Campus Heverlee Hertogstraat 178 3001 Heverlee
Tel. 016 375600 www.khleuven.be
LESONTWERP
ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING
Naam: Ilona Betzhold, Tessa Bogaerts, Judie Loosen, Amber van
Meerbeek, Arne Wagemans Vakkencombinatie: AA, GE, FR, ENG Stagebegeleider DLO: Hannelore Verstappen Academiejaar: 2014-2015
School: Heilig Hart Heverlee
Onderwijsvorm: ASO
Richting: Latijn (optie wiskunde)
Klas: 306
Lokaal: H0.01
Aantal leerlingen: 25
Les gegeven door: Ilona Betzhold
Vak: Aardrijkskunde
Onderwerp: Plantagelandbouw
Vakmentor: J. Van Lierde
Datum/Data: 6 mei 2015
Lesuur/-uren: 4e lesuur (11u10 – 12u00)
BEGINSITUATIE Situering in de lessenreeks Deze les valt onder het thema 4.4 Verschillen tussen agrarische regio’s. De leerlingen hebben binnen dit thema al
onder andere gewerkt met de herkomst van verschillende voedingsproducten en de traditionele landbouw van Afrika. Relevante voorkennis (en/of kennis die nog niet aanwezig is) De leerlingen zijn er zich van bewust dat plantages in warmere en zuidelijkere oorden voorkomen. Door de vele acties van Fair Trade organisaties zijn ze zich er ook van bewust dat het meestal om arme boeren gaat die op deze plantages werken. Belevings- en ervaringswereld & Actualiteit De leerlingen komen dagelijks in contact met producten die voortkomen uit plantages. Dit kan gaan van bananen, suiker, cacao, koffie tot katoen. Ze komen ook vaak in contact met organisaties zoals Broederlijk delen of Oxfam (Fair Trade). Leerniveau van de klasgroep, klassfeer, … DIDACTISCHE VERANTWOORDING Welke (vak)didactische principes komen in je les aan bod? (= opsomming)
- aanschouwelijkheidsprincipe - motivatieprincipe - structureringsprincipe
EINDTERMEN & LEERPLANDOELEN Situering in de eindtermen: (Vakoverschrijdend en/of vakgebonden) Vakgebonden eindtermen aardrijkskunde 2e graad ET 2 bestudeerde regio’s en thema’s op eenvoudige thematische wereldkaarten situeren. ET 4 de eigenheid van regio’s beschrijven aan de hand van natuurlijke en menselijke kenmerken. ET 5 op een eenvoudige manier enkele fysisch-aardrijkskundige kenmerken van een bestudeerde regio verklaren. ET 12 verbanden leggen tussen levenswijze, cultuur en leefmilieu ET 14 de herkomst van een aantal producten in diverse informatiebronnen opzoeken en lokaliseren. Situering in het leerplan: Leerplan aardrijkskunde 2e graad ASO van het VVKSO, leerplan aardrijkskunde 2e graad, Brussel, 2010, D/2010/7841/071
Leerstofthema: 4.4 Verschillen tussen agrarische regio’s Leerplandoelstellingen: 6 (U) Door analyse van beelden, van kaarten en van andere informatiebronnen de relaties tussen plantagelandbouw
en de fysische en sociale omstandigheden nagaan. Didactische wenken: Hierbij kan gedacht worden aan de plantagelandbouw bijvoorbeeld in Zuid-Amerika, Afrika, Azië. Via Google Earth of Virtual Earth kan de fysische impact van plantagelandbouw in een regio mooi geïllustreerd
worden. Via producten uit Oxfam-winkels of Fair Trade-producten en een eerlijke wereldhandel kan de sociale problematiek van de plaatselijke boeren in regio’s met plantagelandbouw benaderd worden. Hier kan ook, deels door zelfstandig leren, een beperkt onderzoek worden uitgevoerd i.v.m. plantagelandbouw met aandacht voor bijvoorbeeld:
- analyse van een agrarische regio;
- zoeken en selecteren van relevante informatie;
- een samenhangende presentatie van een aantal bevindingen;
- het formuleren van een eigen standpunt rond mogelijke bevindingen.
ALGEMEEN LESDOEL
1) De leerlingen kunnen in eigen woorden uitleggen wat plantagelandbouw is (input, proces, output) en waar
het voorkomt (tropen). WAT? WAAR? 2) De leerlingen kunnen in eigen woorden uitleggen in welke fysische en menselijke omstandigheden
plantagelandbouw gebeurt. WAAROM DAAR?
SCHOOLAGENDA (Van de leerlingen. Verwijs naar het werkblad en/of de pagina’s in het werk- en/of handboek.) Plantagelandbouw in Latijns-Amerika WB p 1 - 7 BRONNEN (Noteer alle gebruikte bronnen, volgens BIN.)
- Werkblaadjes HHH
- Slegers, L., Vanderhallen, D., Vanhecke, E., LWB ASO Zenit 3, uitgeverij Pelkmans, 2010, p144 - Slegers, L., Hofkens, H., Verhaegen, T., Hofkens, M., Mathijs, I., Wereldvisie 3 infoboek, Pelkmans uitgeverij,
2008, 104p. - Atlas: Vanhecke, E., Vanderhallen, D., Callemeyn, J., Plantyn algemene wereldatlas, uitgeverij Plantyn,
2008, p183
LEERMIDDELEN & MEDIA Ppt Eigen WB UCLL 1-7 Atlas Bord/Smartboard
Didactisch lesontwerp
Leerdoelen KRACHTIGE LEEROMGEVING
Lesfasen & timing
Onderwijs- en leeractiviteiten Media Leerinhoud
Instapfase
Lkr. heeft verschillende producten van de winkel
bij zich. ● Welke producten zijn dit?
● Waar worden deze producten gekweekt?
● Wat hebben deze producten met elkaar
gemeen?
Probleemstelling Probleemstelling ● WAT is plantagelandbouw?
● WAAR komt het voor?
● WAAROM wordt er op bepaalde plaatsen
aan plantagelandbouw gedaan?
PPT dia 2 Het thema van de les is plantagelandbouw. Wat? Landbouw dat zich per plantage richt
op één gewas. (=monocultuur) Er wordt
gewerkt met gespecialiseerde machines,
maar er wordt ook handenarbeid verricht. Waar? Tropen Waarom daar? Wordt bepaald door
fysische en menselijke omstandigheden. De lln. kunnen het
begrip
plantagelandbouw
omschrijven in
eigen woorden
(C2).
Lesfase 1: 10 min. Wat is
plantagelandbouw
?
OLG: kenmerken plantagelandbouw We gaan nu aan de hand van foto’s ontdekken
wat de 4 kenmerken zijn van plantagelandbouw. Kijk eens allemaal naar de afbeelding op de PPT. foto 1
● Wat valt jullie op aan de grote van de
percelen als jullie naar de afbeelding
kijken?
● Wat is dan een eerste kenmerk van
plantagelandbouw?
foto 2 ● Als jullie kijken naar de structuur van de
planten, wat valt jullie dan op?
● Hoe zijn deze koffieplanten geplant?
● Wat is dan het tweede kenmerk van
plantagelandbouw?
foto 3 ● Als jullie nu kijken naar het soort gewas,
wat kunnen jullie mij daarover vertellen?
PPT dia 3-9 Werkblaadjes
p.1 1.1. Bestudeer
de afbeeldingen
en
satellietbeelden
van plantages.
1. Plantagelandbouw: een modern en
commercieel landbouwsysteem 1.1. Kenmerken De zichtbare kenmerken op de afbeeldingen
en satellietbeelden zijn: ● grote percelen
● gewassen op een rij
● het verbouwen van één gewas (ook
wel monocultuur genoemd)
● machinaal en veel arbeiders
De gewassen staan op één rij omdat ze zo
gemakkelijker door machines te bereiken
zijn. Plantages:
● Het gaat hier om grootschalige
ondernemingen van honderden tot
duizenden hectaren groot.
● Zijn dit allemaal dezelfde gewassen of
zijn het verschillende soorten?
● Wat is dan het derde kenmerk van
plantagelandbouw?
● Weet er iemand hier een ander woord
voor?
Het verbouwen van 1 gewas wordt ook wel
monocultuur genoemd. ‘mono’ komt van het
Grieks en betekent één. foto 4
● De arbeiders moeten niet al het werk
doen. Van wat wordt er nog gebruik
gemaakt?
● Wat is dan het vierde kenmerk van
plantagelandbouw?
Neem nu jullie werkblaadjes erbij op p.1.
● Wie kan mij de 4 waarneembare
kenmerken nog eens herhalen?
Lkr toont antwoorden ook op ppt en lln schrijven
dit over op hun werkblaadjes.
● Wie kan mij vertellen waarom alle
gewassen mooi op één rij staan?
Lkr toont antwoord ook op ppt en lln schrijven
dit over. Dan gaan we nu kijken of jullie het besluit
kunnen invullen. ● Wie kan het besluit voorlezen en
aanvullen?
Lkr toont antwoorden ook op ppt en lln duiden
dit ook aan op hun werkblaadjes. OLG: input, proces, output Zo dadelijk ga ik jullie een filmpje laten zien
over plantagelandbouw van bananen in Costa
Rica. Jullie zullen goed moeten luisteren want
het is in het Engels.
PPT dia 10-15 Filmpje:
plantagelandbou
● De productie is voorzien voor de
lokale markt en voor de export.
● Men spreekt van een moderne en
commercieel landbouwsysteem dat
grootschalig, machinaal en gericht op
de export is
➔ modern: machines + grootschalig
➔ commercieel: export
(AFBEELDINGEN/SATELLIETBEELDEN) 1.2. Landbouwsystemen: input, proces,
output Input = Daarmee wordt geproduceerd; wat zijn de mogelijkheden van de natuur, wat is de bijdrage van de
Jullie gaan tijdens het filmpje de eerste 2
kolommen handelen over de input en het proces
van de plantagelandbouw. FILMPJE Eerst gaan we het hebben over de input.
● Wat verstaan jullie onder input?
We beginnen bij de arbeidskrachten. ● Welk soort werk hebben jullie de
arbeiders zien verrichten?
● Zijn dit goedkope of dure arbeiders?
Er is ook iets gezegd geweest over chemische
bestrijding. ● Hoe werd er aan chemische bestrijding
gedaan?
En dan nog de soorten machines die werden
gebruikt. ● Welke 3 machines zijn er in het filmpje
aan bod gekomen?
Dan gaan we nu over naar het proces.
● Wat denken jullie dat het proces inhoudt?
● Wanneer worden de bananen geoogst?
● Welke kleur hebben ze dan?
● Wat wordt er met de bananen gedaan
nadat ze in de centrale werkplaatsen
terecht zijn gekomen?
Om ze dan te transporteren worden ze eerst
verzameld in koelhuizen. ● Maar waar worden ze dan naartoe
gebracht?
Tot slot gaan we eens kijken waar de bananen
heen gaan (output). Wat weet je nog uit het
filmpje?
w van bananen
in Costa Rica Werkblaadjes
p.2-3 1.2. Vul de tabel
in a.d.h.v het
filmpje en de
bronnen.
ontwikkeling en wat zijn de economische mogelijkheden van de productie? Arbeidskrachten:
● veel handenarbeid
● goedkope arbeiders
chemische bestrijding:
● pesticide (sproeihelikopters wegens
grote plantage)
machines:
● liftsystemen voor arbeiders
● transportbanen
● wasinstallaties
Proces Plantage:
● plant groeit uit ondergrondse van
stengel
● vruchten na 10 à 15 maanden
● worden geoogst als ze nog groen zien
Verwerking:
● bananen worden vervoerd via
transportbanden
● ze komen terecht in centrale
werkplaatsen
● worden gewassen, verdeeld en
ingepakt
Transport:
● worden verzameld in koelhuizen
● worden naar uitvoerhavens gebracht
● worden dan geëxporteerd naar de
consument via grote zeeschepen
Nu wil ik dat jullie op p.3 de grafieken eens goed
bekijken. ● Welke landen produceren de meeste
bananen?
● Welke grafiek ga je hiervoor gebruiken?
● Welke landen exporteren de meeste
bananen?
● Welke grafiek ga je hiervoor gebruiken?
● Wie importeert de meeste bananen?
● Welke grafiek ga je hiervoor gebruiken?
Daarnet zagen we dat de plantages veel
arbeiders gebruiken. Dit noemen we
arbeidsintensief. Noteer de definitie aan de
achterkant van jullie werkblad. ● Wat denken jullie dat arbeidsextensief is?
● En kapitaalintensief?
● En kapitaalextensief?
Neem nu p.4 erbij, dan gaan we proberen het
besluit aan te vullen. ● Wie kan er het besluit voorlezen en ook
verder aanvullen?
OLG: Fair Trade
● Wie beschikt er over alle middelen voor
de productie van bananen en strijkt
bijgevolg alle winst op?
● Kan jij een voorbeeld geven van deze
ondernemingen? Denk aan de labels die
op de bananen hangen.
● Een reactie op deze multinationale
ondernemingen, is eerlijke handel. Weet
iemand wat hier een andere naam voor?
En wat betekent dit?
● Weet jij waar Fair Trade-producten zoal
verkocht worden?
PPT dia: 16-18 Werkblaadjes
p.4
Output
● India, China, Ecuador, Brazilië,
Filipijnen produceren meeste
bananen
● Ecuador, Costa Rica, Colombia,
Filipijnen, Guatemala exporteren
meeste bananen
● USA, Europa (VK, Benelux,
Duitsland) importeert meeste
bananen
Def. Arbeidsintensief Waarbij de belangrijkste input (van een
bedrijf) bestaat uit arbeid; er wordt veel
werk en zorg besteed aan de productie op
een kleine oppervlakte. Def. Arbeidsextensief Manier van produceren waarbij weinig
arbeid wordt gebruikt. Def. Fair Trade Landbouw en handel in producten die aan de
producent een eerlijke prijs gegeven; er
wordt duurzaam geproduceerd.
Lesovergang De lkr. vraagt: “Wie heeft er vroeger in de
lagere school al eens waterkers gekweekt?” “Op welke plaats zette je de waterkers?
Waarom?”
Waterkers zet je op een vensterbank aan
het raam, omdat er daar voldoende zonlicht
is en omdat het daar warmer is.
“De plaats in het kweekproces blijkt dus erg
belangrijk. Dit gaan we nu ook bekijken voor de
plantagelandbouw.”
De lln. kunnen
plantagelandbouw
situeren in de
wereld (C3). De lln. kunnen
Costa Rica
situeren op een
kaart van de
wereld (C3). De lln. kunnen
verklaren waarom
plantagelandbouw
zich op bepaalde
plaatsen in de
wereld situeert
(C2).
Lesfase 2: Waar doet men
aan
plantagelandbouw
? (10 min)
OLG + DUOWERK Zoek in de atlas een kaart waarop je duidelijk de
verspreiding van plantagelandbouw kunt aflezen. ● Welke kaart hebben jullie gevonden?
Noteer deze kaartnummer in jullie WB. ● Duid ook de keerkringen aan op dezelfde
kaart. (één leerling doet dit aan het bord) ● Zoek per twee naar de gebieden waar
men aan plantagelandbouw doet en duid
deze aan op de kaart in jullie WB p 5. (één
leerling doet dit aan het bord)
● Waar lokaliseer je de plantages? ● Welke breedtleligging hebben die
plaatsen? ● Waarom is het ideaal om daar aan
platangelandbouw te doen? ● Waar zijn ze gelegen op het continent? ● Op welke hoogte zijn ze vaak gelegen? ● Waarom wordt er daar aan
plantagelandbouw gedaan? Lln. nemen WB p 5. Lkr. overloopt de antwoorden klassikaal. Lln. vullen WB p 5 aan. Ll. leest kadertje voor. Vanaf nu gaan we de plantagelandbouw in Costa
Rica onderzoeken. Zoek Costa Rica een keer op
in je atlas en duid dit aan op de kaart in je WB
p. 5. Lkr. (één leerling doet dit aan het bord)
PPT dia 19-22 Atlaskaart 154 WB p 5
2. Waar doet men aan
plantagelandbouw? -Tussen de keerkringen omwille van het
warme en vochtige tropische klimaat. - Aan de kusten: havens voor export,
kustvlakte (geen reliëfhinder) FOCUS op Costa Rica
De lln. kunnen
verklaren waarom
ze in Costa Rica
aan
plantagelandbouw
doen (C3).
Lesfase 3: Costa Rica,
waarom daar?
“We gaan nu even kijken waarom er op Costa
Rica aan plantagelandbouw wordt gedaan. We
gaan eerst kijken naar de fysische
omstandigheden in Costa Rica.” lkr legt uit wat de bedoeling is van de oefening
en maakt de eerste rij klassikaal. duowerk
Lkr deelt de klas in drie groepen. groep één
maakt de tweede rij, groep twee de derde en
groep drie de vierde. Lln maken hun rij per twee.
Lkr. overloopt de antwoorden klassikaal.
Lln. vullen WB p6 aan.
Ll. leest kadertje voor. Doceren
Lkr. geeft extra uitleg. Lkr maakt klassikaal de eerste rij van de
oefening op p7. Individueel werk
Lkr deelt de klas in drie groepen. groep één
maakt de tweede rij, groep twee de derde en
groep drie de vierde. Lln. maken hun rij individueel.
Lkr. overloopt de antwoorden klassikaal.
Lln. vullen WB p7 aan.
Ll. leest kadertje voor.
Doceren Lkr. geeft extra uitleg.
PPT dia 23-33 werkblaadjes
p.6-7 atlaskaart 124
en 125,
klimatogram en
determineertabe
l
Gezien de uitbundige plantengroei zou je
verwachten dat de regenwouden een zeer
vruchtbare bodem hebben. Niets is minder
waar: ● De mineralen worden door de
overvloedige regenval uitgespoeld.
● De humus kan niet opgeslagen
worden in de bodem omdat het er
nooit winter (koude periode) is en
nooit een stilstand is in de groei.
De vegetatie verliest dus nooit op één
moment al zijn bladeren. De vegetatie blijft
gedurende het hele jaar al het organisch
materiaal dat op de bodem valt onmiddellijk
opnemen via een mat van fijne worteltjes. In Costa Rica kan men heel het jaar
bananen telen. Dit wil zeggen dat bananen
een permanent gewas zijn. In dit warm altijd nat klimaat en het
tropische regenwoud als vegetatie, kunnen
tropische gewassen het hele jaar door
groeien. Men vindt hier permanente
gewassen, zoals bananenplanten. De laagvlaktes aan de kusten vormen geen
probleem voor de landbouw. De bodem is
redelijk onvruchtbaar, maar door de warme
temperaturen en de aanwezigheid van
bacteriën kunnen platen toch overleven. Ze
leven van hun eigen afval. In Costa Rica werken, in vergelijking met
België veel mensen in de primaire sector.
Toch kent Latijns-Amerika een gunstigere
toestand van Afrika en Azië. Dit zijn echter
gemiddelden, want Latijns-Amerika telt nog
steeds een grote massa armen.
Lesfase 4: Intergratiefase
Om de les te eindigen heb ik nog een
kruiswoordraadsel voor jullie in petto. We gaan
dit klassikaal maken. Als jullie het antwoord
weten, roep dat dan niet door de klas, maar
steek je vinger op zodat iedereen een kans krijgt
om even na te denken.
ppt dia 34
→ link naar
kruiswoord-
raadsel http://en.educaplay.
com/en/learningresources/1861986/plantagelandbouw.htm
BORDSCHEMA
PLANTAGELANDBOUW IN LATIJNS-AMERIKA
1) Wat is plantagelandbouw?
2) Waar doet men aan plantagelandbouw? 3) Costa Rica, waarom daar?