de wederkerige relatie tussen emotioneel en psychologisch ...essay.utwente.nl/65651/1/franzen, v.s....

27
UNIVERSITEIT TWENTE De wederkerige relatie tussen emotioneel en psychologisch welbevinden in een longitudinale studie Bachelorthese Vera Franzen s1195166 23-06-2014 Faculteit Gedragswetenschappen Opleiding Psychologie Positieve Psychologie en Technologie 1e begeleider: Dr. P.M. ten Klooster 2e begeleider: Dr. S.M.A. Lamers

Upload: others

Post on 30-Sep-2020

0 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: De wederkerige relatie tussen emotioneel en psychologisch ...essay.utwente.nl/65651/1/Franzen, V.S. - s1195166...aspecten van het hedonistisch perspectief als aspecten van het eudemonisch

UNIVERSITEIT TWENTE

De wederkerige relatie tussen

emotioneel en psychologisch

welbevinden in een longitudinale studie Bachelorthese

Vera Franzen

s1195166

23-06-2014

Faculteit Gedragswetenschappen

Opleiding Psychologie

Positieve Psychologie en Technologie

1e begeleider: Dr. P.M. ten Klooster

2e begeleider: Dr. S.M.A. Lamers

Page 2: De wederkerige relatie tussen emotioneel en psychologisch ...essay.utwente.nl/65651/1/Franzen, V.S. - s1195166...aspecten van het hedonistisch perspectief als aspecten van het eudemonisch

Abstract

Background: There are two philosophical traditions of happiness in positive psychology,

hedonism and eudaimonism. The hedonic view is based upon the concept of emotional well-

being, which describes people’s cognitive and affective evaluations of their life. The

eudaimonic psychologists share the view of happiness as an ongoing process emphasizing the

importance of personal goals and meaning-making (psychological well-being).

Aim: The aim of this study was to explore the relationship between emotional and

psychological well-being over time.

Method: The study draws on the data of a representative panel (Longitudinal Internet Studies

for the Social Sciences of CentERdata). A sample of 1662 Dutch adults filled in the Mental

Health Continuum-Short Form (MHC-SF) to measure positive mental health. The participants

had to fill in the questionnaires four times in intervals of three month. To examine the possible

relationship between emotional and psychological well-being, cross-lagged correlations were

calculated.

Results: There were strong, positive correlations between emotional well-being over time and

strong, positive correlations between psychological well-being over time. In addition, the

cross-sectional correlations between emotional and psychological well-being were strong and

positive. The cross-lagged correlations between the two concepts were weak, but significant.

There was no difference between the cross-lagged correlations of emotional and

psychological well-being, so they predicted each other in the same way.

Conclusion: The relationship between emotional and psychological well-being is strong at the

cross-sectional level, so they are clearly interrelated at each timepoint. Cross-lagged panel

observations show no significant differences between the influence of emotional well-being at

one moment of time on psychological well-being at another moment of time and the other

way round. This suggests a reciprocal relationship between emotional and psychological well-

being, so they influence each other in the same way.

Page 3: De wederkerige relatie tussen emotioneel en psychologisch ...essay.utwente.nl/65651/1/Franzen, V.S. - s1195166...aspecten van het hedonistisch perspectief als aspecten van het eudemonisch

Samenvatting

Achtergrond: Er zijn twee overheersende tradities binnen de positieve psychologie wat betreft

geluk: hedonisme en eudemonisme. Het hedonistisch perspectief beschrijft de opvatting dat

welbevinden bestaat uit de subjectieve ervaring van welbevinden, plezier en geluk en is

gebaseerd op het concept van emotioneel welbevinden. Het eudemonisch perspectief stelt dat

welbevinden niet zozeer een uitkomst of eindtoestand is, maar een proces om in de

samenleving te kunnen functioneren (psychologisch welbevinden).

Doel: Het doel van dit onderzoek was de wederkerige relatie tussen emotioneel en

psychologisch welbevinden onderzoeken.

Methode: Dit onderzoek is gebaseerd op data van het LISS panel (Longitudinal Internet

Studies for the Social Sciences of CentERdata). Een representatieve steekproef van 1662

Nederlandse volwassenen heeft de Mental Health Continuum-Short Form (MHC-SF)

ingevuld zodat hun positieve geestelijke gezondheid kon worden gemeten. De deelnemers

moesten de vragenlijsten vier keer invullen, in een interval van drie maanden. Er werden

cross-lagged correlaties berekend om de mogelijke relatie tussen emotioneel en psychologisch

welbevinden te onderzoeken.

Resultaten: Er waren sterke, positieve correlaties tussen emotioneel welbevinden over tijd en

ook sterke, positieve correlaties tussen psychologisch welbevinden over tijd. Bovendien

waren de cross-sectionele correlaties tussen emotioneel en psychologisch welbevinden sterk

en positief. De cross-lagged correlaties tussen emotioneel en psychologisch welbevinden

waren zwak, maar significant. Verder was er geen verschil in sterkte tussen de cross-lagged

correlaties van emotioneel en psychologisch welbevinden.

Conclusie: De relatie tussen emotioneel en psychologisch welbevinden is sterk, als er alleen

de cross- sectionele correlaties, dus per tijdstip, worden beschouwd. De cross-lagged

correlaties laten zien dat er geen verschil is tussen emotioneel welbevinden op een tijdstip en

psychologisch welbevinden op een ander tijdstip. Er blijkt dus dat er een wederkerige relatie

tussen emotioneel en psychologisch welbevinden bestaat en zij elkaar evenzeer beїnvloeden.

Page 4: De wederkerige relatie tussen emotioneel en psychologisch ...essay.utwente.nl/65651/1/Franzen, V.S. - s1195166...aspecten van het hedonistisch perspectief als aspecten van het eudemonisch

Inhoudsopgave

1. Inleiding…………………………………………………………………………………...1

1.1. Positieve Psychologie…………………………………………………………………1

1.2. Twee tradities binnen de Positieve Psychologie: Hedonisme & Eudemonisme……....2

1.3. Voorspellende factoren van welbevinden……………………………………………..3

1.4. Samenhang tussen emotioneel & psychologisch welbevinden……………………….5

2. Methode…………………………………………………………………………………...8

2.1. Procedure……………………………………………………………………………...8

2.2. Meetinstrumenten………………………………………………………………..........8

2.3. Statistische Analyse…………………………………………………………………...9

3. Resultaten………………………………………………………………………………..11

3.1. Analyse steekproefgegevens………………………………………………………....11

3.2. Correlaties tussen emotioneel en psychologisch welbevinden……………………....12

3.3. Cross-lagged correlaties……………………………………………………………...13

3.4. Verschil tussen afhankelijke, niet- overlappende correlaties………………………...14

4. Discussie………………………………………………………………………………….15

4.1 Sterke punten, beperkingen en aanbevelingen……………………………………….17

5. Referenties……………………………………………………………………………….20

Page 5: De wederkerige relatie tussen emotioneel en psychologisch ...essay.utwente.nl/65651/1/Franzen, V.S. - s1195166...aspecten van het hedonistisch perspectief als aspecten van het eudemonisch

1

1 Inleiding

Geluk is altijd een sterke wens geweest voor mensen. De vroege mensheid was al

geïnteresseerd in het bereiken van geluk, waardoor dit thema ook vaak voorkwam in literaire

en poëtische beschrijvingen. Binnen de filosofie werden geluk en welbevinden al door Plato

en Seneca beschreven, maar ook religies hebben hun bijdrage geleverd voor de fascinatie voor

geluk. Een aantal politieke ideologieën zijn gericht op de ideale samenleving door het streven

naar het ultieme geluk en binnen de sociologie wordt in verband met sociale, politieke en

economische aspecten gekeken naar de kwaliteit van leven. Maar hoe wordt geluk en

welbevinden binnen de psychologie beschouwd?

Binnen de psychologie was er in het verleden vooral aandacht voor menselijke

tekortkomingen, psychopathologie en ziekte. De interesse richtte zich op de determinanten

van geluk en welbevinden als de afwezigheid van psychologische problemen. Toch lijkt er een

verandering op gang te komen binnen het gezondheidssysteem. Volgens de World Health

Organization (WHO) is geestelijke gezondheid een positieve toestand die wordt omschreven

als “een toestand van welbevinden, waarin het individu zich bewust is van zijn eigen

mogelijkheden, om kan gaan met stress, productief en vruchtbaar kan werken en in staat is

een bijdrage te leveren aan de samenleving” (WHO, 2004). Hierdoor wordt duidelijk dat

geestelijke gezondheid ook de aanwezigheid van positieve emoties omvat en niet alleen de

afwezigheid van ziekte.

1.1 Positieve Psychologie

In het begin van de eenentwintigste eeuw introduceerden Martin Seligman en Mihalyi

Csikszentmihalyi als eerste deze heroverweging van de traditionele psychologie, Positieve

Psychologie genaamd (Seligman & Csikszentmihalyi, 2000). De Positieve Psychologie is een

nieuwe benadering voor het bestuderen van de positieve aspecten van het menselijk gedrag en

omvat alle gebieden van psychologisch onderzoek zoals ontwikkeling, beroep, lichamelijke

en geestelijke gezondheid (Delle Fave, Massimini & Bassi, 2011). Het doel van de Positieve

Psychologie is een verandering bereiken in de focus van de traditionele psychologie

(Seligman et al, 2000). Er wordt niet alleen gekeken naar het herstellen van negatieve

ervaringen, maar juist naar het opbouwen van positieve emoties. Op persoonlijk niveau

betekent dat belangstelling voor subjectieve ervaringen zoals welbevinden en tevredenheid,

optimisme en hoop voor de toekomst en geluk in de tegenwoordige tijd. Op groepsniveau

betekent het ook meer aandacht voor een betere samenleving door deugden zoals

Page 6: De wederkerige relatie tussen emotioneel en psychologisch ...essay.utwente.nl/65651/1/Franzen, V.S. - s1195166...aspecten van het hedonistisch perspectief als aspecten van het eudemonisch

2

verantwoordelijkheid, altruïsme en tolerantie (Seligman et al, 2000).

1.2 Twee tradities binnen de Positieve Psychologie: Hedonisme & Eudemonisme

Vanuit theoretisch perspectief zijn er twee filosofische tradities binnen de definitie van

welbevinden: het hedonistisch perspectief en het eudemonisch perspectief, allebei geworteld

in de oude Griekse filosofie.

Hedonisme beschrijft de opvatting dat welbevinden bestaat uit de subjectieve ervaring van

welbevinden, plezier en geluk (Kahnemann, Diener & Schwarz, 1999). In de literatuur wordt

het hedonistisch perspectief vaak beschreven als “subjective well-being” (SWB) of

“emotioneel welbevinden” (EW). Het welbevinden wordt als subjectief beschreven omdat

mensen de mate van welbevinden voor zichzelf evalueren. Over het algemeen wordt het

emotioneel welbevinden geïnterpreteerd als het ervaren van meer positieve gevoelens, het

verminderen van negatieve gevoelens en tevredenheid met het leven (Diener & Lukas, 1999).

Het ervaren van meer positieve gevoelens wordt gezien als gelukkig zijn en interesse en

plezier in het leven hebben. Het verminderen van negatieve gevoelens houdt in dat mensen

minder emoties als schuld, somberheid, angst of stress ervaren (Diener, Suh, Lucas en Smith,

1999). Levenstevredenheid betekent dat mensen een gevoel van voldoening en vrede ervaren.

Er bestaat dus slechts een klein verschil tussen hun behoeften en wensen en wat zij

daadwerkelijk bereiken of presteren (Lamers, Westerhof, Bohlmeijer, ten Klooster, Keyes,

2010).

Uit de definitie wordt duidelijk dat enerzijds de affectieve factor een rol speelt door het

ervaren van meer positieve gevoelens en minder negatieve gevoelens en dat anderzijds de

cognitieve evaluatie van belang blijkt te zijn, welke wordt uitgedrukt in tevredenheid met het

leven. Uit recent onderzoek van Gallagher, Lopez en Preacher (2009) komt echter naar voren

dat alleen positieve gevoelens en levenstevredenheid belangrijk zijn voor emotioneel

welbevinden. In dit onderzoek wordt hier eveneens vanuit gegaan.

Eudemonisme houdt in dat mensen hun potentiaal kunnen verwezenlijken (Waterman, 1993).

Deze theorie stelt dat welbevinden niet zozeer een uitkomst of eindtoestand is, maar een

proces om in de samenleving te kunnen functioneren (Keyes, 2002; Decy & Ryan, 2006).

Binnen het eudemonisch perspectief wordt welbevinden ook gezien als het resultaat van

positieve doelen (Ryan, Huta & Deci, 2006). Ryff (1989) ontwikkelde als eerste een model

van “psychologisch welbevinden” (PB) gebaseerd op het werk van humanistische en klinische

psychologen zoals Jung, Maslow, Allport, Rogers en Erikson. Het model omvat zes dimensies:

zelfacceptatie, persoonlijke groei, doel in het leven, omgevingsbeheersing, autonomie en

Page 7: De wederkerige relatie tussen emotioneel en psychologisch ...essay.utwente.nl/65651/1/Franzen, V.S. - s1195166...aspecten van het hedonistisch perspectief als aspecten van het eudemonisch

3

positieve relaties. Dat betekent dat psychologisch welbevinden een positieve evaluatie van het

verleden en de tegenwoordige tijd van een persoon, een gevoel van voortdurende groei en

ontwikkeling als persoon, het gevoel dat het leven doelgericht en zinvol is, het vermogen om

effectief zijn omgeving te kunnen beheersen, een gevoel van zelfbeschikking en het tot stand

komen van kwalitatief goede relaties met anderen omvat. Kort gezegd omvat psychologisch

welbevinden de ontwikkeling en zelfontplooing van het individu.

Uit de literatuur blijkt dat er onderscheid wordt gemaakt tussen de componenten van

welbevinden (Lent, 2004; Ryan & Deci, 2001) en dat emotioneel en psychologisch

welbevinden cruciaal blijken te zijn voor geestelijke gezondheid (Keyes, 2005, 2007). Dat

betekent dat welbevinden kan worden opgevat als een veelzijdig verschijnsel dat zowel

aspecten van het hedonistisch perspectief als aspecten van het eudemonisch perspectief bevat.

Er is echter nog weinig bekend over in hoeverre deze verschillende componenten

samenhangen en wat er verandert als het emotioneel en psychologisch welbvinden over een

langere tijd worden beschouwd.

1.3 Voorspellende factoren van welbevinden

Er blijken factoren te bestaan die van grote invloed zijn op het welbevinden van mensen. Voor

het huidig onderzoek is het van belang deze factoren te beschouwen om een algemeen beeld

van welbevinden op te kunnen richten en de concepten van emotioneel en psychologisch

welbevinden in een context te kunnen plaatsen. Allereerst blijkt persoonlijkheid een

voorspellende factor van emotioneel welbevinden te zijn (Diener en Lucas, 1999). Hierbij

spelen drie factoren een rol: temperamental predisposition, persoonlijkheidstrekken, en

samenhang tussen persoonlijkheid en omgevingsfactoren (Diener et al, 1999). De eerste

factor temperamental predisposition houdt in dat mensen gelukkig of ongelukkig worden

geboren, vanwege verschillen in hun biologische aanleg. Tellegen et al (1988) hebben

gevonden dat eeneiige tweelingen die apart zijn opgegroeid, meer overeenkomsten hebben

dan twee-eiige tweelingen die samen zijn opgegroeid. Tellegen (1988) concludeerde dat 40%

van de variantie in emotioneel welbevinden kan worden verklaard door genetica. Ook uit

onderzoek van Braungart, Plomin, De Fries en Fulker (1992) bleek dat emotioneel

welbevinden voor een groot deel kan worden verklaard door erfelijkheid.

Binnen het onderzoek naar de tweede factor persoonlijkheidstrekken spelen Extraversie en

Neuroticisme volgens Costa en McCrae (1980) een grote rol. Zij stellen dat Extraversie vooral

positieve gevoelens en Neuroticisme vooral negatieve gevoelens beïnvloedt. Verder bleek uit

hun onderzoek dat extraverte mensen gelukkiger zijn dan introverte mensen. Volgens hun

Page 8: De wederkerige relatie tussen emotioneel en psychologisch ...essay.utwente.nl/65651/1/Franzen, V.S. - s1195166...aspecten van het hedonistisch perspectief als aspecten van het eudemonisch

4

definitie van Extraversie dragen deze eigenschappen bij aan een positieve voldoening en

levenstevredenheid, hoewel ze het effect van negatieve gebeurtenissen niet kunnen

verminderen (Costa en McCrae, 1980). De resultaten van Fujita, Diener en Sandvik (1991)

lieten bovendien zien dat mensen met een hoge score op Extraversie een goed emotioneel

welbevinden hebben en dat mensen met een lage score op Neuroticisme een slecht emotioneel

welbevinden hebben.

De derde factor samenhang tussen persoonlijkheid en omgevingsfactoren laat zien dat

huwelijk, geslacht, etniciteit en leeftijd invloed kunnen hebben op het emotioneel

welbevinden (Costa, McCrae, Zonderman, 1987). Costa et. al (1987) concludeerden echter dat

welbevinden beter te voorspellen is door de ontwikkeling van één persoon gedurende een

bepaalde periode te beschouwen dan door omgevingsfactoren te benoemen die een goed

welbevinden zouden kunnen garanderen. Uit onderzoek kwam naar voren dat mensen in staat

zijn om zich snel aan omgevingsfactoren aan te passen, waardoor dus ook mensen met een

ernstige ziekte gelukkig kunnen zijn (Costa en McCrae, 1980). Er wordt dus duidelijk dat

persoonlijkheid wel impact heeft op het welbevinden, maar slechts een kleine variantie kan

verklaren. Ander onderzoek toont aan dat er slechts een bescheiden correlatie bestaat tussen

levensomstandigheden en emotioneel welbevinden. Campell, Converse en Rodgers (1976)

schatten dat tien factoren, waaronder inkomen, aantal vrienden, geloof, intelligentie en

onderwijs samen slechts 15 % van de variantie van emotioneel welbevinden kunnen verklaren.

Campell et al (1976) en Diener, Sandvik en Seidlitz (1993) hebben binnen landen een zwakke

positieve relatie tussen inkomen en emotioneel welbevinden gevonden. Dat betekent dat rijke

mensen gemiddeld iets gelukkiger zijn dan arme mensen. Nog opvallender is dat objectieve

lichamelijke gezondheid nauwelijks correleert met emotioneel welbevinden (Okun en George,

1984). Bijkomende onderzoeken openbaarden dat mensen zich zeer snel kunnen aanpassen

aan de meeste omstandigheden. Zoals Costa en McCrae (1980) al lieten zien en ook Suh,

Diener en Fujita (1996) uitvonden hebben belangrijke gebeurtenissen binnen drie maanden al

geen effect meer op het welbevinden. Dat betekent dat alleen recente gebeurtenissen invloed

hebben op het webevinden.

Er is dus al veel onderzoek verricht naar de samenhang tussen bepaalde factoren en

psychologisch en emotioneel welbevinden. Inkomen, persoonlijkheid of lichamelijke

gezondheid blijken wel invloed op het welbevinden te hebben, maar geen toereikende

verklaringen te kunnen bieden voor de fluctuaties. Het valt op dat er voor emotioneel

welbevinden enkele voorspellende factoren zijn, terwijl er voor psychologisch welbevinden

minder bekend is over voorspellende factoren. Het is dus juist van belang om de directe

Page 9: De wederkerige relatie tussen emotioneel en psychologisch ...essay.utwente.nl/65651/1/Franzen, V.S. - s1195166...aspecten van het hedonistisch perspectief als aspecten van het eudemonisch

5

relatie tussen componenten van emotioneel en psychologisch welbevinden verder te

onderzoeken en te bestuderen of ze elkaar beїnvloeden en zo ja, in welke mate.

1.4 Samenhang tussen emotioneel & psychologisch welbevinden

Een cross-sectioneel onderzoek van Compton, Smith, Cornish en Qualls (1996) toont aan dat

er een matige correlatie bestaat tussen emotioneel welbevinden en persoonlijke groei, een

factor van psychologisch welbevinden. Deze resultaten suggereren dat er niet alleen een

onderscheid kan worden gemaakt tussen het hedonistisch perspectief en het eudemonisch

perspectief, maar dat dit ook overlappende factoren zijn die samen invloed hebben op het

welbevinden van mensen. Gallagher et al (2009) stellen dat er een mogelijke covariantie

bestaat tussen de dimensies van welbevinden. Dat zou kunnen betekenen dat een toename of

afname in een dimensie van welzijn kan leiden tot verdere stijgingen of dalingen binnen een

andere dimensie.

Deze hypothese wordt ondersteund door onderzoek van Steger, Kashdan en Oishi (2008). Zij

hebben een zwakke tot matige relatie gevonden tussen het psychologisch welbevinden en een

hogere mate van levenstevredenheid, zin in het leven en positieve gevoelens. Er kwam vooral

naar voren dat het uitvoeren van dagelijks eudemonisch gedrag was geassocieerd met

verbeterd hedonistisch welbevinden, zowel op dagen waarop deze gedragingen werden

uitgevoerd, als op de daarop volgende dagen. Bovendien blijkt het eudemonisch perspectief in

de praktijk beter toepasbaar te zijn (Ryff en Singer, 1996). Binnen de Well-being therapy gaat

het vooral om het vergroten van het potentieel en de persoonlijke kracht van de mensen (Fava

& Ruini, 2002), waardoor de mate van welbevinden toeneemt. Het model van psychologisch

welbevinden (Ryff, 1989) is kennelijk ook geschikt voor mensen met affectieve stoornissen

(Fava et al, 2002; Rafanelli et al, 2000, 2002).

King en Napa (1998) vonden dat mensen geluk en betekenis waarnemen als determinanten

voor levenstevredenheid. Bovendien werd uit een kwalitatief onderzoek onder mensen van

middelbare en hogere leeftijd duidelijk dat plezier en uitdagingen van groot belang zijn voor

het welbevinden (Ryff, 1989). Ook Waterman (1993) vond een correlatie tussen hedonistisch

plezier en persoonlijke expressie, al werd persoonlijke expressie meer geassocieerd met

uitdaging en het vervullen van het eigen potentieel. Uit onderzoek van Lamers et. al (2010)

blijkt er een matige correlatie van 0.52 tussen psychologisch en emotioneel welbevinden te

zijn. Keyes et. al (2002) vonden daarentegen een sterkere positieve correlatie tussen de

componenten van psychologisch en emotioneel welbevinden (r=0.84). De gevonden

Page 10: De wederkerige relatie tussen emotioneel en psychologisch ...essay.utwente.nl/65651/1/Franzen, V.S. - s1195166...aspecten van het hedonistisch perspectief als aspecten van het eudemonisch

6

correlaties verkregen uit cross-sectioneel onderzoek blijken redelijk met elkaar overeen te

komen en duiden erop dat er een significant correlatie bestaat tussen het hedonistisch en

eudemonisch perspectief. Toch blijkt de sterkte van de correlatie te variëren. Zoals altijd bij

cross-sectioneel onderzoek is het echter moeilijk om causaliteit te constateren. Er bestaat

onenigheid over of psychologisch welbevinden wordt veroorzaakt door het emotioneel

welbevinden of juist andersom, of dat ze elkaar beїnvloeden.

De broaden-and-build theorie constateert bijvoorbeeld, dat positieve emoties, waaronder

geluk, interesse, tevredenheid, trots en liefde, het vermogen hebben om het repertoire van

gedachten en handelingen uit te breiden (Frederickson, 1998; 2001). Dat houdt verder in dat

mensen strategieën en hulpmiddelen oprichten, om beter met de omgeving om te kunnen gaan.

Uit onderzoek blijkt, dat mensen die positieve emoties ervaren, mogelijk ook in staat zijn om

hun psychologisch welbevinden te verbeteren (Frederickson, 2001). Deze bevinding wordt

ondersteund door onderzoek van Folkman en Moskowitz (2000), waaruit blijkt dat het

ervaren van positieve emoties tijdens chronische stress helpt om beter met deze situaties om te

kunnen gaan. Dat wijst erop, dat emotioneel welbevinden invloed heeft op psychologische

resourcen en uiteindelijk op het psychologisch welbevinden (Frederickson & Joiner, 2002).

Echter wordt door de broaden-and-build theorie ook duidelijk dat het psychologisch

weerstandsvermogen weliswaar wordt beїnvloed door positieve emoties, maar dat een goed

psychologisch welbevinden eveneens bevorderlijk is om positieve emoties te kunnen ervaren

(Tugade & Frederickson, 2004).

Een andere theorie die toelichting kan geven is de zelf-determinantie theorie. Volgens deze

theorie wordt het welbevinden over het algemeen bepaald door de vervulling van drie

fundamentele psychologische behoeftes. Deze drie behoeftes worden onder autonomie,

competentie en betrokkenheid samengevat (Ryan & Deci, 2000). De zelf-determinatie theorie

komt daarom overeen met het concept van psychologisch welbevinden, dat onder andere het

verwezenlijken van het eigen potentiaal omvat (Waterman, 1993). Er wordt de nadruk gelegd

op het bereiken van persoonlijke doelen en het volledig kunnen functioneren van mensen. De

zelf-determinatie theorie veronderstelt dus, dat het tegemoetkomen van fundamentele

psychologische behoeftes bevorderlijk is voor het emotioneel welbevinden, omdat mensen

daardoor meer positieve emoties ondergaan (Ryan & Deci, 2001; Ryan, Huta, Deci, 2006).

Met andere woorden, het emotioneel welbevinden wordt beїnvloed door het psychologisch

welbevinden.

Vanuit het theoretisch kader wordt duidelijk, dat er veel discussie over is in hoeverre

emotioneel en psychologisch welbevinden samenhangen. Door een cross-lagged longitudinal

Page 11: De wederkerige relatie tussen emotioneel en psychologisch ...essay.utwente.nl/65651/1/Franzen, V.S. - s1195166...aspecten van het hedonistisch perspectief als aspecten van het eudemonisch

7

onderzoek zou het mogelijk kunnen zijn om de causaliteit tussen de twee concepten van

welbevinden te toetsen of het ten minste meer plausibel te maken. Hierbij worden de

gegevens van dezelfde personen van verschillende tijdstippen verzameld om de verandering

of stabiliteit van bepaalde kenmerken te onderzoeken. Door deze methode toe te passen

kunnen er beter uitspraken worden gedaan over dynamische processen tussen het emotioneel

en psychologisch welbevinden.

Het doel van dit onderzoek is de relatie tussen psychologisch en emotioneel welbevinden in

een longitudinale studie nader te onderzoeken met behulp van een cross-lagged panel design.

Page 12: De wederkerige relatie tussen emotioneel en psychologisch ...essay.utwente.nl/65651/1/Franzen, V.S. - s1195166...aspecten van het hedonistisch perspectief als aspecten van het eudemonisch

8

2 Methode

2.1 Procedure

De data van de respondenten is verkregen uit het LISS panel (Longitudinal Internet Studies

for the Social Sciences). Het LISS panel is een onderdeel van het MESS project

(Measurement and Experimentation in the Social Sciences) en wordt gemanaged door het

CentERdata in Tilburg, Nederland. Het bestaat uit 5000 huishoudens en omvat 8000

individuen. Het panel is gebaseerd op een aselecte steekproef van huishoudens, getrokken uit

het bevolkingsregister van Nederland. Leden van het panel worden gevraagd om elke maand

online vragenlijsten in te vullen. Voor dit onderzoek werd er gebruik gemaakt van 1662

respondenten uit het panel. De vragenlijsten werden voor dit onderzoek op vier verschillende

tijdstippen afgenomen, met een tussenperiode van drie maanden: december 2007 (T0), maart

2008 (T1 ), juni 2008 (T2 ) en september 2008 (T3 ). Het onderzoek liep in totaal over een

periode van negen maanden.

2.2 Meetinstrumenten

Welbevinden

De Mental Health Continuum-Short Form (MHC-SF; Keyes et. al, 2008; Lamers et. al, 2011)

is een zelfrapportage vragenlijst die positieve geestelijke gezondheid meet. Deze verkorte

versie is gebaseerd op de Mental Health Continuum-Long Form (MHC-LF). De lange versie

bestaat uit 40 items en is gebaseerd op onderzoek naar emtioneel, psychologisch en sociaal

welbevinden (Keyes, 2002). De verkorte versie bestaat uit 14 items en meet het emotioneel

welbevinden (3 items), het psychologisch welbevinden (6 items) en het sociaal welbevinden

(5 items). Het sociaal welbevinden wordt in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten.

Volgens de definitie hoort bij emotioneel welbevinden het concept levenstevredenheid en

positieve gevoelens. Een item is bijvoorbeeld “In de afgelopen maand, hoe vaak had u het

gevoel dat u gelukkig was?”. Psychologisch welbevinden bestaat in de MHC-SF uit: zelf-

acceptatie, persoonlijke groei, een doel in het leven, omgevingsbeheersing, autonomie en

positieve relaties. Voor elk onderdeel is één item bedacht, zoals bijvoorbeeld het item voor

persoonlijke groei: “In de afgelopen maand, hoe vaak had u het gevoel dat u werd uitgedaagd

om te groeien of een beter mens te worden?”. De items worden gescoord op een 6-puntschaal

van ‘nooit’ (0) ‘tot elke dag’ (5). Een hoge score betekent dus een goede positieve geestelijke

Page 13: De wederkerige relatie tussen emotioneel en psychologisch ...essay.utwente.nl/65651/1/Franzen, V.S. - s1195166...aspecten van het hedonistisch perspectief als aspecten van het eudemonisch

9

gezondheid. De MHC-SF laat een hoge betrouwbaarheid en validiteit in Zuid- Afrika (Keyes

et. al, 2008) en de Verenigde Staten (Keyes, Eisenberg, Dhingra, Perry & Dube, under review)

zien. Ook de Nederlandse versie van de MHC-SF heeft goede psychometrische

eigenschappen (Lamers et. Al, 2011). Cronbach's alpha was in dit onderzoek 0.83 voor zowel

emotioneel welbevinden als psychologisch welbevinden.

2.3 Statistische Analyse

De analyses werden uitgevoerd met het Statistical Program for Social Sciences (SPSS), versie

22.0. Eerst werden de demografische gegevens van de respondenten zoals geslacht, leeftijd,

opleiding, burgerlijke staat en nationaliteit geanalyseerd. Vervolgens werd er voor alle

deelnemers naar de wederkerige relatie tussen emotioneel en psychologisch welbevinden

gekeken. Hiervoor werd gebruik gemaakt van een cross-lagged panel design (Figuur 1). Dit

wordt vooral gehanteerd om de richting van een samenhang te onderzoeken. Met een cross-

lagged panel design wordt geprobeerd om causaliteit aan te tonen. Binnen dit model zijn drie

soorten verbanden belangrijk: Autocorrelaties, synchrone correlaties en cross-lagged

correlaties (Kenny, 1975; Clegg, Jackson & Wall, 1977). Autocorrelaties zijn correlaties

tussen dezelfde variabele, gemeten op verschillende tijdstippen. Door middel van

autocorrelaties wordt de stabiliteit over een periode gemeten. In dit geval is dat de samenhang

tussen het emotioneel welbevinden op de vier tijdstippen en de samenhang tussen het

psychologisch welbevinden op de vier tijdstippen (A). Synchrone correlaties zijn correlaties

tussen verschillende variabelen, gemeten op dezelfde tijdstip. Zo worden er cross-sectionele

correlaties tussen emotioneel welbevinden en psychologisch welbevinden berekend voor T0,

T1, T2 en T3 (B). De cross-lagged correlaties zijn correlaties tussen verschillende variabelen,

gemeten op verschillende tijdstippen. Dat houdt in dat bijvoorbeeld de relatie tussen

emotioneel welbevinden op tijdstip T0 en psychologisch welbevinden op tijdstip T1 wordt

beschouwd (C).

Page 14: De wederkerige relatie tussen emotioneel en psychologisch ...essay.utwente.nl/65651/1/Franzen, V.S. - s1195166...aspecten van het hedonistisch perspectief als aspecten van het eudemonisch

10

Figuur 1

Cross-lagged panel model

Note. A = autocorrelaties

B = synchrone correlaties

C= cross-lagged correlaties

De autocorrelaties en synchrone correlaties werden berekend door middel van een zero-order

correlatieanalyse met behulp van de correlatiecoëfficiënt Pearson. Over het algemeen geldt

dat een Pearson correlatiecoëfficiënt tot en met 0.1 een zwakke correlatie weergeeft, een

coëfficiënt tot en met 0.3 een matige correlatie, en een coëfficiënt tot en met 0.5 een sterke

correlatie (Huizingh, 2010). Vervolgens werden er partiële correlaties uitgevoerd om de

cross-lagged correlaties te berekenen. Deze geven een overzicht van het al dan niet lineair

samenhangen van twee variabelen gedurende de periode, als voor het effect van

autocorrelaties wordt gecorrigeerd.

Ten slotte werd er een Zr-Based Pearson-Filon (ZPF) procedure uitgevoerd volgens

Raghunathan, Rosenthal en Rubin (1996) om het verschil tussen de cross-lagged correlatie

van emotioneel en psychologisch welbevinden op T1 en T2 nader te onderzoeken.

Emotioneel

welbevinden

T0

Emotioneel

welbevinden

T1

Emotioneel

welbevinden

T2

Emotioneel

welbevinden

T3

Psychologisch

welbevinden T0

Psychologisch

welbevinden

T1

Psychologisch

welbevinden

T2

Psychologisch

welbevinden

T3

A A A

A A A

B B B B C C C

Page 15: De wederkerige relatie tussen emotioneel en psychologisch ...essay.utwente.nl/65651/1/Franzen, V.S. - s1195166...aspecten van het hedonistisch perspectief als aspecten van het eudemonisch

11

3 Resultaten

3.1 Analyse steekproefgegevens

Een representatieve steekproef van 1662 Nederlandse respondenten heeft de Mental Health

Continuum-Short Form op vier verschillende tijdstippen ingevuld. Er hebben 828 mannen en

834 vrouwen geparticipeerd. De meeste respondenten waren tussen de 30 jaar en 64 jaar en

het grootste deel van de deelnemers had een MBO of HBO diploma. Daarnaast was de helft

van de deelnemers gehuwd en was de meerderheid van de respondenten Nederlander. De

belangrijkste sociodemografische gegevens zijn weergegeven in tabel 1.

Tabel 1

Demografische gegevens van deelnemers uit het LISS panel

Kenmerk Deelnemers (n=1662) Procent

Geslacht

Man

Vrouw

828

834

49.8%

50.2%

Leeftijd (in CBS- categorieën)

18- 29 jaar

30-49 jaar

50-64 jaar

65 jaar en ouder

381

472

440

369

22.9%

28.4%

26.5%

22.2%

Hoogste opleiding met diploma

Basisonderwijs

VMBO

HAVO/VWO

MBO

HBO

WO

Anders

Nog geen onderwijs afgerond

72

431

193

365

373

133

66

28

4.3%

25.9%

11.6%

22.0%

22.4%

8.0%

4.0%

1.7%

Burgerlijke staat

Gehuwd

Gescheiden van tafel en bed

Gescheiden

Weduwe/weduwenaar

Nooit getrouwd

882

5

165

101

509

53.1%

0.3%

9.9%

6.1%

30.6%

Nationaliteit

Geen allochtoon

Vader niet in Nederland geboren

Moeder niet in Nederland geboren

Ouders niet in Nederland geboren

Zelf niet in Nederland geboren

Zelf en vader niet in Nederland geboren

Zelf en moeder niet in Nederland geboren

Zelf en ouders niet in Nederland geboren

1381

76

30

27

28

5

5

110

83.1%

4.6%

1.8%

1.6%

1,7%

0.3%

0.3%

6.6%

Page 16: De wederkerige relatie tussen emotioneel en psychologisch ...essay.utwente.nl/65651/1/Franzen, V.S. - s1195166...aspecten van het hedonistisch perspectief als aspecten van het eudemonisch

12

3.2 Correlaties tussen emotioneel en psychologisch welbevinden

In onderstaande tabel worden de autocorrelaties en synchrone correlaties van psychologisch

en emotioneel welbevinden per tijdstip weergegeven.

Allereerst werd gekeken naar de autocorrelaties van zowel emotioneel als psychologisch

welbevinden. De correlaties tussen de verschillende tijdstippen van emotioneel welbevinden

en psychologisch welbevinden waren sterk significant (p<0.01) en positief, met r’s tussen

0.60 en 0.73. Dit wijst erop dat er een positieve samenhang bestaat tussen emotioneel

welbevinden op T1, T2, T3 en T4 en psychologisch welbevinden op de vier tijdstippen.

Vervolgens werd gekeken naar de synchrone correlaties tussen emotioneel welbevinden en

psychologisch welbevinden. Deze cross-sectionele correlaties zijn eveneens sterk significant

(p<0.01) en positief, met r’s tussen 0.60 en 0.63. Dat betekent dat er een een positieve

samenhang bestaat tussen emotioneel en psychologisch welbevinden op alle tijdstippen. Over

het algemeen waren de synchrone correlaties sterk, maar enigzins zwakker dan de

autocorrelaties.

Tabel 2

Pearson correlatiecoëfficienten voor de correlatie tussen emotioneel en psychologisch welbevinden

over de vier tijdstippen

Emotioneel welbevinden Psychologisch welbevinden

T0 T1 T2 T3 T0 T1 T2 T3

Emotioneel welbevinden

0.61**

0.70**

0.69**

0.60**

0.63**

0.61**

0.62**

T0

T1

T2

T3

Psychologisch welbevinden

0.60**

0.63**

0.61**

0.62**

0.60**

0.70**

0.73**

T0

T1

T2

T3

Note. Onderstreepte correlaties zijn autocorrelaties

Cursief gedrukte correlaties zijn synchrone correlaties

** p<0.01

Page 17: De wederkerige relatie tussen emotioneel en psychologisch ...essay.utwente.nl/65651/1/Franzen, V.S. - s1195166...aspecten van het hedonistisch perspectief als aspecten van het eudemonisch

13

3.3 Cross lagged correlaties

Vervolgens werd met behulp van partiële correlaties gekeken naar de cross-lagged correlaties,

waarbij er gecontroleerd werd voor de autocorrelaties. Er werd duidelijk dat er een zwakke,

maar significante correlatie bestond (r=0.14) tussen emotioneel welbevinden op tijdstip T0 en

psychologisch welbevinden op tijdstip T1, als er gecontroleerd werd voor de autocorrelatie

van psychologisch welbevinden. Eveneens als er gecontroleerd werd voor de autocorrelatie

van emotioneel welbevinden was er een zwakke, maar significante correlatie (r=0.14). Dit

effect werd niet gevonden tussen emotioneel welbevinden op tijdstip T1 en psychologisch

welbevinden op tijdstip T2 als er gecontroleerd werd voor de autocorrelatie van psychologisch

welbevinden (r=0.06). Dat betekent dat er in dit geval geen samenhang bestaat tussen

emotioneel welbevinden en psychologisch welbevinden over de tijd. Er bestond daarentegen

een matig significante correlatie tussen psychologisch welbevinden op tijdstip T1 en

emotioneel welbevinden op tijdstip T2 als er gecontroleerd wordt voor de autocorrelatie van

emotioneel welbevinden (r=0.19). Bij de daaropvolgende cross-lagged correlatie is er een

vergelijkbaar effect gevonden zoals tussen T0 en T1 maar met iets zwakkere correlaties. Voor

emotioneel welbevinden op tijdstip T2 en psychologisch welbevinden op tijdstip T3 is er een

zwakke correlatie gevonden, als er gecontroleerd werd voor de autocorrelatie van

psychologisch welbevinden (r=0.12). Eveneens als er gecontroleerd werd voor de

autocorrelatie van emotioneel welbevinden bleek er een zwakke, maar significante correlatie

te zijn (r=0.12). Deze bevindingen geven aan dat er significante cross-lagged correlaties

bestaan, maar er geen verschil tussen psychologisch en emotioneel welbevinden herkenbaar is.

Figuur 2 laat een volledig cross-lagged panel model van emotioneel en psychologisch

welbevinden zien.

Page 18: De wederkerige relatie tussen emotioneel en psychologisch ...essay.utwente.nl/65651/1/Franzen, V.S. - s1195166...aspecten van het hedonistisch perspectief als aspecten van het eudemonisch

14

Figuur 2

Cross-lagged panel model van emotioneel en psychologisch welbevinden over de vier

tijdstippen

3.4 Verschil tussen afhankelijke, niet-overlappende correlaties

Uit de analyse van de cross lagged correlaties kwam naar voren dat twee correlaties van het

algemeen patroon afweken. Er werd daarom gekozen om de ZPF-score van emotioneel

welbevinden op T1 en psychologisch welbevinden op T2 (r=0.06) en de score van

psychologisch welbevinden op T1 en emotioneel welbevinden op T2 (r=0.19) te berekenen.

Het verschil tussen deze twee cross-lagged correlaties bleek signifiant (Z=-6.895, p<0.01).

Het effect van psychologisch welbevinden op emotioneel welbevinden was dus sterker dan

het effect van emotioneel welbevinden op psychologisch welbevinden op de tijdstippen T1 en

T2. Er zijn geen verschillen tussen de cross-lagged correlaties op de overige meetmomenten

gevonden.

Note. ** p<0.01

a. ZPF ** p <0.01

Emotioneel

welbevinden

T0

Emotioneel

welbevinden

T1

Emotioneel

welbevinden

T2

Emotioneel

welbevinden

T3

Psychologisch

welbevinden

T0

Psychologisch

welbevinden

T1

Psychologisch

welbevinden

T2

Psychologisch

welbevinden

T3

0.61** 0.70** 0.69**

0.60** 0.70** 0.73**

0.60** 0.63** 0.61** 0.62**

0.14** 0.06 0.12**

0.14** 0.19** 0.12**

a

Page 19: De wederkerige relatie tussen emotioneel en psychologisch ...essay.utwente.nl/65651/1/Franzen, V.S. - s1195166...aspecten van het hedonistisch perspectief als aspecten van het eudemonisch

15

4 Discussie

Het doel van dit onderzoek was de relatie tussen emotioneel en psychologisch welbevinden

nader te onderzoeken in een longitudinale studie met behulp van een cross-lagged panel

design. Door middel van de bevindingen uit dit onderzoek kunnen er drie conclusies worden

getrokken wat betreft de relatie tussen emotioneel en psychologisch welbevinden. Ten eerste

blijken zowel emotioneel welbevinden als psychologisch welbevinden redelijk stabiel te zijn

over de tijd, aangezien er sterke autocorrelaties tussen deze twee constructen zijn aangetroffen.

Ten tweede zijn er sterke synchrone correlaties naar voren gekomen tussen emotioneel en

psychologisch welbevinden. Dat betekent dat emotioneel en psychologisch welbevinden per

tijdstip sterk correleren. Er zijn bovendien cross-lagged correlaties tussen emotioneel en

psychologisch welbevinden gevonden. Dat houdt in dat ze elkaar over de tijd beїnvloeden.

Bovendien bleek er één significant verschil tussen deze cross- lagged correlaties op T2 en T3

te bestaan. Het effect van psychologisch welbevinden op emotioneel welbevinden bleek op dit

tijdstip sterker te zijn dan het effect van emotioneel welbevinden op psychologisch

welbevinden. Aangezien er maar één significant verschil is gevonden, lijkt dit echter meer op

toeval gebaseerd dan een consistente bevinding te zijn.

Vanuit het volledige cross-lagged panel analyses kan worden geconcludeerd dat er weliswaar

significante cross-lagged correlaties bestaan tussen emotioneel en psychologisch welbevinden,

maar ook dat deze correlaties over het algemeen even sterk zijn. Dat duidt erop dat er geen

sprake van kan zijn dat één type welbevinden meer invloed heeft op een ander, voornamelijk

wat betreft wederzijdse beїnvloeding. De belangrijkste bevinding uit dit onderzoek is dus dat

er een wederkerige relatie lijkt te bestaan tussen emotioneel welbevinden en psychologisch

welbevinden over tijd.

De positieve, synchrone correlaties tussen emotioneel en psychologisch welbevinden komen

overeen met het onderzoek van Lamers et. al (2010) en Keyes et. al (2002). In hun onderzoek

werden er matige tot sterke correlaties tussen emotioneel en psychologisch welbevinden

gevonden. De gevonden correlaties in dit onderzoek en de correlaties uit eerder onderzoek

laten dus zien dat er een positieve relatie bestaat tussen emotioneel en psychologisch

welbevinden, dus tussen het hedonistisch en eudemonisch perspectief. De sterkte van de

correlaties blijkt echter te variëren. Gallagher et al (2009) stellen dat er een mogelijke

covariantie is tussen het hedonistisch perspectief en het eudemonisch perspectief. Ook Steger,

Kashdan en Oishi (2008) hebben in hun experiment laten zien dat het uitoefenen van dagelijks

eudemonisch gedrag geassocieerd was met verbeterd hedonistisch welbevinden.

Page 20: De wederkerige relatie tussen emotioneel en psychologisch ...essay.utwente.nl/65651/1/Franzen, V.S. - s1195166...aspecten van het hedonistisch perspectief als aspecten van het eudemonisch

16

Dienovereenkomstig is de Well-being therapy erop gebaseerd het potentieel en de

persoonlijke kracht van de cliënten te vergroten, waardoor de mate van emotioneel

welbevinden toe zou nemen (Fava en Ruini, 2002). Deze bevindingen worden alleen voor een

deel ondersteund door het huidige onderzoek. Er zijn wel correlaties over tijd gevonden

tussen psychologisch en emotioneel welbevinden, maar er zijn geen aanwijzingen

aangetroffen dat het psychologisch welbevinden het emotioneel welbevinden zou kunnen

voorspellen. Hetzelfde geldt voor de broader-and-build theorie van Frederickson (2000).

Volgens deze theorie lijkt het erop alsof mensen met een goed emotioneel welbevinden in

staat zijn door positieve emoties hun psychologisch welbevinden te kunnen verbeteren. Er kan

binnen het huidig onderzoek wel aangetoond worden, dat er een correlatie bestaat tussen

emotioneel en psychologisch welbevinden over tijd, maar niet, dat het emotioneel

welbevinden het psychologisch welbevinden zou kunnen voorspellen. Het blijkt over het

algemeen niet mogelijk te zijn een consistent patroon te vinden waaruit duidelijk wordt in

hoeverre er sprake kan zijn van afhankelijkheid of voorspelling. De relatie tussen emotioneel

en psychologisch welbevinden lijkt in dit onderzoek wederkerig te zijn, wat inhoudt dat deze

twee concepten evenzeer op elkaar van invloed zijn.

Deze uitkomsten kunnen te maken hebben met het feit dat de concepten van emotioneel en

psychologisch welbevinden toch veel overlap hebben en nauw samenhangen. Dit wordt door

onderzoek van Compton, Smith, Cornish en Qualls (1996) bevestigd. Zij hebben aangetoond

dat er een matige correlatie bestaat tussen emotioneel welbevinden en persoonlijke groei, een

factor van psychologisch welbevinden. Er blijken dus overlappende factoren te zijn die op

beide van toepassing zijn.

Verder is het belangrijk op te merken dat het derde concept van welbevinden, sociaal

welbevinden, buiten beschouwing is gelaten binnen dit onderzoek. Keyes (2002) stelde het

model van sociaal welbevinden voor omdat volgens hem welbevinden behalve het persoonlijk

niveau ook de samenleving betreft. Zijn model is gebaseerd op het werk van sociologen zoals

Durkheim en Marx en heeft vijf dimensies: sociale acceptatie, sociale actualisatie, sociale

contributie, sociale coherentie en sociale integratie. Deze vijf elementen duiden aan of en in

welke mate individuen sociale uitdagingen op kunnen lossen en goed kunnen functioneren in

hun sociale wereld (Gallagher, Lopez & Preacher, 2009). Het derde element van de zelf-

determinantie theorie, betrokkenheid, duidt eveneens aan dat interactie met en waardering van

de sociale omgeving van belang is voor het welbevinden. Dat wijst erop, dat het sociaal

welbevinden van inlvoed zou kunnen zijn op de interactie van emotioneel en psychologisch

welbevinden.

Page 21: De wederkerige relatie tussen emotioneel en psychologisch ...essay.utwente.nl/65651/1/Franzen, V.S. - s1195166...aspecten van het hedonistisch perspectief als aspecten van het eudemonisch

17

Daarnaast moet in overweging worden genomen in hoeverre er bijkomende factoren een

modererend effect kunnen hebben op de relatie tussen emotioneel en psychologisch

welbevinden. Factoren zoals persoonlijkheid, inkomen, en intelligentie blijken vooral van

invloed te zijn op emotioneel welbevinden. Er is echter niet bekend in hoeverre deze factoren

de relatie tussen de twee concepten van welbevinden direct beїnvloeden.

Een andere mogelijke interpretatie is dat er een verschil bestaat tussen geestelijk gezonde

mensen en mensen met pathologische gedragspatronen. Fava et al (2002) en Rafanelli et al

(2000,2002) nemen aan dat het model van psychologisch welbevinden (Ryff, 1989)

geschikter is voor mensen met affectieve stoornissen. De samenhang tussen geestelijke

gezondheid, psychopathologie en welbevinden is al door Keyes (2005) in kaart gebracht: het

twee- continua model. Dit model stelt namelijk dat positieve geestelijke gezondheid aan de

ene kant wel gerelateerd is aan psychische aandoeningen, maar aan de andere kant toch

duidelijke verschillen bestaan (Keyes, 2005). Iemand met een psychische aandoening heeft

een hogere kans op een laag welbevinden zoals weinig positieve emoties, lage tevredenheid

met het leven en verminderd functioneren in het sociale leven (Lamers et. al, 2010). Maar

toch blijkt deze relatie niet ronduit. Een individu kan tegelijkertijd aan een psychische

aandoening lijden en een goed psychologisch welbevinden hebben (Lamers et. al, 2010).

Andersom is de afwezigheid van psychopathologie geen waarborg voor tevredenheid en een

goed emotioneel welbevinden. Dat zou voor dit onderzoek kunnen betekenen dat er andere

resultaten zouden zijn als het onderzoek bij mensen was afgenomen met een psychische

aandoening.

4.1 Sterke punten, beperkingen en aanbevelingen

Een sterk punt van dit onderzoek is het gebruik maken van het LISS panel. Ten eerste zijn de

deelnemers random geselecteerd en ten tweede werd er een redelijk grote steekproef van 1662

Nederlandse volwassenen betrokken. Dit heeft tot gevolg dat het onderzoek een hoge

betrouwbaarheid en een hoge externe validiteit laat zien, waardoor de resultaten

waarschijnlijk representatief zijn voor de Nederlandse bevolking.

Verder is de opzet van dit onderzoek geschikt om causaliteit aan te tonen voor zover dat

mogelijk is binnen een quasi-experiment. Volgens Menard (1991) heeft een longitudinale

analyse toegevoegde waarde vanwege drie redenen. Ten eerste hebben onderzoekers de

mogelijkheid om patronen van covariaties te ontdekken door variabelen binnen de context van

de tijd te beschouwen. Ten tweede bestaat de kans een mogelijke causaliteit in beide

richtingen aan te tonen door de correlaties op meerdere tijdstippen te bestuderen. Bovendien

Page 22: De wederkerige relatie tussen emotioneel en psychologisch ...essay.utwente.nl/65651/1/Franzen, V.S. - s1195166...aspecten van het hedonistisch perspectief als aspecten van het eudemonisch

18

wordt door de longitudinale analyse een goede schatting van de constructstabiliteit gegeven,

aangezien de relatie tussen opeenvolgende metingen van dezelfde variabele wordt

geanalyseerd. Echter moet worden vastgehouden, dat cross-lagged correlaties uiteindelijk niet

geschikt zijn om definitieve causaliteit aan te duiden. Alleen in de context van een experiment

kan dit worden aangetoond. Het is nochtans tijfelachtig of een experiment binnen dit context

ethisch te verantwoorden zou zijn.

Daarnaast is het belangrijk te noemen, dat in het huidig onderzoek gebruik werd gemaakt van

cross-sectionele en partiële correlaties. Deze opgesplitste statistische methode heeft een aantal

nadelen ten opzichte van een volledige padanalyse. Ten eerste moet de veronderstelling van

de stabiliteit worden aangetoond. Ten tweede is er geen maat voor de invloed van causale

effecten. Ten derde is er ook geen procedure om mediërende processen te vermelden, terwijl

binnen een padanalyse zowel indirecte en directe effect wordt beschouwd (Kenny, 1975;

Kenny en Harackiewicz, 1979). Een bijkomend limitatie is het concept van emotioneel

welbevinden binnen de Health Continuum-Short Form omdat het op maar drie items is

gebaseerd. Dit zou tot gevolg kunnen hebben dat essentiële componenten van het emotioneel

welbevinden niet juist zijn begrepen door deelnemers of voldoende kunnen worden getoetst.

Voor toekomstig onderzoek zou het aanbevelenswaardig zijn om gebruik te maken van een

padanalyse om meetfouten te kunnen voorkomen. Verder zou het interessant zijn om een

longitudinale studie over meerdere jaren te doen. Daardoor zouden er meer langdurige

effecten van de relatie tussen emotioneel en psychologisch welbevinden naar voren kunnen

komen. Door proefpersonen binnen een langdurig onderzoek te begeleiden zou er misschien

een duidelijk patroon voortkomen in hoeverre emotioneel en psychologisch welbevinden

elkaar beїnvloeden. Daarbij zouden er modererende factoren zoals persoonlijkheid of

levensgebeurtenissen mee in aanmerking worden genomen, om mogelijke verklarende

variabelen voor fluctuaties van het welbevinden in kaart te brengen. DDaarnaast zou het voor

toekomstig onderzoek belangwekkend kunnen zijn om het verschil tussen de cross-lagged

correlaties tussen het tweede en het derde tijdstip nader te onderzoeken. Bij deze was de

relatie niet wederkerig, maar had het psychologisch welbevinden meer invloed op het

emotioneel welbevinden. Als dit verschil ook in verder onderzoek zou kunnen worden

aangetoond, zou dat ondersteuning bieden voor de zelf-determinatie theorie. Voor interventies

zou dit kunnen betekenen, dat de focus bij psychologische behandelingen op het bereiken van

doelen, zelfacceptatie, persoonlijke groei, autonomie en omgevingsbeheersing zal liggen.

Page 23: De wederkerige relatie tussen emotioneel en psychologisch ...essay.utwente.nl/65651/1/Franzen, V.S. - s1195166...aspecten van het hedonistisch perspectief als aspecten van het eudemonisch

19

Verder zou het wegens de overlap tussen emotioneel en psychologisch welbevinden van

belang kunnen zijn het sociaal welbevinden en de samenhang met het emotioneel en

psychologisch welbevinden te onderzoeken. De sociale component, dus of iemand zich

geaccepteerd en geїntegreerd voelt in zijn omgeving en de maatschappij, blijkt wel een groot

deel uit te maken van het welbevinden. Verder zou het interessant zijn om te onderzoeken of

er een verschil bestaat tussen de cross-lagged correlaties tussen het emotioneel en

psychologisch welbevinden van mensen met en zonder psychische aandoeningen. Volgens het

twee- continua model is de relatie tussen welbevinden en psychopathologie namelijk niet

ronduit. Bevindingen uit onderzoek met psychisch zieke mensen zouden nuttig kunnen zijn

voor de klinische praktijk. Hierdoor zou bijvoorbeeld duidelijker worden of interventies zich

in eerste instantie moeten richten op het emotioneel of psychologisch welbevinden om

geestelijke gezondheid te bevorderen.

Samenvattend kan worden vastgesteld dat er een wederkerige relatie bestaat tussen

emotioneel en psychologisch welbevinden, dus dat ze elkaar op dezelfde wijze beїnvloeden.

Page 24: De wederkerige relatie tussen emotioneel en psychologisch ...essay.utwente.nl/65651/1/Franzen, V.S. - s1195166...aspecten van het hedonistisch perspectief als aspecten van het eudemonisch

20

5 Referenties

de Beurs, E., & Zitman, F. (2006). De Brief Symptom Inventory (BSI): De betrouwbaarheid en

validiteit van een handzaam alternatief. [The Brief Symptom Inventory (BSI): The reli-

ability and validity of a practical alternative to the SCL 90]. Maandblad Geestelijke

Volksgezondheid, 61, 120-141.

Braungart, J.M., Plomin, R., DeFries, J.C. & Fulker, D.W. (1992). Genetic influence on tester-

rated infant temperament as assessed by Bayley’s Infant Behavior Record: Nonadoptive

and adoptive siblings and twins. Developmental Psycholgy, 28, 40-47.

Campbell, A., Converse, P. E., & Rodgers, W. L. (1976). The quality of American life, New

York, Russell Sage Foundation.

Clegg, C. W., Jackson, P. R., Wall, T. D. (1977). The potential of cross-lagged correlation

analysis in field research. Journal of Occupational Psychology, 50, S. 177-196.

Compton, W.C., Smith, M.L., Cornish, K.A., Qualls, D.L. (1996). Factor structure of mental

health measures. Journal of Personality and Social Psychology, 71, 406–13.

Costa, P.T., McCrae, R.R. (1980). Influence of Extraversion and Neuroticism on Subjective

Well-Being: Happy and Unhappy People. Journal of Personality and Social Psycholo-

gy, 38, 4, 668-678.

Costa, P.T., McCrae, R.R, Zonderman, A.B. (1987). Environmental and dispositional influ-

ences on well-being: Longitudinal follow-up of an American national sample. British

Journal of Psychology, 78, 299-306.

Delle Fave, A., Massimini, F. & Bassi, M. (2011). Psychological Selection and Optimal Expe-

rience Across Culture: Social Empowerment through Personal Growth, 2, Springer,

London

Decy, E.L., Ryan, R.M. (2006). Hedonia, Eudaimonia, and well-being: An

Introduction. Journal of Happiness Studies, 9:1–11, DOI 10.1007/s10902-006-9018-1

Diener, E., Lucas, R.E. (1999). Personality and subjective well-being. See Kahneman et al

1999, pp. 213–29.

Diener, E., Sandvik, E., Seidlitz, L., & Diener, M. (1993). The relationship between income

and subjective well-being: Relative or absolute'?. Social Indicators Research, 28, 195-

223.

Diener, E., Suh, E.M., Lucas, R.E. & Smith, H.L. (1999). Subjective Well-being: Three Dec-

ades of Progress. Psychological Bulletin, Vol. 125, No.2, 276-302.

Page 25: De wederkerige relatie tussen emotioneel en psychologisch ...essay.utwente.nl/65651/1/Franzen, V.S. - s1195166...aspecten van het hedonistisch perspectief als aspecten van het eudemonisch

21

Fava, G.A. & Ruini, C. (2002). Development and characteristics of a well-being enhancing

psychotherapeutic strategy: well-being therapy. Journal of Behavior Therapy and Ex-

perimental Psychiatry, 34, 45–63, doi:10.1016/S0005-7916(03)00019-3

Folkman, S., & Moskowitz, J. T. (2000). Positive affect and the other side of coping. American

Psychologist, 55, 647-654.

Fredrickson, B. L. (1998). What good are positive emotions? Review of General Psychology, 2,

300-319.

Frederickson, B.L. (2001). The role of positive emotions in positive psycholgy. American

Psychologist, Vol. 56, No. 3, 218-226.

Frederickson, B.L. & Joiner, T. (2002). Positive emotions trigger upward spirals toward emoti-

onal well-being. Psychological Science, Vol 13, No. 2.

Fujita, F., Diener, E. & Sandvik, E. (1991). Gender differences in negative affect and well-

being: The case for emotional intensity. Journal of Personality and Social Psychology,

61, 427-434.

Gallagher, M.W., Lopez, S. J., & Preacher, K.J. (2009). The hierarchical structure of well-

being. Journal of Personality, 77, 1025-1049.

Huizingh, E. (2010). Inleiding SPSS 18 voor IBM SPSS Statistics en Data Collection Author

(10e editie). Den Haag, Nederland: Sdu Uitgevers

Kahneman, D., Diener, E., Schwarz, N. (1999).Well-Being: The Foundations of Hedonic Psy-

chology. New York: Russell Sage Found.

Kenny, D.A. (1975). Cross-Lagged Panel Correlation: A Test for Spuriousness. Psychological

Bulletin, Vol. 82, No. 6, 887-903.

Kenny, D.A., Harackiewicz, J.M. (1979). Cross- Lagged Panel Correlation: Practice and Prom-

ise. Journal of Applied Psychology, Vol. 64, No. 4, 372-379.

Keyes, C.L.M. (2002). The mental health continuum: From languishing to flourishing in life.

Journal of Health and Social Behavior, 43(2), 207–222.

Keyes, C. L. M. (2005). Mental health and/or mental illness? Investigating axioms of the com-

plete state model of health. Journal of Consulting and Clinical Psychology,73, 539–548.

Keyes, C. L. M. (2007). Promoting and protecting mental health as flourishing: A complemen-

tary strategy for improving national mental health. American Psychologist, 62, 95–108.

Keyes, C.L.M., Eisenberg, D., Dhingra, S.S., Perry, G.S., & Dube, S.R. (under review). The

Relationship of Positive Mental Health with Mental Illness, Suicidality and Academic

Performance in U.S. College Students

Page 26: De wederkerige relatie tussen emotioneel en psychologisch ...essay.utwente.nl/65651/1/Franzen, V.S. - s1195166...aspecten van het hedonistisch perspectief als aspecten van het eudemonisch

22

Keyes, C.L.M., Ryff, C.D. & Shmotkin, D. (2002). Optimizing Well-being: The Empirical

Encounter of Two Traditions. Journal of Personality and Social Psychology, Vol. 82,

No. 6, 1007–1022, DOI: 10.1037//0022-3514.82.6.1007

Keyes, C. L. M., Wissing, M., Potgieter, J.P., Temane, M., Kruger, A., & van Rooy, S. (2008).

Evaluation of the Mental Health Continuum-Short Form (MHC-SF) in Setswana-

speaking South Africans. Clinical Psychology and Psychotherapy, 15, 181-192.

King, L. A., & Napa, C. K. (1998). What makes a life good? Journal of Personality and Social

Psychology, 75, 156–165.

Lamers, S.A.M., Westerhof G.J., Bohlmeijer E.T., Ten Klooster, P.M., Keyes, C.L.M. (2010).

Evaluating the Psychometric Properties of the Mental Health Continuum-Short Form

(MHC-SF). Journal of Clinical Psychology, Vol. 67(1), 99-110, DOI:

10.1002/jclp.20741

Lent, R. W. (2004). Toward a unifying theoretical and practical perspective on well-being and

psychosocial adjustment. Journal of Counseling Psychology, 51,482–509.

Menard, S. (1991). Longtitudinal research. Quantitative Applications in the Social Sciences, 76,

Thousand Oaks, CA: Sage.

Okun, M. A., & George, L. K. (1984). Physician- and self-ratings of health, neuroticism and

subjective well-being among men and women, Personality and Individual Differences,

5, 533-539.

Rafanelli, C., Conti, S., Mangelli, L., Ruini, C., Ottolini, F., Fabbri, S., Tossani, E., Grandi, S.,

& Fava, G. A. (2002). Psychological well-being and residual symptoms in patients with

affective disorders. Rivista di Psichiatria, 37, 179–183.

Rafanelli, C., Park, S. K., Ruini, C., Ottolini, F., Cazzaro, M., & Fava, G. A. (2000). Rating

well-being and distress. Stress Medicine, 16, 55–61.

Raghunathan, T. E., Rosenthal, R. & Rubin, D. B. (1996). Comparing Correlated but

Nonoverlapping Correlations. Vol 1, No. 1, 178-183.

Ryan, R.M., Deci, E.L. (2000). Self-determination theory and the facilitation of intrinsic moti-

vation, social development, and well-being. American Psychologists, Vol. 55, 68-78.

Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2001). On happiness and human potentials: A review of research

on hedonic and eudaimonic well-being. Annual Review of Psychology, 52, 141–166.

Ryan, R. M., Huta, V., & Deci, E. L. (2006). Living well: A self-determination theory of

eudaimonia. Journal of Happiness Studies, 9, 139–170.

Ryff, C.D. (1989). Happiness is everything, or is it? Explorations on the meaning of psycholog-

ical wellbeing. Journal of Personality and Social Psychology, 57(6), 1069–1081.

Page 27: De wederkerige relatie tussen emotioneel en psychologisch ...essay.utwente.nl/65651/1/Franzen, V.S. - s1195166...aspecten van het hedonistisch perspectief als aspecten van het eudemonisch

23

Ryff, C. D. (1989). In the eye of the beholder: Views of psychological well-being among mid-

dle aged and older adults. Psychology and Aging,4, 195–210.

Ryff, C. D. & Singer, B. H. (1996). Psychological well-being: Meaning, Measurement, and

Implications for Psychotherapy research. Psychotherapy and Psychosomatics, 65, 14–

23.

Seligman, M.E.P., Csikszentmihalyi, M. (2000). Positive Psychologie: An Introduction. Ameri-

can Psychological Association. Vol 55. No.1, 5-14, DOI: 10.1037//0003-066X.55.1.5

Steger, M. F., Kashdan, T. B., & Oishi, S. (2008). Being good by doing good: Daily

eudaimonic activity and well-being. Journal of Research in Personality, 42, 22–42.

Suh, E., Diener, E., & Fujita, F. (1996). Events and subjective well-being: Only recent events

matter. Journal of Personality and Social Psychology, 70, 1091-1102.

Tellegen, A., Lykken, D.T., Bouchard, T.J., Wilcox, K.J., Segal, N.L. & Rich, S. (1988). Per-

sonality similarity in twins reared apart and together. Journal of Personality and Social

Psychology, 54, 1031-1039.

Tugade, M.M., Frederickson, B.L. (2004). Resilient individuals use positive emotions to

bounce back from negative emotional experiences. Journal of Personality and Social

Psychology, Vol. 86, No. 2, 320-333.

Waterman, A.S. (1993). Two conceptions of happiness: Contrasts of personal expressiveness

(eudaemonia) and hedonic enjoyment. Journal of Personality and Social Psychology,

64, pp. 678–691.

World Health Organization (2004). Promoting mental health: Concepts, emerging evidence,

practice