modulair handboek cv leidingaanleg

66
Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid MODULE 2.1 WARMTETRANSPORT: LEIDINGAANLEG MODULAIR HANDBOEK CENTRALE VERWARMING

Upload: arisan47

Post on 01-Dec-2015

305 views

Category:

Documents


10 download

DESCRIPTION

Modulair Handboek CV Leidingaanleg

TRANSCRIPT

Page 1: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid

MODULE 2.1

Warmtetransport:leidingaanleg

MODULair hanDBOEk cEntraLE VErwarMing

Page 2: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

MODULAIR HANDBOEK CENTRALE VERWARMING

Warmtetransport: leidingaanleg

FONDS VOOR VAKOPLEIDING IN DE BOUWNIJVERHEID (FVB)

Koningsstraat 45 – B-1000 BrusselTel.: +32 2 210 03 33 – Fax: +32 2 210 03 99

Website: www.debouw.be - E-mail: [email protected]

Page 3: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

2

@ Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid, Brussel, 2005.Alle rechten van reproductie, vertaling en aanpassing onder eender welke vorm, voorbehouden voor alle landen.D/2005/1698/05

Page 4: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

Voorwoord

3

Er bestaan al verschillende uitgaven voor de centrale verwarming, maar de meeste zijn niet praktisch gericht of verouderd. Daarom is de vraag naar een praktisch gericht handboek zeer groot.Het “Modulair handboek Centrale Verwarming” werd geschreven in opdracht van het FVB (Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid), onder de stuwende kracht van Roland Debruyne, ere-voorzitter UBIC (beroepsorganisatie van de installateurs voor centrale verwarming) en met de steun van BOUWUNIE (de Vlaamse KMO-bouwfederatie).

Bepaalde onderdelen die gemeenschappelijk zijn voor de reeks hand-boeken “De sanitair installateur” (uitgave FVB) werden in overleg met de redactie van voornoemd handboek op elkaar afgestemd.Een aantal krachten uit het onderwijs, VIZO, Syntra en de bedrijven sloegen de handen in elkaar en vormen het redactieteam.

Dit naslagwerk is opgebouwd uit verschillende modules en boekde-len, gebaseerd op de modulaire opleidingsstructuur uitgewerkt door de Dienst Beroepsopleiding van het departement Onderwijs. Deze op-leidingsstructuur is op zijn beurt afgeleid van het beroepsprofiel. Zo vinden we boekdelen die zich meer gaan richten naar het niveau van uitvoerder (monteur), terwijl andere boekdelen zich eerder gaan richten naar het niveau van onderhoudsmedewerker (technicus) of leidinggevende (installateur). De actuele structuur met modules en boekdelen is terug te vinden in de verzamelmap, en zal aangepast worden aan de noodzaak van de opleiding en aan de vernieuwing van de technieken.

In het naslagwerk wordt tekst zoveel mogelijk afgewisseld met afbeel-dingen. Hierdoor krijgt de lezer het leermateriaal meer visueel aange-boden.

Om goed aan te sluiten aan de realiteit en bij de principes van compe-tentieleren, is een praktijkgerichte beschrijving het uitgangspunt van elk onderwerp. In deze boekdelen zal men echter geen praktijkoefe-ningen terugvinden; het is immers geen schoolboek.

Voorwoord

Situering

Page 5: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

4

Het naslagwerk werd zodanig ontwikkeld, dat het voor verschillende doelgroepen toegankelijk is.We streven naar een doorlopende opleiding: zo kan een leerling van een school, een cursist van een middenstandsopleiding, een werkzoe-kende in opleiding of een verwarmingsmonteur die wenst bij te blijven, gebruik maken van dit naslagwerk. Ook een installateur, die bepaalde technieken terug wil opfrissen, vindt hier zijn/haar gading.

Duurzaam installeren zal geïntegreerd worden in de leerstof.Om overlapping te voorkomen, is ervoor gekozen om binnen elk boek-deel een apart thema toegepaste wetenschappen uit te werken.Er wordt naar gestreefd om veiligheid, gezondheid en milieu zoveel mogelijk te integreren. Waar nodig zal een apart thema voorzien wor-den.Hetzelfde geldt voor delen uit normen en WTCB-publicaties die ook worden opgenomen in de boekdelen.

Eddy Devos, FVB-voorzitter.

Een geïntegreerde aanpak

RedactieCoördinatie Patrick Uten

Werkgroep Paul Adriaenssens, Inge De Saedeleir, Marc Decat, Gustaaf Flamant, Marc Legrand, Eric Maertens, René Onkelinx, Jacques Rouseu

Teksten Alex Dene, Jacques Rouseu, Patrick Uten

Tekeningen Thomas De Jongh

Contact Voor opmerkingen, vragen en suggesties kan je terecht op volgend adres:

FVB Koningsstraat 45 1000 Brussel Tel.: 02 210 03 33 - Fax: 02 210 03 99 www.debouw.be

Opmerking De gebruikte woningtekeningen zijn gebaseerd op de maquettes “Kennismaking met de bouw”, uitgegeven door het FVB, en kunnen aanvullend gebruikt worden om meer inzicht te verwerven in het drie-dimensionele van een woningtekening.

Redactie

Opleidingsonafhankelijk

Page 6: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

5

InhoudsopgaveVoorwoord .................................................................................................................................................. 3

Redactie ..................................................................................................................................................... 4

1 LEIDINGAANLEG ..................................................................................................................................... 7

1.1 Inleiding ........................................................................................ 7 1.1.1 Leidingen en leidingentoebehoren ...................................... 7 1.1.2 Materiaalkeuze ..................................................................... 71.2 Het uitzetten van leidingen ........................................................... 9 1.2.1 Lineaire uitzettingscoëfficiënt (αl ) ....................................... 9 1.2.2 De verlenging (�l) .............................................................. 111.3 Opvangen van de verlenging ..................................................... 13 1.3.1 Expansiebochten ............................................................... 13 1.3.2 Axiale compensatoren ...................................................... 23 1.3.3 Starre beugeling ................................................................ 251.4 Bevestigen van leidingen ........................................................... 26 1.4.1 Inleiding ............................................................................. 26 1.4.2 Plaatsen van glijdende bevestiging (GB)........................... 27 1.4.3 Plaatsen van vaste punten (VP) ......................................... 31 1.4.4 Bepalen van de beugelafstanden ...................................... 331.5 Monteren en bevestigen ............................................................ 34 1.5.1 De aanleg van leidingen .................................................... 34 1.5.2 Opgebouwde leidingen ..................................................... 37 1.5.3 Brandmoffen/compartimentering ..................................... 40 1.5.4 Ingewerkte zachte leidingen .............................................. 41 1.5.5 Aansluitingen aan de collector/verdeler ............................ 43

2 HULPSTUKKEN BIJ BUISAANLEG ...................................................................................................... 45

3 GEREEDSCHAPPEN BIJ LEIDINGAANLEG ........................................................................................ 47

4 TOEGEPASTE WETENSCHAPPEN ...................................................................................................... 48

4.1 Lengtematen ............................................................................ 484.2 Massadichtheid ........................................................................ 484.3 Druk.......................................................................................... 504.4 Temperatuur ............................................................................. 514.5 Diffusie ..................................................................................... 524.6 Thermische uitzetting van stoffen ............................................ 544.7 Elasticiteit – kruip en krimp – thermisch geheugen ................. 564.8 Communicerende vaten ........................................................... 584.9 Beginsel van Pascal ................................................................. 59

Inhoudsopgave

Page 7: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

6

4.10 Legeringen ............................................................................... 59 4.10.1 Soldeer........................................................................... 60 4.10.2 Staal ............................................................................... 60 4.10.3 Roestvast staal (rvs) ...................................................... 61 4.10.4 Zinklegeringen ............................................................... 61 4.10.5 Koperlegeringen ............................................................ 62

5 BIJLAGEN .............................................................................................................................................. 63

5.1 Corresponderende buismaten voor bevestigingen .................. 635.2 Samenstelling soorten staal ...................................................... 64

Inhoudsopgave

Page 8: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

7

1 Leidingaanleg1.1 Inleiding

Het buizennet staat in voor het transport (distributie) van het warm water naar de verwarmingslichamen (= aanvoer) en ook voor het te-rugvoeren van het afgekoelde water naar de ketel (= terugloop).

1.1.1 Leidingen en leidingentoebehoren Onder leidingtoebehoren verstaan we alle hulpstukken die noodzake-lijk zijn om een gemakkelijke montage, een vlotte herstelling en een goede werking van een cv-installatie te verzekeren. Als voorbeelden van leidingtoebehoren kunnen we aanhalen: – leidingen,– hulpstukken,– koppelingen,– kranen,– ontluchters,– expansiebochten.

1.1.2 MateriaalkeuzeBij de materiaalkeuze moet met een aantal criteria rekening gehouden worden:– er mag geen lucht en zuurstof indringen (= zuurstofdiffusie1) om slib

of corrosie te vermijden. Vandaar dat leidingen uit kunststof zonder zuurstofremmend scherm niet toegepast mogen worden.

– het gebruik van verzinkt stalen leidingen en fittings in combinatie met andere metalen is af te raden wegens gevaar voor corrosie;

– het materiaal mag niet vervormen onder invloed van de tempera-tuur;

– ladingsverliezen (weerstanden in het leidingennet) moet men tot het minimum beperken (juiste nominale diameters).

1 Meer informatie vind je in hoofdstuk “Toegepaste wetenschappen”.

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

Page 9: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

8

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

Overzicht bruikbare buismaterialen2

Bruikbare buismaterialen

Aanbevelingen

Staal - Schroefbare buizen volgens de norm NBN A 25-103 + EN 10 224

- Lasbare buizen volgens norm NBN A 25-104 + EN 10 224 + EN 10 208-1

- Dunwandige buizen, met BUtgb-goedkeuring (ATG) + EN 10 305-3

Koper- Buizen volgens de norm NBN P 12-101 +

EN 1057 en pr EN 12 735-1

Kunststof - Buizen met zuurstofdiffusiescherm, met

Butgb-goedkeuring (ATG) + NBN T 42-003

Roestvaststaal (= RVS)

- Kwaliteiten 304, 304L, 316, 316L, of 316Ti, volgens AISI (American Iron and Steel Institute) austenitisch staal

- NBN EN 10 088- Buizen volgens EN 10 305

Bron: Georg Fischer

Bron: Wieland

Bron: WTH vloerverwarming

2 Meer informatie vind je in het boekdeel “Buismaterialen, dichtingen en bevestigingsmaterialen”.

Page 10: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

9

Enige voorafgaande verklaringen omtrent veel gebruikte begrippen bij het specificeren van buizen zijn hier wel op hun plaats:

– buitendiameter (mm)Meestal aangeduid als “D” (ook nog Du of OD outside diameter). Deze is de meest gebruikte maat voor het aanduiden van buizen. Eenheid mm.

– binnendiameter (mm)Meestal aangeduid met “d” (ook Di of ID inside diameter) is geen ge-standaardiseerde waarde. Eenheid mm.

– nominale diameter (dimensieloos)Meestal aangeduid als “DN” (ook nog NW, ND) is een onbenoemd getal dat op elkaar passende leidingonderdelen (buis, fittings, kranen) kenmerkt. De nominale diameter benadert de binnendiameter (in mm) van de leiding.

– wanddikteGestandaardiseerde waarde, meestal weergegeven als “s” (soms ook “e”).

Opm.: om de leidingen te verbinden kiest men een bepaalde tech-niek. Indien men hulpstukken nodig heeft (bv.: perskoppelingen), dan gebruikt men alle onderdelen van één merk, één bepaald sys-teem met de juiste gereedschappen.

1.2 Het uitzetten van leidingen

1.2.1 Lineaire uitzettingscoëfficiënt (αl )

Inleiding

De uitzetting per meter bij een temperatuurverschil van 1 Kelvin (1 K) is de lineaire uitzettingscoëfficiënt.

Symbool αl (alfa) en als eenheid mm per m per Kelvin ( mm / (m · K)).

Verschillende materialen hebben een verschillend lineaire uitzettings-coëfficiënt. bv.: een meerlagenleiding, koperen leiding, roestvast-staal…

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

Bron: Thomas De Jongh

Page 11: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

10

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

Met tabel bepalen

Uitzettingscoëfficiënt αl van enkele buismaterialen Verbindingsmethode 3

Materiaal mm / (m • K) K-1

Staal 0,012 1,2 · 10-5 Klemfitting, schroeven, persen, lassen

Roestvaststaal 0,017 1,7 · 10-5 Klemfitting, solderen, persen, (lassen)

Koper 0,017 1,7 · 10-5 Klemfitting, solderen, persen, steekfitting

Meerlagenbuis 0,025 2,5 · 10-5 Klemfitting, persen, steekfitting

PVC-C 0,065 6,5 · 10-5 Klemfitting, lijmen, steekfitting, (schroeven)

PB 0,13 1,3 · 10-4 Klemfitting, polyfusie (= moflassen), steekfitting

PE-X 0,14 - 0,20 1,4 · 10-4 - 2,0 · 10-4 Klemfitting, persen, steekfitting

PP-R/PP-C 0,15 - 0,18 1,5 · 10-4 - 1,8 · 10-4 (Klemfitting), polyfusie (= moflassen), persen

Opm.: gegevens kunnen verschillen per fabrikant.

“Voor zeer grote getallen wordt de wetenschappelijke notatie vaak gebruikt om een benadering van het weer te geven getal te maken. Een getal als 123.456.789.012.345 wordt dan bijvoorbeeld weergegeven als 1,23 · 1014. De afwijking van het werkelijke getal is in het gegeven voorbeeld kleiner dan een half procent. Indien de wetenschappelijke notatie wordt gebruikt om zeer kleine getallen weer te geven, wordt als exponent een negatief getal gebruikt. Bijvoorbeeld: 0,000000000000345 kan worden geschre-ven als 3,45 · 10-13 .” (Bron: WIKIPEDIA)

Met grafiek bepalen

0,0

12

0,0

17

0,0

17

0,0

25

0,0

65

0,1

30

0,1

40

0,1

50

0,1

80

-0,01

0,02

0,05

0,08

0,11

0,14

0,17

0,2

Grafische voorstelling lineaire uitzettingscoëfficiënt

staal

rvs

koper

meerlagenbuis

PVC-C

PB

PE-X

PP-R

PP-C

�l

3 Meer informatie vind je in het boekdeel “Buismaterialen, dichtingen en bevestigingsmaterialen”.

Page 12: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

11

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

1.2.2 De verlenging (Δl)InleidingLeidingen van staal, koper, roestvaststaal en kunststof zetten uit bij verwarming in hun lengterichting of axiale richting, dit noemt men de verlenging (Δl), de uitzetting.Men houdt rekening met de lengteverschillen die gaan optreden bij verandering van temperatuur bij een vrije (glijdende) opstelling.

Analytisch bepalen (berekenen)Wanneer we volgende formule toepassen kunnen we de verlenging van een leiding bepalen.Δl = l · αl · ΔΤ waarin: Δl = de verlenging in mml = de lengte van de leiding in mαl = lineaire uitzettingscoëfficiënt in mm / (m · K)Δθ = ΔΤ = temperatuurverschil in K

Voorbeeld 1 Voorbeeld 2

Koper: αl = 0,017 mm / (m · K) Kunststof PP-R: αl = 0,15 mm / (m · K)

Lengte l = 10 m Lengte l = 10 m

Δθ = ΔΤ = 50 K Δθ = ΔΤ = 50 K

Δl = l · αl · ΔΤ Δl = l · αl · ΔΤ

Δl = 10 x 0,017 x 50 = 8,5 mm Δl = 10 x 0,15 x 50 = 75 mm

Lineaire uitzettingscoëfficiënt in mm / (m · K)

0,012

0,017

0,017

0,025

0,065

0,130

0,140

0,150

0,180

00,050,10,150,20,25

staal

koper

rvs

meerlagen buis

PVC-C

PB

PE-X

PP-R

PP-C

buis

Page 13: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

12

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

Met tabel bepalenDe tabel geeft de verlenging (Δl) aan in mm per meter bij de overeen-komstige temperatuurverschillen.

Buismateriaal per meter

Temperatuurverschil ΔT in K

10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Staal 0,12 0,24 0,36 0,48 0,60 0,72 0,84 0,96 1,08 1,20

RVS 0,17 0,34 0,51 0,68 0,85 1,02 1,19 1,36 1,53 1,70

Koper 0,17 0,34 0,51 0,68 0,85 1,02 1,19 1,36 1,53 1,70

Meerlagenbuis 0,25 0,50 0,75 1,00 1,25 1,50 1,75 2,00 2,25 2,50

PVC-C 0,65 1,30 1,95 2,60 3,25 3,90 4,55 5,20 5,85 6,50

PB 1,30 2,60 3,90 5,20 6,50 7,80 9,10 10,40 11,70 13,00

PE-X 1,40 2,80 4,20 5,60 7,00 8,40 9,80 11,20 12,60 14,00

PP-R 1,50 3,00 4,50 6,00 7,50 9,00 10,50 12,00 13,50 15,00

PP-C 1,80 3,60 5,40 7,20 9,00 10,80 12,60 14,40 16,20 18,00

Opm.: gegevens kunnen verschillen per fabrikant.

Met grafiek bepalen

Verlenging bij verschillende buismaterialen per m

0

2

4

6

8

10

12

14

16

18

10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

temperatuurverschil in K

ve

rle

ng

ing

in

mm

PP-C

PP-R

PE-X

PB

PVC-C

meerlagenbuis

koper

rvs

staal

Page 14: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

13

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

1.3 Opvangen van de verlengingAls door buizen warm water stroomt, zullen deze buizen uitzettenof krimpen, afhankelijk van de temperatuur en de materiaalsoort.

Deze gegevens zijn terug te vinden in de tabellen met de uitzettings-coëfficiënt4.

De verlenging kan opgevangen worden door:– de juiste leidingaanleg,– het plaatsen van expansiebochten,– het plaatsen van compensatoren,– de leidingen vast te bevestigen (starre beugeling).

1.3.1 ExpansiebochtenDoel en beschrijvingDe uitzetting van de leidingen in axiale richting wordt door de veer-kracht (elasticiteit) van de bocht opgevangen (= buigbeen BB).

De bocht wordt geplooid uit één stuk of er wordt gebruik gemaakt van bochten (lassen, persen, solderen). De lasbochten worden toegepast bij leidingen met een grotere diameter dan DN 32.

De beugels (vast punt VP en glijdende bevestiging GB) zorgen er-voor dat de buis in de juiste richting beweegt.

Uitvoeringen

- L-vormig uit buis gebogen

Bron: Thomas De Jongh

4 Meer informatie vind je in hoofdstuk “Toegepaste wetenschappen”.

Page 15: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

14

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

Bron: Thomas De Jongh

Bron: Thomas De Jongh

– Z-vormig uit buis gebogen

– T-vormig

– Lus of U-vormige expansiebocht uit buis gebogen – U-vormige expansiebocht: o uit fittings vervaardigd, o gelaste of gesoldeerde constructie,

Bron: Thomas De Jongh

Page 16: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

15

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

o opgenomen in de leidingaanleg.

De grootte van de expansiebocht (buigbeenlengte x breedte) hangt af van de verlenging van het gedeelte tussen de twee vaste punten (VP) die door de bocht moet opgevangen worden.Deze kan bepaald worden aan de hand van een tabel, grafiek ofwel door berekenen (analytisch).

Bron: Thomas De Jongh

Bron: Thomas De Jongh

Verklaring:- 1 = goed- 2 = slecht- 3 = beter

Page 17: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

16

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

De materiaalconstante (c)De materiaalconstante is een getal, eigen aan de materiaalsoort en heeft een relatie met de elasticiteitsmodulus5.

Richtwaarden

Materiaalconstante (c )

Enkele bocht , Z-bocht, t-stuk (= 90°) Dubbele bocht / U-bocht (= 180°)

staal koper rvsmeerl.buis

PE-X PB PP-R PP staal koper rvsmeerl.buis

PE-X PB PP-R PP

45 61 45 33 27 10 30 30 25 32 25 33 27 10 30 30

Bepalen van de expansiebochtOm de expansiebocht te maken moet je bepalen:- de verlenging (Δl),- de minimumlengte van het buigbeen (BB),- de breedte van de expansiebocht (A min).

a. De verlenging Δl= de totale uitzetting

Ë berekening:Δl = l · αl · ΔΤ

waarin: Δl = de verlenging in mm l = de lengte van de leiding of totale lengte tussen de vaste punten

in mαl = lineaire uitzettingscoëfficiënt in mm / (m · K)ΔΤ = temperatuurverschil in K

Ë met tabel:

Verlenging in mm/m voor verschillende buismaterialen

BuismateriaalTemperatuurverschil in K

10 20 30 40 50 60 70 80

PP-R 1,5 3 4,5 6 7,5 9 10,5 12

PE-X 1,4 2,8 4,2 5,6 7 8,4 9,8 11,2

Meerlagenbuis 0,25 0,5 0,75 1 1,25 1,5 1,75 2

Koper 0,17 0,34 0,51 0,68 0,85 1,02 1,19 1,36

RVS 0,17 0,32 0,48 0,64 0,8 0,96 1,12 1,28

Staal 0,12 0,24 0,36 0,48 0,6 0,72 0,84 0,96

5 Meer informatie vind je in hoofdstuk “Toegepaste wetenschappen”.

Page 18: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

17

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

Ë met grafiek:

b. De minimumlengte buigbeen BB= deel van expansiebocht

Ë berekening:BB = c · √⎯ ⎯ ⎯ ⎯ ⎯

waarin: BB = min. lengte buigbeen in mmc = constante, afhankelijk van het materiaalD = buisdiameter in mmΔl = de verlenging in mm

Ë met tabel:

Lengte buigbeen in mm voor verschillende buismaterialen DN 25

BuismateriaalVerlenging in mm

10 20 30 40 50 60 70 80

Meerlagenbuis 590 835 1 022 1 181 1 320 1 446 1 562 1 670

PP-R 537 759 930 1 073 1 200 1 315 1 420 1 518

Koper 535 757 927 1 071 1 197 1 312 1 417 1 515

PE-X 483 683 837 966 1 080 1 183 1 278 1 366

Staal 459 649 795 918 1 026 1 124 1 214 1 298

RVS 418 592 725 837 935 1 025 1 107 1 183

Verlenging voor verschillende buismaterialen

0

2,5

5

7,5

10

0 10 20 30 40 50 60 70

temperatuurverschil K

ve

rle

ng

ing

m

m/m

PP-R

PE-X

meerlagenbuis

koper

rvs

staal

D · Δl

Page 19: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

18

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

Ë met grafiek:

c. Breedte van het expansiebocht Amin

Ë berekening:Amin = 2 · Δl + Ds

waarin : Amin = min. breedte expansiebocht in mm Δl = de verlenging in mm Ds = min. 150 mm (veiligheidsafstand)

Ë met tabel:

Minimum breedte expansiebocht voor verschillende buismaterialen DN 25

BuismateriaalVerlenging in mm

10 20 30 40 50 60 70 80

PP-R 153 156 159 162 165 168 171 174

PE-X 153 156 158 161 164 167 170 172

Meerlagenbuis 151 151 152 152 153 153 154 154

Koper 150 151 151 151 152 152 153 153

RVS 150 151 151 151 152 152 152 152

Staal 150 150 151 151 151 151 152 152

Page 20: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

19

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

Ë met grafiek:

Praktisch voorbeeld 1Bepaal de buigbeenlengte voor meerlagenbuis PE-X/Al/PE-X met een lengte van 10 m, een temperatuurstijging van 20 °C naar 60 °C en een diameter van 26 x 3 mm.De materiaalafhankelijke constante (c) bedraagt 33.

Met behulp van tabel, diagram of volgende formules kan de minimale lengte van het buigbeen berekend worden.

Bron: Thomas De Jongh

Page 21: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

20

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

a. De verlenging Δl (mm) = de totale uitzetting van de buislengte

Ë berekening:Δl = l · αl · ΔΤ

waarin:l = 10 mαl = 0,025 mm / (m · K)Δθ = ΔΤ = 40 K (= 60 °C – 20 °C)Δl = 10 · 0,025 · 40 = 10 mm

Ë met tabel:

Meerlagenbuis: PE-X/Al/PE-X

TemperatuurverschilΔΤ in K

10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

VerlengingΔl (mm)

2,5 5,0 7,5 10,0 12,5 15,0 17,5 20,0 22,5 25,0

Ë met grafiek:

b. De minimumlengte van het buigbeen BB in mm

Ë berekening:BB = c · √⎯ ⎯ ⎯ ⎯ ⎯

waarin: c = 33 D = 26 mm Δl = 10 mmBB = 33 · √⎯ ⎯ ⎯ ⎯ ⎯ ⎯ = 532,1 mm

Lineaire uitzetting PE-X/Al/PE-X

0

5

10

15

20

25

30

10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

temperatuurverschil in K

ve

rle

ng

ing

in

mm

10 m

D · Δl

26 · 10

Page 22: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

21

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

Ë met tabel:

Meerlagenbuis PE-X/Al/PE-X Ø 26 x 3 mm

Verlenging in mm 10 20 30 40 50 60 70 80

Lengte buigbeen in mm 532 752 922 1 064 1 190 1 303 1 408 1 505

Ë met grafiek:

c. Breedte van de expansiebocht Amin

Ë berekening:Amin = 2 · Δl + Dswaarin : Δl = de verlenging in mm Ds = 150 mm Amin = 2 · 10 + 150Amin = 170 mm

Ë met tabel:

Min. breedte expansiebocht voor meerlagenbuis PE-X/Al/PE-X

BuismateriaalVerlenging in mm

0 10 20 30 40 50 60 70 80

Ø 26 x 3 mm 150 170 190 210 230 250 270 290 310

Page 23: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

22

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

Ë met grafiek:

Voor buizen met een diameter groter dan 32 mm moeten bochtfittings worden toegepast.

Montage van een expansiebocht Expansiebochten kunnen enkel verlenging in lengterichting opvangen. Daarom moet er aan beide zijden beugels geplaatst worden zodat de buis kan verschuiven.

In praktijk, om een goede werking van een expansiebocht te verkrijgen, wordt die gemonteerd met een voorspanning (bv.: d.m.v. een houten wig, die na montage verwijderd wordt).

Dit betekent dat de expansiebocht, in koude toestand, zoveel naar bui-ten wordt uitgetrokken gelijk aan de verlenging (Δl) van het gedeelte tussen de twee vaste punten (VP) in normaal-regime-toestand.

Page 24: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

23

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

Opmerking: – bij normale werking (regimetoestand) is de spanning op de expan-

siebocht “nul”;– bij montage eerst de vaste punten (VP) vastzetten en dan expansie-

bocht monteren.

1.3.2 Axiale compensatoren Doel en beschrijving

Wordt gebruikt om de uitzetting van de leidingen op te vangen waar de plaats te beperkt is voor een expansiebocht of omwille van het uitzicht. Bestaat uit een expansiestuk met aan weerszijden een buiseinde vast-gemaakt met draad (kleine diameters) en zonder draad (lassen) of flenzen (demonteerbaar) bij grotere diameters.

Page 25: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

24

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

UitvoeringenNaargelang de buisdiameters zijn de buiseinden al of niet voorzien van in- of uitwendige schroefdraad, laseinden of met flenzen.

Het expansiestuk kan uit verschillende materialen bestaan: Ë met rubber of kunststof gedeelte:– voordeel: kan trillingen opnemen,– nadeel: niet bestand tegen hoge temperaturen, kwetsbaar in ge-

bruik.

Ë met metalen gedeelte:– voordeel: bestand tegen hoge temperaturen en drukken.

Bron: PSC

Bron: PSC

Bron: Inter metalflex

Bron: PSC

Bron: WICU

Page 26: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

25

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

Montage van een axiale compensatorZoals bij een expansiebocht worden die gemonteerd met een voor-spanning om geen extra belasting te krijgen in regime (normale wer-kings-) toestand.

Om de montage te vereenvoudigen zijn kleine compensatoren vaak voorgespannen door een veer, die pas na montage van de compensa-tor tussen de leiding mag worden verwijderd.

De compensator wordt zo gemonteerd, dat het gewicht van de buis de compensator niet indrukt (plaatsen vast punt).

1.3.3 Starre beugeling

Deze methode komt meestal voor bij inbouwleidingen.Ze bestaat erin de leiding zodanig te klemmen zodat optredende axi-ale krachten (krachten in de lengterichting), veroorzaakt door de ther-mische uitzetting in het materiaal, worden geabsorbeerd zonder dat de leiding kan knikken. De krachten die nodig zijn om de uitzetting van een kunststofbuis te verhinderen, zijn veel kleiner dan de krachten voor een zelfde stalen buis (dit is dankzij de relatief lage elasticiteitsmodu-lus6 van kunststoffen).

Het vastklemmen in de vloer gebeurt bv. door de leiding een “S” bocht te laten maken, net vóór de aansluiting naar de radiator of de collec-tor.

Bron: Thomas De Jongh

6 Meer informatie vind je in hoofdstuk “Toegepaste wetenschappen”.

Page 27: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

26

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

Deze methode is zeker af te raden als standaardoplossing voor geëx-trudeerde7 buisleidingen, aangezien grote spanningen in de buiswand kunnen ontstaan, die de maximale toelaatbare druk en/of trekspan-ning van het materiaal kunnen overschrijden, of die bij sterke tempera-tuurschommelingen materiaalmoeheid kunnen veroorzaken.

Deze toepassing wordt wel gebruikt bij ingewerkte buizen om te voor-komen dat leidingen de radiatoren of collectoren van de wand afruk-ken.

1.4 Bevestigen van leidingen

1.4.1 InleidingBuisbevestigingen (beugels, ophangstroppen…) hebben twee func-ties:– het leidingennet te dragen;– de uitzetting door temperatuursveranderingen tijdens de werking

eventueel in de gewenste richting te sturen.

Beugels worden vervaardigd in verschillende soorten van metalen, met of zonder kunststof inlage, en ook in kuststof. Afhankelijk van de toepassing zal men de juiste beugel kiezen.

Bevestigen van leidingen kan gebeuren:– glijdende bevestiging (GB), axiale geleiding: op deze plaats laten

we de verplaatsing toe: o vaste ophanging met bewegingsmogelijkheid in de beugel; o vrije ophanging zonder bewegingsmogelijkheid in de beugel (bv.:

tegen de wand, aan draadstang); o vrije ophanging met bewegingsmogelijkheid (bv.: beugel met ko-

gelgewricht); o ophanging met aangepaste glijbeugels.– vast punt (VP), starre punt: op dit punt verhinderen we de verplaat-

sing.

Deze mogelijkheden worden hieronder verder besproken.

Bron: Thomas De Jongh

Bron: René Onkelinx

Bron: Flamco7 Productieproces voor kunststofleidingen

Page 28: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

27

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

1.4.2 Plaatsen van glijdende bevestiging (GB)

Inleiding

Deze beugels dienen om de buis te ondersteunen en in combinatie met de vaste punten te zorgen dat de lineaire uitzetting van de buis op de juiste plaats wordt opgenomen.

Voor leidingen met kleinere diameters kunnen in de handel gebruike-lijke bevestigingen toegepast worden zoals beugels in staal (eventueel met beschermende laag), koperlegering, zamak8, aluminium, kunst-stof. Het materiaal van de beugels zal zo zijn dat ze de buitenwand van de buis niet beschadigen, noch mechanisch noch door elektro-lyse8 (corrosie door gebruik van verschillende metalen in contact met vocht).

Voor de geluidsisolatie moeten geïsoleerde buisbeugels worden ge-bruikt die voorzien zijn aan de binnenzijde van een inlegband uit een kunststof of rubber.

Buis met grotere diameters worden aan het plafond opgehangen met tussenplaatsing van draadstangen, geperforeerde bevestigingsband of met aangepaste bevestigingen.

Bron: Thomas De Jongh

8 Meer informatie vind je in hoofdstuk “Toegepaste wetenschappen”.

Page 29: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

28

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

De keuze van het materiaal van de beugels hangt af van het materiaal en de diameter van de leiding.

Enkele voorbeelden:

Bron: Rofix (dubbele sadaro)

Bron: Rofix (enkele beugel)

Bron: Flamco (enkele klikbeugel)

Bron: Rofix (enkele beugel)

Bron: Rofix (dubbele buisbeugel)

Bron: Rofix (kunststofbeugel 1)

Bron: Rofix (kunststofbeugel 2)

Page 30: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

29

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

De afstanden van de glijdende bevestigingspunten zijn afhankelijk van:– basismateriaal van de buis: koper, kunststof, staal…– vloeistoftemperatuur,– bekleding van de buis: met isolatie en/of mechanische bescher-

ming.

Vaste ophanging met bewegingsmogelijkheid in de beugelDe bewegingen van de buis worden opgevangen door het schuiven door de beugel. Deze bewegingen moeten zeer beperkt blijven:– beschadigen van de buis,– voorkomen van geluiden.

De beugel kan op verschillende manieren bevestigd worden aan de wand of het plafond:– met draadstang,– met montageprofielen,– schroefbevestiging met plug,– …

Bron: René Onkelinx

Page 31: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

30

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

Vrije ophanging zonder bewegingsmogelijkheid in de beugelBij deze reeks van beugels worden de bewegingen van de buis opge-vangen door de bevestiging. De beugels met vaste bevestiging kunnen hier toegepast worden in een vrije ophanging.

Bv.:– aan draadstang,– met montageband.

De beweging van de buis wordt hier opgevangen door de vrije ophan-ging.

Vrije ophanging met bewegingsmogelijkheidIndien de buis toch een bepaalde bewegingsvrijheid nodig heeft, kan men ook gebruik maken van beugels die voorzien zijn van een schar-nierpunt.

Bv.:– beugel met kogelgewricht.

Bron: Müpro

Bron: René Onkelinx

Bron: Flamco

Page 32: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

31

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

Ophanging met aangepaste beugelsDeze speciaal uitgeruste beugels hebben in de constructie een bewe-gingsmogelijkheid, terwijl de beugel toch de nodige steun geeft aan de leiding. Afhankelijk van de uitvoering kan deze voorzien zijn van een glijblok, eventueel ook van een geluidsdemping.

1.4.3 Plaatsen van vaste punten (VP)

InleidingIn dit geval zijn de bevestigingen vast zodat de buis niet kan verschui-ven in de bevestigingen. Afhankelijk van de uitvoering kan deze voor-zien zijn van een geluidsdemping.

Het is aangewezen om vaste punten te gebruiken om buisbewegingen op te vangen bij verandering van richting (T of knie), bij reducties, in de nabijheid van radiatoren, meters, kleppen…

Bron: Müpro Bron: Müpro

Bron: Müpro Bron: Flamco

Bron: Müpro

Page 33: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

32

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

De minimumlengte om de uitzetting op te vangen in geval van rich-tingswijziging kan (en moet) worden bepaald (lengte buigbeen = BB).

Bron: Thomas De Jongh Bron: Thomas De Jongh

Bron: Thomas De Jongh Bron: Thomas De Jongh

Bron: Thomas De Jongh Bron: Thomas De Jongh

Page 34: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

33

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

1.4.4 Bepalen van de beugelafstandenDe afstanden van de buisbeugels kan worden bepaald uit tabellen. Onderstaande tabel geeft richtlijnen van beugelafstanden voor stalen buis, koperen buis, roestvaststalen buis, dunwandige stalen buizen.

Praktische algemene regel • Stalen leidingen, precisieleidingen en koperen leidingen:Voor verticale bevestiging: minstens 2 per verdiepingshoogte.

Richtlijnen beugelafstanden

Nominale diameter van de buis (DN)

Maximum beugelafstand voor stalen leidingen in cm, volgens pr NBN 30 006

DN ≤ 15 100

15 < DN ≤ 40 200

40 < DN ≤ 100 300

100 < DN ≤ 150 400

Buitendiameter van de buis (in mm)

Maximum beugelafstand in cm voor koperen leidingen

Horizontaal Verticaal

12 100 150

15 120 180

18 150 220

22 180 240

28 180 240

• Kunststofbuizen:zie ook EN 12 108 en TV 207 (WTCB).Onderstaande tabel geeft een richtlijn voor de beugelafstand van kunststofleidingen voor verschillende temperaturen.

Buitendiameter van de buis (in mm)

Beugelafstand voor kunststofleidingen in cm, volgens EN 12 108

Koud water Warm water

D ≤ 16 75 40

16 < D ≤ 20 80 50

20 < D ≤ 25 85 60

25 < D ≤ 32 100 65

32 < D ≤ 40 110 80

40 < D ≤ 50 125 100

50 < D ≤ 63 140 120

63 < D ≤ 75 150 130

75 < D ≤ 90 165 145

90 < D ≤ 110 190 160

Voor verticale leidingen moet de afstand vermenigvuldigd worden met 1,3.

Page 35: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

34

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

De beugels zijn minimum 0,2 m verwijderd van hulpstukken.Men dient rekening te houden met de lengte van het buigbeen (zie verder).Voor vloeistoffen of gassen met een massadichtheid (ρ) groter dan 1 000 kg/m3 dient volgende correctiefactor te worden toegepast.

Massadichtheid ρ (kg/m3) Factor

1 250 0,90

1 500 0,83

1 750 0,77

2 000 0,70

1.5 Monteren en bevestigen

1.5.1 De aanleg van leidingenDe leidingen van een cv-installatie worden zoveel mogelijk binnens-huis geplaatst (warmteverliezen) en zo weinig mogelijk zichtbaar (es-thetisch). Daarom worden ze in kokers, de muren, vloeren, plafonds, kasten of achter gordijnen gemonteerd.

Hierbij moeten we erop letten dat de leidingen enigszins vrij kunnen bewegen, daar ze bij het verwarmen uitzetten en bij het afkoelen krim-pen. Het leidingennet moet zodanig zijn uitgevoerd dat de uitzetting kan worden opgevangen om geluidshinder, beschadiging en nadelige vervorming (losrukken, dichtknijpen…) van het leidingennet te vermij-den.

Bij de aanleg van de leidingen is een eerste vereiste de leidingen juist te monteren zodat de lucht goed kan verwijderd worden.

Als de stromingsrichting verandert van horizontaal naar verticaal be-neden, zal de lucht zich bij deze overgang verzamelen, indien de wa-tersnelheid niet te hoog is. Hier moet dus ontlucht worden!

Bron: Thomas De Jongh

Page 36: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

35

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

In de meeste gevallen is de watersnelheid echter hoger en zullen de luchtbellen meegenomen worden met de waterstroom. In deze gevallen zal de ontluchter op deze plaats enkel werkzaam zijn tij-dens stilstand van het water.

Opgelet: bij het ontluchten van luchtpotten, met een verlengde ont-luchter, gaat men eerst water spuien, daarna de lucht en dan terug water. Pas dan is de luchtpot ontlucht.

Bron: Thomas De Jongh

Bron: GTI Mortsel

Page 37: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

36

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

Bron: Thomas De Jongh

Bron: GTI Mortsel

Bron: GTI Mortsel

Page 38: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

37

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

1.5.2 Opgebouwde leidingenGunstige buismontageDe lengtetoename (en -afname) van de buisleidingen wordt opgevan-gen via uitzettingsmogelijkheden en de elasticiteit van het buisleiding-net door korte leidingen en voldoende bochten te gebruiken.

Doorheen vloeren of wanden door gebruik te maken van mantelbuizen (doorvoerbuizen) waarin de buis vrij kan bewegen en te beschermen tegen corrosie. De mantelbuizen zullen 1 cm door de afgewerkte mu-ren en de plafonds steken en minimum 2 cm door de bovenzijde van de afgewerkte vloeren. De binnendiameter van de mantelbuis moet een voldoende grootte hebben zodat de te monteren buis de mantel-buis niet raakt (noch warmte-, noch lawaai-overdracht).

Verklaring :– 1 = wand, muur– 2 = mantelbuis (eventueel op te vullen met plastische stof)– 3 = leiding

Een juiste keuze en toepassing van vaste en glijdende bevesti-gingen• Buizen in gepaste kanalen leggen (kabelgoten, U-vormige profielen,

enz.).

• De glijdende bevestigingen (GB) moeten zodanig worden geplaatst dat zij tijdens het in bedrijf nemen niet ongewild als starre punten fungeren.

• In principe mag een recht buisstuk zonder aftakking en zonder uit-zettingscompensator slechts voorzien worden van één vast punt.

• Bij lange buisstukken is het aangeraden om dit vast punt in het mid-den van de lengte te voorzien, zodat de uitzetting in twee richtingen geleid en opgevangen wordt.

• De aansluitleiding tot de verwarmingslichamen mag niet te kort en te strak zijn.

Bron: Thomas De Jongh

Page 39: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

38

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

Bron: Thomas De Jongh

Bron: Thomas De Jongh

Bron: Thomas De Jongh

Page 40: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

39

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

Uitzettingscompensatie Bv.: door uitzettinglussen of axiale compensator.

Om de temperatuursverandering op te vangen, moet een lengte-uit-zetting in acht genomen worden. Ieder buisleidingstuk moet voldoen-de vrij kunnen uitzetten.

Tussen twee vaste punten moet een vrije uitzettingsmogelijkheid voor-zien worden d.m.v. een richtingsverandering van de leiding ofwel door een axiale compensator voor het opvangen van de uitzetting.

Bron: Thomas De Jongh

Page 41: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

40

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

1.5.3 Brandmoffen/compartimentering Kunststofbuizen zijn brandbaar. Ze verspreiden via hun oppervlak het vuur, ze verweken en smelten weg.

Hierdoor ontstaan openingen in de wand of vloer op de plaatsen van buisdoorgangen waardoor het vuur en de rook zich naar de aanpa-lende lokalen kunnen verspreiden. Bij elke doorgang van een leiding door een eventueel aanwezige brand-compartimentering (vloer of muur) wordt, overeenkomstig de norm NBN 713-020, gebruik gemaakt van branddovende doorgangshulzen. De tussenruimte is voorzien van een chemisch product dat, bij brand, de eigenschap heeft in elkaar te vloeien en de doorvoeropening dicht te smelten en de buisdoorgang vuurbestendig en rook- en gasdicht afsluit.

Verklaring:– 1: brandwerende wikkelband voor niet-brandbare buizen (zet uit en

sluit af)– 2: brandwerende manchet voor brandbare buizen (het brandwerend

product zal de kunststofbuis dichtknijpen bij brand)– 3: universeel product voor kabels en buizen

1

2 3

Bron: Curaflam

Bron: Curaflam Bron: Curaflam

Page 42: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

41

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

1.5.4 Ingewerkte zachte leidingenOnder deze leidingen verstaan we alle kunststofleidingen, zachte ko-peren buizen, meerlagenbuizen, m.a.w.: alle buizen die afgerold wor-den en onder dekvloer of in een wand bevestigd worden.

Tijdens de aanleg van deze systemen zal men erop toezien de buizen zodanig vast te maken, dat de verwarmingstoestellen niet verschuiven op hun houders en dat de buizen niet loskomen uit de klemverbin-ding.

Men kan best niet teveel “uitzetbochten” maken door de leiding slinge-rend aan te leggen. Hierdoor wordt de buislengte vergroot, en zodus ook de verlenging/verkorting.

Een betere oplossing is om zo kort mogelijk naar de toestellen te gaan, en net voor de aansluiting een dubbele bocht (”Z”-bocht) te maken. Op deze plaatsen moet de leiding oordeelkundig bevestigd worden: zo ontstaat er een vast punt. De lineaire uitzetting en krimp van de buis worden in het materiaal opgevangen.

Bron: René Onkelinx

Bron: Thomas De Jongh

Page 43: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

42

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

Na een eerste keer opwarmen kunnen kunststofbuizen krimpen, tot maximaal 3 % volgens DIN 16 892 (= 3 cm op 100 cm buis). Om krimp9 bij kunststofbuizen te verminderen bij de eerste opwarming krijgen sommige buizen een nabehandeling en kan de krimp beperkt worden tot 0,5 %. Met deze krimp moet men rekening houden tijdens de aan-leg van de leidingen om te voorkomen dat de ingewerkte leidingen te grote trekspanningen opwekken aan collectoren en radiatoren.

Tijdens herstellingen aan deze leidingen moet men er dan ook reke-ning mee houden dat deze leidingen in de vloer kunnen “wegspringen, in de mantelbuis springen” bij het loskoppelen van de leidingen aan de collector.

Onder de ingewerkte leidingen zal men best een isolatielaag voorzien, of men maakt gebruik van reeds geïsoleerde leidingen. Dit om te voor-komen dat er te veel warmte-overdracht plaats vindt naar de onver-warmde ondergrond en om eventueel buisbeweging toe te laten.

Sommige fabrikanten verkiezen nog om een isolatielaag te voorzien rond de buis om de uitzetting/krimp op te vangen.

Buisgeleiding, -bevestiging en uitzetting in lengterichting Met enkele of dubbele plugklemmen, of met geperforeerde gegalva-niseerde stalen band worden de buizen op de ruwe betonvloer beves-tigd. De bevestigingen moeten direct bij de radiatoraansluiting om de 1,5 m buislengte en in bochten worden aangebracht.

Bron: Thomas De Jongh

9 Meer informatie vind je in hoofdstuk “Toegepaste wetenschappen”.

Page 44: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

43

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

Buizen op de ruwe betonvloer

De buizen dienen indien mogelijk volgens rechte lijnen en evenwijdig aan de wanden te worden gemonteerd.

Door de vormstabiele metalen en meerlagen-buizen is in bochten geen extra geleiding noodzakelijk. Bij de flexibele kunststofbuizen kunnen buisgeleidingsbochten worden gebruikt bij verandering van richting.

1.5.5 Aansluitingen aan de collector/verdeler

Logische aansluiting, zodat de buizen niet moeten kruisen.

De totale breedte van de evenwijdig (parallel) lopende leidingen in-clusief buisisolatie mag niet groter zijn dan ongeveer 30 cm. Anders moet nog een combinatie van buizen op een afstand van minimum 20 cm worden aangebracht (stabiliteit van de dekvloer). In de directe omgeving van de verdeler mag hiervan worden afgeweken.

Bron: Thomas De Jongh

Bron: René Onkelinx

Bron: René Onkelinx

Bron: Frankische

Page 45: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

44

Hoofdstuk 1: Leidingaanleg

Page 46: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

45

Hoofdstuk 2: Hulpstukken bij buisaanleg

2 Hulpstukken bij buisaanlegHieronder vind je een selectie van hulpstukken, fittingen die gebruikt worden bij de leidingaanleg met verschillende materialen.

De stalen fittings zijn van het type met versterkte rand en stemmen overeen met NBN E 29-003.

Let wel : verzinkte stalen buizen mogen niet worden gelast of worden geplooid, wegens beschadiging van de zinklaag.

Elleboog, knie

Verklaring:– 1 = lasverbinding– 2 = schroefdraadverbinding– 3 = schroefdraadverbinding– 4 = persverbinding voor koper– 5 = persverbinding voor kunststof– 6 = soldeerverbinding– 7 = knelkoppeling– 8 = steekverbinding

Mofverbinding, manchon

Verklaring:– 1 = lasverbinding– 2 = schroefdraadverbinding– 3 = schroefdraadverbinding– 4 = persverbinding voor koper– 5 = persverbinding voor kunststof– 6 = soldeerverbinding– 7 = knelkoppeling– 8 = steekverbinding

Bron: DESCO

Bron: DESCO

Page 47: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

46

Hoofdstuk 2: Hulpstukken bij buisaanleg

T-stuk, aftakking

Verklaring:– 1 =schroefdraadverbinding– 2 = schroefdraadverbinding– 3 = persverbinding koper– 4 = persverbinding kunststof– 5 = soldeerverbinding– 6 = knelverbinding– 7 = steekverbinding

Overgang naar schroefdraad

Verklaring:– 1 = soldeerverbinding– 2 = knelverbinding– 3 = steekverbinding– 4 = persverbinding dunwandig staal– 5 = persverbinding kunststof

Koppeling, raccord

Verklaring:– 1 = schroefdraadverbinding– 2 = schroefdraadverbinding– 3 = persverbinding, dunwandig staal– 4 = persverbinding, koper– 5 = soldeerverbinding

Bron: DESCO

Bron: DESCO

Bron: DESCO

Page 48: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

47

Hoofdstuk 3: Gereedschappen bij leidingaanleg

3 Gereedschappen bij leidingaanlegHieronder vind je een selectie van gereedschappen, gebruikt bij lei-dingaanleg.

Voor kunststofbuizen

Voor stalen buizen Voor koperen buizen endunwandige stalen buizen

Indeling in lichte vrachtwagen

GereedschapskofferBron: Ulisch

Bron: GTI Mortsel

Bron: GTI Mortsel Bron: GTI Mortsel

Bron: Bott

Page 49: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

48

Hoofdstuk 4: Toegepaste wetenschappen

4 Toegepaste wetenschappen4.1 Lengtematen

Alhoewel de meter de officiële eenheid is zijn verschillende decimale voorvoegsels mogelijk. De bekendste afgeleide zijn: km, hm, dam, dm, cm en mm.

In formules moet echter steeds een afstand herleid worden tot de meter! Anders kunnen we serieuze fouten maken.

Notatie Omzettingen

Veelvouden Kilometer km 1 000 m 1.103 m

Hectometer hm 100 m 1.102 m

Decameter dam 10 m 1.101 m

Eenheid Meter m 1 m

Delen Decimeter dm 0,1 m 1.10-1 m

Centimeter cm 0,01 m 1.10-2 m

Millimeter mm 0,001 m 1.10-3 m

4.2 MassadichtheidAls we een vloeistof, gas of vaste stof nemen en we bepalen het vo-lume en de massa, dan kunnen we de massadichtheid (= soortelijke massa, volumieke massa, absolute dichtheid) bepalen bij een bepaal-de temperatuur (ρ - Griekse kleine rho).

De definitie is eenvoudig:

massa mMassadichtheid = ρ = –––––––– = –––

volume V

In het SI-stelsel moeten we als kg en m3 als eenheden gebruiken. De kgeenheid van dichtheid is dus ––––. m3

gIn veel tabellen wordt ook nog met de oudere eenheid gewerkt, nl.–––. cm3

De dichtheid van zuiver water (ρwater), bij 4 °C bedraagt kg g1000 –––– of 1 ––– . m3 cm3

De dichtheid van lucht (ρlucht) bij 0 °C en 101 325 Pa bedraagt kg1,293 –––– . m3

Page 50: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

49

In heel wat tabellen wordt ook gebruik gemaakt van de relatieve dichtheid (ð) = delta (soms wordt “d” gebruikt).

Relatieve dichtheid is de verhouding tussen de dichtheid van een stof (vaste stof, gas of vloeistof) en de dichtheid van een andere stof (re-ferentiestof) onder bepaalde voorwaarden die moeten gespecificeerd worden. Deze voorwaarden handelen over temperatuur en druk.

Eenvoudig gezegd: de relatieve dichtheid van een vloeistof (of vaste stof) is een aanduiding hoeveel keer een vloeistof “zwaarder” of “lich-ter” is dan water, of hoeveel keer een gas “zwaarder” of “lichter” is dan lucht. ρBij vloeistoffen en vaste stoffen: ð= –––––. ρwater

ρBij gassen: ð= –––––. ρlucht

Bij de relatieve dichtheid wordt geen eenheid gebruikt omdat de een-heden in teller en noemer tegen elkaar wegvallen.

Het soortelijk gewicht is een verouderde eenheid en geen afgeleide van het SI stelsel.

VergelijkingTegenwoordig wordt voornamelijk met (relatieve en absolute) dicht-heid gewerkt. Voor de volledigheid kunnen we het soortelijk gewicht van een vloei-stof, gas of vaste stof, als volgt definiëren:

gewicht G–––––––– = –––

volume V N

Als eenheid moeten we dan in het SI-stelsel –––– gebruiken. m3

In de praktijk wordt met “soortelijk gewicht” dikwijls verward met “massadichtheid” (cf. massa en gewicht). Het komt er dan op aan goed naar de gebruikte eenheid te kijken.

WatertemperatuurMassadichtheid

in kg/m3

Soortelijk gewichtin N/m3

0 °C 999,87 9 808,72

4 °C 1 000,00 9 810,00

50 °C 998,07 9 791,07

60 °C 983,24 9 743,69

70 °C 978,81 9 602,13

80 °C 972,83 9 543,47

90 °C 965,34 9 469,99

Hoofdstuk 4: Toegepaste wetenschappen

Page 51: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

50

4.3 DrukHet kan zijn dat je wat druk voelt om dit boek te begrijpen. Maar wat bedoelen we dan met druk?In de fysica is het eenvoudig: zet een massa op een oppervlak en oe-fen er een kracht ten opzichte van dit oppervlak op uit.

In mensentaal: druk is de verhouding tussen de kracht op een massa en het oppervlak. Let wel, we spreken over een kracht. Dit betekent dat we voor de massa de kracht moeten berekenen.

Deze kracht kan afkomstig zijn van verschillende bronnen. Bv. de aan-trekkingskracht van de aarde, de uitzettingskracht door temperatuur-verschillen. FDefinitie van druk: p = –––– waarbij p de druk is, F de kracht en A de Aoppervlakte.Vermits de kracht uitgedrukt wordt in newton (N) en een oppervlakte Nin de SI-eenheden in m2, kunnen we de druk aangeven in –––– . Deze m2

eenheid noemen we de pascal of Pa.

Een massa van 1 kg neergezet op onze aarde betekent dus een kracht van 9,81 N. Dit is het gewicht van deze massa (F = m · g) waarbij m Ng = 9,81––––, (zie vroeger). Geplaatst op 1 m2 betekent dit 9,81 –––– s2 m2

of 9,81 Pa druk.

We spreken over:– de atmosferische druk: de omgevings(lucht)druk. Deze bedraagt on-

geveer 1 013 hPa en verandert naargelang het weertype.– de overdruk: de druk hoger dan de atmosferische druk;– de onderdruk: de druk lager dan de atmosferische druk;– de absolute druk: dit is de druk ten opzichte van het luchtledige met

een druk “0”.

Bron: Thomas De Jongh

Hoofdstuk 4: Toegepaste wetenschappen

Page 52: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

51

Absolute druk = de overdruk (positief getal) + de atmosferische druk

Absolute druk = de onderdruk (negatief getal)) + de atmosferische druk

4.4 TemperatuurBij het bepalen van temperatuur had men in het verleden al snel door dat stoffen uitzetten bij temperatuurstijging en krimpen bij daling. Kwik bleek hierbij zowat ideaal omdat dit vloeibaar metaal heel gelijkmatig uitzet of krimpt bij temperatuurwisselingen.

Een kwikthermometer blijft dus tot op heden de standaard. Hierbij wordt 0 °C (Celsius) gelijkgesteld met het smeltpunt (of vriespunt) van zuiver water. 100 °C wordt per definitie gelijkgesteld met het kookpunt van ditzelfde zuiver water.

Let wel: deze cijfers zijn vastgelegd bij een normale luchtdruk. Bij een onderdruk zal het kookpunt lager liggen.

We kunnen zelfs water laten koken bij kamertemperatuur als we de druk maar voldoende verlagen. We kunnen eveneens ditzelfde water op veel hogere temperaturen laten koken, als we maar voor voldoende overdruk zorgen.

Bij het onderzoek naar een absoluut laagste temperatuur die te berei-ken is, moeten we toch even moeilijker doen.

Temperatuur heeft ook te maken met de mate waarin moleculen, of heel kleine deeltjes, trillen en door elkaar bewegen. De laagst moge-lijke temperatuur werd dan ook vastgesteld als diegene waarbij al deze deeltjes zouden stilliggen.

Dit noemt men het absolute nulpunt. Volgens heel wat experimenten en berekeningen, zou dit gebeuren bij ongeveer -273 °C. Dit absolute nulpunt noemt men dan ook 0 Kelvin. Of 0 K.

Dit wil dus zeggen dat het smeltpunt van water, 0 °C, gelijk gesteld kan worden met 273 K.

Als we verder 1 °C gelijkstellen aan 1 K, kunnen we stellen dat het kookpunt van water op 373 K komt. Of dat we een kamertemperatuur van 20 °C ook kunnen aflezen als 273 K + 20, of 293 K.

TemperatuurverschilWe noemen dit “delta” temperatuur. Het symbool wordt weergegeven door een klein driehoekje Δ (de Griekse hoofdletter delta). Bron: Thomas De Jongh

Hoofdstuk 4: Toegepaste wetenschappen

Page 53: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

52

De temperatuur is de gemeten waarde van een bepaald lichaam. Om de temperatuur in °C aan te duiden gebruikt men het symbool θ (de Griekse hoofdletter têta) en met een grote letter T indien de tempera-tuur wordt uitgedrukt in Kelvin.

Verschillen tussen 2 temperaturen zijn uiteraard dezelfde ongeacht of ze zijn uitgedrukt in graden Celsius of in Kelvin.

Afspraken in deze cursus : • temperatuurverschil altijd in Kelvin• t: niet gebruiken• T: temperatuur in Kelvin• θ: temperatuur in °C

Voorbeeld aTemperatuur voorwerp 1 θ1 = 10 °CTemperatuur voorwerp 2 θ2 = 2 °CΔθ = θ1 - θ2

Δθ = 8 °C = ΔT = 8 K

Voorbeeld bTemperatuur voorwerp 1 θ1 = 10 °CTemperatuur voorwerp 2 θ2 = - 2 °CΔθ = θ1 - θ2 Δθ = 10 °C – (-2 °C)Δθ = 10 °C + 2 °CΔθ = 12 °C = ΔT = 12 K

4.5 DiffusieMoeilijk gezegd spreekt men van diffusie als verschillende stoffen zich door de beweging van de verschillende deeltjes langzaam onder el-kaar gaan mengen (brownbeweging voor wie er meer wil over weten).

Als we bijvoorbeeld een gaslek hebben dan zal het ontsnapte aard-gas (voornamelijk methaan) zich geleidelijk mengen met de lucht. Weliswaar zal het lichtere gas zich bovenaan bevinden, maar toch is er geen duidelijke scheidingslijn.

Gasdeeltjes worden voortdurend weggebotst, zoals de ballen van een flipperkast.

De opgeloste lucht (gas) in een vloeistof is ook afhankelijk van de druk: open maar eens een fles spuitwater! De gasbellen komen snel vrij (de druk boven de vloeistofoppervlakte verlaagt) en de fles bruist over.

Hoofdstuk 4: Toegepaste wetenschappen

Page 54: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

53

Het probleem wordt ingewikkelder als er tussen bijv. een vloeistof en een gas (water en lucht) een scheiding is die op het eerste zicht ‘wa-ter- en luchtdicht’ is. Deze wand (bv.: een buis, een membraan van een expansievat) bestaat ook uit deeltjes, die goed vast zitten als vaste stof, maar waartussen openingen zijn.

Tussen deze openingen geraken geregeld eenzame deeltjes van beide stoffen die de cohesie- en adhesiekrachten overwinnen. Maar ver-mits de bewegingen van de luchtdeeltjes veel sterker is dan deze van de waterdeeltjes zal de beweging vooral in de richting van het water, doorheen de scheidingswand (buis) verlopen.

Diffusie is een onderdeel van permeatie10 (doordringbaarheid).

Het water neemt dus voortdurend lucht op, zelfs doorheen een buiswand. Daarom is het belangrijk voor een verwarmingsinstallatie dat de buis “diffusiedicht” is.

Bron: Patrick Uten Bron: Patrick Uten

10 Permeatie is het dóórdringen van gassen of dampen door een materiaal, bijvoorbeeld de wand van een kunststof buis.

Bron: Thomas De Jongh

Hoofdstuk 4: Toegepaste wetenschappen

Page 55: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

54

4.6 Thermische uitzetting van stoffenHeb je je al eens afgevraagd waarom een auto beter rijdt als hij “warm” staat? Natuurlijk niet te warm, anders heb je een groot probleem.

Of waarom er spleetjes zijn (zeker in de winter) tussen twee opeen-volgende spoorstaven? Dit komt door de “thermische uitzetting” bij temperatuurverhoging en “thermische inkrimping” bij temperatuurver-laging.

Neem even een dansvloer waarop rustig gedanst wordt. Er is plaats genoeg voor iedereen. Maar als het ritme stijgt begint iedereen tegen iedereen te botsen en als de dans echt “wild” wordt is de dansvloer te klein. Er is “uitzetting”.

Een vaste stof (bijv. metalen buizen) bestaat uit deeltjes die allen in beweging zijn. Trillen, dansen als het ware. Sterke cohesiekrachten houden heel het boeltje bij elkaar.

Maar als de temperatuur stijgt worden de trillingen heftiger en “breder”. De cohesiekrachten krijgen het een beetje moeilijker en de deeltjes geraken verder uiteen. Ze vliegen gelukkig nog niet van de dansvloer maar de vaste stof, vb. de buis, wordt gewoon wat langer. We noemen dit lineaire uitzetting (verlenging).

Je zal ook wel begrijpen dat de onderlinge afstand tussen de deeltjes voor zowat iedere vast stof anders is. De lineaire uitzetting zal dan ook voor iedere stof anders zijn. We noemen dit de lineaire uitzettingsco-efficiënt van een vaste stof.

Bron: Thomas De Jongh

Hoofdstuk 4: Toegepaste wetenschappen

Page 56: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

55

Gelukkig kunnen we deze lineaire uitzetting ook berekenen. Dit ge-beurt door volgende formule te gebruiken:

– ΔT = Te – Tb ; we maken het verschil tussen de eindtemperatuur (Te) en de begintemperatuur (Tb) van de buis;

– Δl = le – lb ; dit stelt het verschil voor tussen de beginlengte (lb) en de eindlengte (le) van de buis. ΔlDe lineaire uitzettingscoëfficiënt (αl) is dan: αl = –––––––. lb · ΔTJe kan hieruit de eenheid afleiden: m–––––– m · K 1of ––– K of nog anders K–1

of nog: mm / (m · K)

Enkele voorbeelden van lineaire uitzettingscoëfficiënten (αl):

Stof 1

α in –––– of K–1

Kmm / (m · K)

Aluminium 2,38 · 10-5 0,024

Staal 1,2 · 10-5 0,012

Koper 1,7 · 10-5 0,017

PE-X 1,4 · 10-4 0,14

De eigenlijke lineaire uitzetting (verlenging) kunnen we dan berekenen met volgende formule:Δl = l · αl · ΔΤ

Belangrijke opmerkingWe hadden het hiervoor enkel over de lineaire uitzetting van stoffen. Maar ook de metalen buis heeft zoals elke stof een kubieke uitzetting (in volume). Als we echter de metaaldikte bekijken in verhouding met de lengte, is de kubieke uitzetting bij benadering, volledig te zien als een lineaire. Dit laatste maar voor de volledigheid.

Stof 1

γ in –––– of K–1

K mm3 / (m3 · K)

Staal 3,51 · 10-5 35 100

Water 2,1 · 10-4 210 000

M.a.w.: water zet 210 cm3 uit per m3 bij een temperatuurstijging van 1 K; bij ijzer is dat 35,1 cm3.

Hoofdstuk 4: Toegepaste wetenschappen

Page 57: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

56

4.7 Elasticiteit – kruip en krimp – thermisch geheugen

Neem een elastiekje en rek het voorzichtig. Niet te ver. Terug ontspan-nen. Het krijgt terug zijn oorspronkelijke afmetingen. De elasticiteit is als “fysische eigenschap” hiervoor verantwoordelijk.

Ga je boven deze grens dan treedt vervorming op en keert de stof niet meer tot de oorspronkelijke vorm terug.

Het gedrag van een materiaal op gebied van elastische vervorming wordt gekenmerkt door zijn elasticiteitsmodulus (E), die de verhouding aangeeft tussen de spanning (τ) van het materiaal en de optredende verandering in de lengte of rek (ε). Dit wordt bepaald door de wet van Hoocke. τE = –––– ε

Het belang van de elasticiteitsmodulus komt het best tot uitdrukking bij buigbelasting (plooien). De doorbuiging (plooien) van een gegeven materiaal is namelijk omgekeerd evenredig met de elasticiteitsmodu-lus, zodat bij de hoogste E de kleinste doorbuiging optreedt.

Vandaar de elasticiteitsgrens: die geeft de maximale spanning aan waarbij alle vormveranderingen bij het opheffen van de belasting vol-komen worden hersteld, en ons elastiekje tot zijn oorspronkelijke vorm terugkeert.

Mocht je er zin in hebben: neem terug je elastiekje en meet nu nauw-keurig de lengte. Rek het vervolgens een uurtje krachtig uit en meet opnieuw de lengte.

Je zal zeker zien dat het een beetje langer geworden is (als je het niet hebt kapot getrokken). Je kent dit verschijnsel ook bij al de elastiekjes in kleding.

Moeilijk gezegd: iedere stof heeft een elasticiteitsgrens. Ga je boven deze grens, 0,2 rekgrens genoemd (= 0,2 % van de oorspronkelijke lengte), dan treedt blijvende vervorming op en keert de stof niet meer tot de oorspronkelijke vorm terug.

De elasticiteitsmodulus geeft aan of het materiaal gemakkelijk (slap) of moeilijk elastisch vervormt (stijf).

E = elasticiteitsmodulus

Hoofdstuk 4: Toegepaste wetenschappen

Page 58: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

57

Toelichting bij diagram:

spanningE – modulus = ––––––––––––––––– = tg hoek a relatieve spanning

Uit dat diagram kunnen we volgende gegevens aflezen:– de treksterkte, of het materiaal sterk of zwak is;– de vloeigrens of 0,2 rekgrens, waaruit blijkt of het materiaal stug of

week is;– de rek, die aangeeft of het materiaal taai of bros is;– de elasticiteitsmodulus, een materiaalconstante, die aangeeft of het

betrokken materiaal stijf of slap is.

Elasticiteitsmodulus E van diverse materialen in N/mm2

Staal 206 000

Koper 128 000

Gietijzer 98 100

Aluminiumlegeringen 68 600

Polyethyleen 120

PE-Xa 550

PE-Hd 800-1 500

Als je PVC-buis plastisch wordt is er niets aan de hand, de aggregatie-toestand verandert (iets tussen vloeibaar en vast), de uitzetting neemt toe.

Bron: Thomas De Jongh

Hoofdstuk 4: Toegepaste wetenschappen

Page 59: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

58

Bij afkoeling komt alles terug in zijn oorspronkelijke vorm. Doen we dit verschillende malen na elkaar dan hebben we te maken met de verschijnselen van de elasticiteit en zal de elasticiteitsgrens vroeg of laat overschreden worden. Verwarmen we te veel, dan zal de stof zelf veranderen en verdwijnt het thermisch geheugen totaal.

Hiervoor hadden we het over bij afkoeling na verwarming, terug tot de oorspronkelijke vorm, volume en lengte te komen. Nochtans is dit, gezien al het vorige, niet zo vanzelfsprekend.

Sommige vaste stoffen worden na herhaaldelijke afkoeling, of ont-spanning na rek, net iets langer dan de oorspronkelijke lengte (kruip-gedrag), andere dan weer korter (krimpgedrag).

Kruip (lengteverandering) ontstaat ook indien materiaal onder een constante belasting staat.

4.8 Communicerende vatenAls we een stuk doorzichtige tuinslang nemen waarin nog wat water achtergebleven is, en als we de beide uiteinden omhoog houden, zal je merken dat het water steeds even hoog blijft. Hoe groot het hoogtever-schil tussen beide uiteinden ook is, het waterpeil blijft gelijk.

Eigenlijk zijn dit twee communicerende vaten.

Communicerende vaten zijn open vaten die onderling zo verbonden zijn dat vloeistoffen van het ene vat naar het andere vat kunnen stro-men. De vloeistofniveaus liggen alle op hetzelfde horizontale niveau.Dit gelijke horizontale niveau noemt men trouwens waterpas…

Als één van deze buizen wordt gevuld met een vloeistof, dan zal au-tomatisch de andere buis zich ook vullen met die vloeistof. Bv.: bij radiatoren met geopende ontluchters.

Communicerende vaten worden daarom gebruikt in heel wat techni-sche toepassingen. Bijvoorbeeld in peilglazen of in sluizen. Ook een sifon werkt op dit principe. We hebben dan een “waterslot”.

Bron: Thomas De Jongh

Hoofdstuk 4: Toegepaste wetenschappen

Page 60: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

59

4.9 Beginsel van Pascal “Een druk uitgeoefend op een vloeistof, plant zich in alle richtingen onveranderd voort”.

De druk die door de zuiger op de vloeistof wordt uitgeoefend, plant zich dus in alle richtingen voort. Ook in de “vaten” die ermee verbon-den zijn. Aangezien in deze vaten of buisjes enkel de atmosferische druk geldt, staat het niveau weer terug gelijk. Juist zoals in de “ver-bonden vaten”.

In de plaats van een zuiger die druk geeft, kan het ook de voordruk van een expansievat zijn die voor de druk zorgt.

Eigenlijk kunnen we met behulp van dit beginsel (of wet) van Pascal ook de “verbonden vaten verklaren”. De druk die hier wordt uitgeoe-fend is de atmosferische druk, die op zijn beurt afkomstig is van de aantrekkingskracht van de aarde.

4.10 Legeringen

Om de sterkte en hardheid van metalen te vergroten, zal men in smelt-toestand een ander metaal bijvoegen, met een andere atoomgrootte.

Je kan immers maar metalen met elkaar gaan mengen wanneer ze al-lebei gesmolten zijn. Dit noemt men dan een legering.

Dit homogene mengsel (of oplossing) met 2 of meerdere verschillende metalen, heeft nu atomen met verschillende grootte die minder vlot kneedbaar zijn, en als resultaat een legering geven die harder is.

Bron: Thomas De Jongh

Bron: Rothenberger

Hoofdstuk 4: Toegepaste wetenschappen

Page 61: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

60

4.10.1 Soldeer Enkele legeringen toegepast als soldering

Zachtsolderen:tin – lood Sn – Pb smelttemp.: 200 °Ctin – zilver Sn - Ag smelttemp.: 230 °Ctin – koper Sn - Cu smelttemp.: 240 °C

Hardsolderen:koper – zilver Cu - Ag smelttemp.: 700 °Ckoper – fosfor Cu - P smelttemp.: 720 °C

4.10.2 Staal Staal is de verzamelnaam van ijzer-koolstofverbindingen die verder kunnen gelegeerd worden met andere metalen.

• Onder ongelegeerd staal (koolstofstaal) verstaat men staal dat geen elementen zoals mangaan (Mn), silicium (Si), nikkel (Ni), chroom (Cr)… in aanzienlijke hoeveelheden bevat. Het is dus uitslui-tend samengesteld uit ijzer (Fe) en koolstof (C), plus onvermijdelijk kleine hoeveelheden Mn, Si, Ni, fosfor (P) …

Kenmerken: – goed bewerkbaar,– heeft een lagere treksterkte,– kan niet gehard worden bij %C - gehalte < 0,35.

• Gelegeerd staal bevat dus naast ijzer en koolstof nog een aan-tal andere elementen. Wanneer deze andere legeerelementen (bv.: aluminium, chroom, koper, mangaan, nikkel…) voldoende hoog zijn spreekt men van gelegeerd staal.

Kenmerken:– minder goed bewerkbaar,– heeft een hogere treksterkte,– kan gehard worden.

• Gietijzer Bij een samenstelling met meer dan 2 % koolstof (C) neemt de giet-

baarheid toe en noemen we het dan ook gietijzer. Kenmerken:– slijtvast,– corrosiebestendig,– lagere treksterkte,– goed bewerkbaar (maar harde korst),– bros.

Hoofdstuk 4: Toegepaste wetenschappen

Page 62: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

61

4.10.3 Roestvast staal (rvs)Roestvast staal is min of meer bij toeval ontdekt, toen men op een schroothoop zag, dat sommige stalen onderdelen blank bleven, terwijl andere delen geroest waren. Onderzoek toonde aan dat het blanke oppervlak verband hield met het chroomgehalte.

Roestvast staal (minder correct “roestvrij staal”) is de verzamelnaam van ijzerlegeringen met minimum 10,5 % chroom en maximum 1,2 % koolstof. Het chroom verdeelt zich gelijkmatig in het staal en vormt aan de oppervlakte een zeer dunne beschermende laag chroomoxide. Het staal is dan beschermd tegen verdere corrosie. Hoe hoger het chroomgehalte, hoe hoger de corrosieweerstand.

De aanduiding van roestvaststaal vindt plaats op basis van de samen-stelling. Aangezien deze aanduidingen vrij lang kunnen worden, ge-bruikt men meestal het materiaalnummer.

Voorbeeld:

volgens DIN EN 10 008 volgens AISI

X5CrNi 18 – 10 rvs 304 De roestvaste staalsoorten kunnen op basis van de microstructuur worden ingedeeld in 4 groepen:

– ferritisch roestvast staalBij deze soorten is chroom het enige legeerelement en het staal mag-netisch. De corrosieweerstand is beperkt.Deze soort wordt het meest gebruikt in de verwarmingssector.

– martensitisch roestvast staalVooral bekend voor zijn hardheid. De corrosieweerstand is zeer be-perkt.

– austenitisch roestvast staalDeze groep bevat naast chroom ook nikkel en is niet magnetisch (bij-voorbeeld 18-8 roestvast staal met 18 % chroom en 8 % nikkel). De austenitische soorten zijn de klassieke goed lasbare roestvaste staal-soorten.

– ferritisch-austenitisch (duplex) roestvast staalEen combinatie van twee voorgaande soorten. Duplex roestvast staal wordt o.a. gekenmerkt door een hoge rekgrens en een goede weer-stand tegen lokale aantasting.

4.10.4 ZinklegeringenZamakZamak is een zinklegering met 4 % aluminium (Al) en waarbij elemen-ten als koper (Cu) en magnesium (Mg) worden toegevoegd om de giet-baarheid te verbeteren.

Hoofdstuk 4: Toegepaste wetenschappen

Page 63: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

62

Zamak heeft een goede maatvastheid, is gemakkelijk te bewerken en te gieten. Het wordt gebruikt voor diverse onderdelen in huishoudtoe-stellen en ketels, maar ook voor bv. beugels.

Niet te verwarren met de aluminiumlegeringen, die gebruikt worden als bv. warmtewisselaar in een ketel.

4.10.5 KoperlegeringenDeze worden onderverdeeld in een reeks van tweeledige legeringen: brons (Br) en messing (Ms). Voegt men aan deze legeringen een derde of meer elementen toe dan bekomt men een variante van de beschouwde legering.

De verkorte benaming van de legering wordt bepaald door middel van de chemische symbolen van de belangrijkste toegevoegde elementen. Zij worden gerangschikt in dalende orde van hun gehalte.

Elk symbool wordt gevolgd door een geheel getal, dat het gehalte in procenten uitdrukt van het betreffende element.

BronsBrons is een verzamelnaam voor legeringen van koper (Cu) en tin (Sn), tinbrons genaamd, waaraan ook zink (Zn), lood (Pb), aluminium (Al )… kan worden toegevoegd.

Brons wordt verdeeld in twee hoofdgroepen nl. – gietbrons bv.: Pb 15 Sn 8;– kneedbrons bv.: Sn 6.Brons is uitstekend gietbaar en bezit een uitstekende corrosiebesten-digheid.

MessingMessing is een legering uit koper met minimum 10% zink. Andere le-geringelementen als tin (Sn), Lood (Pb), Aluminium (Al ), silicium (Si) kunnen toegevoegd worden om de specifieke eigenschappen als trek-vastheid, gietbaarheid, corrosievastheid… te verbeteren.

Messing is zeer goed gietbaar, kan worden gesoldeerd, vernikkeld, verchroomd en verzilverd.

Men onderscheidt :– gietmessing,– kneedmessing,– soldeermessing.

Messing mag wegens ontzinken (onttrekken van zink uit legering) niet hardgesoldeerd worden ( max. 410 °C).Bij een zinklegering lager dan 18 % spreekt men van tombak, een buigzame legering.

Hoofdstuk 4: Toegepaste wetenschappen

Page 64: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

63

Hoofdstuk 5: Bijlagen

5 Bijlagen5.1 Corresponderende buismaten voor bevestigingen

Deze tabel duidt aan in welke buizenreeks een beugel kan gebruikt worden.

Stalen buis Koperen buis Kunststofbuis

Draadbuis VlambuisDunwandigstalen buis

inwendigduim

uitwendigmm

inwendigmm

uitwendigmm

uitwendigmm

Uitwendigmm

Uitwendigmm

1/8 10,2 6 10,2 - - -

1/4 13,5 8 13,5 12 12 12

- - - 16 16 15 16

3/8 17,2 10 17,2 18 18 20

1/2 21,3 15 20 20 22 -

15 21,3 22 - 25

3/4 26,9 20 25 25 28 -

20 26,9 28 - 32

- - 25 30 30 - -

- - - 31,8 32 - -

1 33,7 25 33,7 35 35 -

1 1/4 42,4 32 38 38 42 40

32 42,4 40 - -

1 1/2 48,3 40 44,5 45 48 -

40 48,3 48 - -

- - - 51 50 54 50

2 60,3 50 57 55 - -

Page 65: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 1: Warmtetransport: leidingaanleg

64

Hoofdstuk 5: Bijlagen

giet

ijzer

2 -

4 %

C

staa

l0,

1- 1

,7%

C

grijs

gie

tijze

r

wit

giet

ijzer

zach

t st

aal

halfh

ard

sta

al

hard

sta

al

lam

ella

ir ➝

g

rafi e

t on

der

de

vorm

van

lam

elle

n

nod

ulai

r ➝

g

rafi e

t on

der

de

vorm

van

nod

ulen

, bol

letje

s

kool

stof

uitg

esch

eid

en o

nder

de

vorm

van

car

bid

en F

e3 C

bou

wst

aal

onge

lege

erd

sta

al0,

06 -

0,6

%C

gere

edsc

hap

ssta

al

lic

htge

lege

erd

of g

eleg

eerd

sta

al0,

5 –

1,5

%C

ijzer

houd

end

e m

etal

en

bou

wst

aal

licht

gel

egee

rd o

f gel

egee

rd s

taal

gere

edsc

hap

ssta

al

hard

ze

er h

ard

hand

gere

edsc

hap

cons

truc

tie-

staa

lm

achi

neb

ouw

-st

aal

zach

tst

aal

half-

hard

sta

alha

rdst

aal

hard

baa

r >

0,3

5 %

C

hard

heid

en

trek

vast

heid

stij

gen

taai

heid

en

bew

erkb

aarh

eid

dal

en

giet

ijzer

> 2

%C

0

0,2

0

,4

0

,6

0,8

1

1

,2

1

,4

1,6

%C

5.2

Sam

enst

ellin

g so

orte

n st

aal

0,06

0

,5

Page 66: Modulair Handboek CV Leidingaanleg

Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid

MODULAIRE hAnDbOEkEnCEntRALE vERwARMIng

• 1.1 Inleiding tot de centrale verwarming en installatietekenen

• 1.2 Buismaterialen, buisbewerkingen, dichtingen en bevestigingsmaterialen

• 2.1 Warmtetransport: leidingaanleg

• 2.2 Warmtetransport: principe, bescherming, onderhoud van de installatie

• 2.3 Warmteafgifte: verwarmingslichamen en toebehoren

• 3.1 Warmteproductie: verwarmingsketels

• 3.2 Warmteproductie: installatietoebehoren en plaatsingsvoorschriften

• Overzicht beschikbare handboeken