literatuur - springer978-90-313-6634-7/1.pdf · literatuur american psychiatric association (apa)...

24
Literatuur American Psychiatric Association (APA) (2000). Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, 4th edition, text revision (DSM-IV-TR). Washington: APA. Broeke, E. ten, Heiden, C. van der, Meijer, S. & Hamelink, H. (2008). Cognitieve therapie: De basisvaardigheden (2e herziene druk). Amsterdam: Boom. Fisher, P.L. (2006). The efficacy of psychological treatments for generalised anxiety disorder? In G.C.L. Davey & A. Wells (Eds.). Worry and its psychological disorders: Theory, Assessment and Treatment (pp. 359-378). Chichester: Wiley. Heiden, C. van der (2008, June). What’s more effective in treating generalized anxiety disorder (GAD): Targeting metacognitions or targeting intolerance of uncertainty? Voordracht gehouden op het 6e International Congress of Cognitive Psychotherapy, Rome. Heiden, C. van der, Methorst, G.J., Muris, P. & Molen, H.T. van der (ongepubliceerd manuscript). Protocol metacognitieve therapie voor de gegeneraliseerde angst- stoornis, onderzoeksversie. Heiden, C. van der, Muris, P., Bos, A., Moten, H.T. van der & Oostra, M. (2009). Normative data for the Dutch version of the Penn State Worry Questionnaire. Netherlands Journal of Psychology. Hermans, D., Crombez, G. van, Rijsoort, S. & Laeremans, I. (2002). De MetaCognities Vragenlijst. Gedragstherapie, 35, 341-352. Holaway, R.M., Rodebaugh, T.L., & Heimberg, R.G.M. (2006). The epidemiology of worry and generalized anxiety disorder. In G.C.L. Davey & A. Wells (Eds.). Worry and its psychological disorders: Theory, assessment and treatment (pp. 3-20). Chiches- ter: John Wiley & Sons. Meyer, T.J., Miller, M.L., Metzger, R.L., & Borkovec, T.D. (1990). Development and validation of the Penn State Worry Questionnaire. Behaviour Research and Therapy, 28, 487-495. Wells, A. (2006). The metacognitive model of worry and generalised anxiety disorder. In G.C.L. Davey & A. Wells (Eds.). Worry and its psychological disorders: Theory, Assessment and Treatment (pp. 179-200). Chichester: Wiley. Wells, A. (1997). Cognitive therapy for anxiety disorders: A practice manual and con- ceptual guide. Chichester, UK: Wiley. Wells, A., & King, P. (2006). Metacognitive therapy for generalized anxiety disorder: An open trial. Journal of Behavior Therapy and Experimental Psychiatry, 37, 206-212. Wells, A., Welford, M., King, P., Wisely, J. & Mendel, E. (in voorbereiding). A ran- domized trial of metacognitive therapy versus applied relaxation in the treatment of GAD. C. van der Heiden, Metacognitieve therapie bij gegeneraliseerde angst, DOI 10.1007/978-90-313-6634-7, © 2009 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij

Upload: vuongtram

Post on 26-Feb-2019

214 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Literatuur

American Psychiatric Association (APA) (2000). Diagnostic and Statistical Manual ofMental Disorders, 4th edition, text revision (DSM-IV-TR). Washington: APA.

Broeke, E. ten, Heiden, C. van der, Meijer, S. & Hamelink, H. (2008). Cognitievetherapie: De basisvaardigheden (2e herziene druk). Amsterdam: Boom.

Fisher, P.L. (2006). The efficacy of psychological treatments for generalised anxietydisorder? In G.C.L. Davey & A. Wells (Eds.). Worry and its psychological disorders:Theory, Assessment and Treatment (pp. 359-378). Chichester: Wiley.

Heiden, C. van der (2008, June). What’s more effective in treating generalized anxietydisorder (GAD): Targeting metacognitions or targeting intolerance of uncertainty?Voordracht gehouden op het 6e International Congress of Cognitive Psychotherapy,Rome.

Heiden, C. van der, Methorst, G.J., Muris, P. & Molen, H.T. van der (ongepubliceerdmanuscript). Protocol metacognitieve therapie voor de gegeneraliseerde angst-stoornis, onderzoeksversie.

Heiden, C. van der, Muris, P., Bos, A., Moten, H.T. van der & Oostra, M. (2009).Normative data for the Dutch version of the Penn State Worry Questionnaire.Netherlands Journal of Psychology.

Hermans, D., Crombez, G. van, Rijsoort, S. & Laeremans, I. (2002). De MetaCognitiesVragenlijst. Gedragstherapie, 35, 341-352.

Holaway, R.M., Rodebaugh, T.L., & Heimberg, R.G.M. (2006). The epidemiology ofworry and generalized anxiety disorder. In G.C.L. Davey & A.Wells (Eds.).Worry andits psychological disorders: Theory, assessment and treatment (pp. 3-20). Chiches-ter: John Wiley & Sons.

Meyer, T.J., Miller, M.L., Metzger, R.L., & Borkovec, T.D. (1990). Development andvalidation of the Penn State Worry Questionnaire. Behaviour Research and Therapy,28, 487-495.

Wells, A. (2006). The metacognitive model of worry and generalised anxiety disorder.In G.C.L. Davey & A. Wells (Eds.). Worry and its psychological disorders: Theory,Assessment and Treatment (pp. 179-200). Chichester: Wiley.

Wells, A. (1997). Cognitive therapy for anxiety disorders: A practice manual and con-ceptual guide. Chichester, UK: Wiley.

Wells, A., & King, P. (2006). Metacognitive therapy for generalized anxiety disorder: Anopen trial. Journal of Behavior Therapy and Experimental Psychiatry, 37, 206-212.

Wells, A., Welford, M., King, P., Wisely, J. & Mendel, E. (in voorbereiding). A ran-domized trial of metacognitive therapy versus applied relaxation in the treatment ofGAD.

C. van der Heiden, Metacognitieve therapie bij gegeneraliseerde angst, DOI 10.1007/978-90-313-6634-7,© 2009 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij

Bijlagen

C. van der Heiden, Metacognitieve therapie bij gegeneraliseerde angst, DOI 10.1007/978-90-313-6634-7,© 2009 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij

PENN STATE WORRY QUESTIONNAIRE

Instructie: Geef voor elk van de volgende vragen aan hoe kenmerkend de betreffende uitspraak voor u is, door het juiste nummer te omcirkelen.

1 2 3 4 5 helemaal niet kenmerkend enigszins kenmerkend erg kenmerkend

1. Als ik niet genoeg tijd heb om alles te doen, maak ik mij daar geen zorgen over............................................. 1 2 3 4 52. Mijn zorgen overweldigen mij..................................................... 1 2 3 4 53. Ik heb niet de neiging om mij ergens zorgen over te maken...... 1 2 3 4 54. Veel situaties zijn voor mij een aanleiding om te gaan piekeren...................................................................................... 1 2 3 4 55. Ik weet dat ik me niet zo’n zorgen zou moeten maken over dingen, maar ik kan er gewoon niets aan doen.................. 1 2 3 4 56. Als ik onder druk sta, pieker ik veel............................................ 1 2 3 4 57. Ik ben altijd wel ergens over aan het piekeren............................ 1 2 3 4 58. Ik kan zorgelijke gedachten makkelijk van mij afzetten.............. 1 2 3 4 59. Zodra ik iets afheb, begin ik mij zorgen te maken over al het andere dat ik nog moet doen...................................................... 1 2 3 4 510. Ik maak me nooit ergens zorgen over......................................... 1 2 3 4 5 11. Als ik ergens niets meer aan kan doen, dan pieker ik er ook niet meer over............................................................................. 1 2 3 4 512. Ik ben mijn hele leven al een piekeraar geweest........................ 1 2 3 4 513. Ik merk dat ik me zorgen maak over dingen.............................. 1 2 3 4 514. Als ik eenmaal begin te piekeren, kan ik er ook niet meer mee ophouden.................................................................. 1 2 3 4 515. Ik maak me voortdurend zorgen................................................ 1 2 3 4 516. Ik maak me zorgen over de dingen die ik nog moet doen, totdat ze af zijn........................................................................... 1 2 3 4 5 Heeft u alle vragen ingevuld?

Metacognitieve therapie bij gegeneraliseerde angst90

Scoring PSWQ

De volgende vragen dienen omgekeerd gescoord te worden (score 1 omcirkeld, betekent een score van 5):

vraag 1

vraag 3

vraag 8

vraag 10

vraag 11

De overige vragen kunnen meteen gescoord worden (een score 1 telt ook mee als 1).

De scores worden opgeteld. Er geldt: hoe hoger hoe meer piekeren.

Normscores in een algemene Nederlandse populatie (n = 842) (Van der Heiden e.a., 2009).

totaal score norm

<29 laag

29-38 beneden gemiddeld

39-48 gemiddeld

49-58 boven bemiddeld

>58 hoog

Bijlagen 91

Meta-Cognities Vragenlijst(Ontwikkeld door Sam Cartwright en Adrian Wells)

(Geautoriseerde Nederlandse vertaling: Dirk Hermans, Geert Crombez, Stella van Rijsoort & Ilse Laeremans, 1998)

Naam: ___________________________ Voornaam: ___________________________

Geslacht: M / V Leeftijd: _____________________________

Deze vragenlijst gaat over opvattingen die mensen hebben over hun gedachten.Hieronder staan een aantal opvattingen die mensen zoal hebben. Gelieve elk van deze uitspraken te lezen en aan te geven in welke mate je het er in het algemeen mee eens bent. Doe dit door het geschikte cijfer te omcirkelen, en doe dit voor alle uitspraken.Er zijn geen goede of foute antwoorden.

1. Piekeren helpt me om toekomstigeproblemen te vermijden.

2. Piekeren is gevaarlijk voor mij.

3. Ik vind het moeilijk om te weten of ikiets werkelijk gedaan heb, of het memaar verbeeld heb.

4. Ik denk veel na over mijn gedachten.

5. Ik zou mezelf ziek kunnen maken metpiekeren.

6. Ik ben me bewust van de wijze waaropmijn gedachten werken wanneer ik overeen probleem doordenk.

7. Als ik een hinderlijke gedachte niet inbedwang hield, en vervolgens kwam hetin werkelijkheid uit, dan zou dat mijnfout zijn.

8. Indien ik mijn gepieker de vrije looplaat, zal het mij uiteindelijk beheersen.

9. Ik moet piekeren om georganiseerd teblijven.

10. Ik heb weinig vertrouwen in mijngeheugen voor woorden en namen.

11. Wat ik ook doe om het te stoppen, mijngepieker houdt aan.

12. Piekeren helpt me om dingen in mijngedachten op een rijtje te zetten.

13. Ik kan mijn gepieker niet negeren.

niet mee eens

een beetje mee eens

redelijk mee eens

heel sterk mee eens

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

Metacognitieve therapie bij gegeneraliseerde angst92

14. Ik houd mijn gedachten in de gaten.

15. Ik zou voortdurend controle moetenhebben over mijn gedachten.

16. Mijn geheugen kan mij wel eensmisleiden.

17. Ik zou gestraft kunnen worden omdat ikbepaalde gedachten niet heb.

18. Mijn gepieker zou me gek kunnenmaken.

19. Indien ik mijn piekergedachten niet stop,zouden ze werkelijkheid kunnen worden.

20. Ik betwijfel mijn gedachten zelden.

21. Piekeren plaatst mijn lichaam onder heelwat stress.

22. Piekeren helpt me rampzalige situaties tevermijden.

23. Ik ben me voortdurend bewust van mijndenken.

24. Ik heb een slecht geheugen.

25. Ik heb veel aandacht voor de manierwaarop mijn verstand werkt.

26. Mensen die niet piekeren, hebben geendiepgang.

27. Piekeren zorgt ervoor dat ik moeilijkesituaties aankan.

28. Ik stel me voor dat ik dingen niet gedaanheb en twijfel vervolgens aan mijngeheugen of ik ze echt wel gedaan heb.

29. Het is een teken van zwakte indien ik nietin staat ben mijn gedachten ondercontrole te houden.

30. Indien ik niet piekerde, zou ik meer foutenmaken.

31. Ik vind het moeilijk om mijn gedachtenonder controle te houden.

32. Piekeren is een kenmerk van een goedpersoon.

niet mee eens

een beetje mee eens

redelijk mee eens

heel sterk mee eens

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

Bijlagen 93

33. Gepieker komt in mij op tegen mijn wil.

34. Indien ik mijn gedachten niet ondercontrole kon houden, zou ik gek worden.

35. Ik zal kansen verkijken in het leven indienik niet pieker.

36. Als ik begin te piekeren, kan ik er nietmeer mee ophouden.

37. Sommige gedachten dienen altijd ondercontrole gehouden te worden.

38. Ik heb piekeren nodig om dingen af tekrijgen.

39. Ik zal gestraft worden voor het nietbeheersen van bepaalde gedachten.

40. Mijn gedachten verstoren mijnconcentratie.

41. Het is in orde om mijn gedachten de vrijeloop te laten.

42. Ik pieker over mijn gedachten.

43. Ik ben gemakkelijk afgeleid.

44. Mijn gepieker is niet productief.

45. Piekeren kan mij verhinderen om eensituatie helder te zien.

46. Piekeren helpt me om problemen op telossen.

47. Ik heb weinig vertrouwen in mijngeheugen voor plaatsten.

48. Mijn gepieker is niet onder controle tehouden.

49. Het is slecht om bepaalde gedachten tehebben.

50. Als ik mijn gedachten niet in bedwanghoud, zou ik mezelf uiteindelijk voor schutkunnen zetten.

51. Ik vertrouw mijn geheugen niet.

52. Ik denk het meest helder wanneer ikpieker.

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

niet mee eens

een beetje mee eens

redelijk mee eens

heel sterk mee eens

Metacognitieve therapie bij gegeneraliseerde angst94

53. Mijn gepieker komt automatisch in mijop.

54. Ik zou egoïstisch zijn indien ik nooitpiekerde.

55. Als ik mijn gedachten niet in bedwanghield, zou ik niet kunnen functioneren.

56. Ik moet piekeren om goed te kunnenwerken.

57. Ik heb weinig vertrouwen in mijngeheugen voor handelingen.

58. Ik heb er moeite mee om mijn gedachtenlange tijd op één ding gericht te houden.

59. Als er iets slechts gebeurt waarover ikniet gepiekerd heb, voel ik mij daarverantwoordelijk voor.

60. Het zou niet normaal zijn, indien ik nietpiekerde.

61. Ik onderzoek voortdurend mijn gedachten.

62. Als ik stopte met piekeren, zou ik eengladde, arrogante en beledigende per-soon worden.

63. Piekeren helpt me om de toekomsteffi ciënter te plannen.

64. Ik zou een sterker persoon zijn indien ikminder kon piekeren.

65. Ik zou dwaas en zelfi ngenomen zijnindien ik niet piekerde.

Gelieve na te gaan of je voor alle uitspraken een score gegeven hebt. Dank U.

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

1 2 3 4

niet mee eens

een beetje mee eens

redelijk mee eens

heel sterk mee eens

Bijlagen 95

Factor: 1 2 3 4 5

Item 1 2 3 7 4

9 5 10 15 6

12 8 16 17 14

22 11 24 19 20*

26 13 28 29 23

27 18 43 34 25

30 21 47 37 61

32 31 51 39

35 33 57 41*

38 36 58 49

44* 40 50

46 42 55

52 45 59

54 48

56 53

60 64

62

63

65

* omkeeritem

1. Positieve overtuigingen over piekeren (POP; 19 items)

2. Negatieve overtuigingen over piekeren, gericht op oncontroleerbaarheid

en gevaar (NOP; 16 items)

3. Cognitief vertrouwen (CV; 10 items)

4. Negatieve opvattingen over gedachten: bijgelovigheid, straf, verant-

woordelijkheid en nood aan controle (BSVC; 13 items)

5. Cognitief zelfbewustzijn (CZ; 7 items)

Scoringssleutel Meta-Cognities Vragenlijst

Metacognitieve therapie bij gegeneraliseerde angst96

Metacognitief model van de gegeneraliseerde angststoornis

aanleiding

hier kunnen verschillende voorbeelden genoemd worden die de cliënt in de loop van de behandeling noemt

POSITIEVE OPVATTINGEN OVER PIEKEREN GEACTIVEERD

- - -

gepieker (type 1)noteer verschillende inhoudelijke zorgen die in de loop van de behandeling

gerapporteerd worden

- - -

NEGATIEVE OPVATTINGEN OVER PIEKEREN GEACTIVEERD - -

piekeren over het (aanhoudende) gepieker (type 2) - - -

gedrag om piekeren emotiete voorkomen - - - - pogingen niet te piekeren of piekeren te onderdrukken

Bijlagen 97

PIEKERREGISTRATIEFORMULIER

Met behulp van dit registratieformulier kunt u de tijd bijhouden die u dagelijks besteedt aan piekeren. Dit geeft zicht op uw piekergedrag. De scores zullen in een grafiek bijgehouden worden, waardoor duidelijk wordt of de tijd die u besteedt aan piekeren in de loop van de behandeling afneemt.

Het geven van een score gaat in twee stappen:Stap 1: bepaal eerst voor uzelf welke categorie het best weergeeft hoeveel tijd u vandaag hebt gepiekerd.Stap 2: bepaal vervolgens welke score binnen die categorie exact weergeeft hoeveel u gepiekerd hebt. Noteer die score op de lijn van de betreffende dag.

Er zijn zes categorieën: 0 = niet gepiekerd; 1-20 = minimaal; 21-40 = enigszins; 41-60 = gemiddeld; 61-80 = veel, en 81-100 = extreem gepiekerd

Datum:

0 20 40 60 80 100

Datum:

0 20 40 60 80 100

Datum:

0 20 40 60 80 100

Datum:

0 20 40 60 80 100

Datum:

0 20 40 60 80 100

Datum:

0 20 40 60 80 100

Datum:

0 20 40 60 80 100

Metacognitieve therapie bij gegeneraliseerde angst98

PIEKERGEDACHTESCHEMA (PGS)Opsporen van opvattingen over piekeren

Datum:

Situatie: Noteer kort de situatie waarin u piekerde.

Aanleiding: Noteer wat de aanleiding van het piekeren was. Het kan zijn dat u begon te piekeren door een bepaalde gedachte of een beeld dat plots in u opkwam, maar ook door bijvoorbeeld het lezen van een krantenbericht of het horen van een bericht van een (belangrijke) ander.

Zorgelijke gedachten: Beschrijf kort waarover u piekerde (ofwel: de inhoud van uw zorgen).

Opvattingen over piekeren: Sta stil bij gedachten die u over het piekeren zelf hebt/had in deze situatie. Deze gedachten kunnen zowel positief als negatief zijn. Noteer de gedachten hier.

Sterkte van uw angst op een schaal van 0 tot 100:

Bijlagen 99

PIEKERGEDACHTESCHEMA (PGS)Onderzoeken van opvattingen over piekeren

Noteer de opvatting over piekeren die u wilt onderzoeken:

Argumenten die de opvatting over piekeren ondersteunen: Noteer ervaringen die u hebt meege-maakt, die laten zien dat uw opvatting klopt, of feiten of bewijzen die u kunt vinden die uw gedachte ondersteunen.

Argumenten die in strijd zijn met de opvatting over piekeren: Noteer ervaringen die laten zien dat de opvatting niet of niet helemaal klopt, of feiten of bewijzen die laten zien dat de gedachte niet (helemaal) juist is. Maak hierbij gebruik van de lijst met hulpvragen uit de folder ‘Onderzoeken van opvattingen over piekeren met behulp van het piekergedachteschema. Informatie voor patiënten’ (zie werkboek, fase 1, sessie 3).

Alternatieve evenwichtige opvatting: Trek conclusies over de onderzochte opvatting over piekeren op basis van de argumenten die u hebt opgeschreven. Klopt de opvatting nog (helemaal)? Zo nee, kunt u een nieuwe, meer evenwichtige gedachte formuleren? Maak ook hier gebruik van de lijst met hulpvragen uit de folder in het werkboek. Als u een nieuwe opvatting hebt geformuleerd, ga dan na of u deze gedachte geloofwaardig vindt (door een score te geven tussen 0 en 100% geloofwaardig).

Resultaten van het onderzoek:Bij negatieve opvattingen over piekeren: Stel dat u weer over de beschreven zaken zou piekeren en u denkt aan uw nieuwe opvatting, wat zou dan het gevolg daarvan zijn voor uw gevoelens van angst? Zou de sterkte van uw angst veranderen op de schaal lopend van 0 tot 100? Zou u wellicht andere gevoelens ervaren als u de nieuwe gedachte over het piekeren zou gebruiken op momenten dat u piekert? Zo ja, welke en hoe sterk zouden deze zijn?

Bij positieve opvattingen over piekeren: Zou u op basis van de nieuwe gedachte weer gaan piekeren als u in een vergelijkbare situatie terecht zou komen? Of zou u iets anders doen? Zo ja, wat?

Metacognitieve therapie bij gegeneraliseerde angst100

FORMULIER GEDRAGSEXPERIMENTENvoor het onderzoeken van negatieve opvattingen over piekeren

Datum:

Formuleer de negatieve opvatting die getest wordt (en de geloofwaardigheid):

Formuleer een alternatieve opvatting over piekeren (en de geloofwaardigheid):

Gedragsexperiment: wat ga ik doen om te onderzoeken of de negatieve opvatting over piekeren klopt en hoe ga ik het doen?

Welke mogelijke uitkomsten van het experiment ondersteunen:De negatieve opvatting?:---De alternatieve opvatting over piekeren?:---

Resultaten: Hoe verliep het gedragsexperiment? Wat was de uitkomst ervan?

De geloofwaardigheid van de negatieve opvatting over piekeren:

De geloofwaardigheid van de alternatieve opvatting over piekeren:

Evaluatie van het experiment:Wat heb ik van dit experiment geleerd over de onbeheersbaarheid/het gevaar van piekeren?

Bijlagen 101

FORMULIER GEDRAGSEXPERIMENTENvoor het onderzoeken van positieve opvattingen over piekeren

Datum:

Formuleer de positieve opvatting die getest wordt (en de geloofwaardigheid):

Formuleer een alternatieve opvatting over piekeren (en de geloofwaardigheid):

Gedragsexperiment: wat ga ik doen om te onderzoeken of de positieve opvatting over piekeren klopt en hoe ga ik het doen?

Welke mogelijke uitkomsten van het experiment ondersteunen:De positieve opvatting?:---De alternatieve opvatting over piekeren?:---

Resultaten: Hoe verliep het gedragsexperiment? Wat was de uitkomst ervan?

De geloofwaardigheid van de positieve opvatting over piekeren:

De geloofwaardigheid van de alternatieve opvatting over piekeren:

Evaluatie van het experiment:Wat heb ik van dit experiment geleerd over het nut van piekeren?

Kan ik ook andere strategieën dan piekeren toepassen om met zorgen of moeilijke situaties om te gaan?

Metacognitieve therapie bij gegeneraliseerde angst102

Overzicht behandelprotocol

Fase I: uitleg rationale en identificeren van metacognities

sessie 1– Kennismaking.– Geef een samenvatting van het intakeverslag en leg het klinisch

beeld van GAS uit (DSM-IV-criteria).– Bespreek een recente piekerperiode aan de hand van het metacog-

nitieve model.– Demonstreer de contraproductiviteit van a) piekeren als coping-

strategie (‘stel dat’-oefening en b) gedachteonderdrukking (‘wittebeer’-experiment).

– Geef uitleg over de behandeling (o.m. belang zelfwerkzaamheid,huiswerkafspraken).

– Neem de rationale van de behandeling door (m.b.v. figuur 1) engeef de informatiefolder mee (Informatiefolder GAS uit het werk-boek, fase I, aan het eind van sessie 1).

– Introduceer de piekerregistratieopdracht als thuiswerkopdracht.

sessie 2– Bespreek de registratieopdracht.– Spoor type 2-gepieker op door a) te vragen hoe de client zijn

(voortdurende) gepieker beoordeelt, b) samen met de client eenvoor- en nadelenlijst van het piekeren op te stellen, c) een experi-ment voor te stellen waarbij de client het piekeren oproept en zichop het piekeren concentreert (i.p.v. het piekeren te onderdrukken ofafleiding te zoeken), d) na te vragen of de client pogingen doet hetdenken/piekeren te stoppen en zo ja, wat daarvan de reden is, en/ofe) de MCV door te nemen met de client.

– Introduceer het eerste deel van het piekergedachteschema (achterin sessie 2 in het werkboek, zie ook bijlage PGS – opsporen, in ditboek).

C. van der Heiden, Metacognitieve therapie bij gegeneraliseerde angst, DOI 10.1007/978-90-313-6634-7,© 2009 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij

– Thuiswerk: piekerregistratie en twee piekergedachteschema’s in-vullen.

sessie 3– Bespreek de registratieopdracht en de ingevulde piekergedachte-

schema’s.– Spoor type 2-gepieker op (zie sessie 2).– Leg uit dat de volgende sessies gericht zijn op het onderzoeken van

negatieve metacognities met als thema ‘onbeheersbaarheid’.– Thuiswerk: piekerregistratie en twee piekergedachteschema’s in-

vullen.

Fase II: onderzoeken en wijzigen van negatieve metacognities

sessie 4– Neem de piekerregistratieopdracht en de piekergedachteschema’s

door.– Onderzoek een negatieve metacognitie omtrent onbeheersbaarheid

van het piekeren met behulp van onderstaande verbale technieken:. Vraag de bewijzen na die deze metacognitie ondersteunen. Vraagvervolgens de bewijzen/ervaringen na, die deze metacognitie nietondersteunen dan wel hiermee in tegenspraak zijn. Formuleer opbasis van de bewijzen een evenwichtige, nieuwe gedachte envraag de geloofwaardigheid na. Vraag naar het effect van denieuwe gedachte op het gevoel;

. Vraag naar ervaringen waarin het wel lukte de aandacht van hetpiekeren af te leiden. Vraag vervolgens na wat de betekenis vandie ervaringen is voor de metacognitie omtrent onbeheersbaar-heid van het piekeren.

– Thuiswerk: piekerregistratie en minstens twee piekergedachte-schema’s volledig invullen.

sessie 5– Bespreek de piekerregistratieopdracht en de piekergedachtesche-

ma’s.– Onderzoek een negatieve metacognitie omtrent onbeheersbaarheid

van het piekeren (zie sessie 4).– Introduceer een gedragsexperiment om de onbeheersbaarheid van

piekeren te toetsen: piekeren uitstellen tot vast moment (gecontro-leerde piekerperiode).

– Thuiswerk: piekerregistratie, twee piekergedachteschema’s vollediginvullen, gedragsexperiment uitvoeren.

Metacognitieve therapie bij gegeneraliseerde angst104

sessie 6– Bespreek de piekerregistratieopdracht, de piekergedachteschema’s

en het gedragsexperiment (in het bijzonder de betekenis voor deonbeheersbaarheid van piekeren).

– Introduceer een vervolg op het uitgevoerde experiment: vraag declient tijdens de gecontroleerde piekerperiode juist te proberen decontrole te verliezen.

– Leg uit dat de volgende drie sessies gericht zijn op het onderzoekenvan negatieve metacognities met als thema ‘gevaar’.

– Thuiswerk: piekerregistratie, twee piekergedachteschema’s vollediginvullen, gedragsexperiment uitvoeren.

sessie 7– Bespreek de registratieopdracht, de piekergedachteschema’s en het

gedragsexperiment (vooral de betekenis voor de onbeheersbaarheidvan piekeren).

– Onderzoek een negatieve metacognitie over de veronderstelde ge-varen van het gepieker met behulp van onderstaande verbale tech-nieken:. Vraag de bewijzen na die deze metacognitie ondersteunen. Vraagvervolgens de bewijzen/ervaringen na, die deze metacognitie nietondersteunen dan wel hiermee in tegenspraak zijn. Formuleer opbasis van de bewijzen een evenwichtige, nieuwe gedachte envraag de geloofwaardigheid na. Vraag naar het effect van denieuwe gedachte op het gevoel;

. Bespreek dat client zowel positieve als negatieve gedachten overhet piekeren heeft. Vraag na hoe client dit verklaart. Vraag ver-volgens naar de betekenis voor de metacognities naar aanleidingvan de verklaring die de client geeft;

. Vraag uitleg over de wijze waarop piekeren tot de gevreesdecatastrofe kan leiden.

– Introduceer een gedragsexperiment gericht op het toetsen van hetveronderstelde gevaar: vraag de client bij spontane piekerperioden‘erger’ te gaan piekeren om na te gaan of de gevreesde gebeurte-nissen daadwerkelijk optreden.

– Thuiswerk: piekerregistratie, twee piekergedachteschema’s vollediginvullen, gedragsexperiment uitvoeren.

sessie 8– Bespreek de piekerregistratieopdracht, de piekergedachteschema’s

en het gedragsexperiment (vooral de betekenis voor de gevaarlijkegevolgen van piekeren).

Overzicht behandelprotocol 105

– Onderzoek een negatieve metacognitie omtrent veronderstelde ge-varen van het piekeren met behulp van verbale technieken (ziesessie 7).

– Introduceer gedragstechnieken om de metacognities over het ‘ge-vaar’ van piekeren te toetsen:. Laat de client belangrijke anderen interviewen over (hun visie op)piekeren;

. Vraag de client pogingen het piekeren te stoppen te staken (ver-wijs naar het ‘witte beer’-experiment uit sessie 1).

– Thuiswerk: piekerregistratie, twee piekergedachteschema’s vollediginvullen en gedragstechnieken uitvoeren.

Fase III: onderzoeken en wijzigen van positieve metacognities

sessie 9– Bespreek de piekerregistratieopdracht, de piekergedachteschema’s

en de uitgevoerde gedragstechnieken (vooral de betekenis van deuitkomsten voor de metacognities omtrent ‘gevaar’).

– Evalueer fase II: onderzoeken van negatieve metacognities.– Leg uit dat de volgende drie sessies (incl. deze) gericht zijn op het

onderzoeken van positieve metacognities.– Onderzoek op socratische wijze een positieve metacognitie door de

bewijzen voor en tegen de metacognitie te bespreken en op basisvan de bewijzen een alternatieve gedachte over het nut van piekerente formuleren.

– Vraag de client naar zijn beangstigende voorspelling over een toe-komstige gebeurtenis waarover hij zich zorgen maakt. Vraag declient de situatie op te zoeken om na te gaan of de voorspelling aldan niet uitkomt. Bespreek de volgende sessie of de voorspellingovereenkwam met de feitelijke uitkomst. Bespreek de betekenishiervan voor de positieve metacognitie (wordt die ondersteund ofjuist niet?).

– Thuiswerk: piekerregistratie, twee piekergedachteschema’s vollediginvullen, de besproken toekomstige situatie opzoeken om de posi-tieve metacognitie te toetsen.

sessie 10– Bespreek de piekerregistratieopdracht, twee piekergedachtesche-

ma’s en de uitkomst van de opgezochte situatie om de positievemetacognitie te toetsen.

– Onderzoek een positieve metacognitie met behulp van onder-staande verbale technieken:

Metacognitieve therapie bij gegeneraliseerde angst106

. Vraag naar situaties waarin niet gepiekerd werd, maar de afloopwel positief was. Vraag vervolgens naar de betekenis van hetbesprokene voor de positieve metacognitie;

. Bespreek een recente piekerperiode gedetailleerd. Vraag vooral debeangstigende voorspelling na (= inhoud van het piekeren). Vraagvervolgens naar de feitelijke afloop van de gebeurtenis waarovergepiekerd werd. Kwam de voorspelling overeen met de feitelijkeuitkomst? Wat betekent dit voor de positieve metacognitie (bijv.dat piekeren helpt negatieve gebeurtenissen te voorkomen)?

– Introductie thuiswerk: gedragsexperimenten gericht op het onder-zoeken van positieve metacognities:. Instrueer de client te stoppen met piekeren om te toetsen of degevreesde negatieve gevolgen van niet-piekeren optreden;

. Instrueer de client juist meer te gaan piekeren om te onderzoekenof de prestaties inderdaad beter worden door te piekeren.

– Thuiswerk: piekerregistratie, twee piekergedachteschema’s vollediginvullen, gedragsexperimenten uitvoeren.

sessie 11– Bespreek de piekerregistratieopdracht, twee piekergedachtesche-

ma’s en de uitgevoerde gedragsexperimenten (vooral de betekenisvoor de positieve metacognities).

– Evalueer fase III: onderzoeken van positieve metacognities.– Leg uit dat de laatste drie sessies gericht zijn op:

. opheffen bestaand vermijdingsgedrag;

. leren anders om te gaan met (bedreigende) informatie dan eroverte piekeren.

– Inventariseer welk vermijdings- en veiligheidsgedrag nog toegepastwordt.

– Introduceer exposure met responspreventie: spreek met de client afwelke vermeden situaties hij/zij gaat opzoeken, dan wel welke vei-ligheidsgedragingen hij/zij achterwege laat, met als doel aan deangst te wennen en te ervaren dat de gevreesde ‘ramp’ niet optreedt.

– Thuiswerk: piekerregistratie, zo nodig piekergedachteschema’s in-vullen, uitvoeren van de afgesproken exposure- en responspreven-tieopdrachten.

Fase IV: oefenen met alternatieve manieren van informatieverwerking

sessie 12– Bespreek de piekerregistratieopdracht en de uitgevoerde exposure-

en responspreventieopdrachten.

Overzicht behandelprotocol 107

– Introduceer overgevoeligheid voor cognitiebevestigende informatie:leg uit dat de lang bestaande angst ertoe heeft geleid dat de clientveel gevoeliger is dan andere mensen voor informatie die zijn zor-gen bevestigt. Het kan gaan om externe informatie (krantenbe-richten over inbrekers, kritiek van anderen), maar ook om interneinformatie (hartkloppingen, duizeligheid). Leg vervolgens uit datinformatie die laat zien dat de zorgen niet of niet helemaal kloppenvaak niet opgemerkt of ‘vervormd’ wordt, bijvoorbeeld door het alstoeval, geluk of uitzondering op de regel te zien (een complimentvan de baas wordt bijvoorbeeld geınterpreteerd als: ‘dat kwamalleen maar omdat hij een goede bui had, het zegt verder niets overmij’).

– Introductie thuiswerk: technieken gericht op vergroten van gevoe-ligheid voor informatie die strijdig is met de inhoud van het pie-keren:. taartpunttechniek: brainstormen over mogelijke alternatieve ver-klaringen voor de gebeurtenis die onderwerp van vermijding ofveiligheidsgedrag was. Laat de client elk alternatief visualiseren ineen taarttekening, waarbij de grootte van elke taartpunt de matevan verklarende waarde weergeeft. Bespreek de gevolgen voor degeloofwaardigheid van de oorspronkelijke interpretatie;

. een logboek van positieve gebeurtenissen of feiten bijhouden oversituaties die onderwerp zijn van vermijding of veiligheidsgedrag(bijv. bij vermijding van nieuwsberichten in de plaatselijke mediaover inbraken: dat de kans op inbraken in de eigen buurt klein is,dat er nog nooit ingebroken is, dat er voldoende sloten aange-bracht zijn enz.). Rationale voor de client: doel is de aandacht engevoeligheid voor positieve (en met de gedachten strijdige) in-formatie te vergroten.

– Thuiswerk: piekerregistratie, exposure- en responspreventieop-drachten uitvoeren, taartpunttechniek toepassen en logboek vanpositieve gebeurtenissen bijhouden.

sessie 13– Bespreek de piekerregistratieopdracht, de uitgevoerde exposure- en

responspreventieopdrachten, de taartpunttechniek en het logboekvan positieve gebeurtenissen.

– Maak afspraken over exposure en responspreventie aan de hand vande angsthierarchie.

– Leg (nogmaals) uit dat piekeren als strategie vervangen moet wor-den door andere denkstrategieen, om te voorkomen dat de clientlater bij confrontatie met problemen toch weer gaat piekeren (om-

Metacognitieve therapie bij gegeneraliseerde angst108

dat hij niet beschikt over alternatieve copingstrategieen). Introdu-ceer en oefen de volgende alternatieve strategieen:. ‘brainstormsessie’ waarin positieve uitkomsten worden bedachtvoor (voorheen) zorgelijke situaties;

. het ‘laten gaan’ van piekergedachten in plaats van ze te onder-drukken.

– Thuiswerk: piekerregistratie, uitvoeren exposure- en responspre-ventieopdrachten, taartpunttechniek toepassen, logboek bijhoudenvan positieve gebeurtenissen, brainstormsessies en oefenen met‘laten gaan’ van gedachten.

sessie 14– Bespreek het thuiswerk.– Evalueer het behandelprogramma en stel een terugvalpreventie-

programma op.

Overzicht behandelprotocol 109

Over de auteur

Drs. Colin van der Heiden, gz-psycholoog-psychotherapeut, is werk-zaam als gedragstherapeut, onderzoeker en opleider bij PsyQ en alsuniversitair docent bij het Instituut voor Psychologie van de ErasmusUniversiteit Rotterdam. Hij publiceerde eerder over cognitieve thera-pie bij verschillende stoornissen en over de aanpak van ziekteverzuimals gevolg van psychische klachten. Hij is hoofddocent van een doorde VGCt erkende opleiding tot gedragstherapeut. Momenteel verrichthij promotieonderzoek naar de effectiviteit van cognitieve gedrags-therapie bij de gegeneraliseerde angststoornis.

C. van der Heiden, Metacognitieve therapie bij gegeneraliseerde angst, DOI 10.1007/978-90-313-6634-7,© 2009 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij

Toelichting op de dvd

U treft op de dvd fragmenten aan van de interventiemethode die in ditboek is beschreven. Deze zijn bedoeld als illustratie voor de therapeut.Daarnaast treft u een voorbeeld aan van een uitgevoerde interventiezoals deze NIET is bedoeld.

– Uitvragen MCT-model– Opsporen negatieve metacognities– Onderzoeken negatieve metacognities– Gedragsexperiment negatieve metacognitie– Gedragsexperiment positieve metacognitie– Fout: Ingaan op inhoudelijk gepieker in plaats van op metacognities

C. van der Heiden, Metacognitieve therapie bij gegeneraliseerde angst, DOI 10.1007/978-90-313-6634-7,© 2009 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij