titel: de adjuvante therapie van...

44
Academiejaar 2010 - 2011 TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoom Voornaam Joke Marckx Promotor: Prof. Dr. Simon Van Belle Scriptie voorgedragen in de 2 de Master in het kader van de opleiding tot MASTER IN DE GENEESKUNDE

Upload: others

Post on 30-Dec-2019

0 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

Academiejaar 2010 - 2011

TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoom

Voornaam Joke Marckx

Promotor: Prof. Dr. Simon Van Belle

Scriptie voorgedragen in de 2de Master in het kader van de opleiding tot

MASTER IN DE GENEESKUNDE

Page 2: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

“De auteur en de promotor geven de toelating dit afstudeerwerk voor consultatie beschikbaar

te stellen en delen ervan te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder

de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting

uitdrukkelijk de bron te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit dit afstudeerwerk.”

Datum

(handtekening)

Naam (student) (promotor)

Page 3: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

1. Abstract .................................................................................................................................. 1

2. Inleiding ................................................................................................................................. 2

2.1. Epidemiologie ............................................................................................................................. 2

2.2. Types endometriumcarcinoom ................................................................................................. 4

2.3. Epitheliale vormen van het endometriumcarcinoom: ............................................................ 5 2.3.1. Endometroid adenocarcinoom ............................................................................................................. 5 2.3.2. Sereus carcinoom ................................................................................................................................. 6 2.3.3. Mucineus carcinoom ............................................................................................................................ 6 2.3.4. Clear cell carcinoom ............................................................................................................................ 7 2.3.5. Squameus carcinoom ........................................................................................................................... 7 2.3.6. Metastasen in de uterus ........................................................................................................................ 7 2.3.7. Bespreking: .......................................................................................................................................... 8

2.4. Kliniek en patiëntevaluatie ........................................................................................................ 9

2.5. Stadiumindeling ....................................................................................................................... 10

2.6. Prognose .................................................................................................................................... 11

2.7. Behandeling .............................................................................................................................. 11 2.7.1. Primaire behandeling ......................................................................................................................... 11 2.7.2. Adjuvante therapie ............................................................................................................................. 12 2.7.2.1.Radiotherapie ................................................................................................................................... 12 2.7.2.2. Chemotherapie ................................................................................................................................ 13 2.7.2.3. Hormoontherapie ............................................................................................................................ 14 2.7.2.4. Therapie op basis van de tumorkarakteristieken ............................................................................. 14

2.8. Follow-up ............................................................................................................................ 15

3. Methodologie ....................................................................................................................... 16

4. Resultaten ............................................................................................................................ 16

5. Discussie .............................................................................................................................. 26

5.1. Discussie radiotherapie ............................................................................................................ 26

5.2. Discussie chemotherapie .......................................................................................................... 30

5.3. Discussie hormoontherapie ..................................................................................................... 32

5.4. Conclusies ................................................................................................................................. 33 5.4.1. Adjuvante therapie voor vroegtijdige type I tumoren ........................................................................ 33 5.4.2. Adjuvante therapie voor vergevorderde type I tumoren .................................................................... 34 5.4.3. Adjuvante therapie voor type II tumoren ........................................................................................... 36

6. Referentielijst ....................................................................................................................... 39

6.1. Artikels ...................................................................................................................................... 39

6.2. Tekstboeken .............................................................................................................................. 40

7. Nawoord ............................................................................................................................... 41

8. Bijlagen ................................................................................................................................ 41

Page 4: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

1

1. Abstract Endometriumkanker is een vaak voorkomende kanker in de Westerse wereld. Deze kanker wordt

geassocieerd aan obesitas. Men verwacht dat de incidentie in de toekomst nog zal stijgen, aangezien

obesitas ook toeneemt. Endometriumkanker heeft meestal een goede prognose, want het wordt meestal

in een vroeg stadium opgespoord doordat er duidelijk symptomen zijn. De vrouwen klagen over

vaginale bloedingen. Elke postmenopauzale vrouw met vaginale bloedingen moet beschouwd worden

als een endometriumcarcinoom tot het tegendeel bewezen is.

Ondanks de vroege opsporing lijkt de 5-jaarsoverleving van endometriumkanker niet te dalen. Dit

heeft alles te maken met de kleine subgroep met een slechte prognose in de vroegtijdige fase. Het is in

deze subgroep dat adjuvante therapie noodzakelijk is om de 5-jaarsoverleving en dus de prognose te

doen verbeteren. In de laattijdige vormen van endometriumkanker is de prognose in ieder geval slecht.

Het is van het allergrootste belang om de patiënte correct chirurgisch te stageren. Op deze manier weet

men in welk stadium de tumor zich bevindt. Men kan de behandeling hieraan aanpassen. Ook de

risicofactoren voor recidief moeten opgespoord worden. Deze risicofactoren zijn: vergevorderd

stadium, type II tumoren, diepe invasie van het myometrium, aanwezigheid van lymfovasculaire

invasie, primaire tumor > 2 cm, invasie van het cervicaal stroma of lagere urinewegen en de leeftijd

van de patiënte. Deze risicofactoren bepalen mee de prognose en dus het al dan niet gebruiken van

adjuvante therapie.

Het lijstje van adjuvante therapie is lang. Men kan gebruik maken van radiotherapie; vaginale

brachytherapie of external beam radiotherapy (EBRT), chemotherapie met 1 of meerdere

chemotherapeutica en ten slotte ook van hormoontherapie. Wanneer moet je nu welke therapie

gebruiken?

Het effect van radiotherapie beperkt zich tot een lokaal effect, terwijl chemotherapie vooral een

systemisch effect heeft. EBRT wordt het best niet gebruikt bij vrouwen met een laag tot intermediair

risico op recidief want men doet meer kwaad dan goed en het zorgt enkel voor een lokaal effect.

Chemotherapie heeft veel systemische bijwerkingen, vooral als men meerdere chemotherapeutica

combineert.

Als we de FIGO-classificatie hanteren, kunnen we de tumoren opsplitsen in 4 stadia. De adjuvante

behandeling is afhankelijk van het stadium tot welke de tumor behoort. De behandeling van tumoren

uit stadium I is ingewikkeld. Men moet eerst een risico-inschatting doen. Wanneer er een laag risico is

op recurrentie volstaat de chirurgische behandeling. Men hoeft geen adjuvante therapie toe te dienen.

Wanneer er echter een lokaal risico is, dient men radiotherapie toe. De voorkeur gaat uit naar vaginale

brachytherapie, omdat deze therapie de minste bijwerkingen zal geven. Indien er ook sprake is van

Page 5: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

2

lymfovasculaire invasie, invasie van het myometrium of cervicaal stroma, moet men chemotherapie

toedienen. Stadium II tumoren volgen dezelfde redenering. Stadium III en IV tumoren hebben een

slechte prognose. Het zijn vergevorderde tumoren. Er is gebleken dat de prognose verbetert als men

chemoradiatie toepast. Men moet echter wel rekening houden met de algemene toestand van de

patiënte. Het overlevingsvoordeel moet afgewogen worden ten opzichte van de mogelijke toxiciteit

van de therapie. Als de gezondheidstoestand van de patiënte het toelaat, dan is chemoradiatie de beste

optie. Als de algemene toestand van de patiënte deze behandeling niet toelaat, kan men gebruik maken

van hormoontherapie. Het kunnen toedienen van hormoontherapie is afhankelijk van de receptorstatus

van de tumor. Als de tumor progesteron- receptor positief is, gebruikt men een hoge dosis

progestativa. Bij succesvolle respons zal men eventueel nog een anti-oestrogeen associëren;

tamoxifen.

Als de receptorstatus negatief is en de algemene toestand van de patiënt laat geen systemische therapie

toe, dan kan men eventueel gebruik maken van palliatieve radiotherapie.

2. Inleiding

2.1. Epidemiologie

Endometriumkanker is de meest voorkomende gynaecologische kanker in de westerse wereld. Het is

de 7de meest voorkomende vrouwelijke kanker in de wereld en de 4de meest voorkomende vrouwelijke

kanker in de westerse wereld na borst, long en colorectale kanker. (6) Ze komt meestal

postmenopauzaal voor. Men verwacht dat in de toekomst de prevalentie ervan nog zal toenemen. Niet

alle vrouwen met endometriumkanker zijn voorbij de menopauze (10%). Er bestaan risicofactoren

voor het ontstaan van endometriumcarcinoom bij jonge vrouwen. (D)

Obesitas blijkt een grote risicofactor te zijn voor endometriumcarcinoom. In premenopauzale vrouwen

zorgt obesitas voor insulineresistentie, verhoging van de androgeenconcentratie in het ovarium,

anovulatie en chronisch progesterontekort. Postmenopauzaal zorgt obesitas voor een perifere

omzetting van androgenen naar oestrogenen. Het gaat dus steeds om een verhoging van het

oestrogeengehalte. Dit heeft tot gevolg dat er celproliferatie optreedt en dat er inhibitie van apoptose

en angiogenese zal optreden. (2) Vrouwen met overgewicht hebben vooral na de menopauze een sterk

verhoogd risico op het ontwikkelen van endometriucarcinoom, omdat de overproductie van oestrogeen

in het vetweefsel niet meer wordt tegengewerkt door progesteron. Daarnaast leidt obesitas tot

bloeddrukken boven de 140/90 mmHg en hoge serumglucose concentraties. Dit zijn op zich al

indirecte risicofactoren voor endometriumkanker. Als men dus genoeg beweging neemt en gezond eet,

Page 6: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

3

kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen omdat men de triade obesitas,

hypertensie en diabetes aanpakt. (D)

Het roken van sigaretten zou beschermend werken ter hoogte van de uterus, maar leidt tot andere

maligniteiten elders in het lichaam.

Zwangerschap en pilgebruik werken beschermend door het leveren van progesteron. Nullipariteit

verhoogt het risico, voornamelijk als men onvruchtbaar is. Dit wordt verklaard doordat deze vrouwen

vaker anovulatoire cycli hebben met luteale insufficiëntie met een oestrogeenovergewicht als gevolg.

Het gaat dus niet zozeer over een gebrek aan pariteit. (D)

Exogeen oestrogeengebruik is een sterke risicofactor. Als men vrouwen behandelt met

combinatiepreparaten van progesteron en oestrogeen, dan vermindert dit risico sterk. (2) Vrouwen met

borstkanker hebben ook een verhoogd risico omdat ze vaak aan dezelfde risicofactoren werden

blootgesteld. Wanneer deze vrouwen behandeld werden met tamoxifen, verdrievoudigt het risico nog,

alsook het ontstaan van benigne endometriale poliepen. (2)

Daarnaast zijn ook röntgenstraling in de pelvische regio, oestrogeenproducerende ovariumtumoren,

vroege menarche en late menopauze risicofactoren voor endometriumcarcinomen.

Ongeveer 1 tiende van alle endometriumcarcinomen heeft een genetische basis. Men maakt het

onderscheid tussen HNPCC (heriditary nonpolyposis colorectal cancer syndrome) en predispositie

voor endometriumkanker. Dragers van de HNPCC-mutatie hebben 50-60% risico om

endometriumkanker te krijgen met een gemiddelde leeftijd van 50 jaar. (A) Vrouwen die HNPCC

hebben, moeten jaarlijks een pelvisch onderzoek, een transvaginale ultrasonografie en

endometriumbiopsie krijgen vanaf 30-35 jaar. Deze richtlijnen zijn echter niet verkregen door

randomised controled trials, maar zijn gebaseerd op de mening van experts (evidentie niveau D) (2).

De verschillende risicofactoren zijn nog eens samengevat in tabel 1.

Tabel 1: Risicofactoren endometriumcarcinoom (uit A)

Risicofactor Relatief risico

Nullipariteit 1,4

Exogeen oestrogeengebruik 5

Endogene oestrogeenlevels 2,0-3,8

Obesiteit: hoge BMI 3,2

Obesiteit: gewichtstoename 3,5

Diabetes 4,1

Oboesiteit + diabetes 3-3,8

Hypertensie 1,6

Tamoxifen 2,2

Orale contraceptiva 0,5

Page 7: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

4

Is leeftijd een slechte prognostische factor? De meeste patiënten zijn >65 jaar bij de diagnose. Een

studie van Alektiar et al keek naar de invloed van leeftijd op de prognose. Hieruit bleek dat leeftijd

>70 een slechte prognose betekent, omdat er meer risico is op lokale recurrentie. Er moet wel

opgemerkt worden dat bepaalde types zoals het clear cell carcinoom en het papilair sereuze type meer

voorkomen op oudere leeftijd. Deze tumoren hebben al een slechte prognose. (17)

Een andere studie vond het tegendeel. De retrospectieve analyse van N. D. Fleming et al onderzocht de

prognose van 338 vrouwen met stadium Ia tot IIa. Men concludeerde dat leeftijd zelf geen

prognostisch ongunstige factor is. Dit besloot men nadat men corigeerde voor comorbiditeit. Hoe meer

comorbiditeit, hoe slechter de prognose, onafhankelijk van de leeftijd. (17)

2.2. Types endometriumcarcinoom (tabel 2)

Tabel 2: International society of gynecologic pathologists: classification of endometrial carconomas

(uit A)

International society of gynecologic pathologists: classification of endometrial carcinomas

Endometrioid adenocarcinoma

Villoglandular

Secretory

Cilliated cell

Adenocarcimoma with squamous differentiation

Muceous carcinoma

Serous carcinoma

Clear cell carcinoma

Squamous carcinoma

Undifferentiated carcinoma

Mixed type

Miscellaneous carcinoma

Metastatic carcinoma

____________________________________________________________________________

Gynecologic classification of uterine sarcomas

Mesenchymal

Leiomyosarcoma

Endometrial stromal sarcoma

Low grade (endolymphatic stromal myosis)

High grade (undifferentiated sarcoma)

Mixed differentiated sarcomas

Page 8: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

5

Other

Mixed epithelial-stromal

Adenosarcoma

Carcinosarcoma (mixed malignant mullerian tumor)

Without heterologous elements

With heterologous elements

In tabel 2 lijkt het alsof uteriene sarcomen behoren tot de endometriumcarcinomen, maar in andere

handboeken vormen zij een aparte groep van tumoren. Sarcomen ontstaan primair uit mesenchymale

-of spierelementen van de uterus. Mesenchymale tumoren zijn zeldzaam, met uitzondering van de

leiomyomen. Ze omvatten ongeveer 3% van de uteriene maligniteiten en 1% van alle gynaecologische

maligniteiten. (C) De verdere bespreking beperkt zich tot de zuivere endometriumcarcinomen in al

zijn verschillende types en subtypes.

2.3. Epitheliale vormen van het endometriumcarcinoom:

2.3.1. Endometroid adenocarcinoom

Het adenocarcinoom is de meest voorkomende vorm van endometriumcarcinomen, met name 75%.

Het komt vooral voor bij vrouwen van 60-65 jaar. Adenocarcinomen ontstaan uit hypertroof

endometrium of door atypische hyperplasie en zijn hormonaal gemedieerd.

Adenocarcinomen worden ingedeeld in enkele subgroepen. Onderscheid wordt gemaakt op basis van

de aanwezigheid van metaplasie, histologische gradering en diepte van invasie.

Zo hebben we het papillaire of villoglandulaire adenocarcinoom. Zij heeft een papillair uitzicht en een

pseudomeerlagig plaveiselepitheel zonder de metaplasie die men wel ziet in de papillair sereuze

tumoren.

Het secretoire adenocarcinoom vindt men zelden en heeft een goede prognose. Ze is goed

gedifferentieerd.

Het gecillieerde adenocarcinoom bestaat uit trilhaardragende cellen. Zij invaderen vaak het

myometrium.

De laatste subgroep bestaat uit de adenocarcinoma met squameuze differentiatie. Vroeger maakt men

een onderscheid tussen adenoacanthoma en adenocarcinoma. Dit gebeurde op basis van histologisch

onderzoek. Wanneer het squameuze element goedaardig lijkt op de coupe, dan sprak men van een

adenoacanthoom. Indien dit niet het geval was van een adenocarcinoom. Omdat histologische

Page 9: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

6

onderzoeken verschillen van land tot land en zelfs van regio tot regio, beperkt men zich nu tot de

benaming adenocarcinoom met squameuze differentiatie.

Om de tumor maximaal te stageren, worden adenocarcinomen nog ingedeeld volgens graad en mate

van differentiatie. Afhankelijk van de graad van het letsel zien we veel of weinig oestrogeen –of

progesteronreceptoren. Hoe lager de graad, hoe meer positief de tumor zal zijn voor oestrogeen –of

progesteronreceptoren. (zie tabel 3) (A)

Graad I: laaggradig, letsel is goed gedifferentieerd

Graad II: letsel matig gedifferentieerd

Graad III: hooggradig, letsel is zwak gedifferentieerd

Tabel 3: Receptorstatus en histologische graad van endometriumkanker (uit A)

Graad Oestrogeenreceptor positief (%) Progesteronreceptor positief (%)

1 82 82

2 72 60

3 46 59

2.3.2. Sereus carcinoom

Het sereus carcinoom komt slechts voor in 5% van de gevallen, maar heeft een slechtere prognose dan

het adenocarcinoom. Men stelt het vast rond het 63e levensjaar. Ze ontstaat meestal uit een

precursorletsel. In tegenstelling tot het adenocarcinoom is het sereus carcinoom niet hormonaal

gemedieerd. Meestal wordt het beschouwd als een hooggradig letstel. Hierdoor is het niet

verwonderlijk dat het sereus carcinoom lymfovasculaire invasie en metastasen van de lymfeknopen

geeft, alsook metastasen op afstand. Wanneer men geneest, is de kans dat de kanker terugkeert zeer

hoog.

2.3.3. Mucineus carcinoom

Om van een mucineus carcinoom te kunnen spreken, moet meer dan 50% van de cellen mucine

bevatten. Het gevaar is dat het niet om een primaire tumor gaat, maar om een metastase van een tumor

afkomstig uit de gastro-intestinale tractus of ovarium. Indien dit niet het geval is, dan is de prognose

vergelijkbaar met die van het adenocarcinoom.

Page 10: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

7

2.3.4. Clear cell carcinoom

Een clear cell carcinoom komt zelden (3%) voor, maar is een zeer agressieve tumor. Dit maakt dat zij

een zeer ongunstige prognose heeft. De 5jaars-overleving bedraagt 90% wanneer de tumor enkel de

mucosa heeft aangetast, slechts 15% bij diepe invasie van de tumor tot geen overleving wanneer het

om stadium III of IV gaat.

Een clear cell carcinoom wordt gekoppeld aan het gebruik van diethylstilbestrol (DES). De dochters

van vrouwen die dit middel gebruikt hebben, lopen risico op dit type.

De naam clear cell carcinoom is afkomstig van het uitzicht van het cytoplasma van de cellen. Het

cytoplasma bevat glycogeen, waardoor de cel een glazig aspect krijgt.

2.3.5. Squameus carcinoom

Dit type is zeer zeldzaam en komt voor op de gemiddelde leeftijd van 65 jaar. Om van een squameus

carcinoom te spreken, moet men eerst enkele zaken uitsluiten: er mag zich geen adenocarcinoom

bevinden in het endometrium, er mag geen verbinding zijn met het plaveiselepitheel van de cervix en

er mag zich geen squameus carcinoom bevinden in de cervix. Chronische pyometra kan een

risicofactor zijn voor dit carcinoom. Chronische pyometra komt voor bij nulliparae. De prognose van

een squameus carcinoom is slecht.

2.3.6. Metastasen in de uterus

Dit zijn natuurlijk geen echte endometriumcarcinomen, uit volledigheid bespreken we ze toch hier.

Sommige tumoren kunnen metastaseren naar de uterus. De meest voorkomende tumoren die kunnen

uitzaaien naar het endometrium zijn de borst, colon, maag, pancreas, galblaas, long, melanomen en

urineblaastumoren. De frequentie voor uitzaaiing naar endometrium van elk van deze tumoren is

weergegeven in tabel 4.

Page 11: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

8

Tabel 4: Sites van primaire extragenitale kankers welke metastasen veroorzaken naar de uterus (uit A)

Primaire tumor Frequentie (in %)

Borst 42.9

Colon 17.5

Maag 11.1

Pancreas 11.1

Galblaas 4.8

Long 4.8

Melanoom van de huid 3.2

Urineblaas 3.2

Thyroid 1.6

2.3.7. Bespreking:

Om het wat eenvoudiger te maken worden endometriumcarcinomen geclassificeerd in 2 subtypes:

Type I kankers of de endometrioide kankers zijn meestal oestrogeenreceptor positief. Er is dus sprake

van hyperoestrogenisme en hypoprogesteronisme. Vandaar dat dit type voorkomt bij obesen, vrouwen

die exogeen oestrogeen of tamoxifen innemen en bij vrouwen met het polycystisch ovariumsyndroom.

De tumoren presenteren zich als laaggradige endometrioide tumoren met een achtergrond van

hyperplasie. Deze tumoren komen voor in 80-90% van de gevallen en hebben een goede prognose.

Vaak volstaat een chirurgische behandeling omdat type I vooral een lokaal letsel is en niet frequent

metastasen geeft.

Type II of de non-endometrioide kankers zijn niet gerelateerd aan hoge concentraties van oestrogeen

en komen dus vaker voor bij niet obese vrouwen. Er zijn geen oestrogeen of progesteronreceptoren

Type II ontstaat uit atrofisch endometrium. Het komt vooral voor bij oudere vrouwen. Het papillair

sereus carcinoom en het clear cell carcinoom zijn de meest voorkomende type II tumoren. Type II

komt voor in 10-20% van de gevallen en heeft een slechte prognose. Deze tumoren vertonen veel

gelijkenissen met de invasieve ovariumtumoren. Hier is chirurgische behandeling onvoldoende of

zelfs niet mogelijk.

Page 12: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

9

2.4. Kliniek en patiëntevaluatie

Endometriumcarcinomen worden meestal vroeg opgespoord, omdat ze duidelijke symptomen geven.

Het eerste symptoom zijn de vaginale bloedingen postmenopauzaal. Wanneer een postmenopauzale

vrouw een vaginale bloeding heeft, moet men dit beschouwen als een endometriumcarcinoom tot het

tegendeel bewezen is. In premenopauzale vrouwen kan men echter te maken hebben met

menorragieën of andere vormen van vaginale bloeding. Andere symptomen zoals pyometra, pijn in de

pelvische streek of een pelvische massa zijn zeldzaam en indien ze aanwezig zijn, zijn ze een laattijdig

symptoom.

Men moet de differentiaaldiagnose maken met andere types van gynaecologische maligniteiten zoals

cervix -of vaginale tumoren, gastro-intestinale en blaastumoren. Bloedingen hoeven niet noodzakelijk

te duiden op een maligniteit. Zo kunnen ook endometriumhyperplasie, infecties, vreemde lichamen,

atrofie, trauma, leiomyomen en poliepen bloedingen geven. De bloedingen kunnen ook een iatrogene

oorzaak hebben, zoals het gebruik van anticoagulantia, fenytoïne, digitalis of hormonen. Ten slotte

kan de bloeding ook wijzen op een systemisch probleem: leverziekte en coagulatiestoornissen.

Wanneer een vrouw postmenopausale bloedingen heeft, moet men dus eerst een grondig pelvisch

onderzoek doen, gevolgd door een biopsie of curettage van het endometrium.

De symptomen van een meer gevorderde ziekte kunnen zijn pelvische pijn, hematurie, nierfalen door

hydronefrose, opgeblazen abdomen en rectale obstructie. Indien de patiënt reeds metastasen heeft, zijn

deze meestal aanwezig in de longen en gaat dit gepaard met pulmonale symptomen. (A)

Endometriumcarcinomen verspreiden zich pas laattijdig. Eerst gebeurt de verspreiding vanuit het

corpus richting cervix en de pelvische lymfeklieren, vervolgens naar de para-aortale lymfeklieren.

Bij het vermoeden van een endometriumcarcinoom moet men de patiënte grondig onderzoeken. Men

palpeert de supraclaviculaire lymfeklieren en kijkt of de lever niet vergroot is. Vervolgens doet men

een standaard gynaecologisch onderzoek met speculumonderzoek en bimanuele palpatie. Tijdens het

speculumonderzoek moet men een uitstrijkje nemen. Het uitstrijkje is onvoldoende voor het uitsluiten

van endometriumcarcinoom, want is in de helft van de gevallen vals negatief. De palpatie is vooral

bedoeld om de grootte van de adnexa na te gaan. (D)

Vervolgens doet men een vaginale echografie. Hierbij kijkt men vooral naar de dikte van het

endometrium. Is dit < 4mm dan is de kans op afwijkingen zo gering dat observatie voldoende is, bij >

4 mm moet men een biopsie nemen van het endometrium.

Wanneer de diagnose gesteld is, moet men uiteraard weten of er metastasen aanwezig zijn. Dit doet

men door een thoraxfoto, CT abdomen en bekken of MRI bekken te nemen en de lever grondig te

Page 13: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

10

onderzoeken via bloedonderzoek en echo. Men neemt ook bloed af om de tumormerker CA125 op te

sporen. MRI wordt vooral gebruikt om de invasie van het myometrium na te gaan. (11) (D)

2.5. Stadiumindeling

De FIGO (International Federation of Gynecology and Obsterics) classificatie is een chirurgisch

stageringssysteem voor endometriumkanker. (zie tabel 5) Het moet bij elke patiënt die een

hysterectomie ondergaat, toegepast worden. De prognose en behandeling van de patiënt hangt hiervan

af.

Bij de FIGO-classificatie houdt men rekening met de diepte van invasie en met de aanwezigheid van

mogelijke metastasen. Hoe hoger het stadium, hoe slechter de prognose. (zie tabel 6)

Tabel 5: FIGO-classificatie endometriumcarcinomen (uit D)

Stadium

Stadium Ia Tumor beperkt tot het endometrium

Stadium Ib Invasie tot minder dan 50% van het myometrium

Stadium Ic Invasie tot meer dan 50% van het myometrium

Stadium IIa Tumor alleen uitgebreid naar de klierbuizen van de endocervix

Stadium IIb Tumorinvasie van het cervicale stroma

Stadium IIIa Tumorinvasie van serosa van de uterus en/of adnexa en/of positieve cytologie van

peritoneaal spoelvocht

Stadium IIIb Metastasen in de vagina

Stadium IIIc Metastasen in pelviene en/of para-aortale lymfeklieren

Stadium IVa Tumorinvasie in blaas en/of darmmucosa

Stadium IVb Metastasen op afstand, inclusief intra-abdominale en/of inguinale lymfeklieren

Tabel 6: Voorkomen van de verschillende chirurgische stadia en vijfjaarsoverleving (uit A, D)

Chirurgisch stadium Voorkomen Vijfjaarsoverleving

I 73% 90%

II 12% 65%

III 12% 45%

IV 3% 15%

Totaal 100% 73%

Page 14: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

11

2.6. Prognose

Het merendeel van de endometriumcarcinomen hebben een goede prognose. Dit wordt verklaard

doordat men de tumoren vroeg ontdekt en ze dus nog in een laag stadium zitten. Naast het stadium (zie

tabel 4) wordt de prognose ook bepaald door de graad, diepte van invasie en histologisch subtype.

Stadium I beperkt zich tot de uterus, stadium II tot uterus en cervix en bij stadium III en IV is er

verspreiding voorbij de uterus en pelvis. De diepte van invasie correleert met de graad van het letsel.

Hoe dieper het myometrium geïnvadeerd is, hoe slechter de prognose is.

Ook de leeftijd speelt een belangrijke rol. Hoe ouder de patiënte, hoe minder het letsel gedifferentieerd

en hoe hoger stadium en graad. Meestal hebben zij een nonendometroied carcinoom, zoals een

papillair sereus of een clear cell carcinoom. Ouderen hebben dus een slechtere prognose.

2.7. Behandeling

Ondanks de vroege opsporing vermindert het aantal overlijdens door endometriumkanker niet. In de

laatste 20 jaar is de sterfte door endometriumkanker gestegen met 100%. (6) De behandeling van

hoogrisicopatiënten is dus nog niet goed. Vandaar het belang van een goede adjuvante behandeling.

De behandeling van endometriumcarcinomen hangt af van het stadium en de graad van de tumor. De

therapie kan gaan van monotherapie tot een combinatie van chirurgie, systemische behandeling en

radiotherapie.

2.7.1. Primaire behandeling

De primaire behandeling is chirurgisch en omvat peritoneale cytologie, totale hysterectomie, bilaterale

salpingo-oöphorectomie en in sommige gevallen ook lymfeklierwegname. De beide adnexen moeten

verwijderd worden omdat er vaak reeds microscopische metastasen in de ovaria aanwezig zijn en ook

omdat deze tumoren oestrogeenafhankelijk zijn. (D) Tijdens de operatie moet men ook een

chirurgische stagering doen om inzicht te krijgen in de ernst van de tumorverspreiding. Als men geen

juiste chirurgische stagering doet, zal men overbehandeling krijgen bij patiënten met negatieve

lymfeknopen en onderbehandeling bij patiënten met positieve lymfeknopen. Enkel door een juiste

chirurgische stagering kan men de adjuvante therapie op punt stellen.

Lymfadenectomie wordt uitgevoerd voor verschillende doeleinden. Men doet het om het letsel te

kunnen stageren. Zo weet men exact hoever het letsel zich al heeft uitgebreid en kan men dus de

prognose van de patiënt beter inschatten. Daarnaast heeft de lymfadenectomie ook een therapeutisch

doel en een diagnostisch doel. Men weet nu in hoeverre men adjuvante therapie moet inplannen. (2) Er

Page 15: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

12

is echter ook aangetoond in verschillende studies dat lymfadenectomie de vaginale recurrentie niet

hoeft te verminderen. (13)

Jonge patiënten met endometriumkanker worden geconfronteerd met een zware beslissing omtrent hun

vruchtbaarheid. Als ze instemmen met de chirurgische behandeling worden ze onvruchtbaar. Het is

dus belangrijk dat er voor hen een niet-chirurgische behandeling gezocht wordt, maar deze is niet

altijd mogelijk. (16)

Voor patiënten met graad 1 of 2 letsels waarbij er geen myometriale invasie is, is chirurgie alleen een

goede behandeling. Combinatietherapie is veel toxischer dan enkel lymfadenectomie of enkel

radiotherapie. Daarom is het belangrijk om de patiënten juist chirurgisch te stageren.

2.7.2. Adjuvante therapie

De adjuvante behandeling van endometriumcarcinomen omvat radiotherapie, chemotherapie en

hormoontherapie. Men heeft in vele studies bewezen dat het recurrentierisico significant lager is

wanneer men adjuvante therapie toepast. Vele bronnen spreken elkaar tegen wat betreft de optimale

behandeling. De verschillende modaliteiten worden eerst toegelicht en nadien wordt de vraag

beantwoord wat de optimale aanpak is (zie vraagstelling).

2.7.2.1.Radiotherapie

Radiotherapie kan gegeven worden onder de vorm van vaginale brachytherapie, external beam

radiotherapy (EBRT), volledig abdominale radiatie of intraperitoneale behandeling met radionucliden.

(5). Het merendeel van de patiënten waarbij de tumor niet buiten de uterus treedt, hebben meer risico

op lokale recurrentie dan op metastasen verderop. De primaire site van recurrentie bij

endometriumkanker is de vagina. Adjuvante radiotherapie wordt dan ook gebruikt om deze lokale

recurrentie tegen te gaan. Wanneer men toch recurrentie krijgt na de behandeling met radiotherapie,

worden de tumoren vooral buiten het gebied dat werd bestraald gezien. Radiotherapie heeft het

voordeel om goede lokale controle te geven, maar heeft als nadeel dat het een grote kost is in de

behandeling van endometriumcarcinomen en dat het morbiditeit kan geven. (13)

Preoperatieve radiotherapie wordt niet meer toegepast. De reden hiervoor is dat deze therapie de

chirurgische stagering kan storen. (11)

Het is in meerdere studies bewezen dat radiotherapie een uitstekend middel is om letsels lokaal te

controleren in alle types van invasie endometriumkanker. Daartegenover staat dat pelvische

recurrentie na pelvische radiotherapie meestal fataal is. Waar radiotherapie dan weer niet in slaagt, is

de controle op afstand. Voor metastasen gebruikt men dus beter een systemische behandeling.

Page 16: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

13

Adjuvante radiotherapie controleert de tumor lokaal, maar ondanks deze eigenschap is niet gebleken

dat er een overlevingsvoordeel is na de behandeling met radiotherapie. (2,3,5,8,9,10,11,12,13)

Wanneer de tumor lokaal wegblijft, betekent het nog niet dat men genezen is, maar je kan niet genezen

zonder dat de tumor lokaal wegblijft. Deze lokale behandeling gebeurt door radiotherapie. (13)

Men hanteert EBRT om plaatsen van potentiële micrometastasen te bestralen. Het betreft voornamelijk

het bovenste deel van de vagina, de parametriale ligamenten en de primair drainerende lymfeknopen.

Patiënten die EBRT krijgen, moeten een behandeling volgen van 5-6 weken waarbij er ongeveer 25 tot

28 bestralingen worden gegeven. Vaginale brachytherapie daarentegen behandelt enkel en alleen het

bovenste gedeelte van de vagina. Het totale behandelingsschema betreft hier 1 tot 5 intravaginale

bestralingen. Dit heeft als gevolg dat men een kleiner volume bestraalt, alsook dat de stralingsdosis

veel lager is, waardoor de kans op gastro-intestinale of urogenitale toxiciteit verminderd wordt. (5,8,9)

Dit wil uiteraard niet zeggen dat vaginale brachytherapie geen toxiciteit geeft. Patiënten die behandeld

worden met EBRT of vaginale brachytherapie hebben allen een risico op acute toxiciteit en op

complicaties op langere termijn. Over het algemeen hebben patiënten tijdens en na afloop van de

bestralingsperiode last van futloosheid en vermoeidheid. De huid wordt bestraald, dus zal er een

huidreactie zijn met roodheid en zelfs blaren. Doordat bij bestraling van de onderbuik ook de darmen

en de blaas straling krijgen, zullen deze patiënten last hebben van buikkrampen, diarree en

blaasontstekingen. Ook vaginale droogte of stenose van de vagina zijn mogelijk. Daarnaast werden

ook laattijdige bijwerkingen opgemerkt. Deze situeren zich voornamelijk in de gastro-intestinale

tractus. Men kan dus stellen dat enkel patiënten waarbij het herhalingsrisico hoog is, zouden mogen

blootgesteld worden aan deze laattijdige bijwerkingen.

2.7.2.2. Chemotherapie

Patiënten met stadium I of II type I tumoren hebben geen baat bij de behandeling met chemotherapie.

De tumoren worden meestal in een vroeg stadium ontdekt. Toch hebben sommige patiënten een hoog

risico op recurrentie. Het aantal patiënten dat behoort tot de hoogrisicogroep is zeer laag, maar draagt

wel bij tot de stijging van het sterftecijfer. Deze patiënten hebben namelijk een hoge kans op

recurrentie. Patiënten uit de hoogrisicogroep hebben meestal risicofactoren zoals lymfovasculaire

metastasen, hooggradige histologie en diepe myometriale invasie. Het is logisch dat deze patiënten

niet veel baat gaan hebben bij een lokale behandeling. Daarom is een systemische behandeling hier

zeker geoorloofd. (6)

In het algemeen geeft men chemotherapie aan patiënten met endometriumkanker die niet geschikt zijn

voor chirurgie of EBRT doordat er al metastasen zijn. Het doel van deze behandeling is vooral

palliatief en om de levenskwaliteit te verbeteren. Daarnaast probeert men door de systemische

Page 17: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

14

behandeling de tumorverspreiding te vertragen en het totale overlevingspercentage te verhogen. (4)

Men moet er echter mee rekening houden dat vele vrouwen met endometriumkanker te maken hebben

met het probleem van comorbiditeit. Daarom zijn de behandelingsopties gelimiteerd.

Chemotherapie heeft ernstige bijwerkingen en is daarom gelimiteerd in zijn gebruik. Het gaat om

haaruitval, misselijkheid, braken, darmstoornissen, vermoeidheid en risico op infecties.

2.7.2.3. Hormoontherapie

Het merendeel van de endometriumtumoren zijn oestrogeenafhankelijk. Men zou dus verwachten dat

de tumoren vatbaar zouden zijn voor anti-oestrogene middelen. Dit blijkt niet zo te zijn. Verschillende

studies hebben hormoontherapie (progestines) vergeleken met observatie. Het resultaat was dat er geen

verschil was in totale overleving. Men zag echter wel dat de prevalentie van recurrentie bij patiënten

die behandeld werden met hormoontherapie lager was dan in de controlegroep, maar dat het aantal niet

aan endometriumkanker gerelateerde doden (cardiovasculaire en thrombo-embolische incidenten) veel

hoger was dan in de controlegroep. (10) Hormoontherapie heeft geen effect bij tumoren in een vroeg

stadium. Bij deze patiënten heeft men hormoontherapie vergeleken met placebotherapie en met

observatie. Er is gebleken dat hormoontherapie geen stijging gaf van het totaal overlevingspercentage

in vergelijking met placebo en met observatie. (6)

Sommige bronnen stellen voor om hormoontherapie te sparen voor recurrerende tumoren die niet

correct reageren op andere therapieën. Men kan ze ook toepassen bij patiënten die een zeer slechte

gezondheidsstatus hebben en daardoor geen kandidaten zijn voor agressieve therapie. Het wordt dus

voorbehouden als palliatieve therapie. Men gebruikt dan vooral progestines, tamoxifen en

aminogluthemide. Deze producten zijn in verschillende studies bestudeerd geweest, maar hebben nooit

een overlevingsvoordeel aangetoond. Het is wel zo dat hormoontherapie in een lage dosis hetzelfde

effect heeft als in een hoge dosis. Dit heeft tot gevolg dat er minder sprake zal zijn van toxiciteit. (6)

De meest voorkomende bijwerkingen zijn gewichtstoename van 1 à 2kg, vochtretentie waardoor hart-

en vaatproblemen mogelijk zijn en misselijkheid.

2.7.2.4. Therapie op basis van de tumorkarakteristieken

De oorzaak van het falen van een behandeling is meestal het missen van extra-uteriene verspreiding bij

de primaire behandeling. De traditionele behandeling van endometriumkanker is nog steeds de EBRT

voor hoogrisicopatiënten, meestal gecombineerd met vaginale brachytherapie. Als men dit voor elke

hoogrisicopatiënt zou doen, gaat men overbehandelen. Een oplossing zou kunnen zijn om een

Page 18: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

15

ziektegebaseerde therapie te hanteren. Tumorkarakteristieken kunnen namelijk de aanwezigheid en de

plaats van metastasen voorspellen.

Het is immers zo dat wanneer endometriumcarcinomen uitzaaien, ze daarvoor 4 wegen kunnen kiezen:

uitbreiding naar aangrenzende weefsels, hematogene of lymfatische verspreiding of uitbreiding naar

de peritoneale ruimte. Afhankelijk van de gebruikte route van metastase kan je de recurrentie

inschatten. Als je weet waar de recurrentie zich mogelijks kan voordoen, kan je de adjuvante therapie

hieraan aanpassen. Er zijn pathologische risicofactoren welke de gebruikte route van metastase kunnen

inschatten. Diepe invasie van het myometrium voorspelt hematogene verspreiding, positieve

lymfeknopen en invasie van het cervicaal stroma voorspellen lymfatische verspreiding, graad 3

histologie en lymfovasculaire invasie worden in verband gebracht met vaginale recurrentie en stadium

IV of type II tumoren en positieve peritoneale cytologie voorspellen peritoneale recurrentie. (2,6)

Tumorkarakteristieken kunnen dus de aanwezigheid en de plaats van metastasen voorspellen. Het

wordt mogelijk om de therapie eraan aan te passen. Bij risico op vaginale recurrentie kan men gebruik

maken van vaginale brachytherapie, bij risico op lymfatische recurrentie geeft men best EBRT en bij

risico op hematogene verspreiding kan men voor chemotherapie kiezen. Wanneer de

tumorkarakteristieken wijzen op multiple plaatsen van recurrentie gebruikt men best

combinatietherapie.

2.8. Follow-up Patiënten met die een carcinoom van het endometrium gehad hebben, moeten goed opgevolgd worden,

omdat er een kans is op recurrentie. Om de tumor niet te missen ziet men de patiënt gedurende de

eerste 3 jaar om de 6 maand, daarna jaarlijks. Men ondervraagt de patiënt naar nieuwe klachten en

doet een gynaecologisch, abdominaal en pulmonaal onderzoek. Daarnaast controleert men ook de

lymfestations. (D) Aangezien de meeste recidieven in de vaginatop optreden, voeren de meeste clinici

ook een cytologie van de vagina uit. De sensitiviteit van deze zogenaamde Pap Smear is nochtans laag

bij patiënten zonder klachten. (A, B, C) Als de patiënte vroeger ook een positief CA125 had, kan dit

routinematig worden opgevolgd tijdens de follow-up. Er is geen evidentie dat wanneer beeldvorming

de recidieven vlugger opspoort de patiënten ook een betere outcome hebben. Daarom wordt een Rx

thorax of een CT voorbehouden voor deze patiënten die wel klachten hebben of wanneer de clinicus

iets verdacht opmerkt. (A, B, C)

Page 19: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

16

Vraagstelling: Wat is de beste adjuvante therapie voor

endometriumcarcinoom?

3. Methodologie Om informatie te verzamelen over endometriumcarcinomen werden enkele oncologische handboeken

geraadpleegd. Zo werd het mogelijk om de soorten, symptomen, diagnose, behandeling en follow-up

te weten te komen. Op deze manier werd de basis gelegd. Om aan te duiden waar iets gebruikt werd

uit deze handboeken worden de letters A tot en met D gebruikt.

Om de opdracht verder te kunnen uit voeren, moesten artikels gelezen worden. Hiervoor werd gebruik

gemaakt van de databank Pubmed. De volgende trefwoorden werden ingegeven in de databank:

Adjuvant (Mesh term) + therapy (Mesh term) + endometrial cancer (Mesh term): 1595 artikels

Het werd duidelijk dat er meer specifiek moest gezocht worden. Daarom werd er gebruik gemaakt van

limieten:

added to PubMed in the last 5 years, Humans, Female, published in the last 10 years: 503 artikels,

waarvan 131 reviews

Vervolgens werd er nogmaals gefilterd door enkel die artikels te nemen waar adjuvant therapy en

endometrial cancer in de titel staan: 97 artikels

Van deze 97 artikels werden eerst de reviews en meta-analyses kritisch gelezen en verder de meest

passende en meest recente artikels uitgepikt. Dit waren er 35. Deze werden voorgesteld aan de

promotor en uiteindelijk bleven er nog 17 over.

4. Resultaten De EORTC en de GOG-107 studies vergeleken de behandeling van hoogrisicopatiënten met

doxorubicine in monotherapie met de combinatie van doxorubicine en cisplatine. Daaruit bleek dat de

combinatietherapie veel betere resultaten gaf dan de monotherapie. Er bleek echter geen significant

verschil te zijn in overleving. (1)

In de GOG-177 vergeleek men bij FIGO stadium III-IV een combinatie van 3 chemotherapeutica;

paclitaxel, doxorubicine en cisplatine met de combinatie van doxorubicine en cisplatine. Uit de studie

bleek dat de beste resultaten voor totale overleving en recurrentievrij interval geboekt werden met het

triplet van chemotherapeutica. Het was wel duidelijk dat de combinatie van 3 farmaca toxischer was

dan de combinatie van de 2 chemotherapeutica. Dit zag men vooral aan het aantal doden door de

behandeling. Deze waren significant hoger in de groep die behandeld werden met paclitaxel,

Page 20: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

17

doxorubicine en cisplatine. De GOG 177 was bovendien de eerste studie die een significant

overlevingsvoordeel met chemotherapie kon aantonen. (1)

In de GOG 122 (een prospectieve klinische studie) werden patiënten met stadium III en IV werden

gerandomiseerd tot abdominale radiotherapie of chemotherapie. De chemotherapie bestond uit 7 cycli

van doxorubicine en cisplatinum, gevolgd door 1 cyclus van enkel cisplatinum. Zowel het

progressievrije (PFS)-als totale overlevingpercentage (OS) was significant gestegen bij de groep die

chemotherapie kreeg. Door chemotherapie werden de metastasen op afstand verminderd van 19% naar

10% in vergelijking met de radiotherapiegroep, maar men zag een recurrentie in de pelvische streek.

(zie figuren 1 en 2) Hoe meer verschillende soorten chemotherapeutica gegeven werden, hoe meer het

totale overlevingspercentage steeg. Men moet er wel voor zorgen dat de dosis van de systemische

behandeling niet te hoog wordt, want in deze studie waren er toch enkele doden als gevolg van de

toxiciteit van de behandeling. Deze patiënten kregen te maken met sepsis, congestief hartfalen,

thrombi, hypoglycemische shock met myelosuppressie, acuut myocardinfarct en nierfalen. De

patiënten die radiotherapie kregen, hadden vooral te kampen met leverfalen, nierfalen en

hematologische toxiciteit. Omwille van deze reden werd aangeraden om patiënten ook

hematopoëtische groeifactoren te geven. (1,11,12)

Figuur 1: OS in GOG-122 (5) Figuur 2: PFS in GOG-122 (5)

WAI = whole abdominal irradiation WAI = whole abdominal irradiation

PA = doxorubicine en cisplatine PA = doxorubicine en cisplatine

In een Italiaanse studie werden patiënten met FIGO stadium Ic tot III gerandomiseerd tot

chemotherapie met cyclofosfamide, doxorubicine en cisplatine of pelvische radiotherapie. Er werden

heel wat bijwerkingen vastgesteld in beide groepen. (1) Behandeling met abdominale radiotherapie

zorgt voor een hoger risico op darmobstructies, terwijl chemotherapie vooral myelotoxiciteit oplevert.

Er werd echter geen significant verschil in progressievrij -en totaal overlevingspercentage aangetoond

Page 21: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

18

tussen de 2 groepen. Het enige wat men wel kon besluiten was dat radiotherapie betere locoregionale

controle geeft en chemotherapie beter de metastasen op afstand controleert. (1)

In zijn review besluit T. Hogberg (1) dat geen enkele studie significant heeft aangetoond dat

chemotherapie betere overlevingsstatistieken heeft dan radiotherapie. Hij concludeert wel dat

radiotherapie alleen na chirurgie geen meerwaarde heeft. De combinatie van radiotherapie en

chemotherapie echter wel. De therapietrouw is hoger bij radiotherapie, omdat chemotherapie veel

meer bijwerkingen geeft. (1)

In een artikel van de Mayoclinic wordt hun strategie van endometriumcarcinoom uitgelegd. Er wordt

maar zeer sporadisch bestraald. Hier wordt vaginale brachytherapie gegeven aan patiënten met graad 3

tumoren of wanneer er sprake is van lymfovasculaire, cervicale of vaginale invasie. EBRT wordt

gegeven aan patiënten met positieve pelvische lymfeknopen met negatieve para-aortische

lymfeknopen. Wanneer deze para-aortische lymfeknopen wel aangetast zijn, worden ook zij bestraald.

Chemotherapie is in de Mayo Clinic dan weer de standaardbehandeling voor metastatische

endometriumcarcinomen en voor lokaal geïnvadeerde lymfeknopen. De therapie bestaat uit

cisplatinum, doxorubicine en paclitaxel. Er moet wel opgemerkt worden dat deze patiënten vooral

ouderen zijn die er naar alle waarschijnlijkheid al een lange behandeling hebben opzitten. Hierdoor is

men gelimiteerd in het gebruik van chemotherapie. (2)

Bij inoperabele patiënten geeft men radiotherapie voor lokale controle. Wanneer er een laag risico is

op extra-uteriene ziekte dan geeft men intra-uteriene brachytherapie. Bij graag 3 tumoren geeft men

ook brachytherapie, maar men combineert dit met EBRT. Bij premenopausale vrouwen moet men het

ovarium behouden. Men geeft postoperatief oestrogeen replacement therapie. Dit wordt verklaard

doordat jonge vrouwen vaak aandoeningen hebben die nood hebben aan excessieve oestrogeentherapie

zoals het polycystisch ovariumsyndroom. (2)

De ASTEC studie is een gerandomiseerde studie die internationaal 905 vrouwen bestudeerde met

intermediair of hoogrisico op recurrentie. Zij werden willekeurig verdeeld in de arm van observatie of

in de arm van EBRT. Als primair eindpunt werd het overlevingspercentage gebruikt en als secundair

eindpunt keek men naar ziektespecifieke overleving, locoregionale recurrentie en toxiciteitsrisico.

Door de studie werd duidelijk dat de prevalentie van acute toxiciteit bij de EBRT groep significant

hoger was dan bij de observatiearm (met of zonder brachytherapie). Ook de late toxiciteit (vooral

gastro-intestinaal en urogenitaal) was significant hoger bij de EBRT groep. Daarnaast bleek ook dat

het overlevingspercentage tussen de 2 groepen niet verschilde. (90% observatiegroep tov 89% EBRT

groep). EBRT geeft wel goede lokale controle, maar brachytherapie kan dit effect ook verkrijgen en is

minder toxisch. EBRT wordt dus beter niet gebruikt als voorkeursbehandeling om lokale recurrentie te

Page 22: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

19

vermijden, aangezien de acute en late toxiciteit hoger is dan bij de observatiegroep en er geen

significant overlevingsvoordeel kon aangetoond worden. (3,6,11) De resultaten zijn te zien in de

onderstaande figuren. (3)

Figuur 3: Effect of external beam radiotherapy on subgroups defined as at high and intermediate risk

of recurrence and on women who had lymphadenectomy or no lymphadenectomy as part of initial

surgery. (3)

Page 23: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

20

Figuur 4: Meta-analysis overall survival and disease- specific survival (3)

In een meta-analyse door C.E. Humber ea. over het gebruik van meerdere chemotherapeutica

bestudeerde men het progressievrije recurrentie-interval en totale overlevingsprecentage. Hieruit bleek

dat het merendeel van de combinaties van verschillende cytotoxische farmaca wel een groter

progressievrij recurrentie-interval geven, maar geen voordeel hebben op het totale

overlevingspercentage. (zie onderstaande figuren). De enige gerandomiseerde studie die een voordeel

toonde voor zowel progressievrij recurrentie-interval als voor totale overleving was deze die de

Page 24: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

21

behandeling met doxorubicine en cisplatine vergeleek met de behandeling van doxorubicine, cisplatine

en paclitaxel. De paclitaxelgroep boekte de beste resultaten, ook op totale overleving. Er moet wel

gezegd worden dat paclitaxel ook meer toxiciteit gaf. Er waren meer behandelingsgerelateerde doden

in de paclitaxelgroep. (4) De resultaten staan nog eens samengevat in volgende figuren. (4)

Figuur 5:

Page 25: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

22

Figuur 6:

Figuur 7:

Page 26: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

23

De PORTEC-2 (Post-operative radiation therapy in endometrial cancer) studie bestudeert de

behandeling van endometriumcarcinomen met vaginale brachytherapie ten opzichte van EBRT bij

intermediaire risicopersonen. Er werd besloten dat er geen overlevingsvoordeel of verschil in vaginale

recurrentie van de ene behandeling ten opzichte van de andere bestond. Men peilde ook naar de

levenskwaliteit van de patiënten met behulp van een vragenlijst. Hieruit bleek dat de levenskwaliteit

significant beter was bij de brachytherapiegroep. (5,11)

De studie van Susumu and colleagues uit 2008 toonde aan dat systemische therapie een verbetering zal

geven van de prognose bij tumoren in een vroeg stadium met hoog risico, vooral bij patiënten die meer

dan 1 risicofactor hebben op recurrentie, voornamelijk de myometriale invasie. (6)

Er bestaan ook verschillende vergelijkende studies tussen chemotherapie en radiotherapie bij non-

endometroide tumoren. Uit deze studies bleek dat het progressievrije recurrentie-interval en het

overlevingspercentage significant steeg bij chemotherapie. Patiënten die met radiotherapie werden

behandeld, hadden een verhoogd risico op recurrentie in vergelijking met patiënten die behandeld

werden met chemotherapie. (6)

De volgende studie is deze van Alvarez et al. Het gaat om een retrospectieve studie over een

tijdsspanne van 30 jaar. 356 patiënten met vergevorderde endometriumkanker werden gerandomiseerd

in 3 groepen. De eerste groep kreeg enkel radiotherapie, de tweede groep kreeg enkel chemotherapie

en de laatste groep kreeg chemoradiatie. Er bleek een significant verschil in totale overleving en

progressievrij interval te zijn tussen de verschillende groepen. De groep die enkel chemotherapie

kreeg, had een significant lager totaal overlevingspercentage alsook een significant lager

recurrentievrij interval dan de groep die enkel radiotherapie kreeg. De combinatie van chemo -en

radiotherapie bleek de beste resultaten te boeken. (zie figuur 8 en 9) (7)

Figuur 8: PFS Alvarez et al studie (7) Figuur 9: OS Alvarez et al studie (7)

Page 27: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

24

In een meta-analyse van de GOG (gynelogical oncology Group) 99 en de radium hospital trial heeft

men het number needed to treat (NNT) kunnen berekenen. Het NNT bedroeg 10. Men kon een 10%

mortaliteitsreductie zien van endometriumkanker wanneer deze patiënten behandeld werden met

EBRT. Dit wil zeggen dat 10 vrouwen moeten blootgesteld worden aan een risico van 3% op ernstige

complicaties en aan een risico van 20% op milde langetermijn toxiciteit welke hun levenskwaliteit

sterk kan beïnvloeden om bij 1 vrouw mogelijke overleving te zien van profylactische post-operatieve

radiotherapie. (8)

In een meta-analyse van de cochrane collaboration welke in totaal 4 studies analyseerde over patiënten

met stadium I, zag men dat het NNT met EBRT 16,7 was. Om bij 1 patiënt te verhinderen dat de

tumor terugkeerde, moest men 16,7 anderen vrouwen behandelen met EBRT. Radiotherapie

vermindert het aantal recurrenties zelfs na pelvische en para-aortische lymfadenectomie. Radiotherapie

zorgt echter niet voor een daling van de kankersterfte door endometriumcarcinoom. Daarnaast zag

men ook dat het aantal doden gerelateerd aan endometriumcarcinomata groter was in de

interventiegroep. Dit kan verklaard worden doordat het hier zowel gaat om overlijdens door de tumor

zelf als overlijdens door de behandeling. (9)

Maggi et al deden een studie bij de hoogrisicopatiënten. De 345 deelneemsters kregen ofwel EBRT

ofwel een systemische behandeling met doxorubicine/ cisplatine/ cyclofosfamide. Na 96 maanden

follow-up werd besloten dat er geen statistisch significant verschil was in totale overleving en

recurrentie-vrij interval tussen de 2 groepen. Er was wel een verschil in acute toxiciteit. De groep die

behandeld werd met EBRT kampte vooral met gastro-intestinale toxiciteit, terwijl de groep die

chemotherapie kreeg vooral te kampen had met neutropenie (10,11)

Een andere trial van Burke et al bestudeerde patiënten met stadium I en II waar meerdere

hoogrisicofactoren (type II tumoren, type I tumoren met graad 1 of 2) aanwezig waren. De studie

onderzocht de totale overleving en het recurrentievrije interval bij de behandeling met chemotherapie.

De conclusie was eerder choquerend. Het bleek namelijk dat chemotherapie de metastasen op afstand

niet bleek te voorkomen bij de patiënten met extra-uteriene ziekte. Als de tumor gelokaliseerd bleef in

de uterus bleek chemotherapie wel te werken. Er moet opgemerkt worden dat de studiepopulatie maar

62 patiënten bedroeg. (10)

In de G0G 99 studie vergeleek men radiotherapie versus geen radiotherapie bij patiënten met stadium

IB, IC en II. Zonder adjuvante radiotherapie hadden deze patiënten een risico van 12% op recurrentie.

De meerderheid van deze recurrenties kwam voor in de vagina. Men kwam tot het besluit dat deze

patiënten in feite behoren tot de laagrisicogroep. Adjuvante therapie is hier overbodig. Wanneer de

Page 28: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

25

risicofactoren wel aanwezig zijn vergroot het risico op recurrentie en dat maakt dat adjuvantie

radiotherapie wel nodig zal zijn. (10)

In een artikel over hormoontherapie bij endometriumcarcinoom wordt de pathogenese van

endometriumcarcinoom uitgelegd. Oestrogenen functioneren als mutagenen. Ze beïnvloeden de

genexpressie en spelen daardoor mogelijks een rol in de cellulaire pathways. Door een combinatie van

hormonale en mutagene omstandigheden ontwikkelt zich een endometrioid endometriumcarcinoom.

(16)

De genen die normaal hoog tot expressie komen in het normale secreterende endometrium staan bij het

endometriumcarcinoom op een laag pitje. Dit kan gedeeltelijk het antitumorale effect van progestines

op het endometrium verklaren. (16)

Bij endometriumhyperplasie en endometriumcarcinoom is er sprake van microsatelietinstabiliteit en

mutaties in PTEN en Kras. Mutaties in het p53gen gebeuren vroeg in type II en pas laat in type I

tumoren. Dit verklaart het verschil in prognose tussen deze 2 types. (16)

Men kan dus stellen dat de meeste gevallen van endomtriumcarcinoom veroorzaakt worden door een

ongunstig oestrogeenmilieu. Dit oestrogeenmilieu veroorzaakt proliferatie van het endometrium.

Zonder progesteron treedt er echter geen maturatie op. Daarom is het dus wenselijk om dit ongunstige

milieu om te keren. Dit bereikt men door te zorgen voor een evenwicht tussen oestrogeen en

progesteron. Als het endometrium wordt blootgesteld aan progesteron zal de oestrogeenconcentratie

dalen en worden er enzymen geactiveerd die oestradiol afbreken tot zijn minder actieve metaboliet

oestron. (16)

In een prospectieve studie van postmenopauzale vrouwen met complexe hyperplasie werd de

behandeling met progestines geëvalueerd. Bij 80% werd er een regressie gedocumenteerd. Bij

postmenopauzale vrouwen met complexe atypische hyperplasie echter zag men maar een regressie van

25%, terwijl 75% persisteerde. (16) Er werden ook bijwerkingen gerapporteerd. Het ging

voornamelijk om hoofdpijn, zweten, verhoogde eetlust, premenstruele spanning en vaginale droogte.

Uit andere studies bleek ook dat acné, vettige huis, spierkrampen en abnormale bloedingen mogelijke

bijwerkingen zijn. (16)

Bij premenopauzale vrouwen heeft de behandeling als doel om de vruchtbaarheid te sparen. Cijfers bij

vrouwen met graad 1, stadium Ia toonden een respons van 75%. De behandeling moest wel 9 maanden

worden doorgezet. Nadien zag men bij 1 op 3 recurrentie. 20% van de vrouwen die nadien probeerden

zwanger te worden, hadden een succesvolle zwangerschap. (16)

Page 29: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

26

5. Discussie

5.1. Discussie radiotherapie

Patiënten bij wie de tumor werd opgespoord in een vroeg stadium hebben weinig risico op recurrentie.

Sommigen onder hen zijn onderworpen aan enkele risicofactoren. Deze risicofactoren voor recurrentie

zijn vergevorderd stadium, zwak gedifferentieerde histologie, type II tumoren, diepe invasie van het

myometrium, aanwezigheid van lymfovasculaire invasie, primaire tumor >2cm ,invasie van het

cervicaal stroma of lagere urinewegen en de leeftijd van de patiënt. Wanneer deze risicofactoren

aanwezig zijn, is er een zeer grote kans op recurrentie. Daarom hebben deze hoogrisicopatiënten een

zeer slechte prognose. Dit probleem kan niet echt opgelost worden door lokale therapie. Men heeft dus

nood aan een systemische behandeling. (6) Men kan de kankerstadia eveneens opdelen in

risicogroepen voor recurrentie. Zo krijg je de laag, intermediair en hoogrisicokankers. Deze staan

opgesomd in tabel 7.

Tabel 7: indeling risicogroepen voor recurrentie op endometriumkanker (5, 10)

Laag risico Stadium Ia graad 1 of 2

Intermediair risico Stadium Ia graad 3, stadium Ib en IIa graad 1 of 2

Hoog risico Invasie myometrium >50% (stadium Ic), graad 3 tumoren met enige graad van

myometriale invasie, stadium IIb, III en IV, lymfovasculaire invasie

De kans op recurrentie bij patiënten uit de laagrisicogroep is zeer laag (2-10%) (5) Daarom is de

behandeling met EBRT hier overbodig. Ze zou meer kwaad doen dan goed. Verschillende

retrospectieve studies hebben aangetoond dat patiënten bij de wie de ziekte zich enkel bevond in de

uterus (stadium I) een zeer goede outcome hadden wanneer ze geen adjuvante radiotherapie hadden

gekregen. Profylactische radiotherapie in de laagrisicogroep toon geen significant overlevingsvoordeel

ten opzichte van patiënten die gewoon geobserveerd werden. De profylactische radiotherapie zal de

lokale recurrentie tegengaan, maar zal geen effect hebben op de metastasen op afstand. Stadium I

patiënten met negatieve lymfeknopen zouden met brachytherapie alleen een uitstekende behandeling

krijgen. (11)

Bij de hoogrisicogroep daarentegen zal men zien dat EBRT wel een overlevingsvoordeel biedt ten

opzichte van de observatiegroep. Daarnaast zorgt EBRT ook voor minder recurrentie van deze

hoogrisico tumoren. (8) Bij de patiënten met laag risico op recurrentie zijn er toch steeds een aantal die

toch opnieuw tumoren zullen ontwikkelen. Onder hen zijn er enkelen die vlug metastasen op afstand

ontwikkelen, nog voor men behandelt met radiotherapie. Als men deze patiënten toch behandelt met

EBRT zal dit meer kwaad doen dan goed. EBRT zorgt namelijk voor vermindering van lokale

recurrentie, niet voor vermindering van metastasen op afstand. Daartegenover staat ook dat

Page 30: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

27

salvagetherapie even goed kan zijn om deze lokale tumoren aan te pakken en dat men in de plaats van

EBRT even goed profylactische brachytherapie kan geven om lokale recurrentie tegen te gaan. (8) Zie

onderstaande figuren. (8)

Figuur 10: Survival from low-or intermediate- risk endometrial cancer

Figuur 11: Disease-free survival in women with intermediate-risk endometrial cancer (either stage

IcG1-2 or IbG3) and good performance status (2 or less).

Figuur 12: Disease-free survival in women with high-risk endometrial cancer and good performance

status (2 or less).

Page 31: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

28

Figuur 13:The risk of pelvic recurrent disease.

Figuur 14: The risk of distant metastasis (outside the field of radiation)

Sommige bronnen stellen voor om EBRT te behouden voor salvagetherapie of in geval van

recurrentie, aangezien EBRT als adjuvante therapie bij laagrisicopatiënten toch geen

overlevingsvoordeel blijkt te hebben. (10)

De intermediaire risicogroep is in feite een heterogene groep. Het is hier dat veel bronnen elkaar

tegenspreken. Men gaat deze groep nog verder opdelen in laag intermediair en hoog intermediair

risico. De subgroep met de grootste prevalentie in de intermediaire risicogroep is stadium Ib. Ook hier

is het risico op recurrentie zeer klein. Er bestaat wel een laag risico op lymfekliermetastasen. Men kan

er dus voor kiezen om deze patiënten te observeren of te behandelen met vaginale brachytherapie. De

hoge intermediaire risicogroep heeft een veel lagere prevalentie, maar de kans op recurrentie is hier

veel hoger. (15%) Wanneer men deze patiënten niet behandelde met radiotherapie zag men dat de

recurrentierate steeg tot 19% en dit vooral in de vagina. Radiotherapie zorgt voor een daling tot slechts

5% recurrentie. Het is dus duidelijk dat deze patiëntenpopulatie wel degelijk baat heeft bij

radiotherapie. Chirurgische stagering is hier belangrijk om de juiste subgroep aan te duiden. Eens de

subgroep gekend is, kan men de behandeling aanpassen. Patiënten met stadium Ib hebben genoeg aan

observatie, eventueel gecombineerd met vaginale brachytherapie. Vrouwen met hoog intermediair

risico hebben baat bij EBRT. (5)

Page 32: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

29

In een grote studie met 382 patiënten met stadium IB tot IIB die behandeld werden met vaginale

brachytherapie alleen heeft men gezien dat men hierdoor een vaginale controle heeft van ongeveer

95%. (2) Patiënten met intermediair risico zijn beter af wanneer ze met vaginale brachytherapie

behandeld worden. Brachytherapie levert veel minder stralingsbelasting voor de patiënt en de

tijdsspanne van de behandeling is korter, waardoor de tolerantie ten opzichte van de straling hoger

wordt. Vandaar dat er significant minder late gastro-intestinale toxiciteit wordt gezien bij behandeling

met brachytherapie.

Een mogelijke verklaring voor het feit dat radiotherapie geen significant overlevingsvoordeel biedt bij

lage en intermediaire risicogroepen in al deze studies is dat zowel de laagrisico groep als het

merendeel van de intermediair risicopatiënten een zeer laag risico hebben op recurrentie. De

samplesizes in de studies waren ook vaak niet groot genoeg om iets te zeggen over de totale

overleving. Wanneer er dan toch recurrentie is, dan kan salvagetherapie in het merendeel van de

gevallen succesvol toegepast worden. Salvagetherapie had een zeer groot succes, omdat de opvolging

veel strikter gebeurde in de verschillende studies dan in de normale praktijk. Daarnaast zijn patiënten

met endometriumcarcinomen vaak ouder en is er dus sprake van comorbiditeit. De sterfte hoeft dus

niet altijd te wijten zijn aan de tumor. (5,10)

Stadium II tumoren hebben een slechtere prognose dan stadium I tumoren. Men stelt de behandeling in

op basis van al dan niet goede chirurgische stagering. Als men chirurgische stagering heeft gedaan,

past men brachytherapie toe. Indien dit niet gebeurd is, geeft men pelvische radiotherapie.

Wanneer patiënten het risico lopen voor recurrentie in de pelvis, dan bedoelt men vooral recurrentie in

de para-aortische lymfeknopen. In een retrospectieve studie van Mariani et al. zag men dat patiënten

met positieve lymfeknopen, positieve para-aortische lymfknopen hadden ofwel recurrentie zouden

vertonen in deze streek. Daarom is men van mening dat wanneer gekozen wordt voor EBRT om de

pelvische recurrentie te verminderen, men de para-aortische lymfeknopen mee moet bestralen. Hier

wordt duidelijk dat de juiste chirurgische stagering opnieuw zeer belangrijk is om geen over –of

onderbehandeling te krijgen. Wanneer de tumor echter terugkeert, dan gebeurt dit meestal ter hoogte

van de vagina.

Patiënten met stadium III of IV hebben een zeer slechte prognose, namelijk 30 tot 89% voor stadium

III en 0 tot 10% voor stadium IV (7). De tumoren zijn namelijk al uitgezaaid naar de adnexen,

retroperitoneale ruimte en er is sprake van metastasen op afstand.

Als men hier radiotherapie geeft, dan is dit meestal als onderdeel van chemoradiatie of voor palliatieve

doeleinden.

Page 33: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

30

Type II tumoren zijn zeer agressief en hebben de eigenschap om te metastaseren naar de abdominale

holte. Wanneer het niet om een clear cell carcinoom gaat, blijkt dat radiotherapie zeker geoorloofd is.

De radiotherapie bestaat dan uit bestraling van het volledige abdomen. Maar men moet in acht nemen

dat radiotherapie alleen niet voldoende zal zijn om deze tumoren te bestrijden. Systemische therapie is

zoiezo noodzakelijk.

Adjuvante therapie brengt natuurlijk enkele vragen met zich mee. Is de behandeling wel kosten

effectief? In een economische analyse werd duidelijk dat observatie van laag en intermediair

risicopatiënten gevolgd door brachytherapie voor de lokale recurrentie veel minder kosten met zich

mee bracht dan brachytherapie als onmiddellijke adjuvante behandeling. (31% minder kosten) In een

andere studie die de PORTEC-1 en de GOG-99 studies analyseerde, zag men een vermindering van

225215$ naar 50000$ wanneer men adjuvante therapie spaarde voor de hoogrisicogroepen. (13)

Men kan EBRT toepassen wanneer minstens 2 van de 3 risicofactoren aanwezig zijn: >60 jaar,

stadium Ic, graad 3). Patiënten met een recurrentierisico van meer dan 15% blijken het grootste

voordeel te hebben bij de behandeling met EBRT. (10)

Er is dus gebleken dat EBRT voor patiënten met een laag risico op recurrentie geen voordelen biedt.

Bij patiënten met hoog risico zien we dit voordeel echter wel. Als we EBRT enkel voorbehouden voor

deze hoogrisicogroep, dan hebben zij er nog een groter voordeel bij. (13)

5.2. Discussie chemotherapie

Hieronder volgen enkele studies die chemotherapie vergelijken met een andere behandeling. Er moet

opgemerkt worden dat er enkele problemen zijn bij elk van gerandomiseerde studies. De

hoogrisicopatiënten bestaan zowel uit patiënten met vroegstadige tumoren met hoog risico op

recurrentie als uit patiënten met vergevorderde kanker. Het gaat dus steeds over een heterogene groep.

Daarnaast kijken verschillende trials naar de combinatie van chemotherapie en radiotherapie en niet

naar de behandeling met chemotherapie alleen.

In de studie van Alvarez kwam men tot de conclusie dat hoogrisicopatiënten een lager

overlevingspercentage hadden wanneer ze behandeld werden met chemotherapie dan de patiënten die

behandeld werden met radiotherapie. De GOG-122 studie daarentegen toonde een significant

overlevingsvoordeel aan van chemotherapie ten opzichte van radiotherapie.

Hoe kan men nu het verschil tussen overlevingspercentage en progressievrij recurrentie-interval tussen

de studie van Alvarez en de GOG-122 verklaren?

Page 34: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

31

Verschillende antwoorden op deze vraag zijn mogelijk. De twee studies hebben een verschillende

opbouw. De ene studie is prospectief en de andere is retrospectief. Ook de periode van opvolging

verschilt. Bij de GOG-122 studie werden de patiënten slechts 8 jaar opgevolgd, terwijl dit bij de studie

van Alvarez et al 30 jaar was. In 30 jaar is er natuurlijk veel veranderd wat betreft de toediening van

chemotherapie en de behandeling met radiotherapie. Het merendeel van de patiënten in de studie van

Alvarez werd behandeld met radiotherapie, omdat deze therapie in die tijd de gouden standaard was.

Maar na de publicatie van de GOG-122 studie werden meer en meer patiënten met chemotherapie

behandeld. (8)

In de GOG-122 gebruikte men doxorubicine in combinatie met cisplatine. Daarom worden deze

chemotherapeutica bij vergevorderd endometriumkanker gehanteerd als de gouden standaard. Hoe

meer verschillende chemotherapeutica er gegeven worden, hoe beter de totale overleving zal zijn,

maar hoe meer frequent hogere graden van toxiciteit zullen optreden. (4)

Er bestaat nu ook een nieuw product: gepegyleerd liposomaal doxorubicine. Deze stof heeft ongeveer

hetzelfde farmacokinetische profiel als doxorubicine, maar zou een verminderde hematologisxhe

toxiciteit hebben. Het zou ook beter getolereerd worden door het lichaam. Daarnaast is het ook actief

tegen verschillende gynaecologische kankers zoals kankers van het ovarium, borst en endometrium.

Men kan het hanteren bij vergevorderde gynaecologische maligniteiten. (11,12)

Uit deze 2 studies kunnen besluiten dat we patiënten uit de hoogrisicogroep het best kunnen helpen

met chemoradiatie. Chemotherapie pakt de metastasen op afstand aan, terwijl EBRT zorgt voor lokale

controle. (1,8)

Type II tumoren behoren altijd tot de hoogrisicogroep. Recente studies hebben aangetoond dat

behandeling met platinumgebaseerde chemotherapie zowel het progressievrije recurrentie-interval als

het totale overlevingspercentage doet stijgen. Patiënten die met radiotherapie behandeld werden,

hadden een hoger risico op recurrentie dan patiënten die met chemotherapeutica behandeld werden.

Ten slotte werd ook aangetoond dat type II tumoren die chirurgisch gestageerd worden als Ia een

minimaal risico hebben op recurrentie. Voor deze groep kan men kiezen tussen observatie of

brachytherapie. (6)

Chemotherapie heeft heel wat ernstige bijwerkingen. Cisplatinebevattende farmaca hebben als

voornaamste bijwerkingen nausea en braken. Daarnaast merkt men ook vaak nefrotoxiciteit en

neurotoxiciteit op. Myelosuppressie kwam zeer frequent voor wanneer men geen granulocytaire

groeifactoren toediende. Preparaten die carboplatine bevatten hebben graad 1 en 2 hematologische

toxiciteit en gastro-intestinale toxiciteit als voornaamste bijwerkingen. Anthracyclinebevattende

farmaca geven dan voornamelijk nausea, braken, cardiale en hematologische toxiciteit. Doxorubicine

Page 35: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

32

is het belangrijkste chemotherapeuticum in deze groep. Taxanen geven vaak myelosuppressie en

erythemen die zich palmair en plantair kunnen bevinden. Daarnaast werden ook neuropathie,

arthralgie en neuropathie gezien bij de behandeling met taxanen. Paclitaxel is het meest gebruikte

taxaan in de behandeling van endometriumkanker. (4)

In verschillende studies die paclitaxel gebruikten als chemotherapeuticum werd gezien dat paclitaxel

significant meer bijwerkingen geeft dan alle andere chemotherapeutica.

Er is meer risico op toxiciteit wanneer men meerdere middelen combineert. Dit is vooral het geval met

paclitaxel. Daarom kan men zich afvragen of het kleine voordeel dat men hiermee boekt op het

overlevingspercentage wel in evenwicht is met de grotere incidentie aan toxiciteit. (4)

5.3. Discussie hormoontherapie

Uit verschillende studies bleek dat het merendeel van de endometriumcarcinomen

oestrogeenafhankelijk zijn. Maar toch zijn deze tumoren niet allemaal vatbaar voor anti-oestrogene

middelen, dus progestines. Deze resultaten zijn op zich zeer vreemd, maar kunnen te maken hebben

met het feit dat enkel tumoren die positief zijn voor progesteronreceptoren reageren op

hormoontherapie.

Hormoontherapie kan ook gebruikt worden bij jonge vrouwen die hun fertiliteit willen behouden. Het

aantal patiënten dat onder deze categorie valt, is zeer klein. Voorlopig vallen enkel vrouwen met een

graad 1 (type Ia) onder deze categorie. Om de fertiliteit te sparen moet men een uterussparende

operatie doen. Dit lukt in de meeste gevallen niet. De progestinetherapie is minder effectief dan

radiotherapie of chemotherapie en dit moet aan de patiënten gemeld worden. (11)

De therapie staat ook nog niet helemaal op punt. Zo is er nog discussie over de juiste dosis en over de

behandelingsduur. Sommige bronnen stellen voor om de behandeling voort te zetten tot de abnormale

endometriumhyperplasie onderdrukt is. Anderen stellen een onderhoudsbehandeling voor met orale

contraceptiva of cyclische progestines. Deze laatste redenering kan men toepassen voor de vrouwen

die nog wat willen wachten met hun zwangerschap. (16)

Daarnaast stelt zich ook nog het probleem van de bijwerkingen. Systemische progesterontherapie geeft

systemische bijwerkingen. Deze bijwerkingen kunnen zorgen voor een slechte compliance. Om dit

probleem te omzeilen kan men beter progesteron lokaal toedienen via een Mirenaspiraaltje. Deze

strategie werd onderzocht in een studie van Montz et al. Bij 7 op 11 patiënten zag men onder het

Mirenaspiraaltje een regressie na 6 maand, bij 6 op de 8 patiënten een regressie na 12 maand. (16)

Het is echter van het allergrootste belang om patiënten die in aanmerking komen voor

hormoontherapie uiterst zorgvuldig te selecteren. Deze therapie is namelijk niet de standaardtherapie.

Ze kan alleen gebruikt worden bij jonge vrouwen met graad 1 tumoren die hun fertiliteit willen

Page 36: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

33

behouden of patiënten die niet echt geschikt zijn voor chirurgie omdat et teveel risico is op

complicaties. Enkel gemotiveerde en therapiecompliante vrouwen komen in aanmerking. (16)

5.4. Conclusies

Op de vraag wat is de optimale therapie voor endometriumcarcinoom bestaat geen eenduidig

antwoord. De therapie bestaat niet. We moeten de therapie aanpassen aan het stadium van het

endometriumcarcinoom. Naargelang het stadium wordt een andere adjuvante therapie toegepast. De

eenvoudigste manier om endometriumcarcinoma in te delen is in vroegtijdige en vergevorderde

endometriumcarcinoma.

5.4.1. Adjuvante therapie voor vroegtijdige type I tumoren (zie figuur 1) 5.4.1.1. Stadium 1 De primaire behandeling van deze tumoren omvat peritoneale cytologie, totale hysterectomie en

bilaterale salpingo-oöporectomie en eventueel pelvische (en para-aortale) lymfadenectomie. Men moet

chirurgisch goed stageren en opletten of er geen lokale risicofactoren zijn voor recurrentie; zwak

gedifferentieerde histologie, type II tumor, primaire tumor > 2 cm en de leeftijd van de patiënt. Voor

tumoren met een laag risico op recurrentie geeft men geen adjuvante therapie. De meerderheid van de

tumoren in stadium I zijn type Ia en hebben dus genoeg aan de primaire behandeling en observatie.

Men geeft hier enkel radiotherapie wanneer de prognose slecht is of wanneer het risico op recurrentie

hoog is.

Als er uit pathologisch onderzoek gebleken is dat de lymfeknopen negatief zijn, geeft men best geen

EBRT. De kans dat er nu nog metastasen zouden optreden is zeer klein en in dit geval heeft EBRT dan

ook een hoog risico op recurrentie. Als de patiënt echter wel positieve lymfeknopen heeft, dan geeft

men echter best wel EBRT om lokale controle te verzekeren. (11)

Zijn deze risicofactoren wel aanwezig, dan is er een gevaar voor recurrentie. Om deze kans te

verminderen, moet men adjuvante therapie geven. Vervolgens moet men zich afvragen of er diepe

invasie van het myometrium (Ib, Ic), aanwezigheid van lymfovasculaire invasie of invasie van het

cervicaal stroma aanwezig is. Hun aanwezigheid wordt beschouwd als een risicofactor voor

extrapelvische recurrentie. Indien dit niet zo is, is er enkel een lokaal gevaar op recurrentie. Hier geeft

men best radiotherapie omdat deze therapie het best lokaal werkt. Als uit de pelvische lymfadenectoie

blijkt dat deze risicofactoren wel aanwezig zijn, moet men gebruik maken van chemotherapie of

chemoradiatie. Chemotherapie geeft betere resultaten bij hoogrisicopatiënten wanneer het

gecombineerd wordt met radiotherapie. De radiotherapie kan bestaan uit pelvische EBRT of vaginale

Page 37: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

34

brachytherapie. De voorkeur gaat uit naar de vaginale brachytherapie omdat deze therapie minder

risico heeft op de vervelende late gastro-intestinale bijwerkingen. Als ook de para-aortische

lymfeknopen aangetast zijn, spreekt het voor zich dat ook deze regio bestraald moet worden.

5.4.1.2. Stadium II

De meeste van deze tumoren behoren tot de intermediaire risicogroep voor recurrentie. (IIa) Zij

worden op dezelfde manier behandeld als de tumoren in stadium I, met name enkel chirurgisch als er

geen risicofactoren aanwezig zijn en bijkomend adjuvant als er wel risicofactoren aanwezig zijn.

Gevaar voor lokale recurrentie noodzaakt locale radiotherapie, gevaar voor extrapelvische recurrentie

noodzaakt systemische therapie.

5.4.2. Adjuvante therapie voor vergevorderde type I tumoren (zie figuur 15) De vergevorderde tumoren bestaan uit 2 groepen. De eerste groep bestaat uit alle patiënten die geen of

weinig macroscopische residu’s hebben na chirurgie (IIIa, IIIb, IIIc), voor de tweede groep is geen

chirurgie mogelijk.

Voor de eerste groep is radiotherapie nog steeds de basistherapie, aangezien er een significant risico is

op vroege recurrentie. Men kan kiezen voor vaginale brachytherapie. Dit doet men bij stadium IIIa,

IIIb, IIIc en IVa. EBRT geeft men bij patiënten met stadium IIIc en bestraling van het abdomen doet

men bij patiënten met stadium IIIa en IVb. Nu kiest men eerder voor chemotherapie, want de totale

overleving zal hier hoger zijn in tegenstelling tot radiotherapie. Uiteraard moet men het

overlevingsvoordeel afwegen tegen de mogelijke toxiciteit van de behandeling.

Voor de tweede groep is de prognose veel slechter. Hier was palliatieve therapie genoodzaakt. Men

kon wel alternatieven toepassen. Zo kon men hormoontherapie proberen of tumorgerichte

radiotherapie om de symptomen te verminderen. Nu gaat men de patiënten eerder behandelen met

chemotherapeutica. Hoe meer verschillende chemotherapeutica er gebruikt worden, hoe hoger de kans

op toxiciteit. Meer verschillende chemotherapeutica betekent niet noodzakelijk een groter stijging van

het totaal overlevingspercentage. Men zag dit echter wel bij de combinatie van paclitaxel,

doxorubicine en cisplatine. (6)

Deze redenering blijkt niet uit figuur 1. Er zou nog een extra onderverdeling gemaakt moeten worden,

aangezien stadium III en IV niet op exact dezelfde wijze behandeld zouden moeten worden. Deze

figuur komt uit een review die de farmacotherapie van endometriumcarcinoom bespreekt. (6) Het is

omwille van deze reden dat men radiotherapie meer gebruikt dan in deze figuren wordt voorgesteld.

Vandaar figuur 3 en 4 om deze fout recht te zetten.

Page 38: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

35

5.4.2.1. Stadium III

Deze tumoren beperken zich niet meer tot de uterus alleen. Er is invasie van de serosa en/of adnexen

en /of positieve peritoneale cytologie. (IIIa) Deze patiënten moeten ook geopereerd worden met de

klassieke behandeling. Dit volstaat echter niet, aangezien de tumor zich niet beperkt tot de uterus

alleen. We kunnen kiezen voor chemotherapie of radiotherapie. Aangezien de tumor zich beperkt tot

de pelvische ruimte, gaat de voorkeur naar pelvische radiotherapie.

Stadium IIIb invadeert reeds de vagina. Hier is het dus zinloos om chemotherapie te geven. De

voorkeur gaat uit naar radiotherapie van de vagina en pelvis.

Bij stadium IIIc zijn er metastasen in de pelvische en para-aortische lymfeknopen. Hier kiest men dus

best voor chemoradiatie, met pelvische EBRT. Je bereikt zowel een lokale als een extrapelvische

controle.

5.4.2.2. Stadium IV

Deze tumoren zullen metastaseren naar de darm en blaas en metastasen geven op afstand. Dit heeft als

gevolg dat de tumoren niet chirurgisch te verwijderen zijn. Deze patiënten zullen daardoor in een veel

slechtere algemene toestand verkeren dan de patiënten met vroegstadige tumoren. Het is dus

belangrijk om hiertussen het onderscheid te maken. Patiënten die nog in een goede toestand verkeren,

kunnen chemotherapeutisch behandeld worden. Men verkiest dan vooral de combinatie cisplatinum-

doxorubicine. Het gaat eerder om palliatieve therapie. Deze behandeling heeft enorm veel

nevenwerkingen. Het is dus belangrijk dat de algemene toestand van de patiënt voldoende is om deze

therapie fysiek aan te kunnen. De nevenwerkingen van cisplatinum zijn, naast de welbekende

bijwerkingen nausea en braken, perifere neuropathie en nefrotoxiciteit. De nevenwerkingen van

doxorubicine zijn alopecie, beenmergsuppressie en cardiotoxiciteit. (D)

Als de algemene toestand van de patiënt deze behandeling niet toelaat, kan men gebruik maken van

hormoontherapie. Het gebruikte farmacotherapeuticum is afhankelijk van de receptorstatus van de

tumor. Als de tumor progesteronreceptorpositief is, gebruikt men een hoge dosis progestativa. Bij

succesvolle respons zal men eventueel nog een anti-oestrogeen associëren; tamoxifen.

Als de receptorstatus negatief is en de algemene toestand van de patiënt laat geen systemische therapie

toe, dan kan men eventueel gebruik maken van palliatieve radiotherapie.

Page 39: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

36

5.4.3. Adjuvante therapie voor type II tumoren (zie figuur 16)

Type II tumoren zijn zeer agressief en hebben de eigenschap om te metastaseren naar de abdominale

holte. Het zijn hoogrisicotumoren. Type II tumoren reageren niet anders op de adjuvante therapie dan

type I tumoren. Deze tumoren worden dus behandeld zoals de hoogrisico type I tumoren.

Als de ziekte beperkt blijft tot de uterus zijn er 2 mogelijkheden. Als de tumor enkel het endometrium

heeft aangetast, dan volstaat chirurgie en observatie, eventueel aangevuld met vaginale brachytherapie.

Als de tumor niet beperkt is tot het endometrium moet je een meer agressieve behandeling starten.

Deze bestaat uit chemoradiatie, met als radiotherapie EBRT en vaginale brachytherapie.

Als je te maken hebt met een vergevorderde tumor; er is sprake van extra-uteriene verspreiding, moet

men behandelen met chemotherapie of chemoradiatie.

Figuur 15: Management algorithm for endometrioid endometrial cancer. (uit 6)

Page 40: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

37

Figuur 16: Management algorithm for nonendometrioid, high-risk endometrial cancer.

Figuur 17: De adjuvante therapie van vroegstadig endometriumcarcinoom

Vroegstadige type I tumoren (stadium I of II)

Geen lokale invasie Lokale invasie

Geen risico op extrapelvische

recurentie →Vaginale

brachytherapie

Risico op extrapelvische recurentie →

Chemotherapie of chemoradiatie

Geen adjuvante therapie nodig

Page 41: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

38

Figuur 18: De adjuvante therapie van vergevorderd endometriumcarcinoom

Vergevorderde type I tumoren

Stadium III Stadium IV

Goede algemene toestand → chemotherapie

Geen goede algemene toestand → Hormoontherapie of palliatieve radiotherapie

IIIa → pelvische EBRT IIIb → vaginale brachytherapie + EBRT IIIc → chemoradiatie

Page 42: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

39

6. Referentielijst

6.1. Artikels

1) T. Hogberg; Adjuvant Chemotherapy in Endometrial Carcinoma:Overview of Randomised

Trials. Clinical Oncology(2008) 20: 463-469.

2) JAMIE N. BAKKUM-GAMEZ ea; Current Issues in the Management of Endometrial

Cancer. Mayo Clin Proc: January 2008;83(1): 97-112.

3) Adjuvant external beam radiotherapy in the treatment of endometrial cancer (MRC ASTEC

and NCIC CTG EN.5 randomised trials): pooled trial results, systematic review, and meta-

analysis. The Lancet. Vol 373 January 10, 2009.

4) C. E. Humber ea; Chemotherapy for advanced, recurrent or metastatic endometrial cancer: a

systematic review of Cochrane collaboration. Annals of Oncology 18: 409-420, 2007.

5) Marcus Q. ea; Evaluation of Two Management Strategies for Preoperative Grade 1

Endometrial Cancer. OBSTETRICS & GYNECOLOGY: VOL.114, NO. 1, JULY 2009.

6) Nicanor I Barrena Medel; Pharmacotherapy of endometrial cancer. Expert Opin.

Pharmacother. (2009) 10(12): 1939-1951.

7) A. J. FAKIRIS1 & M. E. RANDALL; Endometrial carcinoma: The current role of adjuvant

radiation. Journal of Obstetrics and Gynaecology, February 2009; 29(2): 81-89.

8) Angeles Alvarez Secord ea; The role of multi-modality adjuvant chemotherapy and radiation

in women with advanced stage endometrial cancer. Gynecologic Oncology 107 (2007) 285-

291.

9) Johnson N, Cornes P; Survival and recurrent disease after postoperative radiotherapy for early

endometrial cancer: systematic review and meta-analysis. BJOG 2007; 114:1313-1320.

10) Kong AA ea; Adjuvant radiotherapy for stage I endometrial cancer (Review). The Cochrane

Library 2009, Issue 3.

Page 43: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

40

11) S. TANGJITGAMOL ea; Adjuvant therapy for early-stage endometrial cancer: a review. Int J

Gynecol Cancer 2007, 17: 949-956.

12) Frederic Amant ea; Treatment modalities in endometrial cancer. Curr Opin Oncol 19:479-485.

13) N. Reed; Endometrial cancer: adjuvant treatment of endometrial cancer: radiotherapy,

chemotherapy or both. Annals of Oncology 19 (Supplement 7): vii67-vii69, 2008.

14) Jalid Sehouli; New aspects of adjuvant therapy in endometrial cancer: Current standards and

future directions. Critical Reviews in Oncology/Hematology 67 (2008) 204-212.

15) Early stage endometrial cancer: To radiate or not to radiate? that is the question. Gynecologic

Oncology 110 (2008) 271-274.

16) Marcela G. del Carmen ea; Hormonal management of early endometrial cancer. Prim Care

Update Ob/Gyns 2003, 10: 105-109.

17) Nicole D. Fleming ea; Is older age a poor prognostic factor in stage I en II endometrioid

endometrial adenocarcinoma?. Gynecologic oncology 2011, 120: 189-192.

6.2. Tekstboeken

A. Martin D. Abeloff., James O. Armitage, John E. Niederhuber, Michael B. Kastan, W. Gillies

Mckenna. Clinical Oncology. In: Cancer of the uterus, Eleanor E. R. Harris., S. Jack WEI.,

Christina Chu., Geza Acs. Elsevier, 2000; 2273-2302.

B. Raymond E. L., Robert T. O., Ted Gansler. Clinical oncology. In Specific malignancies,

Rabert T.0. American cancer society, 2000; 1990-2010.

C. C. H. J. Van de Velde, J. H. J. M. Van Krieken, P. H. M. De Mulder, J. B. Vermoken.

Oncologie. In: Tumoren van de vrouwelijke geslachtsorganen, J. B. M. Z. Trimbos, G. J.

Fleuren, P. J. N. Meijnders. Bohn Stafleu Van Loghum, 2005; 370-373.

Page 44: TITEL: De adjuvante therapie van endometriumcarcinoomlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/787/747/RUG01-001787747... · 2012-03-14 · 3 kan men het risico op endometriumkanker sterk verminderen

41

D. Marc Dhondt, Paul Devroey, Jan Gerris, Yves Jacquemyn, Ignace Vergote. Handboek

Gynaecologie. In: Endometriumcarcinoom, M. Dhondt, P. Devroey, J. Gerris, Y. Jaquemyn, I.

Vergote. Acco, 2009; 201-209.

7. Nawoord Graag zou ik mijn promotor Prof. Dr. S. Van Belle willen bedanken. Hij was een enorm grote hulp in

het tot stand komen van mijn thesis. Ook wil ik mijn neef en mijn vriend bedanken voor de hulp bij de

lay-out. Ten slotte wil ik ook mijn familie bedanken voor de mentale steun.

8. Bijlagen

Stephen B. Edge, David R. Byrd, Carolyn C. Compton. Ajcc Cancer staging manual. In : Corpus uteri

carcinoma staging form,