de visfauna op de ijzer in 1996 - vliz€¢ instituut voor bosbouw en 1996

8
DE VISFAUNA OP DE IJZER IN 1996 B. DENAYER .. en C. BELPAIRE• Wet enschappelijk attaché, Inst ituut voor Bosbouw en Wildbeheer •• Wetenschappelijk attaché, Provinciale Visserijcommissie West-Vlaanderen en Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer THE FISH FAUNA AT THE STREAM IJZER (FLANDERS, BELGIUM) IN 1996 lndustrialization and intensified land-use in the period af ter World War 1/, resulting in extreme polfution of surface waters, have had baletul influences on the fish popu/ations of the stream IJzer (Flanders, Belgium). From a stream abounding in fish in 1949 the IJzer degraded to a hypertrophic, completely collapsed and unstable ecosystem in 1976. The fish stock was particularly poor (7 species, domina t ed by Stickleback) and had distinctive characteristics of heavily polluted watercourses. species, i.e. Stone /oach (Noemacheilus barbatulus) and Spined /oach (Cobitis taenia) which is very sensitive to pollution. With upstarting water treatment programs in 1990, a turning-point was reached. In 1996 27 species, of which 25 are native, are catched on the stream IJzer. The fish fauna is characteristic for the Bream zone in the lower reaches of slow-maving rivers and is dominated by Roach (Rutilus rutilis), Bream (Abram is bram a), White bream (Biicca bjoerkn a), Perch (Perca fluviatilis) and Prussian carp (Carassius auratus gibelio). In the IJzer estuary the fish fauna is composed of marine species. Brackish wa ter species are found upstream Nieuwpoort and species with a preferenee for running waters are catched near the French/Belgian border and in the region where hillside brooks discharge. Worthwhile mentioning tor the IJzer basin are the remaining populations of protected fish Fish density is higher at natura/ st ream sections (between mouth of the 'Poperingse Vaart' and Roesbrugge) compared with the highly regulated section downstreams Diksmuide. Popu/ation composition of dominating species is we/1-balanced. Fish stocks are preserved by natura/ recruitement with the exception of Pike (Esox lucius), Tench (finca t inca) and Eet (Anguilla anguilla) which, in the absence of appropriate recruitement habitats or migration trom the see, are supported by stocking programs. Backwaters wi thopen connections to the river (i.e. farmer meanders like 'Dode IJzer' at Roesbrugge and 'Heernisse' at Diksmuide) are important habitats for fishes. Using a fish index, the integrity of the fish populations at the IJzer is evaluated. In 1996 fish populations are quoted as moderate or critica/ (downstream Diksmuide) to good (upstream mouth of the 'Poperingse Vaart'). In accordance with an integrated river mana- gement, suggestions are made fora more natura/river biotope, an optima/ habitat quality and possibilities for fish migration. SAMENVATTING De industriële periode na wereldoorlog 11 ge- koppeld aan een geïntensifieerd land- gebruik, resulteerde in verregaande veront- reiniging van het oppervlaktewater en heeft zeer nefaste gevolgen gehad voor de vis- fauna op de IJzer. Van een visrijke rivier in 1949 evolueerde de IJzer naar een sterk geëutrofieerd, totaal ontredderd en onsta- biel ecosysteem in 1976. De visstand was bijzonder arm (7 soorten, gedomineerd door Stekelbaars) en kenmerkend voor zwaar verontreinigde wateren. Met het opstarten van de waterkwaliteits- saneringsprogramma's in 1990 kwam een kentering op gang. In 1996 telt de visfauna op de IJzer 27 soorten waarvan 25 soorten autochtoon zijn. Het visbestand op de IJzer is een gemengde visfauna kenmerkend voor de Brasemzone op de benedenloop van traagstromende wateren dat wordt gedomi- Water nr. 97 - november/december 1997 neerd door Blankvoorn (Rutilus rutilis), Bra- sem (Abramis brama) , Kolb lei (8/icca bjoerkna), Baars (Perca f/uviatilis) en Giebel (Carassius auratus gibelio). De visfauna wordt gediversifieerd door mariene soorten in de IJzermonding. Soorten kenmerkend voor brakke transitiezones komen voor op de benedenloop ter hoogte van Nieuwpoort en stroomminnende soorten worden gevan- gen ter hoogte van de Franse grens en op het traject waar de heuvellandbeken uitmon- den. Belangrijk voor het IJzerbekken en uit- zonderlijk voor de regio zijn de rest- populaties van beschermde vissoorten als Bermpje (Noemachei/us barbatulus) en de verontreinigingsgevoelige Kleine modder- kruiper (Cobitis taenia). De densiteit van het visbestand is hoger op de natuurlijke riviertrajecten (tussen uit- monding van de Poperings e Vaart en Roesbruggel dan op de sterk genormali- seerde loop stroomafwaarts Diksmuide. De populati eopbouw van de dominerende vis- soorten is vrij evenwichtig. Het visbestand kan zich via natuurlijke rekrutering in stand houden, met uitzondering van Snoek (Esox /ucius), Zeelt (Tinca tinca) en Paling (Anguilla anguil/a) die, door het ontbreken van vol- doende geschikte voortplantingsbiotopen of, voor Paling, migrat ie vanuit zee, door bepotingsp ro gramma's worden on de r- steund. Zijwateren in open verbinding met de rivier (o.a. de Dode IJzer te Roesbrugge en Heernisse te Diksmuide) zijn belangrijke verblijfshabitats voor vissen. Aan de hand van een visindex wordt de in- tegriteit van het visbestand op de IJzer geë- valueerd. In 1996 wordt dit beoordeeld als ee n matig of kri ti sch (stroomafwaarts Diksmuide) tot goed (stroomopwaarts de uitmonding van de Poperingse Vaart) vis- bestand. Voor een beleid gericht op inte- graal waterbeheer worden suggesties ge- geven voor het bevorderen van de d iversi- 291

Upload: ngohuong

Post on 03-Apr-2018

215 views

Category:

Documents


1 download

TRANSCRIPT

Page 1: DE VISFAUNA OP DE IJZER IN 1996 - VLIZ€¢ Instituut voor Bosbouw en 1996

DE VISFAUNA OP DE IJZER IN 1996

B. DENAYER .. en C. BELPAIRE•

• Wetenschappelijk attaché, Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer

•• Wetenschappelijk attaché, Provinciale Visserijcommissie West-Vlaanderen en Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer

THE FISH FAUNA AT THE STREAM IJZER (FLANDERS, BELGIUM) IN 1996

lndustrialization and intensified land-use in the period after World War 1/, resulting in extreme polfution of surface waters, have had baletul influences on the fish popu/ations of the stream IJzer (Flanders, Belgium). From a stream abounding in fish in 1949 the IJzer degraded to a hypertrophic, completely collapsed and unstable ecosystem in 1976. The fish stock was particularly poor (7 species, domina ted by Stickleback) and had distinctive characteristics of heavily polluted watercourses.

species, i.e. Stone /oach (Noemachei lus barbatulus) and Spined /oach (Cobitis taenia) which is very sensitive to pollution.

With upstarting water treatment programs in 1990, a turning-point was reached. In 1996 27 species, of which 25 are native, are catched on the stream IJzer. The fish fauna is characteristic for the Bream zone in the lower reaches of slow-maving rivers and is dominated by Roach (Rutilus rutilis), Bream (Abram is bram a), White bream (Biicca bjoerkna), Perch (Perca fluviati lis) and Prussian carp (Carassius auratus gibelio). In the IJzer estuary the fish fauna is composed of marine species. Brackish water species are found upstream Nieuwpoort and species with a preferenee for running waters are catched near the French/Belgian border and in the region where hillside brooks discharge. Worthwhile mentioning tor the IJzer basin are the remaining populations of protected fish

Fish density is higher at natura/ stream sections (between mouth of the 'Poperingse Vaart' and Roesbrugge) compared with the highly regulated section downstreams Diksmuide. Popu/ation composition of dominating species is we/1-balanced. Fish stocks are preserved by natura/ recruitement with the exception of Pike (Esox lucius), Tench (finca t inca) and Eet (Anguilla anguilla) which, in the absence of appropriate recruitement habitats or migration trom the see, are supported by stocking programs. Backwaters withopen connections to the river (i.e. farmer meanders like 'Dode IJzer' at Roesbrugge and 'Heernisse' at Diksmuide) are important habitats for fishes. Using a fish index, the integrity of the fish populations at the IJzer is evaluated. In 1996 fish populations are quoted as moderate or critica/ (downstream Diksmuide) to good (upstream mouth of the 'Poperingse Vaart'). In accordance with an integrated river mana­gement, suggestions are made fora more natura/river biotope, an optima/ habitat quality and possibilities for fish migration.

SAMENVATTING

De industriële periode na wereldoorlog 11 ge­koppeld aan een geïntensifieerd land­gebruik, resulteerde in verregaande veront­reiniging van het oppervlaktewater en heeft zeer nefaste gevolgen gehad voor de vis­fauna op de IJzer. Van een visrijke rivier in 1949 evolueerde de IJzer naar een sterk geëutrofieerd, totaal ontredderd en onsta­biel ecosysteem in 1976. De visstand was bijzonder arm (7 soorten, gedomineerd door Stekelbaars) en kenmerkend voor zwaar verontreinigde wateren. Met het opstarten van de waterkwaliteits­saneringsprogramma's in 1990 kwam een kentering op gang. In 1996 telt de visfauna op de IJzer 27 soorten waarvan 25 soorten autochtoon zijn. Het visbestand op de IJzer is een gemengde visfauna kenmerkend voor de Brasemzone op de benedenloop van traagstromende wateren dat wordt gedomi-

Water nr. 97 - november/december 1997

neerd door Blankvoorn (Rutilus rutilis), Bra­sem (Abramis brama) , Kolb lei (8/icca bjoerkna), Baars (Perca f/uviatilis) en Giebel (Carassius auratus gibelio). De visfauna wordt gediversifieerd door mariene soorten in de IJzermonding. Soorten kenmerkend voor brakke transitiezones komen voor op de benedenloop ter hoogte van Nieuwpoort en stroomminnende soorten worden gevan­gen ter hoogte van de Franse grens en op het traject waar de heuvellandbeken uitmon­den. Belangrijk voor het IJzerbekken en uit­zonderlijk voor de regio zijn de rest ­populaties van beschermde vissoorten als Bermpje (Noemachei/us barbatulus) en de verontreinigingsgevoelige Kleine modder­kruiper (Cobitis taenia). De densiteit van het visbestand is hoger op de natuurlijke riviertrajecten (tussen uit­monding van de Poperingse Vaart en Roesbruggel dan op de sterk genormali­seerde loop stroomafwaarts Diksmuide. De

populatieopbouw van de dominerende vis­soorten is vrij evenwichtig. Het visbestand kan zich via natuurlijke rekrutering in stand houden, met uitzondering van Snoek (Esox /ucius), Zeelt (Tinca tinca) en Paling (Anguilla anguil/a) die, door het ontbreken van vol­doende geschikte voortplantingsbiotopen of, voor Paling, migrat ie vanuit zee, door bepotingsp rogramma's worden onder­steund. Zijwateren in open verbinding met de rivier (o.a. de Dode IJzer te Roesbrugge en Heernisse te Diksmuide) zijn belangrijke verblijfshabitats voor vissen. Aan de hand van een visindex wordt de in­tegriteit van het v isbestand op de IJzer geë­valueerd. In 1996 wordt dit beoordeeld als een matig of k ritisch (stroomafwaarts Diksmuide) tot goed (stroomopwaarts de uitmonding van de Poperingse Vaart) vis­bestand. Voor een beleid gericht op inte­graal waterbeheer worden suggesties ge­geven voor het bevorderen van de d iversi-

291

Page 2: DE VISFAUNA OP DE IJZER IN 1996 - VLIZ€¢ Instituut voor Bosbouw en 1996

teit en de densiteit van het visbestand en d it door aandacht te schenken aan een na­tuurlijker rivierbiotoop, een optimale habi­tatkwali teit en aan vismig rat iemoge­lijkheden.

INLEIDING

Reeds eeuwen geleden is het oorspronke­l ijke, natuurlijke karakter van de IJzer sterk gewijzigd door menselijk ingrijpen . Met het bouwen van sluizen te Nieuwpoort ver­dween in de 13e eeuw de getijdenwerking over nagenoeg d e volledige rivier (DE Roo EN HINDRYCKS, 1996). In de uiterste monding is het water zout en wordt de waterstand ook nu nog beheerst door het get ij. Dit getijdengebied bezit nog een hoge graad van natuurlijkheid (NAGELS et al., 1992). St roomopwaarts van het sluizencomplex in Nieuwpoort, ont breekt de invloed van de get ijdenwerking alhoewel door insijpeling nog een geringe invloed van het zout water mogel ijk is. Bij de opeenvolgende normalisaties sinds de 13e eeuw werd een groot deel van de IJzer gekanaliseerd en werden in hoofdzaak op de benedenloop aan weerszijden dijken aangelegd. Van de om en bij 100 km oeverlengte op Vlaams grondgebied, beschikt de IJzer stroomop­waarts Diksmuide nog over ongeveer 45 km onverstevigde, min of meer natuurli jke oevers met een overstromingsgebied van enkele duizenden hectaren (de IJzerbroe­ken). De broekgebieden (Westbroek, Noord­schotebroek, Reningebroek) vormen het winterbed waar de rivier bij hoge waterstand kan in overvloeien dankzij de onbedijkte oevers. Grachten uit de broekgebieden en beken van het heuvelland monden gravitair in de IJzer uit zodat vissen onbelemmerd tussen rivier en broekgebied of beek kun­nen migreren. Hierdoor kunnen ze ongehin­derd paai- en opgroeigebieden bereiken en kunnen ze een s lechte waterkwal iteit op de rivier ontvluchten. Tussen Elzendamme en de Franse grens werd de IJzer gedeeltelijk rechtgetrokken. Een aantal brede bochten vormen de restanten van vroegere mean­ders. De niet-verstevigde oevers laten de ontwikkeling toe van st ructureel interes­sante elementen. Afkalvende oevers en graasweiden o f hooilanden , die zacht afhellen naar het water, dragen bij tot de structurele diversiteit. De relatie van de ri­v ier met het valleigebied is nog intact al­hoewel ook hier recent werd gestart met het plaatsen van keerkleppen op zijgrachten. Het riviergedeelte stroomopwaarts van Roesbrugge is zeer waardevol. Vroegere m eanders (Dode IJzer te Roesbrugge, meander te Elzendamme, meander te St.­Jacobs-Kapelle (Heernisse)) bieden belang­r ijke en potentiële habitats voor vissoorten.

lnsluizing, bedijking, normalisaties en recht­trekking hebben geleid tot het verdwijnen van natuurlijke rivierkarakteristieken en een wijziging van de habitatstructuren voor vis­sen (reductie van brakke transitiezone, ver­dwijnen van zachthel lende onverstevigde

292

oevers, overstroombare laaggelegen en vegetatierijke zones, stroomkui len en on­diepe zandbanken in het rivierbed, wijziging van erosie- en sedimentat ieoevers, afwezig­heid van nevengeulen). De geleidelijke te­loorgang van deze structurele diversiteit en de homogenisering van habitats hebben ongetwijfeld wijzigingen in de visfauna met zich gebracht. Echter, voornamelijk de pe­riode na wereldoorlog 11 met een toene­mende industrialisat ie, een geïntensifieerde landbouw en een verhoogde bevolkings­dichtheid, resulteerde in verregaande ver­ontreinigingen van het oppervlaktewater en vormt een bedreiging voor de visfauna. In 1949 werd de IJzer beschreven als een visrijke rivier met vissoorten als Blankvoorn, Baars, Paling , Brasem, Snoek, Karper en Riviergrondel. In de polderwaterlopen werd gevist op Snoek, Zeelt en Paling (LEGRAND ET RouLEAU, 1949). Sinds de jaren '50, toen de visstand op de IJzer nog uitstekend was, is deze sterk verminderd . De geleidelijke afname van het witvisbestand (Voorn en Brasem) in de periode 1950 tot 1970, te samen met het verdwijnen van het roofvis­bestand (Snoek en Baars) en een vermin­dering van het Palingbestand in de jaren 1970-1975 illustreren de achteruitgang van de visserijbiologische waarde van de IJzer en dit ten gevolge van een slechte water­kwaliteit. In 1976 wordt de IJzer beschre­ven als een zwaar verontreinigde rivier ("al­gen geven een groene kleur die aan erw­tensoep doet denken") waar periodiek zuurstoftekort regelmatig vissterfte veroor­zaakt. (TIMMERMANS, 1976). Bij intensief visserijbiologisch onderzoek op 4 locat ies (Schore, Stuivekenskerke, St. Jacobs­Kapelle en Noordschote) worden slechts 7 vissoorten gevangen, i.c. Blankvoorn, Kar­per, Riviergron del , Paling, Baars, Drie­doornige stekelbaars en Koornaarvis. De visstand is bijzonder arm en de biomassa bestaat voor 80% {99% in aantallen) uit Stekelbaars, een tolerante vissoort van sterk verontreinigde wateren. Op basis van het arme en structuurloze visbestand werd de IJzer toentertijd beschreven als een sterk geëutrofieerd, totaal ontredderd en onsta­biel ecosysteem {TiMMERMANs, 1985). Eut rofiëring en vervui ling, met regelmatig vissterfte tot gevolg, en teloorgang van structuurkenmerken door normalisat ies en cultuurtechnische ingrepen hebben geleid tot een banalisering van het visbestand, waarbij pollutiebestendige soorten domine­ren. BRuYLANTS et al. (1989) vangen op de IJzer ter hoogte van Roesbrugge geen en­kele soort en slechts 5 soorten (Giebel, Kar­per, Brasem, Driedoornige stekelbaars en Bermpje) in gans het IJzerbekken. Het laat­ste decennium blijkt bovendien de kwaliteit en de omvang van de Palingpopulatie nog verder achteruit te gaan. Dramatisch is de gedecimeerde optrek van kleine glasaal naar de IJzer sinds de jaren '80 (terugval van gem. 500 kg/jaar naar <1 0 kg/jaar), wat een ernstige hypotheek legt op het instandhou­den van de palingbestanden in het gebied (DENAYER 1994 ; DENAYER en BELPAIRE, 1996 ; BELPAIREet al. , 1997).

Onder invloed van de opstartende sane­ringsprogramma's voor de waterkwaliteit, vanaf 1990, kwam een langzame kentering op gang. In de negentiger jaren is de biolo­gische waterkwaliteit van de IJzer mat ig tot goed. Fysisch en chemisch kan de water­kwaliteit omschreven worden als verontrei­nigd, met een matige verontreiniging ter hoogte van d e Franse grens (VMM, 1996). In 1993 werden opnieuw, en dit voor het eerst in 15 jaar, hengelaars opgemerkt ter hoogte van Elzendamme en de uitmonding van de Poperingse Vaart. Vanuit de hengelaarswereld worden signalen opge­vangen over een verbetering van het vis­bestand op d e IJzer. Afgaande op deze sig­nalen drong de Provinciale Visseri j ­commissie van West-Vlaanderen aan op een onderzoekscampagne naar het visbestand.

RECENT VISSTANDONDERZOEK

In 1993 (14/'1 0), 1995 (24/03) en 1996 (27 I 03 en 12-14/1 1) werd op de IJzer intensief visstandonderzoek uitgevoerd door het In­stituut voor Bosbouw en Wildbeheer, in sa­menwerking m et AMINAL, Afdeling Bos en Groen. Tijden s de onderzoekscampagnes werden 26 bemonsteringen uitgevoerd op 21 locaties met zegennetten, kieuwnetten , fuiken en/ of elektrische bevissings­apparatuur. Figuur 1 en Tabel 1 vermelden de bemonsteringslocat ies en de gebruikte bevissingsmethode. De lengte van de on­derzochte stroken kan variëren maar de re­sultaten wo rden omgerekend naar een standaardlengte van 1 OOm zodat ze, bij ge­lijke bevissingsmethode, vergelijkbaar zijn . De bemonst eringsplaatsen zijn gespreid gekozen over de volledige lengte van de IJzer teneinde een beeld te kri jgen van de evolutie van het visbestand tussen monding en Franse grens. Bij elektrische bevissing (bootvisserij met st roomgenerator) wordt een oeverstrook éénrnalig bemonsterd, bij zegennetbevissing wordt een riviertraject tweemaal bem onsterd. De gevangen vissen worden gedet ermineerd en opgemeten en de resultaten worden vermeld als effectief gevangen aantallen of biomassa omgere­kend per 1 OOm zone. De visindex of index van biotische integriteit van het visbestand wordt al naargelang de zone berekend vol­gens de meth ode van EReKEN (1994), VAN­DEN AUWEELE (1995) en SMOLDERS (1997).

RESULTATEN VAN HET VISSTANDON­DERZOEK

Van de 21 b emonsterde locat ies (26 bemonsteringen) op de IJzer (Tabel 1, Fi­guur 1) is er 1 gelegen in het mariene deel van de IJzermonding en 4 op zijwateren die in open verb inding staan met de IJzer (Spaarbekken van Nieuwpoort, Dode IJzer, St.-Jacobs-Kapelle en monding Poperingse Vaart). Tien locaties zijn gelegen ter hoogte van gravitaire uitmondingen van een beek. Tijdens de 3 bemonsteringscampagnes worden in totaal 1622 vissen gevangen ver-

Water nr. 97 - november/december 1997

Page 3: DE VISFAUNA OP DE IJZER IN 1996 - VLIZ€¢ Instituut voor Bosbouw en 1996

Tabel 1 : Locatie, datum en methode van bemonstering van het visbestand

Nr Staalnameplaats Datum Methode

IJzer, Nieuwpoort, Ganzenpoot 12/ 11/96 kieuwnet 2 IJzer, Nieuwpoort, sow lepersas 12/ 11 /96 fuiken 3 IJzer, Nieuwpoort, L.O. spaarbekken 12/ 11/96 elektrisch, 1 OOm 4 IJzer, Diksmuide, L.O. Schoorbakkebrug 12/ 11/96 elektrisch, 1 OOm 5 IJzer, Diksmuide, L.O. thv Groot Walegeleed 12/ 11 /96 elektrisch, BOm 6 IJzer, Middelkerke, R.O. thv Groot Walegeleed 12/ 11 /96 elektrisch, 100m 7 IJzer, Diksmuide/Middelkerke, thv Groot

Walegeleed 13/ 11 /96 zegennet, 1 00x30m 8 IJzer, Diksmuide, R.O. thv Handzamevaart 14/ 11 /96 elektrisch, 1 OOm 9 IJzer, Diksmuide, R.O. thv Heernisse 14/ 11/96 elektrisch, 100m 10 IJzer, Diksmuide, R.O. thv Engelendelft 14/ 11 /96 elektrisch, 1 OOm 11 IJzer, Lo-Reninge, Noordsehetebroek 13/ 11 /96 zegennet, 90x20m 12 IJzer, Vleteren, thv Gibboutsdelf 12/ 11 /96 elektrisch, 100m 13 IJzer, Lo-ReningeNieteren , thv Lo-Kanaal 12/ 11/96 elektrisch, 1 OOm 14 IJzer, Lo-Reninge, thv Elzendamme 12/ 11/96 elektrisch, 1 OOm 15 IJzer, AlveringemNieteren, thv Poperingse Vaart 12/ 11 /96 elektrisch, 100m 16 Poperingse Vaart (monding) 23/ 03/95 zegen net, 1 00x5m 17 IJzer, Atveringem (Stavele), thv Pesersbeek 14/ 11/96 elektrisch, 100m 18 IJzer, Atveringem (Stavele), thv Neerloopbeek 14/ 11 /96 elektrisch, 100m 19 IJzer, Alveringem/Poperinge, thv Haringebeek/

Kallebeek 14/ 11/96 elektrisch, 100m 20 IJzer, Alveringem/Poperinge, thv Dode IJzer 14/ 11 /96 elektrisch, 100m 21 Dode IJzer, Alveringem/Poperinge 14/ 10/93 zegennet, 1 05x17m 22 Dode IJzer, Alveringem/Poperinge 27/ 03/96 elektrisch, 300m 23 IJzer, Alveringem/Poperinge, sow Roesbrugge 14/ 11 /96 zegen net, 1 00x7m 24 IJzer, Alveringem/Poperinge, thv Zwinnebeek 27/ 03/96 elektrisch, 200m 25 IJzer, Poperinge, thv grensscheidende Heidebeek 27/ 03/96 elektrisch, 100m 26 IJzer, Frankrijk, thv Kruisstraat 27/ 03/96 elektrisch, 200m

Figuur 1 : Locatie van de staatnamepunten voor het visstandonderzoek op de IJzer.

e S t811name punten

~ · ..... . -·:

.A N

Water nr. 97- november/december 1997

deeld over 23 soorten . De procentuele aantalsverdeling wordt weergegeven in Fi­guur 2. Van de 27 op de IJzer voorkomende vissoorten worden ti jdens de bemon­steringscampagnes effectief 23 vissoorten gevangen. Supplementair worden 4 soor­ten als aanwezig aangegeven en dit op ba­sis van terreinwaarnemingen bij andere wetenschappelijke onderzoeken door het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer. Ta­bel 2 geeft een overzicht van de vangst­resultaten (aantallen, biomassa, lengte en gewicht). Van de 27 soorten zijn 25 soorten autochtoon . Twee soorten (Biauwband­grondel en Bittervoorn) kennen een recente verspreiding en enkele soorten worden beïnvloed door bepotingsprogramma's (o.a. Snoek, Zeelt en Paling). Figuur 4 en 5 toont de spreiding van het aantal vissoorten en de biomassa tussen monding en Franse grens, terwijl Figuur 6 de populatie-opbouw weergeeft van de meest gevangen vis­soorten. De beoordeling van het visbestand op basis van de visindex wordt weergege­ven in Figuur 7.

DE SOORTENSAMENSTELLING VAN HET VISBESTAND

In de IJzermonding is het water zout en wordt de waterstand beheerst door het ge­tij. De vispopulatie bestaat hier uit een ge­mengde fauna van in hoofdzaak mariene soorten (Zeeforel) , aangevuld met enkele v issoorten kenmerkend voor brakwater­transitiezones (Sprot, Bot, Zeebaars, Har­der, Brakwatergrondel) en euryhaliene soor­ten zoals Driedoornige stekelbaars waarvan sommige populaties tussen zee- en zoet­water migreren. Aan de landzijde van het sluizencomplex te Nieuwpoort, met nog een zekere verzilting van het water, trekt ijonge) Bot, een ken­merkende vissoort voor brakwatertransitie­zones (op basis van de visfauna de Spiering­of Botzone genaamd), landinwaarts de stroom en kanalen op. Ook Pal ing , Riet­voorn, Baars en Snoekbaars komen er voor. Koornaarvis, een soort die tijdens de droge zomer van 1976 door het openzetten van de sluizen tot ver op de IJzer migreerde, wordt niet meer gevangen. Het visbestand op de IJzer zelf is een ge­mengde visfauna kenmerkend voor de Brasemzone op de benedenloop van traagstromende wateren. Op basis van aan­tallen wordt het v isbestand gedomineerd door Blankvoorn (53.1 %, presentie 21 plaat­sen), Giebel (1 0.3%, presentie 16 plaatsen) en Baars (6.1 %, presentie 19 plaatsen) als roofvissoort en in mindere mate door Kolblei (5.9%, presentie 10 plaatsen) en Brasem (6.5%, presentie 4 plaatsen) (Figuur 2). Al­gemeen voorkomend zijn tolerante vis­soorten als Paling, Rietvoorn, Driedoornige stekelbaars, Karper, Brasem, Tiendoornige stekelbaars, Snoek en Riviergrondel. Eerder zeldzaam zijn Pos, Zeelt, Vetje, Bittervoorn, B lauwbandgrondel, Bermpje, Alver en Snoekbaars. Baars domineert als roofvis. Snoek en Snoekbaars komen op minder

293

Page 4: DE VISFAUNA OP DE IJZER IN 1996 - VLIZ€¢ Instituut voor Bosbouw en 1996

Tabel 2 : Morfometrische gegevens en aantallen van de gevangen vissoorten per staa/namepunt.

~ ;q ~ ~ - · - · ~ ·Ö.~ · -·U· • ·~~· N -;!· - - ~!·

- ... _il. .. . • -~·-. -· .. ·-.- -·-...... . .. --- ..... _;_--- --~--. ~ .. ~~·~ -~· ~ ·s· ......... ~ ... ~ ....... .,. ....... . . . a!.

~ . ~ ........ .. . ......... . ___ ..__ . ....... ... . .. .. -~ .... ·- -~ 'tt-~~-- . .. .. .. ..... · --~--:::-·-·. -~ ........ ~---· .. .

_ ... ....,. - - ~!· · -~3- - - ~~-........ ... ... .. .. .. . ... ... --·- ......... -~-. --·- ~-. _2_ .. --· ............ ~:._---~-~-- .. --·. ·- ...... . ---

~~ ~~!~! -~ . -~ ------·' -·- . .... .... ·-· •+ · ....• -~ . 'q-' ••• •••• - ~-~~-. ·- .... ... ... .... -·~~------- •••••• ' •• -~~------ · ••

't. :! - - ~3- · -as - · ·~!·

.... ~ .......... .":.~~ ~ .... -·. -·· .. ·-~- .. ·~ ... .. i! h .

~ ~;H ·li~~il p ~·

~~ -~~33 -~~!! ;• . -- ........ ·------ .... - · . ~ --~~--- ... --- .. . - ~-,--.·

~--~-- ··· · ·-· --~-~-.lig·!· :n!! .[~! ! · -.-;~~~ .n;! Ar~·~ ----- -- ·-· · ·--· · ,, ~~ 2• . _=-:. ~- -~-~-. . ... ---· ·-·· . . . __ ... ...., --- ~- -. -- .. ·-.. ---. ~i!! .. h!·!· .... --- -3s!·!· ·UH -~~!! ~' a~ ~: ... .. ~---~ ....... -ii .... -~~ ~~- ---·- ... -......... ----- -· ..... . ·--{_-----~- ........ .

~M~AII·~... nÏ.;:l8 . ~; !.~ ~-"'"' ~~ .. ..

- • ·--~ -~ -·-· •••• _5_~ •. ·--~-- ......... --~ ~~-- .... __ .. ··--~-=~- ........ ·-·-~ __ .. .. ;~ ·~ - ~~!S -!~~~ ·i~!! ,....M~-·-n•

~~ ;; .. --~--~ .......... -.... -~-- .. 'ii ... ~~- . --~ ----·.--!55! - ~~!5 ·t~5 5

o; i? - • • .------···-·~ +--• ·•---~--·---r••-4 ••· -·--·--- ·-· • • · -• •,..- ---~-- · • • • •• +--~• ·~ • • " I

~ ...,._ . ...". · ·a!· -· 3! ·

. ·-- -- ..... + .. . ... - . -~·-·--- ..... . +' ... + ·-~ -- . . - .• -· • . . . . . . . .. ·- ·- --· ?. . . . ..... ·-. - ·- . ·-- ·--· ·--11'

-·-· -W! -~l!: .. ,

- - ~-·-.--- ~,-! -~ ~- ~- ---~·. --· ----. •·• ·-- .. ·------~- - . ~ ·-.. -----· ·- . ~ . ·-· ~·.un · ~t

294 Water nr. 97- november/december 1997

Page 5: DE VISFAUNA OP DE IJZER IN 1996 - VLIZ€¢ Instituut voor Bosbouw en 1996

..

• • • • -~ ,...., ' o • .0 -r -•• o • • •

• - ~ ••• ~- -· • ~ ..... ~ ~ •• ~~ .• • --- __,... .... 1 -·~· • -. ~ ••••• ~~- .... ~~ ••••

~0: -~~!S ~~

..

· ~na·~----··-·-·-··----~--~~!~ ---· ·--·· · · -·- :;~ -

.. i!_ ... .... --· ... ·--.... _i'!_ ___ .• ~--.··--··.·----- -• . . ~5 . ! 0

--~ ... ---· . -- ·-·~·- ------ ~ ..... ·---- ~---· ~ --. - . ~ ·--~

- - ~! · =- ~~ - -~ ;·

. - . •. ·----· •. -· ·-~-. ·-·- .!1

-·~! · --5! · · - ~~ -

- ·! !·

Water nr. 96 - november/december 1997

locaties voor. Roofvis kan plaatselijk een te hoge biomassa verto­nen in relatie tot het aanwezige witvisbestand (o.a. regio s.a.w. Roesbrugge). De dominantie van Driedoornige stekelbaars, een soort die in 1976 80% van de gevangen vissen vertegenwoordigde, wordt niet meer aangetroffen. In 1996 vertegenwoordigt Drie­doorn ige stekelbaars nog slechts 4.5% van de aantallen wat over­duidelijk de evolutie van de IJzer illustreert van hypertrofe, sterk gepollueerde rivier in 1976 naar een matig verontreinigde rivier in 1996 .

De vissoorten op de IJzer zijn overwegend eurytope soorten of habitat-generalisten welke wein ig eisen stellen aan de habitat­kwaliteit (Figuur 2). In mindere mate komen limnofiele soorten voor die een voorkeur hebben voor vegetatierijke, stilstaande wateren. Deze habitats vinden ze in de luwe, begroeide oevervegetatie en in het stilstaande water van oude meanders. Snoek is een vissoort welke voor de reproductie aangewezen is op in het voorjaar over­stromende weilanden of vegetatierijke zijgrachten. Er zijn sterke aanwijzingen dat deze soort op de IJzer in hoofdzaak in stand kan gehouden worden door herbepotingsprogramma's. Het reduceren van voorjaarsoverstromingen in broekgebieden en het afsluiten van zijgrachten door keerkleppen beperken de voortplantingsmogelijk­heden voor Snoek. De Blauwbandgrondel prefereert traagstram­ende wateren van de Brasemzone maar is een uitheemse (Chinese) vissoort, die voor het eerst in 1992 in het Vlaamse gewest wordt gevangen en een snelle verspreiding kent (THvs, 1997). Deze exoti­sche soort verspreidt zich zeer snel door visuitzettingen en/of, zo­als op de IJzer, doordat ze als aasvis gebruikt wordt bij het henge­len op roofvis. Riviergrondel en Bermpje, beiden kenmerkende soor­ten voor stromende wateren, worden gevangen in de zone waarin grotere beken, komende van het heuvelland, in de IJzer uitmonden. Tussen Roesbrugge en de Franse grens vertoont het v isbestand visserijbiologisch een gemengde fauna van soorten behorende tot traagstromende wateren van de Brasemzone en typische st room­minnende soorten van stromende wateren van d e inferieu re Barbeelzone. Hier wordt het visbestand gedomineerd door soorten als Riviergrondel, Blankvoorn en Bermpje. Paling, Giebel, Snoek, Baars en de Kleine modderkruiper komen er eveneens voor. Vier beschermde vissoorten worden op de IJzer gevangen. Bittervoorn werd in 1993 uitgezet en blijkt zich te handhaven op de IJzer tussen Diksmuide en Fintele. Het Vetje wordt beschermd door de Conventie van Bern en komt voor tussen de uitmonding van de Poperingse Vaart en Roesbrugge. De verontreinigingsgevoel ige Kleine modderkruiper wordt uitsluitend gevangen in de ondiepe, stromende en plantenrijke zone ter hoogte van de Kruisstraat (Frank­rijk). Hier worden ook verschillende Bermpjes aangetroffen, maar Bermpje komt eveneens meer stroomafwaarts voor ter hoogte van de uitmonding van de Poperingse Vaart. Dit is niet verwonderlijk vermits Bermpje, als typische vissoort van stromende wateren, ook wordt gevangen op de grotere zijbeken van de IJzer, i.c. Kernmeibeek en Poperingse Vaart (GERMONPRE et al., 1993 ; databank I BW). Van­uit deze zijbeken kan Bermpje naar de IJzer afdwalen.

DE DENSITEIT VAN HET VISBESTAND

Een uitspraak doen over representatieve densiteiten van het vis­bestand is niet eenvoudig vermits de elektrische bevissingsmethode er niet op gericht was gegevens voor densiteitsschattingen door meervoudige bevissingen te verzamelen. Tussen Nieuwpoort en Diksmuide (plaats 8) wordt een maximum visdensiteit van 0.65 kg/ 1 OOm gevangen. De densiteit van het visbestand is tot 10 maal ho­ger st roomopwaarts de uitmonding van de Poperingse Vaart (Fi­guur 5). Tussen de uitmonding van de Pesersbeek (plaats 17) en Roesbrugge (plaats 20) varieert de visdensiteit van 0.67 kg/ 1 OOm tot 6.2 kg/1 OOm ter hoogte van Haringebeek/Kallebeek. De toe­name van de visdensiteit valt samen met een zone met een iets betere waterkwaliteit, maar ook de hogere structurele diversiteit (ver­stevigde oevers en genormaliseerd traject vs. traject met natuur­lijke oevers) is een beïnvloedende factor. Genormaliseerde en ver­stevigde oeverzones bieden immers onvoldoende reproductie- en opgroeimogelijkheden voor riviervissoorten.

295

Page 6: DE VISFAUNA OP DE IJZER IN 1996 - VLIZ€¢ Instituut voor Bosbouw en 1996

Figuur 2: Procentuele aantalsverdeling van gevangen vissoorten tijdens de visstand­onderzoekscampagnes. Eurytope soort = soort welke weinig eisen stelt aan het habitat, komt voor in stromend en stilstaand water (habitat-generalist) ; Limnofiele soort = soort welke overwegend in stilstaand water voorkomt, stellen eisen aan de aquatische vegetatie voor de reproductie ; Rheofiele soort = soort welke overwegend in stromend water voorkomt.

Pro centueel aandeel van soorten in het totaal aantal gevangen v issen op de IJzer.

~.00,---------------------------------------------------------------,

50.00 • Mariene soort

Q Brakwater soort

• Eurytope soort

• Limnofiele soort ~ 40.00 • Rheofiele soort

I ~ 30.00

~ ~

20,00

10,00

0.00 3

i 'ri ï l i ~ l ! I

""

.. .. I '" ·: I ! I l i

l J

' " ï : ... '" ·; ' " •• ·:: ·~ "' ,,

l j j f I J ! I I } J i !

l .I

I

Figuur 4 : Spreiding van brakwater-, eurytope, limnofiele en rheofiele vissoorten op de IJzer. Het plaatsnummer refereert naar de staalnameplaats in Tabel 1.

Spreiding van vissoorten op de IJzer

lOr---------------------------------------~-----------,

., S! :: ~ ;:? "' ::: ~ 2! ~ M

" ~ lEi N N

:i ~ i

Plaats

•Aantal brakwater soorten

OA&ntal eurytope soorten

• AantaJ l1mootiele soorten OAantaa rheofiele 500rten

Figuur 5 : Evolutie van de totaal gevangen biomassa (kg) met elektrische bevissing op de IJzer.

f-

- f-

n n n n n n r1

~ ~ " ~ ~ " ~ 1:: ~ ~ ll ~ ~

N

~ s"'*-,.._

296

Opvallend is d e uitzonderlijk hoge densiteit en het aantal soo rten op stilstaande zij­biotopen, o.a. de Dode IJzer te Roesbrugge (Tabel 2, plaat s 21 en 22). Op deze oude meander, in o pen verbinding met de IJzer, worden 13 vissoorten gevangen en wordt met de zegennetbevissing in 1993 effectief een densiteit van 983 kg/ha gevangen. Ook de meander H eernisse te Diksmuide (Tabel 2, plaats 9) valt op door zijn hoge soort­diversiteit (1 0 soorten) en de hoge aantal­len vissen (91 ex. I 1 OOm). Het belang van oude meanders, meestal ond iepe en vegetatierijke zi jwateren , als kraamkamer (paaiplaats en opgroeibiotoop) voor het vis­bestand wordt hierdoor ge'1llustreerd.

POPULATIE- OPBOUW EN NATUURLIJKE REKRUTERING

Belangrijk criterium bij de beoordeling van vispopulaties is de evenwichtige opbouw van de populatie. Een lengte-frequentie­distributie geeft een zicht op de samenstel­ling van de populaties uit verschillende jaar­klassen. Hieruit kan men afleiden of de po­pulatie natuu r lijk is, of adulten en natuur­lijke rekrutering voorkomen en of ze zich zelfstandig kan handhaven. De lengte­frequentiedistributies vereisen wel dat een betrekkelijk g root aantal vissen gevangen werden. Zodoende worden alleen voor Blankvoorn , Kolb lei , Giebel, Rietvoorn, Baars, Paling, Bot en Snoek de frequentie­distributie opgemaakt (Figuur 5). De Blankvoorn- en Kolbleipopulat ie zijn evenwichtig verdeeld met éénjarige, twee­jarige en adulte vissen in de populatie en natuurli jke rekrutering is verzekerd. De populatie-opbouw bij Rietvoorn is minder duidelijk maar de frequentiedistributie geeft ook voor deze soort de aanwezigheid van éénjarige, tweejarige en meerjarige (adulte) vissen aan. Giebel vertoont sterke rekrute­ring op de IJzer maar de jaarklassen­verdel ing is niet duidelijk. Baars vertoont een normale verde ling met jonge invertivore exemplaren (7 -12cm), een oudere jaarklasse (13-17cm) d ie zich met grotere ongewer­velden voedt en enkele grote piscivore Baar­zen. Paling is voornamelijk aanwezig in de lengteklasse t ussen 24 en 43 cm. De gro­tere lengteklassen (vrouwelijke Palingen) en jonge Paling worden niet gevangen. De af­wezigheid van jonge Paling is een logisch gevolg van het sterk terugvallen van de op­trek van jonge glasaal uit zee naar de IJzer. Bij Snoek is omzeggens uitsluitend de jaar­klasse van éénzomerige Snoek vertegen­woordigd. In april 1996 werden in 2000 Snoekbroedjes op de IJzer uitgezet. Het zijn deze Snoeken die bi j de najaarscampagne worden teruggevangen. Afwezigheid van in het voorjaar overstroombare weilanden en inpoldering van vegetatierijke zijgrachten beperken de voortplantingsmogelijkheden voor Snoek. De lengte-frequentiedistributie van Bot valt voor 98% binnen de klasse 8 tot 15 cm. Eén grote Bot van 22cm werd gevangen in het mariene deel (Ganzenpoot). Het zijn voornamelijk jonge Botten die in het

Water nr. 97- november/december 1997

Page 7: DE VISFAUNA OP DE IJZER IN 1996 - VLIZ€¢ Instituut voor Bosbouw en 1996

larvale of juveniele stadium de IJzer (tot Schoorbakkebrug) optrekken. De stroom­opwaartse migratie van oudere en grote Bot wordt verhinderd door de zeesluizen te Nieuwpoort.

VISINDEX EN BIOTISCHE INTEGRITEIT VAN HET VISBESTAND OP DE IJZER

Door het Instituut voor Bosbouw en Wild­beheer, in samenwerking met het Labora­torium voor Ecologie en Aquacultuur (K.U.Leuven), werd recent een "visindex" of "index voor de biotische integriteit van het visbestand" uitgewerkt voor stilstaande of t raagstromende wateren (ERCKEN, 1994), voor stromende wateren van de Barbeelzone (VANDEN ÄUWEELE, 1995) en uitgebreid tot een instrument voor de beoordeling van de in­tegriteit van oppervlaktewater (SMOLDERS, 1997). Met deze visindex worden vis­populaties beoordeeld aan de hand van parameters als soortensamenstelling, de verhouding van typesoorten en tolerante soorten, de aanwezigheid van exoten, de natuurlijke rekrutering en de trofische sa­menstelling van de populatie. De index laat t oe een kwaliteitsscore toe te kennen gaande van dood viswater, over matig of kritisch visbestand tot uitstekend vis­bestand. De kwaliteit van de vispopulaties op de

bemonsterde locaties op de IJzer wordt weergegeven in Figuur 7. Tussen Nieuw­poort en de uitmonding van de Poperingse Vaart wordt het visbestand beoordeeld als

matig-kritisch, met plaatselijk een goed vis­bestand. Stroomopwaarts de Poperingse Vaart is het visbestand goed. Op basis van de visindex vertoont de bovenloop van de IJzer een hogere biotische integriteit dan de genormaliseerde benedenloop met matige waterkwaliteit.

EVOLUTIE, TOEKOMSTPERSPECTIEF EN BELEIDSOPTIES VOOR DE VISFAUNA VAN DE IJZER

In vergelijking met de weinig gediversifieer­de en structuurloze visstand in de tachtiger jaren is de diversiteit van het visbestand op de IJzer toegenomen (van 7 naar 27 soor­ten) met o.a. beschermde en kwetsbare soorten als de verontreinigingsgevoelige Kleine modderkruiper ter hoogte van de Franse grens en een voor West-Vlaanderen zeldzame soort als Bermpje. De toename van soorten vindt gedeeltelijk een verklaring in de intensievere onderzoeksmethode (4 bemonsteringsplaatsen in 1976 tegenover 26 bemonsteringen op 21 plaatsen in 1996). Wanneer uitsluitend de 4 locaties van 1976 (Schore, Stuivekenskerke, St. Jacobs­kapelle en Noordschotel beschouwd wor­den dan is op deze plaatsen in 1996 de di­versiteit aan soorten verdubbeld tot 14 soorten en dit als gevolg van een langzame maar geleidelijke verbetering van de water­kwaliteit. Ten behoeve van een stabiele en gediversi­fieerde visfauna op de IJzer is beleidsmatig aandacht vereist voor het verbeteren van de

Figuur 7 : Beoordeling van het visbestand op de IJzer aan de hand van de visindex uitgewerkt door het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer.

lndeneoro atgolonmoounten

..... zeergoed

4 goed

e matig kritisch

D slecht

A dood

I niet vermeld

& N

Water nr. 97 - november/december 1997

waterkwaliteit , het behouden, c.q. ontwik­kelen van de habitatkwaliteit en de structu­rele diversiteit van het rivierbiotoop en het bevorderen van vismigratie.

• Het verbeteren van de waterkwaliteit : Schijnbaar haaks op de positieve evolutie en het beginnende herstel van het vis­bestand op de IJzer staan de niet onopge­merkte massale vissterfles in 1994 en 1995. Niettegenstaande de (nog niet volledig af­gewerkte) saneringsprogramma's bl ijft de IJzer nog steeds een waterloop met een overmaat aan nutriënten waardoor in de warme zomerperioden algenbloei (groen water) ontstaat met mogel ijk kritische zuurstofconcentraties voor het visbestand. Bovendien, en in het bijzonder tijdens neerslagperioden, wanneer rioleringen en zijbeken uitgespoeld worden, ondervindt de rivier een plotselinge, bijkomende vuil­belasting welke kritisch kan zijn voor het visbestand . Teneinde massale vissterfles op de IJzer te vermijden is het verder saneren van de waterkwaliteit een vereiste. Hierbij is het wenselijk specifieke aandacht te be­steden aan de locatie van riooloverstarten en het behouden van de uitwijkmogelijk­heden voor vispopulaties naar zijbeken, poldergrachten en oude meanders, ener­zijds om ongunstige waterkwaliteit op de IJzer te ontwijken, anderzijds om de bereik­baarheid van specifieke opgroei- en paai­gebieden op deze zijwateren te vrijwaren.

• Het behoudenl ontwikkelen van de habi­tatkwaliteit en structurele diversiteit van het rivierbiotoop :

Het visbestand op de benedenloop van de IJzer wordt sterk beïnvloed door een min­der goede waterkwaliteit (o.a. invloed Handzamebekken) en de uitgesproken normalisatie en cu ltuurtechnische aanleg van de IJzer. De rivier heeft op dit traject de karakteristieken van een kanaal met een waterafvoerende functie. Het ontwikkelen van een natuurlijker riviersysteem met on­diepe en vegetatierijke oeverzones en luwe rivierbegeleidende zijwateren kan de d iver­siteit en de kwaliteit van de vispopulaties ondersteunen. Ook het ontwikkelen en integreren van se­cundaire nevenlopen (vb. oude meander te Diksmuide, Walevaart) in het stroombed van de rivier verhogen de structurele diversiteit en habitats voor vissen. Stilstaande en luwe aquatische zijbiotopen (vb. putten te Sint­Joris en Stuivekenskerke en oude meanders te Heernisse, Elzendamme, Dode IJzer) kun­nen ontwikkeld worden als ondiepe, vegetatierijke paai- en rustplaatsen voor vis­sen wanneer ze worden geïntegreerd in het riviersysteem. Door het integreren van laag­gelegen en overstroombare weilanden, helofytenvegetaties in broekgebieden en vegetatierijke zijgrachten rechtstreeks aan­sluitend op de IJzer, kunnen vissoorten die specifiek afhankel ijk zijn van deze voort­plantingsbiotopen (o.a. Snoek), zich op na­tuurlijke wijze in stand houden. De rheofiele visfauna op de IJzer vereist het maximaal behoud van de structurele diver-

299

Page 8: DE VISFAUNA OP DE IJZER IN 1996 - VLIZ€¢ Instituut voor Bosbouw en 1996

siteit (diepte/ondiepte beddingpatroon, ero­sie- en sedimentatieoevers , submerse vegetatiebanken, oeverstruweelvegetat ie) op de stromende secties van de IJzer.

• Het bevorderen van vismigratie : Vissoorten met een uitgesproken migratie zoals Paling, maar ook brakwatersoorten als Bot , Zeebaars en Harder moeten voor het voltooien van hun levenscyclus ongehinderd kunnen migreren tussen zee en rivier. In deze context bevorderen de aanleg van vis­passages naar de IJzer, de kanalen en de poldergebieden (opgroeigebieden) ter hoogte van het sluizencomplex te Nieuw­poort de aanwezigheid van brakwatersoor­ten en dragen bij tot een meer gediversi­fieerde visfauna op de IJzer. De relatie van de rivier met deze begelei­dende habitats (vismigratiemogelijkheden naar broekgebieden, zijbeken en meanders) dient maximaal gevrijwaard te worden. De laaggelegen po ldergebieden en over­stroombare weilanden in broekgebieden met hun netwerk van vegetatierijke grach­ten en sloten zijn uitgesproken opgroei­gebieden voor vissen, niet in het minst voor de Paling, waarvoor het IJzerbekken gekend is. Ook vegetatieminnende vissoorten als Zeelt en Snoek zijn voor de reproductie af­hankelijk van de aanwezigheid van deze bio­topen. Stroomminnende vissoorten vinden geschiktehabit atsop en ter hoogte van uit­waterende zijbeken.

DANKWOORD

De auteurs wensen hun erkentelijkheid uit te drukken voor de Heer A. November, AMINAL, Afdeling Water - Buitendienst Vlaams-Brabant voor het ter beschikking stellen van de GIS-gegevens van de water­lopen in het IJzerbekken, de Heer B. Cosyn en de heer F. Coopman, Instituut Bosbouw en Wildbeheer, voor het maken van het

kaartmateriaal en f iguren, de heer R. Smolders voor het berekenen van de vis­index, alsook AMINAL, Afdeling Bos en Groen - Buitendienst West-Vlaanderen en de Provinciale Visserijcommissie van West­Vlaanderen voor de ondersteuning van het onderzoek.

B. DENA YER •• en C. BELPAl RE*

• Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer, Dubaislaan 14, 1560 Hoeilaart Provinciale Visserijcommissie West­Vlaanderen en Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer, Dubaislaan 14, 1560 Hoeilaart

LITERATUUR

BELPAIRE C., H. VEREYCKEN EN B. DENAYER, 1997 -Antwoord van het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer op de parlementaire vraag van de heer Johan Malcorps (vraag nr. 159 van 3/2/1997) betreffende paling in het Vlaamse gewest. - IBW.Wb.V.Adv.97.054

BRUYLANTS, B., A. VANDELANNOOTE en R.F. VERHEVEN, 1989 - De vissen van onze Vlaamse beken en rivieren : hun ecologie, verspreiding en bescherming. - Uitg. WEL V.Z.W., Antwer­pen, 272pp.

DENAYER B., 1994 - Ontwikkelingsplan voor de b innenvisserij in het hydrografisch bekken van de IJzer. - Studierapport i.o.v. Provin­ciale Visserijcommissie West-Vlaanderen, IBW.Wb.V.R.94.25, 169 pp.

DENAYER B. EN C. BELPAIRE, 1996 - Bottle-necks for restoration of the eel popuiatien Anguilla anguilla (L.) of the river Yser basin (Flanders). - EIFAC Werking Party on Eel , Olsztyn (Poland) 1993 ; Arch. Ryb. Pol. - Archives of Polish Fisheries, Vol.4, Fasc.2, p.1 75-186, 1996.

De Roo, N. ENK. HINDRYCKS, 1996 ·De IJzer. Beeld van een stroom. - Ed.: Lannoo nv., Tielt, 176pp.

ERCKEN, D. , 1994- Ontwikkeling van Visindex van biotische Integriteit voor de Stilstaande wa­teren (VI B I STIL).- K.U.Leuven, Laboratorium voor Ecologie en Aquacultuur, 1994, Eind­verhandeling, 85pp.

GERMONPRE, E., B. DENAYER en C. BELPAIRE, 1993-Biotoopontwikkeling en visstandbeheer op de Kemmelbeek. - IBW.Wb.V.R.93.01 5

LEGRAND, P.A., EN ROULEAU, E., 1949 · Guide du Pêcheur B eige - Rivières, Canaux, Etangs et Lacs de chez nous. - Ed. Casting Club de Belgique, Confédération Beige des Sociétés de Pêcheurs a la ligne, 184 pp.

SMOLDERS, R., 1 997 - Verder onderzoek naar de Visindex - De Visindex als instrument voor het meten van de biotische integriteit van Vlaamse b innenwateren. - K.U.Leuven, La­boratorium voor Ecologie en Aquacultuur, 1997, Eindverhandeling, 96pp.

TIMMERMANS J.A., 1976 - De visstand in de IJzer. ­Rijksstation voor Bos- en Hydrobiologisch Onderzoek, Werken-Reeks D.37, 3pp.

TIMMERMANS J .A ., 1985 - De visstand in enkele waterwegen van het IJzer- en Kustbekken. - Rijksstation voor Bos- en Hydrobiologisch Onderzoek, Werken-Reeks D.53, 32pp.

NAGELS, A., ScHNEIDERS, A. EN WILS, C., 1992- On­derzoek n aar de verspreiding en de typolo­gie van ecologisch waardevolle waterlopen in het V laamse Gewest. - IJzerbekken . -Onderzoeksrapport U. I.A. in opdracht van AMINAL (Bestuur Algemeen Milieubeleid), 113 pp.

THvs, W., 1997 -Ecologie en verspreiding van de Blauwbandgrondel, Pseudorasbora parva (Temmin ck en Schlegel, 1946) in België. -K.U.Leuven, Laboratorium voor Ecologie en Aquacultuur, 1997, Eindverhandeling, 99pp.

VANDEN AuwEELE, 1995- Ontwikkeling van een vis­index als biologische evaluatiemethode voor de kwaliteit van de Vlaamse waterlopen en getoetst aan het Dijle- en Demerbekken. -K.U.Leuven, Laboratorium voor Ecolog ie en Aquacultuur, 1995, Eindverhandeling, 81 pp.

VLAAMSE MIUEUMAATSCHAPPIJ, 1996 · Waterkwaliteit 1995- Jaarverslag meetnet oppervlaktewa­ter. - 124 pp.

DE VISSEN VAN ONZE VLAAMSE BEKEN EN RIVIEREN:

300

hun ecologie, verspreiding en bescherming.

Gerealiseerd door B. Bruylandts, A. Vandelannoote en R.F. Verheyen en in 1989 uitgegeven door de v.z.w. WEL, is aan herziening toe.

Een volledig herziene uitgave over de actuele toestand van het visbestand in Vlaanderen, ver­schijnt begin 1998.

Het wordt een onmisbaar instrument, geïllustreerd met t ientallen kleurenfoto's en zeer verzorgde verspreidingskaarten, dat uitermate boeiend is voor diegene die belangstel ling heeft voor onze inheemse vissen.

Voor meer inlichtingen contacteer het WEL -secretariaat - Marktplein 16 - 2110 Wijnegem Tel. : 03/353.72.53 - Fax: 03/353.89.91

Water nr. 97- november/december 1997