de visfauna op de ijzer in 1996 - vliz€¢ instituut voor bosbouw en 1996
TRANSCRIPT
DE VISFAUNA OP DE IJZER IN 1996
B. DENAYER .. en C. BELPAIRE•
• Wetenschappelijk attaché, Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer
•• Wetenschappelijk attaché, Provinciale Visserijcommissie West-Vlaanderen en Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer
THE FISH FAUNA AT THE STREAM IJZER (FLANDERS, BELGIUM) IN 1996
lndustrialization and intensified land-use in the period after World War 1/, resulting in extreme polfution of surface waters, have had baletul influences on the fish popu/ations of the stream IJzer (Flanders, Belgium). From a stream abounding in fish in 1949 the IJzer degraded to a hypertrophic, completely collapsed and unstable ecosystem in 1976. The fish stock was particularly poor (7 species, domina ted by Stickleback) and had distinctive characteristics of heavily polluted watercourses.
species, i.e. Stone /oach (Noemachei lus barbatulus) and Spined /oach (Cobitis taenia) which is very sensitive to pollution.
With upstarting water treatment programs in 1990, a turning-point was reached. In 1996 27 species, of which 25 are native, are catched on the stream IJzer. The fish fauna is characteristic for the Bream zone in the lower reaches of slow-maving rivers and is dominated by Roach (Rutilus rutilis), Bream (Abram is bram a), White bream (Biicca bjoerkna), Perch (Perca fluviati lis) and Prussian carp (Carassius auratus gibelio). In the IJzer estuary the fish fauna is composed of marine species. Brackish water species are found upstream Nieuwpoort and species with a preferenee for running waters are catched near the French/Belgian border and in the region where hillside brooks discharge. Worthwhile mentioning tor the IJzer basin are the remaining populations of protected fish
Fish density is higher at natura/ stream sections (between mouth of the 'Poperingse Vaart' and Roesbrugge) compared with the highly regulated section downstreams Diksmuide. Popu/ation composition of dominating species is we/1-balanced. Fish stocks are preserved by natura/ recruitement with the exception of Pike (Esox lucius), Tench (finca t inca) and Eet (Anguilla anguilla) which, in the absence of appropriate recruitement habitats or migration trom the see, are supported by stocking programs. Backwaters withopen connections to the river (i.e. farmer meanders like 'Dode IJzer' at Roesbrugge and 'Heernisse' at Diksmuide) are important habitats for fishes. Using a fish index, the integrity of the fish populations at the IJzer is evaluated. In 1996 fish populations are quoted as moderate or critica/ (downstream Diksmuide) to good (upstream mouth of the 'Poperingse Vaart'). In accordance with an integrated river management, suggestions are made fora more natura/river biotope, an optima/ habitat quality and possibilities for fish migration.
SAMENVATTING
De industriële periode na wereldoorlog 11 gekoppeld aan een geïntensifieerd landgebruik, resulteerde in verregaande verontreiniging van het oppervlaktewater en heeft zeer nefaste gevolgen gehad voor de visfauna op de IJzer. Van een visrijke rivier in 1949 evolueerde de IJzer naar een sterk geëutrofieerd, totaal ontredderd en onstabiel ecosysteem in 1976. De visstand was bijzonder arm (7 soorten, gedomineerd door Stekelbaars) en kenmerkend voor zwaar verontreinigde wateren. Met het opstarten van de waterkwaliteitssaneringsprogramma's in 1990 kwam een kentering op gang. In 1996 telt de visfauna op de IJzer 27 soorten waarvan 25 soorten autochtoon zijn. Het visbestand op de IJzer is een gemengde visfauna kenmerkend voor de Brasemzone op de benedenloop van traagstromende wateren dat wordt gedomi-
Water nr. 97 - november/december 1997
neerd door Blankvoorn (Rutilus rutilis), Brasem (Abramis brama) , Kolb lei (8/icca bjoerkna), Baars (Perca f/uviatilis) en Giebel (Carassius auratus gibelio). De visfauna wordt gediversifieerd door mariene soorten in de IJzermonding. Soorten kenmerkend voor brakke transitiezones komen voor op de benedenloop ter hoogte van Nieuwpoort en stroomminnende soorten worden gevangen ter hoogte van de Franse grens en op het traject waar de heuvellandbeken uitmonden. Belangrijk voor het IJzerbekken en uitzonderlijk voor de regio zijn de rest populaties van beschermde vissoorten als Bermpje (Noemachei/us barbatulus) en de verontreinigingsgevoelige Kleine modderkruiper (Cobitis taenia). De densiteit van het visbestand is hoger op de natuurlijke riviertrajecten (tussen uitmonding van de Poperingse Vaart en Roesbruggel dan op de sterk genormaliseerde loop stroomafwaarts Diksmuide. De
populatieopbouw van de dominerende vissoorten is vrij evenwichtig. Het visbestand kan zich via natuurlijke rekrutering in stand houden, met uitzondering van Snoek (Esox /ucius), Zeelt (Tinca tinca) en Paling (Anguilla anguil/a) die, door het ontbreken van voldoende geschikte voortplantingsbiotopen of, voor Paling, migrat ie vanuit zee, door bepotingsp rogramma's worden ondersteund. Zijwateren in open verbinding met de rivier (o.a. de Dode IJzer te Roesbrugge en Heernisse te Diksmuide) zijn belangrijke verblijfshabitats voor vissen. Aan de hand van een visindex wordt de integriteit van het v isbestand op de IJzer geëvalueerd. In 1996 wordt dit beoordeeld als een matig of k ritisch (stroomafwaarts Diksmuide) tot goed (stroomopwaarts de uitmonding van de Poperingse Vaart) visbestand. Voor een beleid gericht op integraal waterbeheer worden suggesties gegeven voor het bevorderen van de d iversi-
291
teit en de densiteit van het visbestand en d it door aandacht te schenken aan een natuurlijker rivierbiotoop, een optimale habitatkwali teit en aan vismig rat iemogelijkheden.
INLEIDING
Reeds eeuwen geleden is het oorspronkel ijke, natuurlijke karakter van de IJzer sterk gewijzigd door menselijk ingrijpen . Met het bouwen van sluizen te Nieuwpoort verdween in de 13e eeuw de getijdenwerking over nagenoeg d e volledige rivier (DE Roo EN HINDRYCKS, 1996). In de uiterste monding is het water zout en wordt de waterstand ook nu nog beheerst door het get ij. Dit getijdengebied bezit nog een hoge graad van natuurlijkheid (NAGELS et al., 1992). St roomopwaarts van het sluizencomplex in Nieuwpoort, ont breekt de invloed van de get ijdenwerking alhoewel door insijpeling nog een geringe invloed van het zout water mogel ijk is. Bij de opeenvolgende normalisaties sinds de 13e eeuw werd een groot deel van de IJzer gekanaliseerd en werden in hoofdzaak op de benedenloop aan weerszijden dijken aangelegd. Van de om en bij 100 km oeverlengte op Vlaams grondgebied, beschikt de IJzer stroomopwaarts Diksmuide nog over ongeveer 45 km onverstevigde, min of meer natuurli jke oevers met een overstromingsgebied van enkele duizenden hectaren (de IJzerbroeken). De broekgebieden (Westbroek, Noordschotebroek, Reningebroek) vormen het winterbed waar de rivier bij hoge waterstand kan in overvloeien dankzij de onbedijkte oevers. Grachten uit de broekgebieden en beken van het heuvelland monden gravitair in de IJzer uit zodat vissen onbelemmerd tussen rivier en broekgebied of beek kunnen migreren. Hierdoor kunnen ze ongehinderd paai- en opgroeigebieden bereiken en kunnen ze een s lechte waterkwal iteit op de rivier ontvluchten. Tussen Elzendamme en de Franse grens werd de IJzer gedeeltelijk rechtgetrokken. Een aantal brede bochten vormen de restanten van vroegere meanders. De niet-verstevigde oevers laten de ontwikkeling toe van st ructureel interessante elementen. Afkalvende oevers en graasweiden o f hooilanden , die zacht afhellen naar het water, dragen bij tot de structurele diversiteit. De relatie van de riv ier met het valleigebied is nog intact alhoewel ook hier recent werd gestart met het plaatsen van keerkleppen op zijgrachten. Het riviergedeelte stroomopwaarts van Roesbrugge is zeer waardevol. Vroegere m eanders (Dode IJzer te Roesbrugge, meander te Elzendamme, meander te St.Jacobs-Kapelle (Heernisse)) bieden belangr ijke en potentiële habitats voor vissoorten.
lnsluizing, bedijking, normalisaties en rechttrekking hebben geleid tot het verdwijnen van natuurlijke rivierkarakteristieken en een wijziging van de habitatstructuren voor vissen (reductie van brakke transitiezone, verdwijnen van zachthel lende onverstevigde
292
oevers, overstroombare laaggelegen en vegetatierijke zones, stroomkui len en ondiepe zandbanken in het rivierbed, wijziging van erosie- en sedimentat ieoevers, afwezigheid van nevengeulen). De geleidelijke teloorgang van deze structurele diversiteit en de homogenisering van habitats hebben ongetwijfeld wijzigingen in de visfauna met zich gebracht. Echter, voornamelijk de periode na wereldoorlog 11 met een toenemende industrialisat ie, een geïntensifieerde landbouw en een verhoogde bevolkingsdichtheid, resulteerde in verregaande verontreinigingen van het oppervlaktewater en vormt een bedreiging voor de visfauna. In 1949 werd de IJzer beschreven als een visrijke rivier met vissoorten als Blankvoorn, Baars, Paling , Brasem, Snoek, Karper en Riviergrondel. In de polderwaterlopen werd gevist op Snoek, Zeelt en Paling (LEGRAND ET RouLEAU, 1949). Sinds de jaren '50, toen de visstand op de IJzer nog uitstekend was, is deze sterk verminderd . De geleidelijke afname van het witvisbestand (Voorn en Brasem) in de periode 1950 tot 1970, te samen met het verdwijnen van het roofvisbestand (Snoek en Baars) en een vermindering van het Palingbestand in de jaren 1970-1975 illustreren de achteruitgang van de visserijbiologische waarde van de IJzer en dit ten gevolge van een slechte waterkwaliteit. In 1976 wordt de IJzer beschreven als een zwaar verontreinigde rivier ("algen geven een groene kleur die aan erwtensoep doet denken") waar periodiek zuurstoftekort regelmatig vissterfte veroorzaakt. (TIMMERMANS, 1976). Bij intensief visserijbiologisch onderzoek op 4 locat ies (Schore, Stuivekenskerke, St. JacobsKapelle en Noordschote) worden slechts 7 vissoorten gevangen, i.c. Blankvoorn, Karper, Riviergron del , Paling, Baars, Driedoornige stekelbaars en Koornaarvis. De visstand is bijzonder arm en de biomassa bestaat voor 80% {99% in aantallen) uit Stekelbaars, een tolerante vissoort van sterk verontreinigde wateren. Op basis van het arme en structuurloze visbestand werd de IJzer toentertijd beschreven als een sterk geëutrofieerd, totaal ontredderd en onstabiel ecosysteem {TiMMERMANs, 1985). Eut rofiëring en vervui ling, met regelmatig vissterfte tot gevolg, en teloorgang van structuurkenmerken door normalisat ies en cultuurtechnische ingrepen hebben geleid tot een banalisering van het visbestand, waarbij pollutiebestendige soorten domineren. BRuYLANTS et al. (1989) vangen op de IJzer ter hoogte van Roesbrugge geen enkele soort en slechts 5 soorten (Giebel, Karper, Brasem, Driedoornige stekelbaars en Bermpje) in gans het IJzerbekken. Het laatste decennium blijkt bovendien de kwaliteit en de omvang van de Palingpopulatie nog verder achteruit te gaan. Dramatisch is de gedecimeerde optrek van kleine glasaal naar de IJzer sinds de jaren '80 (terugval van gem. 500 kg/jaar naar <1 0 kg/jaar), wat een ernstige hypotheek legt op het instandhouden van de palingbestanden in het gebied (DENAYER 1994 ; DENAYER en BELPAIRE, 1996 ; BELPAIREet al. , 1997).
Onder invloed van de opstartende saneringsprogramma's voor de waterkwaliteit, vanaf 1990, kwam een langzame kentering op gang. In de negentiger jaren is de biologische waterkwaliteit van de IJzer mat ig tot goed. Fysisch en chemisch kan de waterkwaliteit omschreven worden als verontreinigd, met een matige verontreiniging ter hoogte van d e Franse grens (VMM, 1996). In 1993 werden opnieuw, en dit voor het eerst in 15 jaar, hengelaars opgemerkt ter hoogte van Elzendamme en de uitmonding van de Poperingse Vaart. Vanuit de hengelaarswereld worden signalen opgevangen over een verbetering van het visbestand op d e IJzer. Afgaande op deze signalen drong de Provinciale Visseri j commissie van West-Vlaanderen aan op een onderzoekscampagne naar het visbestand.
RECENT VISSTANDONDERZOEK
In 1993 (14/'1 0), 1995 (24/03) en 1996 (27 I 03 en 12-14/1 1) werd op de IJzer intensief visstandonderzoek uitgevoerd door het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer, in samenwerking m et AMINAL, Afdeling Bos en Groen. Tijden s de onderzoekscampagnes werden 26 bemonsteringen uitgevoerd op 21 locaties met zegennetten, kieuwnetten , fuiken en/ of elektrische bevissingsapparatuur. Figuur 1 en Tabel 1 vermelden de bemonsteringslocat ies en de gebruikte bevissingsmethode. De lengte van de onderzochte stroken kan variëren maar de resultaten wo rden omgerekend naar een standaardlengte van 1 OOm zodat ze, bij gelijke bevissingsmethode, vergelijkbaar zijn . De bemonst eringsplaatsen zijn gespreid gekozen over de volledige lengte van de IJzer teneinde een beeld te kri jgen van de evolutie van het visbestand tussen monding en Franse grens. Bij elektrische bevissing (bootvisserij met st roomgenerator) wordt een oeverstrook éénrnalig bemonsterd, bij zegennetbevissing wordt een riviertraject tweemaal bem onsterd. De gevangen vissen worden gedet ermineerd en opgemeten en de resultaten worden vermeld als effectief gevangen aantallen of biomassa omgerekend per 1 OOm zone. De visindex of index van biotische integriteit van het visbestand wordt al naargelang de zone berekend volgens de meth ode van EReKEN (1994), VANDEN AUWEELE (1995) en SMOLDERS (1997).
RESULTATEN VAN HET VISSTANDONDERZOEK
Van de 21 b emonsterde locat ies (26 bemonsteringen) op de IJzer (Tabel 1, Figuur 1) is er 1 gelegen in het mariene deel van de IJzermonding en 4 op zijwateren die in open verb inding staan met de IJzer (Spaarbekken van Nieuwpoort, Dode IJzer, St.-Jacobs-Kapelle en monding Poperingse Vaart). Tien locaties zijn gelegen ter hoogte van gravitaire uitmondingen van een beek. Tijdens de 3 bemonsteringscampagnes worden in totaal 1622 vissen gevangen ver-
Water nr. 97 - november/december 1997
Tabel 1 : Locatie, datum en methode van bemonstering van het visbestand
Nr Staalnameplaats Datum Methode
IJzer, Nieuwpoort, Ganzenpoot 12/ 11/96 kieuwnet 2 IJzer, Nieuwpoort, sow lepersas 12/ 11 /96 fuiken 3 IJzer, Nieuwpoort, L.O. spaarbekken 12/ 11/96 elektrisch, 1 OOm 4 IJzer, Diksmuide, L.O. Schoorbakkebrug 12/ 11/96 elektrisch, 1 OOm 5 IJzer, Diksmuide, L.O. thv Groot Walegeleed 12/ 11 /96 elektrisch, BOm 6 IJzer, Middelkerke, R.O. thv Groot Walegeleed 12/ 11 /96 elektrisch, 100m 7 IJzer, Diksmuide/Middelkerke, thv Groot
Walegeleed 13/ 11 /96 zegennet, 1 00x30m 8 IJzer, Diksmuide, R.O. thv Handzamevaart 14/ 11 /96 elektrisch, 1 OOm 9 IJzer, Diksmuide, R.O. thv Heernisse 14/ 11/96 elektrisch, 100m 10 IJzer, Diksmuide, R.O. thv Engelendelft 14/ 11 /96 elektrisch, 1 OOm 11 IJzer, Lo-Reninge, Noordsehetebroek 13/ 11 /96 zegennet, 90x20m 12 IJzer, Vleteren, thv Gibboutsdelf 12/ 11 /96 elektrisch, 100m 13 IJzer, Lo-ReningeNieteren , thv Lo-Kanaal 12/ 11/96 elektrisch, 1 OOm 14 IJzer, Lo-Reninge, thv Elzendamme 12/ 11/96 elektrisch, 1 OOm 15 IJzer, AlveringemNieteren, thv Poperingse Vaart 12/ 11 /96 elektrisch, 100m 16 Poperingse Vaart (monding) 23/ 03/95 zegen net, 1 00x5m 17 IJzer, Atveringem (Stavele), thv Pesersbeek 14/ 11/96 elektrisch, 100m 18 IJzer, Atveringem (Stavele), thv Neerloopbeek 14/ 11 /96 elektrisch, 100m 19 IJzer, Alveringem/Poperinge, thv Haringebeek/
Kallebeek 14/ 11/96 elektrisch, 100m 20 IJzer, Alveringem/Poperinge, thv Dode IJzer 14/ 11 /96 elektrisch, 100m 21 Dode IJzer, Alveringem/Poperinge 14/ 10/93 zegennet, 1 05x17m 22 Dode IJzer, Alveringem/Poperinge 27/ 03/96 elektrisch, 300m 23 IJzer, Alveringem/Poperinge, sow Roesbrugge 14/ 11 /96 zegen net, 1 00x7m 24 IJzer, Alveringem/Poperinge, thv Zwinnebeek 27/ 03/96 elektrisch, 200m 25 IJzer, Poperinge, thv grensscheidende Heidebeek 27/ 03/96 elektrisch, 100m 26 IJzer, Frankrijk, thv Kruisstraat 27/ 03/96 elektrisch, 200m
Figuur 1 : Locatie van de staatnamepunten voor het visstandonderzoek op de IJzer.
e S t811name punten
~ · ..... . -·:
.A N
Water nr. 97- november/december 1997
deeld over 23 soorten . De procentuele aantalsverdeling wordt weergegeven in Figuur 2. Van de 27 op de IJzer voorkomende vissoorten worden ti jdens de bemonsteringscampagnes effectief 23 vissoorten gevangen. Supplementair worden 4 soorten als aanwezig aangegeven en dit op basis van terreinwaarnemingen bij andere wetenschappelijke onderzoeken door het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer. Tabel 2 geeft een overzicht van de vangstresultaten (aantallen, biomassa, lengte en gewicht). Van de 27 soorten zijn 25 soorten autochtoon . Twee soorten (Biauwbandgrondel en Bittervoorn) kennen een recente verspreiding en enkele soorten worden beïnvloed door bepotingsprogramma's (o.a. Snoek, Zeelt en Paling). Figuur 4 en 5 toont de spreiding van het aantal vissoorten en de biomassa tussen monding en Franse grens, terwijl Figuur 6 de populatie-opbouw weergeeft van de meest gevangen vissoorten. De beoordeling van het visbestand op basis van de visindex wordt weergegeven in Figuur 7.
DE SOORTENSAMENSTELLING VAN HET VISBESTAND
In de IJzermonding is het water zout en wordt de waterstand beheerst door het getij. De vispopulatie bestaat hier uit een gemengde fauna van in hoofdzaak mariene soorten (Zeeforel) , aangevuld met enkele v issoorten kenmerkend voor brakwatertransitiezones (Sprot, Bot, Zeebaars, Harder, Brakwatergrondel) en euryhaliene soorten zoals Driedoornige stekelbaars waarvan sommige populaties tussen zee- en zoetwater migreren. Aan de landzijde van het sluizencomplex te Nieuwpoort, met nog een zekere verzilting van het water, trekt ijonge) Bot, een kenmerkende vissoort voor brakwatertransitiezones (op basis van de visfauna de Spieringof Botzone genaamd), landinwaarts de stroom en kanalen op. Ook Pal ing , Rietvoorn, Baars en Snoekbaars komen er voor. Koornaarvis, een soort die tijdens de droge zomer van 1976 door het openzetten van de sluizen tot ver op de IJzer migreerde, wordt niet meer gevangen. Het visbestand op de IJzer zelf is een gemengde visfauna kenmerkend voor de Brasemzone op de benedenloop van traagstromende wateren. Op basis van aantallen wordt het v isbestand gedomineerd door Blankvoorn (53.1 %, presentie 21 plaatsen), Giebel (1 0.3%, presentie 16 plaatsen) en Baars (6.1 %, presentie 19 plaatsen) als roofvissoort en in mindere mate door Kolblei (5.9%, presentie 10 plaatsen) en Brasem (6.5%, presentie 4 plaatsen) (Figuur 2). Algemeen voorkomend zijn tolerante vissoorten als Paling, Rietvoorn, Driedoornige stekelbaars, Karper, Brasem, Tiendoornige stekelbaars, Snoek en Riviergrondel. Eerder zeldzaam zijn Pos, Zeelt, Vetje, Bittervoorn, B lauwbandgrondel, Bermpje, Alver en Snoekbaars. Baars domineert als roofvis. Snoek en Snoekbaars komen op minder
293
Tabel 2 : Morfometrische gegevens en aantallen van de gevangen vissoorten per staa/namepunt.
~ ;q ~ ~ - · - · ~ ·Ö.~ · -·U· • ·~~· N -;!· - - ~!·
- ... _il. .. . • -~·-. -· .. ·-.- -·-...... . .. --- ..... _;_--- --~--. ~ .. ~~·~ -~· ~ ·s· ......... ~ ... ~ ....... .,. ....... . . . a!.
~ . ~ ........ .. . ......... . ___ ..__ . ....... ... . .. .. -~ .... ·- -~ 'tt-~~-- . .. .. .. ..... · --~--:::-·-·. -~ ........ ~---· .. .
_ ... ....,. - - ~!· · -~3- - - ~~-........ ... ... .. .. .. . ... ... --·- ......... -~-. --·- ~-. _2_ .. --· ............ ~:._---~-~-- .. --·. ·- ...... . ---
~~ ~~!~! -~ . -~ ------·' -·- . .... .... ·-· •+ · ....• -~ . 'q-' ••• •••• - ~-~~-. ·- .... ... ... .... -·~~------- •••••• ' •• -~~------ · ••
't. :! - - ~3- · -as - · ·~!·
.... ~ .......... .":.~~ ~ .... -·. -·· .. ·-~- .. ·~ ... .. i! h .
~ ~;H ·li~~il p ~·
~~ -~~33 -~~!! ;• . -- ........ ·------ .... - · . ~ --~~--- ... --- .. . - ~-,--.·
~--~-- ··· · ·-· --~-~-.lig·!· :n!! .[~! ! · -.-;~~~ .n;! Ar~·~ ----- -- ·-· · ·--· · ,, ~~ 2• . _=-:. ~- -~-~-. . ... ---· ·-·· . . . __ ... ...., --- ~- -. -- .. ·-.. ---. ~i!! .. h!·!· .... --- -3s!·!· ·UH -~~!! ~' a~ ~: ... .. ~---~ ....... -ii .... -~~ ~~- ---·- ... -......... ----- -· ..... . ·--{_-----~- ........ .
~M~AII·~... nÏ.;:l8 . ~; !.~ ~-"'"' ~~ .. ..
- • ·--~ -~ -·-· •••• _5_~ •. ·--~-- ......... --~ ~~-- .... __ .. ··--~-=~- ........ ·-·-~ __ .. .. ;~ ·~ - ~~!S -!~~~ ·i~!! ,....M~-·-n•
~~ ;; .. --~--~ .......... -.... -~-- .. 'ii ... ~~- . --~ ----·.--!55! - ~~!5 ·t~5 5
o; i? - • • .------···-·~ +--• ·•---~--·---r••-4 ••· -·--·--- ·-· • • · -• •,..- ---~-- · • • • •• +--~• ·~ • • " I
~ ...,._ . ...". · ·a!· -· 3! ·
. ·-- -- ..... + .. . ... - . -~·-·--- ..... . +' ... + ·-~ -- . . - .• -· • . . . . . . . .. ·- ·- --· ?. . . . ..... ·-. - ·- . ·-- ·--· ·--11'
-·-· -W! -~l!: .. ,
- - ~-·-.--- ~,-! -~ ~- ~- ---~·. --· ----. •·• ·-- .. ·------~- - . ~ ·-.. -----· ·- . ~ . ·-· ~·.un · ~t
294 Water nr. 97- november/december 1997
..
• • • • -~ ,...., ' o • .0 -r -•• o • • •
• - ~ ••• ~- -· • ~ ..... ~ ~ •• ~~ .• • --- __,... .... 1 -·~· • -. ~ ••••• ~~- .... ~~ ••••
~0: -~~!S ~~
..
· ~na·~----··-·-·-··----~--~~!~ ---· ·--·· · · -·- :;~ -
.. i!_ ... .... --· ... ·--.... _i'!_ ___ .• ~--.··--··.·----- -• . . ~5 . ! 0
--~ ... ---· . -- ·-·~·- ------ ~ ..... ·---- ~---· ~ --. - . ~ ·--~
- - ~! · =- ~~ - -~ ;·
. - . •. ·----· •. -· ·-~-. ·-·- .!1
-·~! · --5! · · - ~~ -
- ·! !·
Water nr. 96 - november/december 1997
locaties voor. Roofvis kan plaatselijk een te hoge biomassa vertonen in relatie tot het aanwezige witvisbestand (o.a. regio s.a.w. Roesbrugge). De dominantie van Driedoornige stekelbaars, een soort die in 1976 80% van de gevangen vissen vertegenwoordigde, wordt niet meer aangetroffen. In 1996 vertegenwoordigt Driedoorn ige stekelbaars nog slechts 4.5% van de aantallen wat overduidelijk de evolutie van de IJzer illustreert van hypertrofe, sterk gepollueerde rivier in 1976 naar een matig verontreinigde rivier in 1996 .
De vissoorten op de IJzer zijn overwegend eurytope soorten of habitat-generalisten welke wein ig eisen stellen aan de habitatkwaliteit (Figuur 2). In mindere mate komen limnofiele soorten voor die een voorkeur hebben voor vegetatierijke, stilstaande wateren. Deze habitats vinden ze in de luwe, begroeide oevervegetatie en in het stilstaande water van oude meanders. Snoek is een vissoort welke voor de reproductie aangewezen is op in het voorjaar overstromende weilanden of vegetatierijke zijgrachten. Er zijn sterke aanwijzingen dat deze soort op de IJzer in hoofdzaak in stand kan gehouden worden door herbepotingsprogramma's. Het reduceren van voorjaarsoverstromingen in broekgebieden en het afsluiten van zijgrachten door keerkleppen beperken de voortplantingsmogelijkheden voor Snoek. De Blauwbandgrondel prefereert traagstramende wateren van de Brasemzone maar is een uitheemse (Chinese) vissoort, die voor het eerst in 1992 in het Vlaamse gewest wordt gevangen en een snelle verspreiding kent (THvs, 1997). Deze exotische soort verspreidt zich zeer snel door visuitzettingen en/of, zoals op de IJzer, doordat ze als aasvis gebruikt wordt bij het hengelen op roofvis. Riviergrondel en Bermpje, beiden kenmerkende soorten voor stromende wateren, worden gevangen in de zone waarin grotere beken, komende van het heuvelland, in de IJzer uitmonden. Tussen Roesbrugge en de Franse grens vertoont het v isbestand visserijbiologisch een gemengde fauna van soorten behorende tot traagstromende wateren van de Brasemzone en typische st roomminnende soorten van stromende wateren van d e inferieu re Barbeelzone. Hier wordt het visbestand gedomineerd door soorten als Riviergrondel, Blankvoorn en Bermpje. Paling, Giebel, Snoek, Baars en de Kleine modderkruiper komen er eveneens voor. Vier beschermde vissoorten worden op de IJzer gevangen. Bittervoorn werd in 1993 uitgezet en blijkt zich te handhaven op de IJzer tussen Diksmuide en Fintele. Het Vetje wordt beschermd door de Conventie van Bern en komt voor tussen de uitmonding van de Poperingse Vaart en Roesbrugge. De verontreinigingsgevoel ige Kleine modderkruiper wordt uitsluitend gevangen in de ondiepe, stromende en plantenrijke zone ter hoogte van de Kruisstraat (Frankrijk). Hier worden ook verschillende Bermpjes aangetroffen, maar Bermpje komt eveneens meer stroomafwaarts voor ter hoogte van de uitmonding van de Poperingse Vaart. Dit is niet verwonderlijk vermits Bermpje, als typische vissoort van stromende wateren, ook wordt gevangen op de grotere zijbeken van de IJzer, i.c. Kernmeibeek en Poperingse Vaart (GERMONPRE et al., 1993 ; databank I BW). Vanuit deze zijbeken kan Bermpje naar de IJzer afdwalen.
DE DENSITEIT VAN HET VISBESTAND
Een uitspraak doen over representatieve densiteiten van het visbestand is niet eenvoudig vermits de elektrische bevissingsmethode er niet op gericht was gegevens voor densiteitsschattingen door meervoudige bevissingen te verzamelen. Tussen Nieuwpoort en Diksmuide (plaats 8) wordt een maximum visdensiteit van 0.65 kg/ 1 OOm gevangen. De densiteit van het visbestand is tot 10 maal hoger st roomopwaarts de uitmonding van de Poperingse Vaart (Figuur 5). Tussen de uitmonding van de Pesersbeek (plaats 17) en Roesbrugge (plaats 20) varieert de visdensiteit van 0.67 kg/ 1 OOm tot 6.2 kg/1 OOm ter hoogte van Haringebeek/Kallebeek. De toename van de visdensiteit valt samen met een zone met een iets betere waterkwaliteit, maar ook de hogere structurele diversiteit (verstevigde oevers en genormaliseerd traject vs. traject met natuurlijke oevers) is een beïnvloedende factor. Genormaliseerde en verstevigde oeverzones bieden immers onvoldoende reproductie- en opgroeimogelijkheden voor riviervissoorten.
295
Figuur 2: Procentuele aantalsverdeling van gevangen vissoorten tijdens de visstandonderzoekscampagnes. Eurytope soort = soort welke weinig eisen stelt aan het habitat, komt voor in stromend en stilstaand water (habitat-generalist) ; Limnofiele soort = soort welke overwegend in stilstaand water voorkomt, stellen eisen aan de aquatische vegetatie voor de reproductie ; Rheofiele soort = soort welke overwegend in stromend water voorkomt.
Pro centueel aandeel van soorten in het totaal aantal gevangen v issen op de IJzer.
~.00,---------------------------------------------------------------,
50.00 • Mariene soort
Q Brakwater soort
• Eurytope soort
• Limnofiele soort ~ 40.00 • Rheofiele soort
I ~ 30.00
~ ~
20,00
10,00
0.00 3
i 'ri ï l i ~ l ! I
""
.. .. I '" ·: I ! I l i
l J
' " ï : ... '" ·; ' " •• ·:: ·~ "' ,,
l j j f I J ! I I } J i !
l .I
I
Figuur 4 : Spreiding van brakwater-, eurytope, limnofiele en rheofiele vissoorten op de IJzer. Het plaatsnummer refereert naar de staalnameplaats in Tabel 1.
Spreiding van vissoorten op de IJzer
lOr---------------------------------------~-----------,
., S! :: ~ ;:? "' ::: ~ 2! ~ M
" ~ lEi N N
:i ~ i
Plaats
•Aantal brakwater soorten
OA&ntal eurytope soorten
• AantaJ l1mootiele soorten OAantaa rheofiele 500rten
Figuur 5 : Evolutie van de totaal gevangen biomassa (kg) met elektrische bevissing op de IJzer.
f-
- f-
n n n n n n r1
~ ~ " ~ ~ " ~ 1:: ~ ~ ll ~ ~
N
~ s"'*-,.._
296
Opvallend is d e uitzonderlijk hoge densiteit en het aantal soo rten op stilstaande zijbiotopen, o.a. de Dode IJzer te Roesbrugge (Tabel 2, plaat s 21 en 22). Op deze oude meander, in o pen verbinding met de IJzer, worden 13 vissoorten gevangen en wordt met de zegennetbevissing in 1993 effectief een densiteit van 983 kg/ha gevangen. Ook de meander H eernisse te Diksmuide (Tabel 2, plaats 9) valt op door zijn hoge soortdiversiteit (1 0 soorten) en de hoge aantallen vissen (91 ex. I 1 OOm). Het belang van oude meanders, meestal ond iepe en vegetatierijke zi jwateren , als kraamkamer (paaiplaats en opgroeibiotoop) voor het visbestand wordt hierdoor ge'1llustreerd.
POPULATIE- OPBOUW EN NATUURLIJKE REKRUTERING
Belangrijk criterium bij de beoordeling van vispopulaties is de evenwichtige opbouw van de populatie. Een lengte-frequentiedistributie geeft een zicht op de samenstelling van de populaties uit verschillende jaarklassen. Hieruit kan men afleiden of de populatie natuu r lijk is, of adulten en natuurlijke rekrutering voorkomen en of ze zich zelfstandig kan handhaven. De lengtefrequentiedistributies vereisen wel dat een betrekkelijk g root aantal vissen gevangen werden. Zodoende worden alleen voor Blankvoorn , Kolb lei , Giebel, Rietvoorn, Baars, Paling, Bot en Snoek de frequentiedistributie opgemaakt (Figuur 5). De Blankvoorn- en Kolbleipopulat ie zijn evenwichtig verdeeld met éénjarige, tweejarige en adulte vissen in de populatie en natuurli jke rekrutering is verzekerd. De populatie-opbouw bij Rietvoorn is minder duidelijk maar de frequentiedistributie geeft ook voor deze soort de aanwezigheid van éénjarige, tweejarige en meerjarige (adulte) vissen aan. Giebel vertoont sterke rekrutering op de IJzer maar de jaarklassenverdel ing is niet duidelijk. Baars vertoont een normale verde ling met jonge invertivore exemplaren (7 -12cm), een oudere jaarklasse (13-17cm) d ie zich met grotere ongewervelden voedt en enkele grote piscivore Baarzen. Paling is voornamelijk aanwezig in de lengteklasse t ussen 24 en 43 cm. De grotere lengteklassen (vrouwelijke Palingen) en jonge Paling worden niet gevangen. De afwezigheid van jonge Paling is een logisch gevolg van het sterk terugvallen van de optrek van jonge glasaal uit zee naar de IJzer. Bij Snoek is omzeggens uitsluitend de jaarklasse van éénzomerige Snoek vertegenwoordigd. In april 1996 werden in 2000 Snoekbroedjes op de IJzer uitgezet. Het zijn deze Snoeken die bi j de najaarscampagne worden teruggevangen. Afwezigheid van in het voorjaar overstroombare weilanden en inpoldering van vegetatierijke zijgrachten beperken de voortplantingsmogelijkheden voor Snoek. De lengte-frequentiedistributie van Bot valt voor 98% binnen de klasse 8 tot 15 cm. Eén grote Bot van 22cm werd gevangen in het mariene deel (Ganzenpoot). Het zijn voornamelijk jonge Botten die in het
Water nr. 97- november/december 1997
larvale of juveniele stadium de IJzer (tot Schoorbakkebrug) optrekken. De stroomopwaartse migratie van oudere en grote Bot wordt verhinderd door de zeesluizen te Nieuwpoort.
VISINDEX EN BIOTISCHE INTEGRITEIT VAN HET VISBESTAND OP DE IJZER
Door het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer, in samenwerking met het Laboratorium voor Ecologie en Aquacultuur (K.U.Leuven), werd recent een "visindex" of "index voor de biotische integriteit van het visbestand" uitgewerkt voor stilstaande of t raagstromende wateren (ERCKEN, 1994), voor stromende wateren van de Barbeelzone (VANDEN ÄUWEELE, 1995) en uitgebreid tot een instrument voor de beoordeling van de integriteit van oppervlaktewater (SMOLDERS, 1997). Met deze visindex worden vispopulaties beoordeeld aan de hand van parameters als soortensamenstelling, de verhouding van typesoorten en tolerante soorten, de aanwezigheid van exoten, de natuurlijke rekrutering en de trofische samenstelling van de populatie. De index laat t oe een kwaliteitsscore toe te kennen gaande van dood viswater, over matig of kritisch visbestand tot uitstekend visbestand. De kwaliteit van de vispopulaties op de
bemonsterde locaties op de IJzer wordt weergegeven in Figuur 7. Tussen Nieuwpoort en de uitmonding van de Poperingse Vaart wordt het visbestand beoordeeld als
matig-kritisch, met plaatselijk een goed visbestand. Stroomopwaarts de Poperingse Vaart is het visbestand goed. Op basis van de visindex vertoont de bovenloop van de IJzer een hogere biotische integriteit dan de genormaliseerde benedenloop met matige waterkwaliteit.
EVOLUTIE, TOEKOMSTPERSPECTIEF EN BELEIDSOPTIES VOOR DE VISFAUNA VAN DE IJZER
In vergelijking met de weinig gediversifieerde en structuurloze visstand in de tachtiger jaren is de diversiteit van het visbestand op de IJzer toegenomen (van 7 naar 27 soorten) met o.a. beschermde en kwetsbare soorten als de verontreinigingsgevoelige Kleine modderkruiper ter hoogte van de Franse grens en een voor West-Vlaanderen zeldzame soort als Bermpje. De toename van soorten vindt gedeeltelijk een verklaring in de intensievere onderzoeksmethode (4 bemonsteringsplaatsen in 1976 tegenover 26 bemonsteringen op 21 plaatsen in 1996). Wanneer uitsluitend de 4 locaties van 1976 (Schore, Stuivekenskerke, St. Jacobskapelle en Noordschotel beschouwd worden dan is op deze plaatsen in 1996 de diversiteit aan soorten verdubbeld tot 14 soorten en dit als gevolg van een langzame maar geleidelijke verbetering van de waterkwaliteit. Ten behoeve van een stabiele en gediversifieerde visfauna op de IJzer is beleidsmatig aandacht vereist voor het verbeteren van de
Figuur 7 : Beoordeling van het visbestand op de IJzer aan de hand van de visindex uitgewerkt door het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer.
lndeneoro atgolonmoounten
..... zeergoed
4 goed
e matig kritisch
D slecht
A dood
I niet vermeld
& N
Water nr. 97 - november/december 1997
waterkwaliteit , het behouden, c.q. ontwikkelen van de habitatkwaliteit en de structurele diversiteit van het rivierbiotoop en het bevorderen van vismigratie.
• Het verbeteren van de waterkwaliteit : Schijnbaar haaks op de positieve evolutie en het beginnende herstel van het visbestand op de IJzer staan de niet onopgemerkte massale vissterfles in 1994 en 1995. Niettegenstaande de (nog niet volledig afgewerkte) saneringsprogramma's bl ijft de IJzer nog steeds een waterloop met een overmaat aan nutriënten waardoor in de warme zomerperioden algenbloei (groen water) ontstaat met mogel ijk kritische zuurstofconcentraties voor het visbestand. Bovendien, en in het bijzonder tijdens neerslagperioden, wanneer rioleringen en zijbeken uitgespoeld worden, ondervindt de rivier een plotselinge, bijkomende vuilbelasting welke kritisch kan zijn voor het visbestand . Teneinde massale vissterfles op de IJzer te vermijden is het verder saneren van de waterkwaliteit een vereiste. Hierbij is het wenselijk specifieke aandacht te besteden aan de locatie van riooloverstarten en het behouden van de uitwijkmogelijkheden voor vispopulaties naar zijbeken, poldergrachten en oude meanders, enerzijds om ongunstige waterkwaliteit op de IJzer te ontwijken, anderzijds om de bereikbaarheid van specifieke opgroei- en paaigebieden op deze zijwateren te vrijwaren.
• Het behoudenl ontwikkelen van de habitatkwaliteit en structurele diversiteit van het rivierbiotoop :
Het visbestand op de benedenloop van de IJzer wordt sterk beïnvloed door een minder goede waterkwaliteit (o.a. invloed Handzamebekken) en de uitgesproken normalisatie en cu ltuurtechnische aanleg van de IJzer. De rivier heeft op dit traject de karakteristieken van een kanaal met een waterafvoerende functie. Het ontwikkelen van een natuurlijker riviersysteem met ondiepe en vegetatierijke oeverzones en luwe rivierbegeleidende zijwateren kan de d iversiteit en de kwaliteit van de vispopulaties ondersteunen. Ook het ontwikkelen en integreren van secundaire nevenlopen (vb. oude meander te Diksmuide, Walevaart) in het stroombed van de rivier verhogen de structurele diversiteit en habitats voor vissen. Stilstaande en luwe aquatische zijbiotopen (vb. putten te SintJoris en Stuivekenskerke en oude meanders te Heernisse, Elzendamme, Dode IJzer) kunnen ontwikkeld worden als ondiepe, vegetatierijke paai- en rustplaatsen voor vissen wanneer ze worden geïntegreerd in het riviersysteem. Door het integreren van laaggelegen en overstroombare weilanden, helofytenvegetaties in broekgebieden en vegetatierijke zijgrachten rechtstreeks aansluitend op de IJzer, kunnen vissoorten die specifiek afhankel ijk zijn van deze voortplantingsbiotopen (o.a. Snoek), zich op natuurlijke wijze in stand houden. De rheofiele visfauna op de IJzer vereist het maximaal behoud van de structurele diver-
299
siteit (diepte/ondiepte beddingpatroon, erosie- en sedimentatieoevers , submerse vegetatiebanken, oeverstruweelvegetat ie) op de stromende secties van de IJzer.
• Het bevorderen van vismigratie : Vissoorten met een uitgesproken migratie zoals Paling, maar ook brakwatersoorten als Bot , Zeebaars en Harder moeten voor het voltooien van hun levenscyclus ongehinderd kunnen migreren tussen zee en rivier. In deze context bevorderen de aanleg van vispassages naar de IJzer, de kanalen en de poldergebieden (opgroeigebieden) ter hoogte van het sluizencomplex te Nieuwpoort de aanwezigheid van brakwatersoorten en dragen bij tot een meer gediversifieerde visfauna op de IJzer. De relatie van de rivier met deze begeleidende habitats (vismigratiemogelijkheden naar broekgebieden, zijbeken en meanders) dient maximaal gevrijwaard te worden. De laaggelegen po ldergebieden en overstroombare weilanden in broekgebieden met hun netwerk van vegetatierijke grachten en sloten zijn uitgesproken opgroeigebieden voor vissen, niet in het minst voor de Paling, waarvoor het IJzerbekken gekend is. Ook vegetatieminnende vissoorten als Zeelt en Snoek zijn voor de reproductie afhankelijk van de aanwezigheid van deze biotopen. Stroomminnende vissoorten vinden geschiktehabit atsop en ter hoogte van uitwaterende zijbeken.
DANKWOORD
De auteurs wensen hun erkentelijkheid uit te drukken voor de Heer A. November, AMINAL, Afdeling Water - Buitendienst Vlaams-Brabant voor het ter beschikking stellen van de GIS-gegevens van de waterlopen in het IJzerbekken, de Heer B. Cosyn en de heer F. Coopman, Instituut Bosbouw en Wildbeheer, voor het maken van het
kaartmateriaal en f iguren, de heer R. Smolders voor het berekenen van de visindex, alsook AMINAL, Afdeling Bos en Groen - Buitendienst West-Vlaanderen en de Provinciale Visserijcommissie van WestVlaanderen voor de ondersteuning van het onderzoek.
B. DENA YER •• en C. BELPAl RE*
• Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer, Dubaislaan 14, 1560 Hoeilaart Provinciale Visserijcommissie WestVlaanderen en Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer, Dubaislaan 14, 1560 Hoeilaart
LITERATUUR
BELPAIRE C., H. VEREYCKEN EN B. DENAYER, 1997 -Antwoord van het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer op de parlementaire vraag van de heer Johan Malcorps (vraag nr. 159 van 3/2/1997) betreffende paling in het Vlaamse gewest. - IBW.Wb.V.Adv.97.054
BRUYLANTS, B., A. VANDELANNOOTE en R.F. VERHEVEN, 1989 - De vissen van onze Vlaamse beken en rivieren : hun ecologie, verspreiding en bescherming. - Uitg. WEL V.Z.W., Antwerpen, 272pp.
DENAYER B., 1994 - Ontwikkelingsplan voor de b innenvisserij in het hydrografisch bekken van de IJzer. - Studierapport i.o.v. Provinciale Visserijcommissie West-Vlaanderen, IBW.Wb.V.R.94.25, 169 pp.
DENAYER B. EN C. BELPAIRE, 1996 - Bottle-necks for restoration of the eel popuiatien Anguilla anguilla (L.) of the river Yser basin (Flanders). - EIFAC Werking Party on Eel , Olsztyn (Poland) 1993 ; Arch. Ryb. Pol. - Archives of Polish Fisheries, Vol.4, Fasc.2, p.1 75-186, 1996.
De Roo, N. ENK. HINDRYCKS, 1996 ·De IJzer. Beeld van een stroom. - Ed.: Lannoo nv., Tielt, 176pp.
ERCKEN, D. , 1994- Ontwikkeling van Visindex van biotische Integriteit voor de Stilstaande wateren (VI B I STIL).- K.U.Leuven, Laboratorium voor Ecologie en Aquacultuur, 1994, Eindverhandeling, 85pp.
GERMONPRE, E., B. DENAYER en C. BELPAIRE, 1993-Biotoopontwikkeling en visstandbeheer op de Kemmelbeek. - IBW.Wb.V.R.93.01 5
LEGRAND, P.A., EN ROULEAU, E., 1949 · Guide du Pêcheur B eige - Rivières, Canaux, Etangs et Lacs de chez nous. - Ed. Casting Club de Belgique, Confédération Beige des Sociétés de Pêcheurs a la ligne, 184 pp.
SMOLDERS, R., 1 997 - Verder onderzoek naar de Visindex - De Visindex als instrument voor het meten van de biotische integriteit van Vlaamse b innenwateren. - K.U.Leuven, Laboratorium voor Ecologie en Aquacultuur, 1997, Eindverhandeling, 96pp.
TIMMERMANS J.A., 1976 - De visstand in de IJzer. Rijksstation voor Bos- en Hydrobiologisch Onderzoek, Werken-Reeks D.37, 3pp.
TIMMERMANS J .A ., 1985 - De visstand in enkele waterwegen van het IJzer- en Kustbekken. - Rijksstation voor Bos- en Hydrobiologisch Onderzoek, Werken-Reeks D.53, 32pp.
NAGELS, A., ScHNEIDERS, A. EN WILS, C., 1992- Onderzoek n aar de verspreiding en de typologie van ecologisch waardevolle waterlopen in het V laamse Gewest. - IJzerbekken . -Onderzoeksrapport U. I.A. in opdracht van AMINAL (Bestuur Algemeen Milieubeleid), 113 pp.
THvs, W., 1997 -Ecologie en verspreiding van de Blauwbandgrondel, Pseudorasbora parva (Temmin ck en Schlegel, 1946) in België. -K.U.Leuven, Laboratorium voor Ecologie en Aquacultuur, 1997, Eindverhandeling, 99pp.
VANDEN AuwEELE, 1995- Ontwikkeling van een visindex als biologische evaluatiemethode voor de kwaliteit van de Vlaamse waterlopen en getoetst aan het Dijle- en Demerbekken. -K.U.Leuven, Laboratorium voor Ecolog ie en Aquacultuur, 1995, Eindverhandeling, 81 pp.
VLAAMSE MIUEUMAATSCHAPPIJ, 1996 · Waterkwaliteit 1995- Jaarverslag meetnet oppervlaktewater. - 124 pp.
DE VISSEN VAN ONZE VLAAMSE BEKEN EN RIVIEREN:
300
hun ecologie, verspreiding en bescherming.
Gerealiseerd door B. Bruylandts, A. Vandelannoote en R.F. Verheyen en in 1989 uitgegeven door de v.z.w. WEL, is aan herziening toe.
Een volledig herziene uitgave over de actuele toestand van het visbestand in Vlaanderen, verschijnt begin 1998.
Het wordt een onmisbaar instrument, geïllustreerd met t ientallen kleurenfoto's en zeer verzorgde verspreidingskaarten, dat uitermate boeiend is voor diegene die belangstel ling heeft voor onze inheemse vissen.
Voor meer inlichtingen contacteer het WEL -secretariaat - Marktplein 16 - 2110 Wijnegem Tel. : 03/353.72.53 - Fax: 03/353.89.91
Water nr. 97- november/december 1997