Allereerst wordt er gekeken naar de uitbreiding van VWDTP, voornamelijk naar de activiteiten om de ruimtebehoefte in te schatten. Ook is hier gekeken naar de bestaande ruimte en hun huidige functies en naar toekomstige ruimtebehoefte. Daarna volgde er een onderzoek naar de uitbreidingsmogelijkheden, hierbij is rekening gehouden met het bestemmingsplan en de structuurvisie voor de Meerweg. Uit dit onderzoek is geconcludeerd dat er een sterk ruimtetekort is en is er een herindeling gemaakt. Met deze herindeling van het clubhuis, het terrein en een nieuw ontwerp voor een bijgebouw wordt een oplossing geboden zowel voor het huidige ruimtetekort als voor de verwachte ledengroei.

resultaatIn de nieuwe indeling worden een verticale en een horizontale as geplaatst, die meer nadruk leggen op de symmetrie van het gebouw. De conciërgewoning, die zich op dit moment in het clubhuis bevindt, wordt naar het bijgebouw verplaatst. Kleedkamers en douches worden ook naar het bijgebouw verplaatst. De mooie houten vloer blijft hierdoor beter intact. De belangrijkste functies, zoals de bestuurskamer, de keuken, de kantine en de toiletten worden ruimer ingedeeld.

Het huidige bijgebouw, het HSP gebouw (Hoofdsteunpunt Noord), is niet meer in de beste staat, vergt achterstallig onderhoud en voldoet ook niet meer aan de huidige eisen en behoeftes. Daarom is er een ontwerp gemaakt voor een nieuw bijgebouw. Deze komt aan de andere kant van het clubhuis om meer doorkijk vanaf de Meerweg te creëren. Het nieuwe bijgebouw is geïnspireerd op een botenhuis. De simpele vorm daarvan is overgenomen in het ontwerp. Het bijgebouw staat op palen, waardoor op de begane grond bergruimte voor boten en ruimte voor de werkplaats ontstaat. Door gebruik te maken van een simpele vorm met details waar goed is over nagedacht, ontstaat er een nieuw bijgebouw die past in het kader van het bestemmingsplan, de structuurvisie en bovendien iets toevoegt aan de zeilvereniging. In het uitbreidingsplan wordt een nieuwe terreinindeling gemaakt, waarin het terrein wordt opgedeeld in drie verschillende zones met elk hun eigen sfeer. Hierbij gaat het om de gebieden voor de jeugd, de volwassenen en voor het gezamenlijk gebied.

uitbreiding Zeilvereniging VWdtP 1

Kim Fricke Simone Poel

Page 55: Afstudeerbundel ABC 2013

-52- -53-

Ontwerp indeling terrein

Ontwerp nieuw bijgebouw

Page 56: Afstudeerbundel ABC 2013

-54-

Aan de zuidzijde van het Paterswoldsemeer, op de rand van de grens tussen de Provincies Groningen en Drenthe, is de Vereniging Watersport De Twee Provinciën gelegen (VWDTP). Deze vereniging is opgericht in 1911 en heeft een rijke historie. Het hoofdgebouw en de starttoren zijn gemeentelijke monumenten. VWDTP heeft het afgelopen decennium een enorme groei doorgemaakt, ze zijn van 400 naar 1000 leden gegaan. Er wordt momenteel gebruik gemaakt van dezelfde faciliteiten als tien jaar geleden. Vanuit de vereniging komt de vraag of deze faciliteiten nog wel voldoen onder het huidige ledental.

Het onderzoekWij hebben voor dit project gekozen, omdat het een interdisciplinair project betreft. Die diversiteit in de opdracht spreekt enorm aan. De hoofdvraag, die als basis geldt voor dit onderzoek, is als volgt: 'Hoe kan VWDTP zijn faciliteiten optimaliseren , op de ontstane groei van 400 naar 1000 leden de komende 10 jaar?'

De deelvragen bijbehorend aan de hoofdvraag zijn: • Is het nodig dat faciliteiten en functies verwijden c.q. veranderen?• Hoe zien de eventuele veranderingen er uit?• Wat zijn de kosten van de veranderingen?• Wanneer zouden deze veranderingen moeten gaan plaatsvinden?• Heeft de vereniging financiële draagkracht om deze veranderingen op te vangen binnen het afgesproken termijn van 10 jaar?

de uitvoeringWij zijn ons onderzoek begonnen interviews en inspecties. Dit heeft een Programma van Eisen opgeleverd. Dit Programma van Eisen heeft de basis gevormd voor het eindproduct en het heeft een paar functiewijzigingen opgeleverd.

Deze functiewijzigingen zijn verwerkt in een set nieuwe ontwerpen uitgewerkt tot VO niveau. Om de vereniging inzicht te verschaffen in de impact van de werkzaamheden is er planning gemaakt en zijn er begrotingen opgesteld.

ConclusiesWij hebben geconcludeerd dat veel faciliteiten van de vereniging niet meer voldoen. Daarom is het gehele terrein opnieuw ingedeeld. De nieuwe indeling van het terrein omhelst o.a. meer steigers, meer aanlegplaatsen voor boten en nieuwe verhardingen. Het onderzoek heeft namelijk uitgewezen dat er een groot logistiek probleem was omtrent het laden en lossen van boten. Door het verplaatsen van het bijgebouw ontstaat er ook meer ruimte voor het laden en lossen van boten en is het logistieke probleem opgelost. Door het verplaatsen van het bijgebouw zijn de looproutes op het terrein meteen aangepakt. Ook de begane grond van het hoofdgebouw is opnieuw ingedeeld. Tot slot zijn er onderhoudswerkzaam heden aan het hoofdgebouw geadviseerd. Hierbij kun je denken aan een onderhoudscontract voor het schilderwerk, het reinigen van de gevel en het vervangen van het voegwerk. De planning voor dit project beslaat een periode van 25 jaar.

uitbreiding Zeilvereniging VWdtP 2

Martin Groen Sytske de JongJan-Hendrik Journeé

Page 57: Afstudeerbundel ABC 2013

-54- -55-

Page 58: Afstudeerbundel ABC 2013

-56-

Verbeteren energieklassen

Wij hebben ons onderzoek gedaan naar het energetisch verbeteren van de bestaande huurwoningen door middel van een energieconcept. De overheid heeft samen met de vereniging van woningcorporaties een convenant afgesloten. In dit convenant staat als doel omschreven dat alle huurwoningen van de woningcorporaties per 2020 een energie-index van 1,25 moeten hebben. Om te voorkomen dat het ontwerpen van een energieconcept veel tijd en geld kost, zijn er in dit onderzoek varianten van energieconcepten opgesteld. De energieconcepten verschillen in ambitieniveaus, zodat voor iedere behoefte een passend concept gekozen kan worden.

referentiewoningOm een goed energieconcept te kunnen samenstellen is er een referentiehuurwoning gebruikt. Deze referentiehuurwoning is bepaald aan de hand van het vooronderzoek. De referentiehuurwoning die toegepast is voor het onderzoek, is een rijwoning uit de periode ‘woningnoodwoning’ (1965-1974). Het energieconcept is op deze huurwoning afgestemd, omdat hier een grote energetische winst valt te behalen (deze woningen hebben gemiddeld label E). De referentiehuurwoning is al in 1995 deels gerenoveerd, er is toen matige isolatie toegepast en achterhaalde dubbele beglazing. Er wordt slecht geventileerd en de isolatie is beneden peil. De verouderde ketel zorgt er in combinatie met de slechte isolatie voor dat de referentiehuurwoning een relatief hoge energievraag heeft. Dat resulteert in een energie-onzuinig energielabel en een relatief hoge CO2 emissie.

energieconceptenOm de vraag naar fossiele brandstof te beperken en zoveel mogelijk gebruik te maken van energiebronnen hebben we gekeken naar bestaande energieconcepten. Voor bestaande energieconcepten is er gekeken naar de Toolkit Bestaande Bouw. Elk energieconcept heeft zijn eigen ambitieniveau. Het ene concept besteedt aandacht aan het passief (bouwkundig) verduurzamen van de woning,

terwijl het andere concept gebruik maakt van duurzame energieopwekking. Voor het samenstellen van een goed bruikbaar energieconcept speelt het beleid van de overheid ook een belangrijke rol.

OverheidsbeleidDe overheid wil de gebouwde omgeving van Nederland zuiniger maken, dit is afgesproken binnen de Europese Unie. Zo komen er subsidies beschikbaar voor koopwoningen en worden alle huurwoningen van woningcorporaties voorzien van minimaal een B label per 2020. Om een rendabel energieconcept samen te stellen moet deze er minimaal voor zorgen dat het een B label behaald, zodat het concept tot in ieder geval 2020 gebruikt kan worden.

Opgestelde energieconcepten Het doel is om minimaal een B label te behalen met de energieconcepten. Met onder ander behulp van Trias Energetica en de People Planet Profit (3P) theorie zijn er de volgende drie energieconcepten opgesteld;• Geringe bouwkosten met doeltreffende maatregelen• Spaarzaam met duurzame energieopwekking• Hoog rendement voorziening met grote CO2 besparing

De energieconcepten variëren in duurzaamheidniveaus. Ze verschillen van energielabel A tot en met A++. Door één van deze energieconcepten toe te passen krijgen de gebouwen een duurzame levensduurverlenging, waarbij het accent ligt op de terugverdientijd en het verbeteren van de energielabel van onzuinig naar zuinig.

Jurjen de Boer Arjen HooijsmaGerrit Leffering Marten Vellema

Page 59: Afstudeerbundel ABC 2013

-56- -57-

Tjeerd GoslingaShamé Keesman

Wouter Oomen

Het bouw- en ontwerpproces is, met zijn vele facetten, een boeiend en veelzijdig proces. een proces waarin architectonische uitgangspunten, materialen, bouwtechnieken en bouwmethoden samen komen tot één product. een veelvoorkomend probleem is dat de bouwkosten te hoog uitvallen. Gevolg hiervan is dat het project financieel niet aantrekkelijk is voor een projectontwikkelaar. dit is het geval op het Zeeburgerpad te amsterdam. in onze afstudeeropdracht hebben wij onderzocht op welke manier een reeds bestaand ontwerp voor het Zeeburgerpad op zo’n manier aangepast kan worden om tot een beter betaalbaar alternatief te komen.

OpdrachtWij hebben in opdracht van Allard Architecture onderzoek verricht naar het bestaande ontwerp van het Zeeburgerpad. Dit ontwerp hebben we geanalyseerd op architectuur, functionaliteit, bruikbaarheid, bouwkosten, bouwmethode en bouwtechniek. Vervolgens hebben we hier alternatieven en varianten voor opgesteld waarbij de knelpunten in het ontwerp zoveel mogelijk geëlimineerd zijn. Hierdoor is het ontwerp rendabeler geworden ten opzichte van het bestaand ontwerp.

ConclusieZonder de architectonische uitgangspunten van het ontwerp uit het oog te verliezen hebben we de kosten maximaal weten te reduceren. Zo is er een repeterende bouwmethode toegepast, is er op een andere manier invulling gegeven aan de parkeernota en hebben we het verhuurbaar oppervlak weten te vergroten.

Zeeburgerpad te amsterdam

Page 60: Afstudeerbundel ABC 2013

-58-

Dit afstudeerproject is een respons op twee actuele punten in de maatschappij: 1. het leegstand probleem in de vastgoedmarkt en 2. de problemen in de zorg door een zogenaamde ‘dubbele vergrijzing’ en bezuinigingen van de regering.

leegstandIn Nederland is een frictie leegstand van 5-6 procent nodig voor een gezonde markt. Op dit moment ligt dit op 15,6 procent, het driedubbele van acceptabel. De huidige leegstand is vanuit historisch oogpunt niet uniek. Wat de situatie wel zorgwekkend maakt is de combinatie van daling in de werkgelegenheid en de daling in het kantoorgebruik per werkende. Er wordt sneller overwogen voor nieuwbouw dan een aanbouw of herbestemming. Hierdoor is er in de kantorenmarkt een structurele mismatch tussen de vraag en aanbod ontstaan.

VergrijzingDe mensen geboren na de Tweede Wereld oorlog, de babyboomers, worden 65 plus, waardoor we te maken krijgen met een dubbele vergrijzing. Mensen worden gemiddeld ouder en het aantal geboortes neemt af. In 2011 was 15,6 procent 65 plus (2,6 miljoen). In 1990 was dit nog maar 12,8 procent (1,9 miljoen). Het hoogtepunt wordt in 2040 verwacht. Er wordt geschat dat dan 25% van de bevolking 65 plusser is, 4,6 miljoen mensen. Door bezuinigingen van de regering wordt een groot gedeelte van de ouderen gedwongen thuis te blijven wonen in plaats van in een verzorgingshuis, hierdoor ontstaat er een hiaat in de woonruimte voor ouderen.

OnderzoekHet doel van het afstudeerproject is om de hiaat aan te pakken, door een leegstaand kantoorgebouw in Corpus den Hoorn (Laan Corpus den Hoorn 110) te herbestemmen met een extramurale en/of intramurale zorgfunctie.

Wij hebben de volgende hoofdvraag behandeld: ‘Hoe kan een leegstaand kantoorgebouw functioneel worden herbestemd met een extramurale en/of intramurale zorgfunctie, rekening houdend met de eisen en wensen van de wetgeving en de doelgroepen?’

Om de hoofdvraag te beantwoorde zijn diverse deelvragen geformuleerd namelijk:• Welke ondersteunende voorzieningen ten behoeve van de nieuwe functie zijn er reeds in de omgeving aanwezig? • Is het gebouw aan laan Corpus den Hoorn 110 een geschikt gebouw om her te bestemmen in een extramurale en/of intramurale zorgfunctie?• Hoe definieer je een technisch programma van eisen en wensen voor een combinatie van een extramurale en/ of intramurale zorgfunctie?• Hoe kan de uitstraling van het her te bestemmen gebouw gewijzigd worden, zodat het herkenbaar is als een woon- zorgfunctie?• Hoe zorg je ervoor dat het gebouw aan laan Corpus den Hoorn 110 voldoet aan de huidige bouwtechnische eisen met invulling van de bijhorende functie?

ConclusieAan de hand van de uitgewerkte deelvragen, de informatie en de resultaten kan worden gezegd dat het kantoor aan de Laan Corpus den Hoorn 110 kan worden herbestemd met een extramurale en/of intramurale zorgfunctie. Het ontwerp dat gemaakt is voldoet naar onze mening aan de eisen en wensen van de toekomstige - oudere - gebruikers. De uitwerking van het gebouw is uitgezocht en voldoet aan het bouwbesluit 2012 en eisen van de gemeente Groningen.

Zorg voor de leegstand

Niek Bosgraaf Peter MuddeMarco Wapsenkamp

Page 61: Afstudeerbundel ABC 2013

-58- -59-

Page 62: Afstudeerbundel ABC 2013

-60-

afstudeeropdrachten Civiele techniek

Page 63: Afstudeerbundel ABC 2013

-60-

Het aquaduct Rijksweg 31 maakt onderdeel uit van het project Haak om Leeuwarden, een nieuwe rijksweg aan de zuidwestkant van Leeuwarden. De Haak om Leeuwarden verbindt de A31 bij Marsum met de A32 en de N31 bij Hemriksein (Wâldwei). In dit onderzoek is vanuit constructief oogpunt bekeken wat de meest optimale bouwmethode van het aquaduct is.

OnderzoekHet aquaduct is de schakel tussen de Haak om Leeuwarden Midden en de Haak om Leeuwarden Noord. De Rijksweg 31 zal door middel van het aquaduct onder het Van Harinxmakanaal worden doorgeleid. Ook een parallelweg zal onder dit kanaal worden doorgeleid. Een fietsverbinding, parallel aan het Van Harinxmakanaal, zal de beide wegen bovenlangs kruisen en gaat mee in de rand van het aquaduct. In dit onderzoek is alleen gekeken naar het kunstwerk. De toeritten en de polderconstructie zijn buiten beschouwing gelaten.

In een alternatievenstudie zijn door middel van een multicriteria-analyse de drie methoden om het aquaduct te bouwen tegen elkaar afgewogen. De drie mogelijk bouwmethoden zijn een aquaductbak afzinken, bouwen in twee helften en bouwen in den droge. De alternatieven zijn op de criteria expertise, kosten en onderhoud beoordeeld.

alternatief 1, aquaductbak afzinken In een bouwkuip, gesitueerd in één van de toekomstige toeritten, wordt een zinkelement (de waterbak inclusief gesloten deel, de tunnel) gerealiseerd. Dit zinkelement komt op twee landhoofden te liggen. Er wordt ballast beton aangebracht om te voorkomen dat het zinkelement gaat opdrijven. Om de overspanning tussen de landhoofden te overbruggen wordt er voorspanning met aanhechting in het gesloten deel toegepast.

alternatief 2, bouwen in twee helftenIn een bouwkuip, die ongeveer de helft van de breedte van het kanaal in beslag neemt, wordt eerst één helft van het aquaduct gebouwd. Als deze helft gereed is, wordt de bouwkuip omgezet naar de andere helft van het kanaal en wordt de andere helft van het aquaduct gebouwd. Met behulp van trekankers wordt voorkomen dat het aquaduct gaat opdrijven.

alternatief 3, bouwen in den droge Bij dit alternatief moet het kanaal geheel worden omgelegd of gestremd. Vervolgens zal een folieconstructie worden aangebracht, die zorgt voor een kunstmatige polder. Als de folieconstructie is aangebracht, kan gestart worden met de bouw van het aquaduct. Doordat in de kunstmatige polder de grondwaterstand naar beneden kan worden gebracht, is er geen gevaar voor opdrijven van het aquaduct.

ConclusieUit de multicriteria-analyse blijkt dat het afzinken van de aquaductbak de meest optimale bouwmethode van het aquaduct Rijksweg 31 is. Het alternatief is goedkoper en bovendien hoeft er minder uitbesteed te worden. Van dit gekozen alternatief is de wapening berekend van de dwarsdoorsnede van het gesloten deel, om constructieve diepgang te creëren in dit afstudeeronderzoek.

aquaduct rijksweg 31, een alternatieve bouwmethode

-61-

Tjerk Habing

Page 64: Afstudeerbundel ABC 2013

-62-

Er worden tegenwoordig steeds complexere bouwprojecten gerealiseerd in een korter tijdsbestek. Daarnaast krijgen de opdrachtnemers steeds meer verantwoordelijkheden in het totale bouwproces, van initiatieffase tot de sloop van bouwwerken. Die ontwikkeling heeft geleid tot integrale contracten waarbij niet alleen de realisatie wordt aanbesteed, maar ook het ontwerp, beheer en onderhoud en de sloop.

Huidige werkwijze Design & Construct is een vorm van een integraal contract dat tegenwoordig vaak wordt gebruikt voor het aanbesteden van grote projecten. Hierdoor ontstaan veel nieuwe processen en moet de aannemer zijn bedrijfsorganisatie hierop inrichten. De informatieuit-wisseling bij deze nieuwe processen is vaak een knelpunt, waardoor veel informatie verloren gaat en opnieuw moet worden vergaard of geanalyseerd. Dit resulteert in fouten, vertraging, extra arbeid en daarmee faalkosten. Om een oplossing te bieden voor dit probleem wordt Systems Engineering (SE) toegepast. Hierbij wordt informatie volgens een vaste methode verwerkt en opgeslagen.

biMIn de B&U-sector is enige jaren geleden de werkmethodiek BIM geïntroduceerd, dit staat voor Building Information Modelling. Deze werkmethodiek wordt gebruikt om de processen binnen projecten beter te beheersen middels een gezamenlijk informatiemodel. Op menig project binnen deze sector heeft BIM aantoonbaar bijgedragen aan het realiseren van de faalkostenreductie.

OnderzoekHet doel van het onderzoek was om de meerwaarde van BIM op grote integrale infraprojecten te bepalen. BIM vraagt om een andere aanpak, waarbij op het gebied van ontwerp en de ondersteuning door de werkvoorbereiding meer inspanning wordt geleverd in een eerder stadium van het project. Hierdoor zijn de financiële consequenties van ontwerpwijzigingen kleiner dan bij de traditionele werkmethodiek.

Met BIM wordt de projectinformatie opgeslagen in databases die gekoppeld zijn aan een centrale database, een verzameling van objecten waarmee een 3D model wordt gevormd. Vanuit het 3D model kan de projectinformatie per object uit de andere databases worden opgevraagd. De objecten krijgen ieder een unieke code, de informatie in de andere databases krijgt deze unieke code ook mee in de vorm van meta-informatie. Daardoor wordt er meer structuur gegeven aan het informatiebeheer.

Voordelen biM BIM biedt de mogelijkheid om van een 3D model een 4D model te maken, door de planning aan het 3D model te koppelen. Daardoor kan er een simulatie van het bouwproces worden afgespeeld. Het voordeel daarvan is dat raakvlakken tussen objecten die in de tijd ontstaan kunnen worden opgespoord. Daarnaast biedt het BIM-model de mogelijkheid om de raakvlakken op te sporen met behulp van een ‘clash detectie’, hierdoor wordt de menselijke factor minder bepalend en zullen raakvlakken daadkrachtiger worden opgespoord en niet meer onopgemerkt blijven.

ConclusieDe conclusie van het onderzoek is dat BIM meerwaarde heeft door de meerdere aantoonbare voordelen ten opzichte van de huidige werkmethodiek. Dit kan een reductie van de faalkosten bewerkstelligen. Omdat BIM nog maar kortgeleden is geïntroduceerd binnen de infrasector, zijn er nog geen trendcijfers beschikbaar waar een reductie van de faalkosten mee kan worden aangetoond. Ook omdat de toepassing van BIM nog in ontwikkeling is, wordt nader onderzoek naar enkele aspecten aanbevolen. Hierbij kan gedacht worden aan de financiële implicaties van BIM en de ontwikkeling van software die meer op de infrasector is toegespitst.

biMing business Ids de Boer

foto’s: VolkerInfra

Page 65: Afstudeerbundel ABC 2013

-62- -63-

Voor de afronding van de opleiding Civiele Techniek heb ik mijn afstudeeronderzoek in samenwerking met het ingenieursbureau Royal HaskoningDHV uitgevoerd. Het onderzoek is tot stand gekomen doordat er in het werkveld een probleem wordt verwacht, namelijk dat er in de komende jaren in Nederland veel bruggen moeten worden vervangen, opgewaardeerd of gerestaureerd. Royal HaskoningDHV wil hier tijdig op inspelen. Reden is dat veel bruggen in de naoorlogse periode opnieuw zijn opgebouwd. Inmiddels zijn zij verouderd en kunnen de bruggen de huidige wegbelastingen van het zwaarder wordende vrachtverkeer niet aan.

HoofdvraagDe hoofdvraag van mijn afstudeeronderzoek luidde alsvolgt: ‘Welke innovatieve oplossingen kan Royal HaskoningDHV bieden voor de vraag van het vervangen van verouderde bruggen in Nederland?’

Hoewel er talloze oplossingen mogelijk zijn richt dit onderzoek zich op de toepassingen van materialen in het bouwen van een vaste brug met een overspanning van 10 meter. Voor dit type is gekozen omdat dit een veelvoorkomend brugtype is, een brugtype waarvan er de komende jaren meerdere moeten worden vervangen.

MaterialenDe eerste deelvraag die is gesteld is de vraag welke materialen kunnen worden toegepast bij het bouwen van een brug. In van een brainstormsessie is over verschillende materialen nagedacht, uiteindelijk worden hiervan twintig behandeld. Deze twintig materialen worden in dit onderzoek geanalyseerd, waarna de beste vijf kunnen worden gekozen. Dat is gedaan door het toepassen van drie analyses: een multi-criteria-analyse, een gevoeligheidsanalyse en een slotanalyse. In de analyses worden de materialen van verschillende kanten belicht. Daarbij wordt gekeken naar de kosten, de sterkte en de duurzaamheid. Uit de analyses komt naar voren dat aramidevezels, hoge sterktebeton, glasvezel, multivezel-beton en accoyahout het meest geschikt zijn.

bouwtechniekenVervolgens is gekeken naar welke bouwtechnieken het beste konden worden toegepast voor de bouw van de brug. Na aanvullend literatuuronderzoek verricht te hebben ten aanzien van de vijf geselecteerde materialen kon naar de bouwtechniek worden gekeken. Het literatuuronderzoek spitst zich toe op drie punten: de ontwikkeling, de productie en de verwerking. Daarnaast is er gezocht naar toepassingsvoordeel van deze vijf materialen ten opzichte van traditioneel gebruikte materialen.

life Cycle CostBij het laatste onderzoeksdoel in dit rapport wordt gekeken naar de vraag welke materialen goed scoren in een Life Cycle Cost van een brug. Dit betekent dat de economische kant van de materialen wordt onderzocht. In een Life Cycle Cost worden de kosten van een brug over zijn hele levensduur bepaald. Voordat er een analyse is verricht op basis van de Life Cycle Cost worden de directe investerings- en onderhoudskosten bepaald. Uit de Life Cycle Cost komt naar voren dat multivezel-beton het meest geschikt is voor een vaste verkeersbrug met een overspanning van tien meter.

ConclusiesZoals gesteld is multivezel-beton het meest geschikte materiaal is voor het bouwen van de brug. Die conclusie is getrokken op basis van twee onderzoeksinstrumenten: de goede score uit de multi-criteria-analyse en de beste prijs in de Life Cycle Cost-analyse. Multiverzel-beton kenmerkt zich door betere eigenschappen dan een vergelijkbaar traditioneel materiaal. Zodoende kan het worden bestempeld met de term: innovatief. Het heeft een verbeterde duurzaamheid, omdat er minder microscheuren optreden in vergelijking met gewapend beton. Ook is er een aanbeveling gedaan om ten eerste de toepassingen van versterkte kunststoffen, bestaand uit gecombineerde vezels te onderzoeken en ten tweede onderzoek te doen naar een hydride brugdek van een stalen draagframe met een kunststoffen dek.

bruggen: innovatie

Chris van Vliet

Page 66: Afstudeerbundel ABC 2013

-64-

De Noordelijke knoop bestaat uit drie kruispunten op de oostelijke ringweg in Groningen die kort op elkaar liggen. Twee kruispunten zijn al ongelijkvloers, het laatste kruispunt met de Groningerweg dient ook ongelijkvloers gemaakt te worden. Omdat de kruispunten kort op elkaar liggen, hebben de aanpassingen van het kruispunt met de Groningerweg gevolgen voor de andere twee kruispunten.

OnderzoekOns onderzoek bestaat uit twee delen, het ontwerp en het onderzoeksplan. Het eerste deel, ontwerp, bestaan uit een Multi Criteria Analyse (MCA) van het ontwerp van de Gemeente Groningen. Hierbij wordt beoordeeld of dit ontwerp wel de beste is en wordt het vergeleken met andere ontwerpen. Het tweede deel, het uitvoeringsplan, gaat verder in op het ontwerp van de Gemeente Groningen.

OntwerpVoor het ontwerp zijn eerst drie deelvragen beantwoordt, namelijk:• Hoe kan de verkeersdoorstroming bevorderd worden?• Op welke manier wordt de verkeersveiligheid vergroot?• Hoe kan de overlast voor de omgeving beperkt blijven?

Er zijn zoveel mogelijk uitgangspunten vanuit de Provincie Groningen meegenomen om een realistische vergelijking te maken. Daarnaast zijn er ook veel uitgangspunten meegenomen vanuit de CROW methodiek, dit gaat om algemene uitgangspunten voor stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen.

De MCA is opgesteld vanuit de antwoorden op de deelvragen en de uitgangspunten. De MCA is in drie hoofdonderdelen verdeeld; verkeerdoorstroming en verkeersveiligheid, uitvoeringskosten en omgeving. Bij de verkeerdoorstroming en de verkeersveiligheid wordt per ontwerp beoordeeld of dit ontwerp veilig is en of deze een goede verkeersdoorstroming heeft. Voor de uitvoeringskosten is een raming gemaakt van de kosten van ieder ontwerp,

goedkope ontwerpen krijgen een betere beoordeling dan duurdere ontwerpen. Bij de omgevingsaspecten wordt er met name gekeken of het ontwerp extra belastend is voor het milieu en de omgeving.

Van de ontwerpen zijn eerst schetsvarianten uitgewerkt. Na een visuele selectie op uitvoerbaarheid en originaliteit, zijn een zestal ontwerpen verder uitgewerkt in AutoCAD. De zes ontwerpen zijn samen met het ontwerp van de Provincie Groningen beoordeeld met behulp van het eerder opgestelde MCA. Daaruit bleek dat variant 1 het beste ontwerp was, het ontwerp van de Provincie Groningen is op de tweede plaats geëindigd. De voorkeursvariant is in AutoCAD uitgewerkt tot presentatietekening, hierdoor is een beter beeld verkregen van het ontwerp in de bestaande situatie.

uitvoeringsplanHet uitvoeringsplan is gebaseerd op het ontwerp van de Provincie Groningen. Eerst zijn de uitgangspunten opgesteld van waaruit het uitvoeringsplan gemaakt dient te worden. Deze zijn met behulp van de verschillende documenten die de Provincie Groningen ter beschikking heeft gesteld gemaakt. Daarnaast zijn er verschillende overleggen geweest met deskundigen. Vanuit de uitgangspunten zijn in verschillende brainstormsessies uitvoeringsvarianten en omleidingsvarianten opgesteld.

Er zijn verschillende oplossingen gevonden om het project te kunnen realiseren voor januari 2015. Uiteindelijk is gekozen voor een tunnelbak in plaats van een verlenging van de brug, dit bespaard namelijk veel tijd en geeft minder verkeerhinder. Door het gebruik van de tunnelbak komen de andere werkzaamheden ook praktischer uit.

Volgens de planning kan het verkeer gebruik maken van de weg in augustus 2014. Om de planning te visualiseren, zijn fases weergegeven op de planning die zijn uitgewerkt in een faseringstekening. Op deze tekening is te zien welke werkzaamheden er op cruciale momenten plaatsvinden.

de noordelijke Knoop

William JoostenKasper Wind

Page 67: Afstudeerbundel ABC 2013

-64- -65-

Page 68: Afstudeerbundel ABC 2013

-66-

The tidal gully ‘het Kikkertgat’ is, as seen from Holwerd, the first 2,5 nautical mile of the ferry route between Holwerd and the Frisian Island Ameland. Since 1999, an increase of the annual maintenance dredging has been observed in this part of the ferry route. Sedimentation in the gully occurs due to morphological developments in the Inlet of Ameland and the Pinkegat Inlet.

researchThe current applied dredging methods meet the requirements of the client (De Vries & van de Wiel), but are expensive and in the long run not profitable anymore. To reduce the maintenance costs in the short term, alternative dredging methods can be applied. In longer term, dredging a new channel will be a structural solution against the increasing sedimentation. The main research question in this study was:'Which alternative for the first 2,5 nautical mile of the ferry route Holwerd-Ameland is feasible to reduce the annual maintenance dredging costs?'

research designA first desk research was done on the morphological developments in het Kikkertgat. Before determining alternatives, a good description of the natural situation and developments was required. After this description was finished, the users of the area were interviewed and five alternatives were drafted.

There are several users in the area of the ferry route Holwerd-Ameland: De Vries & van de Wiel (contractor of the maintenance dredging), Rijkswaterstaat (ferry route administrator), De Waddenvereniging (nature organization) and Wagenborg Passagiers Diensten (ferry operator).

By interviewing the different users, the interests of each user related to alternatives for the current maintenance dredging were made clear. five alternatives, of which two alternative dredging methods, were drafted on the basis of the information from the interviews and knowledge which was obtained in the past four years of education.

Feasibility of an alternative dredging method was studied by desk and field research. A new channel was designed to estimate initial dredging volumes. Also the influence of this new channel to the surrounding area was described. Sketch designs were made of the other two alternatives. After describing and designing, the five alternatives were assessed according to the interests of the different users. The interests of each user were processed in a multi criteria-analysis.

ConclusionsThe assessment of the alternatives showed that dredging a new channel is the best solution in this case, according to the interests of the users of het Kikkertgat. However, this requires a lot of procedures to incorporate this into legislation. There are also uncertainties about the morphological behaviour of such a new channel.

Applying agitation dredging and Water Injection Dredging for the maintenance dredging in the ferry route Holwerd-Ameland can reduce the maintenance costs on a short term. However, these methods are currently not allowed in this specific part of the Wadden Sea. With some adjustments in the contract, longer test periods can be held to show if these alternative dredging methods can be effective in the ferry route.

Maintenance dredging between Holwerd and ameland

Sijb Dros

Page 69: Afstudeerbundel ABC 2013

-66- -67-

Page 70: Afstudeerbundel ABC 2013

-68-

Indonesia has been created as an archipelago country with more than 17,500 islands. It is fulfilled by various natural resources from Sabang to Merauke. This fact actually gave a very bright future for Indonesia’s economics. In the other hand, Indonesia lacks transportation facilities. Governments, domestics, and international trade atmosphere treat the eastern part of Indonesia differently. Nusantara Pendulum came up to the surface and was brought by Pelindo (Indonesia Port Corporation). This network plan was designed to increase Indonesia container shipping flow from west to east and vice versa like pendulum. As the result in future, the eastern part will gain the same opportunity as the western part to welcoming ASEAN Free Trade concept.

the research The Author proposes the network efficiency analysis by using Nagurney-Qiang method. This method captures demands, costs, and number of origin-destination pairs inside the network. Demands inside this study using goods flow between each province in Indonesia. Costs that are used in this study are derived from determined shipping companies. Nusantara Pendulum network efficiency is also compared to network efficiency of an existing major goods route in Indonesia. Several nodes and links inside also being ranked by its importance that are determined by the Julius-Petersen-Mattson method. This formula is able to assess the vulnerability of network components in terms of their criticality to network efficiency.

CostsCost in this research is referred to the total cost of 1 TEU container shipping (handling cost + freight cost). The current condition in Indonesia had very unstable freight cost, because freight costs depend on supply and demand between consumers and producers and each region’s economic condition.

Comparing the routes Nusantara Pendulum network give the result of 4.48 ton/rupiah as the efficiency. It is much higher than the existing major domestic goods route: 3.1 ton/rupiah. It means that the plan of Nusantara Pendulum network is potential to be the effective route of container shipping in Indonesia better than the existing one.

rank of importance Rank of importance indicated which of the components is more important than the other ones. For further studies, we can take account for measuring the development possibility in each node or links that need to be developed.Links between Tanjung Priok and Tanjung Perak (Surabaya) become the most important link because these ports are the centre of Indonesia container trade. The most important node is Tanjung Perak. Because it flows and obtains great number of goods from west and east part of Indonesia. In both methods, we can conclude that the eastern part, which is being indicated by Sorong, always be the least in rank of importance whether is the link or the node.

Hafida Fahmiasari

Simulation of Nusantara Pendulum Network

Comparison of Links Value between first and second method

Nusantara Pendulum Network Plan of Indonesia

network efficiency analysis of nusantara Pendulum

Page 71: Afstudeerbundel ABC 2013

-68- -69-

Sytse-Riemer Samplonius

In de haven van Delfzijl wordt de diepte voornamelijk gehandhaafd door middel van ‘Water Injection Dredging’. Verder wordt er af en toe een hopper ingezet. In de havenmonding verricht het schip Airset dagelijks baggerwerkzaamheden. De Airset brengt door middel van water- en luchtinjectie het slib in suspensie. Er wordt alleen gewerkt tijdens afgaand tij, dit zorgt ervoor dat het gesuspendeerde slib afgevoerd wordt.

OptimalisatieIn het kader van Duurzaam Waterbodembeheer zoekt Groningen Seaports naar een optimalisatie van de baggerstrategie. Hierbij gaat het vooral om een reductie van de kosten, afname van de storthoeveelheden in de Dollard en vergroting van de nautische diepte.

OnderzoekVoor dit onderzoek maak ik een afweging tussen de reguliere baggerstrategie en de KSN methode. KSN staat voor Keep the Sediment Navigable (houdt het slib bevaarbaar). Doel van mijn afstudeeronderzoek is de meest efficiënte baggermethodiek te onderscheiden. Een gevolg van de KSN methode is dat schepen met veel diepgang een stuk door het slib gaan varen. De effecten hiervan op het vaargedrag van de schepen is ook onderdeel van mijn onderzoek. De KSN methode vereist een andere baggerstrategie; het slib moet geconditioneerd worden omdat het alleen dan mogelijk zal zijn schepen veilig met hun kiel door het slib te laten varen.

de testBaggerschip de Meerval is gebruikt voor de test om het slib te conditioneren (vloeibaar maken). Gedurende de test met een duur van één week heeft de Meerval in twee proefvakken gewerkt. In proefvak 2 is langer gebaggerd dan in proefvak 1, hierdoor kan er makkelijker een besluit genomen worden over

de benodigde baggerinspanning om het gewenste resultaat te bereiken. Voorafgaand aan de proef is een T0 meting gedaan, hierbij is de sterkte van het slib, dikte van de sliblaag en het niveau ten opzichte van het N.A.P. bepaald. Na afloop van de proef is de conditie van het slib periodiek opgevolgd om het effect van de baggerproef vast te kunnen stellen.

resultatenDe resultaten zijn indrukwekkend, in beide proefvakken is de doorvaarbaarheidsgrens van het slib met minstens 1m verlaagd. Na één maand begint het slibpakket in proefvak 1 zich te herstellen. In proefvak 2 is zelfs na één maand nog nauwelijks sterktetoename waargenomen. Bovengenoemde uitkomsten worden in het onderzoek meegenomen om tot een goede vergelijking tussen beide baggermethodieken te komen.

Optimalisatie baggermethodiek haven delfzijl

Page 72: Afstudeerbundel ABC 2013

-70-

In opdracht van de Gemeente Groningen, Waterschap Noorderzijlvest en Hunze en Aa’s is er onderzoek verricht naar de optimalisering van het afvalwatersysteem in de stad Groningen. De rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) in Garmerwolde wordt op dit moment uitgebreid voor ongeveer 23 miljoen euro. Door gebruik te maken van de berging in het rioolstelsel kan wellicht voorkomen worden dat dit in de toekomst weer noodzakelijk is.

Probleemstelling en onderzoeksvraag Tijdens dit onderzoek zijn er drie problemen in de huidige situatie behandeld:• Piekaanvoeren afvalwater naar de RWZI Garmerwolde• Vuilprop in de persleiding gemaal Damsterdiep – RWZI Garmerwolde• Peilverhogingen/waterkwaliteit door overstorten afvalwater

De onderzoeksvraag voor dit onderzoek: ‘Hoe kan het afvalwatersysteem in de stad Groningen geoptimaliseerd worden en welke gevolgen brengt dit met zich mee?’

uitkomsten en resultaten We zijn ons onderzoek gestart met het beschrijven van het huidige afvalwatersysteem. Vijf bemalinggebieden en de bijbehorende hoofdgemalen, samen met de werking van de huidige RWZI Garmerwolde, vormden hier de belangrijkste onderdelen uit. Om te voorkomen dat het onderzoek achterhaald werd, werden de toekomstige veranderingen in het afvalwatersysteem vastgesteld.

Daarna zijn de piekaanvoeren bij droog weer (DWA) en tijdens een hevige bui (RWA) behandeld. Deze zijn van belang om, nadat de berging van het rioolstelsel per bemalinggebeid is berekend, afvalwater zonder problemen te bergen. Daarna zijn er voor de DWA en RWA verschillende optimalisatiemogelijkheden onderzocht. De belangrijkste aanbeveling was om de hoofdgemalen met een nieuwe neerslagradar te verbinden. Hierdoor kunnen

er voorspellingen gedaan worden zodat de gemalen het rioolstelsel gevuld met DWA (de berging) ruim van te voren kunnen leegpompen. Op deze manier is er een leeg rioolstelsel dat optimaal benut kan worden met RWA, waardoor er geen DWA meer wordt overgestort. De uiteindelijke constante stroom DWA, die gerealiseerd kon worden door het DWA te bergen in het rioolstelsel, leverde zowel kwaliteitsverbetering als kostenbesparingen op bij de RWZI in Garmerwolde. Ook de vuilprop kan tegengegaan worden in dit geoptimaliseerde systeem, doordat dit grotendeels geborgen kan worden in bestaande bergingbassins op de RWZI Garmerwolde. Doordat er uitsluitend overgestort wordt met regenwater, gaat kwaliteit van het oppervlaktewater waarschijnlijk vooruit. De uitkomsten van dit onderzoek bieden de opdrachtgevers conclusies en aanbevelingen, waar men mee verder kan werken om het afvalwater in het rioolstelsel van de stad Groningen in de toekomst efficiënter te kunnen afvoeren.

Optimalisering afvalwatersysteem Groningen

Richard KampsAlmon Kroon

Page 73: Afstudeerbundel ABC 2013

-70- -71-

Page 74: Afstudeerbundel ABC 2013

-72-

Door het toenemende gebruik van geïntegreerde contracten, worden meer taken en verantwoordelijkheden bij de opdrachtnemer neergelegd. Bij het toepassen van RAW-contracten, bestaan de taken voor de opdrachtnemer voornamelijk uit het uitvoeren van de door opdrachtgever ontworpen objecten. Echter, bij de toepassing van geïntegreerde contracten worden tevens het ontwerpen en het voorbereiden onderdeel van het takenpakket van de opdrachtnemer. Door deze verschuiving van taken is de opdrachtnemer verantwoordelijk voor de invulling van de tender-, voorbereidings-, uitvoerings- en opleveringsfase. Daarbij kan het voorkomen dat deze fases door diverse projectteams worden uitgevoerd. Het probleem dat hierbij mogelijk ontstaat, is dat de opgedane kennis en informatie over beslissingen onvoldoende wordt overgebracht naar projectteams van vervolgfasen.

Het onderzoekOm een oplossing te vinden omtrent deze problematiek is in opdracht van KWS Infra bv onderzoek gedaan naar de informatieoverdracht. Hierbij wordt gezocht naar mogelijkheden om de overdracht te verbeteren tussen projectteams tijdens diverse fases binnen een project met een geïntegreerde contractvorm.

Huidig beleidOm gerichte aanbevelingen te kunnen doen is allereerst het huidige beleid van KWS onderzocht. Het blijkt dat gedurende diverse fases van het project, een projectteam uit verschillende projectleden bestaat. In vergelijking met de uitvoering, worden veelal andere projectmedewerkers met een andere kennis en capaciteit onderdeel van het projectteam. Als gevolg hiervan is er weinig continuïteit.

Landelijk worden processen en werkwijzen omtrent de kwaliteit, arbeidsomstandigheden en het milieu voorgeschreven. Deze regelingen beschrijven echter geen procedures omtrent de geïntegreerde contracten en de informatieoverdracht. Hierdoor verschilt de insteek van overdracht, wijze van informatie vastleggen en de indeling van taken en teams niet alleen per vestiging, maar tevens per project.

factoren van invloed op kennisoverdrachtIn dit onderzoek komt naar voren dat er vele factoren zijn die invloed hebben op de kennisoverdracht. Van al deze factoren zijn dit de vier belangrijkste oorzaken: • Geen uniforme werkwijze in het vastleggen van informatie• Het ontbreken van eisen aan de mate en wijze van informatieoverdracht• Het wijzigen van projectteams• Onvolledig KAM-systeem

aanbevelingenAan de hand van bovenstaande oorzaken zijn diverse aanbevelingen gedaan om de problemen omtrent de informatieoverdracht te verbeteren:• Om informatieverliezen te verminderen, dienen wisselende projectteams en/of projectleden bij een fase- of projectwisseling een informatieoverdracht uit te voeren volgens opgestelde procedures• Om een uniforme werkwijze te creëren tijdens projecten, dient het KAM-systeem te worden aangepast• Op projecten met een geïntegreerde contractvorm dient het projectteam tijdens alle projectfases informatie vast te leggen en te verantwoorden in relatie tot gemaakte keuzes, afwegingen en beslissingen. • Op risicovolle projecten en projecten met een bepaalde contractwaarde dient gedurende het gehele project gebruik te worden gemaakt van een Document Management Systeem (DMS)• Om informatieverliezen en gewijzigde inzichten omtrent ontwerp en uitvoering te voorkomen, dient het vele wijzigen van de bezetting in een korte periode beperkt te blijven.

De aanbevelingen zijn verwerkt in diverse implementatiemogelijkheden. Om de informatieoverdracht en de herleidbaarheid van keuzes te verbeteren, zijn voorstellen gedaan voor werkmethoden en procedures. Aan de hand hiervan is een opzet gemaakt voor een stappenplan die als leidraad kan fungeren bij de diverse informatieoverdrachten. Bij het implementeren van de diverse aanbevelingen ontstaan tevens enkele risico’s, waarbij te weinig commitment vanuit het projectteam als grootste risico is aangegeven. Als maatregel hiervoor dienen projectmedewerkers meegenomen te worden in het ontwikkelproces van de aanbevelingen en dienen medewerkers bewust te zijn van hun plek in het proces.

Verbeteren van de informatieoverdracht binnen geïntegreerde contracten

Hessel Streefkerk

Page 75: Afstudeerbundel ABC 2013

-72- -73-

De Nederlandse overheid heeft het doel om voor 2020 16 procent van het totale energieverbruik uit duurzame energie te laten voortkomen ten opzichte van het referentiejaar 1990. In Nederland liggen kansen om meer duurzame energie met behulp van waterenergiebronnen op te wekken. De gestelde hoofdvraag bij dit afstudeerproject is: 'In hoeverre is het mogelijk water als duurzame energiebron in Nederland te gebruiken en hoeveel duurzame energieopslagcapaciteit is er nodig om de doelstelling van 16 procent te halen?' Om deze hoofdvraag te beantwoorden zijn verschillende waterenergieopwekkingmethoden onderzocht en met elkaar vergeleken. Ook is een onderzoek gedaan naar hoeveel energie overschotten en tekorten wij in het jaar 2020 zal kunnen verwachten en hoe we deze energieoverschotten kunnen opslaan.

Prognose 2020 In 2011 is de totale energieverbruik 3246 PJ waarvan 132,2 PJ uit hernieuwbare energiebronnen bestaan. Door naar de afgelopen tien jaar te kijken, kan voorspeld worden hoeveel energieverbruik en duurzame energie wij in 2020 kunnen verwachten. Het totale energieverbruik in Nederland wordt voor 2020 geschat op 3500 PJ en de totale duurzame energieaanbod op 232,8 PJ. Er blijkt dus een tekort van 327,2 PJ in 2020 wanneer we niets doen om hernieuwbare energiebronnen te vergroten. Om dit tekort op te vullen wordt ernaar gekeken welke waterenergiebronnen de meest geschikte is.

energieopwekkingmethodenOm te bepalen hoeveel energie uit water opgewekt kan worden, zijn acht verschillende water- energieopwekkingmethodes onderzocht. In totaal kunnen deze energiebronnen 1300 PJ/jaar opleveren. Er blijkt dat in 2020 de totale energiepotentieel uit water (7570 PJ/jaar) tweemaal groter is dan het geschatte totale energieverbruik in Nederland in 2020 (3500 PJ/Jaar). Van de maatschappelijk winbare energiepotentie blijkt dat in 2020 ongeveer 37 procent van het totale energieverbruik uit water gewonnen kan worden. Dit lijkt voldoende om de doelstelling van Nederland voor 2020 (16% van 3500 PJ = 560 PJ) te bereiken.

aanbevelingenDe thermische varianten (Aardwarmte en WKO) hebben uit onderzoek voor meer dan 95 procent de meeste potentie. Terwijl de andere varianten voor nog geen 5 procent energiepotentie hebben. Daarom is het in mijn onderzoek aangeraden deze twee waterenergiebronnen meer in de komende jaar te gaan gebruiken. Vergeleken met andere duurzame energiebronnen zoals wind, zon, golven en getijden, zijn aardwarmte en WKO regelbaar. Ze fluctueren bijna niet, de energielevering is constant.

OpslagcapaciteitEr is verder gekeken naar hoeveel energie aardwarmte en WKO per jaar moet worden geleverd. Uit onderzoek blijkt dat er minimaal 84 PJ/jaar uit aardwarmte en 243,3 PJ/jaar uit WKO moet kunnen worden opgewekt om eind van het jaar zo min mogelijk energie op te moeten slaan. De meeste benodigde energie wordt opgewekt met WKO. WKO (warm-koud) wekt de helft (121,6 PJ/jaar) op en WKO (koud-warm) wekt ook de helft (121,60 PJ/jaar) op. De totale energieopslagcapaciteit is gelijk aan 202 PJ/jaar.

Uit nadere berekenen blijkt dat door fluctuaties van energieaanbod en vraag die gedurende het jaar kan voorkomen, totaal 11202,98 MW (353,3 PJ), moet worden opgeslagen. Aangezien de opslagcapaciteit 6405,38 MW (202 PJ) van aardwarmte en WKO niet genoeg is wordt er een opslagmethode bedacht die de overige overschotten van 4797,60 MW (151,3 PJ) moet opvangen.

Water opslagmethode Om de overige energieopslagcapaciteit van 151,3 PJ/jaar op te kunnen slaan is na een analyse gekozen voor een water/buffertank opslag op het IJsselmeer. Deze waterbuffer(s) moet(en) gemiddeld samen een totaal volume van 685,5 km3 per jaar hebben. De hoogte van de tank met water mag niet hoger zijn dan 15 meter.

ConclusieNa dit onderzoek kan ik concluderen dat door middel van aardwarmte en WKO, er genoeg energie is om de overige duurzame energie leveren van 2020 te vullen. Deze is echter niet geschikt om alle mogelijke overschotten van energie op te slaan. Water buffer(s) is mogelijk een geschikte methode om de overige overschotten op te vangen. Voor het jaar 2020 zal het onmogelijk zijn alle benodigde water buffer tanken te construeren.

Waterenergieopwekking- en energieopslag methoden in nederland

Prosper Isaacs

Page 76: Afstudeerbundel ABC 2013

-74-

afstudeeropdrachten bureau noorderruimte

Page 77: Afstudeerbundel ABC 2013

-74-

In Nederland voldoen veel oude gebouwen en complexen niet meer aan de eisen van deze tijd. Vroeger waren mensen al tevreden met een dak boven hun hoofd, tegenwoordig liggen de eisen hoger. Oude gebouwen zijn vaak niet mee veranderd met deze eisen, de Der Aa-kerk is hier een voorbeeld van. Door de enorme inhoud van de kerk en de slechte thermische schil is het moeilijk om een goed klimaat in de Der Aa-kerk te verkrijgen. Bij een lage buitentemperatuur is het soms nodig om een aantal dagdelen voorafgaand aan een evenement al te starten met verwarmen van de kerk. En zelfs dan wordt het binnenklimaat vaak nog als oncomfortabel ervaren. Het gevolg van het intensief verwarmen van de kerk is dat de energielasten stijgen. Doordat de energielasten door worden berekend aan de gebruiker, wordt het exploiteren van de kerk steeds moeilijker. De kerk zal energetisch verbeterd moeten worden om exploitatie te kunnen handhaven.

HoofdvraagNaar aanleiding van bovenstaande probleemstelling is onze hoofdvraag geformuleerd:'Hoe kunnen de energiekosten van de Der Aa-kerk verantwoord worden verlaagd met behoud van de functionaliteit en de monumentale waarde?'

WerkwijzeOm de vraag te kunnen beantwoorden is eerst de huidige situatie van de kerk op verschillende aspecten onderzocht. • Organisatorische aspecten: wat is de relatie tussen het huidige gebruik en de energieverbruik van de Der Aa-kerk• Bouwkundige aspecten: er is onderzoek gedaan naar de thermische schil, temperatuur, luchtvochtigheid en ventilatie• Installatietechnische aspecten: er is gekeken naar het verbruik van elektriciteit in kilowattuur (kWh) en het verbruik van gas in kubieke meter (m3), door de jaarcijfers van het gas- en elektrisch verbruik te analyseren

Aan de hand daarvan zijn varianten gekozen, waarvan wordt verwacht dat ze het energieverbruik kunnen terugdringen. Deze varianten zijn op haalbaarheid onderzocht door bouwkundige-, energetische- en financiële consequenties onder de loep te nemen. Een bouwkundige variant is verder uitgewerkt.

ConclusieGezien de hoge monumentale waarde van de Der Aa-kerk liggen bouwkundige ingrepen erg gevoelig. Hierdoor moest er gezocht worden naar efficiënte en creatieve oplossingen. In dit proces zijn verschillende externe partijen benaderd; van bouwfysisch adviesbureaus tot betrokken partijen bij referentieprojecten. Naast deze vakinhoudelijke experts zijn de meningen van betrokken partijen zoals de monumentenzorg en de eigenaar van de Der Aa-kerk regelmatig gepeild. Uiteindelijk zijn hier een aantal adviezen uitgekomen. Een belangrijk advies was het aanbrengen van een scheiding tussen het koor en het schip en het isoleren van de gemetselde gewelven.

In de huidige situatie wordt circa 46.000m3 gas verbruikt op jaarbasis. Door het toepassen van de onderzochte maatregelen kan het gasverbruik teruggedrongen worden naar 31.000 m3.

der aa-kerk: energieke restauratie

-75-

Daan Glas Richard Roffel

Thermografisch beeld glas-in-lood-vensters Der Aa-kerk

Page 78: Afstudeerbundel ABC 2013

-76-

Duurzaamheid en hernieuwbare energie zijn essentieel. In de hedendaagse maatschappij zijn we energieverslaafd. Het hele land zou stilvallen als er opeens geen elektriciteit meer zou zijn. Daarnaast zijn gas en olie de motor van de hedendaagse economie. Door deze afhankelijkheid van deze energiebronnen zijn we als land enorm kwetsbaar.

achtergrondGas en olie wordt gevormd in een proces waarbij de overblijfselen van planten en dieren als gevolg van druk en hitte door middel van een chemisch proces omgezet worden. Doordat dit proces duizenden jaren duurt worden de reservoirs niet aangevuld. Naast de schadelijke CO2-uitstoot die veroorzaakt wordt, zullen deze bronnen dus ooit leeg raken, ze zijn niet onuitputtelijk. In de toekomst zullen duurzame hernieuwbare energiebronnen daardoor onmisbaar zijn. Over wanneer dit moment aanbreekt zijn de experts verdeeld. Het staat echter buiten kijf dat wanneer dit moment aanbreekt de wereld klaar moet zijn om over te stappen op duurzame energiebronnen.

initiatiefgroep ‘Groenkerk’Dat duurzame hernieuwbare energie nog geen grotere positie in de maatschappij heeft verkregen ligt aan het feit dat het nog een relatief jong fenomeen is. Vele duurzame voorlopers richtten dan ook initiatieven op die de duurzame bewustwording in hun directe omgeving bevordert. Zo ook in Oenkerk. Met een tiental inwoners van Oenkerk is in de zomer van 2011 de initiatiefgroep ’Groenkerk’ gestart. De visie van dit groene initiatief is het duurzamer maken van de wereld waarbij mensen, aarde en groene opbrengst (people, planet en profit) in hun optiek harmonieus samengaan. Het doel is om met elkaar vóór 2050 een energieneutrale leefomgeving te creëren. Volgens hen is dit namelijk het moment waarop de wereld voor het grootste deel op niet-fossiele brandstoffen zal draaien terwijl de wereldbevolking veel groter zal zijn dan vandaag de dag.

In 2012 heeft ‘Groenkerk’ een nulmeting laten uitvoeren onder inwoners van het dorp. Het is de initiatiefgroep echter nog onbekend wat er in de toekomst mogelijk is op het gebied van duurzame energieopwekking en energiebesparing in hun dorp. Zij willen dan ook graag meer informatie over de energiebehoefte en de energiepotentie die in de omgeving aanwezig is om zo een uitspraak te kunnen doen over hoe realistisch hun doelstelling is.

Met deze informatie willen zij enerzijds bewustwording creëren bij inwoners, bedrijven en woningcorporaties. Anderzijds willen ze een onderbouwing geven voor onder andere beleidsvoorstellen en subsidieaanvragen richting de gemeente of provincie. Een inventarisatie van de energiepotentie kan ook interessant zijn voor andere dorpen waarvoor Groenkerk graag als voorbeeld wil fungeren.

doel van het onderzoekHet doel van ons onderzoek was het geven van een helder beeld van de potentiële energiebehoefte en de duurzame energiepotentie van het dorp Oenkerk. Dit is gedaan door het adviseren van het lokale initiatief ‘Groenkerk’ op het gebied van energievraagvermindering en de verschillende soorten hernieuwbare energieopwekking. Daarnaast is er informatie verstrekt naar het initiatief Energie+Dorp, de gemeente Tietjerksteradeel en de provincie Friesland om Oenkerk als trigger te laten fungeren voor beleidsvorming op grotere schaal.

duurzame energiepotentie van Oenkerk

Ruben de Jong Jesmer Kuiper

Page 79: Afstudeerbundel ABC 2013

-76- -77-

Page 80: Afstudeerbundel ABC 2013

-78-

De St. Antoniusschool, gelegen in de wijk Boswijk te Sappemeer, gaat op korte termijn verhuizen naar een andere locatie. Het gebouw en het terrein komt hierdoor leeg te staan. De bewonerscommissie van Boswijk is bang dat leegstand van het terrein en/of het schoolgebouw een negatieve invloed heeft op de buurt. Zij hebben om deze reden gevraagd naar een oplossing voor dit toekomstige probleem.

Het onderzoekHerbestemmen van panden en terreinen is één van mijn interesses die ik in dit onderzoek centraal heb kunnen laten staan. In samenwerking met de bewonerscommissie van Boswijk is er onderzoek gedaan naar de behoefte van de buurtbewoners. Welke wensen en ideeën hebben de zij bij een eventuele herbestemming? Als resultaat zijn ‘individuele zelfstandige woningen voor 55+ers op een gemeenschappelijk terrein’ naar voren gekomen.

Om te onderzoeken of deze nieuwe functie toegepast kon worden op het oude schoolgebouw is een conditiemeting van het gebouw uitgevoerd volgens NEN 2627. Vervolgens zijn ambities opgesteld voor de herbestemming: een EPC norm van tenminste 0,6, het toepassen van een Industrieel Flexibel en Demontabel (IFD )bouwsysteem en de term SlimBouwen.

Deze ambities worden getoetst door middel van het programma GPR-gebouw. Dit programma toetst de mogelijke herbestemming op de thema’s Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde. Op ieder thema wordt een rapportcijfer gescoord, zowel voor de bestaande als nieuwe situatie. Hierin is het cijfer 6 gelijk aan het bouwbesluit waar de herbestemming minimaal aan zou moeten voldoen. Aan de hand van de ambities en onderzoek naar de nieuwe functie is een programma van eisen opgesteld, waarna een nieuwe indeling van de school is ontstaan. Deze nieuwe indeling is uitgewerkt tot DO-

niveau (plattegronden, aanzichten, doorsnedes en principe detaillering) rekening gehouden met de ambities en de gestelde normen en regels volgens het bouwbesluit en de overige regelgeving. Tot slot is er een schatting gemaakt voor de financiële haalbaarheid van de herbestemming.

Het resultaatHet eindproduct van dit onderzoek is een onderzoeksrapportage waarin een plan is gemaakt voor het herbestemmen van de St. Antoniusschool naar 10 appartementen en een gemeenschappelijke ruimte. De appartementen zijn voornamelijk opgebouwd uit prefab HSB Elementen en hebben een oppervlakte van ongeveer 70m2. De resultaten uit het programma GPR-gebouw zijn liggen gemiddeld op een 6,9. Doordat de rendabele huurprijs van de appartementen onder de grens liggen van € 681,02 komen woningen in aanmerking voor huursubsidie. De uitkomsten van het onderzoek zullen uiteindelijk aan de bewoners van Boswijk worden gepresenteerd. Hier wordt bepaald of de plannen daadwerkelijk aantrekkelijk zijn voor de buurt.

Herbestemming st. antoniusschool

Mark Spakman

Page 81: Afstudeerbundel ABC 2013

-78- -79-

Voor de Gemeente Groningen hebben wij bij bureau NoorderRuimte onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om het jong gemeentelijk monument De Selwerderhof energiezuiniger te maken.

OnderzoekvraagMet dit afstudeeronderzoek is er antwoord gegeven op de onderzoeksvraag: Op welke drie manieren kan het energieverbruik van het uitvaartcentrum van de begraafplaats De Selwerderhof gereduceerd worden en wat zijn bij elk concept de effecten ten opzichte van de huidige situatie?

Om antwoord te geven op de onderzoeksvaag zijn er verschillende deelonderzoeken uitgevoerd. Het onderzoek heeft verschillende resultaten opgeleverd. Uiteindelijk hebben wij drie energieconcepten uitgewerkt. Elk concept heeft een ander ambitieniveau.

drie conceptenBij concept 1 is er een reductie van het energieverbruik gerealiseerd door het optimaliseren van de huidige invulling van de installaties. Hierbij zijn alleen installatietechnische maatregelen genomen. Deze maatregelen resulteren in een jaarlijkse besparing van €5.029,-. Met een investering van €24.218,- zal dit concept in vijfenhalf jaar terugverdiend zijn.

Voor concept 2 is er een maximale reductie van het energieverbruik en van de energievraag gerealiseerd waarbij de monumentale waarde in acht is genomen. Voor dit concept zijn zowel installatietechnische als bouwkundige maatregelen genomen. Hiermee wordt jaarlijks €9.935,- bespaard. Er zal een investering gedaan moeten worden van €84.577,-. Hiermee is concept 2 in tien jaar terugverdiend.

Ook voor concept 3 zijn zowel installatietechnische als bouwkundige maatregelen genomen. Dit resulteert in een reductie van 100% van de huidige energievraag. De maatregelen hebben een grote negatieve impact op de monumentale waarde van het uitvaartcentrum. Echter, dit levert wel een jaarlijkse besparing op van €11.281,-. Met een investering van €254.198,- is het concept pas na 23 jaar terugverdiend.

adviesNaar aanleiding van de bevindingen adviseren wij de Gemeente Groningen om concept 2 uit te voeren. Dit concept houdt onder andere in dat de cv-ketel vervangen wordt door een biomassa cv-ketel, dat er pv-zonnepanelen op het dak worden geplaatst en dat de spouw en onderzijde van de vloer geïsoleerd worden. De belangrijkste redenen om dit concept aan te bevelen zijn:

• Concept 2 beperkt, in tegenstelling tot concept 1, het energieverlies. Energieverlies voorkomen is beter dan het vervangen van fossiele energiebronnen door duurzame energiebronnen• Met concept 2 heeft men na circa 20 jaar meer financiële winst behaald dan met concept 1, ondanks dat de terugverdientijd bij concept 2 langer is dan bij concept 1• Bij toepassing van concept 2 is het totale energieverbruik in de toekomst lager dan bij concept 1, dit concept is dus beter voor het milieu

Project de selwerderhof

Thomas BlomBram Menninga

Page 82: Afstudeerbundel ABC 2013

-80-

Vanuit bureau NoorderRuimte ontstond de mogelijkheid om onderzoek te doen naar mogelijkheden voor Urban Farming in krimpgebieden. Letterlijk vertaald betekent Urban Farming ‘stadslandbouw’. Dit wordt al eeuwen over de gehele wereld gebruikt vanuit vele aanleidingen en doelstellingen. In dit onderzoek, bestaande uit twee delen, heb ik samengewerkt met Maarten Klaassen vanuit de studie International Facility Management.

samenhang urban farming en sociale en ruimtelijke samenhangIn het eerste gedeelte stond de volgende hoofdvraag centraal: 'Hoe kan Urban Farming bijdragen aan sociale en ruimtelijke samenhang in krimpende gebieden?'

Om antwoord te geven op de eerste hoofdvraag hebben wij in totaal dertig verschillende projecten onderzocht, zowel binnen als buiten Nederland. Voor de projecten buiten Nederland hebben we ons gefocust op Noord-Amerika of Zuid-Canada, dit vanwege de overeenkomsten in klimaat, cultuur en dieet. Door middel van expertmeetings, een lunchbijeenkomst met junior medewerkers en inhoudelijke gesprekken hebben wij de data geanalyseerd.

Onze belangrijke conclusie is dat een Urban Farming project alleen succesvol kan zijn en de sociale cohesie kan verbeteren indien er voldoende gemotiveerde mensen zijn. Of de wijk, stad of het dorp in een krimpgebied ligt lijkt geen invloed te hebben op de slagingskans van een dergelijk project.

In stadcentra en woonwijken blijkt de enthousiasme het grootst, doordat de bevolkingsdichtheid hier hoger ligt. In dorpen blijkt Urban Farming minder succesvol, met name doordat hier een persoonlijkere cultuur heerst en men veelal een stuk grond bij de woning heeft. De behoefte om nog een moestuin erbij te nemen is niet sterk aanwezig.

Tot slot zijn er vijf hoofddoelen van Urban Farming uit naar voren gekomen: ruimtelijke samenhang, sociale samenhang, educatie, werkvoorzieningen en het verbouwen van groenten en fruit. De projecten met deze doelen blijken vaak een succes.

urban farming in een bestaand gebouwHet tweede deel van de afstudeerperiode had een ander doel, het ontwerpen van een Urban Farming gebouw. Hoe kan Urban Farming toegepast worden in een bestaand gebouw?

Voor dit project is de constructie van een flatgebouw aan de Asingastraat in de Groningse wijk De Hoogte gebruikt. De sociale cohesie in deze wijk ligt een stuk lager dan het stadsgemiddelde. Uit ons vorige onderzoek blijkt dat Urban Farming een middel is om dit probleem aan te pakken. De Hoogte heeft niet veel braakliggend terrein, vandaar de keuze om dit in een bestaand gebouw toe te passen. Het totale project bestond uit het maken van een Programma van Eisen, een wijkanalyse van het sociale en ruimtelijke aspect, een constructieve analyse en het ontwerpproces.

Er is een ontwerp ontstaan waarbij de constructie van het gebouw intact blijft. Woningen worden geplaatst op de eerste en tweede verdieping, de tuinen op de derde en vierde verdieping. De tuinen worden voorzien van glazen harmonicapuien die geopend kunnen worden in warmere periodes en gesloten wanneer het koud is. De zon zorgt voor een natuurlijk kaseffect. Om te zorgen voor warmte in de winter is het mogelijk om gebruik te maken van zonnepanelen op het dak in combinatie met een warmteopslagsysteem. Eventueel zou het dak gebruikt kunnen worden als extra tuin.

De gevels worden voorzien van vegetatie om bij te dragen aan het reduceren van CO2 en de uitstraling van het gebouw. Om interactie tussen buren te vergroten worden gallerijen in de tuinen aan de achterkant van het gebouw geplaatst.

urban farming

Anne van der HaarMaarten Klaassen (International Facility Managent)

Page 83: Afstudeerbundel ABC 2013

-80- -81-

‘Wonen in een urban Farming gebouw draagt bij aan een meer sociaal, actief en zelfvoorzienend leven.’

Page 84: Afstudeerbundel ABC 2013

-82-

De financiële situatie bij de woningcorporaties verandert waardoor het realiseren van verduurzaming van corporatief woningbezit steeds lastiger wordt. Door het feit dat corporaties steeds minder geld te besteden hebben, zijn zij genoodzaakt creatief om te gaan met bestaande middelen om de leefbaarheid en woonwensen van hun huurders te waarborgen. Echter is de ambitie nog steeds het verhogen van de leefbaarheid en het inspelen op de vervulling van woonwensen. Vraag luidt nu of co-makership een optie zou kunnen zijn om dit doel te bereiken. Hiervoor is onderzoek gedaan bij vijf verschillende corporaties en is gekeken naar zogenoemde benchmarks.

VraagstellingOm het onderzoek vorm te geven is een centrale hoofdvraag opgesteld die met behulp van literatuurstudie, interviews en enquêtes is beantwoord. Bij verduurzaming van corporatief woningbezit – het renoveren van sociale huurwoning – zijn twee partijen betrokken. Enerzijds de corporatie die vaak het initiatief neemt in een dergelijk proces. Anderzijds staat de huurder, die al dan niet gestimuleerd kan worden tot het meedenken in een dergelijk proces. De hoofdvraag van het onderzoek was: 'Hoe kan co-makership bijdragen aan de verduurzaming van corporatief woningbezit?'

Co-makershipDe eerste vraag die gesteld kan worden is: 'Wat is co-makership?'. Allereerst wordt co-makership ook gedefinieerd als co-creatie. Deze definitie wordt gezien als samenwerkingsvorm waarbij alle deelnemers invloed hebben op het proces en het resultaat van dit proces.

Huidige praktijksituatieDoor het houden van interviews met de corporaties en het afnemen van enquêtes bij de huurders is een beeld ontstaan van de huidige praktijksituatie. Hierbij is ondervonden dat bij de onderzochte projecten nog geen sprake was van co-makership. Wanneer gekeken wordt naar de

participatieladder kan worden gesteld dat zij participeren op de graad van consulteren. Co-makership kan op deze ladder geplaatst worden op de hoogte van co-produceren/samenwerken. De ambitie van de corporaties ligt bij het nastreven van deze samenwerkingsvorm, alleen moet deze op haar beurt meer verantwoordelijkheid geven aan de huurders. Uit onderzoek naar succes- en faalfactoren is gebleken dat betrokkenheid van participanten, inzichtelijkheid van het proces, duidelijkheid op communicatiegebied en het stellen van kaders een positieve of negatieve invloed kunnen hebben op co-makership. Hierbij moet een belangrijke randvoorwaarde in ogenschouw worden genomen; iedere betrokkene moet het nut inzien van de vernieuwde samenwerkingsvorm.

benchmarksOm richting te kunnen geven aan de rol of functie van co-makership is gekeken naar benchmarks. Hiervan zijn twee belicht middels literatuuronderzoek: parkmanagement en het buitenland. Uit onderzoek naar succesfactoren in beide benchmarks is naar voren gekomen dat er overeenkomstig gesproken wordt over het faciliteren van particuliere initiatieven door professionals. De leiding van deze initiatieven moet echter blijven bij de grondleggers van het initiatief.

adviseringAls corporaties samen met hun bewoners de stap willen maken naar co-makership zijn een aantal punten van belang. De belangrijkste zijn: betrokkenheid creëren, de inzichtelijkheid van het proces verbeteren, duidelijkheid verschaffen omtrent communicatie en het willen faciliteren van initiatieven met in het achterhoofd de belangrijkste randvoorwaarde; het nut inzien van co-makership!

Wijkmanagement: ‘samenwerken is elkaar versterken!’

Wolbert van der Haar Erwin Slotboom Steven Moes (Bedrijfskunde-MER)

Page 85: Afstudeerbundel ABC 2013

-82- -83-

Page 86: Afstudeerbundel ABC 2013
Page 87: Afstudeerbundel ABC 2013